Wij gaven al weer hoe speciaal het handeldrijvend gedeelte van deze middenstand onder de inwerking van de diepe crisis in ernstige nood kwam te verkeren. Naarmate onder het publiek de koopkracht afnam, kregen de winkeliers minder te verkopen - en naarmate de malaise om zich heen greep, waren er meer mensen die als winkelier of door het anderszins bezetten van een klein, desnoods een miniem-klein plaatsje op de distributiesector, trachtten een paar tientjes per week te verdienen. De rapporten van het in 1930 door de regering en de Kamers van Koophandel in het leven geroepen Economisch Instituut voor de Middenstand gingen van een ongebreidelde concurrentie gewagen waar niet alleen de distribuanten zelf maar soms ook de kopers meer bij dreigden te verliezen dan te winnen. De regering ging ingrijpen. In '32 trad de Winkelsluitingswet in werking die de winkelier beschermde tegen zelfuitputting ; in '35 werden de uitverkopen (vaak een vorm van afzet van artikelen van lage kwaliteit) aan banden gelegd, in '36 geschiedde hetzelfde met het afbetalingswezen. Van nog groter belang was, in '37, de Vestigingswet kleinbedrijf die het mogelijk maakte, aan het openen van een detailzaak eisen te verbinden inzake handelskennis, vakbekwaamheid en kredietwaardigheid. Een jaar later maakte de Bedrijfsvergunningenwet het bovendien mogelijk, de vestiging van bepaalde winkelbedrijven te verbieden indien zij, naar het oordeel van de overheid, niet in een behoefte voorzagen. Wat de Vestigingswet betrof: zij werd eerst toegepast indien het bedrijfsleven zelf (de ondernemers dus in een tak van detailhandel of ambacht) daarom vroegen. Men onderscheidde in de detailhandel vijftig branches. Toen de bezetting begon, waren door de toepassing van de Vestigingswet van de tien grootste branches vijf (kruide20
Bedrijfsvergunningenwer-rçjê
Bezuinigingsmaatregelen
Boerenstand
Colijn, H.
Economisch Instituut voor de Middenstand 1930
Kamers van Koophandel
Vestigingswet Kleinbedrijf-rçjy
Winkelsluitingswet-1932
COLlJN EN DE 'AANPASSING'nierswinkels, bakkerijen, slagerijen, rijwielhandels, brandstoffenzaken) min of meer gesaneerd, althans tegen de ergste uitwassen beschermd.'