In het algemeen trok Nederland duidelijk profijt van de contingenteringspolitiek die Indië bedreef (in 1936 was ongeveer een kwart van de Indische invoer gecontingenteerd en van '33 tot '36 steeg de uitvoer van Nederland naar Indië van f 31 tot f 44 mln") tenslotte viel 35 % van die uitvoer onder speciale beschermende maatregelen in Indië; maar slechts 13 % van de Indische uitvoer naar Nederland viel onder speciale beschermende maatregelen in Nederland. 4 Die waren er dus wel. Het was niet zo dat Nederland niets deed om Indië bij te staan. Afgezien van omvangrijke regerings-voorschotten en-leningen (maar die moesten terugbetaald worden!), afgezien ookA.v., p.Brief,febr.van de Bond van eigenaren vanIndische suikerondernemingen aan de ministerraadagendastukp.A. Blaisse,VI, p.A.v., p.21Blaisse, P. A.Bond van eigenaren van Nederlands-Indische SuikerondernemingenContingenteringNederlands-IndiëCOLIJN EN DE 'AANPASSING'van een in' 36 toegezegde, over drie jaar verdeelde schenking van f 25' mln, kwamen de Nederlandse onderhandelaars bij de handelsbesprekingen met het buitenland vaak voor de Indische export-belangen op. Dat nam niet weg dat zich in Indië bij gouvernement en bedrijfsleven steeds sterker de overtuiging vestigde dat men die belangen zelf effectiever kon behartigen. Dat Indië uitsluitend de handelsbesprekingen met Japan zelfstandig mocht voeren, maar overigens zijn wensen alleen maar via het Haagse departement van koloniën en het Haagse departement van economische zaken kenbaar kon maken en tot gelding kon brengen, ging men als een door omslachtigheid gekenmerkte anomalie voelen. Dat zou na mei '40 nog belangrijke psychologische gevolgen hebben. Want men was zich, sterker dan ooit, in de crisisjaren gaan ergeren aan die Haagse bevoogding. Men achtte zich tekort gedaan.