Het begin was moeilijk. De al gememoreerde 'vergaderingen van klein formaat'
wekten in de kringen waartoe Mussert en van Geelkerken zich wendden, wel enige belangstelling, maar de organisatie kwam in de eerste maanden van 1932 niet van de grond. Pas in maart begon men leden in te schrijven, in mei werd de honderd gepasseerd.! Als werfmiddel was er alleen Musserts brochure Programma met toelichting, maar toen de eerste oplaag gedrukt was, was het geld op: de nieuwe leden moesten, voor men verder kon gaan, voor nieuw geld zorgen. Er werd een adIninistrateur aangesteld om te bevorderen dat de kleine organisatie geen te grote financiële verplichtingen aanging. De man die Mussert voor die functie gekozen had, kreeg na korte tijd ontslag." Hij liet een 'fmanciële debacle'
achter en Mussert moest na een half jaar opnieuw beginnen,"
Hij kreeg nu meer geld; van wie, weten wij niet. Voor het feit zelf kunnen wij twee bewijzen aanvoeren. Het eerste, dat hij begin november '32 tot '
de instelling ener weerbaarheid' overging: de NSB kreeg eigen Weer-Afdelingen (de WA), een paramilitaire formatie welker leden geuniformeerd werden; als tweede bewijs mogen wij zien dat hij eind '32 het besluit nam, een weekblad van aanzienlijk formaat uit te geven, Volk en Vaderland. De verschijning van het eerste nummer viel samen met de eersteJ.'dertig jonge kerels die daar in de zwarte uniform staan opgesteld'
."
Onder die eerste WA-leden bevonden zich verscheidene beroeps-officieren en -onderoflicieren, Echter, op 30 januari '33 verbood de minister van defensie het militaire kader, lid te zijn van particuliere weerbaarheidsorganisaties. Zes weken later, op 10 maart, werd dat verbod uitgebreid: kaderleden mochten voortaan niet bij 'groepen op fascistische grondslag'
aangesloten zijn of daar steun aan verlenen. 'Enkele honderden beroepsofficieren en -onderoflicieren waren omstreeks die tijd lid van de NSB. Het merendeellegde zijn lidmaatschap neer en trad uit de WA. Wie lid bleven, zoals een aantal reserve-officieren, kregen eervolontslag uit de militaire dienst. In verband met deze verboden sloot ook de Burgerwacht voortaan NSB- en WA-leden van deelneming uit'2 - een maatregel waartegen door '
vele afdelingen van de Burgerwacht' geprotesteerd werd."
Wat betekende dat alles 1 Toch wel niet meer dan dat men in regeringskringen besefte dat kaderleden van het leger en kader- en gewone leden van de Burgerwacht (de twee formaties die in geval van nood ingezet zouden moeten worden bij het tegengaan van links- of rechts-revolutionaire woelingen) niet tegelijk gehoorzaamheid verschuldigd konden zijn aan de overheid en aan een particulier partijleider. Verder wilde de regering óp dat moment niet gaan. welnam zij in de zomer en herfst van '33 enkele maatregelen die de strekking hadden, politieke deining op de openbare weg te voorkomen: in juli werd ambtenaren verboden, politieke onderscheidingstekenen te dragen, medio september werd dat verbod uitgebreid tot het, door wie ook, 'in het openbaar dragen van kledingstukken of opzichtige onderscheidingstekenen, uitdrukkende een bepaald' staatkundig streven.î+ Die bepalingen hadden evenwel op alle politieke groeperingen tezamen betrekking en richtten zich niet speciaal tegen de NSB. Minister-president Colijn stond toen nog op het naïeve standpunt, 'dat Mussertlegaal werkte'
. 5 Er was aarzeling, hem op één lijn te stellen met een Baars, een Haighton, een
'Ik heb de overtuiging'
, aldus het hoofd van het Hilversumse politiekorps, 'dat zij zeer regeringsgetrouw zijn. Nogmaals, ik heb nog nooit last met hen gehad. Welhebben zij mij uitgenodigd, op hun vergaderingen te komen, doch ik heb geantwoord dat ik daarheen mijn mannetjes zou sturen. Ik verklaar oprecht, nog niet veel van het fascisme te weten, doch ik beschouw het wel als een tegenwicht voor communisme en socialisme.'
Zo dachten toen velen. De voorzitter van de vergadering, J. W. van Oorschot, erkende trouwens dat als men ooit tussen cornmunisme en nationaalsocialisme zou moeten kiezen, 'de keuze tussen deze beide kwaden niet moeilijk'
zou zijn, 'maar gelukkig zijn wij hier in Nederland nog niet voor die keuze gesteld'
: de regering wenste dat de politie óók de NSB zou gaan observeren, 'zo mogelijk zijn de inlichtingen omtrent het fascisme op het ogenblik van nog groter belang dan die omtrent de CPH. Vandeze partij toch weten wij reeds dat zij niet deugt'.
"
Eind december '33 (wij maakten er in ander verband al melding van) werd de NSB voor ambtenaren verboden. Daarbij handelde de regering minder uit eigen overtuiging dan onder pressie van het parlement. Aarzelingen bleven dan ook bestaan. Nog geen jaar later meende de minister van justitie, mr. van Schaik, dat het 'een punt van nadere overweging (zou) kunnen uitmaken of niet tegenover de NSB een iets ruimere houding zou kunnen worden aangenomen'. Immers: 'Hetgeen mij in de loop van het laatste jaar over het doen en laten van de NSB is gerapporteerd, heeft mij het bewijs van een illegaal, revolutionair, gezagsvijandig of tegen het koningshuis gericht streven niet geleverd.P Van Schaik kreeg in de ministerraad onvoldoende steun: het verbod bleef gehandhaafd. Niet dat de toepassing steeds even gemakkelijk was! Om te beginnen mochten de leerkrachten van het gemeentelijk openbaar onderwijs, wier rechtspositie apart geregeld was, van alle voor ambtenaren verboden verenigingen lid blijven (zo kon men in Amsterdam aan de katholiek G. F. Vlekke, hoofd van een openbareJ.'in voortdurende verbinding met het hoofdkwartier'
van de nieuwe beweging- - en van zijn staf was de Centrale Inlichtingsdienst formeel een onderdeel! Toen hem 'bleek, dat de dienst de namen kende, ook van een deel der officieren die tot de NSB hadden behoord, doch na het verbod hadden bedankt, werd hij woedend".
Overste Rooseboom kreeg het met zijn observaties betreffende Mussertendezijneneen tijd lang dan ook 'uiterst moeilijk ... Men heeft wel eens pogingen gedaan om die toestand de nek om te draaien, maar dat is altijd mislukt."
Intussen had het voor ambtenaren geldend verbod, lid te zijn van de NSB, eonsequenties gehad voor de Algemeen Leider en de Algemeen Secretaris. Ruim twee jaar na die eerste vergadering van 14 december '31 was Mussert in Utrecht nog steeds hoofdingenieur van de waterstaat, van Geelkerken nog steeds ambtenaar bij de provinciale griftie. Beiden kregen begin '34 te horen dat hun met ingang van 1 mei ontslag verleend zou worden. Mussert protesteerde bij de Provinciale Staten met een brief waarin hij, niet zonder zelfverheffing, beweerde dat in de zes-en-een-halfjaar van zijn werkzaamheid als hoofdingenieur 'vrijwel aile waterstaatkundige problemen welke in de provincie aanwezig waren, tot oplossing (waren) gekomen'." Het protest baatte niet: de twee ontslagen gingen op de genoemde datum in. Financieel maakte zulks op dat moment voor Mussert noch voor van Geelkerken enig verschil. Ten laste van de Nederlandse Nationaal-Socialistische Uitgeverij, de Nenasu, die o.m. Volk en Vaderland uitgaf, kreeg Mussert voortaan jaarlijks een inkomen van f 9000 waardoor hij met zijn pensioen ongeveer op zijn vroeger inkomen alshoofdingenieur kwam te staan", van Geelkerken ontving volgens eigen opgave uit dezelfde bron een jaarinkomen van f 6000. 7 VoorJ.J.'ers een fonds van bijna f 15000 bijeengebracht: twee-derde voor Mussert, één derde voor van Geelkerken ; Mussert kocht er dadelijk een lijfrente voor zijn vrouw mee.! Al die regelingen bleven binnenskamers en dat bevorderde dat de buitenwereld de indruk kreeg dat de Algemeen Leider en de Algemeen Secretaris van de NSB een groot persoonlijk offer gebracht hadden voor hun ideaal. Uit NSB-kringen werd Mussert met huldigende brieven, telegrammen en bloemen overladen, de groep-Hilversum schonk hem een auto."
Wij moeten het effect van dit dubbele ontslag niet onderschatten: op een moment waarop honderdduizenden Nederlanders werkloos waren, gold een vaste ambtenarenpositie als een kostelijk bezit. Dat hadden Mussert en van Geelkerken prijsgegeven: voorlopig als enigen.ê Menige volgeling beschouwde hen voortaan als martelaar voor een heilige zaak, de NSBpropaganda buitte hun 'offer'
terdege uit.
Die propaganda greep steeds wijder om zich heen. Haar thema's waren eenvoudig: het liberalisme moest afgewezen worden omdat er 'het marxisme'
uit voortkwam, 'het marxisme'
omdat het tot de ondergang voerde; onweerstaanbaar (zie naar Italië! zie naar Duitsland!) was een nieuwe tijd op komst waarin 'de eeuwenoude, onvergankelijke zedelijke waarden' die in het Leidend Beginsel van de NSB neergelegd waren, tot gelding zouden komen. 'Wij willen leven'
, aldus Mussert op tientallen vergaderingen, 'in een gezonde, gereinigde atmosfeer.Wij willen weer een volk worden, een gemeenschap met idealen en waar rechtvaardigheid zal heersen. Daarom ten strijde tegen de afbraak van de natie, de klassestrijd,de volksvergiftiging, het parlementair systeem."
Nieuwe symbolen werden ingevoerd in de politieke strijd: de kleuren rood-zwart, het driehoekig lidmaatschapsspeldje, de groet 'Hou-zee'
": de actie kreeg meer en meer een martiaal karakter. Hoofdzakelijk door giften van rijkere leden werd de NSB in staat gesteld, in tal van steden 'kringW. Wessels:p.Stukkenin Archief NSB, mapc.Opaug.schreef Mussert aan graaf de Marchantet d'Ansembourg, dieverband met zijn toetreden tot de NSB ontslag gekregen had als burgemeester van Amstenrade: 'Wij hebben behalvetot op heden geen enkele rijksambtenaardie de eonsequentiesheeft kunnen aanvaarden.'(ArchiefNSB, mapAantekeningenvoor Mussertstoespraakte Bunschoten,nov.(ArchiefNSB, Leider,mapg).Voor het eerst gebezigd opmeite Ijmuiden (NSB, Hoofdkwartier, Propagandaraad,notulenjan.p.ArchiefNSB, map'zekere moedeloze gelatenheid'
, 'anders is het gesteld met die klasse van de bevolking welke men zou kunnen noemen de '
bourgeoisie' ... De jeugd uit (die) kringen hoopt, door het 'fascisme'
aan de slag te komen; winkeliers die een zeer moeilijke tijd doormaken, hopen op verminderd succes van warenhuizen, Joodse invloed etc.; sommige zakenlieden \s het te doen om het verlaten van de gouden standaard; officieren hopen op versterking van de weermachtsgedachte.'
En de conclusie: 'Ieder vindt in het fascistisch gedoe iets van zijn gading."
Dat 'iets'
was dan voldoende.
De cijfers voor het ledental van de NSB klommen snel: ca. I 000 begin '33, 22 000 in januari 1934 2, 33 000 tegen het einde van dat jaar," ruim 36 000 in april '35 aan de vooravond van de verkiezingen voor de Provinciale Staten."
Dat succes steeg de leiding naar het hoofd. Zij constateerde wel dat haar beweging van meet af aan bestrijding, felle bestrijding zelfs, ontmoette, maar dat schokte haar de eerste jaren niet in haar zelfvertrouwen. Begin ' 33 meende het hoofd van de afdeling propaganda van het hoofdkwartier, F. E. Farwerck, dat het voldoende was indien die propaganda zich richtte op arbeiders en boeren en, in de tweede plaats, op middenstanders: 'werkgevers, intellectuelen e.d. komen vanzelf wel tot ons'.
5 Wij behoeven, betoogde dezelfde functionaris in november van dat jaar, niet meer leden te krijgen dan 200 000, 'omdat daarmede het vereiste aantal stemmen voor het bereiken van een meerderheid zou zijn verkregen'
,"
Het aantal abonné's op Volk en Vaderland nam niet zo snel toe: van bijna 6 000 eind juli '33 tot ruim 14 000 begin '
34 en ruim 23 000 eenjaar later." Daarnaast werd met dit weekblad druk gecolporteerd - een colportage die met name in de grote steden van het westen des lands, Amsterdam vooraan, vaak tot relletjes leidde. 'Werd aanvankelijk vooral in Amsterdam-West
1 Cl: Overzicht-1935, no. 1-2, p. 3. 2 Cl: Jaarbericht A (jan. 1934), p. 2. S NSB, 'Algemene Raad, notulen 7 dec. 1934 (Notulencahier, p. 7, ArchiefNSB, map 38 a). • Bijlage bij brief, 13 sept. 1940, van C. J. Huygen aan Th. Stadler (a.v., map 48 d) . .s Rondschrijven, z.d. (begin 1933), van de algemeen propaganda-leider aan de districts-propagandaleiders (a.v., map 181). 6 'Notulen der vergadering gehouden ten huize vanir, F. A. Smit-Kleine, kringleider van Haarlem, op 10 november 1933' (a.v., map 207). 7 Gegevens a.v., map'in beginsel bestemd voor dekkingsdiensten bij de straatcolportage'
. 3 Kleine gevechten bleven veelvuldig voorkomen. Daarbij vielen in '33 en '
34 onder de NSB'ers een-en-negentig gewonden, van wie vijf-en-dertig in Amsterdam."
Op 7 oktober 1933 had Mussert, weer in Utrecht, zijn tweede landdag gehouden. Er waren 6 000 deelnemers." Geruime tijd verliep, voor de derde landdag plaats vond. Dat was opzet. Beseffend dat zijn beweging toen veel te klein was om aan de stembusstrijd deel te nemen, had Mussert in april '33 de verkiezingen voor de Tweede Kamer laten lopen: vijf uitgesproken fascistische of nationaal-socialistische groeperingen hadden die terughoudendheid niet opgebracht; samen moesten zij een miserabele 0,7% van het totaal aantal stemmen delen. In april '35 zou opnieuw gestemd worden, ditmaal voor de Provinciale Staten: op de rode in Drente en Overijsel, op de r xle in alle overige provincies behalve Gelderland, op de zöste in laatstgenoemde provincie - ennu besloot Mussert zijn kans te wagen. Begin '35 begon een intensieve propaganda-actie; de laatste ronde zou ingeluid worden met een machtig leden-appèl: een nieuwe landdag, de derde, te houden in het RAl-gebouw in het 'rode'
Amsterdam. Zestien extra-treinen zouden bij drie Amsterdamse stations aankomen: Centraal-, Weesperpoorten Muiderpoortstation; Musserts bedoeling was dat van die stations met vliegende vaandels en slaande trom opgetrokken zou worden naar de RAl, maar de burgemeester van Amsterdam, de anti-revolutionair W. de Vlugt, verbood het vormen van spreekkoren, het maken van muziek en het meevoeren van vlaggen of van doeken met leuzen": 'stille'
optochten werden dus wel toegestaan en de politie kreeg tot taak, tegen alle ordeverstoring met kracht op te treden. Dat deed zij ook. Op de Nieuwe Zijds Voorburgwal en elders in
'Fascisme is moord!'
) en Hitler ('Weg met de Nazi'
s!') in één front streed: die betogers werden door de politie (ook bereden politie en marechaussee waren ingezet) met gummiknuppels verjaagd. 'Onder een toekomstig nationaal-socialistisch bewind'
, aldus een week later een tevreden Volk en Vaderland, 'zal dit corps ongetwijfeld worden gewaardeerd gelijk het verdient. '1
De langgerekte zaal van het RAl-gebouw was rijk met vlaggen versierd toen Mussert er zijn intocht deed:
'Een korte mars - dan een klare stem: 'De Leider!' Met enkele stappen bereikte Mussert het podium terwijl uit duizenden kelen het '
Hou-zee' weerklonk. Heel de verwachting, de bereidheid tot een moedig voorwaarts bond de zaal tot een eenheid gelijk de gouden pijlbundel op de nieuwe standaard van onze Algemeen Leider. Schouder aan schouder stonden allen in de verschemerde zalen waar de grote schijnwerpers hun lange bundels licht lieten glijden over de opgerezen gestalten, de geheven armen, de voor de commandotoren opgestelde kringstandaards.'"
Mussen sprak. Zijn veroordeling van het regeringsbeleid culmineerde in een litanie-achtige opsomming van euvelen; wij vinden er tegelijk de thema's in die de NSB-propaganda in de verkiezingscampagne aanhief: weer kon ieder 'iets van zijn gading'
vinden:
'Voortgaande afbraak van ons bedrijfsleven. Terrorisering door een leger van crisis-ambtenaren. Verarming allerwege. Stopzetting van scheepvaartdiensten ... Invoering van nieuwe belastingen op het bedrijfsleven. Kunstmatige opvoering van de werkloosheid door afslachting van het antobusbedrijf. Toeneming van de schulden met honderden miljoenen. Toeneming van de werkloosheid van 200 000 tot meer dan 400 000. Uitgave van 20 miljoen gulden om de taal van de rode schoolmeesters in te voeren die te lui of te stom zijn om uw kinderen fatsoenlijk Nederlands te leren."
Inrichting in deWieringermeer van een kolonie voor buitenlandseJoden. Inrichting van een concentratiekamp om op onzekosten te onderhonden het uitschot van Europa dat ze eerst hier hebben binnengehaald als arme slachtoffersvan boze Naziterreur. Voortgaande afbraak van onze weermacht. Toenemende terreur tegen allen die de natie liefhebben.'
En daar dan tegenover de stralende toekomstbeloften:
1 Volk en Vaderland, 6 april 1935. "A.v. 3 Dit sloeg op de mogelijke invoering van de z.g. spelling-Marchant, een voorstel van de toenmalige minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, mr. H. P. Marchant, waarmee velen ,instemden.
'Het bedrijfsleven zullen wij bevrijden van de ordening voor de vriendjes, en het opbouwen in innige, vertrouwenwekkende samenwerking met de in bedrijven werkzaam zijnde meest deskundigen; dit zal geschieden in de corporatieën De boeren zullen weer traditie-getrouw hun roeping kunnen volgen; arbeiders van hoog tot laag, van de directeur tot de loopjongen, zullen weer leren beseffen dat zij tezamen in harmonie een taak te vervullen hebben tegenover hun volk. Nieuwe welvaart zal worden opgebouwd, niet op het seniele begrip van het goud, maar op de arbeid van een eensgezind, arbeidzaam, fatsoenlijk volk. Het jonge volk zal worden opgevoed: streng, krachtig, maar liefderijk. Kerk en staat zullen elkander daarbij wederkerig hulp verlenen. Het weerbare volk zal zijn bodem, zijn vaderland, het imperium, zo krachtig mogelijk verdedigen tegen ieder die onze zelfstandigheid of ons grondgebied wil aantasten. De krachtigsten zullen voorop staan, zullen voorgaan bij de wederopbouw, de anderen zullen volgen tot heil van geheel de natie."
Bij de zestienduizend aanwezigen" wekten deze woorden een immense geestdrift, geenszins bekoeld door de afwijzende houding die demonstrerende Amsterdarruners aan de dag gelegd hadden, evenmin door de door Mussert gegeven voorbeelden van NSB' ers die nog die laatste dagen op grond van hun politieke overtuiging ontslagen waren. Juist omgekeerd: zij voelden zich, die duizenden, als een keurbende die, in onbezweken trouw aan Mussert ('De Leider !'
) het pad volgde dat, dwars door vervolging en lijden heen, rechtstreeks naar het grote doel zou voeren: een door de NSB geregeerd, 'nieuw'
Nederland. 'Als ik terugdenk aan de wondervolle dag die wij gisteren in het RAl-gebouw mochten beleven'
, aldus een eenvoudige NSB'ster uit Den Haag in een brief aan Mussert ('Mijn Leider'
) - één brief uit vele: 'dan kan ik niet anders dan U schrijven om uit de grond vanmijn hart U dank te zeggen voor de gloedvolle woorden die U tot ons hebt gesproken en die bij mij een ontroering als nog nimmer tevoren teweeg brachten. Trachtte ik tot nu toe mijn plicht als NSB' er te doen, van nu af aan zal ik steeds mijn ijver vergroten en mijn hele wezen in dienst stellen der NSB om als vrouw U zoveelmogelijk mee te helpen aan het grootse werk tot heil van ons Vaderland."
1 Volk en Vaderland, 6 april 1935. 2 Mussert sprak in een huldetelegram aan de Koningin van 24 000. Uit archiefNSB, Leider, map 5 g, blijkt dat de Nederlandse Spoorwegen 15 470 deelnemers aan de landdag vervoerd hadden en dat uit Brussel 9, uit Duitsland 204 NSB'ers naar Amsterdam gereisd waren. Hoevelen daarenboven per fiets of auto van buiten Amsterdam gekomen waren, staat niet nauwkeurig vast. De Amsterdamse brandweer wilde in de twee RAI-zalenniet meer dan 16 000 personen toelaten; de bijeenkomst zou op I april voor 6000 Amsterdamse NSB'ers integraal herhaald worden (Volk en Vaderland, 23 maart 1935). S Archief NSB, Leider, map 5 g.
Zo voelden, zo dachten duizenden. En zij gingen aan de slag. In 800 000 exemplaren verscheen een extra-nummer van Volk en Vaderland, alleen al in de week die am de derde landdag voorafging, werden meer dan drie miljoen programma's, pamfletten en kalenderblaadjes verspreid.'
op de Amsterdamse bruggen prijkten zestig grote verkiezingsborden ('nege;n borden werden geheel vernield'), het reclamebedrijf Remace plakte er 150 grote affichesop de gemeentelijke zuilen en verhuurde daarenboven nog acht reclamewagens die door de hoofdstad reden.ê In Utrecht werd elk huis gemiddeld zesmaal met propaganda-materiaal bewerkt; in de nacht vóór de verkiezingen plakten 550 NSB'ers de stad nog eens vol met het lijstnummer en het portret van lijstaanvoerder van Geelkerken.ê
Kleinere en grotere incidenten bleven bij dat alles niet uit. In Amsterdam, Ijmuiden, Bussum en Weesp, in Veenendaal, in Zwolle, Steenwijk en Almelo, maar ook in het Friese Lemmer kwam het in de zeven weken na I maart tot straatgevechten waarbij NSB'ers gewond raakten."
De climax werd gevormd door een gebeurtenis in Amsterdam. Op 15 april hield de Vrijheidsbond er een vergadering in het Concertgebouw. Toen de eerste spreker, Abraham Asscher, voorzitter van de afdeling Amsterdam, zei dat de communisten op het punt van demagogie door de NSB 'met kilometers geslagen'
werden, riep een NSB'er van achter uit de zaal: 'Dat is een leugen!'
Hij werd er uit gezet. Een hevig kabaal volgde. De gehele zaal rees overeind, meer NSB' ers"
werden hardhandig naar de uitgang gewerkt, 'waarop de heer Asscher met luider stem riep: 'Daar gaan de landverraders!'
... Hier en daar rolde men al vechtend over de grond." 'Over stoelen werden onze kameraden heen geslagen, geduwd, geknepen en gestompt ... Buiten gekomen' hoorde ik van enige kameraden die boven zaten,' aldus een NSB'
erooggetuige, 'dat men daar met een gummilenuppel te werk ging!'6
De NSB was met de verkiezingsuitslag hogelijk tevreden. Met bijna 8 % (7,91 %) van de uitgebrachte geldige stemmen verwierf zij op slag 44 van de 535 statenzetels. Dat had nog nooit een Nederlandse politieke partij gepresteerd. Zag men scherper, dan was het resultaat niet zo indrukwekkend enJ.3'overige partijen'
die van 4,77 daalden tot 1,03 %. Voorts verloren de anti-revolutionairen de 'ZevenProvinciën-winst'
van ' 33: zij daalden met 2, I I %, en tenslotte zagen Vrijheidsbond en Vrijzinnig-democraten hun stempercentage respectievelijk met 0,86 en 0,88 % dalen. Samen was dat al meer dan 8,5 % stemverschuiving die, landelijk gezien, voor het overgrote deel de NSB ten goede gekomen was. De kracht van de zes grote democratische partijen was evenwel niet wezenlijk aangetast en de vijf die de regering-Colijn steunden, betreurden (en dat na twee jaar massale werkloosheid) slechts een gemeenschappelijk verlies van 4 %: van 62,5 tot 58,5%.
In zes provincies was de NSB boven het landelijk gemiddelde gekomen: Limburg (11,69%), Drente (11,19%), Noord-Holland (9,64%), Utrecht (9,51 %), Zuid-Holland (8,80%) en Groningen (8,42%). In Gelderland haalde zij bijna het gemiddelde (7,77%); zij bleef er onder in Overijsel (6,41 %), Zeeland (5,65 %), en, vooral, in het sterk democratisch denkend Friesland (3,17%) en het aan de Rooms-Katholieke Staatspartij verknochte Noord-Brabant (2,93 %).
Hoe waren de hoge percentages te verklaren I In Drente was het advies van 'Landbouwen Maatschappij'
van veel betekenis geweest. Langs de gehele Gronings-Drentse grens kreeg de NSB veel steun. Anlo tussen Rolde en Zuidlaren werd de gemeente met het hoogste percentage NSB-stemmen in het gehele land: 38,8 %. Het NSB-succes in Limburg, waar Zuid-Limburg hoge percentages opgeleverd had (meer dan 30% in Mheer, 27% in Kerkrade) was moeilijker te verklaren. Kooy wijst, onder voorbehoud, op de volgende factoren: 'de uitgesproken randpositie van het landsdeel binnen het nationale geheel, het smeltkroeskarakter van de regionale samenleving, de voor katholiek Nederland verregaande secularisatie, alsmede de veel inniger economische en sociaal-culturele vervlechting met Duitsland dan van enig ander stuk N ederland."
In Noord-Holland werd Zandvoort de gemeente met de meeste NSBsternmen (23,4 %). In het forensendorp Bloemendaal en in vijf plattelandsgemeenten kwam de NSB er boven de 15 %. Zo ook in Zuid-Holland: in vijf plattelandsgemeenten werd die grens overschreden - maar ook in Voorburg (16,7%) dat met Den Haag (12 %), Wassenaar (13 %) en Rijswijk
In Gelderland waren de successen het grootst geweest in vijf gemeenten in de Achterhoek met Winterswijk (20,4 %) als uitschieter: het nationaalsocialisme was er, aldus Kooy als conclusie van zijn voorbeeldig onderzoek, 'als een nieuwe dageraad in een wereld van economische malaise en geestelijke crisis begroet door honderden weinig kerkse of volslagen onkerkse Winterswijkse middenstanders en agrariërs'
." In Rozendaal, de relatief rijke randgemeente van Arnhem, was het percentage (20 %) overigens niet zoveellager geweest dan in Winterswijk. Kooy was het ook die, ter verklaring van de NSB-successen in Zandvoort, Bloemendaal, Naarden en Voorburg (en hij voegde daar in het Utrechtse Maartensdijk en De Bilt aan toe) op de 'bijzondere locale sociaal-economische structuur'
wees:
'In deze gemeenten neemt de goed-gesitueerde burgerij een, in vergelijking met het land als geheel, quantitatief sterke tot zeer sterke positie in. Het zijn 'deftige'
gemeenten, waar onder de 'deftige'
burgerij de oud-Indischman, de officier en de hoge (ex-)ambtenaar bekende verschijningen vormen."
En gold dat vergelijkenderwijs niet ook voor Den Haag I
Anders weer in Zeeland waar Kerstens Staatkundig Gereformeerde Partij plaatselijk op Zuid-Beveland, maar ook op Tholen, tot de helft van haar aanhang naar de NSB zag overlopen: 'de sterke regering die de SGP wil, verlangt ook de NSB. Beide partijen zijn even anti-democratisch en even anti-parlementaristisch. '3
Zo lagen aan dat relatieve succes tal van factoren ten grondslag. Globaal bleek het kiezerscorps van de NSB regionaal uit ontevreden boeren, soms ook landarbeiders, en nationaal uit ontevreden middenstanders te bestaan met (de uitslagen in de rijkste gemeenten en in de rijkste buurten van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam wezen in die richting) een flinke aanhang onder de hoogst gesitueerden in de maatschappij.
Bijna 8 % aan stemmen dus en 44 Statenleden. Mussert eiste van die leden dat zij hun presentiegelden in een speciaal fonds zouden storten; daaruit zouden zij slechts vergoeding krijgen voor de gemaakte kosten, eventueel ook voor loonderving." 'Wij zijn in de Provinciale Staten'
, zo doceerde hij in een vertrouwelijk rondschrijven, 'om de strijd van de NSB ... te voeren op het terrein van onze tegenstanders ...A.v., p.A.v., p.A.v., p.'Instructie voor de NSBStatenleden'
, rz(ArchiefNSB, map3
Een optimistische visie! Zij was echter weinig reëel, aangezien de Provinciale Staten als politieke geluidsinstallatie maar zwak waren; ook was het een installatie die slechts tweemaal per jaar voor korte perioden in werking gesteld werd. Van meer betekenis was, dat de NSB eind juli, toen de nieuwe Staten de nieuwe Eerste Kamer kozen, twee leden op het Binnenhofkreeg: mr. A. J. van Vessem, ons al bekend, en haar voorman in Zuid-Limburg, M. V. E. H. J. graaf de Marchant et d' Ansembourg; hij komt nog ter sprake.
Het is vermoedelijk wel als een tactische fout van Mussert te zien dat hij een klein jaar tevoren besloten had, de NSB niet te laten deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen die op 29 juni, ruim twee maanden na de Statenverkiezingen, zouden plaats vinden. Aanvankelijk interesseerden hem die Staten ook alleen maar als kiescollege voor de Eerste Kamer. Successen in provincies, laat staan in gemeenten, zouden niet baten zolang er een door tegenstanders beheerst parlement was. Daar kwam het op aan, of, zoals hij een week vóór de derde landdag in Volk en Vaderland schreef: 'Wanneer Den Haag veroverd is, volgt de rest vanzel£' Gemeenteraden achtte hij niet van belang en de NSB kon haar kader niet missen: een goed blokleider kon, schreefhij, beter blokleider blijven dan raadslid worden.ê
Dat was een miskenning van het simpele feit dat de kiezers voor de beraadslagingen in de gemeenteraden veel meer belangstelling hadden dan voor die in de Provinciale Staten of zelfs in de Eerste Kamer. Of had Mussert gevreesd dat hij zo spoedig na een eerste grote actie geen geld voor een tweede bijeen zou kunnen krijgen? Wij weten het niet. Intussen: er moest voor de gemeenteraden gestemd worden, óók door NSB'ers of NSBgezinden. Op wie? Niet op de partijen die de NSB 'geterroriseerd'
hadden, adviseerde Mussert, wèl bijvoorbeeld op 'Nationaal Herstel, de Christelijke Democratische Unie, de partijen Veraart, Kersten, Lingbeek; de Plattelandersbond, enz.'
3 Ook partijen voor gemeentebelangen e.d. kwamen in aanmerking, maar Nationaal Herstel stelde hij toch weluitdrukkelijk op de
1 'Richtlijn nr. 2 voor de NSB-Statenleden', z.d. (juni 1935) (a.v.). 2 Volk en Vaderland, 23 maart 1935. 3 A.v. 303'er zijn velen onder hun leden die zelfs zeer na aan de NSB verwand zijn.'
l
Een vreemd ratjetoe had hij opgesomd! Plaatselijk of regionaal werden door zijn Kringleiders binnenskamers nog wel aanvullende adviezen gegeven. In Schieland: 'Bestaat er een lijst van Nationaal Herstel, dan hierop stemmen of blanco'," In Rotterdam: 'Geadviseerd te stemmen op Nationaal Herstel, Lijst-van Burink, Kath. Dem. Partij, CDU en ds. Kersten'," Zonder twijfel kwamen veel van de NSB-stemmen Nationaal Herstel ten goede; dit verbond zag in Den Haag zijn stemmenaantal stijgen van nog geen 7 000 in april '33 tot meer dan 20000 bij de gemeenteraadsverkiezingen in juni '
35.