De angst voor de leer van de te Londen wonende econoom Karl Marx was hier te lande opgevlamd toen de pers in de lente van 1871 twee maanden volgestaan had met de relazen over de Parijse commune: eerste, kortstondige voorbeeld van een socialistisch of communistisch bewind. Toen de in 1864 opgerichte, vooral door Marx gestimuleerde Eerste Arbeiders-Internationale ruim een jaar na de Commune in Den Haag wilde congresseren, oefenden conservatieve krachten sterke pressie op de regering uit, zodanige gevaarlijke samenkomst te verbieden. Twaalfhonderd Haagse burgers ondertekenden petitionnementen in die geest. Waren niet, aldus de hoofdredacteur van het conservatieve Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage, de leden dier Internationale 'door geheel de wereld berucht als bandeloze leden van de maatschappij, als rustverstoorders in elke staat, als boeven, als misdadigers volgens het gemene recht' ,1 De liberale regering zag voor een verbod geen reden. Welliet de plaatselijke commandant der residentie aan de manschappen der gamizoenswachten scherpe patronen uitreiken. Hij kreeg steun. Nog vóór de opening verklaarde de voorzitter van de Haagse Werkliedenvereniging dat zijn leden bereid waren, 'desnoods met de wapenen in de hand tegen de Internationale, als zij openlijk de orde verstoorde, op te treden.f
Vier dagen van besloten vergaderingen verliepen zonder noemenswaardig incident. Voor de felle ideologische strijd die op het congres gevoerd was tussen Marx en de Russische anarchist Bakounin - strijd die spoedig tot de opheffing der Internationale zou leiden -, had men geen belangstelling of men beschouwde hem als een tot bedotterij opgevoerde klucht» 'Twee Joden weten wat een bril kost'
, oordeelde het rooms-katholieke dagblad De Tijd. 3 Van de schaarse Nederlandse deelnemers werd één, H., Gerhard, door zijn Amsterdamse kleermakerspatroon ontslagen."
Gerhard was het geweest die drie jaar tevoren met behulp van enkele figuren uit de vroege vakbeweging en uit de Vrijdenkersvereniging 'De Dageraad'
de Nederlandse sectie van de Eerste Internationale opgericht had. In 1881 werd hij voorzitter van de eerste Sociaal-Democratische Bond. Toen hij vijf jaar later stierf, was het leiderschap al overgenomen door de man die als de eerste werkelijke verkondiger van het socialisme in ons land
'Ûs verlosser komt!'.
" In I887 zat Domela Nieuwenhuis wegens majesteitsschennis bijna acht maanden in de gevangenis. Een jaar later koos het Friese district Schoterland hem in de Tweede Kamer. Er was van de negen-en-negentig medeleden slechts één, de anti-revolutionair Keuchenius, die hem een handdruk waardig keurde." Dat isolement was wellicht te verdragen - maar spoedig ontzonk Domela Nieuwenhuis alle vertrouwen dat door middel van parlementaire actie enige lotsverbetering voor het proletariaat bereikt kon worden: hij werd anarchist. Heil verwachtte hij slechts van een opeenvolging van elkaar aanvullende en versterkende, tenslotte op revolutie uitlopende werkstakingen die het door hem geïnspireerde Nationaal Arbeidssecretariaat (NAS) dan ook te pas en te onpas, maar met dalend succes, ging uitroepen.
De weg die Domela Nieuwenhuis als de enige zag dienaar het doel van de klasseloze maatschappij kon leiden, werd door anderen meer en meer voor een doodlopend slop gehouden. Onder hen Troelstra - Pieter Ielles Troelstra, in I860 in Leeuwarden geboren als zoon van een gezeten burger (zijn vader was ontvanger), meester in de rechten, socialist, en volgeling van Domela Nieuwenhuis geworden door de peilloze ellende die hij op het Friese platteland in die jaren aanschouwd had. In 1894 richtte hij met elf gelijkgezinden (de 'twaalf apostelen'
) in Zwolle de Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij, ofSDAP, op.
'Ûs verlosser'
, 'de apostelen'
- geen toeval waren zij, deze Bijbelse termen. Want juist in die nacht van sociale vernedering die wij in het voorafgaande als stadium in de economische ontwikkeling van het land kort geschetst hebben, gloorde voor duizenden, tienduizenden straks, de 'dageraad der
Wij behoeven hier de felle en verbeten conflicten niet te beschrijven die zich met name in het jaar van de twee spoorwegstakingen, 1903, tussen beide richtingen voordeden - de arbeiders deden hun keuze en prefereerden de meer gematigde, meer geleidelijke aanpak van de SDAP en de met haar toen verbonden vakbonden. De typografen - als groep de meest ontwikkelde arbeiders - hadden in het midden van de jaren zestig al hun eerste landelijke vakbond opgericht, beogend de groepsbelangen te behartigen, nog 'met eerbiediging van het verschil in rang en stand"
, Hun volgden de diamantbewerkers die tegen het einde van de eeuw in de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond, de ANDB, een hechte organisatie opgebouwd hadden onder leiding van Henri Polak. Polak was het die, waarschuwend tegen de wilde en zichzelf uitputtende stakingstactiek der anarchisten, militant opriep tot 'het bewust en ernstig aanwerven, drillen, disciplineren, bewapenen en van krijgsvoorraad voorzien van een machtig legerkorps van de Nederlandse regimenten van het internationale leger van de arbeid.'
2 Hij was het ook, die twee jaar na de stakingen van 1903 de stoot gaftot oprichting van een op de SDAP georiënteerde vakcentrale, het Nederlands Verbond van
'de wederzijdse doordringing van staat en maatschappij'
zou gaan aanduiden.
Zonder schokken verliep dat proces niet, en evenmin zonder protest. SDAP en NVV bleven het Kapitaal verwerpen; voor de Kazerne brachten zij geen sympathie op (de internationale arbeidersklasse zou, meenden zij, het uitbreken van grote oorlogen voorkomen); de Kerk zagen zij mèt Domela Nieuwenhuis bij voorkeur als instrument tot het dom houden van een volgzame massa; tegen de Kroeg ageerden zij (en daar was bij een drankgebruik, 1898, van meer dan 8 liter 50%-ige alcohol per hoofd van de bevolking alle reden voor+) ; en de Kroon werd beschouwd als duur en overbodig ornament en symbool van de ten ondergang gedoemde burgerlijke staat: een antimonarchale instelling die versterkt was door de mishandelingen waarvan socialistische en anarchistische voormannen vooral op verjaardagen van leden van het koninklijk huis slachtoffer werden. 'Dit alles heeft lang doorgewerkt'
, schreef Drees twee generaties later. 2 De werking was in 1909 nog sterk genoeg om de leden van de SDAP-fractie in de Tweede Kamer er toe te brengen, de zaal te verlaten vóór de officiële aankondiging van de geboorte van Prinses Juliana.
Toch - de feitelijke positie van SDAP en NVV bleef niet ongewijzigd. De revolutie, op zichzelf al moeilijk denkbaar in het naar verhouding kalme en gematigde land, kwam op de achter-, het reformisme op de voorgrond te staan. De actie richtte zich, en vaak dan in de vorm van massale betogingen, op directe hervormingen: de achturen-dag (meer dan elf uur werken per dag was in het eerste decennium van deze eeuw normaal), het algemeen kiesrecht (nog in 1907 kon in de grote steden niet veel meer dan de helft van de mannelijke arbeiders boven de 25 jaar aan de verkiezingen deelnemenê). Niet langer waren beide organisaties overigens de enige die door middel van vakactie op lotsverbetering van de arbeiders aandrongen: kort na de presocialistische waren de eerste protestants-christelijke en katholieke vakbonden ontstaan die zich (wij verwaarlozen gemakshalve de interconfessionele
'Men kan dan ook veilig zeggen'
, schreef de befaamde kroniekschrijver van het Algemeen Handelsblad, C. K. Elout, in 1923 terugziende op het vijf-en-twintig-jarig bewind van koningin Wilhelmina, 'dat in al onze ministeries van deze verrel-eeuw ... mr. P. J. Troelstra heeft gezeten - als minister zonder portefeuille."
Het scheelde niet veel of die portefeuille had niet ontbroken.
Bij de Tweede-Kamer-verkiezingen in 1913 leden de confessionele partijen een nederlaag, 'links'
won. Tot die winnaars behoorde ook de door dr. D. Bos geleide Vrijzinnig-Democratische Bond die zich in 1901 als vooruitstrevende groepering definitief uit de hoek der verdeelde liberalen losgemaakt had. Bos bood de SDAP deelneming in de regering aan. Vier jaar tevoren (wij komen nu terug op het protest tegen het reformisme waar eerder sprake van was) waren de 'marxisten'
onder leiding van D. J. Wijnkoop, W. van Ravesteyn en J. C. Ceton met hun weekblad De Tribune uit de SDAP getreden om met een groep van ca. 500 volgelingen de Sociaal Democratische Partij te stichten: hier zou later de communistische partij uit voortkomen. Maar hoewel de SDAP haar meest linkse elementen verloren had, tot deelneming aan de regering was zij, eerst door Bos, daarna door de formateur prof. mr. P. W. A. Cort van der Linden gepolst, niet bereid. Troelstra had het in tweede instantie anders gewild, maar het partijcongres had met meerderheid van stemmen een motie aangenomen waarin gezegd werd dat deelneming aan een regering niet mogelijk zou zijn zonder 'het burgerlijk karakter van die regering te aanvaarden en belast te worden met de mede-verantwoordelijkheid voor aile daden van dit bewind.'
Geen compromis!
Dat was juli 1913.
Precies een jaar later brak de eerste wereldoorlog uit.
En ziet - nu hebben wij ze aile in hun achtergrond en ontstaan ontmoet, de zes belangrijkste democratische groeperingen in den lande - liberalen, anti-revolutionairen, christelijk-historischen, rooms-katholieken, vrijzinnig
1 c. K. Elout: 'Politiek en parlement'
in Officieel gedenkboek 1923
Die laatste nam in augustus '14, vijf-en-twintig jaar oud, dienst als vrijwilliger in het Beierse leger.