Het grootbedrijf was in de twintigste eeuw veel minder snel gegroeid dan de vroege socialisten op het voetspoor van Marx aangenomen hadden.J.ArbeidsvoorwaardenBevolking, NederlandseBrink, J. R. M. van denCentraal Bureau voor de StatistiekGraaff, A. deHemmes, G. D.IndustrieMarx, K.Pander, meubelfabriekPapendrechtEEN CONSERVATIEF LANDTussen 1905 en 1939 was het aantal kleinbedrijven (bedrijven met minder dan 5 arbeiders) procentueel gestegen van 75 tot 82; het aantal grootbedrijven . (met 50 of meer arbeiders) gedaald van 2,2 tot 1,9 %. wel was in die periode het aantal arbeiders in de kleinbedrijven procentueel iets kleiner (14 in plaats van 1St %) en dat in de grootbedrijven groter geworden (59 i.p.v. SI %), maar die stijging met 8 % kon men voor een periode van bijna 35 jaar niet opmerkelijk noemen, te minder wanneer men er op let dat in 1915 al een percentage van 58,6 bereikt was.' De electriciteit had er in belangrijke mate toe bijgedragen dat kleine bedrijven zich konden handhaven. De geleidelijkheid en betrekkelijke gematigdheid van al deze ontwikkelingen betekenden dat zich in het sociale en politieke leven geen tegelijk grote en plotselinge schokken voordeden.