Nederland, afhankelijk als het was van de functie die het sinds het midden van de negentiende eeuw in de wereldeconomie opgebouwd had, werd in die draaikolk meegesleept. Begin 1933 was de voortbrenging van de productiemiddelen-industric, vergeleken met 1929, met meer dan de helft, die van de consumptiegoederen-industrie met meer dan een kwart gedaald"; het
Bank of EnglandCrisis-rçzçDevaluatieEngelandKeesing, F. A. G.Nederlandsche BankSeyss-Inquart, A.Sowjet-UnieVerenigde StatenVissering, G.GEVOLGEN IN NEDERLANDhavenverkeer nam met twee-vijfde af; bijna twee-vijfde van de beschikbare scheepsruimte moest opgelegd worden. De reders zagen hun bedrijf 'verworden tot een kansspel met uitsluitend nieten'}, scheepvaartaandelen werden 'als groep vrijwel waardeloos'P De algemene prijsdaling trof de boeren extra-hard. De prijs voor tarwe daalde in vier jaar tijd met bijna de helft, die van rogge, boter, varkensvlees met meer dan de helft. Er was vrijwel geen landbouwer die nog de eindjes aan elkaar kon knopen; hoe hard er ook gewerkt werd, de bedrijven loonden niet meer. Gemiddeld werd in het oogstjaar 1929-30 per ha een verlies geleden van f 29; twee jaar later was dat tot f 85 gestegen.ê Vooral op de arme zandgronden werd het een hopeloze worsteling om het hoofd boven water te houden. Er waren in Drente in ,33 boeren met bedrijven van 20 of meer hectare die in arren moede verzochten in de werkverschaffmg opgenomen te worden+