Na de lagere school doorlopen te hebben, bezocht de jonge Adolf vier jaar lang, in de eerste klas doublerend, de Realschule in Linz, vervolgens één jaar de Realschule in Steyr. Toen hij in de vierde klas weer bleef zitten met onvoldoendes voor Duits en wiskunde, werd hij van school genomen. Dat was in 1905. Zijn vader was twee jaar tevoren gestorven. Op zijn docenten had Adolf de indruk gemaakt van een wel intelligente, maar weinig tot regelmatige arbeid geneigde knaap; twintig jaar later beschreef zijn Linzer leraar voor Frans en Duits hem als 'widerborstig, eigenmachtig, rechthaberisch und jähzornig.' Zijn geest stak vol eerzuchtige, weinig reële plannen; hij droomde zichzelf een toekomst als groot kunstenaar, wellicht groot architect, maar toen hij in 1907 in Wenen waar hij was gaan wonen, toelatingsexamen deed, eerst voor de schilder-, daarna voor de architectuurklas van de Aka demie, werd hij in beide gevallen afgewezen. Na het overlijden van zijn moeder in december '07, trok hij begin 1908 opnieuw naar de OostenrijksHongaarse hoofdstad; hij is er ruim vijf jaar lang, tot mei 1913, blijven wonen: van zijn negentiende tot zijn vijf-en-twintigste levensjaar. 'lch ging
Ariernachweis
Duitsland
Hiedler, J. G.
Hitler, A.
Hitler, Alois
Hitler, P.
Joden, in Duirsland
Linz
Schicklgruber, M. A.
Sreyr
Weimar-republiek
J,{onWien weg', verklaarde hij tijdens zijn proces ill '24, 'als abscjluterAnii semît, als Todfeind der gesamten, marxistischen Weltanschauung, als aUqeutsch in meiner Gesinnung.'l In Mein Kampj deed Hitler het later voorkomen of zijn Weense jaren gekenmerkt.geweest waren door een ontbering zo schrijnend dat hij bij tijd en wijle in asyls voor daklozen zijn intrek moest nemen. In werkelijkheid verkocht hij in vrij aanzienlijke mate tekeningen en reclamebiljetten die hij vervaardigde, ontving hij grote bedragen van een tante en was hij zo weinig hulpbehoevend dat hij, vermoedelijk om een rechterlijke uitspraak te voorkomen, in 1911 ten behoeve van zijn jongere zuster Pau1a afstand deed van de wezenrente die hij sinds het overlijden van zijn moeder van de staat ontvangen had. Het Mánnerheim waarin hij het grootste deel van de Weense levensperiode doorbracht, was een modem en, de omstandigheden van de tijd in aanmerking genomen, niet oncomfortabel tehuis voor werkende mannen. Waarschijnlijk is, dat de korte perioden van verblijf in asyls te maken hadden met zijn pogingen (geslaagde pogingen), zich te onttrekken aan militaire dienst in het leger van een staat die hij was gaan verafschuwen. Want hij werd, in Wenen reeds, tot in het merg van zijn gebeente gegrepen