Er waren er - maar hun beoordelingen waren veelalopvallend waarderend. In het weekblad van ds. Geelkerken' s Hersteld Verband, Woord en Geest, was in de zomer van 1932 een reeks van zeven lange artikelen verschenen, gewijd aan het nationaal-socialisme. Hiders antisemitisme was er bij de schrijver als koek ingegaan, ook in Nederland hadden, schreefhij, 'de Joodse marxisten ... het volk geïnfecteerd met de materialistische bacil die nauw verwant is aan de veroorzaker van hun eigen ziekte, de bekende Joodse, materialistische mammondicnst'"
; het nationaal-socialisme was prijzenswaardig: 'de uiting van een te lang gemarteld volk, van een volk dat door eenzijdige, onoordeelkundig opgelegde vredesverdragen tot het uiterst van zijn spankracht is gefolterd'"
; wel had de schrijver hier en daar bezwaren tegen de mentaliteit die uit Mein Kampf sprak, maar men moest bedenken dat Hitler, toen hij dit werk schreef, 'aan een verbitterde gemoedsstemming ten prooi was'
; sindsdien had hij zich 'meer vredelievend betoond"
, Enkele maanden later deed dr. J. A. Nederbragt in het maandblad van de AntiRevolutionaire Partij, Anti-Revolutionaire Staatkunde, onder de titel 'Hitler, de Duitser, als denker' verslag van zijn bevindingen met de lectuur van Mein Kampf, 'een boek van betekenis, een vaak zeer diepgaand boek, hier en daar ook een mooi boek' - maar een boek waaruit het '
voor de Christen luce clarius wordt, waarom hij ver van Hitler af moet staan'. Op alle punten? Dat toch niet. Dr. Nederbragt schaarde zich naast Hitler 'in zijn strijd voor zedelijke reinheid'
en waar hij 'de wetten der moraal hoog houdt'
. Zijn