D-Day was de gebruikelijke term waarmee in de Geallieerde militaire planning de eerste dag van een groot offensief werd aangeduid Decision Day, Dag der Beslissing. Met betrekking tot de grote Geallieerde landingen in Normandië kreeg die term een speciale geladenheid. Velen hadden de overtuiging dat op die dag inderdaad een beslissing van wereldhistorische betekenis zou vallen: als de landingen slaagden, zou zonneklaar zijn dat in de al bijna vijfjaar woedende tweede wereldoorlog de eindfase aangebroken was. Hoe werd naar dat laatste met brandend verlangen uitgezien door de volkeren van het Britse Gemenebest, de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie en, intenser nog, door de volkeren van bezet Europa! Zij hadden lang, voor hun gevoel veel te lang, op D-Day moeten wachten. Zij overzagen de factoren niet die de Geallieerde strategie bepaalden, zij beseften de problemen niet van de gigantische militaire operatie welke op de 6de juni I944 werd ingezet - de meest gecompliceerde en dus tegelijk de meest hachelijke die waar ter wereld ooit was ondernomen.
Hitler en de zijnen waren vastbesloten de grote strijd voort te zetten, al was ook Duitslands belangrijkste bondgenoot Japan op het immense strijdtoneel van de Stille Oceaan duidelijk in het defensief gedrongen en al had ook Duitsland-zelf, na de formidabele overwinningen in de eerste oorlogsjaren, op alle fronten zware klappen moeten incasseren.
Ter zee was het U-Boot-gevaar in de tweede helft van '43 goeddeels bedwongen, de weinige zware eenheden waarover de Kriegsmarine nog beschikte, waagden zich niet langer buitengaats.
In de lucht hadden de Geallieerden in de lente van '44 boven Westen Centraal-Europa de superioriteit bevochten, medio mei hadden de steeds overdag opererende zware bommenwerpers van de op de Britse eilanden gestationeerde Amerikaanse Eighth Air Force een systematisch offensief ingezet op de Duitse installaties voor het vervaardigen van synthetische benzine en op de Duitse aardolie-raffinaderijen; aan dat offensief zouden spoedig ook de zware bommenwerpers van Bomber Command van de Britse Royal Air Force gaan deelnemen. Die Britse bommenwerpers
Te land had Duitsland aan het Oostelijk front, waar het met ca. drie-vijfde van het totaal van zijn 285 divisies het Rode Leger trachtte tegen te houden, bloedige verliezen geleden en belangrijke gebieden moeten ontruimen. Zijn bondgenoot Finland was in het nauw gebracht; begin '44 had de Duitse Heeresgruppe Nord het gebied bij Leningrad moeten prijsgeven om terug te vallen tot bij de grenzen van Estland en Letland; de Heeresgruppe Mitte had zich slechts in een deel van WestRusland kunnen handhaven; de Heeresgruppe Süd had zich uit de Krim en de gehele Oekraïne moeten terugtrekken en in april '44 had het Rode Leger al een brede grensstrook van Duitslands bondgenoot Roemenië in handen gekregen. Op de Balkan en in Griekenland, de Griekse eilanden inbegrepen, bevond zich een tiende van alle Duitse landstrijdkrachten: 25 divisies, van welke een groot deel op het Griekse vasteland maar" ooral in Joegoslavië gebonden was door de strijd tegen de partisan en. In Italië (begin september '43 had de na Mussolini'
s afzetting gevormde regering van maarschalk Badoglio zich bij de Geallieerden aangesloten) had Ge neralfeldmarschall Kesselring zich van de herfst van '43 af kunnen handhaven achter de dwars over de Apennijnen aangelegde Gustau-Linie maar hij was daar in mei' 44 uit verdreven (hij commandeerde toen 27 Duitse divisies) en op 4 juni, twee dagen vóór D-Day, was Rome bevrijd.
Al deze feiten en omstandigheden lieten, leek het, slechts één conclusie toe: de balans van krachten was definitief ten nadele van Duitsland doorgeslagen en Duitsland was ook het strategisch initiatief kwijtgeraakt waarvan het vooral in de jaren '39, '40 en '
41 zozeer had geprofiteerd.
Had het nog kans de oorlog te winnen? 'Winnen'
leek uitgesloten, maar Hitler die van zijn hoofdkwartier in Oost-Pruisen uit persoonlijk alle belangrijke beslissingen nam, klampte zich vast aan de hoop dat, als de oorlog maar voldoende werd gerekt (geen Duitse divisie mocht, waar dan ook, terugtrekken zonder dat hij er verlof toe had verleend), zich vroeg of laat fundamentele onenigheid zou voordoen tussen enerzijds de Sowjet-Unie, anderzijds Engeland en de Verenigde Staten. Hij koesterde bovendien hoge verwachtingen van de snelle Duitse straaljagers welke in de zomer van '44 zouden kunnen worden ingezet, en vooral van de eerste Duitse Vergeltungs-Waffen: de V-l'S ('vliegende bommen'
) welke van medio juni af in grote getale op Londen gelanceerd zouden worden, en de V-z's (lange-afstands-raketten) waarvan terzelfdertijd de'43 af op de perfectionering van de verdediging van Europa'
s Westkust had geconcentreerd; onder Generaljeldmarschall van Rundstedt, Oberbefehlshaber West, was Rommel bevelhebber van de Heeresgruppe B welke in Noordwest-Frankrijk was opgesteld.
Tot die Heeresgruppe behoorden twee Duitse legers: het Zevende en het Vijftiende; het Zevende bewaakte de kusten van Bretagne en Normandië, het Vijftiende het kustgedeelte van de Seine tot aan het Nauw van Calais. Aan die zeestraat, waar het Kanaal het smalst is en de Geallieerde jagers en jager-bommenwerpers dus aan de landingstroepen de grootste steun zouden kunnen bieden, werd door de Duitse legerleiding de eerste en in elk geval de sterkste en gevaarlijkste Geallieerde aanval verwacht - een misvatting waarin zij maandenlang waren gesterkt door ingenieuze misleiding vooral van Britse kant.
Het Geallieerde aanvalsplan was gericht op de verovering, zo spoedig mogelijk, van één of meer havens met een aanzienlijke capaciteit - grote operaties op het Continent zouden ondenkbaar zijn als men (daar hing eigenlijk alles van af) de toevoer niet goed zou kunnen regelen. De Normandische stranden boden het grote voordeel dat men na enige tijd (zie kaart I op pag. 7) de havencomplexen Of van Cherbourg Of van Le HavrejRouaan in handen zou kunnen krijgen. Na hoeveel tijd? Dat wist niemand met zekerheid en er zouden in Cherbourg, Le Havre en Rouaan stellig uitgebreide opruirningsen herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd; vandaar dat in '43 besloten was tot de constructie van twee grote kunstmatige havens: Mulberry A voor de sector waar in eerste instantie het Amerikaanse Eerste-, Mulberry B voor die waar het Britse Tweede Leger aan land zou gaan, de Amerikanen op D-Day met twee divisies, de Britten met drie; de voorhoede van elke divisie diende op die dag een kustgedeelte te veroveren van ongeveer anderhalve kilometer breed maar die gedeelten moesten voor het vallen van de duisternis onderling verbonden zijn en landinwaarts uitgebreid zodat de Britse generaal Montgomery die onder de Geallieerde opperbevelhebber, de Amerikaanse generaal Eisenhower, tijdens de gehele eerste fase van de veldtocht in Europa leiding zou geven aan de operaties van alle Geallieerde troepen, na afloop van D-Day de beschikking zou hebben over een
Aanvankelijk waren de Geallieerden van plan, begin mei de grote sprong over het Kanaal te wagen. Dat hadden zij eind '43 op de conferentie van Teheran aan Stalin toegezegd; meer nog: zij hadden de Russische oorlogsleider ook beloofd dat het dan zou komen tot een grote landing aan de Franse Middellandse Zeekust. In de eerste maanden van '44 was evenwel gebleken dat er niet voldoende landingsvaartuigen waren om beide operaties tegelijk uit te voeren; ook had zich bij de uiterst gecompliceerde voorbereiding van de landing in Normandië allerlei. vertraging voorgedaan, zodat de aan Stalin genoemde datum, I mei '44, verstreek zonder dat de grote actie werd ingezet. Begin juni was de stand van de maan en waren de getij-omstandigheden in het Kanaalopnieuw van dien aard dat zij de landingsoperaties mogelijk maakten. Maar het weer? Harde wind of storm zouden een streep trekken door de luchtlandingen en het de honderden in eerste instantie in te zetten landingsboten onmogelijk maken in goede orde de stranden te naderen.
Het weer in het Kanaal was in de eerste dagen van juni uitgesproken slecht, maar toen het er op zondagavond 4 juni naar uitzag dat zich dinsdag een tijdelijke weersverbetering zou gaan aftekenen, besliste Eisenhower zondagavond tegen tien uur dat D-Day op die dinsdag zou vallen. De troepen, voorzover niet al ingescheept, gingen maandag aan boord, enorme convooien, voorafgegaan door tientallen mijnenvegers en gedekt door honderden grotere en kleinere oorlogsschepen, zetten langzaam koers in de richting van de Normandische stranden. Geallieerde jagers droegen er zorg voor dat geen enkel Duits verkenningstoestel tot boven het Kanaal doordrong en er waren uitgebreide maatregelen genomen om de Duitse radarposten uit te schakelen dan wel te misleiden.
Maandagavond om kwart over tien, toen de transporttoestellen met de eerste Amerikaanse parachutisten op vliegvelden in Zuid-Engeland begonnen op te stijgen, vernamen von Rundstedt en de bevelhebber van het Duitse Vijftiende Leger dat de Britse Special Operations Executive naar zijn agenten in Frankrijk een bericht had laten uitgaan dat er op leek te wijzen dat de Geallieerde invasie binnen 48 uur op handen was. De Heeresgruppe B werd gewaarschuwd. Het Duitse Vijftiende Leger werd
In de nacht van 5 op 6 juni werden de zeven zware Duitse kustbatterijen die de Geallieerde vlooteenheden en landingsschepen onder vuur konden nemen, van kwart over drie tot vijf uur (dubbele Britse zomertijd, eigenlijk dus van kwart over één tot drie uur) door Bomber Command geteisterd; elke batterij werd door ca. 500 ton aan bommen getroffen. Om acht minuten over vijf ontstaken Britse dwerg-onderzeeërs zeewaarts een groen licht aan twee van de drie stranden waar de Britse divisies aan land zouden gaan; korte tijd later werd elk strand door zulk een licht gemarkeerd. Om half zes begonnen de zware Geallieerde vlooteenheden aan een intensieve beschieting van alle Duitse kustbatterijen en verdere versterkingen, grote en kleine - de meeste werden grondig vernield. Precies om half zeven (H-Hour) moesten de eerste Amerikaanse, precies om half acht de eerste Britse troepen voet aan wal zetten. In woelig water legden de Amerikanen de laatste zestien kilometer, de Britten de laatste
Aan enkele kustgedeelten was van de Duitse verdediging aanvankelijk niet veel meer over maar er arriveerden spoedig versterkingen. Aan het meest oostelijke van de twee voor de Amerikanen gereserveerde stranden hadden de Geallieerde zware bommenwerpers als gevolg van het dichte wolkendek hun doelen goeddeels gemist - de voorhoede van een van de twee Amerikaanse divisies had de gehele óde juni door de grootste moeite om te voorkomen dat zij de zee in werd gedreven. Ook het ingrijpen van de Geallieerde parachutisten en luchtlandingstroepen bleek minder effectief dan men had gehoopt; van de Britse divisie werd twee-vijfde geïsoleerd en de militairen van de twee Amerikaanse divisies raakten bij het afspringen respectievelijk landen zo verspreid dat zij niet veel kracht konden ontwikkelen. Aan het einde van D-Day hadden de Geallieerde troepen, hoeveel steun zij ook hadden gekregen van de Geallieerde jagers en jagerbommenwerpers en vooral van de torpedobootjagers welke zich vlak onder de kust waagden, niet in de verste verte het ruime bruggehoofd gevormd dat Montgomery als hun doel had aangegeven; aan de Amerikaanse sector bevond de linkervleugel zich in een hachelijke positie en aan de Britse waren (zie kaart I) Bayeux en Caen nog stevig in Duitse handen. Met dat al waren toch op die ene dag 156000 Geallieerde militairen aan land gekomen: 8000 Britse en 15000 Amerikaanse Airbornes alsmede 58000 Amerikaanse en 75000 Britse andere militairen: van die 156000 waren bijna 10000 gesneuveld of zodanig
J. De situatie in Normandië op D-Day (6 juni 1944) te middernacht Het Britse Tweede Leger is er niet in geslaagd, Bayeux en Caen te veroveren. Bij het Amerikaanse Eerste Leger zijn de landingen op de meest oostelijke stranden (Omaha Beach) bijna mislukt
gewond geraakt dat zij niet langer aan de strijd konden deelnemen. Die verliezen waren, hoewel niet gering, toch minder zwaar dan men had gevreesd; in elk geval was in de Atlantikwall welke Hitler ter bescherming van de Festung Europa sinds de lente van '42 had laten aanleggen, een eerste bres geslagen. Dat gaf hoop.
De BBC maakte des ochtends om half tien bekend dat Geallieerde strijdkrachten in Normandië waren geland; in een uitzending van het Nederlands Nieuws van de BBCwerd bovendien enkele keren een korte, tevoren op een grammofoonplaat vastgelegde oproep van minister-pre'zodra'
, zei Gerbrandy, 'krachtiger actie van de bevolkingen der tijdelijk bezette gebieden verwacht wordt, zal dit ondubbelzinnig worden gezegd. Wat de leden der actieve verzetsgroepen betreft, zij hebben', voegde hij nog toe, 'hun eigen instructies en weten hoe te handelen."
Als onderdeel van de Geallieerde misleidingstaetiek werd voorts een waarschuwing van Eisenhowers staf ten gehore gebracht welke inhield dat het ook in Nederland in het gebied tot vijf-en-dertig kilometer achter de kust tot zware bombardementen kon komen; in dat geval zou de bevolking een uur tevoren door middel van luchtpamfletten gewaarschuwd worden en zij zou dan alle steden onmiddellijk tot op minstens twee kilometer afstand moeten verlaten. De Londense berichtgeving was die dag terughoudend. De schaarse cijfers werden genoemd die Churchill in het Lagerhuis had bekendgemaakt: meer dan vierduizend schepen waren tezamen met enkele duizenden landingsvaartuigen het Kanaal overgestoken, elfduizend Geallieerde vliegtuigen waren daarbij ingezet. 'Iedere gedachte aan de trompetten van de muren van Jericho moeten we'
, zei 'de Rotterdammer'
(H. J. van den Broek) in de avonduitzending van Radio Oranje, 'zien kwijt te raken ... Wij zullen ons niet overgeven aan voorbarig optimisme.'
Het was een verstandig advies. Sloeg het in bezet gebied aan? Wij betwijfelen het. Toen daar in de loop van de ochtend van mond tot mond werd doorgegeven dat de Geallieerden in Frankrijk waren geland, kwam het op vele plaatsen tot opgewonden reacties; men schreeuwde elkaar het grote nieuws toe en een zwerm van optimistische geruchten vloog op: niet alleen in Normandië zouden de bevrijders zijn geland, maar ook aan het Nauw van Calais, ja in België. Velen verwachtten dat het binnen korte tijd tevens in Nederland tot gevechtshandelingen zou komen en dat de bevrijding en het herstel van normale toestanden niet lang op zich zouden laten wachten. Wie het betalen kon, ging tot extra inkopen overJ.'Van zes tot kwart over tien hebben we'
, noteerde een vooraanstaand illegaal werker in zijn dagboek,
'vrijwel ononderbroken Londen gehoord. Duits, Nederlands, Frans, Engels en weer Duits - gretig verslinden we de nieuwste berichten ... 'Lieve Here, wilt U de Tommies helpen, om Jezus' wil, Amen!' - kleine Maarten en Johan hebben het bij hun avondgebedje niet vergeten. En met de dichter van de tiende Psalm· gaat ons geroep op tot Hem, Die deze aarde heeft tot een voetbank Zijner voeten: 'Sta op, Here God, hef Uwe hand op .. Breek de arm des goddelozen en bozen!' '
1
In die geest werd die avond, zo veronderstellen wij, door miljoenen Nederlanders gebeden.
De bezetter, aan wie de vreugde-uitlatingen van de bevolking uiteraard niet onbekend bleven, nam op die öde juni slechts één aanvullende publieke maatregel: teneinde het ontstaan van oplopen te voorkomen, verbood hij het ophangen van krantenbulletins ; die bulletins hadden aan het einde van de middag al tot samenscholingen geleid." Veel Duitsers waren even benieuwd naar nader nieuws als de meeste Nederlanders. Dat nadere nieuws verwachtten die Duitsers in de eerste plaats van Londen en het strikte verbod om naar vijandelijke radio-uitzendingen te luisteren, werd door hen dan ook druk overtreden. Een illegale werker die op die ochtend in het Arnhemse bureau van de 'SD'
werd verhoord, constateerde er 'een zenuwachtig geloop en gedrentel, een voortdurend hakkengeklap, fluisteren en het komen en gaan van allerlei ongure typen' (vermoedelijk waren dat V-Männer die kwamen informeren of hetw.'SD'
-bureau moest zich die ochtend de korpschef van de Harderwijkse politie vervoegen. 'Het is'
, schreef hij die avond,
'juist tien uur als ik bij de Untersturmführer Breit voor de schrijftafel plaats neem Het gesprek is nauwelijks een minuut oud als de telefoon rinkelt. Breit grijpt de hoorn en luistert ambtshalve, maar plotseling springt hij van zijn stoel op en schreeuwt terug: 'Was? Invasion? Wo? Dünkirchen?' Dan,. tot mij: 'Die' Engländer sind dal' en met een klap smijt hij opgewonden de hoorn op de haak Daarop vliegt hij de gang op en schreeuwt: 'Invasion! Du, Hans, die Invasion hat begonnen!' Eerst wanneer 'Hans'
in de kamer is en met Breit een beetje uitgelaten gaat doen, kan ik eveneens aan mijn vreugde uiting geven. Zij zijn blij vanwege de kans, nu eindelijk eens met de Engelsen te kunnen afrekenen, zo in de stemming van: 'Ganz gleich wo er' [d.w.z. de tegenstander] 'sich den nächsten Platz aussudit, er kann ûberall von Glück reden, u/enn er neun Stunden an Land bleibt!' '2
Herinnerde Rauter zich die zelfverzekerde woorden nog welke Hitler in september '42, kort na de Geallieerde proef-landing bij Dieppe, publiekelijk uitgesproken had? Wij weten het niet - wèl dat de Höhere SS und Polizeiführer en Generalkommissar für das Sicherheitswesen er op die 6de juni van overtuigd was dat het niet bij die ene landing in Normandië zou blijven. 'Wir rechnen damit', schreef hij die dag aan een jeugdvriend in Oostenrijk,
'dass weitere Kampjhandlungen an der ganzen Westküstefolgen u/erden, dass der Gegner die ganze Kustenfront abtasten wird bis er glaubt, einen weich en Punkt gifunden zu haben, um dann den Schu/erpunkt des Angriffs dorthin zu lenken. Wir toerden dann auch im niederldndischen Kiistenraum harte Kampfe zu bestehen haben:'
Niet zonder tevredenheid constateerde Rauter dat het op D-Day en de ochtend van de volgende dag in bezet gebied over het algemeen rustig
'De militairen die in de bioscoop zaten'
, aldus een verslag uit Meppel (maar het zal elders waar Duitse troepen lagen, wel niet anders zijn gegaan),
'vlogen er uit. Ze werden op post gezet: op het station, bij de overwegen, het viaduct, enz. Er werden versterkingen gegraven. De mensen komen allen uit de huizen en de hele stad is gek ... Welig tiert het gerucht: 'Zij komen! De Engelsen zijn al bij Hoek van Holland! Ze stomen de Kieler Bocht binnen!' '
2
Misleid door een schijnboodschap aan de Belgische illegaliteit, gelastte van Rundstedt op de avond van diezelfde dag, 9 juni, Alarmstufe II voor
1 Blitz-Pemschreiben, 7 juni I944, van Rauter aan Himmler (a.v.). 2 J. Poortman: De jaren 1940-1945 (I968), p. 350-5I.'foute'
elementen, hoofdzakelijk NSB'ers, die niet tot het beroepsgedeelte van de Nederlandse Landwacht behoorden) in dienst geroepen en moesten zich aan Duitse kant de ca. vijfduizend mannelijke burgers melden die deel uitmaakten van de z.g. Schutzgruppen. Wie die Hulplandwachters of de tot de Schutzgruppen behorende Rijksduitsers haastig in uniform hun woningen zag verlaten, nam aan dat grote dingen op til waren. Nieuwe geruchten gingen de ronde doen, bijvoorbeeld dat voor Ijmuiden een grote zeeslag woedde. Niet alle geruchten klonken overigens opwekkend. 'In vele huizen'
, noteerde een Rotterdammer op 10 juni, 'zouden de Duitsers dynamiet of een vat benzine klaar hebben liggen om voor het geval ze terug zouden moeten trekken, nog zoveel mogelijk schade te kunnen aanrichten!"
'Wir eru/arten täglich', schreef Rauter drie dagen later aan Himmlers Beauftragter in Albanië, 'einen zweiten oder dritten Angriff auf die seeländischen Inseln oder Rotterdam. Wir sind auf der Lauer!": Veiligheidshalve besloot Schöngarth, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (op hem komen wij in het volgende hoofdstuk terug), het grootste gedeelte van zijn staf uit Den Haag naar een aantal haastig ontruimde villa's in Zeist te verplaatsen (het fudenreferat, B 4, wàs al verplaatst naar Velp), en voorts werd aan Duitse kant ernstig overwogen, machines en personeel van de drukkerij Joh. Enschedé & Zonen (het bedrijfwaar o.m. alle bankbiljetten en distributiebescheiden vervaardigd werden) uit Haarlem over te brengen naar Groningen; die verplaatsing ging tenslotte niet door omdat elke stagnatie in het regelmatig drukken vooral van de bankbiljetten ongewenst werd geacht. Het kwam wèl tot een andere verplaatsing, medio juni al: van de vijf Duitse divisies welke, alle dichtbij de Noordzeekust geconcentreerd, een Geallieerde landing moesten afslaan, werd één, de 16te Luftuiaffe-Felddivision (een divisie, grotendeels bestaande uit militairen die ten behoeve van de Luftwaffe gemobiliseerd waren maar voor wie binnen dat wapen geen emplooi was), naar Noord-Frankrijk overgebrachtJ.
De "neun Stunden' waarvan Hitler in september '42 had gerept, waren al negen dagen geworden en het Geallieerde bruggehoofd was groter geworden, zij het in een veel langzamer tempo dan waarop Eisenhower en Montgomery hadden gerekend.
Aan Montgomery stond helder voor ogen wat hij in Normandië wilde bereiken. Van eind '42 afhad hij in Noord-Afrika en vervolgens op Sicilië en in Italië het Britse Achtste Leger van overwinning tot overwinning geleid, keer op keer beslissingen nemend die getuigden van een zuiver inzicht hoe de vijand op zijn acties zou reageren. Dat voorzag hij ook in Normandië; hij was er van overtuigd dat het Duitse Zevende Leger en later ook het Vijftiende de sterkste druk zouden gaan uitoefenen op de voor de Duitsers gemakkelijkst bereikbare sector van het Geallieerde bruggehoofd: de oostelijke, waar zich aanvankelijk het Britse Tweede Leger en vervolgens ook het Canadese Eerste Leger, zou bevinden (tezamen zouden die twee legers de 21 st Army Group vormen). Hij had derhalve besloten, zijn uiterste best te doen, de Duitsers er toe te bewegen om wat zij aan krachten konden aantrekken, naar die oostelijke sector te dirigeren; daar zou hij betrekkelijk passief blijven, althans geen hardnekkige pogingen ondernemen om het Duitse front te doorbreken. In die tijd moest het Amerikaanse Eerste Leger aan de westelijke sector zich meester maken van de havenstad Cherbourg en nadien alle krachten concentreren voor een grote doorbraak waaraan ook het Amerikaanse Derde Leger zou gaan deelnemen; hij vertrouwde dat het Eerste en het Derde Leger, samen de i ztk Army Group vormend, er onder leiding van de Army Group-bevelhebber, GeneralOmar N. Bradley, in zouden slagen, een groot deel van het Duitse Zevende en Vijftiende Leger en van wat er verder aan Duitse eenheden naar Normandië gezonden zou zijn, te omsingelen - zij zouden dan door de i zth en de 21St Army Group samen vernietigd worden.
Bij het systematisch volgen van dit van fantasie getuigende, ambitieuze plan had Montgomery op het gebied van de geheime inlichtingen een immense voorsprong op zijn tegenstanders von Rundstedt en Rommel.' ouderwetse'
'spionage precies van op de hoogte, waar zich in West-Europa welke Duitse divisies bevonden (zo werd bijvoorbeeld de verplaatsing van de uite Luftwaffe Feld-Division uit Nederland door de Nederlandse spionagegroepen terstond naar het Bureau Inlichtingen te Londen geseind en door BI aan de daarvoor in aanmerking komende Geallieerde instanties doorgegeven), maar zij kregen ook onmiddellijk bericht van alle bevelen van Hitler en van bevelen en rapporten van bevelhebbers als von Rundstedt en Rommel voorzover deze per radio doorgegeven waren; gelijk in deel 9 verhaald (in het aan het Englandspiel gewijde hoofdstuk 12), waren de Engelsen in staat, het
'statische'
fase van de strijd in Normandië slechts constateren dat de Duitsers precies deden wat hij had voorzien: de meeste versterkingen die naar het Geallieerde bruggehoofd werden gezonden, kwamen tegenover het Britse Tweede Leger terecht.
Kwamen er terecht, maar niet zonder grote vertragingen. Alle bruggen over de Seine tussen Parijs en Le Havre alsook de bruggen over de Loire tussen Orléans en de Atlantische Oceaan waren al vóór D-Day door de Amerikaanse Eighth Air Force kapot gebombardeerd. Overdag werd vrijwel elke trein en elke colonne vrachtauto's door Geallieerde jagers en jagerbommenwerpers aangevallen. In de sector van het Duitse Zevende Leger bevonden zich munitie-opslagplaatsen, maar de grootste lagen niet in Normandië, doch in Bretagne. Dat leger had per dag een aanvoer nodig van minstens 3 000 ton en wilde het aanvallen, van 4 500 ton. Goederenwagons arriveerden niet meer - het Zevende Leger was voor aanvoer van verre spoedig aangewezen op zijn vrachtauto's; zijn vrachtautopark kon per dag in theorie I 300 ton vervoeren maar in werkelijkheid slechts een kwart daarvan doordat talrijke vehikels in een slechte staat van onderhoud verkeerden en de Franse chauffeurs niet veel hart hadden voor hun werk. Het Vijftiende Leger beschikte over tienmaal zoveel vrachtauto's maar tot eind juli mocht het Zevende daar niet over beschikken. Daar kwam dan nog bij dat in heel Frankrijk door Franse illegale groepen, met name door die welke van de Britse Special Operations Executive en van generaal de Gaulle's geheime dienst wapens en sabotagemiddelen hadden ontvangen i grote activiteit ontplooid werd. Die groepen, op papier van begin juni af samengevoegd in de door de Franse generaal Pierre E. Koenig gecommandeerde Farces Françaises de l'Intérieur (Franse Binnenlandse Strijdkrachten), concentreerden zich van mei af op het saboteren van het Franse spoorwegnet (in de eerste week die op D-Day volgde, respectievelijk in de tweede en derde week samen, werden de
Evenwel: niet alleen de Duitsers, ook de Geallieerden hadden moeilijkheden met hun aanvoer. Aan de Normandische stranden namen het overladen van voorraden in landingsschepen en het lossen van de heen en weer varende landingsschepen meer tijd dan berekend was. Het gevolg was dat de kustvaarders die voor het transport over het Kanaal moesten zorgen, aanzienlijk later dan voorzien in de Engelse havens terugkeerden. Daar arriveerden evenwel volgens plan dagelijks nieuwe voorraden en nieuwe troepen. De havens raakten overvol. Op 12 j uni was de verwarring er zo groot dat men de troepen die overgezet moesten worden, niet tijdig kon vinden. Op een gegeven moment werden, teneinde verdere opstoppingen te voorkomen, troepen ingescheept zelfs zonder dat men zich de tijd gegund had, te noteren welke eenheden dit betrof - daar vloeide weer tijdverlies aan de Normandische kant uit voort. Het lossen aan de Normandische stranden kon vlotter gaan toen op 16 juni Mulberry A en Mulberry B in gebruik genomen werden. Drie dagen later stak echter een storm op, heviger dan zich sinds veertig jaar in de zomer in het Kanaal had voorgedaan; toen hij op 22 j uni uitgewoed was, waren 800 landingsschepen her en der verspreid op de kust gedreven en was Mulberry A, de kunstmatige haven aan de sector van het Amerikaanse Eerste Leger, zodanig verwoest dat men de brokstukken maar goeddeels liet liggen Mulberry B, de kunstmatige haven aan de sector van het Britse Tweede Leger, kon worden hersteld. De landingen van troepen waren, van D-Day
II. De situatie in Normandië op 17 juni 1944 te middernacht Aan de sector van het Amerikaanse Eerste Leger dat in opmars is in de richting van Cherbourg, zou Mulberry A door de grote storm die op 19 juni opstak, worden uitgeschakeld Mulberry B bleef gespaard. Het Britse Tweede Leger is er niet in geslaagd, Caen te veroveren
af gerekend, opjuniop het schema achter, de landingen van voorraden zelfsGelukkig bleek het nadien mogelijk, in een sneller tempo dan men voor mogelijk had gehouden, troepen en voorraden rechtstreeks op de stranden aan land te zetten en ook overtrofde geplande capaciteit; een deel van de achterstand kon aldus worden ingelopen.
Dat laatste bleek hoogst wenselijk want de Duitsers oefenden in de eerste weken een sterke druk op het Geallieerde bruggehoofd uit. Hun tanks en vooral hun mortieren waren beter dan de Geallieerde - aan Geallieerde kant werd tijdens de gevechten in Normandië meer dan twee-derde van alle verliezen geleden door de Duitse mortiergranaten. Af en toe ontstonden kritieke situaties voor de Geallieerde troepen waarin dan vaak alleen het ingrijpen van het scheepsgeschut uitkomst bood. Het bruggehoofd bleef vooral op de Britse sector eng (zie kaart II, waarin het frontverloop opjuni wordt aangegeven) - er werden wel voortdurend nieuwe divisies ontscheept, ook die welke tot het Canadese Eerste en het Amerikaanse Derde Leger behoorden, maar de vorming van de hoofdkwartieren van die twee legers werd uitgesteld; er was eenvoudig geen ruimte om met vier legers te gaan opereren. Begin juli
Zowel in Engeland als in de Verenigde Staten werd de publieke opinie in de loop van juli merkbaar ongeduldig; het Rode Leger maakte in die tijd snelle vorderingen aan het Oostelijk front (daarover straks meer) waar bleven de duidelijke Geallieerde overwinningen? Montgomery trok zich van die ongeduldige reacties niets aan. Zijn Duitse tegenstander (Hitler, hoogst verbolgen dat de Wehrmacht er niet in slaagde het Geallieerde bruggehoofd op te ruimen, had begin juli von Rundstedt als Oberbefehlshaber West vervangen door Generalfeldmarschall von Kluge) deed precies wat hij had voorzien: de sterkste Duitse krachten werden aan de sector van het Britse Tweede Leger geconcentreerd. Enkele keren poogde Montgomery naar Caen door te breken maar die offensieve acties faalden; de terreinsgesteldheid (nogal steile heuvels, diepe dalen, talrijke riviertjes, veel bossen, bouwland met hoge heggen, smalle kronkelwegen) was in het voordeel van de verdediger. Wel hadden die offensieve
Het leek alsof het front hopeloos vast zat. Montgomery wist beter. Ook Rommel, von Rundstedt en zijn opvolger von Kluge beseften dat de Geallieerden vroeg of laat de Duitse linies zouden doorbreken en dat dan een situatie zou ontstaan waarin een aanzienlijk deel van de Duitse troepen, gegeven de grote afstanden, hun geringere mobiliteit en vooral het ontbreken van steun door de Luftwaffe, niet zou kunnen ontsnappen; herhaaldelijk drongen zij er bij Hitler op aan, verlof te krijgen tot een georganiseerde terugtocht zodat het Zevende Leger en de geleidelijk arriverende divisies van het Vijftiende mèt de andere ingezette eenheden althans hun cohesie zouden kunnen bewaren, maar Hitler, verstard in zijn concepties, handhaafde zijn eis dat de Duitse troepen zich ter plaatse moesten verdedigen. Hij bleef hopen dat een Duitse tegenaanval in Normandië nog succes zou hebben en hij vreesde dat hij, als hij Normandië prijsgaf, spoedig ook het gebied tussen de Seine en de Belgische grens zou verliezen - gebied dat hem dubbel waardevol geworden was aangezien van daaruit eindelijk een van zijn wensen in vervulling was gegaan: van IS juni af werden honderden V-I'S gelanceerd in de richting van Londen.
In de zomer van '43 had Hitler goedgekeurd dat de(de 'vliegende bom'
) en de(een lange-afstands-raket) in massaproductie genomen werden. In Noord-Frankrijk werd toen ook begonnen met de bouw van gigantische bouwwerken (de betonnen muren warenmeter dik) waarvan er vier voor de assemblage en het opslaan vanbestemd waren. De bedoeling was dat het offensief op Londen eind '43 metenzou worden ingezet (Hitler was er van overtuigd dat Londen binnen enkele weken één rokende puinhoop zou zijn en dat de Britse regering om vrede zou smeken) maar als gevolg van de Geallieerde bombardementen op Duitsland en doordat de prototypen voortdurend gewijzigd werden, trad vertraging op bij de productie van onderdelen' De grote bouwwerken in Noord-Frankrijk werden in augustus '
43 door Geallieerde luchtverkenners ontdekt - die verkenners maakten ook foto's van talloze simpeler bouwwerken, een soort 'ski-schansjes'
, die, zo nam men terecht aan, als lanceerbanen gebruikt zouden worden; de meeste van die 'ski-schansjes'
waren op Londen gericht, de overige (op het schiereiland Cotentin) op de havenstad Bristol. Al die doelen werden onophoudelijk aangevallen; daartoe werden van begin december '43 tot midden juni '
44 niet minder dan 25 000 vluchten ondernomen.
Die vluchten hadden, zo schreven wij al in deel 7, in zoverre effect dat General der Artillerie Erich Heinemann, aan wie de operationele inzet van de V-wapens was toevertrouwd, eind december '43 tot de conclusie kwam dat men de grote bouwwerken en de '
ski-schansjes' niet zou kunnen gebruiken. Hij liet ze wel telkens herstellen, maar dat was misleiding. De assemblage van de V-I'S verplaatste hij naar Duitsland en hij liet bij de Franse kust veel simpeler lanceerbanen aanleggen (ruim 40 bij het Nauw van Calais, ruim 20 op het schiereiland Cotentin) die zo goed gecamoufleerd waren dat ze vóór D-Day niet één keer werden gebombardeerd.
Na D-Day konden de lanceerbanen op het schiereiland Cotentin niet in gebruik worden genomen, maar die bij het Nauw van Calais wèl. In de vroege ochtend van 13 juni, precies een week na D-Day, kwamen de eerste vier V-I'S in Engeland neer, op de avond van de r yde werd de massale aanval ingezet: binnen achttien uur werden niet minder dan 244 V-I'S gelanceerd. De Duitse propaganda buitte de inzet van het nieuwe wapen terdege uit, daarbij de suggestie wekkend dat het een beslissende keer in de oorlog teweeg zou brengen (dat werd in Nederland door alle 'foute'
elementen maar al te graag geloofd) - in werkelijkheid bleef de uitwerking van de V-I'S beperkt. Zeker, Bomber Commandwerd gedwongen een niet onaanzienlijk deel van zijn krachtsinspanning op de nieuwe lanceerbanen en de depots van de V-I'S te richten (30% in de periode van D-Day tot eind augustus"), en ook werd in Londen schade aangericht en vielen er slachtoffers maar de keer in de oorlog bleef uit. Ca. de helft van
Hetzelfde deden de in Londen wonende en werkende Nederlanders, onder hen de ministers. Van Angeren, toen nog minister van justitie, was de enige die niet tegen de nieuwe spanningen bestand was." 'Ministerraad, gedurende welke', noteerde de minister van buitenlandse zaken, van Kleffens, eind juni in zijn dagboek,
'driemaalluchtalarm. Van Angeren stelde voor, en bloc te verhuizen naar het kamp in Wolverhampton, een voorstel dat niemands instemming verwierf.' Deze man is zo vreesachtig dat hij nu maar het hele departement van Justitie gaat overbrengen naar een kelder in het C & A-gebouw, twee verdiepingen onder de grond."
Natuurlijk deden de V-I'S velen wel met extra verlangen uitzien naar de dag waarop Montgomery's troepen eindelijk snelle vorderingen zouden maken zodat de Duitse lanceerbanen uitgeschakeld zouden worden. Ook in de eerste drie weken van juli zat er evenwel in Normandië nauwelijks beweging in het front. De vergelijking met hetgeen de Russen presteerden, leek in het nadeel van de Geallieerden uit te vallen.
Begin '43 had het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad moeten capituleren. De Duitsers hadden zich toen (zie kaart III op pag. 23) ver westwaarts moeten terugtrekken. In juli '43 was aan de centrale sector van het langgerekte front een groot Duits offensief mislukt dat de bedoeling had alsnog Moskou te veroveren - de Russen, hunnerzijds aanvallend, hadden een groot deel van Wit-Rusland bevrijd en vooral aan de zuidelijke sector grote successen behaald; ze waren er de Dnjepr overgetrokken en hadden Kiew bevrijd. In de winter van '43 hadden zij vervolgens de Heeresgruppe Nord tot de grenzen van Estland en Letland en de Heeres gruppe Süd tot in Roemenië teruggedrongen. Hoofddoel van de Russische operaties in de zomer van '44'
was het uitschakelen van de sterke Heeresgruppe Mitte die de Russen de weg naar Warschau en Oost-Pruisen versperde.
Wij schreven reeds dat ca. drie-vijfde van alle Duitse divisies aan het Oostelijk front was geconcentreerd. De Duitsers werden er geholpen door Finse, Hongaarse en Roemeense strijdkrachten van welke evenwel alleen de Finse nog een goed moreel hadden (Hongarije werd zo weinig door Hitler vertrouwd dat hij er in maart '44 een sterk Duits garnizoen had gelegerd). Volgens Russische schatting bevonden zich begin juni '44 aan het Oostelijk front ca. vier miljoen vijandelijke militairen, onder wie drie miljoen tweehonderdduizend Duitsers. De Russen waren veel talrijker. Aan manschappen beschikten zij over een superioriteit van 70%, aan tanks van 60%, aan vliegtuigen (de Duitsers konden het veruit grootste deel van de Luftwaffe niet uit Centraal- en West-Europa verplaatsen) zelfs van 400%. Even belangrijk was dat de Russen het strategisch initiatief in handen hadden. Hitler en zijn generaals moesten zich voortdurend afvragen waar de volgende slagen zouden vallen (zij werden menigmaal het slachtoffer van geslaagde Russische misleiding) en voor het toebrengen van die slagen kon het opperbevel van het Rode Leger een overwicht aan krachten concentreren dat nog groter was dan men uit de weergegeven algemene cijfers zou afleiden. Voor het offensief tegen de Heeresgruppe Mitte zouden de Russen twee-vijfde van al hun krachten inzetten, zulks in een periode waarin het Oberkommando der Wehrmacht
''
'. Banska Bystrica ', •• ! ' .•• -r-,
\.,.._-.... ../ '-."" \ ! •
\.,.._-.... ../ '-."" \ ! •
../ '-."" \ ! •
'-."" \ ! •
\ ! •
! •
-c. '. i·" • \., Boedapest i • - ..,._._._'1 \. ·\.HONGARIjE J..I_. • \ ..
..
.. /'-'
\~. ROEMENIË ..
Î~ Ploësti g JOEGOSLAVIË ·,e. '-I. Boekarest rt·_·-.-·/·_·_· '\.. BULGARIJE ,-.
,. i-<J'P"
.>«, _._. ,. Moskou Kiew III. Het Oostelijk front, zomer-herfst 1944 De frontlijn bij het begin van de zomer van 1944 is met een rode lijn aangegeven. Rose: veroverd door het Rode Leger in de offensieven tegen Finland, tegen de Heeresgruppe Mitte en in de richting van de Balkan. De rode stippellijn geeft de positie van het Rode Leger aan per eind september 1944 2
Aan dat offensief ging een krachtige aanval op de Finse stellingen vooraf. Die werd op 10 juni, vier dagen na D-Day dus, ingezet en eind juli hadden de Russen de Fins-Russische grens weer bereikt zoals deze in maart' 40, na de Russische winteroorlog tegen Finland, was vastgesteld. De Finnen beseften dat hun positie hopeloos was; hun restte niets anders dan een nieuwaccoord met de Sowjet-Unie na te streven.' Na de rode juni hadden zij Hitler gesmeekt, hun met zes Duitse divisies te hulp te komen - hij had er maar één kunnen missen. Op 22 j uni, op de dag af drie jaar nadat Duitsland de Sowj et- Unie had overvallen, werden Hitler en zijn generaals verrast door een ongekend krachtig offensief tegen de Heeresgruppe Mitte. In eerste instantie togen meer dan één miljoen tweehonderdduizend Russische militairen ten aanval, zulks met de steun van meer dan 3°000 stukken zwaar geschut en meer dan 5000 tanks (de Heeresgruppe Mitte bezat er slechts 15°°). Enorme eoncentraties Russische artillerie (plaatselijk stonden per kilometer frontgedeelte IS0 tot 200 stukken veldgeschut en zware mortieren opgesteld) beukten gaten in het Duitse front - door die gaten werkten de Russische infanteristen zich voorwaarts en waren de bressen breed genoeg geworden, dan werd de ene tankdivisie na de andere in de strijd geworpen. De Duitsers, versterkt door zes haastig uit de Oekraïne aangetrokken divisies, verdedigden zich taai maar konden tegen de overmacht niet op. Bij Witebsk, bij Bobruïsk en bij Minsk werden grote aantallen van hun troepen afgesneden, omsingeld en tot overgave gedwongen, bij Minsk zelfs de resten van een geheel leger. Op 3 juli bereikte het Rode Leger Minsk, op 13 juli Wilna. Een korte pauze volgde (de Russische bevoorradingscolonnes hadden het tempo van de troepen niet kunnen bijhouden) - op 18 juli werd het offensief hervat. Een week later stonden de Russen bezuiden Warschau aan de Weichsel, nogmaals een week later, 3 I juli, bereikten zij de Golf van Riga, hetgeen betekende dat alle landverbindingen van de Heeresgruppe Nord (die na de rode juli, toen het Rode Leger aan die sector van het front de aanval had ingezet,
Het is noodzakelijk, de achtergrond van Bors besluit kort te belichten.
Het belangrijkste dunkt ons dat de meeste Polen, wier voorvaderen vooral in de negentiende eeuw door de Russen waren onderdrukt (er was van 1795 tot 1918 geen Poolse staat geweest), van een Russische overheersing niets wilden weten. Intussen hadden zij van het moment af dat het getij aan het Oostelijk front was gekeerd, reden die overheersing te duchten. De Poolse regering in Londen klampte zich aan Engeland en de Verenigde Staten vast, maar hoe konden die twee democratieën voorkomen dat het Rode Leger heel Polen zou bezetten, en zou daaruit niet voortvloeien dat de feitelijke macht ter plaatse bij Stalin zou komen te berusten? De Russische dictator wist precies wat hij wilde bereiken: de oostelijke helft van Polen (daar lagen o.m. Lemberg en Wilna welke door de Polen als 'historische'
Poolse steden werden beschouwd) die in '20 na een Pools-Russische oorlog aan Polen was toegevallen, zou weer Russisch worden (een deel van de bevolking bestond er uit Oekraïners) en Polen zou westwaarts opgeschoven worden tot aan de Oder. Dat nieuwe Polen diende een de Sowjet-Unie welgezinde, dus communistische, althans in hoofdzaak communistische regering te krijgen.
Zoals wij in deel 7 beschreven, drong de Poolse regering in Londen er in de lente van '43 op aan dat het Internationale Rode Kruis zou gaan onderzoeken hoe enkele duizenden Poolse officieren om het leven waren gekomen wier lijken door de Duitsers in massagraven bij het Russische Katyn ontdekt waren en die volgens de Duitsers in de zomer van '
40 in hun krijgsgevangenenkampen door de Russen waren geliquideerd (dat was inderdaad geschied). Stalin had na die stap de diplomatieke betrek
t In augustus wisten de Duitsers langs de Golf van Riga weer een 30 km brede corridor te openen.'Pools Comité voor de Nationale Bevrijding'
te bestaan dat pretendeerde, de regering van Polen te zijn - pretenties die prompt door Stalin gehonoreerd werden: op 26 juli gaf hij in Moskou een verklaring uit, waarin gezegd werd dat aan het (door communisten gedomineerde) Comité de uitvoerende macht in Polen zou worden overgedragen.
Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat bij generaal Bor en de zijnen de sterke behoefte leefde, de Russen voor voldongen feiten te plaatsen. Bor wist dat de Poolse premier, Mikolajczyk, op I augustus in Moskou zou aankomen om daar (vooral de Engelse regering had sterke druk op hem uitgeoefend) besprekingen te voeren met Stalin en het in Cholm bekendgemaakte Comité. Bor wenste Mikolajczyk de ruggesteun te geven van een door het Ondergrondse Leger bevrijde hoofdstad; hij rekende op Russische steun (in elke Russische radio-uitzending werd tot verzet tegen de Duitsers opgeroepen, maar die oproepen droegen een clichématig karakter) doch verzekerde zich daar niet van. Hij hoopte dat het Rode Leger dat al bij Praga stond, spoedig de Weichsel zou oversteken. Niets daarvan. Hadden de Russen er, zoals zij zelf toen en later beweerd hebben, op dat moment de kracht niet voor? Dat is mogelijk. In elk geval wekte Stalins beleid de indruk dat hij met genoegen zag dat zijn potentiële tegenstander, het Ondergrondse Leger, in Warschau zware verliezen leed. Amerikaanse bommenwerpers die van beginjuli afvan vliegvelden in de Oekraïne uit Duitse doelen in Centraal-Europa mochten aanvallen, kregen geen verlof, de opstandelingen in Warschau te bevoorraden. Van Zuid-Italië uit vlogen toen van 8 augustus af Amerikaanse Liberators, die
De strijd in Warschau had twee maanden geduurd. Geschat wordt dat de Duitsers er zeventienduizend man bij verloren en het Poolse Ondergrondse Leger ca. vijftienduizend; de verliezen van de burgerbevolking worden op tweehonderdduizend geraamd en de stad Warschau werd vrijwel volledig verwoest.
Het politiek effect van dit gebeuren zullen wij in deel 10 b behandelen - wij keren nu terug naar de Duitse nederlagen aan het Oostelijk front.
Opjuli, kort voor de hervatting van het Russisch offensief tegen de Heeresgruppe Mitte, werd de Heeresgruppe Süd aangevallen in het noordelijk gedeelte van de Oekraïne. Ook hier werden Duitse eenheden ingesloten en tot overgave gedwongen, maar de grote doorbraak lukte minder snel dan tegen de Heeresgruppe Mitte het geval was geweest. Niet dat de Duitsers zich konden handhaven! Eind juli waren de Russen in Lemberg en begonnen zij ver bezuiden Warschau aan de vorming van een groot bruggehoofd over de Weichsel dat (zulks was duidelijk) in een later stadium basis zou worden voor weer een nieuw Russisch offensief (dat zou overigens nog maanden op zich laten wachten). Keer op keer werd door de Duitsers getracht, dat bruggehoofd op te ruimen, maar zij hadden er de kracht niet voor; het bleef ca.km breed en ca.km diep.
Verder zuidwaarts was het Rode Leger in die tijd voornemens, over de Karpathenpassen naar Hongarije op te rukken, maar dat plan werd eind augustus opgegeven toen bleek dat in Roemenië zo snelle vorderingen
Inderdaad, toen het Rode Leger op 20 augustus met 90 divisies de in Roemenië staande Roemeense en Duitse divisies begon aan te vallen (Hitler had voordien uit Roemenië een aantal divisies naar andere sectoren van het Oostelijk front moeten overbrengen), bleek spoedig dat er geen houden meer aan was. De Roemeense troepen gaven de strijd op of liepen zelfs naar de Russen over. Het grootste deel van de Duitse troepen werd omsingeld, het heropgerichte Duitse Zesde Leger werd voor de tweede maal vernietigd. Op 23 augustus kwam de met Duitsland verbonden regering-Antonescoe ten val, zeven dagen later hadden de Russen de voor Duitsland belangrijke aardolievelden van Ploësti in handen, weer een dag later, 3 I augustus, trokken zij de Roemeense hoofdstad Boekarest binnen. Al die overwinningen hadden belangrijke gevolgen: op 26 augustus zegde Bulgarije het Duitse bondgenootschap op, op 28 augustus werd in Hongarije een nieuwe regering gevormd die er kennelijk ook al naar zou streven zich van de Duitsers los te maken, en op 29 augustus brak in Slowakije een opstand uit; die opstand (welke in tegenstelling tot die in Warschau van meet af aan steun uit de Sowjet-Unie ontving) hadden de Duitsers pas na twee maanden bedwongen waardoor achter het Oostelijk front althans dàt gevaar werd bezworen.' Overigens was de gehele periode van 22 juni (inzet van het offensief tegen de Heeresgruppe Mitte) tot I september voor de Wehrmacht aan hef
I Toen de Duitsers in maart '39 Bohemen en Moravië bezetten en als Protektorat aan Duitsland toevoegden, maakte Slowakije zich van Tsjechoslowakije los en plaatste het zich onder Duitse bescherming. Het kreeg een clericaal-fascistische regering die met één divisie aan de Duitse veldtocht in Rusland deelnam. In de herfst van '43 liep een groot deel van die divisie naar de Russen over. Naarmate de kansen voor Duitsland keerden, werd de stemming in Slowakije meer anti-Duits. In het verzet waren de Slowaakse communisten het actiefst en in de tweede helft van '43 slaagden twee uit de Sowjet-Unie geparachuteerde Slowaakse communisten er in, een elandestien anti-Duits eenheidsfront te vormen. Eind '43 vormden de verzetsgroepen een Slowaakse Nationale Raad. Die Raad ging samenwerken met officieren van het sinds '39 opgebouwde Slowaakse leger die meenden dat de Slowaken tegen hun regime en tegen de Duitsers in opstand moesten komen zodra de Russen de Dukla-pas in de Karpathen bereikt hadden welke toegang geeft tot het oosten van Slowakije (zie kaart III op pag. 23). Van de lente van '44 af waren in Slowakije evenwelook partisanengroepen actief en eind juli arriveerde er een eerste partisanengroep die uit de SowjetUnie afkomstig was; meer van die groepen volgden, tezamen een paar honderd man tellend.
Toen de Russen eind augustus de Dukla-pas naderden, maakten de oppositionele'de Voorzienigheid'
placht te noemen, hem niet in de steek zou laten.
vormde evenwel niet het verwachte Russische offensief over de Karpathen maar de komst van Duitse bezettingstroepen op 29 augustus nadat daags tevoren in het centrum des lands de ruim twintig Duitse officieren van de Duitse militaire missie in Roemenië die naar Duitsland onderweg waren, waren doodgeschoten op last van een Russische partisanenleider. In dat bergachtige centrale deel van Slowakij e was de opstand goed voorbereid en waren ook wapenvoorraden gevormd, maar buiten dat deel, o.m. in de hoofdstad Bratislawa, lieten de eenheden van het Slowaakse leger zich ontwapenen door de Duitsers. De opstandelingen kregen binnen enkele dagen ca. de helft van het land (Slowakije is iets groter dan Nederland) in handen. Banská Bystrica werd hun hoofdstad.
De Duitsers zetten de opstandelingen van meet af aan onder sterke militaire druk. Hoewel dezen het gezag van president Benesj en zijn regering erkenden (begin oktober ging een via Moskou uit Engeland gearriveerde Tsjechische generaal als hun opperbevelhebber fungeren), kregen zij maar weinig steun uit het Westen. Benesj stond namelijk op het standpunt dat de Sowjet-Unie voor die steun diende te zorgen. Inderdaad, de Russen zonden naar het opstandige gebied ca. 45 ton aan voorraden, brachten er ruim 20 jagers naar toe alsmede een deel van de in de Sowjet-Unie gevormde Tsjechoslowaakse parachutistenbrigade (ruim tweeduizend militairen) en poogden in afwijking van hun algemene strategie door de Dukla-pas heen te breken. Zij leden daarbij zware verliezen maar kwamen niet door het Duitse afweerfront heen. Daarmee was het lot van de opstand bezegeld. Met steun van een aantal zware tanks dreven enkele Duitse divisies en Kampfgruppen de ruim veertigduizend opstandige Slowaakse militairen eoncentrisch terug. Banská Bystrica viel eind oktober. Nadien trokken ruim zevenduizend militairen met enkele duizenden partisanen de Hoge Tatra in van waaruit zij evenwel slechts weinig operaties konden ondernemen. De meeste opstandelingen (ruim vierduizend waren gesneuveld) werden in krijgsgevangenschap afgevoerd. De 'SD'
ging nadien tot scherpe represailles over (in het bevrijde gebied waren tegen talrijke Volksduitsers wreedheden bedreven), maar bij de militaire strijd hadden, aldus Wolfgang Venohr in zijn in '69 verschenen studie Aufstand fur die Tschechoslowakei. Der slowakische Freiheitskampf von 1944 (onze bron voor deze voetnoot), zowel de opstandelingen als de troepen van Wehrmacht en Waffen-SS zich aan de regels van het oorlogsrecht gehouden.
In september '38 en in de herfst van '
39 was door hoge Duitse militairen die Hitler als een gevaarlijke avonturier waren gaan beschouwen, al overwogen, de Führer en zijn Nazipartij door middel van een staatsgreep uit te schakelen, en diegenen die plannen in die richting hadden gekoesterd, gingen ze opnieuw uitwerken toen eind '41 bleek dat de stormloop op de Sowjet-Unie was mislukt en dat Duitsland er in het westen de Verenigde Staten als tegenstander bij had gekregen. Een groot deel van die op een staatsgreep toewerkende Duitse oppositie droeg een conservatief karakter. Zij wees een onvoorwaardelijke overgave af (dat was het oorlogsdoel dat Churchill en Roosevelt eind januari '43 na de conferentie te Casablanca bekendmaakten), zij wenste de eenheid van Gross-Deutsch /and (Duitsland plus Oostenrijk) te handhaven en verscheidene leden van de oppositie vertrouwden bovendien dat het mogelijk zou zijn, delen van Polen alsmede het Sudetengebied (deel van Tsjechoslowakije) in handen te houden. Dat alles werd als basis gezien voor een program om met de westelijke democratieën te onderhandelen - tegen de SowjetUnie zou voorshands de strijd worden voortgezet. Beseft werd evenwel dat men dat 'nieuwe Duitsland'
(men zag het als een democratische staat die evenwel aanvankelijk nogal autoritair bestuurd zou worden) pas van de grond zou krijgen als de magie van Hitler, de nog door miljoenen Duitsers aanbeden Führer, gebroken was; hij moest dus uitgeschakeld worden.
In juli '42 werd, zoals wij reeds in deel 7 verhaalden (hoofdstuk 9, paragraaf 'Val van het Naziregime?'
), door de samenzweerders afgesproken dat Generaloberst Ludwig Beck, die in augustus '38 door Hitler als chef-staf van het Oberkommando dey Wehrmacht was ontslagen, na een omwenteling staatshoofd zou worden; Beck en generaal Friedrich 01bricht, chef van het Allgemeine Heeresamt waaronder het reserveleger ressorteerde (dat Ersatzheer moest bij een staatsgreep formaties als de NSDAP en de SS uitschakelen), gingen er accoord mee dat getracht zou worden, Hitler van het leven te beroven. In februari '43 mislukte een eerste poging daartoe, in maart mislukten een tweede en een derde. Van die pogingen drong niets tot de Gestapo door - wè! rees in de tweede3
Omstreeks diezelfde tijd kwam definitief vast te staan dat voor de staatsgreep gebruik zou worden gemaakt van het Ersatzheer. Een van generaal Olbrichts officiële taken was, geheime plannen uit te werken om de Ersatz und Ausbildungseinheiten van de Wehrmacht (eenheden dus die uit gemobiliseerden bestonden die hun eerste oefening ontvingen) onmiddellijk in te zetten bij onlusten die, zo werd gemeend, ontketend konden worden door buitenlandse arbeiders, Geallieerde geheime agenten of Geallieerde parachutisten. De inzet werd met het codewoord 'Walküre' aangeduid. Die geheime plannen nu werden door Olbricht en de chef van zijn staf, Oberst Claus Schenk Graf von Stauffenberg, niet ter beteugeling van onlusten verder ontwikkeld maar voor het uitvoeren van een staatsgreep. Kwam het bericht dat Hitler dood was, dan zou de bevelhebber van het Ersatzheer, Generaloberst Friedrich Fromm, de uitzonderingstoestand afkondigen, alle hoge partij- en SS-functionarissen zouden gearresteerd worden, een andere afgezette Duitse bevelhebber, GeneralfeldmarschallErwin von WitzIeben (hij had in september '38, toen hij commandant was van de Wehrkreis Berlijn, gereedgestaan om met een stoottroep de Reichskanzlei te bezetten), zou Oberbefehlshaber worden en een nieuw regime zou uitdrukking geven aan de bereidheid om vrede te sluiten met de westelijke mogendheden; het minister-presidentschap in dat regime werd door de meesten toegedacht aan de conservatief dr. Carl Goerdeler die in '37 ontslag had genomen als Oberbürgermeister van Leipzig; in diens regering zouden vertegenwoordigers van tal van vroegere partijen, ook socialisten, zitting nemen.
Men ziet: het Ersatzheer moest in Duitsland de feitelijke staatsgreep uitvoeren. Regionaal ressorteerde het onder de commandanten van de 2I Wehrkreise waarin Duitsland was verdeeld. Voorzover die commandanten onmiddellijk zouden moeten ingrijpen (conform de voor' Walküre' uitgewerkte bevelen), werden telexberichten opgesteld die, als eenmaal de aanslag op Hitler was gelukt, onmiddellijk in gecodeerde vorm door het Allgemeine Heeresamt rondgeseind zouden worden; de samenzwering had binnen de bureaus van de meeste commandanten dier Wehrkreise belangrijke vertakkingen.
Hoe Hitler uit te schakelen? Het beste middel daartoe leek het gebruik 3
In de lente van' 44 werd het plan voor de staatsgreep verder uitgewerkt, waarbij von Stauffenberg een steeds actievere rol ging spelen. Hij en de zijnen beseften dat de aanslag hoogstwaarschijnlijk in Hitlers hoofdkwartier moest worden uitgevoerd; dan zou het van vitaal belang zijn, de verbindingen van dat hoofdkwartier te verbreken. Plannen daartoe werden opgesteld door de General der Nachrichtentruppen Erich Fellgiebel, een overtuigd tegenstander van het regime, die Chef des Heeres-Nachrichten wesens was. Begin juli '44 (het was toen duidelijk dat de Geallieerden in Normandië een stevig bruggehoofd in handen hadden en dat de Heeres gruppe Mille aan het Oostelijk front een katastrofale nederlaag had geleden) werden de teksten van al gereedliggende oproepen aan de bevolking in hun uiteindelijke vorm klaargemaakt en werd een lijst opgesteld van officieren die in de Wehrkreiskommandos als verbindingspersonen van het nieuwe regime zouden fungeren. Veel contact werd onderhouden met stafofficieren van de Oberbefehlshaber West en vooralook met die van de Militärbefehlshaber in Prankreich, generaal von Stülpnagel; deze was in de herfst van '39 in de samenzwering tegen Hitler betrokken geweest. Ook met Rommel werden besprekingen gevoerd; hij vond wel dat Hitler gearresteerd maar niet dat hij om het leven gebracht moest worden; dat laatste was ook de opinie van Goerdeler. Voorts werd met Oostenrijkse tegenstanders van het Naziregime aanraking verkregen - de meesten hunner wensten het herstel van Oostenrijks onafhankelijkheid waar, gelijk gezegd, een groot deel van de Duitse samenzweerders niet voor voelde.
'vernieuwing'
aandringende clandestiene groep die zich gevormd had om Helmuth Graf von Moltke. Ook werd gepoogd, de politieke basis van de conspiratie te verbreden. Eind juni voerden twee socialisten, onder wie Julius Leber (hij zou in het nieuwe regime minister van binnenlandse zaken worden), een eerste voorzichtige bespreking met een uit drie personen bestaande delegatie uit het bestuur van de illegale Kommunistische Partei Deutschlands. Een van de drie KPD'ers was een 'SD'
-agent. De twee andere KPD'ers en de twee socialisten werden begin juli gearresteerd. In de kring der samenzweerders bracht het bericht van die arrestatie heel wat deining teweeg; extra spoed leek nu geboden.
Het had enige tijd geduurd voordat von Stauffenberg tot het vaste besluit was gekomen dat hij de aanslag op Hitler zou plegen. Hij was eerder in de oorlog ernstig gewond; hij miste een oog, de rechterhand en twee vingers van de linker. Wat hij ten behoeve van de eigenlijke aanslag aan handelingen zou moeten verrichten, leek evenwel uitvoerbaar: in een aktentas zou hij, eventueel geholpen door zijn adjudant, Oberleutnant Werner von Haeften, twee ladingen doen van elk een kilo springstof, vervolgens zou hij, onmiddellijk voor hij bij Hitler werd ontboden, met een speciaal voor hem geconstrueerd tangetje een op tien minuten afgestelde 'tijdlont'
in werking stellen, de aktentas zou hij in de ruimte waar de bespreking met Hitler plaatsvond, zo dicht mogelijk bij deze plaatsen en tenslotte zou hij zich onder een voorwendsel verwijderen om onverwijld naar Berlijn terug te keren; had zich de explosie voorgedaan, dan zou Fellgiebel er zorg voor dragen dat van het Führer hauptquartier uit onmiddellijk bericht zou gaan naar het Allgemeine Hee resamt in de Bendierstrasse te Berlijn dat de aanslag was gelukt. Een groot probleem was dat von Stauffenberg lange tijd niet tot de officieren behoorde die regelmatig in het streng geïsoleerde Führerhaupt quartierwerden ontboden. Die moeilijkheid verdween toen hij op 20 juni werd benoemd tot chef-staf bij generaal Fromm, de Befehlshaber des Ersatzheeres. Bij twee gelegenheden in juli, op de 6de en de I Ide, namen Fromm en von Stauffenberg op de Berghofbij Berchtesgaden aan besprekingen met Hitler deel - waarom von Stauffenberg, die de explosieven bij zich had, toen de aanslag niet heeft uitgevoerd, is niet bekend. Op I5 juli moest hij aan een bespreking met Hitler in de Wolfsschanze deelnemen; vermoedelijk had hij toen de explosieven niet kunnen meenemen. Dat was echter wèl het geval toen hij op de zoste ontboden werd voor
Vijf-en-twintig minuten tevoren, om tien voor één, was de explosieve lading ontploft; zij zou in een bunker alle aanwezigen hebben gedood, maar nu baande de druk zich goeddeels een weg naar buiten. Van de vier-en-twintig in de barak aanwezige personen liepen er slechts vier zo zware verwondingen op dat zij spoedig bezweken - Hitler was slechts licht gewond. Fellgiebel gaf aan de Bendlerstrasse door dat Hitler in leven was gebleven maar zei ook dat de staatsgreep moest worden doorgezet, immers: doordat de bom was afgegaan, was er voor de samenzweerders geen weg-terug meer. Maar het duurde enkele uren voor diegenen die in de Bendierstrasse bijeen waren, hun aarzelingen hadden overwonnen. Pas om vier uur gaven zij het codewoord' Walküre' door. Om kwart over vier was von Stauffenberg weer aanwezig, om kwart voor vijfbegon men aan de Wehrkreiskommandos de gereedliggende oproepen en instructies door te geven (daarmee was men tot acht uur 's avonds bezig); deze waren evenwel gecodeerd en het decoderen nam vrij veel tijd. In de instructies werd o.m. opdracht gegeven, alle hoge functionarissen van de NSDAP en de SS te arresteren en de belangrijkste partijbureaus te bezetten. Die telexberichten werden (dat was routine) ook naar de Wolfsschanze gestuurd. Voordien vermoedde men daar reeds (geconstateerd was dat von Stauffenberg en von Haeften in grote haast verdwenen waren en het door von Haeften weggeworpen pakket springstof was gevonden) dat het Ersatzheer een centrale rol speelde in de staatsgreep; Hitler plaatste het om vier uur onder bevel van Himmler en onmiddellijk nadien begonnen adjudanten van Keitel, chef van het Oberkommando der Wehrmacht, alle Wehrkreiskommandos op te bellen met bericht dat Hitler in leven was en'SO'
-functionarissen oppakken; zij werden geconcentreerd in een Wehrmachtgefängnis, in een oud fort en in een Parijs hotel; dreigementen van de Kriegsmarine en van de Luftwaffe noopten van Stülpnagel, al deze gevangenen kort na middernacht vrij te laten.
Intussen was de rebellie in Berlijn bedwongen, onder meer door het ingrijpen van majoor Remer, commandant van het Wachbataillon Gross Deutschland, die aanvankelijk de bevelen uit de Bendierstrasse had uitgevoerd maar, twijfelend of hij wel juist had gehandeld, om zeven uur 's avonds uit Goebbels'
woning persoonlijk met Hitler had kunnen telefoneren en van deze bevel gekregen had, onmiddellijk de BendIer strasse te bezetten. Daar heerste een toenemende verwarring. Generaal Fromm had in de loop van de middag verdere medewerking aan de opstand geweigerd en was in een kamer opgesloten. Van Stauffenberg en enkele andere officieren belden links en rechts de Wehrkreiskommandos op om op opvolging van de ontvangen telexorders aan te dringen (zij beweerden daarbij dat alle berichten dat Hitler nog in leven was, gefingeerd waren), generaal Beck zat er neerslachtig bij, van Witzleben, die, Oberbefehlshaber der Wehrmacht moest worden, arriveerde pas om acht uur 's avonds en reed na drie kwartier weer weg. Inmiddels had Fromm van zijn kamer uit opdracht kunnen geven, een tegenactie te organiseren. Van Stauffenberg werd in het gebouw bij een schietpartij gewond. Toen Remers troepen arriveerden, behoefde er niet eens meer gevochten te worden. Fromm, de teugels weer in handen nemend, liet Beck, von Stauffenberg, van Haeften, Olbricht en twee andere samenzweerders (allen voor hem zeer bezwarende getuigen) door een haastig gevormde standrechtbank ter dood veroordelen. Een van die twee andere samenzweerders werd gevangengehouden, Beck schoot zich een kogel door het hoofd, vier samenzweerders (onder wie van Stauffenberg, van Haeften en Olbricht) werden kort na middernacht op de binnenplaats van het gebouwaan de Bendierstrasse gefusilleerd.
Het gebeurde betekende voor Hitler en voor de getrouwen onder zijn
Dat VolksgerÎchtshofhad inmiddels reeksen doodvonnissen geveld. De eerste groep veroordeelden, waartoe o.m. Fellgiebel, von Witzieben en von Stülpnagel behoorden, werd op zulk een wijze opgehangen dat zij een lange doodsstrijd hadden (er werd een filmopname van gemaakt die Hitler herhaaldelijk voor zich liet afdraaien). In totaal werd vermoedelijk tegen ongeveer tweehonderd samenzweerders de doodstraf uitgesproken, tegen Fromm wegens lafheid. Leber en Goerdeler werden begin '45 in Berlijn geguillotineerd. Van vele terdoodveroordeelden werd de gehele familie in concentratiekampen opgesloten.
Heeft de conspiratie van de zoste juli vertakkingen in Nederland gehad?
In kringen van het Nederlandse verzet heeft men na eind december '43 van Staehle (hij werd kort vóór de zoste juli '44 gearresteerd en is in Berlijn doodgeschoten toen de Russen daar al vochten) niets meer vernomen, wèl is hier te lande nog een van de leden van de'Von Trott'
, zo schreef Patijn bij de twintigste herdenking van de aanslag op Hitler,
'kwam begin juli 1944 voor het laatst naar Nederland Van Roijen, Reinink' en ik ontmoetten hem op het kantoor van van Goerschen Hij was ontspannen en vriendelijk, zei dat hij onze situatie bijna benijdde, want wij konden in bezet gebied blijkbaar nog met zijn drieën een deur binnengaan zonder de aandacht te trekken; in Berlijn was dat niet meer mogelijk. De reden van zijn komst was geen andere dan ons mede te delen dat nu binnen enkele weken de aanslag zou plaats vinden. Op onze vraag ... waarom hij ons dit kwam vertellen, luidde het antwoord: omdat u, als de aanslag lukt, uw regering moet inlichten dat onze groep, die onmiddellijk zal willen capituleren, een aanvaardbare onderhandelingspartner voor de Geallieerden is. Bij het weggaan vroeg ik hem in de gang hoeveel kans hij de aanslag gaf. Zijn antwoord luidde: vijf-en-twintig procent."
De veronderstelling ligt voor de hand dat von Trott zu Solz behalve met von Goerschen in ons land ook nog met andere Duitsers heeft gesproken, zoals in '43 ook von Moltke heeft gedaan die toen besprekingen kwam voeren met Wehrmachtbefehlshaber Christiansen en zijn staf. Christiansens chef-staf, generaal von Wühlisch, was bepaald geen nationaal-socialist en volgens inlichtingen die wij in '70 ontvingen, zou von Wühlisch op de ochtend van de zoste juli een bespreking hebben gehad met de Ortskommandantvan Apeldoorn, E. Preiherrvon Oldershausen, tot wie hij aan het slot opeens de vraag zou hebben gesteld: 'Machen Sie mit, u/enn wir auf Berlin marschieren?' Von Oldershausen zou toen hebben geantwoord: 'Ich bin immer dabei:" De datum van die bespreking zien wij
, Mr. H. J. Reinink, in die tijd lid van het door Drees geleide Vaderlands Comité. 2 C. L. Patijn: 'De twintigste juli'
, Wending (juli-aug. 1964), p. 268-69. 1 Brief, 17 dec. 1970, van E. van Oldershausen.'Ariërs'
had omgetoverd, in de middag van 20 juli bij geruchte vernam dat Hitler om het leven was gebracht, riep hij tegen een andere Duitser, wiens anti-nationaal-socialistische gezindheid hem bekend was, Ing. RalfTroje, uit: 'Mensch, Troje, das Schwein ist tot!'!
Geheel anders, gelijk te verwachten viel, was de reactie van Reichs kommissar Seyss-Inquart en Wehrmachtbefehlshaber Christiansen, die beiden overtuigd nationaal-socialist waren. Nog in de nacht van 20 op 21 juli deden zij Hitler het volgende (naar wij vermoeden: door SeyssInquart geformuleerde) telegram toekomen:
'Mein Führer! - Alle Angehörigen der Partei, der Wehrmacht und des Staates und alle deutschen Volksgenossen in den Niederlanden danken aus tiefstem Herzen der Vorsehung, dass sie Sie, mein Führer, und mit Ihnen den Garanten des deutschen Sieges, beu/ahrt hat. Wir alle stelten bereit, jeden Ihrer Befehle in unerschütterlicher Treue und letzter Hingabe z:ü erfüllen, Heil Deutschland und unserem Führer!"
'Den Garanten des deutschen Sieges' wij moeten wel aannemen dat Seyss-Inquart en Christiansen (de eerste overigens niet zonder innerlijke twijfel) méénden wat zij op 21 juli '44 aan het Fuhrerhauptquartier seinden. Van de werkelijke krachtsverhoudingen tussen Duitsland en zijn tegenstanders waren zij niet op de hoogte, zij wisten niet veel meer dan zij in de Duitse pers konden lezen en op de Duitse radio horen. Stellig hadden zij een overdreven voorstelling van de uitwerking der V-I'S en zij kunnen
1 A. J. van der Leeuw: Verslag van gesprek met R Troje, 24 mei I975. 2 Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 2I
Tien dagen later lag dat vertrouwen in duigen: het Amerikaanse Eerste en het Amerikaanse Derde Leger waren bezig, het Duitse Zevende Leger voor zich uit te jagen.
Gelijk eerder vermeld, had generaal Montgomery al vóór D-Day voor zichzelf vastgesteld dat hij, eenmaal geland, in Normandië de Duitsers met het Britse Tweede, later ook met het Canadese Eerste Leger zoveel mogelijk zou 'binden'
aan zijn linkervleugel teneinde de Amerikanen de gelegenheid te geven, aan de rechtervleugel een doorbraak te forceren die, zo werd gehoopt, zou leiden tot de omsingeling en vernietiging van een groot deel van de Duitse legers. Het offensief zuidwaarts zou op 24 juli worden ingezet; het zou worden ingeleid met een massaal bombardement door 1 600 bommenwerpers van de Amerikaanse Eighth Air Force, dat de Duitse linies als doel had. Slecht zicht deed de meeste Amerikaanse eskaders besluiten, hun bommen niet af te werpen, maar door fouten in de radioverbindingen deden ruim 300 bommenwerpers dat wèl. Een deel van de bommen trof de Amerikaanse linies waar vijf-en-twintig doden en ruim honderd zwaargewonden vielen. Het offensief werd uitgesteld. Eén dag later, 25 juli, zou het met alle kracht opnieuw ingezet worden, wéér voorafgegaan door een zwaar bombardement - en wéér liet een deel van de Amerikaanse bommenwerpers zijn bommen op de Amerikaanse linies vallen maar met nog ernstiger gevolgen dan de vorige dag: onder de militairen vielen meer dan honderd doden en bijna vijfhonderd zwaargewonden. Nu was evenwel van uitstel geen sprake: het offensief ging door en de Duitsers weken, elke dag verder, elke dag sneller. Vergelijkt men het frontverloop op 31 juli met dat op 24 juli (zie kaart IV op pag. 41), dan is duidelijk hoe beslissend de voortgang was die de Amerikanen maakten. In de eerste dagen van augustus rukten zij verder zuidwaarts op. Hier zag Hitler zijn kans! In een gecodeerd radiotelegram seinde hij uit Oost-Pruisen dat von Kluge het grootste deel van zijn beschikbare tanks moest concentreren om, met Avranches als doel, een offensief in te zetten dat de verst opgerukte Amerikaanse divisies geheel van hun aanvoer (die kwam nog steeds grotendeels van de Normandische
1 De Special Air Service-troepen waren in '41 in Noord-Afrika door de Britten gevormd. In '44 was er een gehele brigade van ruim tweeduizend militairen; hoofdzakelijk waren dat Britten en Fransen, maar er was ook een groot contingent Belgen en er waren kleinere eontingenten Joegoslaven, Polen, Spanjaarden en Duitsers (die laatsten hadden te hunner bescherming een valse identiteit gekregen). In groepen verdeeld (één groep vocht in Bretagne en verloor bijna de helft van haar krachten) werd vrijwel die gehele brigade in de maanden juni-juli ingezet, hoofdzakelijk in Centraalen Zuid-Frankrijk.
Soortgelijke Amerikaanse groepen, Operational Groups, gevormd door het Office of Strategie Services, elk vier officieren en dertig manschappen tellend, werden eveneens in Frankrijk geparachuteerd, vijf van Engeland en zes van Noord-Afrika uit; ook zij bezorgden de Duitsers veellast. Zowel de Special Air Service-troepen als de Operational Groups beschikten over jeeps; zij konden zich dus snel verplaatsen.
Tenslotte waren er de Jedburgh-teams. Elk van die teams, opgeleid in het Schotse plaatsje Jedburgh, bestond uit drie officieren of onder-officieren (Engelsen dan wel Amerikanen) die per team een zender meekregen; zij moesten zelf de vijand zoveel mogelijk schade berokkenen en bovendien leiding trachten te geven aan 'inheemse'
verzetsgroepen waarmee zij in contact zouden komen. In juni '44 werden 13 van die teams in Frankrijk gedropt (6 in Bretagne), in juli, augustus en september nog eens 7 0. De militairen van de Special Air Service-troepen, de Operational Groups en de Jedburgh-teams waren geüniformeerd en hadden er dus recht op om, vielen zij de Duitsers in handen, als krijgsgevangenen behandeld te worden; velen hunner werden evenwel als gevangenen door de Duitsers
IV. De Amerikaanse doorbraak in Normandië, 24-31 juli 1944 Het Britse Tweede Leger is er eindelijk in geslaagd, de Duitsers uit Caen te verdrijven. Aan de sector van het Amerikaanse Eerste Leger is de doorbraak in de richting van Avranches gelukt. Bij het door Hitler bevolen tegeniffensief in de richting van Avranches komen de Duitse Panzerdivisionen niet veel verder dan het gebied van Mortain gros van de divisies van het Amerikaanse Derde Leger rukte evenwel oostwaarts op met het Amerikaanse Eerste Leger onder General Courtney H. Hodges op de linkervleugel. Het Britse Tweede en het Canadese Eerste Leger versterkten hun druk op het Duitse Vijftiende Leger in Normandië (hier werd op 12 augustus de Irene-brigade in het Geallieerde front ingevoegd ') - de uitschakeling van het Zevende Leger liet het Vijftiende geen keus: het moest wijken tot achter de Seine.
Erger nog voor de Duitsers: op 15 augustus voerden de Geallieerden
I De brigade die op 7 augustus ontscheept was, kwam aan een frontgedeelte te liggen waar zij een Duits regiment tegenover zich had dat gedeeltelijk uit Polen en Kroaten bestond. Die tegenstanders waren, schreef een der officieren, 'in het verdedigend gevecht nog moeilijk genoeg. De vijandelijkheden beperkten zich voornamelijk tot patrouille-acties en beschietingen Wij deden echter tien schoten tegenover zij één schot ... Meer last dan van de beschietingen hadden we van grote zwermen kleine muggen en de stank van kadavers.' U. J. G. Beelaerts van Blokland: 'Oorlogsbelevenissen van een cavalerie-officier'
(ca. 1960), p. 99) De stemming bij de Brigade die, gelijk in deel 9 uiteengezet, in de jaren '40 tot '
43 veel te wensen had overgelaten, was goed. 'De soldaten'
, aldus een andere officier, 'zaten van boven tot onder onder het ongedierte en de modder maar er werd absoluut niet gemopperd.'
(getuige F. V. de Graaf, Enq.,
Wij deelden reeds mee dat eind '43 op de Conferentie van Teheran aan Stalin de toezegging was gedaan dat de Geallieerden niet later dan I mei '
44 in Normandië en in Zuid-Frankrijk aan land zouden gaan. Die landingen in Zuid-Frankrijk zouden het voordeel hebben dat de Duitsers niet in staat zouden zijn, veel troepen naar het Normandische front over te brengen; bovendien werd gemeend dat men voor de bevoorrading van de enorme legers die uiteindelijk Duitsland zouden trachten binnen te dringen, de haveninstallaties van Marseille niet kon missen. De twee landingen konden evenwel door het tekort aan landingsschepen niet gelijktijdig uitgevoerd worden en toen nu in de loop van juni bleek dat er geen sprake van was dat de Duitsers het Geallieerde bruggehoofd in Normandië konden opruimen maar dat integendeel de Geallieerden er hun krachten in een sneller tempo versterkten dan de Duitsers, vestigde zich bij Churchill de overtuiging dat de landing aan de Franse Middellandse Zeekust overbodig was en dat men de daarvoor nodige troepen, die gedeeltelijk afkomstig waren van de Geallieerde legers in Italië, beter in Italië kon laten. Daar moest, meende Churchill, de Geallieerde bevelhebber, de Britse Field Marshal Alexander, met grote snelheid naar de Golf van Triëst oprukken en in die Golf moest de tweede grote Geallieerde landing worden uitgevoerd. Churchill dacht dat het de Geallieerde troepen dan mogelijk zou zijn, door het bergland op te rukken naar Ljubljana, op enkele tientallen kilometers afstand van de Oostenrijkse grens. Bij de ontwikkeling van dit denkbeeld werd Churchill gedreven door sterke politieke motieven: dreigde het gevaar niet dat de Balkan en heel Centraal-Europa communistisch zouden worden en dat de SowjetUnie er een volledig dominerende positie zou gaan innemen, als niet ten spoedigste in dat deel van Europa behalve het Rode Leger (eind juni was duidelijk dat het zijn offensieven met opvallend succes had hervat) een sterk Geallieerd leger ging opereren? In Londen werd aangenomen dat men niet zou kunnen voorkomen dat de Russen Roemenië en Hongarije beoosten de Donau in handen zouden krijgen, maar wat zou met Bulgarije, de rest van Hongarije en Oostenrijk geschieden?
Trouwens, zo merkten Amerikaanse militaire deskundigen op, er was geen sprake van dat men achter een op de Golf van Triëst gebaseerd offensief de nodige kracht kon zetten. Triëst lag van de Atlantische Oceaan uit duizend zeemijlen dieper in de Middellandse Zee dan Marseille en Churchills voorstelling van zaken alsof men van de Golf van Triëst uit gemakkelijk Centraal Europa kon binnendringen, was in strijd met de feiten: van Triëst afzou men voor de bevoorrading van de troepen slechts de beschikking hebben over één straatweg en één spoorweg; de spoorlijn liep door ettelijke tunnels en kon dus gemakkelijk grondig
Los nog van het feit dat verwacht moest worden dat de Gaulle's bewind in Algiers niet zou goedvinden dat zijn twee Franse divisies op de Balkan zouden worden gebruikt in plaats van tot de bevrijding van Frankrijk bij te dragen, maakte wat Churchill en Alexander wensten, op de Amerikaanse joint Chiefs of Staff en op Eisenhower niet de minste indruk. 'France', zo schreefEisenhower op 23 juni aan de Combined Chiefs of Staff, 'is the decisive theatre ... In my view, the resources of Great Britain and of the United States will not allow us to maintain two major theatres in the European War, each with decisive missions,'? De joint Chiefs of Staff waren het hier geheel mee eens. Binnen het te Washington gevestigde college van de Combined Chiefs of Staff had hun opinie meer gewicht dan die van hun Britse collega's - de Combined Chiefs besloten, aan de landingen in Zuid-Frankrijk vast te houden. Churchill protesteerde bij Roosevelt, Roosevelt verwierp het protest, er op wijzend dat (gelijk reeds vermeld) in de Verenigde Staten zeven-en-dertig Amerikaanse divisies op transport naar Europa wachtten - divisies die voor een deel alleen in Marseille en Toulon ontscheept en via die havens bevoorraad konden worden. Het slot van het lied was dat Churchill het hoofd in de schoot legde; daarna drong hij er tot elks verbazing begin augustus op aan dat de vijf voor de Cóte d'Azur bestemde divisies bij Bordeaux aan land
Op 15 augustus ging het Amerikaanse Zevende Leger tot de landing in Zuid-Frankrijk over. De door generaal Blaskowitz gecommandeerde Heeresgruppe G kon weinig weerstand bieden. Gegeven het feit dat het Duitse front in Normandië was doorbroken, restte die Heeresgruppe niets anders dan in zo goed mogelijke orde in de richting van Duitsland terug te trekken. Daarbij verloor Blaskowitz bijna de helft van zijn divisies, van welke er meer dan tien, aan welke de weg naar Duitsland was versperd, zich moesten overgeven aan de Franse Binnenlandse Strijdkrachten.' Het was duidelijk: de Duitsers waren bezig, hun greep op Frankrijk volledig te verliezen.
Drie dagen na de landing aan de Càte d'Aeur, op 18 augustus dus, kwam het in Parijs tot straatgevechten. Op de rode viel geen schot, maar op de zoste werd het weer onrustig doordat allerlei manifestaties plaatsvonden en op de zzste braken de straatgevechten opnieuw uit, heviger nog dan vier dagen eerder. Op 23 augustus berichtte de BBC dat Parijs bevrijd was - in werkelijkheid bevond zich daar toen nog geen enkele Geallieerde militair. Pas in de ochtend van de z yste drong de Franse tankdivisie van generaal Leclerc, die van Eisenhower verlofhad gekregen, met spoed naar Parijs op te rukken, in de Franse hoofdstad door, 's avonds gaf de Duitse Ortskommandant, generaal van Choltitz, zich over - hij had geweigerd, ook maar te trachten Hitlers kenmerkend bevel uit te voeren om Parijs in brand te steken. Diezelfde avond deed de Gaulle er zijn triomfale intocht. Bijna vier jaar lang hadden de Amerikanen hem tegengewerkt, bewerend dat het onzeker was ofhet Franse volk achter hem stond'; nu,
1 Dat was een kleine troost voor de verliezen die Franse guerrilla-eenheden hadden geleden toen in de maandenjuni enjuli enkele Maqllis-gebieden in zuidoost-Frankrijk doorde Duitsers warenopgeruimd. 2 Kort voor D-Day had zich in Londen nog een scherp conflict met de Gaulle voorgedaan toen deze constateerde dat generaal Eisenhower in zijn oproep tot de bevolking van Frankrijk die op D-Day door de radio uitgezonden zou worden, met geen woord melding had gemaakt van de Gaulle's in Algiers gevestigd Comité Français de Libération Nationale. De Gaulle weigerde toen, een oproep te laten opnemen zoals o.rn. Gerbrandy als Nederlands minister-president had laten vastleggen. Dit conflict werd door de Gaulle gewonnen: men ging accoord met een nieuwe tekst waarin de Gaulle de Fransen op het hart drukte, in de eerste plaats de instructies van het bewind te Algiers op te volgen. Het kwam goed uit, dat in het gehele Normandische bruggehoofd de verantwoordelijkheid voor Civil Affairs bij de Engelsen berustte - zij waren op de hand van de Gaulle. Het regime te Algiers zond z.g. Commissaires de la République naar de bevrijde Franse departementen; dezen droegen daar zorg voor de installatie van bestuurders die het vertrouwen der bevolking hadden. De bevrijding ging overigens in tarijke streken des lands met veel wetteloosheid'Ondanks het gevaar'
, zo kon men op 26 augustus in de middaguitzending van Radio Oranje horen (de tekst van een Britse oorlogsverslaggever werd weergegeven),
'zijn de Parijzenaars niet te houden. Ze moeten de straat op. Ergens brult een luidspreker een vaderlands lied en onmiddellijk neemt de menigte het over. Deze tonelen worden weer afgewisseld door het gehuil van sirenes, het ratelen van doorjakkerende tanks en het vallen van schoten. Als dat gebeurt, stuift alles uiteen tegen de huizen, in de portieken of waar ook maar dekking te vinden is. Maar direct daarop wordt er weer gehost en gezongen: de Marseillaise en Madelon. I In alle verwarring verschijnen er toch nog kranten, met koppen in koeienletters: 'Parijs is bevrijd'
, 'Ze zijn eindelijk gekomen'
.
. . . Ik begrijp nog niet hoe ik dit allemaal heb kunnen schrijven, hoe ik er toe in staat ben geweest. Terwijl ik zit te typen, trekken ze aan me, moet ik omhelzingen afweren, vragen beantwoorden en handen drukken. Parijs is dronken terwijl er geen druppel te krijgen is, Parijs schreeuwt zich schor, want Parijs is vrij. Hoort u maar zelf hoe ze juichen'
gejuich volgde in de radioreportage en de Londense uitzending liet vervolgens het plechtig en feestelijk gebeier horen van de klokken van de St. Paul's Cathedral. Het was nog maar een begin.
Het leek of de weg naar Duitsland open lag.
Eisenhower bepaalde op 24 augustus dat Montgomery's z ist Army Group zich in de richting van het Ruhrgebied moest begeven en daarbij geholpen moest worden door de linkervleugel van Bradley's i zth Army Group (door het Amerikaanse Eerste Leger dus), Bradley had op 23 augustus zijn Eerste en Derde Leger al opdracht gegeven, de Rijnbruggen van Koblenz tot Mannheim te bezetten, Montgomery bepaalde op de zaste dat het Canadese Eerste Leger langs de kust moest trekken (daar moest het Duitse Vijftiende Leger vernietigd worden) en dat het Britse Tweede en het Amerikaanse Eerste Leger dwars door België in de richting van het Ruhrgebied moesten doorstoten. Vrij algemeen werd betwijfeld of de Duitsers aan of bij hun westgrens nog tijdig voldoende krachten konden concentreren om de Geallieerde legers tegen te houden. 'It is my intention', aldus een nieuwe aanwijzing die Eisenhower op 29 augustus aan Montgomery en Bradley deed toekomen, 'to complete the destruc tion oj the enemy jorces in the West and then advance against the heart oj the enemy homeland' Montgomery kreeg daartoe het in Engeland gereedstaande First Allied Airborne Corps tot zijn beschikking; hij moest, aldus Eisenhowers aanwijzing, 'plan and prepare jar launching an airborne assault to insure the destruction oj the retreating enemy forces.' Inderdaad, dat uit drie divisies bestaande luchtlandingskorps vormde een geduchte troef. Het had evenwel geen zware wapens bij zich en moest dus in een
Aan de linkerflank van het Britse Tweede Leger begon in de laatste dagen van augustus en de eerste van september het Canadese Eerste Leger aan zijn opmars langs de kust van het Kanaal, maar dat ging niet zo vlot; het Duitse garnizoen van Le Havre weigerde zich over te geven - twee Canadese divisies sloten de stad in. Aan de rechterflank van het Britse Tweede Leger rukte het Amerikaanse Eerste naar Charleroi op met Namen en Luik in het verschiet. Verder zuidwaarts joeg Patton de tankdivisies van het Amerikaanse Derde Leger in de richting van ElzasLotharingen. Al die bewegingen waren in overeenstemming met de haast dagelijks bijgestelde directieven die voortdurend ambitieuzer werden.
'Ook elders hebben Belgische illegale werkers belangrijke steun verleend aan de Geallieerde bevrijders. De sabotagegroepen die met SOE in contact stonden, hadden na D-Day hun activiteit opgevoerd. Volgens de gegevens van SOEvoerden zij injuni met succes ruim ISO aanslagen uit op het Duitse spoorwegen wegverkeer. In juli bliezen zij op 800 plaatsen het Belgische spoorwegnet op (deze schade kon betrekkelijk spoedig hersteld worden), brachten zij 42 treinen tot ontsporing en vernielden zij 6S bruggen en spoorbruggen. In augustus kwam het in de Ardennen op enkele plaatsen
Beide veronderstellingen waren onjuist.
Dàt zij onjuist waren, zullen wij in de aanhef van hoofdstuk 5 in bijzonderheden weergeven. Daarvoor is het hier niet de plaats. De gebeurtenissen namelijk die zowel in bezet Nederland als in Londen de aanloop vormden tot 'Dolle Dinsdag'
(5 september), en met name ook de gebeurtenissen op 'Dolle Dinsdag'
zelf, hadden met de realiteit van de Duitse militaire verdedigingsmaatregelen en de Geallieerde aanvoermoeilijkheden niets te maken. In die gebeurtenissen (de beschrijving ervan zal een deel van de volgende drie hoofdstukken vullen) kwam veeleer, ja uitsluitend, een optimisme tot uitbarsting dat volledig gewettigd leek te zijn door het stormachtig verloop van het Geallieerde offensief: 25 augustus Parijs bevrijd, 3 september Brussel, 4 september Antwerpen - wie en wat kon die zegevierende Geallieerde opmars nog stuiten? Ja, het gehele beeld dat de tweede wereldoorlog in Europa bood, leek in luttele weken volledig getransformeerd. Finland, Roemenië en Bulgarije hadden zich van Duitsland losgemaakt, Hongarije was bezig hetzelfde te doen, in Slowakije was een grote opstand uitgebroken. Het Rode Leger had de Heeresgruppe Nord afgesneden, de Heeresgruppe Mitte vrijwel vernietigd, de Heeresgruppe Süd uiteengeslagen. De Russen waren in Polen alover de Weichsel en hadden in Roemenië de aardolievelden van Ploësti veroverd. Maar wat in Frankrijk gebeurd was, had, menen wij, op de Geallieerde wereld en op de volkeren van bezet West-Europa een nog diepere indruk gemaakt: toen in Normandië eenmaal de Duitse dam was bezweken, leek het of de Geallieerde vloed ongehinderd tot aan en over de grens van Duitsland zou spoelen. Zou nu niet ook de massa van het Duitse volk beseffen dat de oorlog definitief verloren was? En hoe kon Hitler bij alle tegenstellingen die er kennelijk in Duitsland bestonden (hoe was anders de aanslag van de zoste juli te verklaren), .
Begin augustus had generaal Brooke, voorzitter van de Britse Chiefs of Staff, zich in een brief aan de Geallieerde opperbevelhebber in het Middellandse Zeegebied al zeer optimistisch uitgelaten. 'It becomes more evident every day', had hij geschreven, 'that the Boche is beat on all fronts. It is only a matter now of how many more months he can last. I certainly don't see him lasting another winter" maar dat was op schrift gesteld vóór de Duitse tankdivisies bij Mortain zwaar geteisterd waren en vóór het Amerikaanse Zevende Leger aan zijn opmars door het Rhênedal was begonnen. 'The August battles have done it and the enemy in the West have had it', stond eind augustus in het wekelijks rapport van de Intelligence-afdeling van Eisenhowers hoofdkwartier te lezen. 'Two and a half months of bitter fighting brought the end of the war in Europe within sight, almost within reach,'? Een week later was volgens dezelfde instantie de Wehrmacht in West-Europa 'no longer a cohesive force but a number of fugitive battlegroups, disorganized and even demoralized, short of equipment and arms." 'Ij we go at the same pace as of late', noteerde begin september de Director of Military Operations van het Londense War Office, 'we should be in Berlin by the 28th.'4 Min of meer wat Montgomery van plan was! Op maandag 4 september schreef deze namelijk aan Eisenhower: 'I consider we have now reached a stage where one really powerful and fullblooded thrust towards Berlin is likely to get there and thus end the German u/ar,'? Diezelfde dag stelde het Britse War Cabinet onder Churchills voorzitterschap vast dat men er voor alle plannen op het gebied van de oorlogseconomie van zou uitgaan dat Duitsland uiterlijk op 3I december '44 zou zijn verslagen.
Natuurlijk, wat dat War Cabinet had besloten en wat hoge militairen binnenskamers hadden geschreven, werd niet gepubliceerd, maar het optimisme vooral van de Geallieerde bevelhebbers drong door tot de lagere commandanten en met name ook tot de oorlogscorrespondenten wier verslagen en radioreportages bepalend waren voor wat in de Britse pers werd geschreven en in de Londense radio-uitzendingen (BBC en Radio Oranje) gezegd. Toen dan ook op het bericht, zondagavond, vanJ.