Na een lange, moeilijke en gevaarlijke tocht die twee maanden in beslag had genomen, was van Heuven Goedhart op 17 juni in Engeland aangekomen. Voor zijn overtocht uit Spanje naar het in verband met D-Day
I Van Boeyen had Algemene Zaken behouden. 2 Tekst in het verhoor van H. A. M. T. Kolfschoten, Enq., dl. VII c, p. 466.'vacuüm'
een interimbewind te vormen onder leiding van Bosch van Rosenthal, de afgezette commissaris van de provincie Utrecht, in de naar Londen verzonden stukken als 'B.S.'
aangeduid; dat denkbeeld was door Gerbrandy, van Lidth en de koningin verworpen, door de koningin mede omdat zij tegen Bosch grote persoonlijke bezwaren had en wilde voorkomen dat hij via de illegaliteit een positie van bijzonder gezag zou verwerven. Op 26 mei, de dag waarop Gerbrandy hoorde dat het van Heuven Goedhart was die men in Londen mocht verwachten, legde de ministerpresident aan de koningin het denkbeeld voor, de boodschapper uit bezet gebied, voor wiens werk vóór de bezetting hij veel waardering had (van Heuven Goedhart had zich een strijdbaar hoofdredacteur getoond van het Utrechts Nieuwsblad) in het kabinet op te nemen. De koningin wees het denkbeeld niet af, maar stelde een voorwaarde: haar moest blijken dat van Heuven Goedhart, zo schreef zij, 'IOO% is voortgekomen uit de niet-politieke verzetsorganisaties.'! Nu, Somer en van Houten waren van het tegendeelovertuigd! 'Ik hamer er bij Gerbrandy in, en Somer staat
I 'Blocnoot'
, 26 mei 1944, van de koningin aan Gerbrandy (AOK, map 'Voorbereiding GAC'
).
'dat deze nieuweling ongetwijfeld een schat aan gegevens brengt ... maar dat de minister-president toch te allen tijde moet bedenken en onthouden, dat deze afgezant zeer waarschijnlijk uit één bepaalde organisatie of groep van organisaties komt (ik weet het zelfs vrijwel zeker) en dus alleen als spreektrompet mag gelden voor een gedeelte van het verzet in Nederland, niet van iedereen ... Ik meen alle reden te hebben om dit standpunt in te nemen, omdat het met de dag duidelijker wordt wie hem gestuurd heeft en waarom!'!
Van Houten trachtte onmiddellijk ook de koningin te beïnvloeden; van eind '43 af was hij haar naaste adviseur in alle kwesties welke de Nederlandse illegaliteit raakten - wat zou van die invloedrijke, hem zeer strelende positie overblijven als van Heuven Goedhart eenmaal in persoonlijk contact met de koningin kwam? 'Ik kan niet nalaten'
, schreef van Houten haar op dezelfde dag waarop hij zijn dagboekaantekening noteerde, 'als mijn persoonlijke mening te geven dat ik alle drukte die om deze man gemaakt wordt'
(Gerbrandy had van Houten omtrent zijn stap bij Churchill ingelicht) 'vooralsnog als lichtelijk overdreven beschouw."
'Lichtelijk overdreven'
? Gerbrandy wist beter toen hij in zijn weekendhuisje in Essendon benoorden Londen op zaterdag 7 juni een eerste lang gesprek met van Heuven Goedhart had kunnen voeren. Dit was een man naar zijn hart! Een persoonlijkheid van groot formaat! Iemand bovendien die hem precies kon vertellen hoe de Nederlandse illegaliteit in elkaar zat, voorstander van een snelle coördinatie dier illegaliteit en van een grondige 'vernieuwing'
van Nederland, en verklaard tegenstander tenslotte (evenals Gerbrandy) van een min of meer automatische terugkeer van het 'oude'
parlement. De minister-president had geen inzicht gehad in de samenstelling van de Nederlandse illegaliteit en dus de conflicten die er zich in hadden voorgedaan, rond de OD bijvoorbeeld, ook nooit ten volle begrepen; 'al die dingen'
, verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'zijn ons pas voor honderd procent duidelijk geworden toen ... van Heuven Goedhart overkwam."
Ook luisterde Gerbrandy graag naar zijn gast toen deze vertelde dat de lastige Burger door zijnJ.J.
Woensdag 2I juni werd van Heuven Goedhart door van Lidth ontvangen, die dag of de volgende door de koningin. 'Maakt een verstandige, voorzichtige indruk', noteerde van Lidth.
'Roemt zeer Bosch v. Rosenthal Van mr. Burger moet hij niets hebben; in Nederland zijn de mensen (ook zijn eigen partijgenoten zoals Drees) verbaasd dat hij tot minister werd benoemd. Hij acht ... herstel van de Tweede Kamer absurd en spreekt tegen dat de ondergrondse pers zich daarvóór verklaard heeft Over militair gezag is men wel te spreken. Het optreden van [de] 00 acht hij verkeerd en autoritair ... Invloed Albarda en van den Tempel zeer getaand. Gerbrandy wordt gewaardeerd. Communisten verrichten nuttig werk in verzetsbewegingen, A.R.'s houden zich afzijdig, R.K gedragen zich goed. Tijd gunnen tot vorming van politieke mening"
anders gezegd: ook van Heuven Goedhart meende dat algemene verkiezingen pas enige tijd na de bevrijding moesten worden gehouden.
'Geruststellend is'
, schreef de koningin na haar eerste gesprek met hem aan van Houten,
'dat betrokkene kon verklaren dat het Nederlandse volk niet wenst de terugkeer van de Kamer zoals deze zich zoude voordoen indien zij ter vergadering werd opgeroepen. Ditzelfde geldt ook van het representatief karakter dat hij toekende als adviserend lichaam dadelijk na de bevrijding aan de voormannen der verzetsbeweging ... Ik zal hem spoedig verzoeken nogmaals bij mij te komen .. Dit betekent natuurlijk niet dat ik hem zal volgen op de weg B.S."
Twee weekeinden bracht van Heuven Goedhart vervolgens bij de koningin door. Spoedig was hij door een van bewondering en enthousiasme overlopende Gerbrandy (van Heuven Goedhart bleef meer dan vier maanden bij deze wonen) ook met enkele andere ministers in contact gebracht. Van Kleffens vond hem 'zonder uitzondering de belangrijkste Engelandvaarder die dusver hier is aangeland'
), hij was volgens van Angeren uit die groep 'de eerste van wie men kon zeggen: het is iemand die ruim had kunnen rondkijken, en die zijn hersens kon gebruiken."
J.J.'dat Gerbrandy bezig is, mr. Goedhart over het paardje te beuren, en daaraan doet iedereen mee."
Gunstig oordeelden, merkwaardig genoeg, óók Somer en van Houten na hun eerste gesprekken met de nieuwaangekomene. Mede namens zijn vriendenjhr. mr. P. Th. Six (niet te verwarren met de chef-staf van de OD, jhr. P. J. Six!) en mr. H. P. Linthorst Homan (beiden waren betrokken bij de opbouw van het Militair Gezag) alsmede namens Somer zei van Houten op I juli tegen de koningin, 'dat onze indruk van de man goed is en dat hij ideeën voorstaat, die ons allen steeds bijzonder sympathiek zijn geweest ... Haar indruk is ook goed', noteerde hij verder,
'en zij is erg blij dat dit het geval is - want zij heeft er (net als wij) om bepaalde redenen wel een beetje tegenop gezien! ... De man is belangrijk, vervolgt zij dan, en heeft haar veel geleerd. Zij zegt zich te realiseren dat ook met van Heuven Goedhart de wind natuurlijk min of meer uit één hoek waait ... , maar acht hem van voldoende formaat om representatief te zijn voor wat er in grote kringen in ondergronds Nederland leeft en ook door het Nederlandse volk in het algemeen verlangd en verwacht wordt. Daarin ben ik het eerlijk ook met haar eens."
Met dat al aarzelde de koningin nog of zij er mee accoord kon gaan dat van Heuven Goedhart de portefeuille van justitie van van Angeren zou overnemen; 'dit zoude'
, noteerde zij voor een gesprek terzake met Gerbrandy, 'kunnen worden opgevat als vooruitlopen op mijn beleid na thuiskomst en dit nog wel vóórdat contact voormannen [der illegaliteit 1 die kunnen overkomen mogelijk is'; zou een benoeming van van Heuven Goedhart voorts niet ook door Duitse represailles diens gezin (hij had in bezet gebied zijn Noorse echtgenote en twee dochters achtergelaten) en de illegaliteit in gevaar brengenj?
Op 6 juli bood Burger zijn mede-Engelandvaarder een lunch aan. Diens komst had hem steun geboden omdat van Heuven Goedhart met aile welbespraaktheid waarover hij beschikte, een perszuivering had bepleit in de door Burger voorgestelde geest. Bij die lunch zat het gehele kabinet met een aantal andere gasten mee aan tafel, van Houten naast Gerbrandy's naaste medewerker van Haersma de With, de vroegere gezant te Berlijn. 'De oude de With'
, schreef van Houten die avond, 'zegt tegen mij met een verheerlijkte glimlach: 'Wàt een zegen, vindt u niet,
I Van Lidth: 'Dagboek'
, 26 juni 1944. 2 eh. H. J. F. van Houten: 'Dagboek'
, 1 juli 1944. 'Aant. z.d. (1 juli 1944 of een der volgende dagen) van de koningin ('Dagaantekeningen'
, archief kab. der kon.).' '
1 Op I I juli stelde Gerbrandy het kabinet voor, van Heuven Goedhart tot minister vanjustitie te benoemen, 'welk voorstel'
, aldus van Kleffens, 'unaniem zeer gunstig werd ontvangen."
Unaniem! Dat was een unicum bij alle aanvullingen van de ministerraad die Gerbrandy ooit had voorgesteld. Daags daarna vond de benoeming plaats. Van Angeren werd weer secretaris-generaal en in Londen deed het verhaal de ronde dat de nieuwe minister na de kennismaking met zijn ambtenaren gezegd had: ' '
En nu, heren, heb ik u nog een grote gunst te vragen: wilt u iets voor me doen?' Koor: 'Ja, Excellentie.'
Van Heuven Goedhart: 'Goed. Noem me dan nooit weer Excellentie.'
Koor: 'Nee, Excellentie.' '
3 Op 20 juli, acht dagen nadat hij minister was geworden, behaalde van Heuven Goedhart een grote persoonlijke triomf: de aanslag op Hitler, hoewel mislukt, toonde aan dat hij in Coevorden in december samen met Cramer met een bonafide lid van de conspiratie tegen Hitler had gesproken en dat diens inlichtingen betrouwbaar waren geweest; van Heuven Goedhart was op dat moment de enige in Engeland die zeggen kon persoonlijk gesproken te hebben met een lid van de groep die Hitler uit de weg had willen ruimen. Churchill nodigde hem uit, hem precies te vertellen wat hij van de grote samenzwering had vernomen. Ook dat kwam zijn gezag in Nederlandse kring ten goede. Enkele dagen later noteerde de koningin: 'Aan Goedhart voorzitterschap geven van kwartiermakers. Onder Goedhart BI en bureau-van Oorschot [het BBO]. Zeggen aan v. Lidth dit mijn wens omdat Goedh. deskundiger is'"
Somer en van Houten, zeer content met de mate waarin de gemoedelijke, in zaken van de illegaliteit weinig deskundige van Lidth hen hun gang liet gaan, moesten er Colonel Cordeaux, hoofd van de sectie- West-Europa van de Britse Intelligence (MI-6), bijhalen om te voorkomen dat zij onder van Heuven Goedhart werden geplaatst. In hun houding jegens deze was zich een wijziging gaan aftekenen: zij zagen nu zijn ster met klimmend wantrouwen, van Houten ook met toenemende jaloezie, rijzen.
Wat hij van de illegaliteit wist, had van Heuven Goedhart enkele dagen na zijn aankomst in Engeland, vermoedelijk al op maandag 19 juni, op Gerbrandy's verzoek in niet veel meer dan een uur (hij was een razend snelle werker) aan de secretaresse van van Haersma de With gedicteerd - Gerbrandy had hem gezegd, aldus van Heuven Goedhart, 'het nodig te hebben voor een gesprek dat hij met de koningin ging voeren"
, en van Heuven Goedhart ging er van uit dat zijn rapport slechts de koningin en de minister-president onder ogen zou komen.
Het rapport ('Nota inzake de '
illegaliteit' in Nederland, de coördinatie daarvan en de mogelijke taak dier gecoördineerde illegaliteit") viel in twee delen uiteen; in het eerste legde van Heuven Goedhart 'het beeld van de illegaliteit per 1 april 1944'
neer, in het tweede besprak hij de 'coördinatie van de illegaliteit'
. De LOjLKP en de spionagegroepen vermeldde hij niet (evenmin trouwens de 'pilotenhulp'
-organisaties), hij oefende scherpe kritiek uit op het Nationaal Comité van Verzet ('politiek zeer weinig ontwikkeld ... onoprechte tactiek ... ongegronde nationale
1 Getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. V c, p. 172. 2 Tekst: a.v., dl. V b, P·488-9'aanvankelijk ietwat '
Indiaans' in zijn optreden, daarna sterk onder communistische invloed, heeft de RVV een reorganisatie ondergaan, waarna hij zich tot een belangrijke en uitnemende illegale groep ontwikkeld heeft'), hij karakteriseerde uitgebreid de meest verspreide illegale bladen waarbij hij Vrij Nederland en Het Parool als eerste noemde ('de verhouding VN-Parool is voortreffelijk en ook na de oorlog hopen zij VN zal als weekblad, Het Parool als dagblad blijven verschijnen - nauw samen te werken'), hij prees Trouw, De Waarheid ('de communisten zijn, , , loyaa!'
), Je Maintiendrai en De Geus en hij noemde Ons Volk
'een mislukking'
, voorzover dit blad als 'populair bedoeld is.'
Voor de OD had hij weinig goede woorden over: 'wordt geheel beheerst door een militaire mentaliteit, , , heeft zich met illegaal werk zelf nimmer ingelaten en in zekere zin goede krachten aan het werk onttrokken, Voorop is altijd de gedachte blijven staan dat de bevrijding een 'militaire dictatuur'
zou inluiden en de OD heeft zich altijd gezien als de instantie die de leiding van het volk in handen zou hebben te nemen'; hij wees ook op de 'minderwaardige spionage ten opzichte van de Zwitserse documentenweg'
welke in april was uitgekomen, Ook tegen het Vaderlands Comité had hij bezwaren, vooral tegen de leden van Schaik, voorman van de Rooms-Katholieke Staatspartij (deze was kort na van Heuven Goedharts vertrek uit Nederland door Kolfschoten vervangen), Reinink ('bij ons volk een volkomen onbekende'
) en van der Mandele ('is lid van de commissie- W oltersom die '
, , op bevel der Duitsers een groot aantal fabrieken, , , heeft moeten doen sluiten'),
Na dit overzicht gegeven te hebben, memoreerde van Heuven Goedhart de mislukking van de poging tot coördinatie der illegale groepen die in februari en maart ondernomen was door Bosch van Rosenthal. 'Ik stel er grote prijs op te verklaren'
, schreef hij, 'dat Bosch van Rosenthal geenszins zelf op de voorgrond wil treden, , " dat hij de illegaliteit door zijn adviezen uitnemende diensten bewijst en van vrijwel alle groepen (ik moet de OD uit de aard der zaak uitzonderen) bijzondere hoogachting en vertrouwen geniet.' Hij bepleitte de vorming van een commissie aan welke van Londen uit opdracht gegeven zou worden, een 'Raad van Advies'
der illegaliteit op te richten; hij zag die commissie graag bestaan uit vijf personen: Bosch (voorzitter), van Randwijk, prof. Rutgers (het was nog onbekend dat deze twee maanden tevoren bij zijn poging om naar Engeland over te steken in Duitse handen was gevallen), Frans Goedhart (de oprichter van Het Parool) en prof. mr. J. H. W, Verzijl (als hoogleraar te Utrecht ontslagen, medewerker van Vrij Nederland);
'deze samenstelling'
, schreef van Heuven Goedhart, 'waarborgt dat alle groepen'Raad van Advies'
toe te treden; voor die Raad zag hij vooralook een taak bij het samenstellen van een tijdelijk parlement (' een groot deel des volks ... is in meerderheid stellig van oordeel dat wij niet
'terug naar 1940'
moeten').
Het voorstel van van Heuven Goedhart, van Londen uit door middel van de vorming van een commissie van vijf de coördinatie der illegaliteit te versnellen, sprak zowel de koningin als Gerbrandy aan. Geen van beiden wist op dat moment waartoe de opdracht had geleid die in het telegram van 8 juni was neergelegd. Dat Bosch van Rosenthal voorzitter zou worden van de commissie (en wellicht dus ook van de te vormen Raad van Advies) viel bij de koningin evenwel niet in goede aarde. Voor een bespreking met Gerbrandy op de ochtend van 1 juli noteerde zij: 'Rapport Blake' (van Heuven Goedhart had voor zijn contact met de Engelse geheime dienst die hem in Spanje had moeten opvangen, de naam 'Blake' gekregen) 'geeft m.a.w. situatie B.S. precies gelijk wij deze kennen. Blake [en] B.S. uit zelfde stad' (Utrecht) 'kan onderonsje zijn. Gezien uiteenlopend oordeelover B.S. zoude ik hem liever niet van hieruit als voorzitter aanwijzen. In ieder geval niet als voorzitter te vormen R van Advies. Hij moet naar zijn oude functie terug, in deze kwaliteit' (cornmissaris der koningin) 'rn.i, ongewenst als voorzitter."
Bij die bespreking op 1 juli bracht Gerbrandy een door van Heuven Goedhart opgestelde concept-boodschap mee waarin de samenstelling van de commissie van vijf en haar taak werden aangegeven; of in dit concept ook stond dat Bosch als voorzitter zou optreden, weten wij niet, in elk geval kwam dit gegeven niet in de tekst" voor waarmee Gerbrandy, nu door van Heuven Goedhart vergezeld, zich naar het Bureau Inlichtingen spoedde. 'De stralende Gerbrandy vertelt'
, schreef van Houten die avond in zijn dagboek,
'hoe de tekst van het telegram er '
als koek' bij de koningin inging en is er zo trots als een pauwover. 'Dat haaltje de donder'
, denk ik bij mijzelf, 'het is precies wat de koningin sinds maanden gewild heeft!'
, maar ik zeg geen woord hardop. Verder kijkt hij v.H.G. met bewonderende ogen aan, klopt hem op de schouder en zegt tegen mij: 'Meneer van Houten, vindt u deze man niet reusachtig? Vroeger lukte niets - hij komt aan en ziedaar: nu is alles in orde!' '
3J.
Het Bureau Inlichtingen gaf de boodschap (zij mocht, aldus van Lidth, 'in opdracht van H.M. aan niemand worden meegedeeld', d.w.z. aan geen der overige ministers') aan de geheime agent G. F. Hooyer mee die als marconist van de spionagegroep-'Kees'
in de nacht van 5 op 6 juli werd gedropt" en reeds op de 6de of de 7de de microfoto te bestemder plaatse afgaf, vermoedelijk bij Frans Goedhart of van Randwijk. Beiden wisten van de coördinatievergadering af die enkele dagen eerder te Amsterdam had plaatsgevonden (van Randwijk had er persoonlijk aan deelgenomen) - er kon slechts geconstateerd worden dat de vorming van de commissie van vijf volmaakt overbodig was. Dat drong evenwel niet tot Londen door en het gevolg was dat van Heuven Goedhart, toen enige tijd later bericht binnenkwam dat de illegaliteit een Contact-Commissie had opgericht, meende dat die oprichting aan het door hem genomen initiatief te danken was. Daarmee had hij overigens nog niet bereikt wat hij zich ten doel had gesteld. Oprichting van het College van Vertrouwensmannen
Aan de OD moest de pas worden afgesneden - dat stond voor van Heuven Goedhart al vast, lang voordat hij bezet gebied had verlaten. In dat opzicht dacht hij gelijk-op met de koningin, Gerbrandyen van Lidth die allen wensten te voorkomen dat de OD in een eventueel 'vacuüm'
enige vorm van militair gezag zou gaan uitoefenen. Dat was ook duidelijk gesteld in het telegram dat op 8 juni (vóór van Heuven Goedharts aankomst te Londen dus) aan de geheime agent Ausems was toegezonden: zoveel mogelijk illegale organisaties, aldus stond daarin, moesten een 'groep van voormannen'
benoemen (dat werd de Contact-Commissie) en aan die groep zou eventueelopdracht worden gegeven, 'één of meer regeringsvertegenwoordigers'
te benoemen die in zulk een 'vacuüm'
de regering zouden vertegenwoordigen - de OD zou onder die 'regeringsvertegenwoordiger(s)' geplaatst worden. Pas op 18 juli meldde de Contact-Commissie zich per telegram present en uit dat telegram bleek tegelijkertijd dat zich binnen de commissie verdeeldheid voordeed.
'zelfs indien zeker ware'
, schreef hij, 'dat de '
kwartiermakers' binnen één etmaal in het vaderland kunnen zijn, zou het nog van eminent belang blijven dat er gedurende dit etmaal regeringsgezag is'; men zou, 'wil men de uiteenlopende groepen zo evenwichtig mogelijk opvangen'
, dat regeringsgezag kunnen toevertrouwen aan een college van zeven personen waarin men ook 'de linkse elementen'
zou moeten opvangen, 'temeer omdat eventuele pogingen om in troebel water te vissen van links zouden komen'
(van Heuven Goedhart verwachtte die pogingen eerder van de OD - wij nemen aan dat hij met dit argument wilde inhaken op de beduchtheid voor een herhaling van 'november '
18' die bij de koningin, Gerbrandyen van Lidth leefde). Hij noemde voor de samenstelling van het college dat hij bepleitte, vijf namen: Bosch van Rosenthal (als eerste), Drees, mr. dr. W. G. A. van Sonsbeeck (in '41 door Seyss-Inquart ontslagen als commissaris van Limburg), Cramer en prof. mr. R P. Cleveringa (de man van de befaamde Leidse toespraak van 26 november '40); die vijf moesten aan hun gezelschap een vertegenwoordiger van het Nationaal Comité toevoegen 'teneinde de meer rechts georiënteerde illegale groepen (de Kern) op te vangen' (een formulering die aantoonde dat van Heuven Goedhart geen denkbeeld had van doel en samenstelling van de Kern), alsmede een vertegenwoordiger van de Raad van Verzet, 'teneinde de links georiënteerde illegale stromingen op te vangen'
(men kon de Raad van Verzet in werkelijkheid slechts in beperkte mate 'links'
noemen). Graag had hij ook Rutgers 'genoemd maar van deze, wel vertrokken uit bezet gebied maar nog steeds niet in Londen aangekomen, moest nu verondersteld worden dat hij niet langer op vrije voeten was. Van Heuven Goedhart wist dat de politieke leider van de ARP, Jan Schouten, was gearresteerd, in april '43 al. Welke anti-revolutionair moest hij dàn voorstellen? 'Ik heb tegen Gerbrandy gezegd: ik weet niemand', zei hij later, en Gerbrandy wist er ook geen een te noemen, wat van Heuven Goedhart, 'eerlijk gezegd, veel erger' vond"
(waarom beiden niet bedacht hebben, de vijf genoemden opdracht te geven, zèlf een anti-revolutionair aan te trekken, is niet duidelijk). De OD werd door van Heuven Goedhart uit het voorgestelde 'College van Vertrouwensmannen'
geweerd; 'de OD toch'
,
1 Exemplaar in AOK, map 'Voorbereiding GAC'
. 2 Getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. VII'een juist uitgangspunt'
I), 'had geen andere taak dan '
sterke arm' te zijn van het regeringsgezag en ik zag en zie nog in het opnemen van een OD-vertegenwoordiger in het College van Vertrouwensmannen een vermenging van sferen, even foutief als het opnemen van een hoofdcommissaris van politie in een college van B. en W. zou zijn."
Met de benoeming van de commissie van vijf tot snelle coördinatie van de illegaliteit was de koningin vrijwel onmiddellijk accoord gegaan, maar met van Heuven Goedharts nieuwe voorstel deed zij dat niet. Twee factoren noopten haar toe te geven: ten eerste het feit dat het op 18 juli '44 verzonden eerste telegram van de Contact-Commissie deed vermoeden (wij komen er in deel 10 b op terug) dat van de commissie geen spoedige aanbeveling van 'regeringsvertegenwoordiger(s)' te verwachten was, ten tweede de zich aftekenende Geallieerde doorbraak door de Duitse linies in Normandië (eind juli). De koningin bracht evenwel in de door van Heuven Goedhart ontworpen 'instructie'
voor Vertrouwensmannen een kenmerkende wijziging aan, zulks met goedvinden van Gerbrandy. Van Heuven Goedhart had voorgesteld dat in een proclamatie die de Vertrouwensmannen op de bevrijdingsdag zouden uitgeven, o.m. zou worden 'meegedeeld dat regelingen zijn getroffen tot onmiddellijk herstel der volksvertegenwoordigingen in staat, provincie en gemeente'.
'In strijd met radiorede Ia mei'
, tekende de koningin hierbij aan', daarmee doelend op haar toespraak van Ia mei '44 waarin zij had gezegd dat zij terzake geen uitgewerkte regeling vastgesteld wilde zien voor zij met representatieve personen uit bezet gebied had kunnen spreken. Er kwam op dit punt in de instructie heel iets anders te staan: in de proclamatie moest er aan worden 'herinnerd, dat het kabinet voornemens is, zodra mogelijk plaats te maken voor een ander.'
Twee stukken werden nu definitief opgemaakt: een boodschap inzake de benoeming van Vertrouwensmannen en een daarbij behorende 'Instructie'
." Krachtens die stukken zouden de Vertrouwensmannen 'bij bevrijding van deel of geheel vaderland'
de regering vertegenwoordigen totdat de 'kwartiermakers'
zouden zijn gearriveerd (over het Militair Gezag werd niet gesproken). De Vertrouwensmannen zouden zelf een
'hoofdtaak'
'handhaving van orde en rust'
moeten beschouwen; zij moesten zorgdragen voor een proclamatie op bevrijdingsdag en waren gerechtigd, ambtenaren te 'staken'
- 'vervanging van uitgeschakelde krachten of vervulling van vacatures'
, zo heette het tenslotte, 'geschiedt slechts bij strikte noodzakelijkheid en slechts voor periode gedurende welke Vertrouwensmannen zelf fungeren.'
Beide stukken werden door Gerbrandyen van Heuven Goedhart op 2 augustus ondertekend. Van Lidth werd ingelicht, als enige der ministers. Het was de uitdrukkelijke wens van de koningin en ook van van Heuven Goedhart dat men de namen van de benoemden in Londen geheim zou houden; daarom werd ook van de instelling van het college vooreerst aan het kabinet geen mededeling gedaan, ook niet aan de minister van binnenlandse zaken, Burger, onder wie de zuivering ressorteerde; verwacht werd namelijk dat zodanige mededeling er onmiddellijk toe zou leiden dat men het kabinet óók zou moeten inlichten, uit welke personen het college bestond.
Natuurlijk, de officieren van het Bureau Inlichtingen wisten het - zij immers moesten de stukken doorgeven naar bezet gebied. Dat geschiedde in dier voege dat de geheime agent jhr. R de Brauw die als verbindingsman met het nieuwe college zou fungeren, de namen van de Vertrouwensmannen in zijn geheugen prentte en dat zijn marconist, M. A. Smid, de stukken meenam (daarin kwamen slechts schuilnamen voor) die, tot microformaat verkleind, in een van zijn manchetknopen gesoldeerd waren. Beiden werden gedropt in de nacht van 7 op 8 augustus. I Somer en van Houten hadden daarmee hun technisch werk goed verricht - maar met welke gevoelens? Zoals zij het zagen, hadden zowel Gerbrandy (en van Lidth) als, wat erger was, de koningin zich door de welbespraakte van Heuven Goedhart volledig laten inpalmen. Notabene: deze, die in januari vergeefs getracht had, de macht in het 'vacuüm'
aan een door Bosch van Rosenthal gepresideerd college toe te spelen, had nu, aldus hun visie, bereikt dat voor de coördinatie van de illegaliteit een commissie van vijf zou worden gevormd (Bosch, van Randwijk, Rutgers, Frans Goedhart en Verzijl) waarin de groepen van Vrij Nederland en Het Parool domineerden, en dat een college van Vertrouwensmannen was samengesteld (wéér Bosch, de 'rode'
Drees, van Sons beeck, de 'rode'
overleed op 4 mei '45 na de evacuatie van het concentratiekamp Neuengamme; Smid is tot aan de bevrijding actief gebleven'rode'
, zo niet 'vuurrode'
van de Raad van Verzet) waarin 'links'
wellicht een meerderheid zou hebben en waaruit in elk geval de OD was geweerd. Was dat toeval? Neen, het moest opzet zijn.