Het ontbreken van de stabiliserende factoren publieke opinie/politieke partijen/parlement had het Londense regeringsmilieu essentieel een grillig karakter gegeven. Of men er minister bleef, hing in laatste instantie van de minister-president af; deze moest er overigens in de zomer van '44 wel naar streven, het kabinet zoveel mogelijk intact te laten. De dubbele crisis van april en mei '44 had het scheepje van zijn tweede ministerie bijna doen kapseizen en hij besefte dat dat ministerie een nieuwe crisis nauwelijks zou overleven. Wat dan? Dan zou, in theorie, de koningin in staat zijn, een nieuwe formateur te benoemen hetgeen tot een resultaat kon leiden dat Gerbrandy als even schadelijk zag voor de positie van Nederland als voor die van het Huis van Oranje: een 'koninklijk'
kabinet. Hij had dus geen andere keus dan jegens zijn ambtgenoten veel geduld te betrachten - Burger was de enige jegens wie hem dat bij uitstek moeilijk viel. Wie overigens als minister iets wilde bereiken, had op beslissende ogenblikken niet alleen de medewerking