Sinds '40 al was de NSB naar het oordeel van de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk volledig in diskrediet gebracht maar zij was ook, en dat hing daarmee samen (elke NSB'er had gemiddeld omstreeks tachtig hem min of meer vijandig gezinde andere Nederlanders tegenover zich), in de zomer van '44 in vèrgaande mate gedemoraliseerd. De meeste 'gewone'
NSB'ers durfden nauwelijks meer voor hun overtuiging uitkomen. Hun kijk op de oorlog werd veelal bepaald door wat hun anti-Duitse omgeving dacht. Zeker, er waren er nog die zich vastklampten aan de bemoedigende parolen welke telkens opnieuw door de Duitse propaganda werden verspreid, maar het is de vraag of velen van dezulken in hun hart niet beter wisten; bovendien werden die parolen door het oorlogsverloop gelogenstraft. Vóór D-Day heette het dat de grote Geallieerde landing afgeslagen zou worden - zij lukte. Nadien, dat de Wehr macht de Britten en Amerikanen weer de zee zou indrijven - dat bleek onmogelijk. In de tweede helft van juni leidde de inzet van de V-I'S er toe dat de NSB'ers weer hoop vatten (de Duitse berichten over de immense verwoestingen die het nieuwe wapen in Londen zou hebben aangericht, werden grif geloofd 1) maar eind juli kregen zij het schok
I Als tekenend voorbeeld citeren wij uit het hoofdartikel dat Storm-SS, het weekblad van de Germaanse SS in Nederland, op 23 juni publiceerde: 'Londen brandt. De hoofdstad van het Britse wereldrijk gaat onder in bloed en vlammen. De hemel boven Zuid-Engeland weerspiegelt het rood en geel van de kolkende vuurzeeën die bruisend heenspoelen over de grootste stad aller tijden ... Het hart, de hersens, het centrale zenuwcentrum, het ingewand van het Empire - kantoren, banken, departementen, vemen, werven, arsenalen en fabrieken zijgen ineen, verteren in het helse vuur dat neerregent uit de midzomerhemel: Duitslands geheime wapen is in de strijd gebracht', enzovoort,
'[eder Schlag, den das Reich einsteeken musste, vergrösserte die M utlosigkeit, sodass am Ende der Berichtszeit bereits nicht mehr van Depressionen sondern van einem ausgespro chenen Defaitismus dieser Kreise gesprochen werden musste. Nur ein kleinet Teil ûber zeugter Nationalsozialisten glaubt noch uneingeschränkt an den Sieg des Reiches. Fûr den u/eitaus grösseren Teil sind es al/ein kammende neue Waffen. die den Untergang abwenden konnen.'
Dezelfde Sicherheitsdienst een week later, toen het Duitse front In Normandië ingestort was:
'Bereits mit dem Anschlag auf den Führer hatte die Stimmung und Haltung der deutschfreundlichen niederländischen Kreisen einen erheblichen Stoss erlitten. Die inzwi schen abgelaufene militärische Entwicklung, besanders im Westen, hat diese Depression verstärkt . . . Sa bietet dann die NSB nach aussen, besanders u/enn man sie dem triumphierenden Gegner gegenüberste/lt, ein wenig erfreuliches Bild der Angst und Mut losigkeit. '2
Het kan wel zijn dat deze citaten in overeenstemming waren met de werkelijkheid (de 'SD'
had spionnen tot in Musserts Algemeen Hoofdkwartier te Utrecht), maar anderzijds staat vast dat in van de 'SD'
uitgaande rapporten 'negatieve'
elementen in het beeld dat de NSB bood, met graagte en genoegen onderstreept werden; in het gehele SS-complex koesterde men jegens Mussert en zijn beweging nu eenmaal een nauwelijks verholen minachting. Seyss-Inquart die van meet af aan niet blind was geweest voor Musserts beperkte capaciteiten, was de leider der NSB meer en meer gaan zien als een helper van wie das Reich zich bij de eerste de beste gelegenheid moest ontdoen: 'ein Abnutzungsobjekt', zoals hij het eind mei '43 tegen Rauter had uitgedrukt.'
Zo blééf de Reichskommissar er over denken. Toen Himmler in april of mei '44 in een gesprek met Seyss-Inquart het denkbeeld had opgeworpen om, na het afslaan van een
'vroeg mij'
, legde Mussert vast, 'of ik van mening was dat lichtingen zouden kunnen worden opgeroepen voor militaire dienst. Ik heb hem gezegd, dat alleen een regelmatige Nederlandse regering dat zou kunnen doen', maar vooreerst zou dat bezwaarlijk zijn: Nederland zou dan in sterker mate het object worden van Geallieerde luchtaanvallen; 't.z.t.' voelde Mussert er wel voor - zulk een regering zou dan benoemd moeten worden door een '
regent', aan te wijzen door een met voldoende nationaal-socialisten aangevulde Raad van State; die aanvulling achtte Mussert 'reeds nu ... gewenst. Hiermede eindigde het onderhoud dat een zeer open en kameraadschappelijk karakter droeg" - 'open'
en 'kameraadschappelijk'
? Het eerste was Seyss-Inquart nooit en van het tweede was jegens Mussert geen sprake. Rauter vond Himmlers suggestie absurd: ging men in Nederland lichtingen mobiliseren, dan zou men, zo waarschuwde hij Himmler na een gesprek met Seyss-Inquart, '95 % Untertaucher' krijgen; in dat gesprek waren Rauter en Seyss-Inquart het er overigens over eens geweest dat, zo men in Nederland een regering zou vormen (' eine solche Situation könnte', aldus Rauter, 'nur dann geschaffen u/erden, u/enn es hier im Westen gelänge, die Anglo-Amerikaner herauszujagen'), Mussert slechts een schijnpositie moest krijgen en dat' uielleicht' de NSB-burgemeester van Rotterdam, ir. F. E. Müller, 'der geeignete Regierungschef' zou zijn. Dat nam niet weg dat men, aldus Rauter, Mussert moest blijven gebruiken. 'Reichs führer', zo vermaande hij Himmler, 'ohne NSB hier im Lande zu arbeiten, geht nicht. 40% der Freiu/illioen' (vrijwilligers voor het Oostelijk front) 'sind NSB 'er und lIJO immer irgendeine Aktion gestartet u/ird, ist sie nur moglich, u/enn man die NSB als Grundlage benutzt. Wir können jetzt von Mussert einmal nicht weg'2 neen, en Mussert van zijn kant kon de Duitsers, hoezeer hij hen ook was gaan wantrouwen, evenmin laten vallen.
1 Mussert: 'Bespreking met de Rijkscommissaris 19 juni 1944'
, p. 2 (NSB, 27 a).
Brief, 8 juli 1944, van Rauter aan Himmler in De SS en Nederland,
Ten dele vloeide Musserts wantrouwen voort uit het besef dat, als het Derde Rijk zich zou kunnen handhaven, de kans groot was dat niet zijn NSB maar Peldmeijers Germaanse SS in Nederland de toon zou gaan aangeven - een SS welke hij terecht was gaan zien als Nederlands onderdeel van een Duitse politieke formatie. Hij had dan ook in april '44 alle functionarissen van de NSB die tegelijk z.g. begunstigende leden waren van de Germaanse SS, gelast dat begunstigend lidmaatschap neer te leggen; met Duitse steun hadden verscheidene functionarissen geweigerd, die lastgeving op te volgen. Eind juni stortte Mussert over dat alles zijn hart uit in een bespreking met vier door hun functies vooraanstaande NSB'ers: de commissaris van de provincie Noord-Holland, mr. A. J. Backer, de burgemeesters van Rotterdam en van Haarlem, de al genoemde Müller en S. L. A. Plekker, en het hoofd van de Secretarie van Staat welke Mussert begin '43 had mogen oprichten, dr. J. H. Carp. 'In scharfen Worten', aldus een rapport van de 'SD'
(het was vermoedelijk op inlichtingen van Backer gebaseerd), 'tadelte Mussert die 'verräterische' Politik der Deutschen ihm gegenüber. Feldmeijer werde von den Deutschen vorgeschoben, urn ihn später als Leider abzulösen, es bildeten sich in zunehmendem Masse zwei Gruppen, die sich feindlich gegenüber stünden und die jede für sich die Macht anstrebten, nämlich die NSB und die SS."
Het is, gezien dat alles, begrijpelijk dat Mussert, toen hij kort na D-Day besloot tot een bij uitstek duidelijke daad van solidariteit met Hitler over te gaan, geen beroep deed op de medewerking van het Reichskommissariat, laat staan van de SS, maar van de Wehrmacht die hij als de 'natuurlijke'
tegenstander van de SS zag. Na op vrijdag 9juni Rauter de ietwat theatrale verzekering te hebben gegeven: 'wenn es sein müsse, werde er in Utrecht mit seiner Leibgarde dort sterben, wo er seinerzeit angeJangen habe'? (in Utrecht had hij eind' 3 I de NSB opgericht), vroeg hij op zaterdagochtend 10 juni aan de Ortsverteidigungskommandant van Utrecht die hem samen met SeyssInquarts Beaujtragter was komen bezoeken, of de Wehrmacht wellicht Wehrmacht-uniformen ter beschikking kon stellen aan hem en de veertig leden van zijn Lijfwacht. Die zaterdag werd, zoals wij in hoofdstuk I uiteenzetten, door de Wehrmacht verwacht dat grote Geallieerde landingen, ook luchtlandingen, in Nederland aanstaande waren.' De Ortsver teidigungskommandant liet prompt 41 uniformen halen, niet voorziende
'Ik heb mijn besluit genomen'
, riep Mussert namelijk diezelfde middag in het Amsterdamse Concertgebouw uit waar enkele duizenden NSB'ers bijeen waren. 'Als de invasie komt'
(een Geallieerde invasie in Nederland), 'zal ik onder alle omstandigheden in Utrecht zijn. Vanmorgen heb ik een nieuwe uniform gekregen, die van vrijwillig soldaat bij de Duitse weermacht. Die uniform zal ik aantrekken, zodra hier de invasie zal komen' - hierop volgden, aldus Het Nationale Dagblad (het dagblad van de NSB), 'donderende toej uichingen die minutenlang aanhielden."
Bij het Reichskommissariat en bij de staf van de Wehrmachtbefehlshaber vernam men van dit alles met algemene verbazing. De Ortsverteidigungs kommandant die zo bereidwillig voor de uniformen had gezorgd en die zich kennelijk niet bewust was geweest van de politieke implicaties daarvan, werd uit zijn functie ontheven, generaal Christiansen weigerde om Mussert (deze was toen al als soldaat bij een transportkolonne van de Wehrmacht ingedeeld) definitief in de Wehrmacht op te nemen, SeyssInquart nam Mussert kwalijk dat hij zonder overleg had gehandeld, aan Rauter en aan allen die tot het SS-complex behoorden (onder hen Musserts vroegere rivaal Rost van Tonningen") was duidelijk dat Mussert zich bewust van de Landstorm Nederland, onderdeel van de Waffen-SS, had gedistancieerd - de zaak eindigde aldus dat de 41 uniformen in de loop van augustus weer werden ingeleverd.
Tot de publieke opinie in Nederland drongen van dit gebeuren slechts de in de pers gepubliceerde woorden door welke Mussert in het Concertgebouw had gesproken. De leider der NSB zou persoonlijk gaan meevechten! 'Duitslands nieuwste geheime wapen'
werd hij genoemd. Gedichten gingen de ronde doen, waarin herinnerd werd aan het feit dat hij zich in de Meidagen van '40 enige tijd in een hooiberg had verborgen en dat hij, die zich zo manhaftig voordeed, met een nogal bejaarde tante was getrouwd. De Waarheid publiceerde de volgende limerick: 'In Utrecht, sprak Mussert, daar blijf ik bij u, mannenbroers, al verstijf ik; ik vermom me kordaat als vrijwillig soldaat in een hooiberg, standvastig, verblijf ik!"
Het Nationale Dagblad, juniOndanks het feit dat hij de vijftigjaren was gepasseerd, ging Rost eind juni in opleiding bij de Landstorm welke hij na zes weken als Unterscharfiihrer der Reserve verliet. 'De Waarheid, 128 (21 juni 1944),
Iets uitvoeriger Ons Vrije Nederland: 'In de allerzwaarste uren (sprak de Leider) blijf ik hier. Zoek mij niet in boerenschuren, zoek mij in het Hoofdkwartier! Daar, omringd door mijn trawanten, tot de laatste kameraad, hang ik aan de rok van Tante in het pak van Duits soldaat. Leidertje, nu komt het kwaadste: wie de wind zaait, oogst de storm. Steek gerust je in je laatste operette-uniform! Dacht jij van de Mof t' ontvangen Leiderschap voor landverraad? Strakjes zullen wij je hangen in het pak van Duits soldaat!"
'Strakjes zullenhangen' - dat zal door de onbekende dichter wellicht figuurlijk bedoeld zijn geweest, zij het dat wij aannemen dat deze mèt de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk op het standpunt stond dat Mussert en de voornaamsten van zijn volgelingen het leven verbeurd hadden door wat zij Nederland en hun medeburgers hadden aangedaan. Enkele malen had Radio Oranje aangekondigd dat allen die zich aan de zijde van de vijand hadden geschaard, berecht zouden worden. Waren de NSB'ers zelf daar ook van overtuigd? Velen stelliganderen evenwel gingen er van uit dat de 'Bijltjesdag'
waarmee zij vooral in de eerste bezettingsjaren in diverse bewoordingen waren bedreigd, werkelijkheid zou worden, anders gezegd: dat het niet tot een ordelijke berechting zou komen maar dat de volksmassa's het recht in eigen handen zouden nemen. Rost van Tormingen schreef acht dagen na D-Day in een brief aan een mede-nationaal-socialist: 'U schijnt de onmenselijkheid
, Ons Vrije Nederland, aug.' "
Ook andere NSB' ers waren daarvan overtuigd en sommigen hunner wezen er dan op dat de regeringsomroep, al had hij dan ook een ordelijke berechting aangekondigd, in de meest felle termen de NSB'ers placht aan te vallen en daarmee de aggressiviteit onder de brede massa had versterkt, soms met de kwatrijnen van A. den Doolaard, die men als een aansporing tot 'Bijltjesdag'
kon opvatten, zoals: 'Eens zal het grote wasdag zijn! De zwarte hemden aan de lijn, een schuifknoop om ze vast te maken, en rood-wit-blauw van alle daken!'
Zo klonk het weer in de middaguitzending van Radio Oranje van 29 augustus naar aanleiding van de eerste berichten over het oppakken van verraders in het bevrijde Parijs. Luisterden NSB'ers en andere Duitsgezinden naar dergelijke uitzendingen? Wij veronderstellen van wel. Zij hadden hun radiotoestellen mogen behouden en de Londense uitzendingen gaven meer inlichtingen over de strijd in Frankrijk dan de in die tijd nogal magere dagelijkse communiqués van het Oberkommando der Wehrrnacht. Terwijl de tegenstanders van de NSB van begin augustus af met snel klimmende hoop naar de BBC en Radio Oranje luisterden, deden de NSB'ers dat met snel klimmende bezorgdheid, leidend tot de kort na midden augustus door de Sicherheitsdienst gesignaleerde 'Angst und Mutlosigkeit'. Wat hun tegenstanders aan chaotische verschijnselen aan Duitse kant waarnamen, zagen ook de NSB'ers, zoals zij tevens van zondag 3 september af de Rijksduitsers zagen vertrekken. Lieten die hen in de steek? Werden zij als enigen overgelaten aan de woede en de wraak van de volksmassa's? Was het niet geboden dat men ook hen in de gelegenheid stelde, naar Duitsland een veilig heenkomen te zoeken?
Tot beperkte evacuaties van NSB'ers was het al eerder in de bezetting gekomen. In de zomer van '42, toen aan Duitse kant een spoedige
I Brief, 14 juni 1944, van M. M. Rost van Tonningen aan A. de Z. (RvT, 632).
Tot een overeenkomstige maatregel kwam het begin' 44, maar alleen met betrekking tot de provincie welke het meest bedreigd werd geacht, Zeeland. In februari werd het voor gezinnen van NSB'ers die in Zeeland woonden, mogelijk gemaakt zich elders in het land te vestigen, n1. in kampementen die op het z.g. Hagespraakterrein van de NSB te Lunteren en in de provincie Drente waren ingericht. Voor de evacuatie (ze werd opnieuw door het Reichskommissariat bekostigd en vergde ruim f 100 000) droeg nu een dienst van Binnenlandse Zaken zorg, het Bureau Afvoer Burgerbevolking. Aan die tweede evacuatie kon men in NSB-kringen slechts de conclusie verbinden dat als er werkelijk gevaar dreigde, vrouwen en kinderen van NSB'ers alsook bejaarde NSB'
ers, voorzover zij dat wensten, in veiligheid zouden worden gebracht. Dat vergde voorbereidingen. Binnen de NSB werd een Evacuatie-Bureau opgericht dat een groot aantal 'verbindingsmannen'
benoemde; taak van die verbindingsmannen was, plaatselijk een of meer punten aan te wijzen die, als het tot een massale evacuatie kwam, verzamelpunten zouden worden. Daar waar die verbindingsmannen de nodige tijd en aandacht besteedden aan hun voorbereidend werk (veel wijst er op dat de meesten die taak verwaarloosden), werden de verzamelpunten per geheim schrijven kenbaar gemaakt aan de leden van de NSB. Het Reichskommissariat nam voorts contact op met het Bureau Afvoer Burgerbevolking, hetwelk eind juni (na D-Day dus) werd geïnstrueerd voorbereidingen te treffen opdat op een later tijdstip de gezinnen van NSB'ers en van Oostfront-vrijwilligers, alweer voorzover zij dat wensten (Mussert was zeer beslist tegenstander van een gedwongen evacuatie), uit het westen des lands naar het oosten zouden kunnen vertrekken, waar zij zoveel mogelijk bij geestverwanten zouden worden ondergebracht; het Bureau Afvoer Burgerbevolking moest daartoe samenwerken met de zojuist genoemde verbindingsmannen. Misschien zijn hier of daar in juli of augustus '44 wel bepaalde afspraken gemaakt, maar evacuatieschema's waren in elk geval nog niet opgesteld en ook met de Nederlandse Spoorwegen was nog niets geregeld, toen de Wehrmacht in en bij Normandië een verpletterende neder
De NSB'ers in Zuid-Limburg waren de eersten die aan paniek ten prooi vielen. De districtsleider in Limburg, graaf de Marchant et d'Ansembourg (hij was begin '41 als opvolger van van Sonsbeeck tot commissaris van de provincie benoemd), stond er op zaterdag 2 september niet bij stil dat hij enkele tot waarnemend burgemeester benoemde NSB'ers de eed moest afnemen, maar laadde zijn vrouwen kinderen in zijn auto en vertrok naar Duitsland (hij keerde op de woensdag daaropvolgend naar Maastricht terug). Bij ontstentenis van de districtsleider moesten de kringleiders van de NSB beslissen wat te geschieden stond. De kringleider van Zuid-Limburg, tevens plaatsvervangend districtsleider, had op vrijdagavond I september in beginsel met de Duitse autoriteiten in Maastricht afgesproken dat alle mannelijke NSB'ers in Maastricht zouden worden geconcentreerd en dat hun vrouwen en kinderen naar Duitsland zouden vertrekken. Daartoe zouden zij eerst vervoerd worden naar het klooster Rolduc bij Kerkrade (vlak aan de Duitse grens dus) waarvan reeds één vleugel bij de Wehrmacht in gebruik was. De kringleider was er die vrijdagavond in geslaagd, Mussert telefonisch te bereiken; deze had hem gezegd dat van een landelijke evacuatie van NSB'ers geen sprake was maar dat de kringleider de maatregelen mocht nemen die hij zelf geboden achtte. Zaterdagmiddag werden de groepsleiders gewaarschuwd, die er ordonnansen op uitstuurden die de nodige consignes doorgaven, maar toen zondagochtend vroeg de eerste trein uit Maastricht naar Kerkrade vertrok, bleek dat ook talrijke mannelijke NSB'ers waren ingestapt '
tengevolge van', aldus een rapport uit NSB-kring, 'de grote paniek die zich van de kameraden meester maakte, toen zij zagen dat alle mogelijke Duitse Dienststellen hun spullen bij elkander pakten en overal vervoersmiddelen opeisten."
De tweede evacuatietrein uit Maastricht zou pas zondagavond vertrek
1 A. C. de L.: 'Rapport betr. mijn belevingen sedert de evacuatie van Maastricht' (10 dec. 1944), p. 2 (NSB, Leidersdossiers, 30 b).'stomdronken'
.' Met veel moeite kreeg de kringleider laat in de middag de beschikking over één autobus en twee vrachtauto'
s, een schijntje dus, hetgeen, schreef hij enkele weken later, 'veel kwaad bloed (zette)', omdat de Duitsers van de NSDAP reeds op zaterdag en op zondagmorgen 'met autobussen en veel bagage'
naar Duitsland waren vertrokken." Op maandag 4 september kreeg de kringleider van een functionaris van de Landwacht te horen, 'dat de landwachters niet meer in uniform willen verschijnen omdat de bevolking opstandig wordt.'
Seyss-Inquarts Beaufiragter kon hem slechts meedelen, 'dat de militaire toestand zeer kritiek is'
- mèt de Beaufiragte vertrok de kringleider 's middags naar Echt (tussen Sittard en Roermond); tevoren had hij alle mannelijke NSB'ers '
uit onze kring (die het gevaarlijkste ligt van alle kringen uit het gehele land)' verlof gegeven, naar Rolduc te gaan.' Gelijk gezegd, een deel wàs daarheen reeds vertrokken.
In Rolduc arriveerden de eerste vluchtende NSB'ers zaterdagavond. Zondagavond waren het er ca. tweehonderd geworden, maandag kwamen er nog zevenhonderd bij, onder wie de waarnemend burgemeester van Maastricht en alle wethouders. 'Ze sjouwen met koffers, pakken, dekens, kinderwagens en karretjes', aldus de in Rolduc door een der seminaristen gemaakte aantekeningen, 'een stroom van ellende die de hele dag aanhoudt."
Op dinsdag 5 september trokken de eerste groepen te voet de grens over, 'ze zijn zeer ontevreden'
, noteerde de seminarist,
'omdat ze honger hebben en er geen transportmiddelen zijn. Wij zien vandaag ook veel 'Nederlandse'
uniformen van de WA, Landstorm, Landwacht. Allen hebben geweren bij zich, sommigen ook handgranaten. Om 7 uur 's avonds zijn allen weg, maar dan arriveren nieuwe afdelingen uit Sittard en Geleen, deze laatste op een brandweerwagen van die gemeente."
Men ziet: voorzover hier van een geordende evacuatie sprake was, begon deze pas op zondag - maar graaf d'Ansembourg vertrok al op zaterdag en op die zaterdag begaven zich ook de eerste NSB'
ers naar Rolduc. Diezelfde dag zag iemand in Arnhem 'een notoire NSB-familie
I NSB, Kring Zuid-Limburg, Kringleider: 'Kort verslag voor de Leider van het verloop van de evacuatie in de kring Zuid-Limburg'
(I okt. 1944), p. 2 (a.v., 34 b). 2 A.v. A.v., p. 3. 4 (Seminarie Rolduc) Rolducs Jaarboek XXV-XXVI (1947), p. 12. S A.v., p. 13.
De 'Dagaantekeningen'
over de eerste dagen van september welke Mussert spoedig nadien opstelde", begonnen aldus:
'Vrijdag 1 september 1944 schijnt besloten te zijn tot onmiddellijk vertrek van Duitse vrouwen en kinderen.
Zaterdag 2 september 1944 werd dit reeds ruchtbaar, in de NSB-kringen deed zich plotseling de vraag voor, waarom gaan de NSB-vrouwen en kinderen niet tegelijkertijd mee, wegens de lotsverbondenheid enz., waarover vier jaar lang zoveel gepraat is geworden? Die dag heb ik de districtsleiders laten uitnodigen om maandagavond 4 sept. om 8.30 op de Maliebaan 41 aanwezig te zijn voor bespreking van hetgeen te doen is ter beveiliging van vrouwen en kinderen van frontkameraden en leden. Tegelijkertijd heb ik de R[ijks] C(ommissaris] verzocht mij maandagmiddag (4/9) te willen ontvangen.'
Mussert liet de zondag dus verstrijken zonder terzake iets voor te bereiden of te ondernemen; hij had die dag in Lunteren alle z.g. propagandaleiders van de NSB zullen toespreken, maar dat samenzijn ging niet door. Maandagmiddag was hij bij Seyss-Inquart, klagend over 'de onmogelijke positie waarin de NSB gebracht werd door het plotseling vertrek van Duitse vrouwen en kinderen'
; hij wilde nu de vrouwen en kinderen van NSB'ers '
onmiddellijk doen evacueren en wel uit Zuidelijk
'eveneens uit Holland naar het noordoosten. De mannen zouden zoveel mogelijk in de Landwacht worden opgenomen.'
Seyss-Inquart ging hiermee accoord. De wijze evenwel waarop die evacuatie zou worden uitgevoerd, werd door Mussert niet ter sprake gebracht - hij had Seyss-Inquart slechts mededeling gedaan van een soort principebesluit. Mussert vroeg nog aan de Reichs kommissar hoe de militaire situatie was, maar deze kon hem terzake niets van belang vertellen.
Het is alleszins waarschijnlijk dat toen die avond om half negen Musserts bespreking met zijn districtsleiders begon, aan deze en gene onder hen al bekend was dat in de Londense radio-uitzendingen van zondag de spoedige bevrijding van Nederland was aangekondigd en dat de BBC maandag had bericht dat Brussel was bevrijd. Niet alle districtsleiders hadden Utrecht tijdig kunnen bereiken, de districtsleider van Drente die een week eerder ontslag uit zijn functie had gevraagd, was weggebleven. Wèl aanwezig waren de voornaamste figuren van de landelijke leiding der NSB, onder wie plaatsvervangend leider van Geelkerken, secretaris-generaal Huygen, organisatieleider Kardoes, de gemachtigde voor de financiën, van Bilderbeek, de commandant van de WA, Zondervan, en de Voorman van de Germaanse SS, Peldrneijer.
Mussert bracht verslag uit van zijn gesprek met Seyss-Inquart en stelde daarmee, aldus zijn 'Dagaantekeningen'
, 'het principe der evacuatie'
aan de orde. Met dat principe was ieder het eens, maar hoe het toe te passen? Er waren geen vervoermiddelen. Mussert zei dat desnoods ieder die wilde vertrekken, maar op eigen gelegenheid een goed heenkomen moest zoeken. De districtsleider van Amsterdam zei dat een aankondiging in die geest tot een algemene paniek zou leiden; van Geelkerken verweet Mussert in scherpe termen dat hij veel te lang had getalmd, Kardoes sprak van 'een godvergeten schandaal'
.' Konden de Duitsers niet helpen? Besloten werd, Seyss-Inquarts Beaujtragter te vragen naar de Maliebaan te komen. Deze verscheen maar 'reageerde'
, aldus een begin '46 geschreven verslag, 'nauwelijks op de verzoeken van de NSB-leider ... Van de oorlogssituatie wist hij niets, ten aanzien van het vervoer had hij geen bevoegdheden. En verder vroeg hij, hem te willen verontschuldigen, want hij had het heel erg druk met vele belangrijke zaken."
Besluiteloos
I J. de Haas: 'De laatste bijeenkomst van de Hoofdlcwartierraad der NSB te Utrecht op maandag 4 september 1944'
(2 jan. 1946), p. 2 (Doe II-564, C-1). 2
Mussert wijdde zich onmiddellijk aan zijn persoonlijke zaken. Zijn vrouw, zijn achternichtje met wie hij een liaison onderhield, haar moeder en een bevriend echtpaar bracht hij met een van zijn auto's in veiligheid naar Holten in Overijssel; dinsdagmiddag om 1 uur was hij in Utrecht terug, waar hij bleef rondrijden 'om'
, aldus zijn 'Dagaantekeningen'
, 'te laten zien dat ik in Utrecht was.'
Huygen reed maandagavond naar Zwolle (hij had, als alle hoge NSBfunctionarissen, een Ausweis om zich in de spertijd buitenshuis te mogen bevinden), ging dinsdagmorgen door naar Assen om het opvangen van de voor Westerbork bestemde transporten te regelen en bevond zich dinsdagmiddag om 4 uur weer in Utrecht waar in het hoofdkwartier geen enkele belangrijke functionaris meer aanwezig was; later in de middag hoorde Huygen van Mussert in diens woning dat het hoofdkwartier naar het landgoed 'Bellinckhof'
bij Almelo zou worden verplaatst maar dat hijzelf voorlopig in Utrecht zou blijven.
Maandagavond had voorts na afloop van de bespreking aan de Maliebaan Zondervan een aantal prominente NSB'ers, onder wie van Geelkerken, Kardoes en de districtsleider van Zeeland, J. Dekker, naar zijn huis meegenomen. 'De stemming was'
, schreef Dekker kort nadien,'uiterst nerveus'
; men sprak af, dinsdagavond naar Westerbork te vertrekken,
'de gesprekken gingen verder over: het volkomen gebrek aan organisatie in de Beweging, het falen van de Leider ook weer bij de evacuatie, de onzekerheid in de leiding die de Beweging al zo dikwijls had geschaad. Tenslotte werd Ober gruppenführer Rauter geprezen: 'Gelukkig dat we Rauter nog in Nederland hebben, zolang die er is, dreigt voor ons geen gevaar.' '
I
Nog in de nacht van dinsdag op woensdag vluchtte van Bilderbeek samen met enkele medewerkers uit Utrecht naar het noorden. Een koerier van Mussert die dat de volgende ochtend ontdekte, constateerde tevens dat zij hun kamers in het Algemeen Hoofdkwartier in grote haast hadden verlaten, ergens stonden een lege jeneverfles, een bedorven stuk vlees en een bedorven paling op tafel; een rondgang makend door het gebouw ontdekte de koerier ook nog op de zolder een clandestiene jeneverstokerij.
Die ochtend, de ochtend van Dolle Dinsdag dus, vertrokken van Geelkerken, Zondervan, Kardoes en Dekker uit Utrecht - zij hadden, vermoedelijk op grond van het bericht dat Breda al zou zijn bevrijd, hun aftocht vervroegd. Hun vrouwen en kinderen meenemend, reden zij met auto's naar Lunteren. Vandaar ging het naar Apeldoorn 'in verband met het gerucht'
, aldus Dekker, 'dat de Dienststelle-Rauter zich daar zou vestigen." In Apeldoorn zochten van Geelkerken en Zondervan 's avonds Generalkommissar Ritterbusch op, die, aldus van Geelkerken, 'met zijn secretaresse neergestreken was in een groot huis en daar als een oude en afgeleefde man zat"
, maar van Geelkerken en Zondervan kwamen bij Kardoes en Dekker terug met de mededeling, hun door Ritterbusch gedaan, dat er op woensdag een beter Wehrmacht-bericht zou komen, 'hierdoor en door de verstrekte jenever werd de stemming wat beter."
Dekker ergerde zich zo aan de taal die het gezelschap uitsloeg (van Geelkerken: 'Als ik nog eens terugkom, steel ik tienmaal zoveel als ik ooit had'S), dat hij op woensdagavond besloot naar Mussert te gaan om deze in te lichten. Hij bevond zich die avond nog in het hoofdkwartierJ.(getuige A. J. Zondervan), A, p. 34 (Doe 1-501, bI). 4 J. Dekker: 'Rapport uitsluitend bestemd voor de Leider'
, p. I. 5 A.v., p.
'uiterst nerveus wat o.rn. blijkt uit het feit dat, toen hem opengedaan werd, hij brulde: 'Is het hier een hoerenkast? Moest je eerst nog van je meid afgetrokken worden?'
Hij vloog het bureau binnen en zei: 'Ga met me mee'
, wat ik deed. Hij kwam dreigend voor me staan en had een grote vierkante lantaarn in de hand en zei: 'Ik wil weten wat je hier komt doen.'
'De Leider spreken.'
'Dat verbied ik je als plaatsvervangend Leider. Jij mag de Leider niet spreken, ploert die je bent.'
'Hoort u eens even .. .'
'Houd je smoel of ik sla je met die lantaarn neer en laat je wegdragen!'
'Ik heb het recht .. .'
Van Geelkerken grijpt naar zijn revolver en zegt: 'Houd je smoel en donder op of ik schiet je neer en het is afgelopen met je.' '
1
Het gezelschap dat dinsdagavond in Apeldoorn bijeen was geweest, reed, behalve Dekker, op donderdag met de auto's naar Drente en streek er neer in enkele gebouwen van het Psychiatrisch Centrum '
Beileroord' te Beilen; die moesten haastig ontruimd worden maar alle levensmiddelen dienden er achter te blijven.
Paniek dus bij het Algemeen Hoofdkwartier der NSB, maar paniek ook elders, soms al op maandag 4 september.
Aan het einde van de maandagmiddag vluchtte de landelijk leider van de Nederlandse Volksdienst, mr. F. W. van Vloten, uit Nijmegen weg, waar het hoofdkantoor van de dienst was gevestigd. Hij gaf de staf vijf minuten tijd om te beslissen of men met hem mee naar Duitsland wilde gaan.' leder kreeg drie maanden salaris uitbetaald, de bode ontving de sleutel van het hoofdkantoor met opdracht deze aan de burgemeester te overhandigen; daags daarna, op dinsdag, werden, aldus een kort nadien opgemaakt verslag, 'onder leiding van de bode met hulp van de portier de deuren opengesloten en werden levensmiddelen, kledingstukken enz. aan het inmiddels zich verzamelende publiek verdeeld, terwijl dekens, meubelen en tapijten met karrevrachten zijn weggevoerd."
In Den Haag werd op die dinsdag het kantoor van de NederlandseJ.'waarbij ik'
, zo zei hij zes dagen later, 'constateerde dat slechts de helft der ambtenaren aanwezig was"
), gaf hun geen duidelijke instructie maar vertrok wel zelf (naar hij later beweerde: op advies van het Reichskom missariat) daags daarna met een kleine staf naar Groningen. Bij de N ederlandse Kultuurkamer, ook al in Den Haag gevestigd, werd het gehele personeel naar huis gezonden omdat 's middags was geconstateerd dat op het departement van volksvoorlichting en kunsten vrijwel niemand meer aanwezig was.
Uit Haarlem vluchtte de burgemeester, Plekker, met zijn gezin dinsdagochtend weg, de commissaris van de provincie, Backer, had zijn vrouwen kinderen maandagavond reeds weggezonden maar bleef op zijn post. Dinsdag keerde de griffier van de staten, ook al een NSB'er, drie maanden salaris uit aan Backer, de bestuursraden, alle 'foute'
ambtenaren en zichzelf - velen van die ambtenaren trokken oostwaarts.
In Amsterdam was al op maandag besloten, de hoofdzetel van het Nederlands Arbeidsfront naar Almelo te verplaatsen, leider H. J. Woudenberg was die avond per auto naar het Sauerland vertrokken om zijn vrouw, zijn dochter en zijn drie kleinkinderen in veiligheid te brengen (donderdag vervoegde hij zich in Almelo). Maandagavond had Woudenberg geconstateerd dat bij de Arbeiderspers (daar werkten talrijke NSB'ers) 'grote nervositeit heerste'
, er werd daar 'voortdurend'
naar de Londense radio geluisterd en een van de 'foute'
redacteuren gaf aan Woudenberg door, 'dat Breda reeds gevallen ... en dat het vijf minuten voor twaalf was"; Woudenbergs autotocht verliep overigens niet vlot:
1 Voor de generators van hun auto's hadden zij een extra toewijzing turfcokes nodig; die lieten zij door een hooggeplaatste Duitser, die hun namen verzweeg, bij Hirschfeld aanvragen. 2 'Verslag door J. Coucke van besloten gedeelte van persconferentie bij het Persgilde, I I september 1944' (Doe 1-303, a-r), H. J. Woudenberg: 'Memoires'
, p. 195 (Doe 1-1922, a-I).'de wegen'
, schreef hij later, 'waren overvol met repatriërenden, Duitse dienstauto's en kopspijkertjes'
(gestrooid door van Bijnens burgerverzetsgroepen), 'zodat er veel banden gerepareerd moesten worden."
Wezel passerend, werd de leider van het Arbeidsfront getroffen 'door de volslagen radeloosheid der Wezelse autoriteiten en bevolking.'
Een onderwijzer met wie hij een mogelijke ommekeer door nieuwe geheime wapens besprak, zette de domper op zijn optimisme door op te merken: 'Ach, sind Sie auch auf diesen Schwindel hineingefallen?"? Intussen was, ook al op maandagavond, bij de Arbeiderspers de directeur, de NSB'er H. J. Kerkmeester, verdwenen, niet dan nadat hij aan alle hoofden van dienst en aan de personeelsleden die lid waren van de NSB, drie maanden salaris had laten uitbetalen. Het oudste hoofd van dienst, P. Schumacher, die vóór de bezetting al een vooraanstaande functie bij de Arbeiderspers had bekleed, kreeg de leiding van het bedrijf - een van de eerste dingen welke hij constateerde was dat een NSB'er die bij de kasafdeling had gewerkt, f 100 000 mee naar huis had genomen (het bedrag werd enkele dagen later teruggehaald).
Dan pakte op Dolle Dinsdag in Lunteren E. J. Roskam, 'Boerenleider'
tot hij in de zomer van '43 wegens malversaties was afgezet, zijn fiets om naar een hotel in Groningen te rijden. Van het in Apeldoorn gevestigde departement van onderwijs, wetenschap en cultuurbescherming verdwenen de meeste daar werkzame NSB'ers, uit de gemeente Apeldoorn vluchtten alle wethouders en de commissaris van politie.
Wat NSB'ers of andere '
foute' elementen die elders vooraanstaande posities bij de overheid hadden, kort voor of op Dolle Dinsdag deden, is ons niet bekend (ons overzicht is verre van volledig), maar het lijkt ons plausibel dat velen hunner in de algemene sfeer van nervositeit en angst (hier en daar waren er NSB'ers die zelf of met hun gehele gezin zelfmoord pleegden) gebruik maakten van de treinen welke Rauter maandagavond had beloofd. Onder de districtsleiders die met het bericht van Rauters belofte naar hun woonplaatsen terugkeerden, was er één, de districtsleider van Gelderland, die, met verlof overigens van SeyssInquarts Beauftragter te Arnhem, de beperking welke Mussert had aangebracht: alleen vrouwen en kinderen mochten vertrekken, naast zich neerlegde en allen, ook de mannelijke NSB'ers, van 6 september af concentreerde in Doetinchem van waaruit een deel in Winterswijk werd ondergebracht (er kwamen daar in totaal ca. vierduizend vrouwen en kinderen van NSB'ers terecht). Hebben de overige districtsleiders Mus
I A.v., p. 197. 2 A.v.'ers en andere '
foute' elementen gepakt en gezakt naar de stations om er op het beloofde transport te wachten; soms kwam het bij die stations tot samenscholingen van personen die de vertrekkenden uitjouwden en dan werd wel door patrouilles van de Ordnungspolizei in de lucht geschoten. In Amsterdam togen ca. zeshonderd NSB'ers, het wachten op het Centraal Station moede, naar de De Ruyter-kade achter het station om zich in te schepen op de nachtboot naar Lemmer.
De eerste evacuatietrein uit de hoofdstad vertrok, gelijk gezegd, op woensdag (de nacht van dinsdag op woensdag hadden de vluchtelingen doorgebracht in gebouwen in de buurt van het Centraal Station) en die trein werd bij Diemen door de RAF beschoten waarbij zes-en-dertig doden vielen. Die dag vertrokken vermoedelijk ook de eerste treinen uit Rotterdam en Den Haag en in elk geval uit Utrecht. In de trein uit Utrecht zaten niet alleen vluchtelingen uit die stad maar ook uit de wijde omgeving. Een in november geschreven verslag van een NSB'er uit Oudewater vermeldt o.m. het volgende:
'Onze reis begon 5 september 1944 des namiddags omstreeks half zes door onze gemeente te verlaten met gejoel en gefluit, nagestaard door lachende volksgenoten. Mijn kameraad die met zijn gezin met mij ging, beging de fout zich tot een opgeschoten individu te wenden met verzoek te blijven staan, wat een vloed van allerhande scheldwoorden ten gevolge had. Onze wagen waarmee wij zouden vertrekken, stond 10 minuten gaans buiten onze gemeente op ons te wachten, bespannen met een paard ... , terwijl achter de wagen een aantal koeien waren gebonden, wat natuurlijk de lachlust van vele omstanders opwekte .
. . . Wij werden ingehaald door twee kameraden die van Vlaardingen hun bezittingen met vrouwen kinderen hadden opgehaald en zo bereidwillig waren, onze bagage en gezinnen op te laden I en ons ongeveer elf uur in 'Tivoli'
af deden stappen"
in die schouwburg te Utrecht kwamen op woensdag ca.duizend vrouwen en kinderen binnen; zij werden nog door Mussert toegesproken, maar ,s middags was al de eerste trein naar Westerbork vertrokken die daar pas
I Kennelijk op vrachtauto's. 2 'Belevenissen van kam. C. G. te Oudewater tijdens de evacuatie 1944' (20 nov. 1944), p. 1 (Doe Il-S66, a-a),'ers en vrouwen en kinderen van NSB'
ers in Westerbork binnen ('in de dichtbevolkte barakken bleek'
, aldus de NSB'er uit Oudewater, 'dat het verschil tussen mijn en dijn niet bestond, er werd van de kameraden en kameraadskes gegapt, de kleding ofluiers die ... te drogen hingen, waren niet veilig meer") - de vluchtelingen werden op en omstreeks I I september naar de Gau Ost-Hannouer overgebracht, weer met extra-treinen van de Nederlandse Spoorwegen.
In totaallegden de NS naar die Gau, d.w.z. naar Lüneburg, tot en met zaterdag 9 september 31 extra-treirien in; voordien hadden hele NSBfamilies met name in de grote steden min of meer moeten kamperen in de z.g. Kringhuizen van de NSB of in gebouwen in de buurt van de stations. Met de treinen (ook de groepen uit de Achterhoek werden afgevoerd) reden talrijke mannelijke NSB'ers mee, maar dezen kwamen niet zomaar de grens over: wie nog geschikt leken voor de militaire dienst, werden er bij controle uitgehaald (dat ging soms met vechtpartijen gepaard) teneinde ingelijfd te worden, hetzij bij de Landstorm (die recruten werden eerst naar de SS-Schule te Avegaar verwezen), hetzij, wanneer men boven de militaire leeftijd was, bij de Landwacht. In totaal werden naar het gebied van Lüneburg ca. vijf-en-dertigduizend personen overgebracht en eind '44 bleek dat zich elders in Duitsland nog ca. dertigduizend andere Nederlandse vluchtelingen bevonden. Op hun goeddeels teleurstellende, zelfs grievende ervaringen komen wij in deel 10 b terug.
Ca. vijf-en-zestigduizend vluchtelingen dus - maar dat betekende (de evacuatie was niet verplicht) dat slechts een deel van de oudere NSB'ers of andere '
foute' elementen en van hun vrouwen en kinderen Nederland had verlaten. Te bedenken valt dat voor die evacuatie ook de gezinsleden van Oostfront-vrijwilligers in aanmerking kwamen en van die vrijwilligers was minder dan de helft lid van de NSB. Wij schatten dat het totaal aantal vluchtelingen hoogstens de helft is geweest van diegenen die verlof hadden om te vluchten - er bleven dus in de meeste delen des lands 'foute'
gezinnen achter." Met dat al was de NSB als zodanig praktisch in elkaar gezakt. Mussert had gelast dat de districts-, groeps- en kringleiders ook in het westen des lands op hun post moesten blijven (die functio20
Uit de verlaten woningen van NSB'ers (ook uit verlaten Duitse bureaus) werd veel gestolen. 'Er is schandelijk geplunderd in de stad'
, heet het met betrekking tot Helmond.' Waarom zou het elders anders zijn geweest? Louwes, directeur-generaal van de voedselvoorziening, gaf nog op Dolle Dinsdag de provinciale voedselcommissarissen opdracht, onmiddellijk beheerders te benoemen voor boerenbedrijven die door de eigenaars of pachters waren verlaten, maar om de bescherming van de stadswoningen van NSB'ers en om de Duitse bureaus bekommerde zich aanvankelijk niemand. Hier en daar werden nog administratiestukken van de NSB gevonden, hetzij in de Kringhuizen, hetzij elders. Een Amsterdammer viste op 7 september een pakket uit de Amstel waarin zich de gehele boekhouding van de NSB in Amsterdam-zuid bevond, en in Den Haag wist omstreeks die dag een Knokploeg, in NSB-uniform gestoken, vrijwel het gehele archief van Musserts Secretarie van Staat buit te maken; de concierge van het gebouw was al begonnen met het verbranden van stukken, 'maar'
, zei de concierge tegen de KP' ers, 'kameraad Carp'
(deze was hoofd van de Secretarie) 'vond het zo gek voor de buren, In het begin van september kan je moeilijk de kachel stoken. Ze zien direct dat er wat aan de hand is."
Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, de verschillende factoren die tot Dolle Dinsdag hebben geleid, tegen elkaar af te wegen, maar het spreekt vanzelf dat wat in kringen van de NSB op die dag gebeurde, een belangrijk effect had. Niet zo heel veel mensen hadden zelf de optimistische berichten en commentaren van de Londense uitzendingen gehoord
t J. Bartholomeüs: Helmond 1940-1945. Een geschiedenis van de stad tijdens dejaren der bezettinç (1977), p. 156. 2 Vijf jaar ondergrondse strijd (1945), p.'Ze gaan er vandoor'
, werd gezegd, eerst met betrekking tot de Rijksduitsers, nu met betrekking tot de NSB'ers. De haast en de nervositeit dier vluchtelingen waren onmiskenbaar. En wat kon dat anders betekenen dan dat de bevrijders in aantocht waren? 'Uitzonderingstoestand'
? Kom! Het rijk van de vijand stond op instorten.
Eén organisatie was er, waar men dat op Dolle Dinsdag vrijwel algemeen aannam en er ook voor de hand liggende eonsequenties aan verbond: de Nederlandse Arbeidsdienst.