Bij de overgang naar het Continent telde het Militair Gezag, gelijk eerder vermeld, honderdvijf-en-zeventig officieren en bijna zeshonderd andereJ.
Vrijwel alle officieren die tussen midden september '44 en eind maart '45 aan de organisatie van het Militair Gezag werden toegevoegd, waren uit het bevrijde Zuiden afkomstig. Trouwens, Kruls had in een 'Nadere bekendmaking betreffende de Bijzondere Staat van Beleg'
d.d. 23 september welke in Maastricht en Eindhoven in de pers werd opgenomen I, de toezegging gedaan dat het Militair Gezag met personen uit het bevrijde deel des lands zou worden versterkt. 'Teneinde te bereiken'
, zo heette het in die 'Nadere bekendmaking'
,
'dat de maatregelen van het Militair Gezag zoveel mogelijk in de geest van de bevolking zullen worden genomen en bovendien op grond van de omstandigheid dat de uit Engeland overgekomen staf aanzienlijke uitbreiding behoeft, zullen van stond af aan talrijke landgenoten, die gedurende de bezettingstijd in Nederland hebben vertoefd, bij de verschillende organen van het Militair Gezag worden te werk gesteld.'
Onder Kruls en de sous-chef, Posthumus Meyjes, waren de belangrijkste functies die van sectiehoofd en militair commissaris. Enkele sectiehoofden werden vóór mei '45 vervangen "
maar niet door krachten uit het bevrijde Zuiden en er zijn, voorzover ons bekend, onder de militaire commissarissen in de periode september '44-april '
45 maar twee geweest 'die gedurende de bezettingstijd in Nederland (hadden) vertoefd', twee OD 'ers: de militaire cornmissaris van het district Mijnstreek (ir. C. M. J. A. F. Nicolas) en die van het district Den Bosch (c. P. N. Thomas); de eerste kreeg zijn aanstelling in oktober '44, de tweede in januari '45. 'Van het begin af is het streven geweest'
, legde Kruls in '48 aan de Enquêtecommissie uit,
'dat de heren, komende uit het Militair Gezag-apparaat" te zijner tijd moesten terugtreden en zich moesten doen vervangen door anderen. Het is in het algemeen slecht gelukt, want de uiteindelijke toestand, toen het noorden bevrijd was, was dat de meeste provinciale militaire commissarissen mensen waren die uit Londen waren gekomen ... De overneming van de leiding is altijd heel moeilijk geweest. Om de top in een provincie te vervangen door iemand uit bezet gebied, heeft voortdurend moeilijkheden gegeven."
Waardoor kwam dat? Er waren, dunkt ons, drie factoren. De eerste was dat wie eenmaal in het Militair Gezag een verantwoordelijke functie bekleedde, zijn best deed om die functie te blijven uitoefenen; de tweedeJ.J.'46, zond de sectie ruim zeven-en-dertighonderd krachten uit. 2 D.W.Z.: uit het in Engeland gevormde apparaat. l Getuige H. J. Kruls, Enq., dl. V c, p.'nieuwelingen'
onvermijdelijk met allerlei jaloezieën alsook politieke spanningen gepaard ging: de 'nieuweling'
die door een bepaalde groep in het bevrijde Zuiden als 'haar'
representant werd gezien, werd juist niet als zodanig beschouwd door andere groepen; en de derde factor was dat van een Militair Gezag-officier nogal wat scholing werd gevergd vooral in de beginselen van de Nederlandse staatsinrichting, in de Londense wetsbesluiten en in de verordeningen van de chef-staf Militair Gezag. Die kennis werd aan candidaat-officieren bijgebracht in cursussen die enkele weken duurden; die cursussen werden eerst in Brussel, vervolgens in Breda gegeven aan in totaal ca. driehonderd cursisten welke nagenoeg allen in de bevrijde delen des lands benoorden de rivieren werden ingezet.
Nu zou het onjuist zijn het zo te stellen alsof het bevrijde Zuiden maandenlang nagenoeg uitsluitend is bestuurd door uit Engeland overgekomen officieren. KruIs had al in een vroeg stadium een college van commissarissen in het leven geroepen, bestaande uit personen uit het bevrijde Zuiden, aan welke hij het bepalen van het beleid op het gehele gebied van de economie had opgedragen - en overgelaten. 'Naar boven'
, d.w.z. jegens de Londense ministers, verdedigde hij zijn bevoegdheden met kracht, maar tegen delegatie van die bevoegdheden 'naar beneden'
had hij geen enkel bezwaar, trouwens: de gehele opzet van het Militair Gezag was om de taken welke het in een noodsituatie toevertrouwd had gekregen, zo spoedig mogelijk aan de normale bestuursinstanties over te dragen.
Nauwe samenwerking met dewas een eerste vereiste voor het werk van het Militair Gezag en dieop haar beurt was, gelijk eerder vermeld, tot eind december '44 ingevoegd in het hoofdkwartier van de Army Group. Dat hoofdkwartier bevond zich in Brussel; gevolg was dat deen KruIs met zijn staf ook in Brussel terechtkwamen. Er waren ook andere omstandigheden welke die locatie wenselijk maakten: Brussel had de beste huisvestingsmogelijkheden en, belangrijker nog: ten opzichte van de delen van het bevrijde Zuiden zat men er centraal; er was ook, als de weersomstandigheden het toelieten, een relatief snelle verbinding met Engeland: de in september ,44 in Londen opgerichte Nederlandse
In de Belgische hoofdstad kwam de staf van het Militair Gezag te werken in gebouwen van de universiteit, later mede in enkele andere gebouwen. Grote moeite kostte het om voldoende kantoorbenodigdheden bij elkaar te krijgen en er ging ook tijd verloren voordat men in de organisatie voldoende op elkaar was ingespeeld. De coördinatie bleek een groot probleem te vormen. Aanvankelijk was zij de speciale taak van de sous-chef, Posthumus Meyjes, maar deze werd zozeer met werkzaamheden overladen dat Kruis begin december de coördinatie overdroeg aan een stafbureau waarin Posthumus Meyjes mèt enkele sectiehoofden zitting had. Ja, men had in Engeland wel enige malen oefeningen gehouden maar de arbeid die men in Brussel te verrichten kreeg, was uitgebreider en gecompliceerder dan voorzien was (en moest in januari '45 door moeilijkheden met de stroomvoorziening enkele weken in de kou worden uitgevoerd) - bovendien was de vertraging welke uit de oorlogsomstandigheden voortvloeide, veel groter dan iemand had gedacht. De staf Militair Gezag was voor zijn werk volstrekt afhankelijk van de verbindingen met de militaire commissarissen, maar het duurde menigmaal twee weken of langer voordat een rapport van een militaire commissaris in Brussel binnenkwam en in de periode van midden december tot begin februari werd die termijn nog langer als gevolg van de vorst en de sneeuwval. Evenveel tijd kon verloren gaan wanneer de staf instructies wilde doen toekomen aan de militaire commissarissen. Vervoer was steeds moeilijk. De treinverbindingen waren schaars en van de 50 personenauto's waarover de staf Militair Gezag geleidelijk de beschikking kreeg, waren er eind maart' 45 (wij herinneren er aan dat toen ca. driehonderdvijftig officieren tot de staf behoorden) welgeteld 17 in rijdbare staat, 'de rest'
, aldus een rapport van Kruis, 'staat stil bij gebrek aan reparatiemogelijkheid (monteurs en onderdelen ontbreken)." Kruis van zijn kant deed van eind '44 af zijn best om de gehele staf,gevlogen, enkele malen per week naar Eindhoven en eens per week naar Parijs . .1 Weekrapport MG no. XVIII' (23-30 maart [945) (MG, Staf, secretariaat, doos'de heren van het Militair Gezag vinden het leuker in Brussel."
1 Hem werd evenwel, zo legde hij aan de Enquêtecommissie uit, in de enige provincie die voor de vestiging in aanmerking kwam, Noord-Brabant, door de Geallieerde militaire autoriteiten geen geschikte accommodatie aangeboden (in de grote gebouwen lagen er Geallieerde legereenheden of waren Geallieerde militaire diensten gevestigd). Begin '45 deden de Geallieerde autoriteiten hem weten dat zij bereid waren, in Tilburg een aantal villa's ten behoeve van het Militair Gezag te ontruimen maar '
het middel', zo vertelde KruIs aan de Enquêtecommissie, 'leek mij erger dan de kwaal "
- die ontruiming zou bij de betrokkenen grote ontstemming hebben gewekt. In maart '45 drong het echter tot KruIs door dat de Britse militaire autoriteiten de gebouwen van de Koninklijke Militaire Academie te Breda eerder zouden verlaten dan oorspronkelijk in hun voornemen lag; die kans greep hij onmiddellijk aan en in de eerste dagen van april verhuisde de staf Militair Gezag naar Breda, waarheen door de Britten het nodige Duitse kantoormeubilair was overgebracht uit het Rijnland.
De Enquêtecommissie achtte het, 'hoezeer zij ook overtuigd is van de grote moeilijkheden om in het bevrijde Zuiden een geschikt verblijf te vinden, bepaald een fout, zowel in psychologisch als in technisch en bestuurlijk opzicht, dat de overplaatsing niet veel eerder is geschied. Zonder enige twijfel zou zulk een overplaatsing op grote bezwaren gestuit zijn, doch ... (het) zou ... naar het oordeel van de commissie mogelijk zijn geweest om in Nederland onderdak te vinden, zij het dan op veel minder comfortabele wijze dan te Brussel."
Wij zijn geneigd dit oordeel te onderschrijven; zonder dat wij zouden kunnen aangeven (dat heeft de Enquêtecommissie trouwens ook niet gedaan) wáár de staf Militair Gezag zich had kunnen vestigen voordat hij naar Breda vertrok (wij menen dat Kruls met de gevoelens van een aantal villabewoners in Tilburg heel wel minder rekening had kunnen houden), staat ook voor ons vast dat het onjuist is geweest dat de staf Militair Gezag, in tegenstelling tot die van de prins, meer dan zes maanden lang in Brussel is blijven zitten. Technisch was dat in veelopzichten een voordeel, maar psychologisch en dus bestuurlijk een nadeel. VergelekenJ.'de andere wereld'
: een wereld met meer voedsel, meer brandstof, meer vertier. Ieder die uit het bevrijde Zuiden, al was het maar voor enkele dagen, een bezoek aan Brussel mocht brengen (dat was alleen mogelijk wanneer men er dringende aangelegenheden van algemeen belang te bespreken had en ook dan moesten talloze moeilijkheden worden overwonnen), beschouwde zich als bevoorrecht; alleen al het verblijf in Brussel drukte dan ook op de staf Militair Gezag het stempel van een geprivilegeerde groep.
Wij zouden dat wat ruimer willen stellen: ieder die in het Militair Gezag was opgenomen, genoot niet te versmaden voorrechten. Hij kreeg als militair voldoende te eten, hij had verwarming, hij was tot op zekere hoogte mobiel. Gewone burgers moesten zien rond te komen met rantsoenen die de eerste maanden veel te krap waren, zij kregen geen brandstof en zij hadden geen vervoer. Majoor mr. F. J. H. Snijders, hoofd van de sectie-Juridische Zaken van de staf Militair Gezag, bracht begin oktober een kort bezoek aan Eindhoven. 'In drie dagen'
, schreef hij aan minister van Heuven Goedhart,
'ben ik 90 sigaretten kwijtgeraakt en twee stukjes zeep. Men zit daarom te springen Het (zal) wel gewenst zijn dat het MG over wat voorraden komt te beschikken, onze persoonlijke voorraden 1 en de 60 per week die we kunnen kopen, zullen wel gauw uitgeput zijn."
Zestig sigaretten per week! Die konden allen die bij het Militair Gezag waren ingedeeld, bij de militaire can tines betrekken, zo ook tabak, zeep, scheerzeep, tandpasta, chocola en talloze andere artikelen welke in het bevrijde Zuiden maandenlang in geen enkele winkel te koop waren. Wanneer een officier van het Militair Gezag met andere overheidspersonen in het bevrijde Zuiden om een tafel zat om dringende problemen te bespreken, dan was hij in de regel de enige die er in materieelopzicht goed aan toe was. Zulk een situatie wekt altijd jaloezie - een jaloezie welke in dit geval werd geaccentueerd zolang de staf van de grote organisatie zich in Brussel bevond.
Wij herinneren er aan dat wij dan twee belangrijke vormen van activiteit van het Militair Gezag niet hebben behandeld: het arrestatiebeleid en de voorbereiding van de hulp aan de slachtoffers van de hongerwinter. Desondanks zullen wij reeds aan het slot van dit hoofdstuk voldoende materiaal bijeen hebben gebracht om op het Militair Gezag als geheel iets dieper in te gaan.