Gelijk eerder weergegeven, beschikten de Spoorwegen begin november '44 slechts over 4 '
gewone' locomotieven die '
onder stoom' waren, en was toen aan Goudriaan niet méér bekend dan dat er in het gehele Zuiden, voorzover toen bevrijd, omstreeks 75locomotieven waren (daarvan 45 in Nijmegen), Wij moeten wel aannemen dat vooral in Limburg beoosten de Maas dat de Duitsers nogaloverhaast moesten ontruimen, aanzienlijk meer locomotieven zijn aangetroffen, althans: in het verslag d.d. 31 mei '45 dat Goudriaan aan de raad van commissarissen van de Spoorwegen uitbracht'
, vermeldt hij dat in het Zuiden in totaal 179 locomotieven waren aangetroffen van welke toen 110 'onder stoom'
waren en 64 andere zouden kunnen worden gerepareerd. In maart en april '45 waren dus in het bevrijde Zuiden veel meer treintransporten mogelijk dan in oktober en november '
44. Men was toen vooralook niet in staat geweest, de Zuidlimburgse steenkolen naar Noord-Brabant en Zeeland te transporteren.