Ten aanzien van de vakcentrales hebben wij de terugkeer van de 'zuilen'
reeds geschetst, in welk kader wij melding maakten van de standpunten van de bisschoppen van Den Bosch en Breda. Dat die standpunten in het bevrijde Zuiden van bijzondere betekenis zouden zijn, spreekt vanzelf: de bevolking was er in overwegende mate katholiek. Dat naar de bisschoppen zou worden geluisterd, was ook een natuurlijke zaak. Al vóór
1 A.v., p. 178. 2 A.v.
In Den Bosch was er, evenals elders, aarzeling of men er wij s aan deed, de oude katholieke organisaties onmiddellijk te doen herleven. Het kan zijn dat bisschop Mutsaerts kort na zijn bevrijding vernam van de eerder gememoreerde oproep van veertig gezaghebbende Eindhovenaren die het 'verwerpelijk'
hadden genoemd, bijvoorbeeld 'een Christelijke Oranje-vereniging'
opnieuw op te richten - die oproep had evenwel óók op alle specifiek katholieke organisaties betrekking. Op 14 november liet mgr. Mutsaerts een tegengesteld geluid horen. 'De drang naar herstel der vroegere stands- en vakorganisaties behoeft'
, schreef hij aan alle geestelijken van zijn bisdom, 'niet te worden onderdrukt Nieuwsoortige verenigingen behoren niet te worden opgericht zonder Onze uitdrukkelijke toestemming'
1 onder 'nieuwsoortige'
vielen ook alle verenigingen welke een gemengd karakter hadden.
Wij nemen aan dat dit bisschoppelijk standpunt vrij spoedig via de geestelijken tot talrijke leken doordrong, maar aangezien het 'vernieuwings'
-streven zich ook in Den Bosch duidelijk bleef aftekenen (katholieken werkten er mee aan een uit de illegaliteit voortgekomen, door het Militair Gezag gesteund algemeen dagblad, De Vrije Pers), achtte mgr. Mutsaerts het noodzakelijk, zijn standpunt in het publiek duidelijk te maken. Hij sprak zich op zondag 3 december in de St. Janskathedraal in
'donderpreek'
tegen alle eenheidsorganisaties uit en keurde in dat kader de houding van die katholieken af die op redactioneel of bestuurlijk niveau aan De Vrije Pers medewerking verleenden. 'De katholieke kerk'
, betoogde hij,
'heeft er recht op om bij haar propaganda gebruik te maken van de moderne hulpmiddelen van deze tijd als daar zijn: de pers, de radio, de film, het onderwijs, het verenigingswezen. Daarom, steunt de katholieke pers, die geen verwaterde neutraliteit verdraagt! Het is goed dat de pers ons opwekt, goede vaderlanders te zijn. Maar dit is niet voldoende. Zij moet ons ook de weg wijzen om goede katholieken te zijn."
Onder het gehoor van de bisschop bevonden zich talrijke 'vernieuwers'
, onder wie mr. E. M. J. A. Sassen die in St. Michielsgestel als een van de 'Heren Zeventien'
het program van de Nederlandse Volksbeweging had helpen opstellen en nu een van de leden was van de raad van toezicht op De Vrije Pers. Hij ging met enige anderen nog in de kathedraal naar de bisschop toe, hetgeen, aldus later Sassen, tot een 'heet gesprek'
leidde? - tegen die hitte was de overtuiging van de bisschop (deze nam geen woord terug) beter bestand dan die van Sassen die daags daarna zijn lidmaatschap van de raad van toezicht neerlegde.'
Nog geen drie weken later, op 21 december, stelde mgr. Mutsaerts samen met zijn Bredase ambtgenoot, mgr. P. W. A. Hopmans, een oproep op die korte tijd later in de bisdommen Den Bosch en Breda van alle kansels werd voorgelezen. Aan 'nieuwsoortige verenigingen of eenheidsbonden'
mochten katholieken geen steun verlenen, zij dienden zich te schikken naar de richtlijnen van het Episcopaat, 'reeds nu en zonder uitstel'
moesten de vroegere katholieke organisaties opnieuw worden opgerichr." Het was een uitspraak die koren op de molen was van de 'oude'
katholieke bonden (deze lieten niet na, er herhaaldelijk aan te refereren) en die een zware slag betekende voor allen die eenheidsvakbonden of andere 'vernieuwde'
organisatietypes voorstonden (niet zonder wrevel zegde menige katholieke arbeider het lidmaatschap van zijn eenheidsvakbond op). Er stond met die uitspraak vast dat bevrijd Nederland weer een 'verzuild'
karakter zou gaan dragen, zij het dat de 'zuilen'
misschien wat dichter bij elkaar zouden zijn geplaatst. Er stond óók mee vast dat het katholieke volksdeel weer een eigen staatkundige partij zou krijgen. En de Volksbeweging dan? Daartegen had het Episcopaat geen7
Indien de Rooms-Katholieke Staatspartij, 's lands grootste partij, in de bezetting een even strijdvaardig beleid had gevoerd als de Anti-Revolutionaire Partij, dan zou zij, dunkt ons, haar aanhang evenzeer hebben vastgehouden als de ARP. Wij herinneren er aan dat deze laatste partij in het eerste bezettingsjaar haar ledental van ca. zeventigduizend had zien stijgen tot een kwart miljoen. Na haar verbod, zomer '41, had het elandestien doorfunctionerend partijbestuur de partij ook bijeen weten te houden - er hadden duizenden clandestiene kaderavonden plaatsgevonden waarop de Z.g. twaalf apostelen tot trouwaan de anti-revolutionaire beginselen hadden opgeroepen en in de regel ook hadden aangespoord om te volharden in het verzet. Met verzet en illegaliteit hadden vooraanstaande ARP'ers talrijke bindingen: met het verzet van de Gereformeerde Kerken, met het Schoolverzet, met het illegale werk in de LO en de KP. In het verzetsblad Trouu/ werden de meeste artikelen door vooraanstaande anti-revolutionairen geschreven - het eerste nummer was geopend met een principiële beschouwing van de hand van de fractieleider van de ARP in de Tweede Kamer, Jan Schouten.
Hoe stak daar het beeld bij af dat de Staatspartij had geboden! Zij was in de tweede helft van '40 goeddeels, en in het Zuiden zelfs geheel, in de Nederlandse Unie opgegaan, van clandestiene voortzetting van de partij-arbeid was na Seyss-Inquarts verbod nauwelijks sprake geweest, veruit de meeste katholieke parlementariërs, en zeker de bekendste (partijvoorzitter mr. T. J. Verschuur vormt de enige uitzondering), schuwden het illegale werk en een illegaal blad met duidelijke bindingen aan de Staatspartij ontbrak. Zeker, er waren, afgezien nog van de belangrijke verzetsimpulsen die van het Episcopaat uitgingen, talloze katholieken die deel uitmaakten van illegale organisaties in hun vele verschijningsvormen of daar zelfs leidende posities in bekleedden (men denke slechts aan van Bijrien en Borghouts) maar in de slagorde van het verzet ontbrak de Staatspartij. 7
Hoe kwam dat?
De oorzaken zijn niet eenvoudig aan te geven. Wij zien er voorshands vier. Ten eerste, dat de partij van de aanvang af een politiek verbond was geweest van bevolkingsklassen (ondernemers, andere kapitaalbezitters, zelfstandige boeren, pachters, middenstanders en loontrekkenden) welker sociale belangen van elkaar afweken of zelfs diametraal tegenover elkaar stonden, hetgeen had geleid tot politieke programma's en standpuntbepalingen waaraan verdoezelingen niet vreemd waren; ten tweede, dat de partij in de jaren '30 in sterke mate innerlijk verdeeld was geraakt tussen een conservatieve richting waartoe vele ouderen en een meer progressieve waartoe vele jongeren behoorden - progressief in die zin dat die jongeren de staat veel meer invloed wilden geven op sociaaleconomisch terrein; ten derde, dat juist in de katholiek-staatkundige milieus in de jaren '30 allerlei op '
overwinning van de klassenstrijd' gerichte, corporatieve, 'organische'
, min of meer autoritaire denkbeelden naar voren waren gekomen (wij herinneren aan de voorstellen van de commissie-Goseling uit '36) die in mindere mate principieel anti-natioriaal-socialistisch waren dan de denkbeelden welke in de overige democratische partijen leefden; en ten vierde, dat de partij juist in het eerste bezettingsjaar (het jaar van de scheiding der geesten waarin de besturen van de overige partijen de kaders goeddeels bijeen hadden gehouden) zichzelf min of meer had uitgewist waarmee zij haar continuïteit had verbroken.
In aansluiting op wat de Christofoor-groep had bepleit, wilden veel katholieke jongeren in het bevrijde Zuiden van de wederoprichting van de RKSP niets weten. Wat dan wèl? Sommigen zouden tevreden zijn wanneer de Nederlandse Volksbeweging een voor katholieken aanvaardbaar program kreeg (maar die Volksbeweging liet tot eind april '45 op zich wachten) - anderen hoopten dat een 'vernieuwde'
katholieke partij van de grond zou komen. De bisschoppen van Den Bosch en Breda stelden zich voorzichtig op, geenszins aandringend op heropbouw van de Staatspartij; zij wachtten af wat in de 'oude'
politieke milieus gebeurde. Vooreerst ging men daar niet verder dan dat begin december een studievereniging werd opgericht, de Vereniging dr. Schaepman, die geen ander doel had dan van gedachten te wisselen over de vraag wat de katholieken op politiek-organisatorisch gebied te doen stond. In Nijmegen waar de 'vernieuwing'
nogal van zich deed spreken (de redactie vanJe Maintiendrai was er gevestigd en de Raad van Ondergrondse Actie was de afdelingNijmegen van de GOIWN geworden) werd midden december een Rooms-Katholieke Commissie Herstel Nijmegen opgericht, in welk 7'de Vrijmetselarij en haar mantelorganisatie, de Rotary, en het cornrnunisme."
In Eindhoven werd een Katholieke Kring gevormd. Voor die kring nu hield in februari '45 mr. F. Teulings, de vroegere secretaris van de RKSP, lid van de Tweede Kamer sinds '29, een toespraak waarin hij zich, wijzend op 'het dreigende antipapisme'
, uitdrukkelijk voor de wederoprichting van een katholieke partij uitsprak; hetzelfde deed de deken van Eindhoven, maar voorzichtiger: 'het katholieke beginsel moet recht geschieden'
, zei deze; hij sprak voorts met warmte over 'het gebouw der katholieke organisatie'
, maar zei niet dat het op politiek gebied onmiddellijk opnieuw moest worden opgetrokken." Van de wenselijkheid van dat laatste was Teulings overtuigd maar hij, die binnen de RKSP tot de conservatieve vleugel had behoord, moest zich ietwat op de achtergrond houden aangezien bij het Militair Gezag beschuldigingen tegen hem waren gedeponeerd wegens economische collaboratie. Pas van februari af begon hij weer systematisch zijn contacten met vroegere kaderleden van de Staatspartij op te bouwen. Tot de heroprichting daarvan werd hij vooralook gestimuleerd door Donker die bij een bezoek aan Londen tot zijn verbazing had geconstateerd dat men daar meende dat het katholieke volksdeel in het Zuiden als één man achter de Quay stond. Teulings ging toen eerst binnenskamers meer voordrachten houden gelijk hij in februari in Eindhoven had gedaan en eind april richtte hij met gelijkgezinden een Katholieke Staatkundige Vereniging op die zich uitdrukkelijk tijdelijk noemde maar duidelijk bedoeld was als eerste aanloop tot de vorming, conform de wensen van het Episcopaat, van een nieuwe landelijke katholieke partij.
Donker was Teulings voorgegaan: hij had ruim drie maanden eerder, medio januari '45, in Eindhoven een Sociaal-Democratische Vereniging opgericht. Overtuigd aanhanger als hij was van de parlementaire demo
I Aangehaald in Termeer: Nijmegen frontstad. p. 101.'Eindhovens adres'
had hij de conclusie getrokken dat er een sterke stroming was die in Nederland in de eerste tijd na de bevrijding, maar eigenlijk ook nadien, meer bevoegdheden wilde geven aan de regering, de provinciale besturen en de gemeentebesturen, en, als tegenhanger daarvan, de rechten van de vertegenwoordigende lichamen wilde besnoeien. Hoe lagen de verhoudingen in Londen? Hij wist er aanvankelijk niets van. Vrijwelonmiddellijk nadat hij zich bij een Britse patrouille had kunnen aansluiten, had hij, nog van het Land van Maas en Waal uit, aan een officier van het Militair Gezag een brief aan Gerbrandy, waarin hij zijn diensten aanbood, kunnen meegeven, maar de brief bereikte Londen niet en hij kreeg dus geen antwoord. Eind oktober gaf kapitein van den Broek hem verlof, Albarda te schrijven via de kanalen van het Militair Gezag. Weer hoorde hij niets. De eerste van zijn brieven waarvan vaststaat dat zij te bestemder plaatse is aangekomen, was een brief aan van den Tempel d.d. IQ november die van den Berg, de directeur-generaal van de volksgezondheid, had meegenomen naar Brussel en die blrief leidde er toe dat Donker ruim een maand later een bezoek kon brengen aan Londen. Hij werd er door de koningin niet ontvangen (hij was immers niet 'vernieuwd'
) en hoorde er van zijn partijgenoten dat ook zij zich grote zorgen maakten. Met generaal KruIs had zich het ene conflict na het andere voorgedaan en de koningin had pertinent geweigerd een regeling te treffen voor het bijeenkomen van een noodparlement; die partijgenoten deelden hem ook mee, bevreesd te zijn dat zich ten tijde van de bevrijding benoorden de rivieren een gevaarlijke machtsstrijd zou ontwikkelen tussen de 'rechtse'
en de 'linkse'
illegaliteit en dat in die laatste de communisten veel invloed zouden hebben. Nu, dat het door de communisten met zoveel kracht uitgegeven parool: één vakbeweging, er in het Zuiden als gesneden koek was ingegaan, had Donker zelf kunnen constateren. Daar kwam dan nog bij dat hij het principieel afkeurde dat het Zuiden bestuurd werd door een apparaat, het Militair Gezag, dat voor zijn beleid en optreden aan geen enkele instantie publieke verantwoording schuldig was.
In verschillende steden in het Zuiden waren al in de eerste bevrijdingsmaanden verenigingen van sociaal-democraten opgericht; de Nijmeegse was in januari '45 overgegaan tot de uitgave van een sociaaldemocratisch weekblad, Ons Volk (voortzetting van het gelijknamige illegale blad waarvan de Nijmeegse editie door sociaal-democraten was verspreid), hetwelk vooral bedoeld was als tegenhanger van het communistische weekblad De Waarheid
'tweede voorzitter'
, van Lienden secretaris-penningmeester en, opmerkelijk genoeg, een orthodox-hervormd predikant lid: ds. P. A. van Stempvoort uit Eindhoven. Donker werd in de gelegenheid gesteld, de oprichting van de vereniging toe te lichten in een radiotoespraak voor 'Herrijzend Nederland'
maar uit zijn concept-tekst werden door het Militair Gezag enkele passages geschrapt die een uitgesproken partij-propagandistisch karakter hadden.
Het dagelijks bestuur van de Sociaal-Democratische Vereniging richtte eind januari (Burger was inmiddels uit het kabinet gezet) een lang memorandum tot Albarda, Burger en van den Tempel' dat aandrong op het scheppen van duidelijke gezagsverhoudingen waarin het civiele element zou overheersen (het Militair Gezag heette 'het prototype van een sterk gezag zonder verantwoordelijkheid jegens de openbaarheid'
), op aanvaarding van de stelling dat de politieke partijen in hoofdzaak zouden
I Exemplaar in (RvO) Collectie-dr. J. van den Tempel,'oude'
StatenGeneraal, aangevuld voorzover er lege plaatsen waren. Alle grondrechten moesten, aldus dit memorandum, onverkort weer van kracht worden, er was slechts één keuze: 'tussen de wet en hen die de wet willen verzetten'
; bij dat laatste werd mede gedoeld op de illegaliteit benoorden de rivieren, in welker gelederen, zo werd gesteld, 'de haarden van het extremisme van links en van rechts'
een grote rol speelden.
Wat in Londen in februari gebeurde (de vorming van het derde kabinet-Gerbrandy waarin geen sociaal-democraten zitting hadden en waarin 'vernieuwde'
figuren uit het Zuiden domineerden), doordrong Donker eens te meer van de noodzaak, op de ingeslagen weg voort te gaan en aan tegenkrachten te mobiliseren wat mogelijk was. Hij was het die Teulings met klem aanried, de oprichting van een katholieke partij actief voor te bereiden. Hij besloot voorts, vooralook op aanraden van Meyer Sluijser die opnieuw uit Londen was overgekomen, een sociaaldemocratisch blad te gaan uitgeven: Het Vrije Volk. Het Militair Gezag stelde papier ter beschikking voor een dagelijkse oplaag van 25000 exemplaren. Waar het blad te drukken? De drukkerij van Oost Brabant weigerde medewerking, die van Het Bindhavens Dagblad stelde zich ruimer op. Onder hoofdredactie van Donker (Thomassen werd een van de redacteuren) begon Het Vrije Volk van I maart af te verschijnen, aanvankelijk driemaal, later eenmaal per week.' De organisatorische moeilijkheden waren groot, vooral op transportgebied, en doordat er aanvankelijk slechts weinig abonné's waren (niet meer dan vijf- tot zesduizend), rezen er grote financiële problemen; die waren achter de rug toen J. W. Lebon, de in mei '40 naar Engeland ontkomen penningmeester van de Vara, die in het bevrijde Zuiden waar hij zich had kunnen vestigen, een van de bestuursleden was geworden van de Sociaal-Democratische Vereniging en van de stichting die Het Vrije Volk uitgaf, op het denkbeeld kwam, de gelden welke de Vara vóór mei '40 naar Engeland had overgebracht, als borgsom ter beschikking te stellen voor het verkrijgen van een bank
'oude'
NVV welke in Engeland waren gedeponeerd.
In april groeide de belangstelling voor Het Vrije Volk maar er kwamen toen weer nieuwe moeilijkheden. Om te beginnen werd van Thomassen gevergd dat hij zijn redacteurschap van Je Maintiendrai zou beëindigen. Gevolg was dat deze Het Vrije Volk verliet en een functie bij het Militair Gezag aanvaardde: hij stelde Hilda Verwey als zijn opvolgster bij Het Vrije Volk voor maar zij werd tot zijn diepe ergernis geweerd. Ernstiger nog was dat Donker óók in een conflict verzeild raakte met Sluijser die begin februari naar Londen was teruggekeerd en die er in de tweede helft van april met Gerbrandy's steun in was geslaagd, weer naar Eindhoven te gaan (Kruis had het vertrek van Sluijser die hij als een agitator beschouwde wiens aanwezigheid in het Zuiden ongewenst was, wekenlang tegenhouden). In dat conflict tussen Sluijser en Donker (de inhoud is ons onbekend) schaarde van Lienden zich aan Sluijsers kant; per I mei legde Donker vervolgens het hoofdredacteurschap van Het Vrije Volk neer, Sluijser werd zijn opvolger.
Was er nu veel belangstelling voor de Sociaal-Democratische Vereniging? Ze viel tegen. Wel te verstaan: allen die zich jarenlang voor de SDAP hadden ingezet, werden er graag lid van maar de vereniging had maar weinig werfkracht. Donker zag de oorzaak daarvan in de voortdurende discussies over de vraag of de vereniging niet veel te 'ouderwets'
was. Hij beschouwde het, berichtte hij later aan het partijbestuur van de SDAP,
'van de aanvang af als een gevaar ... dat de grote rnassa der arbeiders de vaak sterk cerebraal getinte discussies der 'vernieuwers'
pur sang te veel zouden gaan zien als een intellectueel schaakspel en zich dientengevolge van zulk een inwendig heftig discuterende sociaal-democratie afzijdig zouden houden. Geheel ongegrond is deze vrees niet gebleken te zijn."
Omgekeerd waren de door Donker bestreden "vernieuwers' pur sang'(figuren als Thomassen en de Verwey's) er diep van overtuigd dat juist Donker een historische kans had laten lopen; alleen al door de vereniging 'sociaal-democratisch'
te noemen en haar voorshands op de grondslag te plaatsen van het beginselprogram van '37, had hij de indruk gewekt, vast te zitten in het oude spoor zodat de velen die in het Zuiden
1 L. A. Donker: 'De Sociaal-Democratische Vereniging voor Bevrijd Nederland'
in: SOAP, 46ste congres (1945): Beschrijuinçsbrie];
'socialismc'
hadden verloren (dat is zeker ook gevolg geweest van de actie van de Nederlandse Unie die het begrip 'socialisme'
in haar vaandel had geschreven) toch niet de stap waagden, 'de doorbraak'
, naar een groepering welke nog zozeer getuigde van het voor de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij) kenmerkende 'arbeiderisme'
. 'De leiding in het Zuiden'
, zo berichtte Thomassen zijnerzijds aan het partijbestuur,
'heeft de doorbraak niet voorbereid en de daarvoor noodzakelijke gezindheid niet aangekweekt bij onze zuidelijke leden. Zij die het pleit voerden voor de ontwikkeling welke leidde tot de Partij van de Arbeid, werden poli tiek geïsoleerd en kwamen daardoor steeds in de gevechtspositie. Donker heeft mr. Teulings aangespoord, de Staatspartij te doen herrijzen. Het was een conservatief gebaar waarmee de geestelijke achtergronden en de strevingen die tenslotte de Partij van de Arbeid deden ontstaan, werden miskend."
En de communisten?
Toen wij in het vorige hoofdstuk over de mijnstreek schreven, vermeldden wij dat de communist W. van Exter aanvankelijk als voorzitter optrad van de eerste eenheidsvakbond: de Nederlandse Bond van Arbeiders in het Mijnbedrijf Van Exter was een Amsterdammer die door de leiding van de illegale CPN geruime tijd vóór de bevrijding naar ZuidLimburg was gezonden met de opdracht, daar onmiddellijk na de bevrijding zo mogelijk een eenheidsvakbond van de grond te krijgen en daarnaast het denkbeeld te propageren dat er één socialistische partij moest komen. Verwezenlijking van dat denkbeeld vergde dat de communistische partij als zodanig in eerste instantie niet ZOLl worden heropgericht, of beter: dat zij in gecamoufleerde vorm zou herrijzen waarbij de communisten gebruik zouden maken van de goodwill die hun strijdliquidatie) in H. M. Ruitenbeek: Het ontstaan van de Partij van de Arbeid (1955),
'oude'
vakbonden en hadden vooral in Zuid-Limburg de indruk dat die 'oude'
vakbonden zich te vlot voor het karretje van de mijndirecties lieten spannen. In al die opzichten hadden communisten als van Exter de situatie juist beoordeeld. Alleen: het succes groeide hun boven het hoofd; dat van Exter na enkele weken het voorzitterschap van de eenheidsvakbond der mijnwerkers neerlegde, hield de erkenning in van het feit dat arbeiders tegelijk voorstanders van zulk een vakbond en tegenstanders van het communisme konden zijn.
Maar van Exter had meer pijlen op zijn boog, te veel zelfs. Naarmate hij zich namelijk duidelijker als communist ontpopte, bracht hij meer schade toe aan de denkbeelden welke hij ten aanzien van de vakorganisatie had ontwikkeld. Enkele dagen slechts na de bevrijding van Heerlen, op 24 september, riep hij er de vertegenwoordigers bijeen van de Zuidlimburgse groepen die De Waarheid hadden verspreid. Hij betoogde dat de SDAP en de CPN beide moesten verdwijnen: 'ruim twintig jaar'
, zei hij, 'is de politieke ontwikkeling van de Nederlandse arbeidersbeweging stil blijven staan. De schuld daarvan is te zoeken in de verdeeldheid der socialistische arbeidersbeweging, in de broederstrijd die onderling werd gevoerd ... Het is daarom dat wij met klem en kracht de oproep tot alle socialisten en socialistisch voelenden richten: 'Vormt één socialistische partij.'"
Hetzelfde parool weerklonk in de nummers van het nu legale weekblad De Waarheid dat in het gehele bevrijde Zuiden met verlof (en papier) van het Militair Gezag begon te verschijnen, niet zonder moeilijkheden. In Eindhoven kon P. Sieliakis, van oorsprong een Amsterdamse metaalbewerker die als hoofdredacteur zou optreden van de Brabantse editie, geen drukker vinden en toen er een gevonden was in Breda (hij drukte een voor het gehele Zuiden bestemde editie) zegde deze na enige tijd het contract op, aangezien hij al zijn andere klanten zag verdwijnen.
I Aangehaald in G. Harmsen: Daan Goulooze. Uil hel teven /Jan een COI/WllIl/iSI (1967),
'Weekblad der CPN'
na enkele nummers was vervangen door: 'Democratisch weekblad'
. De interesse die er voor bestond, hing samen met het feit dat De Waarheidveelal op duidelijker wijze dan andere bladen de grieven uitdrukte welke bij de arbeiders leefden.
Aan van Exter, Sieliakis en de hunnen drong zich op grond van de blijken van instemming die hen bereikten, de indruk op dat de CPN een grote toekomst tegemoet ging; over de omstandigheid dat zich maar weinig arbeiders die als sociaal-democraten bekend waren, laat staan vooraanstaande SDAP'ers, bij 'de Waarheid-groepen'
aansloten, maakten zij zich niet teveel zorgen. Eind '44 kwam in hun kring het denkbeeld naar voren, het masker te laten vallen, en openlijk voor het communistische karakter van hun groepering uit te komen. In België en Frankrijk gebeurde immers hetzelfde en vooral in laatstgenoemd land leek de communistische partij met sprongen vooruit te gaan. Zij pleegden overleg met vooraanstaande Belgische en Franse communisten, met name met Jacques Duclos (deze leidde de Franse communistische partij in afwezigheid van de vooroorlogse leider Maurice Thorez die in de herfst van '39, al was hij ook gemobiliseerd, naar de Sowjet-Unie was gevlucht waarmee hij deserteur was geworden) en op grond van de ontvangen adviezen (Duclos gaf er wel meer en zij werden op grond van zijn positie eerder als instructies opgevat) riepen zij eind december '44 afgevaardigden van de Waarheid-groepen in Eindhoven bijeen waar besloten werd, de CPN onder de naam 'Communistische Partij Bevrijd Gebied'
te doen herrijzen. Toen van Exter korte tijd later aan het Militair Gezag verlof vroeg, van De Waarheid een dagblad te maken, zei hij, zo vernam Sluijser van de betrokken officier, 'dat de communistische partij, indien thans verkiezingen konden worden gehouden, 30% van de stemmen zou krijgen."
Het bestuur van de nieuwe partij legde begin maan aan het centraal bestuur van de Sociaal-Democratische Vereniging het voorstel voor, de I Mei-dag gemeenschappelijk te vieren en na te gaan, op welke andere punten gezamenlijke actie mogelijk was. Het sociaal-democratische be
'Over het algemeen'
, aldus van Oudheusden en Verboom, 'werd de macht van de communisten in het Zuiden overschat"
: zo stond in een uit begin '45 daterend rapport van het Militair Gezag het volgende te lezen: 'De toename van het communisme in het Zuiden van ons land, ook al is deze toename niet zo groot als de communisten verwacht hadden, heeft toch in sommige plaatsen dusdanige vormen aangenomen dat dit gevaar, ook voor het Zuiden van ons land, wel terdege onder het oog moet worden gezien'.
Ten bewijze werd geciteerd uit 'een geheim verslag van een onlangs gehouden vergadering van de CPN-leiders te Eindhoven'
(dit zal wel de vergadering geweest zijn waar men de partij formeel had heropgericht): 'Zodra in Nederland een verkiezing zal worden gehouden, dan zullen wij eerst proberen, met kalmte de macht in handen te krijgen' (dat vergde op zijn minst dat een 'eenheidsfront'
met de SDAP zou worden gevormd); 'lukt dat niet, dan zullen wij met wapengeweld naar de macht grijpen. Wij hebben reeds een geheime opslagplaats van wapenen."
Of deze uitlating inderdaad is gedaan, vermogen wij niet te beoordelen; zo ja, dan getuigde zij van een volstrekte miskenning van de binnenlandse verhoudingen alsook van de internationale; dat laatste had men al kunnen opmaken uit het ingrijpen van Shaifbij de troebelen in België, eind november, en, sterker nog, uit het ingrijpen van de Britten in bevrijd Griekenland, in december, waar wij in ons volgende deel dieper op zullen ingaan.