Zo vond de desintegratie van de maatschappij haar weerspiegeling in een verschuiving van krachten bij de individuele mens - verschuiving in zoverre dat de etensdrift, d.w.z. de drift tot zelfbehoud, bij menigeen aan het geweten het zwijgen oplegde en hem bracht tot daden waarin een natuurlijk en primitief egoïsme ongeremd werd uitgeleefd. Er werd tegen dat uitleven herhaaldelijk en systematisch gewaarschuwd: door hen die beseften dat het er juist nu op aankwam de normen welke men steeds in acht had genomen, trouw te blijven, door predikanten ook en door priesters, met name door aartsbisschop de Jong en door de bisschop van Haarlem, mgr. J. P. Huibers, die op Oudejaarsdag '44 in alle kerken en kapellen van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Haarlem een herderlijke brief lieten voorlezen- waarin zij een bewogen beroep deden op de boeren en de schippers om de voedselvoorzieningsautoriteiten zoveel mogelijk te helpen en op de gelovigen in het algemeen om de naastenliefde te betrachten: 'hoe zal God onze gebeden kunnen verhoren, als wij niet van hetgeen wij zelf nog hebben, meedelen aan hen die niets meer hebben' - brief ook waarin zij het 'schandelijk bedrijf' van de zwarte handel brandmerkten. Maar och, zij wisten zelf, de twee katholieke zieleherders, dat, los nog van het feit dat maar een deel van hunJ.BisschoppenHuibers, J. P.Jong, J. de (aarrsbisschop)Rornijn, J .Rooms-Katholieke KerkSrokman, S.HERDERLIJKE BRIEFvolgelingen de kracht opbracht om de erediensten te bezoeken, hun oproep 'tot behulpzame liefde' bij velen zonder weerklank zou blijven. Het was in diezelfde dagen dat men de aartsbisschop 'uit het diepst van zijn hart', schrijft zijn biograaf Aukes, hoorde zeggen dat hij walgde van het leven: 'Taedet me vivere: