Om het ontstaan en de ontwikkeling van de zwarte markt te begrijpen, dient men verder in het oog te houden dat er in bezet Nederland sprake was van een reële verarming terwijl de circulerende geldhoeveelheid als gevolg van de hoge uitgaven van de Nederlandse staat maar vooralook van de Duitse bezetter voortdurend steeg. Het nationaal inkomen (d.w.z. de som van alle lonen, sociale uitkeringen, pensioenen, pachten, huren en opgenomen of uitgekeerde winsten) bedroeg in '44 bijna f 4 miljard en bij dat inkomen had de Nederlandse samenleving zich kunnen redden met een geldcirculatie van ca. f 2 miljard - in werkelijkheid beliep de geldhoeveelheid tegen het einde van de bezetting ca. f 9 miljard. Ongeveer een derde daarvan stond bij de banken of op de giro en dat deel was tijdens de hongerwinter door de beperkende maatregelen welke de Nederlandse Bank op Dolle Dinsdag had genomen, goeddeels geblokkeerd: elke rekeninghouder mocht voor zichzelf als particulier slechts f roo per week opnemen en daarvan hield hij geen grote bedragen over voor aankopen op de zwarte markt. Daarnaast was nog veel geld in de vorm van munten bankbiljetten in omloop: in december '44 tot een waarde van f 5,3 miljard, in april' 45 tot een van f 5,9 miljard. Geld genoeg dus, maar het was, gelijk gezegd, hoogst ongelijk verdeeld en voor ons staat vast dat men slechts in een beperkt aantal gezinnen tot regelmatige aankopen op de zwarte markt in staat was - incidentele zullen zich, gegeven de voedselschaarste, wel vaker hebben voorgedaan, zij het in de meeste gezinnen louter van relatief goedkope artikelen. Een mud (70 kilo) aardappelen kostte in februari' 45 zwart ca. f 650 - vrijwel geen arbeidersgezin kon in die tijd zulk een hoog bedrag neertellen; in andere kringen van de samenleving was dat wèl mogelijk, zij het dat daartoe dan soms kostbaarheden moesten worden aangeboden - bij zulk een directe ruil speelde geld geen rol en het is in de hongerwinter in het kader van de zwarte handel .op immense schaal tot die directe ruil gekomen. Ook daarvan kwam de lezer al een voorbeeld tegen: in het geval namelijk van de Haagse vrouw die, nadat haar man bij de grote razzia in Den Haag was weggevoerd, met zes kinderen was achtergebleven en die 'al vele
Geldcirculatie
Groothandel
Kleinhandel
Munt- en bankbiljetten, munten, s
Nederlandsche Bank
Prijzen
dekens geruild (had) voor eten' en overwoog, een costuum van haar man te gaan ruilen, 'al krijg ik er maar een half brood voor!'