Wij hebben in deel 7 het begrip 'zwarte markt-coëfficiënt'
ingevoerd: het cijfer dat aangeeft met welke factor men de door de overheid vastgestelde prijs van een bepaald artikel moet vermenigvuldigen om de zwarte markt-prijs te krijgen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft tijdens de bezetting in de grote steden in het westen des lands onderzoekingen naar de zwarte prijzen laten instellen '; daarbij bleek dat van twaalf artikelen (aardappelen, brood, boter, rundvet, kaas, melk, rundvlees, suiker, eieren, bruine bonen, tarwebloem en havermout) de zwarte markt-prijs in '42 gemiddeld negenmaal de officiële prijs was en in '
43 vijftienmaal; er waren voorts aanwijzingen dat de gemiddelde zwarte markt-coëfficiënt vóór de hongerwinter vermoedelijk al boven de 20 lag. Gebleken was voorts dat die coëfficiënt in '42 en '
43 het grootst was voor gesmolten rundvet (35 in '43) en voor havermout (25 in '43) en het laagst voor aardappelen: 4 zowel in '42 als in '
43. Die lage coëfficiënt voor aardappelen was niet zo vreemd: in '42 kregen '
normale verbruikers' een weekrantsoen van 4 kilo aardappelen, in '43 zelfs een van ruim 5 kilo.