Wij menen dat uit dit hoofdstuk overtuigend is gebleken hoezeer het illegale werk zich in de hongerwinter heeft uitgebreid. Wel te verstaan: belangrijke aspecten van dat werk (de activiteiten van de KP, de RVV en de OD alsmede van de Binnenlandse Strijdkrachten en van de illegale CPN) hebben wij nog niet beschreven - desondanks spreken de tot dusver vermelde gegevens, dunkt ons, reeds een duidelijke taal.
Wij noemen er enkele.
De falsificatiegroepen werkten met een tevoren niet bereikte snelheid en perfectie. Het aantal illegale nieuwsbulletins steeg van ca. I50 tot ca. 500 en deze bulletins, waarvan die welke door de grote illegale opinie
'De mensen kunnen niet buiten de illegale pers'
). Het aantal 'permanente'
onderduikers (de spoorwegstakers inbegrepen) steeg van tweehonderdvijftigà driehonderdduizend tot (naar schatting) driehonderdvijftigduizend - elke groep die grote of kleine aantallen onderduikers onder haar hoede had, zette onverdroten de hulpverlening voort. Spionage werd op groter schaal en effectiever bedreven dan ooit tevoren. Het isolement waarin zich de bezette gebieden benoorden de grote rivieren bevonden, werd doorbroken door middel van de crossing-routes in de Biesbos en tenslotte werd de financlering van de illegaliteit uitgebreid en gecentraliseerd (en dus vergemakkelijkt) in een mate' die zich niet eerder had voorgedaan.
Schrijven wij dat die groei van het illegale werk zich voordeed in de hongerwinter, dan mag daaraan worden toegevoegd: en ondanks de hongerwinter. De materiële moeilijkheden welke de illegale groepen moesten overwinnen, waren groter dan ooit: na acht uur 's avonds mocht niemand zich meer op de openbare weg bevinden, er was geen openbaar vervoer meer, geen gas, nauwelijks electriciteit, nauwelijks brandstof; wat de officiële distributie in het westen des lands verstrekte, was niet in de verste verte voldoende om actief te blijven; in oktober en november waren grote razzia's aan de orde van de dag (kleinere werden ook nadien gehouden) - juist de mannen die in de leeftijdsgroepen vielen waarin men zich de grootste krachtsinspanning kan getroosten, liepen elke dag gevaar, als dwangarbeider te worden opgepikt. Dan: het industriële bedrijfsleven dat, hoe ingekrompen ook, tot september' 44 tal van goederen was blijven produceren waaraan men voor het illegale werk behoefte had, was vrijwel stilgelegd. En tenslotte: de SD, de grote tegenstander van de illegaliteit, was numeriek sterker geworden door het toevloeien van krachten uit België en Noord-Frankrijk en hij trad bruter op dan ooit: het zonder vorm van proces fusilleren van de Todeskandidaten, meestal aan de openbare weg, was daar de meest tekenende uitdrukking van - de worsteling tussen de illegaliteit en de SD en zijn helpers (op het liquideren van die helpers in de hongerwinter komen wij nog terug) nam een bij uitstek grimmig karakter aan.
Laat ons tenslotte niet vergeten dat illegale werkers, voorzover zij vóór Dolle Dinsdag aan het illegale werk hadden deelgenomen, al een ze'In veel verzetsmensen leefde'
, aldus later dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot, hoofdredacteur van Trouu/ en lid van de Contact-Commissie, 'naarmate de oorlog ten einde spoedde, de begrijpelijke, natuurlijke en oirbare wens om het einde te halen. Daarin lag een grote verzoeking. De verzoeking namelijk om iets gevaarlijks dat gedaan moest worden, niet te doen of, nog erger, aan anderen over te laten' I de meesten brachten het op, die verzoeking te weerstaan.
Treffend achten wij het hoe de illegaliteit de inkrimpende mogelijkheden van de desintegrerende maatschappij met steeds groter effectiviteit is blijven benutten. Misschien is dat nergens duidelijker geworden dan in wat wij schreven over de clandestiene telefoonverbindingen en over het werk van het Nationaal Steunfonds. Het is niet mogelijk en in zekere zin niet eens billijk om de talloze illegale acties welke in de bezettingstijd zijn ondernomen, met elkaar te gaan vergelijken - wij menen desondanks te mogen schrijven dat er in vijf bezettingsjaren geen enkele actie is ondernomen welke voor de illegaliteit als geheel en voor de steun aan allen die als onderduikers de vijand afbreuk wilden doen, groter positief effect heeft gehad dan de vernuftige affaire van de vervalste schatkistpromessen; zij vormde een bij uitstek verhelderende illustratie van wat wij eerder schreven: dat de vijand in bezet Nederland met doeltreffendheid alleen bestreden kon worden van de bestaande maatschappij uit.
Bij de publieke opinie heeft de naam van de illegaliteit in de hongerwinter schade geleden. Ten dele was dat het gevolg van gebeurtenissen die zich omstreeks Dolle Dinsdag afspeelden. De verwachting dat deJ.J.'doken'
, aldus een in april '45 in Utrecht geschreven rapport,
'plotseling uit alle gaten en hoeken personen op, sterren van groot en klein formaat, lieden van wie men het bestaan niet wist en die ... echt op de loer hadden gelegen om, wanneer zij de tijd dáár achtten, hun slag nog even te slaan, dikwijls ten koste van de Oude Rotten, zo nodig gebruik makend van hun ellebogen om zich zodoende van een goede plaats op de eerste rang te verzekeren. Een vooraanstaand persoon van de Nederlandse Spoorwegen drukte dit heel aardig uit, n1.: 'mensen die de zogenaamde knoopsgatenjeuk kregen.' '
1
'Plotseling'
, zo schreef later van Randwijk, hoofdredacteur van Vrij Nederland,
'kon het verzet kamers, woon- en werkruimten krijgen in de imposantste banken en kantoorgebouwen en villa's. De organisatie waarin ik werkte, kreeg een heel buitenverblijf aangeboden met tennisbanen en zwembad, 'voor de dappere jongens om uit te rusten als het straks allemaal voorbij was.' Een drankfirma leverde elke week zo'
n twintig liter jenever aan een groep. Bij ambtenaren kon je in en uit lopen alsofhetje oom was. Gerenommeerde politici van wie men al die jaren niets gehoord had, wilden plotseling graag eens praten en zochten contact met de illegaliteir.?
Wij nemen aan dat er onder diegenen die in september '44 met de illegaliteit in aanraking trachtten te komen, verscheidenen waren die weer enige distantie namen toen bleek dat de strijd nog lang niet voorbij was, maar het feit bleef bestaan dat met name in de Binnenlandse Strijdkrachten heel wat 'laatkomers'
werden opgenomen - vooral zij waren het die er toe bijdroegen dat de illegaliteit ietwat ging verwateren. Daar kwam nog bij dat die illegaliteit terwille van de BS de beschikking kreeg over meer wapens. 'De enkeling'
, aldus Het Grote Gebod,
's springstof in hun broekzak en een handvol slagpijpjes achteloos in de zak van hun jas'
!
veel van die wapens en sabotagemiddelen werden gebruikt in de strijd tegen de vijand of daarvoor zorgvuldig in reserve gehouden (dat gold dan voor de wapens), maar er waren ook illegale werkers die met dat gloednieuwe materiaal in hun eigen noden gingen voorzien. 'Er komen'
, aldus begin oktober de 'Mededelingen'
van het Centraal Bureau van de LO, 'uitwassen voor. Weliswaar zijn het excepties en zijn dergelijke zaken uit eigen kring' (die sloot de Knokploegen in)
'niet bekend, maar het CB ziet het toch als zijn taak tijdig te waarschuwen. De normen van wat goed en wat kwaad is, worden steeds meer verlegd. Er moet gewaarschuwd worden tegen niet-verantwoorde aanslagen die scherpe represailles uitlokken.'
Roofovervallen door illegale werkers en wat er zich voor uitgeeft, zijn aan de orde van de dag en het CB moet scherp daartegen stelling nemen. Illegale werkers die zich voeden met wittebrood en paling, zijn geen werkers meer maar eters, zegt het CB."
Deze en dergelijke verschijnselen namen in de loop van oktober toe en aan het eind van de maand achtte het Centraal Bureau van de LO het geraden, op grote behoedzaamheid aan te dringen bij het in beslag nemen van voorraden bij zwarthandelaren. Onder het hoofd 'Roofovervallen'
stond in de 'Mededelingen'
van het CB d.d. 3loktober het volgende te lezen:
'Men is op het ogenblik aardig op weg, de illegaliteit in ons land impopulair te laten worden. De. overvallen op boerderijen van Z.g. zwarthandelaars nemen hand over hand toe. Tevens is het de laatste dagen voorgekomen dat grote officiële instellingen als de Veecentrale en de Akkerbouwcentrale van hun gelden zijn beroofd. Wij willen er ernstig op wijzen dat ook deze ongeorganiseerde strooptochten onze syrnpathie niet hebben.'
Ons land mag niet als een decor dienen
Onder het hoofd 'Voedselvoorraden'
volgde daarop o.m.: 'Een buitenstaander zei ons: om tegenwoordig goed gevoed te zijn, dient men NSB'er, zwarthandelaar of illegaal werker te zijn."
Ten aanzien van het plegen van overvallen bij zwarthandelaren nam de Kern, op I november bijeenkomend, een nog strakker standpunt in dan het CB van de LO had gedaan: illegale groepen mochten dergelijke overvallen in het geheel niet uitvoeren, 'mocht men'
, aldus het verslag van de vergadering, 'grote voorraden levensmiddelen bij ... zwarthandelaren weten te liggen, dan dienen de ondergrondse organen ter plaatse in contact te treden met de CCD.' Onder het hoofd '
Houding en levenswijze van ondergrondse werkers' vermeldt dat verslag voorts: 'Klachten van niet-illegale burgers dat illegale werkers veel te royaal leven. 'Als je maar illegaal werkt, dan heb je een herenleventje: veel eten, veel roken en geld genoeg', werd in Amsterdam gehoord."
Hadden waarschuwingen als de geciteerde enig effect? Wij vrezen van niet. Wij zijn overigens van mening dat de woorden die daarin aan buitenstaanders in de mond werden gelegd, te ver gingen. 'Om tegenwoordig goed gevoed te zijn, dient men NSB'er, zwarthandelaar of illegaal werker te zijn' - dat mocht gelden voor zwarthandelaren, maar NSB'ers bezaten alleen dán twee bonkaarten (en ook met twee bonkaarten was men van eind '44 af niet '
goed gevoed'), als zij naaste verwanten hadden die als vrijwilliger in Duitse militaire dienst waren, en de meeste illegale werkers, zij mochten dan extra-levensmiddelen krijgen (beschei, 'Mededelingen van het CB der LO van 3I oktober'
, p. I (LOjLKP, I A). "Binnen!. berichten en verslag Kern-vergadering, I november',
In dit hoofdstuk hebben wij de activiteit van de illegale werkers in de hongerwinter nog maar ten halve beschreven; wij willen nu onze aandacht richten op de Binnenlandse Strijdkrachten en dan eerst op de drie formaties waaruit deze oorspronkelijk dienden te worden gevormd: de Ordedienst, de Raad van Verzet en de Landelijke Knokploegen,