Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 10b – Het laatste jaar (1e band)

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Inhoud

XC

XCTerugblik 275 Hoofdstuk 4 - Seyss-Inquart / De 'foute' sector 280 De gelijkschakeling opgegeven 285 De NSB'ers in Duitsland 291

INHOUD

Mili tarisa ti e De SS in de aanval Desintegratie van de NSB Seyss-Inquart Hoofdstuk 5 - Terreur Apparaat van de SD De kampen Ommen en Amersfoort Martelingen Todeskandidaten Contacten in Den Haag De zogenaamde aanslag op Rauter Hoofdstuk 6 - Illegaal werk Nieuwe moeilijkheden Illegale pers Hulp aan onderduikers De Spoorwegstaking en de zorg voor de stakers

XCTelefoonverbindingen Spionage Crossen 'Pilotenhulp' Nationaal Steunfonds Gevolgen van verraad Slot Hoofdstuk 7 - Koot, Thijssen en van Bijnen Kolonel Koot en de 'Delta's' Six en de OD

XCThijssen en de RVV Van Bijnen en de Knokploegen Slot Hoofdstuk 8 - De Binnenlandse Strijdkrachten Steun van buiten Koets moeilijkheden VI 3 01 3 0 9 3 12 33 0 340 343 355 365 381 4 0 9 438 448 449 467 480 486 509 5I8 535 543 554 565

INHOUD

De gewestelijke commandanten De droppings De BS in actie Prins Bernhard grijpt in Verzet en illegaliteit in de hongerwinter Terugblik op de BS 694 7 12 718 734 74 2 747 Lijst van illustraties 757 Lij st van kaarten 760 Lijst van tabellen 760 Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten 761

ISBN 90 2479117

Indextermen: Donker, )., Kam, W. de

Hoofdstuk I: Naar de katastrofe

XC

XCIn de bewogen septembermaand van 1944, ruim vier jaar na het begin van de Duitse bezetting, had het overgrote deel van de Nederlandse bevolking tweemaal gehoopt en verwacht dat de bevrijding op handen was: op dinsdag 5 september ('Dolle Dinsdag') toen zich het bericht had verspreid dat de Geallieerde troepen (zij hadden op zondag Brussel en op maandag Antwerpen bereikt) al tot Breda waren doorgedrongen, en op zondag 17 september toen de Londense radio had meegedeeld dat grote Geallieerde luchtlandingen waren uitgevoerd op Nederlands grondgebied. Beide malen was aan die hoop en die verwachting de bodem ingeslagen en dat was de tweede maal nog harder aangekomen dan de eerste. Toen het bericht van de bevrijding van Breda onjuist was gebleken, had men nog kunnen aannemen dat de Geallieerde strijdkrachten op korte termijn een machtig offensief zouden inzetten teneinde Nederland even spoedig van Duitsers te zuiveren als zij, na de moeizame strijd in Normandië, met Frankrijk en België hadden gedaan, en inderdaad: dat offensief wèrd ingezet - en liep vast op de barrière der grote rivieren. Zouden de Geallieerden de kracht hebben om, voordat de winter inviel, alsnog daar overheen te komen? Menigeen blééf er op hopen maar het werd november voordat de Wehrmacht uit de gebieden aan weerszijden van de Wester-Schelde en uit bijna geheel Noord-Brabant -, december voordat zij uit Limburg bewesten de Maas was verdreven.

XCHoogst teleurstellend was dit allemaal voor de ca. zeven milj oen Nederlanders die, in tegenstelling tot de ca. twee miljoen in het Zuiden, onder de Duitse overheersing bleven leven, en teleurstellend niet alleen, ook beangstigend. Al vóór de 17de september namelijk (dag waarop in het begin van de middag de Geallieerde luchtlandingen plaatsvonden en in het begin van de avond de Nederlandse regering via de Londense radio opriep tot een algemene spoorwegstaking) was gebleken dat het beleid van de bezetter een geheel ander karakter begon aan te nemen. In het nog niet bevrijde deel van Zuid-Limburg, in Midden- en Noord-Limburg, in Nijmegen en Arnhem, in de Achterhoek, in Den Bosch en in West Zeeuws-Vlaanderen werden mannelijke personen tussen zestien en

NAAR DE KATASTROFE

opgeroepen om nieuwe Duitse verdedigingslinies aan te leggen (in Zevenaar was bekendgemaakt dat het stadje zou worden platgebombardeerd als zich niet voldoende 'spitters' kwamen aanmelden); in het westen des lands werden autobussen en vrachtauto's, paarden en wagens alsook binnenschepen gevorderd in een haast en op een schaal die men tevoren niet had gekend; in de Zuidlimburgse steenkolenmijnen, basis van de voorziening van Nederland met steenkool en energie, werden de electrische installaties vernield; de grote reserve-voorraden van het rijksbureau voor de distributie van textielgoederen werden op vrachtauto's geladen en naar Duitsland getransporteerd; uit de Philips-fabrieken te Eindhoven werd een groot deel van de machinerieën geroofd en werden vitale onderdelen weggenomen uit de overige; hier en daar ging de SD 1 scherper optreden dan ooit tevoren en in de Zaanstreek werden op persoonlijk bevel van Rauter, de Höhere SS- und Polizeiführer, vier illegale werkers doodgeschoten wier lijken enige tijd aan de openbare weg moesten blijven liggen. Zeker, veel van die gebeurtenissen raakten niet bekend buiten de steden en streken waar zij zich voordeden, maar dat een nieuwe en extra-moeilijke fase in de bezetting was aangebroken, was aan de gehele bevolking al duidelijk sinds haar op 4 september in het kader van de afkondiging van de Z.g. Ausnahmezustand (een Duitse staat van beleg) was gelast, voortaan van acht uur 's avonds tot vier uur 's morgens binnenshuis te zijn. Tot kort voor het einde van de scptembermaand zaten velen daar in de avonduren bijeen in een mengeling van optimisme en bezorgdheid - na woensdagavond 27 september, toen de Londense radio had bericht dat de Britse luchtlandingstroepen Oesterbeek hadden verlaten (de Geallieerde poging om benoorden de grote rivieren door te dringen was dus mislukt), ging de bezorgdheid overheersen.

XCZij zou dat in bijzondere mate hebben gedaan indien men weet had gehad van de instructies van de centrale Duitse overheid welke het beleid van het Reichskommissariat, de SD en de Wehrmacht bepaalden. Van fundamenteel belang was Hiders besluit dat het Derde Rijk zich op Nederlands gebied tot het uiterste zou verdedigen: daardoor werden Midden-Limburg beoosten de Maas ende Nederlandse provincies be

I Wij hebben in de voorafgaande delen de door de bevolking algemeen gebruikte term 'SD' tussen aanhalingstekens geplaatst omdat SD, afkorting van het begrip slechts ten dele weergeeft. De term SD komt in dit deel zo veelvuldig voor dat wij de aanhalingstekens zullen laten vervallen. Om aan te geven dat de term op een Duitse organisatie slaat, zullen wij hem cursiveren.

DUITSE BEVELEN

noorden de grote rivieren in militair opzicht een soort voorterrein van Duitsland. Eind augustus had Hitler gelast dat in Middenen NoordLimburg achter de Roer en de Maas, in de Achterhoek achter de Rijn en de Ijssel en dan verder noordwaarts van Zwolle tot Delfzijl nieuwe stellingen moesten worden aangelegd. Er werd rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Duitse troepen in de provincies Utrecht en Noorden Zuid-Holland zouden worden afgesneden; deed zich die afsnijding voor (uit gevonden documenten wisten de Duitsers dat Field Marshal Montgomery met zijn op 17 september ingezette offensief in eerste instantie het Ijsselmeer had willen bereiken), dan moest de Wehr macht in het westen des lands standhouden, vooralom te voorkomen dat de Geallieerden gebruik zouden kunnen maken van de havens van Rotterdam en Amsterdam. In beide steden werd op 21 september begonnen met de vernieling der haveninstallaties; in de voorafgaande nacht had de Wehrmachtbefehlshaber, General dey Flieger Christiansen, bovendien het bevel doen uitgaan dat in het westen bij dreigende oorlogshandelingen alle installaties die noodzakelijk waren voor het in stand houden van vitale bedrijven moesten worden vernield, de installaties voor de drinkwatervoorziening en de electrische centrales het laatst.

XCMeer nog. In een apart bevel dat Schöngarth, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, in aansluiting op eerdere bevelen van Hitler, van het Oberkommando der Wehrmacht en van het Reichssicherheitshauptamt op r r september had doen uitgaan, was bepaald dat bijeenkomsten van illegale werkers 'rücksichtslos' moesten worden overvallen en dat de deelnemers, 'sofern nicht besondere Gründe für eine Festnahme sprechen', ter plaatse afgemaakt ('niedergernacht') dienden te worden en de betrokken woningen opgeblazen en in brand gestoken'; hoe ruim de vrijbriefwerd geïnterpreteerd welke al vóór Schöngarths bevel in de voorafgaande instructies aan de SDwas vervat, bleek op 7 september in Rotterdam waar niet alleen een Duitse deserteur die bij een Nederlander onderdak had gevonden, door SD'ers werd doodgeschoten maar ook zijn gastheer en drie andere in diens woning aanwezige personen, onder wie een groenteboer die een zakje tomaten had afgegeven en was blijven luisteren naar een Londense radio-uitzending. 'Ziet men', zo merkten wij in ons vorige deelop, 'in het Duitse beleid tijdens de hongerwinter razzia's, roof en terreur, toegepast op de gehele bevolking (en niet dus, als in '41-'43, op de Joodse bevolkingsgroep alléén), als meest tekenende elementen, dan

I Tekst van Sehöngarths Doe 11-260, a I.

NAAR DE KATASTROFE

verdient het de aandacht dat die elementen zich al vóór 17 september manifesteerden' - anders gezegd: al vóór de Spoorwegstaking die, toen het door Londen gegeven parool door het overgrote deel van de spoorwegmannen bleek te zijn opgevolgd, de bezetter wel moest treffen als een bij uitstek gevoelige aantasting van zijn gezag.

XCJuist omdat wij in dit deel zo veel hebben te schrijven over wandaden van de bezetter, lijkt het ons nuttig dat wij de gezagsverhoudingen aan Duitse kant eerst nog eens duidelijk uiteenzetten. Boven spraken wij van 'het beleid van het Reichskommissariat, de SD en de Wehrmacht'. Waren dat dan drie nevengeschikte instanties? Ja, inderdaad. Geen van de drie had formeel iets te zeggen over de andere twee. Seyss-Inquart was rechtstreeks ondergeschikt aan Hitler, Wehrmachtbefehlshaber Christiansen stond onder het Oberkommando der Wehrmacht en de SD ontving zijn algemene instructies van het Reichssicherheitshauptamt, Natuurlijk, een zekere mate van coördinatie was wenselijk. Al had Seyss-Inquart onder de Ausnahmezustand zijn bevoegdheden op de bestuurssector overgedragen aan de Generalkommissar fûr Verwaltung und fustiz, Wimmer, en op de polities ector aan Höherer SS- und Polizeifûhrer Rauter, hij bleef toch in civielopzicht verantwoordelijk voor wat in bezet Nederland gebeurde' en tegen besluiten van hetzij Christiansen, hetzij Rauter en Schöngarth, welke hem niet zinden, kon hij in beroep gaan bij Hitler dan wel bij de Reichsjûhrer-SS, Himmler. Rauter was trouwens behalve Höherer SS- und Polizeifûhrer óók Generalkommissar jür das Sicherheitswesen en als zodanig een van de vier onder Seyss-Inquart ressorterende Ceneralkommissare. Wat de overige drie betreft: in de praktijk had Wimmer naar boven slechts met Seyss-Inquart te maken en ons is niet gebleken dat hij van zijn grotere bevoegdheden een duidelijk gebruik heeft gemaakt, laat staan een gebruik waarmee Seyss-Inquart zich niet kon verenigen - daar was Wimmer ook te gemakzuchtig voor. Anders lag het met de fanaticus Rauter die zich

, Zulks dan met uitzondering van de delen van Midden en Noord-Limburg waar het Duitse civiele gezag begin september was overgedragen aan de Essen en van Düsseldorf. Wat zich in die gebieden heeft afgespeeld tot aan hun bevrijding in de laatste dagen van februari en de eerste van maart '45, beschreven wij in deel IO a in de paragrafen 'Ten oosten van de 'Corridor" en 'Venlo en Roermond' van hoofdstuk 7.

DUITS BESTUURSAPPARAAT

van meet af aan veel meer had gevoeld als Himmlers dan als SeyssInquarts ondergeschikte. Zo ook Schöngarth: hij volgde de lijn die door het Reichssicherheitshauptamt werd aangegeven en trok zich van SeyssInquart weinig aan. Trouwens, ook met Rauter had Schöngarth spoedig na de september-crisis aanzienlijk minder te maken dan voordien; Rauter kreeg namelijk in de loop van oktober een militaire functie. Generalfeld marschall Model, bevelhebber van de Heeresgruppe B, hield het voor wenselijk dat in Nederland een aparte, uit kleinere eenheden van het leger, de Waffen-SS en de marine bestaande Kampfgruppe werd gevormd die in reserve werd gehouden om bij nieuwe Geallieerde luchtlandingen te worden ingezet, en Rauter werd tot bevelhebber van die Kampfgruppe benoemd; zij werd enkele maanden later uitgebreid met andere eenheden en kreeg toen als (vrij zwak) legerkorps het front te verdedigen van Tiel via Arnhem tot Emmerik. Er vloeide hier uit voort dat Rauter, wiens hoofdkwartier van eind '44 af in Didam was gevestigd, zich slechts eenmaal per week per auto naar Apeldoorn kon begeven om er met Seyss-Inquart overleg te plegen.

XCEr resten nu nog twee Generalkommissare: Ritterbusch, Generalkommis sar zur besonderen Verwendung ('voor bijzondere aangelegenheden'), vertegenwoordiger in bezet Nederland van de NSDAP(en in die functie de ondergeschikte van de machtige Martin Bormann) en Fischböck, Gene ralkommissar fur Finanz und Wirtschajt; deze laatste, die tevens als Reichs kommissar fur die Preisbildung het prijspeil in het Derde Rijk stabiel moest houden, was maar zelden in bezet Nederland aanwezig - als zijn vervanger trad er Fiebig op.

XCIn Hitlers bevel over de uitbreiding van de Westwall had Ritterbusch een belangrijke taak gekregen: in het gehele gebied van Emmerik tot Delfzijl moest hij het graafwerk organiseren dat voor het aanleggen van nieuwe stellingen nodig was. Binnen enkele weken werd duidelijk dat hij daar niet in de verste verte de capaciteiten voor bezat - de nieuwe taak werd hem ontnomen en de functie die hij behield: verbindingsschakel te zijn tussen Mussert en Seyss-Inquart, had, toen de NSB als politieke beweging in de Dolle Dinsdag-crisis was ineengestort, nog minder om het lijf dan tevoren al het geval was geweest. 'Ich musste es', klaagde Ritterbusch in '47, 'schweigend ertragen, dass man mich jür einen Menschen hielt, der besser nach Hause ginge, der sich aber an sein Amt anklammerte, um nicht seine Existenz zu verlieren+

1 DGBR: p.v. van W. F. A. Ritterbuseh (II aug. 1947), p. 47 (Doc 1-1412, a-4).

NAAR DE KATASTROFE

Neen, dan Fiebig! Hij was een man van ongemene bekwaamheid, even snel in zijn handelen als in zijn denken. Sinds begin '43 had hij wat van de Nederlandse industrie restte, met tomeloze energie zoveel mogelijk ingeschakeld in de Duitse oorlogsproductie - nu ging hij volgens de directieven van zijn eigenlijke superieur: Albert Speer, de Reiehsminister [ûr Rüstung und Kriegsproduktion, uit bezet Nederland wegslepen wat nog voor Duitsland van waarde kon zijn. 'Men zou', zo kregen Hirschfeld, de secretaris-generaal van handel en nijverheid en van landbouw, visserij en voedselvoorziening, en mr. H. L. Woltersom, directeur van de Rotterdamse Bank en voorzitter van de Raad voor het Bedrijfsleven t op 15 september (twee dagen dus vóór de afkondiging van de Spoorwegstaking) tijdens een bespreking in Amersfoort van Fiebig te horen, 'zoveel mogelijk gereed product en grondstoffen, welke voor Duitse orders bestemd waren, afvoeren, alsmede bepaalde machines meenemen of op andere wijze veilig stellen, opdat de tegenstanders van Duitsland daarvan niet zouden kunnen profiteren." Geen toeval was het dat Hirschfeld en Woltersom dat nu juist van Fiebig vernamen: op economisch gebied was deze de belangrijkste Duitse autoriteit geworden en dat zou pas eind '44 veranderen toen hij weer een nieuwe taak kreeg: de supervisie over het repareren van de duizenden Duitse locomotieven die elke maand door aanvallen van de Geallieerde luchtmachten zwaar werden beschadigd; hij reed toen kriskras in een eigen trein door heel Duitsland rond.

XCZo was, vergeleken met de situatie die tot in de zomer van '44 had bestaan, in de herfst aan de top van het Duitse bestuursapparaat veel veranderd, maar dat apparaat was bovendien in aanzienlijke mate uiteengeslagen. Alleen Christiansen en zijn staf waren nog niet verhuisd: zij zaten nog in Hilversum; het Reichskommissariat evenwel en de bureaus van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD waren verplaatst: het Reichskommissariat goeddeels naar Delden, Schöngarth en zijn staf naar Zwolle. In totaal waren in de zomer van '44 bij het Reichskommissariat, de bureaus van Seyss-Inquarts Beauftragten in de provinciale hoofdsteden en in Amsterdam en Rotterdam meegeteld, bijna zestienhonderd personen tewerkgesteld - eind september waren dat er nog maar ruim vierhonderd, onder wie een kleine tachtig Nederlandse hulpkrachten.' Dat betekende

I Deze raad was gevormd nadat de Z.g. Organisatie-Cornmissie Woltersom in de jaren '40-'42 het Nederlandse bedrijfsleven had herordend in aansluiting aan het Duitse model. 2 H. M. Hirschfeld: (1960), p. 138. Begin februari '45 was het totaal aantal krachten weer tot ruim negenhonderd gestegen.

SEYSS-INQUART

dat Seyss-Inquart veel minder greep had op de situatie dan tevoren. Delden lag bovendien wel erg excentrisch; dat beviel Seyss-Inquart niet. Hij nam zijn intrek op het landgoed bij Apeldoorn waar Wimmer woonde, en van daaruit bezocht hij periodiek de verschillende delen van het bezette gebied. Meestal was hij eens in de twee weken in Den Haag om er besprekingen te voeren met zijn Beauftragte, E. A. Schwebel, en af en toe reed hij dan ook wel naar Amsterdam voor contact met zijn Beauftragte in de hoofdstad, dr. H. Schröder. 'Ikzelf', aldus in '46 Schröders medewerker voor persaangelegenheden, prof. dr. G. A. S. Snijder (een van de grote propagandisten van de SS-ideologie, president van de in feite ter ziele gegane Nederlandse Kultuurraad)

XC'Ikzelf had in die tijd geen persoonlijk onderhoud meer met Seyss-Inquart, maar ontmoette hem slechts in algemeen gezelschap. Hij maakte toen de indruk zeer somber gestemd te zijn, maar was steeds volmaakt beheerst, rustig en hoffelijk. Gewoonlijk luisterde hij naar wat kamermuziek, als er na de besprekingen nog wat tijd over was."

XC'Zeer somber gestemd' - van Seyss-Inquarts vertrouwen in een Duitse overwinning was dus niet veelover. Ook moet hem, zo nemen wij aan, zijn eigen betrekkelijke machteloosheid pijnlijk hebben getroffen. De gelegenheden waarbij hij persoonlijk nog kon bepalen wat in bezet Nederland stond te geschieden, werden steeds zeldzamer - Hitler greep in, Speer greep in, en vooralook: de militairen grepen in. Er werd op N ederlands grondgebied gevochten en dat betekende dat in SeyssInquarts gezagsgebied door het Oberkommando dey Wehrmacht, door de Oberbefehlshaber West (Generalfeldmarschall von Rundstedt), door de bevelhebber van de Heeresgruppe B en door de bevelhebber van het (via Zeeland ontsnapte) Duitse Vijftiende Leger beslissingen werden genomen die diep in de algemene verhoudingen in bezet gebied ingrepen, maar waar hij, de Reichskommissar, in het geheel niet in was gekend.

XCEen van die beslissingen was geweest, de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam grondig te vernielen.

, PRA-Amsterdam: p.V. G. A. S. Snijder (4 okt. 1946), p. 39 (Doe 1-1603, a-r).

Vernieling van de havens van Rotterdam en Amsterdam

XCHet was Hitler geweest die besloten had dat de havens van Rotterdamen Amsterdam vernield moesten worden. Zoals wij in deel a vermeldden, ging dat bevel van hem uit op de dag waarop de haven vanAntwerpen ongeschonden in Geallieerde handen viel: 4 september. Deuitvoering van het bevel werd enige tijd aangehouden; in afwachtingdaarvan begon de Kriegsmarine op september Nederlandse arbeiders teronselen om in de havens van Rotterdam en Amsterdam gaten te makenin de kademuren en daags daarna waren daartoe al vierhonderd arbeidersaan het werk, acht uur per dag. Op dinsdagochtend 19 september kwambij de Admiral in den Niederlanden von Rundstedts bevel binnen, met devernielingen te beginnen (alsook de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal te versperren) - de eerste explosies weerklonken op september. De burgemeester van Amsterdam, E. Voûte (in' 41 benoemdvanwege zijn pro-Duitse gezindheid), protesteerde onmiddellijk bijSchröder. Daags daarna, september (alle Nederlandse arbeiders werdenop die dag ontslagen), verscheen Seyss-Inquart in de hoofdstad, beldevan daaruit Berlijn op en kreeg te horen dat er niets meer aan de zaak tedoen was. 'Het OKWhad beslist dat de vernietiging door moest gaan',tekende Voûte enkele dagen later aan, daaraan toevoegend: 'De levensader van Amsterdam is doorgesneden en niet door een chirurg maar dooreen varkensslachter!!"

XCDagenlang deden zich in Rotterdam en Amsterdam enorme explosies voor die tot op tientallen kilometers afstand duidelijk hoorbaar waren." In Rotterdam werd ruim 13 km kademuur, meer dan een derde van de totale lengte, verwoest; vernield (of weggevoerd) werd bijna de helft van alle grote hijskranen; vernield (of tot zinken gebracht) werden de dokken; alle petroleumtanks (ze waren leeg) gingen in vlammen op, van de tanks voor eetbare oliën werd een aantal gespaard. Op de linker Maasoever werd bij een deel van de explosies weinig voorzichtigheid betracht: alleen al in de wijk Katendrecht werd zoveel schade aan de woningen toegebracht dat vijfduizend Rotterdammers dakloos werden; elders in de havenstad sprongen ruiten en waren straten bedekt met glasscherven. Vernield werden evenwel niet alleen de belangrijkste haveninstallatiesJ.

1 E. Voûte: 'Aantekening', 27 sept. 1944 (eNO, 177 b). 2 Bij Amsterdam werd ook het vliegveld Schiphol vermeld: het stationsgebouw, de startbanen en drie van de vier grote hangars werden opgeblazen, één hangar werd gedemonteerd teneinde afgevoerd te worden; tot die afvoer is het echter niet meer gekomen.

'EEN WEL ZEER ZWARTE WEEK'

maar ook de voornaamste scheepswerven en machinefabrieken in Rotterdam en in de wijde omgeving; wat op die werven aan materialen en onderdelen gereed lag, bestemd voor de uitvoering van Duitse opdrachten, werd op lichters geladen en naar Duitsland getransporteerd samen met de eigen voorraden der werven. Tenslotte werden in de mond van enkele grote Rotterdamse havens en in de Nieuwe Waterweg ter hoogte van Maassluis schepen tot zinken gebracht - er bleef in de Nieuwe Waterweg, nadat later nog enkele schepen tot zinken gebracht waren (de eerste versperring was op een nogalondeskundige wijze uitgevoerd), slechts een smalle geulopen. Met de uitvoering van plannen om ook nog de pieren bij Hoek van Holland op te blazen werd voorlopig gewacht. 1 Niet minder grondig waren de vernielingen in en bij Amsterdam: meer dan 9 kilometer kademuur werd verwoest (ruim 5 kilometer bleef over); van de 280 kranen werden bijna 180 vernield; grote dokken, elevatoren en drijvende bokken werden tot zinken gebracht, het grootste droogdok samen met een Italiaans schip dat er in was geplaatst ter reparatie; alle petroleumtanks gingen in vlammen op; scheepswerven en machinefabrieken werden vernield of leeggeroofd - personeelsleden wisten slechts sommige machines en voorraden te redden door ze haastig op boerderijen te verbergen.

XCDat het onbruikbaar maken van de havens de bevolking van Rotterdam en Amsterdam diep schokte, spreekt vanzelf. 'Dit is', schreef op de zevende dag van de explosies een Rotterdams rustend arts in zijn dagboek,

XC'een wel zeer zwarte week voor Rotterdam; alles wat in onze tijd in de haven met zoveel ijver en liefde was opgebouwd, al die monumenten van onze ondernemingsgeest, durf, volharding, techniek, waarop iedereen zo trots was, dit alles wordt nu stelselmatig in enkele dagen vernietigd; steeds trillen en schommelen onze huizen, zodat sommigen er zeeziek van worden."

XCDiezelfde dag schreef een tweede Rotterdammer, een journalist: 'In het havenkwartier is het de gehele dag druk op de straten. Een onrustige bevolking beweegt zich ... al maar heen .en weer. Scholen zijn gesloten.

1 In december '44 wist de die tegenstander was geweest van de havenvernielingen, te bereiken dat een bevel tot vernieling van de havens van Scheveningen, Katwijk en Den Helder werd ingetrokken. 2 H. Mees: 1945 (1945), p. 517.

NAAR DE KATASTROFE

Er wordt nergens gewerkt ... De bevolking is hier en daar wezenloos" - wezenloos van angst voor de toekomst. De explosies die men hoorde, de rookwolken die men zag opstijgen, toonden aan dat de vijand oppermachtig was; velen waren bovendien van mening dat hij tot zijn immense vernielingen was overgegaan om de gehele naoorlogse wederopbouw van Nederland vrijwelonmogelijk te maken. Hoe zou men weer werk kunnen krijgen en zijn brood kunnen verdienen als Nederland ter zee geïsoleerd was?

XCOok onder de Duitsers waren er die het fanatisme dat uit de havenvernielingen bleek, allerminst toejuichten. Met name Seyss-Inquarts Beaufiragter in Rotterdam, dr. C. Völckers, had zich met hand en tand, maar vergeefs, tegen de vernieling van de Rotterdamse haven verzet. Op een van de laatste septemberdagen wist hij Seyss-Inquart naar Rotterdam te halen voor een gesprek waaraan ook de Rotterdamse Kampfleommandant zou deelnemen. Toen de Reichskommissar, aldus later Völckers, 'uit de auto stapte en ik hem voor mijn woning begroette, trapte hij op de glasscherven van de door de luchtdruk vernielde deurruit van mijn woning.' De Kampjkommandant stelde voor dat men de vernielingen die nog steeds gaande waren, van een schip af zou gadeslaan. 'Aber meine Herren', antwoordde Seyss-Inquart, 'das ist doch kein Schauspiel, das man sich ansicht"'Toen ik', aldus weer Völckers, 'bij zijn vertrek de Reichskommissar in zijn jas hielp, drukte hij mij zwijgend de hand en zei daarop: 'Das geht allerdings gewaltig auf die Nerven.' '2 Wel te verstaan: de havenvernielingen waren, gelijk reeds gezegd, buiten Seyss-Inquart om gegaan.

XCVoor de Duitse reactie op de Spoorwegstaking gold dat niet.

De bezetter en de Spoorwegstaking

XC

XCEerder schreven wij dat de Spoorwegstaking de bezetter wel moest treffen als een bij uitstek gevoelige aantasting van zijn gezag. Dat deed zij inderdaad. In Seyss-Inquarts op 5 september gepubliceerde bekendmaking over de Ausnahmezustand was o.m. gezegd: 'De bevolking moet orde en rust bewaren ... Ieder verzet, iedere verstoring van de openbare orde,

I H. Diemer: 1944-1945 1945 (1946), p. 12-13. 2 Gemeen tepolitie Rotterdam: p.v. C. Völckers (3 I juli 1946), p. 33-34 (Doe 1-1808, a-z).

RICHTLIJN AAN DE PERS

ieder benadeling van het arbeidsproces en ieder optreden dat de voorziening in gevaar brengt, wordt gestraft met de dood of zware vrijheidsstraffen.' Maar ziet: op zondagavond 17 september gaf de Nederlandse regering via de Londense radio 'naar aanleiding van een uit Nederland ontvangen vraag' (een openlijk onderstrepen van het bestaan van geheime contacten) 'en na overleg met het Opperbevel' (het Geallieerde!) 'instructie ... tot een algemene staking van het spoorwegpersoneel, teneinde het vijandelijk vervoer, .. zoveel mogelijk te beletten', en daags daarna, op maandag, waren er grote delen van het land, met name ook in het westen, waar de stations verlaten waren en geen trein meer reed. Ingrijpen op aanzienlijke schaal tegen de duizenden stakers was de bezetter onmogelijk hij kon slechts pogen om, met verzwijging van de onmiddellijke nadelen welke voor de Wehrmacht voortvloeiden uit het wegvallen van de treintransporten naar de frontgebieden, er op te wijzen dat een spoorwegstaking de voedselvoorziening van het Nederlandse volk in gevaar kon brengen. Dittmar, de perschef van het Reichskommissariat, gaf op maandag het (van het begin der bezetting af volledig gelijkgeschakelde) Algemeen Nederlands Persbureau opdracht, de hoofdredacties van de nog verschijnende dagbladen het volgende telexbericht te doen toekomen.':

XC'De perschef van de Rijkscommissaris deelt mee:

XCDe bladen worden verzocht, in de eerstvolgende editie een beschouwing te schrijven over de spoorwegstaking in de geest van hetgeen hier volgt:

XCStilstand van de spoorwegen betekent stilstand van het levensmiddelenvervoer. Niet voor de bezettingstroepen; die beschikken over genoeg middelen om zich van het nodige te voorzien. Spoorwegstaking betekent echter voor het eigen volk gebrek als het even langer duurt en hongersnood als zij aanhoudt.'

XCDittmars verzoek werd slechts door Het Nationale Dagblad, het dagblad van de NSB, ingewilligd, ten dele ook door de Nieuu/e Rotterdamse Courant waarin de hoofdredacteur, mr. J. Huijts, Völckers aan het woord liet - de hoofdredacteuren van de overige bladen legden het naast zich neer. Algemeen werd op die maandag verwacht dat de grote Geallieerde luchtlandingen van de vorige dag tot een snelle bevrijding van heel Nederland zouden leiden - de betrokken hoofdredacteuren beseften dat het hun extra zwaar kon worden aangerekend als zij steun verleenden

! Tekst in Hirschfelds verslag d.d. 25 sept. 1944: 'Bespreking met de heer von der Wense op 22 sept. 1944', p. 10 (Collectie-Hirschfeld (RvO)).

NAAR DE KATASTROFE

aan de Duitse poging om een staking te doen afbreken welke gelast was door de Nederlandse regering na overleg met het Geallieerde opperbevel. Wat moest Dittmar doen? Strafmaatregelen nemen tegen vrijwel de gehele dagbladpers? Hij besefte dat het geen zin had, onmiddellijk de verhoudingen toe te spitsen. Hij wachtte enkele dagen en droeg er op vrijdag 22 september (de Britse Airbornes hadden inmiddels de Rijnbrug te Arnhem moeten prijsgeven) zorg voor dat het ANP een eigen persbericht op de telex zette van de volgendè inhoud 1 :

XC'Naar aanleiding van de ernstige stremming in het verkeer, veroorzaakt door de spoorwegstaking, hebben wij (ANP) ons tot de bevoegde autoriteiten gewend om inlichtingen over de voedselvoorziening.

XCAlgemeen ziet men de toestand zeer somber in, vooral voor de honderdduizenden mensen in de steden. Er liggen hier en daar voorraden, doch deze zijn slechts voor korte tijd voldoende om in de behoeften te voorzien. Wanneer het personeel van de spoorwegen niet zeer spoedig het werk hervat, wordt een groot deel der Nederlandse bevolking, waaronder ook de gezinnen van talrijke spoorwegmannen, met hongersnood bedreigd. Algemeen sprak men de wens uit dat de stakers thans tot bezinning komen om te voorkomen dat de reeds ernstige moeilijkheden bij de voedselvoorziening tot een algemene katastrofe leiden.'

XCWie waren de geciteerde 'bevoegde autoriteiten'? Hirschfeld en de directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. S. L. Louwes, deden, zodra zij omtrent het tweede bericht in kennis waren gesteld, aan de pers weten dat geen enkele instantie terzake overleg met hen had gepleegd.

XCHet tweede bericht verschilde van het eerste in zoverre dat er in gesproken werd van 'de ernstige stremming in het verkeer'. Kennelijk was die stremming een grote hinder voor de Wehrmacht reden te meer voor een aantal hoofdredacteuren om het tweede bericht niet op te nemen, ook niet toen zij via het ANP vernamen dat de getergde Dittmar die opneming verplicht had gesteld. Het Algemeen Handelsblad en Het Volk behoorden tot de dagbladen die het tweede bericht wèl plaatsten, maar in De Telegraaf en de Haagse Courant verscheen het niet en dit had voor laatstgenoemd blad, dat nu eenmaal in Dittmars standplaats werd gedrukt, ernstige gevolgen.

XCHet personeel had op vrijdag geweigerd, het door de hoofdredacteur John Ch. A. Coucke persklaar gemaakte bericht te zetten en te drukken en had (Coucke had de Duitsers gewaarschuwd) en masse met beide directeuren en alle redacteuren het gebouw verlaten; toen nu op maandag

XCI Tekst: a.v., p. I I.

MAATREGELEN TEGEN DE PERS

bleek dat redactie en technisch personeel, op twee personen na, niet bereid waren de arbeid te hervatten en dat de beide directeuren waren ondergedoken, werden de technische installaties van de Haagse Courant door de bezetter vernield; alles wat verder van waarde was, de auto's incluis, werd gekonfiskeerd.

XCOok tegen De Telegraaf werden maatregelen genomen. Hoofdredacteur J. c. Fraenkel die eind augustus alle zeggenschap had verloren over het nevenblad van De Telegraaf, De Courant/Het Nieuws van de Dag (daarvan was de hoofdredactie door de directeur, ex- Waffen-SS-vrijwil liger H. Holdert jr., toevertrouwd aan de vroegere SS-oorlogsverslaggever Wim Sassen), werd na een tweede weigering om in de door de bezetter gewenste geest op de Spoorwegstaking te reageren, ontslagen en, nadat NSB- en SS-krachten enige tijd achter de schermen hadden touwgetrokken I, ook al door een SS-oorlogsverslaggever vervangen. Een en ander betekende dat de twee dagbladen van het Holdert-concern wat hun topleiding betrof, min of meer bij de SS waren ingelijfd" (vrijwel alle redacteuren namen ontslag en werden door pro-Duitse figuren vervangen) - dat wekte bij de overgebleven abonnees extra ergernis.

XCWat de pers in het algemeen betrof: natuurlijk was de bezetter zich bewust dat zij geen enkele uitdrukking meer gaf aan wat in de bevolking leefde; voor hem waren de dagbladen nog van belang als vehikels van het Duitse oorlogsnieuws, maar hij besefte dat hij, als hij reële krachten tegen de Spoorwegstaking wenste te mobiliseren, heel andere personen moest inschakelen dan gediscrediteerde hoofdredacteuren; hij besefte óók dat er twee waren die daartoe voor hem van bijzonder belang konden zijn omdat zij op de economische sector nog steeds een stevige greep hadden op de gehele Nederlandse overheid: Hirschfeld en Louwes.

XCIn functie, met acute zorgen, en die waren er al vóór de Spoorwegstaking. De energievoorziening berustte op steenkolen (aardolieproducten werden nauwelijks ingevoerd) en steenkolen waren bovendien nodig om alle werk- en woonruimten te verwarmen. Al die steenkolen waren afkomstig uit de Zuidlimburgse mijnen, maar na I september kwam door allerlei stremmingen in het vervoer de aanvoer uit Zuid-Limburg te vervallen en in het midden van die maand drongen de Amerikanen in Zuid-Limburg door, hetgeen betekende dat men, als niet heel Nederland spoedig werd bevrijd, met een langdurige onderbreking van de aanvoer rekening moest houden. Slechts een deel van de bevolking had toen een gedeelte van de huisbrand ontvangen die onder de distributieregeling was toegezegd. Bij de kolenhandel lag begin september in het gehele land nog 250000 ton steenkool - die voorraad werd door Hirschfeld onmiddellijk geblokkeerd. De aflevering van huisbrand werd stopgezet; wat nog aan kolen bij de handel lag, werd gereserveerd voor de Centrale Keukens (bedoeld om gekookt voedsel af te leveren als de burgerij dat zelf niet meer kon toebereiden) en voor de tuinbouwkassen. Men moest er van uitgaan dat de electrische centrales en de gasfabrieken benoorden de grote rivieren na eind september nog maar een korte tijd in werking zouden kunnen blijven en dat ook aan het overgrote deel van de industrie geen steenkool meer zou kunnen worden verstrekt. Hirschfeld hoopte intussen dat men met een deel van de beschikbare voorraden en met invoer uit Duitsland (als de bezetter tenminste tot die invoer bereid was!) bedrijven en fabrieken die voor de voedselvoorziening van belang waren, aan het werk kon houden: de bakkerijen, de gistfabrieken, de maalde

HIRSCHFELDS ZORGEN

rijen, de zuivelindustrie, de oliefabrieken, de suikerraffinaderijen, de fabrieken voor het vervaardigen van gort en havermout, alsook de koelhuizen en abattoirs. Met dat al stond reeds begin september voor Hirschfeld, Louwes en hun naaste medewerkers vast dat, als de oorlog niet spoedig eindigde, een redelijke voedselvoorziening van Nederland zelfs op een laag peil alleen maar mogelijk zou zijn als er hulp van buiten kwam. Louwes onderhield al geruime tijd regelmatig contact met het hoofd van de spionagegroep-'Peggy' (onderdeel van de spionagegroep'Kees'), H. J. de Koster, en deze kreeg op 8 september van hem te horen dat het 'de hoogste tijd (wordt), dat men in Engeland gaat inzien dat er deze winter internationale maatregelen worden getroffen om een minimale voedselvoorziening te waarborgen ... De toestand bij ons (is) vrijwelondraaglijk geworden.' Midden oktober, zo verwachtte Louwes, zouden de electrische centrales en gasfabrieken de productie voor het overgrote deel moeten staken. I Toen Hirschfeld en Wolters om op IS september in Amersfoort het eerder al gememoreerde overleg pleegden met Fiebig, wees Hirschfeld op het wegvallen van de steenkolentoevoer uit Zuid-Limburg; Fiebig zegde toe dat de Duitse mijnen steenkool aan Nederland zouden gaan leveren, beperkte hoeveelheden evenwel. Het transport zou plaatsvinden per trein - kanaalverbindingen waren er niet. Duidelijk was dat Fiebigs toezegging op losse schroeven kwam te staan toen de Spoorwegstaking uitbrak, en het was van de kant van de bezetter dan ook een redelijke veronderstelling dat hij Hirschfeld bereid zou vinden, de nadelen van die staking publiekelijk te onderstrepen. Door het Reichskommissariat werd besloten dat een van de Duitse hoofdambtenaren die steeds een open oog had gehad voor de belangen van de Nederlandse voedselvoorziening, een beroep zou doen op Hirschfeld alsook op Louwes; dit was J. c. G. van der Wense, hoofd van de Hauptabteilung Ernàhruny und Landwirtschajt van het Ceneralkommissariat für Finanz und Wirtschajt.

XCIn de loop van vrijdag 22 september werd Hirschfeld van Enschede uit opgebeld door von der Wense die Louwes en hem namens Seyss-Inquart met spoed te spreken vroeg. Zij verklaarden zich tot dat gesprek bereid. Von der Wense arriveerde des avonds om elf uur per auto in Den Haag en sprak er bijna vier uur lang met de twee Nederlanders. Hij begon met een waarschuwing. De Spoorwegstaking moest afgebroken worden; 'deJ.

1 H. de Koster: 'Herinneringen' (1945), p. 63 (Doe 1-956 A, a-r).

NAAR DE KATASTROFE

maatregelen die men van Duitse zijde zou willen overwegen, zouden', aldus het verslag dat Hirschfeld enkele dagen later opstelde',

XC'daarop neer komen, dat in ieder geval alle toevoer naar de grote steden stopgezet zou worden en dat men de hand zou leggen op bepaalde voorraden die daar nog aanwezig zijn om op die wijze het Nederlandse volk onmiddellijk voor het vraagstuk van de honger te stellen en op deze wijze eventueel de Spoorwegstaking te breken. Daarom was het verzoek of wij stappen zouden kunnen ondernemen teneinde de Spoorwegstaking, althans wat betreft de voedselvoorziening, te kunnen doen beëindigen, door bijvoorbeeld een oproep te richten in de een of andere vorm tot het Nederlandse spoorwegpersoneeL Wij moesten ons realiseren dat wij er met een lijdelijke houding zo maar niet af zouden komen, aangezien deze aangelegenheid van bepaalde Duitse zijde zeer hoog opgenomen werd'

XCdoelde dat op Seyss-Inquart, de Wehrmacht, de SD, of soms op Hitler? Von der Wense liet dat in het midden.

XCHirschfeld en Louwes wezen zijn beroep af: interventie van hun kant lag niet op hun weg en zou, gegeven de bij de volksmassa's levende gevoelens (het nagenoeg algemeen karakter dat de staking had aangenomen, was een duidelijke vingerwijzing), alleen maar beschouwd worden als laakbare hulp aan de bezetter en dus 'onze autoriteit bij het Nederlandse volk ten enenmale breken, waardoor de laatste mogelijkheid om nog iets in het belang van de voedselen kolenvoorziening te doen, zou zijn gebroken. Wanneer', vervolgden Hirschfeld en Louwes, 'de militaire ontwikkeling niet overeenkomstig de verwachtingen en wensen der Geallieerden zou plaatsvinden' (de Londense berichtgeving had al doen uitkomen dat de positie der Airbornes bij Arnhem zeer moeilijk was), 'dan', zo betoogden zij, 'zou bij hèn de verantwoordelijkheid voor het leed der Nederlandse bevolking liggen en zouden zij ook hun houding eventueel moeten herzien' (oproepen dus tot afbreken van de staking). 'Ieder ingrijpen van de zijde van de Duitse autoriteiten in deze materie, voorzover het de Nederlandse sector betreft, zou', zeiden zij tenslotte,

XC'de verantwoordelijkheid van de gehele calamiteit op de Duitse autoriteiten afwentelen. Wij waren van mening dat in deze omstandigheden van de Duitse autoriteiten de wijsheid verwacht zou mogen worden, zich van het geïncrimineerde ingrijpen te onthouden en zich te beperken tot het opvangen van de nadelen die de staking eventueel voor de Duitse oorlogvoering zou hebben.'

I H. M. Hirschfeld: Verslag d.d. 25 sept. J944: 'Bespreking met de heer von der Wense op 22 sept. J944'.

DUITS BERAAD OVER REPRESAILLES

XCVon der Wense keerde met lege handen naar Seyss-Inquart terug.

XCOver de besluitvorming aan Duitse kant die op von der Wense's vergeefse stap volgde, zijn onze gegevens onvolledig. Dat er op de zzste nog geen definitief besluit was genomen, is duidelijk uit de woorden die hij gebruikt had; hij had immers gesproken van een 'overwegen' van het stopzetten van 'alle toevoer naar de grote steden.' Aanwijzingen zijn er dat het hier een nogal ver uitgewerkt plan betrof, opgesteld op een bespreking bij Christiansen te Hilversum, gehouden op donderdag 21 september, waar Christiansen volgens zijn stafchef, Generalleutnant H. H. von Wühlisch, gezegd had: 'Ich bin für Angriff" Lages, hoofd van de Aussenstelle Amsterdam van de Sicherheitspolizei und SD, stelde in '50 op schrift dat zijn bureau evenals alle andere Duitse bureaus in Amsterdam 'kurz nach Beginn des Eisenbahnerstreiks' een als 'geheime Reichssache' aangeduid bevel van Seyss-Inquart had ontvangen hetwelk inhield dat Amsterdam hermetisch van de buitenwereld zou worden afgesloten (aangezien von der Wense van 'de grote steden' had gesproken, nemen wij aan dat voor Rotterdam, Den Haag en Utrecht hetzelfde zou gelden); de hongersnood zou tot oproeren leiden; die oproeren zouden door Wehr macht en Ordnungspolizei telkens met geweld worden onderdrukt en, aldus Lages, 'dieser Zustand wird so lange ausgedehnt, bis sich durch die Not der Verhdltnisse die niederländischen Eisenbahnbeamten bequemen, die Arbeit u/ieder geregelt aufzunehmen.' Lages zou zich in Ouderkerk vestigen, Beaufiragter Schröder in Hilversum, 'die technischen Telex-Anlagen wurden bereits verlegt und andere technischen Massnahmen streng geheim durchgeführt.' Lages en Schröder zouden zich op praktische en humanitaire gronden met kracht tegen de definitieve uitvoering van dit bevel hebben verzet en, aldus Lages, 'in der entscheidenden Sitzung beim Reichskommissar' (volgens A. J. C. Rüter, de historicus van de Spoorwegstaking, was dit een bespreking in Den Haag, waar ook de Haagse Beaufiragte Schwebel ernstige bezwaren uitte") "u/aren dann unsere herangetragenen Argumente so stark, dass sagar Seyss-Inquart van den Folgen und Ausführungen beeindruckt war und seinen BefehZ in Zetzter Minute zurûckzog'?

XCWij houden het relaas van Lages voor aannemelijk. Van belang lijkt ons intussen dat het er na de eerste stakingsweek reeds naar uitzag dat Bahnbevollmächtigter Selzer er met het in bezet Nederland aanwezige en het uit Duitsland ontboden Duitse spoorwegpersoneel in zou slagen,J.

I Aangehaald door (RvO) A. C. Rüter: (1960), P.27I. 2 A.v., p. 272. 3 Brief, 17 juni 1950, van W. Lages aan het RvO.

NAAR DE KATASTROFE

voldoende Duitse treinen te laten rijden op het Nederlandse net - de Spoorwegstaking zou dus geen belangrijk nadelig effect meer hebben op de Duitse belangen in engere zin. Hoe dat zij, het besluit tot het hermetisch afsluiten van de grote steden in het westen werd niet uitgevoerd. Er viel een ander besluit waarop volgens von der Wense vooral Rauter en Fiebig zouden hebben aangedrongen: alle voedseltransporten naar het westen des lands zouden onmogelijk worden gemaakt; vermoedelijk is dit besluit op woensdag 27 september in werking getreden - het kan dus één of enkele dagen eerder zijn genomen. De uitvoering was betrekkelijk eenvoudig. Voor de bedoelde voedseltransporten kwamen slechts binnenschepen in aanmerking - het werd die schepen onmogelijk gemaakt, het Ijsselmeer over te steken; veel schepen werden daarbij in beslag genomen en die inbeslagnemingen, volgend op die welke zich eerder in september hadden voorgedaan (toen waren schepen gevorderd met het oog op het overzetten van het Duitse Vijftiende Leger over de WesterSchelde), leidden er toe dat talloze schippers zich met hun schip verborgen; sommige schippers lieten hun schip zelfs zinken.

XCNiet alleen het voedselvervoer naar het westen des lands had SeyssInquart verboden, maar ook dat vervoer in het westen. Dat laatste vervoer werd door een van von der Wense's ambtenaren toegelaten, maar ging desondanks spoedig haperen. In het westen had de actie ten behoeve van de oversteek van het Vijftiende Leger de schippers al schichtig gemaakt - berichten van wat in de IJsselmeerhavens geschiedde, versterkten hun wens om met hun eigendom uit Duitse handen te blijven. Daar kwam nog bij dat de vliegtuigen van de Second Tactical Air Force in het gebied van de grote rivieren en op de Zuidhollandse en Utrechtse wateren menigmaal schepen onder vuur namen waarbij opvarenden het leven verloren. Ook auto's die bij de voedselvoorziening in het westen waren ingeschakeld, werden beschoten - dergelijke auto's werden trouwens ook in grote getale door de Wehrmacht gevorderd. Talrijke transportondernemers volgden het voorbeeld van de schippers: zij lieten hun transportmateriaal onderduiken.

XCOmtrent het Duitse vervoersembargo werd niets gepubliceerd. Eind september geïnterviewd door de hoofdredacteur van de Deutsche Zeituno in den Niederlanden, beperkte Seyss-Inquart zich er toe, zijn' Sorge um das Land und seine Beu/ohner' te onderstrepen (notabene!) en er op te wijzen dat de Wehrmacht ' in dem Augenblick, in dem die Eisenbahner auf Aufforderung des Feindes den Streik ... begannen, ... auf aile Verkehrsmittel zurückgreifen (musste), um ihre eigenen Bela ngefü r jeden Fall zu u/ahren, So werden in u/eni gen Weehen sich ernste Schwierigkeiten für die Bedarfsdeckung des Landes, sou/ohl

HET VERVOERSEMBARGO

hinsichtlich der Ernàhrunç wie auck der Kohlenuersorgung ergeben ... Das Reich uräre trotz des Verlustes del' Limburger Kohlengruben bereft, den äusserst not u/endiçen Bedarf an Kohlen ZUl' Verfügung zu stellen, allerdings nul' unter der selbstuerständlichen Voraussetzuno, dass alle Verkehrsmittel !ür diesen Zu/eck benutzt uierden konncn' (de Spoorwegstaking moest dus worden beëindigd). 'Au! unsere weitere Frage, welches Urteil der Reichskommissar nach den Erfahrungen der letzten Wochen im allgemeinen über die Haltuug der nieder ldndischen Bevölkerung habe, eru/iderte Reichsminister Seyss-Lnquart, er konne auch heute der Bevolleerunç nur das Zeugnis ausstellen, dass sie, abgesehen uon einzelnen, van Feindagenten angezettelten Terrorakten, sehr ruhig und besarmen geu/esen ist", en diezelfde bevolking werd in het westen des lands slachtoffer van het embargo waartoe diezelfde Seyss-Inquart had besloten! 'Men krijgt de indruk', schrijft Rüter terecht, 'dat het embargo dat de honger in zijn gevolg hebben zou, Seyss-Inquart, Rauter en andere Duitsers aantrok als een vorm van witte terreur. Het kostte de Duitsers weinig inspanning, er vloeide geen bloed bij en het effect zou nog drastischer zijn dan een toch altijd beperkt aantal arrestaties of executies' (arrestaties of executies van spoorwegstakers ): 'ruim vier milj oen mensen' (het waren er drie-en-een-half miljoen") 'zouden het aan den lijve ervaren."

XCHet embargo had ten doel, de Spoorwegstaking te breken. Dat doel werd niet gerealiseerd (wij komen op de problemen van de staking nog uitgebreid terug), wèl deed zich het door elk van de betrokken Duitsers voorziene en gewenste effect voor: het liep spaak met de Ievensrnidde

1 30 sept. 1944. 2 Het gevaar van hongersnood dreigde niet voor de plattelanders in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. In Noord-Holland waren er op een totale bevolking van 1699000 zielen 340000 plattelanders en I 359000 'stadsbewoners' (nl. in de distributiekringen Alk maar, Amsterdam, Beverwijk, Bloemendaal, Bussum, Haarlem, Heemstede, Hilver sum, Laren, Nieuwer Amstel, Velsen, Weesp, Wormerveer en Zaandam). In Zuid Holland waren er op een totale bevolking van 2 162000 zielen 366000 plattelanders en 1795000 'stadsbewoners' (nl. in de distriburiekringen Boskoop, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, 's-Gravenhage, Hillegom, Katwijk, Krimpen aan de Ijssel, Leiden, Leidschendam, Maassluis, Naaldwijk, Oegstgeest, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven, Sliedrecht, Vlaardingen, Voorburg, Wassenaar, Woerden en Zwijn drecht). In Utrecht waren er op een totale bevolking van 503 000 zielen 16! 100 plattelanders en 342900 'stadsbewoners' (nl. in de distributiekringen Amersfoort, Baarn, De Bilt, Maartensdijk, Soest, Utrecht, Zeist en Zuilen). Wij ontlenen deze gegevens aan een lijst van de distributiekringen die in aanmerking kwamen voor het z.g. Zweedse wittebrood. (dep. van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, Rijks bureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, 7). 3 Rüter: p. 273·

NAAR DE KATASTROFE

lenvoorziening van de steden in het westen des lands. Anderzijds werd in de loop van oktober (het aantal in Nederland werkzame Duitse spoorwegmannen werd toen van duizend tot vijfduizend uitgebreid) duidelijk dat voldoende Duitse treinen gebruik konden maken van het Nederlandse net. Zulks leidde er toe dat Seyss-Inquart besloot, het embargo met ingang van 8 november gedeeltelijk op te heffen: in beginsel werden voedseltransporten naar het westen weer toegestaan. Seyss-Inquart dacht daarbij speciaal aan het vervoer van aardappelen. Midden oktober had hij trouwens al goedgevonden dat speciale maatregelen werden getroffen om er voor te zorgen dat in het noordoosten des lands voldoende aardappelen zouden worden gerooid.

XCVoor de voorziening van het westen met aardappelen (het weekrantsoen van de z.g. normale verbruiker was 3 kilo en men had, van dat rantsoen uitgaande, in het westen per week dus ca.ton aardappelen nodig) was aanvoer uit het noordoosten onontbeerlijk; in september '44 had bijvoorbeeld de aanvoer uit Drente de helft gevormd van de totale aardappelaanvoer naar Amsterdam - Drente had er nog meer kunnen leveren als de z.g. aardappeltreinen niet na het uitbreken van de Spoorwegstaking waren weggevallen. In diezelfde maand gingen zich overigens bij het rooien met name in deze provincie grote moeilijkheden voordoen. Er was tevoren al een tekort aan landarbeiders en dat tekort nam toe toen de bezetter in het gehele oosten des lands duizenden mannen ging dwingen tot het spitwerk voor de verlenging van dewelke eind augustus door Hitler was gelast. Berichten omtrent deze dwangarbeid drongen tot het westen door; daar werd trouwens ook bekend dat in de eerste week van oktober in Apeldoorn, Utrecht en Amersfoort grote razzia's waren gehouden (zij komen nog ter sprake). Al dat nieuws hield slechts één waarschuwing in: 'Blijf uit handen van de Duitsers!' Wilde men evenwel het rooien van de aardappelen in Drente, Groningen en Friesland versnellen, dan was het noodzakelijk om uit het westen des lands grote aantallen rooiers het Ijsselmeer te laten oversteken. Hoe kon men ze bijeenkrijgen?

13500

XCDie vraag werd met goedvinden van Seyss-Inquart opoktober door von der Wense besproken met Hirschfeld,Schwebel en de

15

AARDAPPELRO or -ACTI E

burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam: Voûte en de NSB'er ir. F. E. Müller.' Daags daarna sprak Hirschfeld opnieuw met von der Wense en nu ook met Louwes, vervolgens in een breder beraad met Woltersom, met de Haagse burgemeester: de NSB'er prof. dr. H. Westra, en met ir. F. Q. den Hollander, voorzitter van de onder de Raad voor het Bedrijfsleven ressorterende Hoofdgroep Industrie. 'Uit industriële kring blijkt reeds', noteerde Hirschfeld, 'het wantrouwen om mede te werken, omdat men vreest dat aardappelrooiers voor weermachtswerken zullen worden gelokt of misbruikt. Van Duitse zijde legt men de verklaring af dat de aardappelrooiers ongemoeid gelaten zullen worden." Ja, maar wat was zulk een verklaring waard? Bij enkele leiders van grote Haagse ondernemingen met wie Hirschfeld op de I7de sprak, bleek van 'veel wantrouwen."

XCDiezelfde avond lieten Voûte en Müller in de plaatselijke bladen een oproep opnemen die in menig opzicht aanlokkelijk klonk: wie als aardappelrooier vertrok, zou door de Nederlandse Heidemaatschappij onder dak gebracht worden; zijn voeding zou bonloos zijn (het gezin zou de bonnen van de betrokkene dus voor eigen gebruik kunnen behouden); hij behield zijn salaris of wachtgeld, zou apart loon ontvangen en zou per hectare aardappelen die hij oogstte, niet minder dan 250 kilo voor eigen gebruik krijgen; de tewerkstelling zou niet langer dan vier weken duren en het Reichskornmissariat had toegezegd dat diegenen die zich zouden aanmelden, slechts voor het rooien zouden worden ingezet. In de Amsterdamse bladen volgde op die oproep een betuiging van instemming, ondertekend door de industriëlen ir. M. H. Damme Sr. (directeur van het metaalbedrijf Werkspoor), D. Goedkoop Dzn (directeur van de Nederlandse Scheepbouw Maatschappij) en mr. D. U. Stikker (directeur van Heinekens Bierbrouwerij), in de Rotterdamse bladen ontbraken dergelijke adhesiebetuigingen (voorzitter en secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel: mr. K. P. van der Mandele en mr. W. F. Lichtenauer, hadden alle medewerking geweigerd), in de Haagse pers werd louter van de Amsterdamse actie melding gemaakt.

XCEén dag later, 18 oktober, kwamen de vier nog in bezet gebied

XC1 Twee weken tevoren, op de avond van 30 september, had Hirschfeld die was teruggekeerd van. een bespreking met Fiebig te Beilen (die bespreking komt nog aan de orde), telefonisch Voûte verwittigd, 'de indruk te hebben', noteerde deze laatste, 'en het was hem onder bedekte termen door de heer Fiebig meegedeeld, dat de Duitsers ons Nederlanders bewesten de I]ssellieten verrekken.' (E. J. Voûte: 'Aantekening', z.d. (vermoedelijk lokt. 1944) (CNO, 177 b)). 2 H. M. Hirschfeld: 'Dagboek', 16 okt. 1944. 'A.v., 17 okt. 1944.

NAAR DE KATASTROFE

aanwezige leden van de Contact-Commissie der Illegaliteit: W. Drees (voorzitter), dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot (rechter-sectie), 1. Neher (midden-sectie) en drs. J. Meijer (linker-sectie)' in Amsterdam bijeen. 'De illegaliteit', zo legden zij hun standpunt vast (het werd aan alle aangesloten illegale groepen doorgegeven),

XC'kan geen geloof hechten aan het bonafide-zijn van Duitse of door Duitsers gesanctioneerde voorstellen ... Het accepteren van het rooi-aanbod brengt zonder twijfel risico's van wegvoering der arbeiders met zich ... Niettemin wordt het niet verantwoord geacht, de rooi-actie speciaal tegen te werken'?

XCeen uitspraak welke, wat de laatste zin betrof, vooral beïnvloed was door inlichtingen van medewerkers van Louwes en van voormannen van het Medisch Contact, de verzetsorganisatie der artsen. 'Zeggen we: Neen! dan', zo gaf Bruins Slot de argumenten pro en contra weer, 'zou men ons in de zeker komende voedselnood kunnen beschuldigen. Zeggen we: Ja! dan zou men ons bij een eventuele wegvoering van de arbeiders of in beslagname der geoogste producten eveneens kunnen beschuldigen."

XCDe Contact-Commissie maakte haar standpunt niet kenbaar aan de regering; daarbij nam zij aan dat de regering haar om advies zou vragen, als zij zelf zou willen reageren. Die reactie kwam, heel spoedig zelfs. In de nacht van IS op 19 oktober maakte de geheime agent jhr. mr. R. de Brauw, die de verbinding tussen het Bureau Inlichtingen (BI) en de Contact-Commissie (alsmede het College van Vertrouwensmannen) onderhield, BI attent op de oproep van Voûte. Voor kapitein rnr. C. 1. W. Fock, hoofd van het Londense bureau van BI, en A. den Doolaard, chef van Radio Oranje, stond vast dat voorkomen moest worden dat duizenden Amsterdammers in de val lie pen - een conclusie die de instemming had van de minister-president, prof. mr. P. S. Gerbrandy. Gevolg was dat Radio Oranje reeds in de middaguitzending van de rede een fel betoog van den Doolaard uitzond waarin het, vooralook gezien het feit dat de oproep voor het aardappelrooien 'niet afkomstig (was) van de verantwoordelijke en bekende voedselautoriteiten', 'hoogst onwaarschijnlijk' werd genoemd dat de gerooide aardappelen

XC'ooit de hongerige hoofdstad zouden bereiken. Waarschijnlijker is dat ze ... in

XC, Mr. C. J. F. Caljé, de vertegenwoordiger van de OD in de Contact-Commissie, had op 4 oktober Amsterdam verlaten op weg naar Eindhoven en Londen. 2 GAC-CC: Notulen, 18 okt. 1944, p. I (GAC, I A). 3 'Mededelingen van het CB der LO', 23 okt. I944 (LO/LKP, I A).

AA R D A P PELRO Ol -ACT! E

oostelijke richting zouden verdwijnen ... Nog waarschijnlijker ... dat de Amsterdammers, eenmaal in Drente aangekomen, door de Duitsers als schansgravers zouden worden misbruikt ... De heer Voûte is fout en de oproep waar allereerst zijn naam onder staat, is ook fout. De Amsterdammers zullen waarachtig wel wijzer zijn dan zich in voedselvraagstukken te laten leiden door de verachtelijke profiteur van de Februaristaking."

XCDe Brauw was het met deze argumentatie geheel eens", betreurde het dat hij de opinie van de Contact-Commissie niet tijdig had gekend en gaf op de zzste het verzoek van de commissie door om voortaan vóór het uitspreken van een radio-advies overleg met haar te plegen; hij deed ook weten dat 'voedselautoriteiten, beter bekend met ware toedracht dan Radio Oranje', den Doolaards betoog 'op zijn minst ontactvol' hadden geacht.'

XCVoûte had gehoopt dat hij ca. vijfduizend Amsterdamse vrijwilligers bijeen zou krijgen - het werden er de helft: ca. vijf-en-twintighonderd, en bij hen voegden zich ca. tweehonderd Rotterdammers en ca. zeventig Hagenaars. Hoeveel aardappelen zij gerooid hebben, is ons niet bekend (er werd een extra opbrengst verwacht van 15000 ton) - vaststaat dat alle rooiers naar en via Amsterdam konden terugkeren, aangevuld met ca. vijfhonderd onderduikers, en dat de Kriegsmarine zich bij de aardappeltransporten over het Ijsselmeer onthield van het vorderen van schepen. Trouwens, op 10 november werd in een bijeenkomst van Duitse autoriteiten de afspraak gemaakt dat een groot aantal gevorderde binnenschepen weer aan de Nederlandse autoriteiten zou worden afgestaan, maar omtrent die afspraak werden die laatsten pas begin december ingelicht

, 'Voor Damme, Goedkoop en Stikker is', schreef Hirschfeld op 19 oktober in zijn dagboek, 'deze zaak welonaangenaam. Het optreden van Londen tegen de heer Voûte maakt een weinig verheffende indruk.' Was deze dan ten onrechte een 'verachtelijke profiteur van de Februaristaking' genoemd? Bepaald niet. Wij achten het bevreemdend dat Hirschfeld er niet op heeft aangedrongen dat de aardappelrooi-actie onder de auspiciën van Louwes zou worden uitgevoerd. Duidelijk is ons inziens dat hij heeft onderschat, hoeveel weerstanden er onder de bevolking bestonden tegen figuren als Voûte en Müller. 2 Op 28 oktober seinde hij aan Bl: 'Ik acht hem weinig eervol, wien het er om gaat, de buik gevuld te houden en daartoe gevolg geeft aan een door de Duitsers gesuggereerde oproep als die van Voûte ... De Leidse burgemeester van der Werff, die liever zijn linkerarm liet opeten, moet zich in zijn graf hebben omgedraaid. Het is de bedoeling van de vijand om de grote steden te ontmannen en hij tracht dat op deze manier door te zetten.' (Vollgraff: 'Overzicht telegrammen', p. 86-87). 3 Telegram, 22 okt. 1944, van R. de Brauw aan BI (Londen) (AOK, map 'Voedseltoestand bezet gebied,' sept. 1944-mei 1945).

NAAR DE KATASTROFE

en toen had zich reeds een ongekende noodtoestand ontwikkeld in het westen des lands.

Steenkooltekort

XC

XCGelijk reeds vermeld, had Seyss-Inquart, toen hij eind september door de Deutsche Zeitung in den Niederlanden werd geïnterviewd, gezegd dat Duitsland bereid was' den äusserst notwendigen Bedarf an Kohlen' aan bezet Nederland te leveren, maar zulks slechts 'unter der selbstuerständlichen Voraussetzung, dass alle Verkehrsmittel für diesen Zweck benutzt uierden leon nen', anders gezegd: eerst moest de Spoorwegstaking worden beëindigd. Het stellen van die voorwaarde had niet alleen geen effect maar was ook irreëel. Voor hun eigen belangen in bezet gebied hadden de Duitsers een zekere hoeveelheid steenkool nodig (voor verwarmingsen kookdoeleinden, daarnaast ook voor het draaiende houden van die industriële bedrijven welke nog goederen voor de Wehrmacht konden produceren) en bovendien waren er openbare nutsbedrijven die in werking moesten blijven - een werking waarvan zowel de bezetter als de Nederlandse bevolking zou profiteren. Zou de waterleiding niet meer functioneren, dan zouden zich, doordat de bevolking van verontreinigd water gebruik zou gaan maken, epidemieën kunnen voordoen, zou de bemaling worden gestaakt, dan zou het gehele westen des lands onder water lopen (bij dat laatste houde men in het oog dat er in de herfst van '44 buitensporig veel regen viel).

XCOm te schatten wat men, bij voortduring van de toestand zoals deze in de zomer van '44 was, in de herfst van '44 per maand aan mijnproducten (steenkolen, cokes, steenkoolbriketten en bruinkoolbriketten) nodig zou hebben, lijkt het ons dienstig, uit te gaan van de cijfers die J. Mensink in zijn studie De steenkoolvoorziening van Nederland tijdens de tweede wereld oorlog (1946) vermeldt voor het jaar '43 een studie waarvoor helaas geen cijfers voor het jaar '44, ook niet voor de periode januari-september, beschikbaar waren. Uit een van Mensinks tabellen 1 blijkt dat in '43 aan huisbrand 2.9 mln ton werd verbruikt (dat vergde dus gemiddelde maandelijkse leveranties van ruim 240 000 ton); de gasfabrieken en electrische centrales hadden gemiddeld per maand 250000 ton verbruikt, de spoor

I Op p. 206-0 7.

MINIEME DUITSE AANVOER

wegen 50000 ton, de binnenvaart 35000 ton, de gasgeneratoren van auto's 13000 ton, de industrie ruim 200000 ton (daarvan alleen de voedselindustrie 60 000 ton), de kwekerijen ruim 5000 ton, de openbare diensten 3 000 ton en aan de Wehrmacht was gemiddeld per maand 26000 ton ter beschikking gesteld.

XCHet spreekt vanzelf dat men die verbruikscijfers voor '43 niet zo maar mag transponeren naar de zomer van '44. Het gas- en electriciteitsverbruik door de burgerij was beperkt, de dienst van de spoorwegen was ingekrompen, een deel van de industrie was stilgelegd en bovendien hebben wij nu slechts te maken met Nederland benoorden de rivieren waar van alle mijnproducten (het eigen verbruik van de mijnen en van de briketten- en cokesfabrieken hebben wij niet meegeteld) misschien drie-vierde werd verbruikt. Afgezien nog van wat voor verwarmingsdoeleinden nodig was (dat kon men niet geheel laten vervallen: de zieken in de ziekenhuizen kon men bijvoorbeeld niet in de kou laten liggen), mag men stellen dat bezet Nederland benoorden de rivieren voor de handhaving van het 'normale' bestaan een maandelijkse behoefte had aan steenkool van minstens 350000 ton. Toen in september '44 de verbinding met de Limburgse mijnen werd verbroken, lagen er voorraden bij de industrie en bij de centrales (wij beschikken niet over cijfers maar durven veronderstellen dat die voorraden niet groot waren) en van de bij de steenkolenhandel aanwezige voorraden, in totaal, gelijk reeds vermeld, 250000 ton, lag misschien een kleine 200000 ton benoorden de rivieren.

XCWij vermeldden de cijfers voor het gemiddelde maandverbruik in '43 omdat onze, helaas onvolledige, gegevens over wat het bezette gebied uit Duitsland aan steenkolen ontving, ook op maanden betrekking hebben. Wehrmacht en Reichskommissariat becijferden kort na de septembercrisis, wat (in hun visie!) de minimale maandelijkse steenkoolbehoeften van bezet gebied waren ; men kwam uit op II 5 000 ton; daartoe wilde men per dag vier kolentreinen uit Duitsland laten komen.

XCHoeveel steenkool werd in werkelijkheid aangevoerd? In oktober werd niets geleverd, in november nog geen 40 000 ton, in december (het cijfer ontbreekt) wellicht iets meer, in januari ruim 80000 ton en 'voor februari' (het cijfer ontbreekt) 'ziet het er', zo noteerde Hirschfeld op de 8ste in zijn dagboek, 'hopeloos uit' - in die maand kwamen later echter wel enkele kolentreinen aan, want op 16 maart noteerde Hirschfeld dat er sinds de ode maart geen kolentrein meer uit Duitsland was gearriveerd; tussen 8 februari en 9 maart waren er blijkbaar nog kolentreinen aangekomen. Er kwamen er medio maart twee naar het westen des lands (vermoedelijk met ca. 2000 ton kolen) en eind maart kwam er nog één.

NAAR DE KATASTROFE

XCBetekent dit nu dat in elk geval in november een kleine 40000 ton en in januari ruim 80000 ton (tezamen iets meer dan wat volgens de Duitsers zelf minimaal per maand nodig was) hun bestemming bereikten? Zeker niet. De kolentreinen, aldus een Amsterdamse deskundige, 'kwamen half leeggeroofd hier aan."'Half leeggeroofd' zal men wel niet letterlijk moeten nemen, maar dat door de bevolking die in de kou zat, overal waar dat mogelijk was gepoogd werd zich brandstof uit de kolenwagons toe te eigenen, lijkt ons waarschijnlijk. Bovendien willen wij er op wijzen dat de verdeling van de beschikbare steenkoolover het gehele land ongelijk was - het oosten en het noorden ontvingen méér dan het westen. Vervoer naar het westen was door de Geallieerde activiteit in de lucht extra-riskant en extra-moeilijk, ook nadat de Geallieerde luchtmachten op dringend verzoek van majoor J. Kok, hoofd van sectie V (spionage) van het hoofdkwartier van de OD, er toe waren overgegaan, de spoorbruggen waarvan de kolentreinen gebruik maakten, niet langer te bestoken.

XCWij vermeldden reeds dat Hirschfeld al vóór de Spoorwegstaking had bepaald dat aan de gezinnen geen huisbrand meer mocht worden afgeleverd en dat het veruit grootste deel van de industrie moest worden stilgelegd. De betrokken bedrijven zouden geen steenkool meer ontvangen en evenmin gas en electriciteit. Om normaal voort te werken hadden de gasfabrieken en electrische centrales benoorden de grote rivieren misschien wel bijnaton steenkool per maand nodig: een veelvoud van wat van november af maandelijks voordoeleinden werd geleverd. In oktober stonden die leveranties geheel stil - elke centrale gebruikte toen de eigen voorraden, aangevuld met wat men bij stilgelegde bedrijven kon ophalen (dat ophalen werd in de volgende maanden voortgezet).

200000

XCDuidelijk was dat het verbruik van gas en electriciteit drastisch moest worden beperkt. Nadat er tevoren al lange stroomloze perioden waren geweest, werden in Amsterdam en in de rest van Noord-Holland begin oktober nagenoeg alle gezinnen van de stroomtoevoer afgesneden; in

1 L. VOS: 'De electriciteitsvoorziening tussen Dolle Dinsdag en de bevrijdingsdag', 1953, p. 202.

BIJNA GEEN ELECTRICITEIT MEER

Utrecht en in Zuid-Holland geschiedde hetzelfde eind november', in de rest van het land in december'. De Achterhoek en de overige grensgebieden alsmede een tijdlang ook de Veluwe bleven, maar niet voor particulieren, een beperkte hoeveelheid stroom ontvangen uit Duitse centrales. Veel was het niet; begin december werd voor de bureaus van het Reichskommissariat in Delden bepaald dat er per werkruimte slechts één lamp mocht branden van hoogstens 60 watt.

XCIn steden waar trams of (Groningen) trolleybussen reden (de dienst was van begin september af belangrijk ingekrompen), werd deze vorm van vervoer stopgezet, in de regel op de dag waarop de meeste particulieren van de stroomvoorziening werden afgesneden. Dit betekende dat het leven in die steden voor de burgerij aanzienlijk moeilijker werd. Wie nog een fiets had, durfde die uit angst voor vordering bij tijd en wijle niet te gebruiken en moest dan lopen: lopen naar zijn werk als hij nog werk had, lopen voor bezoek aan familieleden of vrienden; lag er een brug in de route, dan kon het gebeuren dat men lang moest staan wachten - in het westen des lands moesten tenslotte alle beweegbare bruggen met handkracht worden bediend; een wachttijd van een half tot een heel uur was dan normaal.

XCWaar behield men de aansluiting op het electrische net? In Duitse bureaus, in panden waarin Duitsers woonden die een officiële functie hadden, in bedrijven die voor de Duitsers werkten, in overheidsgebouwen, in krantendrukkerijen, in ziekenhuizen (ook artsen en apothekers behielden hun aansluiting) en in bedrijven of ruimten, de uitdelingslokalen van de centrale keukens bijvoorbeeld, die ingeschakeld waren bij de voedselvoorziening. Ook moesten de installaties voor bemaling, voor drinkwatervoorziening en voor de afvoer van het rioolwater alsook het telefoonnet in werking blijven. Er bleef dus spanning staan op het electrisch net en velen maakten daar gebruik van om elandestien stroom af te tappen. Wel te verstaan: waar een hele straat was afgesloten, was elandestien aftappen niet mogelijk, maar er hoefde in die straat maar een Duitse functionaris of een arts te wonen dan wel een apotheek gevestigd te zijn of een bedrijf dat de Wehrmacht nodig had of een bakkerij, en dannovember af een maandverbruik toegestaan van maximaal slechts 8 kilowatt, oftewel per dag nog geen 270

! In Zuid-Holland bleef van eind december af slechts de Rotterdamse centrale die met koppellijnen met de overige verbonden was, in werking. 2 Op grond van eigen, beperkte voorraden kon men alleen in Leeuwarden en andere plaatsen in Friesland een minieme stroomlevering aan particulieren voortzetten; daarbij was van eind

NAAR DE KATASTROFE

was het elandestien stroomverbruik wèl mogelijk. Vergeleken met de zomer van '44 daalde het totale stroomverbruik in het westen des lands tot ca. 10%.

XCTalloze moeilijkheden in het dagelijks leven vloeiden hier uit voort. Als men geen kaarsen had of andere artikelen die enig licht konden verspreiden (carbid, petroleum of olie), zat men's avonds in het donker. Geen enkel electrisch apparaat werkte meer, ook niet de electrische bel. Parterrebewoners kon men waarschuwen door op de deur of op een raam te bonzen dan wel te rammelen met de klep van de brievenbus - moest men hoger zijn, dan diende men veelal aan een touw te trekken dat uit een raam van de bovenverdieping hing. Aan de openbare weg stonden, evenals in de woningen, de electrische klokken stil; in heel Amsterdam kon men op straat nog maar op de helft van de kerkklokken en op de klokken van het hotel Americain op het Leidseplein, van het Rijksmuseum en van het Stedelijk Museum zien, hoe laat het was (al die klokken werden mechanisch opgewonden). De stilstaande klokken maakten een merkwaardig vervreemdende indruk - het leek of het gehele leven stilstond.

XCDat men zijn aansluiting op het electrisch net kwijtraakte, betekende ook dat men, tenzij men een kristalontvanger bezat, in het algemeen zijn verborgen radio niet langer kon gebruiken 1 de meesten die in het westen des lands woonden, konden dus niet meer luisteren naar de Londense uitzendingen. Zeker, de illegale pers ging door middel van de verspreiding van talloze gestencilde nieuwsbladen voor de nieuwsvoorziening zorgen, maar het nieuws te lezen. was iets anders dan het met eigen oren te horen. Meer dan vier jaar lang hadden de BBC en Radio Oranje hun best gedaan, het moreel in bezet gebied hoog te houden - zij raakten in de herfst van '44 in het westen het veruit grootste deel van hun luisteraars kwijt. Bij die luisteraars werd derhalve in een periode waarin de nood van maand tot maand klom, het gevoel van isolement sterker. Speciaalom naar de radio te kunnen blijven luisteren, trachtte menigeen een beetje stroom op te wekken met de dynamo van een flets waarvan een wiel draaiend werd gehouden - wie een accu bezat, poogde op dezelfde wijze stroom te vergaren.

1 In de tweede helft van '43 had de bezetter de inlevering van alle radiotoestellen gelast, maar er zijn toen naar onze schatting, afgezien van de radio's in 'foute' gezinnen (die behoefden niet te worden ingeleverd), ca. 400000 toestellen achtergehouden; dat betekende dat van begin '44 af in één op de vijf gezinnen nog een radio aanwezig was.

BIJNA GEEN GAS MEER

Nu hebben wij tot dusver slechts geschreven over de moeilijkheden die voor de burgerij voortvloeiden uit het wegvallen van de electriciteitsvoorziening, maar die welke het gevolg waren van het staken van de gastoevoer naar vrijwel alle woningen, waren niet geringer. De aflevering van gas aan particulieren werd in Noord-Holland midden-, resp. eind oktober beëindigd, in Utrecht eind oktober, in Zuid-Holland in oktober (o.m. in Leiden en omgeving en in Den Haag), eind november (in Rotterdam) en midden december (in andere steden aan de Nieuwe Waterweg). In het oosten en noorden des lands kon, zij het in zeer bescheiden mate, nadien nog enkele uren gas geleverd worden, in Zwolle bijvoorbeeld (met onderbrekingen) tot aan de bevrijding. De gasfabrieken van Leeuwarden en van de stad Groningen moesten in maart stoppen maar die van Groningen kwam enkele dagen later weer in bedrijf met turf als grondstof ', de fabriek van Zutfen was overgeschakeld op hout en wij achten het aannemelijk dat men ook in andere bosrijke gebieden dan de Achterhoek hout heeft gebruikt voor de productie van gas. Waar nog gas werd geleverd, geschiedde dat overigens slechts één of twee uur in het begin van de avond: de huisvrouw kon dan warm eten toebereiden. In Utrecht en in Noord- en Zuid-Holland was dat laatste van de bovengenoemde tijdstippen af niet meer mogelijkop de problemen die hieruit voortvloeiden, komen wij bij onze bredere beschrijving van de hongerwinter (hoofdstuk 3) terug en daar zullen wij ook de gevolgen van het tekort aan huisbrand beschrijven.

XCWat dat laatste tekort betreft: voor de winter van' 44 op '45 was een huisbrand-rantsoen vastgesteld van 7 hl (op zichzelf al veel te klein), maar toen begin september de aflevering van huisbrand aan particulieren werd gestaakt, had men in minder dan de helft van de gezinnen slechts 4 hl ontvangen en in meer dan de helft nog in het geheel niets.

XCVan begin september af kreeg dus nog slechts een klein deel van het Nederlandse bedrijfsleven steenkolen of stroom; hoofdzakelijk waren dat de bedrijven welke te maken hadden met de voedselvoorziening en met de productie voor de Wehrmatht, In Nederland was vooral de metaalsector voor de Wehrmacht van betekenis geweest, maar die sector

lOok de electrische centrale in Leeuwarden gebruikte tenslotte turf als brandstof.

NAAR DE KATASTROFE

werd goeddeels stilgelegd, met uitzondering van enkele bedrijven waar men met eenvoudige middelen noodkacheltjes mocht vervaardigen waaraan grote behoefte bestond.' Ook garagebedrijven die diensten aan de Duitsers bewezen, konden doorwerken; hetzelfde gold voor een klein deel van de Twentse textielindustrie waar militaire kleding werd vervaardigd. Dat was alles. Duizenden fabrieken, grote en kleine, die, zij het in afnemende mate, goederen hadden gemaakt voor de binnenlandse markt, produceerden niet langer. Neem de zeep- en zeeppoeder-industrie - wat zij in de zomer van '44 nog aan rantsoenen had kunnen vervaardigen, was weinig en van bedroevende kwaliteit, maar toen de aanwezige voorraden geheel waren uitgeput, kwamen zeep en zeeppoeder in het geheel niet meer in distributie. Begin mei '45 bleek dat in Amsterdam in bijna 160 van 180 onderzochte gezinnen geen zeep of zeeppoeder meer aanwezig was, en wij veronderstellen dat het er elders in het pas-bevrijde gebied niet heter voorstond. Uit cijfers die wij in hoofdstuk 3 zullen vermelden, zal blijken dat op de zwarte markt exorbitante prijzen werden betaald voor de simpelste gebruiksartikelen: een duidelijk symptoom van de schaarste, die door het stilleggen van gehele bedrijfstakken was toegenomen.

XCWat deed men in de stilgelegde bedrijven? Wij hebben daar geen overzicht van maar veronderstellen dat er geen bedrijf was waar men niet, nu men de gebruikelijke producten niet langer kon vervaardigen, trachtte (tenminste zolang de bedrijven niet geheel waren leeggeroofd, waarover straks meer) vervangende producten te maken waar men geen steenkool of energie voor nodig had. Men wilde vóór alles de arbeiders vasthouden om na de bevrijding de normale productie weer zo snel mogelijk te kunnen hervatten. Stillegging van een bedrijf betekende trouwens niet dat men verlof had, de arbeiders te ontslaan - zij werden dan op wachtgeld gesteld. Daarvoor bestond een door Sociale Zaken uitgevoerde regeling, krachtens welke ondernemingen een wachtgeldsubsidie konden krijgen, groot 50 %, en de wachtgelders zich dagelijks moesten aanmelden bij de gewestelijke arbeidsbureaus. Van september '44 af vormde het aanvankelijk voor talrijke stilgelegde bedrijven geen moeilijkheid om de 'eigen' 50 % voor de wachtgelden op te brengen, maar andere kregen toen reeds een tekort aan liquide middelen. Aanvankelijk ging het bedrijfsleven zichzelf helpen (enkele grote bedrijven die3

1 Tot eind december '44 werden bijna 17000 van die noodkacheltjes gedistribueerd, hoofdzakelijk aan gezinnen met een zuigeling of waar zieken werden verpleegd die apart toebereid voedsel nodig hadden.

DE INDUSTRIE LAMGELEGD

aanzienlijke financiële reserves hadden opgebouwd, verstrekten via de Hoofdgroep Industrie kredieten aan ca. 50 andere tot een totaal van f ro mln), later sprong de Nederlandse overheid in de bres. Hirschfeld, een overtuigd voorstander van de ondernemingsgewijze productie, achtte het hoogst ongewenst dat bedrijven in dusdanige moeilijkheden zouden geraken dat er na de bevrijding een krachtig streven zou ontstaan om ze van de particuliere naar de overheidssector over te brengen, anders gezegd: te socialiseren. Hoe kon dat voorkomen worden? Op de eenvoudigste wijze door het overheidssubsidiepercentage van de wachtgeldregeling te verhogen. Hirschfeld wilde het van 50 op 70 brengen en hij was er tevens voorstander van om, indien nodig, de resterende 30 % voor te schieten. Medio oktober trachtte hij in een bespreking waaraan o.m. de industriëlen Damme en Stikker deelnamen, bij de secretaris-generaal van sociale zaken, ir. R. A. Verwey, begrip te wekken voor de wenselijkheid van zulk een nieuwe regeling; hij achtte, tekende Verwey aan, 'de uitgaven ... volkomen gerechtvaardigd ... Bedrijfsleven moet niet lam geslagen worden. Revolutie moet voorkomen worden." Hirschfeld wist dat een Duitse ondernemer als Fiebig er niet anders over dacht - aan Völckers, de Beaufiragte voor Rotterdam, schreef hij op 10 november (de eerste van twee dagen waarop de Wehrmacht in de grote havenstad enorme razzia's uitvoerde) een brief waarin hij 'die Verhindeneng einer Aufiosung der Gesellschajt, die auch. in Anbetracht der Not/age der Ernährung zur völligen Anarchie [ühren ururde, een wens noemde welke, naar hij aannam, door Völckers werd gedeeld.'

XCFormeel werden de door Hirschfeld bepleite verhogingen niet ingevoerd, maar in feite wist het departement van sociale zaken voldoende gelden vrij te maken om bedrijven die door de wachtgeldregeling in moeilijkheden kwamen, te helpen. Ook kregen de gemeenten grote kasvoorschotten. Mèt Hirschfeld waren Duitsers als Fiebig en Völckers, maar ook Fischböck en, zo veronderstellen wij, Seyss-Inquart, er voorstander van dat verpauperisering van de arbeidersmassa's in Nederland moest worden voorkomen; anarchie zou tot revolutionaire actie kunnen leiden en die actie, zo werd blijkbaar gevreesd, zou voor of na het einde van de oorlog naar Duitsland kunnen overslaan. Aldus deed zich de merkwaardige situatie voor dat door een aantal voormannen van de bezettende macht werd gedoogd dat arbeiders die uit handen van de Duitsers waren gebleven en feitelijk onderduikers waren, als wachtgel

XCI Aangehaald in (RvO) B. A. Sijes: De arbeidsineet. De gedwongen arbeid vall Nederlanders in Duitsland, 1940-1945 (I966), p. 557. 2 A.v. 3

NAAR DE KATASTROFE

ders financieel gesteund werden door de Nederlandse overheid en de bepaling dat zij zich dagelijks bij de gewestelijke arbeidsbureaus moesten aanmelden, niet langer behoefden na te leven (dat was, gegeven de vele razzia's, veel te riskant), terwijl diezelfde bezettende macht de boven alles wenselijk geachte maatschappelijke rust ondermijnde met acties die in het gehele land schrik en ontsteltenis teweegbrachten.

De (Wehrmacht' grijpt in

XC

XCDe Duitse legereenheden in de bezette delen des lands maakten in oktober '44 deel uit van Models Heeresgruppe B. Model werd evenwel aan het einde van die maand ingeschakeld bij de strikt geheime voorbereiding van het Ardennen-offensief en er werd toen benoorden de grote rivieren een nieuwe legergroep gevormd: Heeresgruppe H met General oberst Kurt Student (tevoren bevelhebber van de Erste Fallschirm-Armeei als bevelhebber. Die Heeresgruppe kreeg geen offensieve maar een louter defensieve taak. Onder de Heeresgruppe ressorteerden twee legers: de Erste Fallschirm-Armee in het Rijnland (daarmee hebben wij nu verder niet te maken) en het Vijftiende Leger. Dat Vijftiende Leger had de Nederlandse kust tussen Den Helder en Hoek van Holland slechts zwak bezet, op Schouwen en de Zuidhollandse eilanden lagen daarentegen drie divisies, verder oostwaarts vier (benevens, in de herfst van '44, de Kampfgruppe Rauter die tegen Geallieerde luchtlandingen zou worden gebruikt). Een aantal van die divisies werd in november en begin december naar Duitsland verplaatst om bij het Ardennen-offensief te worden ingezet (gedeeltelijk namen nieuwe eenheden uit Duitsland hun plaats in); toen verdween ook de bevelhebber van het Vijftiende Leger, Ceneralleutnant Gustav von Zangen - hij werd door Christiansen opgevolgd en bij diezelfde gelegenheid kregen de resten van het Vijftiende Leger een andere aanduiding: het Vijf-en-twintigste Leger. Van begin november af had Christiansen dus een dubbele functie: hij was bevelhebber van het Vij f-en-twintigste Leger èn Weh rmachtbefehlshaber in den Niederlanden . Een deel van de staf die hij in die tweede functie in Hilversum bij zich had gehad, werd onder zijn chef-staf von Wühlisch naar Emmen verplaatst en daar oefende von Wühlisch voor het oosten des lands in feite de functie van Wehrmachtbefehlsh aber uit. In het opereren met grotere eenheden had Christiansen evenwel geen enkele ervaring gehad (eind januari ,45 zei de chef van de Operationsabteilung van het Oberkommando

DE DUITSE MILITAIREN

Wehrmacht, JodI, in een bespreking met Hitler dat Christiansen 'nicht gerade ein geborener Armeefûhrer' was ') - hij bleef niet lang legerbevelhebber; begin februari werd hij in die functie opgevolgd door de General der Infanterie H. Blumentritt. Als louter Wehrmachtbefehlshaber in den Nieder tanden vestigde ook Christiansen zich toen in Emmen. Enkele dagen vóór hem was tevens Student vervangen als opperbevelhebber van de Heeres gruppe H en wel door Genera/obers! Johannes Blaskowitz, tevoren opperbevelhebber van de Heeresgruppe G die de Elzas en Zuid-Duitsland tegen de Amerikanen had verdedigd; deze zou in ons land bij de capitulatie begin mei nog steeds de hoogste militair zijn aan Duitse zijde.

XCUit hoeveel militairen bestond dat Vijf-en-twintigste Duitse leger waarmee wij van begin november af te maken hebben? Vermoedelijk waren het ca. honderdtwintigduizend man, van wie men evenwel slechts ca. vijftigduizend man als fronttroepen mag beschouwen. De divisies waren aan de kleine kant en veel zware wapens hadden zij niet. Hun kwaliteit was over het algemeen niet hoog. Een deel van de soldaten was te oud, een deel te jong; er waren jeugdigen van zestien en vijftien, ja soms zelfs van veertien jaar die men als soldaat had ingeschakeld. De discipline van de eenheden had geleden. De militairen van de Wehrmacht voelden zich in Nederland nogal geïsoleerd. De meesten hunner maakten zich grote zorgen over het lot van familieleden en bekenden bij de grote bombardementen op de Duitse steden (de postverbindingen werkten traag) en menigeen besefte dat het er met Duitsland slecht voor stond. Honger leden zij niet maar hun rantsoenen waren plaatselijk aan de krappe kant. Aan sigaretten was van begin '45 af nog maar een kwart voor hen beschikbaar van wat zij tevoren hadden ontvangen, en sterke drank was er ook voor hen nauwelijks meer. Al die tekorten leidden tot talloze plunderingen. Ook vernielingen, vooral in gebouwen als scholen waarin troepen waren gelegerd, waren een aanwijzing dat de discipline verslapte. Het aantal deserteurs nam toe (alleen al in december '44 werden bijna honderd militairen van de Wehrmacht gearresteerd door de Feldgendarmerie 'wegen Fahnenflucht ader unerlaubter Entfemung'2), niettemin was er in de eenheden als geheel nog een ruime mate van cohesie. De bevelen van de officieren werden opgevolgd, die officieren volgden de bevelen der hogere staven op en de hogere staven hielden zich aan Hitlers instructie: bezet Nederland moest hardnekkig worden verdedigd.

1 (1962), p. 857. 2 674, [ p. 4 (CD!).

NAAR DE KATASTROFE

XCWat terwille van die verdediging aan graafwerk moest worden verricht, zullen wij later beschrijven - hier willen wij vermelden dat na alle inundaties waartoe het reeds eerder in de bezetting was gekomen, van de herfst van '44 af weer nieuwe delen des lands onder water werden gezet, in het westen, in het midden (bij de Grebbelinie), in de kop van Overijssel en in Groningen (in Friesland, ten dele ook in Groningen, kwamen bovendien gebieden onder water te staan doordat er onvoldoende energie was voor de bemaling). In totaal was in het voorjaar van '44 al 4 % van de Nederlandse cultuurgrond geïnundeerd, daar kwam in de herfst van '44 (Walcheren niet meegerekend) en in de eerste maanden van '45 nog eens bijna 6,5 % bij. Drie provincies waren er benoorden de rivieren waar omstreeks een vijfde van alle cultuurgrond onder water stond: Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht.

XCDe nieuwe inundaties leidden tot nieuwe evacuaties. Hoeveel personen daarbij en bij de evacuatie van Den Helder (deze werd eind september gelast) huis en hof moesten verlaten, weten wij niet precies. Wij nemen aan dat, gegeven het gebrek aan vervoermiddelen, talrijke evacué's onderdak vonden in streken bij hun oorspronkelijke woonplaats. Arnhem en de zuidwestelijke Veluwezoom, het overige gebied bij de grote rivieren en Noord- en Midden-Limburg hadden, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, in de periode september '44-februari '45 ca. tweehonderdzestigduizend in bezet gebied opgenomen evacué's opgeleverd en vóór september' 44 had het onder Binnenlandse Zaken ressorterend Bureau Afvoer Burgerbevolking ca. driehonderdtwintigduizend van de in totaal ruim vierhonderdduizend evacué's opgevangen. Het totaal aantal door dit bureau opgevangen evacué's bedroeg bij de bevrijding 'naar een globale schatting' van de directeur mr. H. W. J. Mulder ca. zevenhonderdvijftigduizend 1 misschien hebben dus van diegenen die door de nieuwe inundaties en door de evacuatie van Den Helder werden getroffen, tegen de honderdzeventigduizend personen met het Bureau Afvoer Burgerbevolking te maken gekregen." Gaat het te ver om te schatten dat door de nieuwe, door de Wehrmacht gevergde evacuaties in totaal het leven van

I H. W.]. Mulder: (I946?), p. 8. 2 Groot waren de moeilijkheden voor dit bureau: er reden geen treinen en de meeste auto's waren door de gevorderd. Mr. Mulder slaagde er in, een eigen vervoers apparaat op te bouwen, maar zijn dienst ging steeds slechter functioneren door de ontvolking van vele gemeentelijke diensten en door, zo schrijft hij, 'een toenemende prikkelbaarheid en absentie wegens honger, ziekte en gemis aan vervoermiddelen.' (a.v., p. II).

I N N DA TIES ACV A TI ES

misschien wel meer dan tweehonderdduizend Nederlanders werd verstoord? 1 Wij menen van niet.

XCMaar de Wehrmacht bracht nog meer verstoringen teweeg.

XCDe Duitse troepen die in oktober '44 in Noord-Brabant bewesten de Z.g. Corridor streden, waren schamel uitgerust; in de steden was het daar toen gekomen tot het georganiseerd vorderen van kleding en dekens bij de burgerij - daarnaast was menig Duits militair eigener beweging tot inbeslagnemingen overgegaan; vooralnaar fletsen ging de belangstelling uit.

XCBenoorden de grote rivieren had het vorderen in de maand september aanvankelijk een georganiseerd karakter. In de eerste dagen van die maand werden alle vervoermiddelen gevorderd die nodig waren voor de verplaatsing van een Duitse divisie die benoorden Antwerpen terechtkwam (de grote steden verloren toen al hun autobussen), en voor het overbrengen van het Vijftiende Leger uit Zeeuws-Vlaanderen (vooral binnenschepen werden toen in beslag genomen). Op 17 september evenwel, de dag van de grote Geallieerde luchtlandingen, ging van Christians ens Ober quartiermeister een veel algemener bevel uit": in het gebied benoorden de Waal moesten alle vrachtauto's, behalve voorzover zij bij' die lehensu/ichtige Versorgung dey niederländischen Beuolleeruno' waren ingeschakeld, alle opJ.

1 Naarmate de moeilijkheden van het dagelijks leven toenamen, werden veelalook de relaties tussen de geëvacueerden en de gezinnen waarin zij waren opgenomen, er niet beter op. Wij vermelden in dit verband dat in de katholieke kerken in oktober '44 een speciale collecte werd gehouden voor de evacué's, dat de aartsbisschop van Utrecht, mgr. de Jong, bij die gelegenheid alle katholieken in een herderlijke brief (tekst in S. Stokman : (I945), p. 295-96) vermaande, zoveelmogelijk geëvacueerden op te nemen ('wie een van hen opneemt in Christus' naam, herbergt Christus zelf') en dat de komst van de evacué's uit Limburg, de Betuwe en de Bommeierwaard hem medio februari '45 in een tweede herderlijke brief aan de gelovigen (tekst: a.v., p. 307-08) deed schrijven: 'Wij weten het: de nood onder u allen is groot. Maar gij, die tenminste nog een eigen dak hebt boven uw hoofd, zult toch met echte christenliefde uw huis en uw goederen ter beschikking willen stellen voor de getroffenen ... Nu ... is het ogenblik gekomen dat wij als weleer de H. Martinus de helft van ons eigen kleed moeten afstaan aan degene die niets meer heeft.' 2 Tekst:

NAAR DE KATASTROFE

benzine aangewezen personenauto's die geen rijvergunning hadden (die stonden dus in garages of andere ruimten), alle personenauto's met een gasgenerator en alle motorfietsen in beslag worden genomen; voor nadere gegevens omtrent al die auto's en motorfletsen werden de Duitse eenheden verwezen naar de kartotheken van de rijksverkeersinspectie. Vooral die verwijzing naar de rijksverkeersinspectie lijkt er op te duiden dat de Oberquartiermeister een goed geregelde vordering beoogde, waarbij uiteraard ook de gebruikelijke vorderingsbewijzen (grondslag voor vergoeding door de Nederlandse overheid) zoveel mogelijk zouden worden uitgereikt, en stellig had het bevel van de Oberquartiermeister niet te maken met de luchtlandingen die pas om één uur 's middags begonnen. Die luchtlandingen nu deden een situatie ontstaan waarbij dat bevel als vrijbrief werd beschouwd voor veel algemener inbeslagnemingen die veelal een wild karakter droegen. In Rotterdam bijvoorbeeld werden op IS september alle auto's en vrachtauto's gevorderd waarop de Wehrmacht beslag kon leggen en nadat Völckers haastig vergunningen had afgegeven voor vrachtauto's die voor de voedselvoorziening reden, werden die in de nacht van de t Sde op de rode toch ingepikt - 'met zeer veel moeite', aldus in '46 de Rotterdamse hoofdagent van het district Zuid-Holland van de Autobevrachtingsdienst, 'werden een paar melkauto's teruggegeven." In Wateringen in het Westland kwam in de ochtend van de rede een troep Duitse militairen uit Naaldwijk aanzetten met een trailer 'en werden', aldus een plaatselijk relaas, 'voetstoots alle rijwielen van de mensen afgenomen en op die vrachtauto geladen' (de Oberquartiermeister had niet van fletsen gerept).

XC'Toen er niets meer te vangen was, gingen" die Duitse fietsendieven overal huiszoeking doen maar ze zochten niet alleen naar fietsen maar ook naar radiotoestellen, accu's, benzine en olie, maar zagen ze een stofzuiger, electrisch strijkijzer of goede naaimachine, dan werd dat ook maar ingepikt. Onnodig te vermelden dat koek, boter, snapsen alles wat eetbaar was, ook meegenomen werd.'

XCOok de garage van de Vios, de Westlandse autobusonderneming, werd doorzocht:

XC'Alles werd opengebroken, kapot getrapt en opgegraven. Daar was de buit voorJ. J.

I Pol. Rotterdam: p.v. inz. F. C. Christiansen (afgesl. 18 mei 1946), p. 23 (getuige Oster) (Doc. 1-283, b-6). 2 Jenever.

ROOF DOOR DE 'WEHRMACHT'

de Moffen enorm: nieuwe autobussen, tientallen luxe-auto's, honderden autobanden, honderden liters smeerolie en benzine, radio's, enz."

XCTerugkijkend op de activiteit na het bevel van Christians ens Oberquar tiermeister schreef de Feldkommandantur die het westen des lands bestreek, dat ten aanzien van de vorderingen' eine DiszipLinlosigkeit' in zwang was gekomen,

XC'die kaum noch zu iiberbieten isl ... Es u/urde ... den Truppen tuohl auIgegeben, nach Möglichkeit IÜY die Beschlagnahmungen Bescheinigungen auszustellen, doch u/urde dies in den seltensten Fällen beachtet . Bei den Beschlagnahmungen ging man derart YÎgOYÖSzu Wake, dass in vielen Fallen nicht einmal die allernötigsten Fahrzeuge ubrigblieben, um die Versorçuno der Bevölkerung sichereustellen. Nicht nur Binheiten und Dienststellen, sondern auch eineelne Wehrmathtangehorige machten van dey Möglichkeit dey Beschlag nahme u/eitgehendsten Gebrauch'?

XCeen passage welke aantoont dat het gebeurde in Rotterdam en Wateringen allerminst op zichzelf stond.

XCWat de fietsen betrof, kwam op 12 oktober bij Seyss-Inquart, Christiansen en Rauter een bevel van de Oberbefehlshaber West, von Rundstedt, binnen': alle herenfietsen moesten in beslag worden genomen met uitzondering van die welke in gebruik waren bij 'spitters', bij brug- en sluispersoneel en "nach Möglichkeit' bij arbeiders in de industrie en in de landbouw. Hoeveel fietsen bij die gelegenheid werden buitgemaakt, weten wij niet - het schijnt dat in sommige gemeenten eenvoudig werd opgegeven voor hoeveel fietsen men moest zorgen, althans: toen in Heiloo bij Alkmaar door de burgerij niet voldoende fietsen waren ingeleverd, maakte de NSB-burgemeester bekend dat tien inmiddels gearresteerde gijzelaars zouden worden doodgeschoten als er niet aanvulling kwam (daarvoor werd toen gezorgd).

XCNa die actie bleven de individuele roofpartijen voortduren. Christiansen bepaalde in de tweede helft van oktober dat vorderingen van fietsen en andere voertuigen voortaan louter door de Wehrmacht- en Ortskom mandanturen mochten geschieden en dat eenheden van de Wehrmacht dergelijke verplaatsingsmiddelen alleen in beslag mochten nemen wanneer het tot nieuwe Geallieerde luchtlandingen op Nederlands gebied

, [PoH. Lipman]: (1945 ?), p. 13-14. 724: 31 okt. 1944, p. 5 (CDI). in Rauters circulaire, 16 okt. 1944 (CD!, 15.0981). 2 3 Tekst

NAAR DE KATASTROFE

was gekomen, 'jedoch hat sich', aldus de zojuist geciteerde Feldleommandan tur, 'das Verjohren aus den kritischen Tagen des September, einfack zu nehmen, u/as man braucht, u/enn nötig mit WaffengeUJalt, 50 eingebürgert, dass auch heute' (eind oktober) 'auch vielfach hiernach. gehandelt u/ird'

XCBleven die roofpartijen in november en december achterwege? Bepaald niet. Toen begin december een PTT'er in Twente, die zijn fiets aan een Duitse militair had moeten afgeven, door dat feit een schakeling welke voor de Duitse militaire telefoonverbindingen van groot belang was, niet tijdig had kunnen uitvoeren, ging midden januari '45 van Student, bevelhebbervan de Heeresgruppe H, een bevel uit", waarin hij, onder verwijzing naar de omstandigheid dat 'in letzter Zeit ... mehrfacli geu/issenlose deutsche Soldaten Fahrräder holländischer Zivilisten geraubt (haften), z. T. unter Vcrhalten der Schussioaffe', het inzetten verlangde' aller möglichen Mittel, um jede ioillkûrlithe Beschlagnahme, einschliesslich die von Fahrràdern, ZLi unterbinden und schärfste Bestrafung van Verstossen gegen meinen Befehl'

XCHet bevel had geen enkel effect. De fietsenroof ging door en, voorzover ons bekend: geen enkele dader werd gestraft. Trouwens, begin februari bepaalde Christians ens chef-staf, von Wühlisch, dat, wanneer een bepaald gebied' Kampfgebiet' werd, de Duitse militairen alles in beslag mochten nemen wat zij nodig hadden.' Dat was precies wat velen in de voorafgaande maanden voortdurend hadden gedaan, al was Nederland benoorden de grote rivieren toen niet wat de Duitsers onder een' Kampf gebiet' verstonden: een gebied waar te land werd gevochten.

XCWij vermeldden al dat in oktober in de steden in Noord-Brabant bewesten de 'Corridor' dekens en andere textielgoederen bij de burgerij werden gevorderd. Het is mogelijk dat deze vorderingsactie te maken heeft gehad met een veel grotere die vooral in het westen des lands werd uitgevoerd en die de bedoeling had, de Wehrmacht de beschikking te geven over o.m.dekens en evenveeloverjassen, pullovers, stellen ondergoed, paren kousen of sokken en paren schoenen. In september waren reeds de reserve-voorraden van het rijksbureau voor de distributie van textielgoe

200000

XC1 WBN, Feldleommandantur 724: 'Lage und 5timmungsbericht', 31 okt. 1944, p. 2 Tekst: WBN, XVII, 2]2296. 'Rondschrijven, 3 febr. 1945, WBN,

TEXTIEL V 0 R DERIN G

deren in beslag genomen en in die maand werd ook begonnen met de vordering van de magazijnvoorraden van grote textielzaken (op de vordering van de voorraden bij die zaken en bij de textielgroothandel en -kleinhandel komen wij nog terug), maar kennelijk had dit alles niet voldoende opgeleverd - trouwens, de voorraden van het rijksbureau waren naar Duitsland gevoerd.

XCIn oktober en begin november bleef de grote vorderingsactie, voorzover ons bekend, beperkt tot Den Haag, Leiden en omgeving, Haarlem en Baarn. Ook in Tiel werd gevorderd: daar moest de burgerij eind oktober op één dag 1000 stellen ondergoed, 1000 paar sokken, 1000 zakdoeken en 600 paar handschoenen inleveren (hetgeen geschiedde), maar die actie in Tiel stond kennelijk op zichzelf (er kunnen meer van die acties zijn geweest) omdat er niet de algemene regels bij werden gevolgd die men in de overige genoemde plaatsen in het oog hield. Daarbij hadden de Duitsers tevoren bepaald, hoeveel textielgoederen (de schoenen waren vervallen") in elke gemeente moesten worden bijeengebracht (wij kennen slechts het quotum voor Leiden: 12000 stuks). Op aanplakbiljetten stond in het Duits en Nederlands te lezen dat men per gezin voor een waarde van f 72,50 aan dekens en kleding diende in te leveren (een winterjas werd gerekend f 50 waard te zijn, een wollen deken f 35, een regenjas f 30, enzovoort, tot het laagste bedrag was bereikt: f 2,50 voor een paar wollen sokken). De inlevering moest geschieden in overheidsgebouwen (in Den Haag in scholen). Men zou daar dan een afgestempelde Bescheinigung ontvangen ten bewijze van het feit dat men aan de inleveringsplicht had voldaan en tegen overlegging van dat papier zou men door de gemeente f 72,50 uitbetaald krijgen; men las voorts dat huiszoeking zou worden verricht bij wie niets inleverde. De actie zou verscheidene dagen duren.

XCDe illegale groepen stelden zich duchtig teweer. Zodra de ContactCommissie te Amsterdam was ingelicht omtrent de aanplakbiljetten in Den Haag en elders, stelde zij (25 oktober) als richtlijn vast dat ambtenaren verplicht waren, iedere medewerking te weigeren en eventueel ontslag te nemen, en dat de burgerij niets moest inleveren. Die richtlijn werd aan alle illegale groepen doorgegeven welke overigens in Den Haag al uit zichzelf tot actie waren overgegaan, en niet zonder succes: een deel

1 In '47 beweerde Schwebel dat hij het was geweest die bij de bereikt had dat schoenen buiten de inleveringsactie vielen; dat is niet onwaarschijnlijk. Schwebel zal er wel op gewezen hebben dat de meeste mannen maar één paar schoenen bezaten.

NAAR DE KATASTROFE

van de gemeente-ambtenaren weigerde medewerking, de Haagse journalisten legden de verzoeken van Beaufiragter Schwebel om tot volgzaamheid aan te sporen naast zich neer, bi'j de Algemene Landsdrukkerij (de latere Staatsdrukkerij) weigerden vier typografen de aanplakbiljetten te zetten of te drukken (zi] werden door de NSB'er die de leiding van het bedrijf had gekregen, ontslagen) en een van de typografen gaf een deel van het voor de Bescheinigung te gebruiken papier alsmede het zetsel van dat paperas aan een vervalsingsgroep door, met als gevolg dat de Haagse illegaliteit al 40000 Bescheinigungen had laten drukken toen de bezetter er nog niet één bezat. Een moeilijkheid was dat de bezetter in Den Haag tijdens de vijf of zes dagen durende actie elke dag in elke wijk een ander stempel gebruikte, maar dat probleem werd opgelost: zodra de inleveringslokalen open gingen, bracht een illegaal werker daar de nodige goederen heen; hij kreeg dan een Bescheinigung met het voor die dag in de betrokken wijk geldende stempel en dat laatste werd in linoleum nagesneden, waarna de bij de actie ingeschakelde illegale groepen op een centraal punt het voor hun buurt nodige aantal afgestempelde Bescheini gungen konden afhalen. Die valse Bescheinigungen werden hier en daar in Den Haag zelfs huis aan huis afgegeven (een deel kwam op de zwarte markt terecht waar men ze voor f 35 kon kopen), anders gezegd: over het algemeen konden diegenen die niets wilden inleveren, zich dekken met een paperas dat er authentiek uitzag en bescherming leek te bieden tegen huiszoeking. Een zeker risico dat toch tot huiszoeking zou worden overgegaan, bleef natuurlijk bestaan en dat risico werd door velen te groot geacht, mede omdat men aannam, niet ten onrechte (men denke aan de wilde 'vorderingen' in de tweede helft van september), dat de controlerende Duitsers zich bij huiszoeking niet zouden beperken tot het meenemen van textielgoederen ter waarde van f72,50.

XCOp de eerste inleveringsdag was het tegenwerkend apparaat van de Haagse illegaliteit nog niet gereed. Er werd die dag (luidsprekerauto's reden rond waaruit met nadruk op het gevaar van huiszoeking werd gewezen) veel ingeleverd: 'Straten, buurten, wijken lieten', aldus een Haags illegaal werker, 'elk verzet varen ... Het geleek een massale dijkdoorbraak, De nederlaag leek volkomen." Op de volgende inleveringsdag was er meer verzet. Verzet was er ook in Leiden waar de Duitsersonveilige lijden. Schelsen van illegale werkers, hongerlijders enz. uil alle rangen en stonden (1947), p.

I H. van Wijngaarden: 'Klereninlevering. Accuraat verslag door een ondergedoken Haags student omtrent de daarvoor gestichte hulporganisatie' in:

TEXT! EL VO R D ER I N G

over de opbrengst zo ontevreden waren dat in Oegstgeest een nainvorderingsactie werd gehouden. 'Iets inleveren', noteerde een inwoonster in haar dagboek,

XC'valt bijna niet te vermijden. Bij voorkeur verzinnen de mensen een smoesje om die toegevendheid goed te praten. In feite zijn ze doodgewoon bang niet te gehoorzamen. Engeland heeft ons voor dergelijke gevallen wel raad gegeven " maar zij kennen de praktijken van de heren niet zoals wij. Morgen begint de diefstal en overmorgen komen ze huis aan huis de bewijzen van inlevering inspecteren. Heb je er geen? Wat ze dan doen heb je maar af te wachten ... Met het [af]schuiven van een paar spullen kan je voorkomen dat ze de boel bij je ondersteboven komen gooien en daarbij tienmaal zoveel wegjatten. In terreur ligt immers hun kracht."

XCHet is mogelijk dat bij de inleveringsactie in de laatste dagen van oktober en de eerste van november '44 toch niet het totaalcijfer van 200000 werd gehaald, althans: in Purmerend werd eind november precies zulk een inleveringsactie gehouden, waarbij nu ook om rijlaarzen werd gevraagd. Een deel van de inwoners leverde niets in; dat kwam hun op huiszoeking te staan door de Ordnungspolizei.

XCVermeld zij tenslotte dat wie voor een waarde van h2,50 had ingeleverd, door zijn gemeente van inwoning niets kreeg uitbetaald. De gemeentebesturen kregen namelijk geen verlof van de bezetter om tot die uitbetalingen over te gaan en misschien moet ook dat feit gezien worden als een aanwijzing dat de Wehrmacht en de bezetter niet tevreden waren over het resultaat van de gehele actie. Wij houden het met name voor waarschijnlijk dat over het algemeen door arme gezinnen niets is ingeleverd: zîj konden geen enkel kledingstuk en geen enkele wollen deken missen en men had in die gezinnen geen angst dat de Duitsers bij huiszoeking iets van waarde zouden vinden.

XCAfgezien van diegenen die door de inundaties van huis en hof werden4

1 Radio Oranje had steun verleend aan de contra-actie der illegaliteit. 2 A. van der Heide-Kort: 5 1945 (1980), P·99· I 41 (25 juli 1942), p. 4-5. 2 724: 31 juli 1942, p. 3. 3 1942', p. 2 (Neur. doc. PS-1857). I Christiansen had begin oktober '42 op het verzoek om van deportatie vrijgesteld te worden, ingediend door een Joodse oorlogsgewonde van de Grebbeberg, wiens rechterbeen en linkervoet geamputeerd waren, eigenhandig geschreven: (verzoekschrift, 5 okt. 1942, van G. A. van der Hal, j). Enkele maanden eerder, in juni '42, had hij de en de en twee leden van het de mantel uitgeveegd omdat zij tegen gegrepen Engelandvaarders en een aantal illegale werkers niet onmiddellijk doodvonnissen hadden geveld; uit wat hij bij die gelegenheid zei (de tekst is slechts in het Nederlands bewaard gebleven) citeren wij: 'Wie de macht heeft, heeft het recht ... Als wij de overwinning behaald hebben, hebben wij gelijk gehad en alles wat wij deden, was goed ... Wie zich verzet, moet vallen ... Wat de Nederlanders denken, laat ons helemaal onverschillig. De vijanden moeten weg, al zou ik de hele bevolking moeten uitroeien.' (vertaling uit een Oostenrijks censuur rapport van de brief,sjuni 1942, van dr. R. Lippert aan dr. Rudolphi (Doc 1-283, b-79)). 2 Brief,sjuni 1943, van K. von Moltke aan zijn vrouw (Collectie-G. van Roon). 3 Tekst in (RvO) p. II4·

NAAR DE KATASTROFE CHRISTlANSENS BELEID NAAR DE KATASTROFE

verdreven, hadden de Nederlandse burgers vóór september '44 individueel van de aanwezigheid van de Wehrmacht maar weinig last gehad. Bij velen was nog wel bij het zien van die Duitse militairen een gevoel van ergernis naar boven blijven komen (in grote delen van het platteland zag men die militairen overigens nauwelijks), maar de Wehrmacht had buiten de geïnundeerde gebieden in het dagelijks bestaan van de burgerij maar zelden ingegrepen of laten ingrijpen. Dat was wèl geschied in juli '42 toen ten behoeve van de Duitse militairen onverhoeds ruim 50000 fietsen in beslag waren genomen. 'Nauwelijks enige andere daad der bezetters (heeft)', schreef toen Het Parool,'een zo wilde woede gewekt als deze massale rijwieldiefstal' 1; 'der Niederländer, der Jast mit der fiets geboren u/ird, sieht', aldus de constatering van de Feldkommandantur in het westen des lands, 'in der Wegnahme desselben so ungeJähr das Schlimmste, was ihn treffen konnte. '2 Wel te verstaan: die actie in '42 was uitgevoerd door de N ederlandse politie, maar van de tweede helft van september '44 af waren het Duitse militairen die links en rechts, veelal met de wapens dreigend, fietsen inpikten - fietsen die men nog méér nodig had dan tevoren: in de grote steden toen daar het vervoer per tram wegviel, en in het gehele land toen men (en geen trein reed meer!) de boer op moest gaan om aanvulling te vinden voor de slinkende rantsoenen. Wat de Wehrmacht deed, werd als roof beschouwd en voor de overige wilde 'vorderingen' alsook voor de inzamelingsactie van kleding en dekens gold hetzelfde. Men kreeg nu evenwelook met de Wehrmacht te maken als een instantie die bloedige represailles nam. In dat opzicht had Wehrmachtbe fehlshaber Christiansen in augustus '42 al diepe afschuw gewekt: hîj was het geweest die eerst had geëist dat twintig van de in Noord-Brabant vastzittende gijzelaars zouden worden geëxecuteerd wegens een notabene mislukte spoorwegaanslag in Rotterdam, en die vervolgens had aanvaard dat zijn naam werd genoemd in Rauters bekendmaking betreffende het fusilleren van vijf gijzelaars - de bevolking wist: dat had Christiansen zo gewild, en in het maandrapport van zijn eigen staf was geconstateerd, 'dass seit Beginn der Besetzungszeit kein deutscher Schlag so stark empfunden u/urde ... Soviel Hass wurde wohl selten mit einem Mal festgestellt.' 3 'Van militaire zaken had', zo schreven wij in deel 4 van ons werk (in de paragraaf 'Christiansen' van hoofdstuk 2), 'de Wehrmachtbefehlshaber weinig verstand en van Nederland begreep hij nog minder ... De politiek4

was hem een gesloten boek of, beter, hij was in dat boek niet verder gekomen dan de eerste pagina waarop hij gelezen had dat Hitler een uniek genie was ... en het nationaal-socialisme een zegen voor Duitsland; er stond ook nog dat de Joden een dodelijke bedreiging voor Duitsland vormden en dat zij en alle overige tegenstanders van het Derde Rijk zo snel mogelijk uit de weg geruimd moesten worden. I Bestond er nog zo iets als het volkenrecht? In gezelschap van een aantal stafofficieren vertelde Christiansen later aan een Duitse gast hoe zijn eerste gesprek met generaal Winkelman verlopen was: 'Winkelman sagte: 'Ten nehme an, Herr General, dass Sie in der Schule je etu/as van Völkerreeht gehöyt?' '[eh nicht. Völkerreeht ist etu/as, das gibt es 11 ur in dey Zeitung, "2 Het was geheel in die lijn dat Christiansen tijdens de bespreking in Hilversum op 21 september '44 waar Seyss-Inquart, hij en anderen van gedachten wisselden over het plan, de grote steden in het westen hermetisch af te sluiten en de bevolking aan volledige uithongering bloot te stellen, volgens zijn chef-staf van Wühlisch zei: '[eh bin für Angriff.' Trouwens, diezelfde dag zond van Wühlisch (wij zijn er van overtuigd: met Christiansens medeweten en instemming) een telexbericht aan het Oberkommando der Wehrmacht? waarin erop gewezen werd dat de spoorwegstakers hun werk weigerden te hervatten, dat de burgerij personenen vrachtauto's trachtte vast te houden (de vordering van die voertuigen had van Wühlisch vier dagen eerder bevolen) maar dat de Wehrmacht krachtens de speciale bevelen van Hitler en van Keitel, chef van het Oberkommando der Wehrmacht, slechts personen mocht neerschieten, 'die J.

als Terraristen ader Saboteure Geu/alttaten begehen, u/ährend Personen) die die Sicherheit ader Schlagfertigkeit der Besatzungsmacht in anderer Weise ... ge [ährden, dem SD eu übergeben sind.' Die regeling was, aldus dit telexbericht,

XC'zu umständlidi und damit ... uniuirksam, Es fehlt VOl' allem an den notigen Polizei kräfien. Truppe muss u/ieder die Befugnis erhalten, dass sie auch Personen) die ... durch passives Verhalten die kämpfende Truppe gefährden) standoerichtlich odeI' auch ohne standgerichtliches Verjohren erschiessen kann. Es u/ird beantragt, den Fûhrerbefehl ent sprechend abeuandern'

XCAldus geschiedde: drie dagen later verleende Keitel het aangevraagde verlof en zulks niet aan Christiansen alleen maar ook aan de twee Wehrmachtbefehlshaber in Noorwegen en Denemarken, aan de drie Ober befehlshaber West, Sicdurest (Zuidwest-Duitsland en de Elzas) en Südost (de Balkan) alsmede aan de Wehrmacht in bezet Noord-Italië.

XCMerkwaardig is dat ons geen gevallen bekend zijn waarin de Wehr macht in bezet Nederland gebruik heeft gemaakt van de toegestane uitgebreide bevoegdheden.' Dat kan hebben samengehangen met de stabilisatie van het front welke zich in de loop van de herfst ging aftekenen. Was daarom het telexbericht dat op 21 september van Christiansens bureau uitging, zonder betekenis? Geenszins; het tekende een mentaliteit en die mentaliteit bleek even duidelijk uit twee gebeurtenissen die volledig binnen het ressort van de Wehrmacht vielen: wegens een overval op een Duitse militaire auto werd in begin oktober een deel van het dorp Putten in brand gestoken en werden zeshonderdzestig manrie

1 Wij vermelden in dit verband dat het met name in de tweede helft van september in de grote steden nogal eens is voorgekomen dat door de het vuur werd geopend op personen die met meer dan vijf bijeenstonden of die na acht uur 's avonds op straat waren; in Rotterdam vielen daardoor alleen al op 21 september zeven doden. In een bespreking op het bureau van Schröder beklaagde burge meester Voûte van Amsterdam zich eind september bij Seyss-Inquart over, zo noteerde Voûte, 'het optreden van de die maar in het wilde weg schiet en steeds doden maakt ... De dolste dingen zijn daarvan het gevolg ... Buitengewoon onaan genaam deed het aan, bij de besprekingen onthaald te worden op broodjes met spek en met ham en kaas.' (E.]. Voûte: 'Aantekening', Z.d. (vermoedelijk I okt. I944)). In oktober werden in Rotterdam, toen daar exemplaren op straat lagen van (het blad dat door de Geallieerde luchtmacht des nachts werd uitgeworpen), 'verschillende voorbijgangers die ze opraapten, doodgeschoten', aldus een bericht van de 'Haagse' secretaris van het College van Vertrouwensman'nen, mr. ].Ie Poole (brief, 24 okt. 1944, van Ie Poole aan G. Slotemaker, Vm, III, 54); het kan zijn dat dit wel vaker is voorgekomen.

CHRISTlANSENS BELEID

lijke inwoners naar het concentratiekamp Amersfoort gevoerd (en vandaar naar het concentratiekamp Neuengamme) en wegens een poging om naar Geallieerd gebied te ontsnappen werden in december tien inwoners van Schouwen opgehangen in Renesse - het enige ons bekende geval waarbij, afgezien van een beperkt aantalophangingen in het concentratiekamp Vught, deze vorm van de doodstraf (schering en inslag in Polen en de Sowjet-Unie en op de Balkan) door de Duitsers in bezet Nederland is toegepast.

Putten / Renesse

XC

XCDe overval op een Duitse militaire auto die in de nacht van 30 september op loktober werd uitgevoerd bij de Oldenallerbrug tussen Nijkerk en Putten " is een uitvloeisel geweest van een algemeen bevel, gegeven door Jan Thijssen, commandant van de z.g. brigades van de Raad van Verzet. Toen Thijssen op 6 september, daags dus na Dolle Dinsdag, aan zijn districtscommandanten de uit Londen ontvangen opdracht tot het saboteren van de spoorlijnen in Noord-Brabant en Limburg alsmede van de lijnen Nijmegen-Arnhem, Arnhem-Zutfen en Hengelo-Bentheim doorgaf èn de opdracht tot het beschermen van een groot aantalobjecten, o.m. de electrische centrales, had hij er, zoals wij reeds in ons vorige deel vermeldden, aan toegevoegd dat zoveel mogelijk moest worden voorkomen dat NSB'ers en Rijksduitsers naar Duitsland ontsnapten en hij had tenslotte gelast, 'aanvallen te doen op de Duitse bevelvoering (ordonnansen, stafautc's, stafkwartieren)." Ruim tien dagen later op 17 september, had hij voorts in een aan zijn ondercommandanten toegezonden 'Overzicht toestand? alle tevoren gegeven bevelen herhaald en daarbij onderstreept dat men ter verkrijging van Intelligence-gegev eti: mocht overgaan tot 'aanvallen op Duitse ordonnansen en stafkwartieren'. Een tweede en een derde herhaling volgden: op 22 en 23 september gingen opnieuw bevelen van Thijssen uit" dat de brigades van de Raad

I Voor onze beschrijving van de aanslag bij Putten en van de gevolgen welke die aanslag had, ontlenen wij een groot deel van onze gegevens aan het door Tj. Wouters samengestelde, in 1949 gepubliceerde boek 1944, en aan het in 1977 verschenen boek van Koos Groen en Willem G. van Maanen: 1944. 2 Thijssens opdracht d.d. 6 sept. 1944 in RVV, I f. A.v., I a. 4 Exemplaren in a.v., 1 f.

NAAR DE KATASTROFE

van Verzet 'met alle middelen' moesten optreden tegen 'Duitse bevelsverbindingen (televerbindingen, ordonnansen, sta£kwartieren).'

XCVoor de aanvallen op Duitse sta£kwartieren hadden de groepen van de Raad van Verzet de kracht niet (zij hadden er veel te weinig wapens voor), aanvallen op 'ordonnansen, stafautc's' waren wèl mogelijk, zij het dat men in de praktijk slechts Duitse motorrijders zou kunnen aanvallen van wie men aannam dat zij ordonnansen waren, en auto's waarin Duitse militairen waren gezeten van wie men aannam dat zij tot de staf van een Duits onderdeel behoorden. Thijssen hoopte op deze wijze belangrijke stukken in handen te krijgen die naar Londen zouden kunnen worden doorgegeven. Wij zouden dat denkbeeld bepaald niet irreëel willen noemen, maar merken daarbij op dat uit niets blijkt dat Thijssens desbetreffende bevelen op een opdracht berustten van het Special Farces Headquarters of van prins Bernhard als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten. Alle van dat hoofdkwartier of van prins Bernhard uitgaande çpdrachten werden in de eerste weken van september '44 gelijkluidend aan twee Nederlandse verzetsleiders toegezonden: aan Thijssen en aan Johannes A. van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, en men vindt de opdracht met betrekking tot de 'ordonnansen, stafauto's' slechts in de uitgaande stukken van Thijssen terug, niet in die van van Bijnen. I Brigadecommandant van de Raad van Verzet op de Veluwe was Berend Dijkman, een ongetrouwde wachtmeester van de marechaussee uit Ermelo die aldaar bij een bakker, H. G. Drost, in huis was, eerder in de bezetting negentien maanden gevangen had gezeten omdat hij had aangespoord tot ontduiking van de distributievoorschriften, na zijn vrijlating weer bij bakker Drost was gaan wonen (hij had de marechaussee toen verlaten) en van Ermelo uit veel illegaal werk had bedreven;

XCI Nog vóór de invasie van Normandië had het Special Farces Headquarters algemene aanwijzingen voor de semi-militaire verzetsgroepen in West-Europa opgesteld en in dit stuk (Tekst in: Min. van defensie, Staf van de bevelhebber der landstrijdkrachten, Sectie krijgsgeschiedenis: De strijd op Nederlands grondgebied tijdens wereldoorlog II, hoofdstuk IV, deel z : G. J. van Ojen Jr.: De Binnenlandse Strijdkrachten (1972), p. 859-62 (verder te citeren als: Van Ojen: De BS)) werd 0.111. aangedrongen op "The sniping oj enemy personnel, e.g. Dispatch-riders and Staff Officers', maar uit niets blijkt dat deze aanwijzingen aan Thijssen (of van Bijnen) bekend waren. Een exemplaar kwam 'in september' binnen, aldus van Ojen - mogelijk is dat het is meegenomen door de geheime agent Biallosterski die op 8 september in bezet gebied arriveerde. Thijssens eerste bevel terzake dateerde evenwel van de 6de en er zijn geen aanwijzingen dat het stuk van het Special Farces Headquarters verder is gekomen dan kolonel Koots

DE RVV OP DE VELUWE

Thijssen beschouwde hem als, zo schreef hij begin oktober aan van Bijnen, 'een uitstekende organisator en leider' I anderen vonden Dijkman veel te impulsief en het was in elk geval koren op de molen van die critici geweest toen Dijkman op zaterdagavond 23 september ongeveer honderd jongeren bijeen had laten komen op een kampeercentrum bij Putten, met wie hij ter ondersteuning van de Airhornes die bij Oosterbeek in het nauw zaten, militaire actie op de Veluwe had willen ontplooien; die groep was, o.m. doordat de door Dijkman in de nacht van zaterdag op zondag verwachte wapendropping uitbleef, zondagochtend onverrichterzake uiteengegaan. 'Dat allen zonder ongelukken uit Putten terugkeerden is nog', had de LO'er A. van de Kamp te Kampen enkele dagen later in zijn dagboek genoteerd, 'een groot wonder, want gans de omtrek daar was in 't complot."

XCConform de bevelen die uit Londen waren ontvangen (zij zullen in hoofdstuk 7 aan de orde komen), gingen in de tweede helft van september van kolonel H. Koot, die in Amsterdam was gaan fungeren als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, de eerste impulsen uit om plaatselijk en regionaal de semi-militaire illegale groepen te doen samensmelten. Thijssen was mèt van Bijnen tegenstander van die samensmelting maar de bevelen van de prins en van kolonel Koot hadden hier en daar vrij spoedig effect, althans: van twee verzetsgroepjes die zich in Putten hadden gevormd, werden de krachten gebundeld. Het ene groepje, waarvan o.m. de Puttenaar Piet Oosterbroek en de ondergedoken Amsterdammer Piet Dankaart deel uitmaakten, droeg een uitgesproken communistisch karakter (het was aangesloten bij de Raad van Verzet), het andere werkte samen met de Apeldoornse Knokploeg; daarin zaten o.m. de landarbeider Chris Helsdingen, de jurist jhr. mr. W. J. H. D. Rengers Hora Siccama en twee ondergedoken studenten: Willem van Heessen en Frans Slotboom. Toen nu Berend Dijkman die twee groepjes samenvoegde, plaatste hij ze onder bevel van een dertigjarige opperwachtmeester van de politie, Ab Witvoet. Deze had begin '44 in zijn toenmalige standplaats Genemuiden deelgenomen aan een KP-overval op het distributiekantoor, was gearresteerd, vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs, overgeplaatst naar Putten en opnieuwovergeplaatst naar Limburg maar aldaar had hij zich overwerkt laten verklaren en hij was toen eind augustus naar zijn gezin in Putten teruggekeerd; hij verliet erJ.J.

I Brief, 8 okt. 1944, van Thijssen aan A. van Bijnen (RVV, I g). 2 A. van Boven (pseudoniem van A. van de (1946), p. 372.

NAAR DE KATASTROFE

de politiedienst en dook onder. Hij beweerde in '74 in een dagbladinterview' dat Dijkman hem ten tijde van zijn benoeming als commandant van de Puttense groepjes gezegd had, uit Amsterdam instructie te hebben ontvangen 'om de linkse invloeden te elimineren'. Daargelaten of die instructie is gegeven (elk bewij s ontbreekt), Witvoets gezag werd ook door het RVV-groepje erkend en onder zijn bevel werden enige sabotage-acties ondernomen en werd bovendien hulp verleend aan enkele Airbornes om te ontsnappen uit een krijgsgevangenentransport; een van die Airbornes, de Engelsman Keith BanweIl, sloot zich bij Witvoets mannen aan.

XCIn overeenstemming met de bevelen van Thijssen welke wij eerder vermeldden, gaf Dijkman eind september aan Witvoets groep opdracht om Duitse personenauto's en alleenrijdende motorordonnansen te overvallen. Dijkman en Witvoet overwogen eerst, daartoe een kabel ofketting over de grote weg Nijkerk-Harderwijk te spannen maar bij nader inzien (die ketting of kabel kon door een Duitse vrachtauto kapot gereden worden), leek het hun beter, bij de actie gebruik te maken van een brengun - een licht machinegeweer, afkomstig uit een van de droppings op de Veluwe ten bate van de Raad van Verzet.

XCIn de nacht van vrijdag 29 op zaterdag 30 september ging Witvoets groep vanuit haar hoofdkwartier (Enny's Hoeve, een in de bossen tussen Putten en Voorthuizen gelegen, eenzame boerderij) voor het eerst de hinderlaag leggen. Witvoet had daar zes leden voor aangewezen: Oosterbroek, Dankaart, Helsdingen, van Heessen, Hora Siccama en Slotboom - zelf trok hij zich terug in een nabijgelegen huis waar hem, zo zei hij, na de actie rapport moest worden uitgebracht. De zes constateerden dat de volgens Witvoets nauwkeurige aanwijzingen opgestelde bren gun dwars door een boerderij zou schieten, gaven het plan op en gingen aan Witvoet rapport uitbrengen; zij troffen hem aan in een toestand van grote nervositeit.

XCIn de volgende nacht: die van zaterdag 30 september op zondag I oktober, werd de hinderlaag opnieuw gelegd. Witvoet bleef nu bij zijn mannen; die waren ditmaal zeven in getal, want BanweIl was ook van de partij. Witvoet, Oosterbroek en Hora Siccama hadden gebruik gemaakt van een door Oosterbroek bestuurde vrachtauto waarmee 'ze BanweIl hadden opgehaald, de overige vier waren komen fletsen. De auto met de op de kabine gemonteerde brengun werd bij de Oldenallerbrug opgesteld, uitkijkposten werden uitgezet. Het was toen kort na middernacht. Na vijf

XC1 Amersfoortse Courant/Veluws Dagblad,

OVERVAL BIJ DE OLDENALLERBRUG

minuten kwam er al een Duitse auto aan. Met het groot licht van de vrachtauto werden de inzittenden verblind; zij begonnen vrijwel onmiddellijk te vuren, werden met de brengun beschoten en luttele seconden later was de Duitse wagen in de berm van de weg tot stilstand gekomen. In die wagen hadden vier militairen van de Luftwaffe gezeten, allen behorend tot de Hermann Goering-divisie waarvan een bataljon in de Nederlandse kazerne te Harderwijk was gelegerd: een Oberleutnant Eggert, een Leutnant Sommer en twee onderofficieren. Eggert bleef, in de knie gewond, bij een sloot liggen, Sommer die o.m. een schot in de buik had gekregen, wist in het pikdonker weg te kruipen, zo ook de twee onderofficieren van wie één lichtgewond was.

XCWitvoets groepje was inmiddels, mede doordat spoedig een tweede Duitse auto was komen aanrijden (deze reed door), in grote verwarring geraakt, 'in paniek', zei Dankaart later.' Witvoet bleek verdwenen te zijn (hij had zich bij een boer in de omgeving verborgen) en toen Dankaart die zich eerst óók had teruggetrokken, weer bij de overigen terugkwam, stonden die, behalve Slotboom, over de gewonde Oberleutnant gebogen. Besloten werd, deze op de vrachtauto mee te nemen; zo ook Slotboom, een van de uitkijkposten die, toen men hem vond, eveneens een schot in de buik bleek te hebben en er slecht aan toe was. Oosterbroek trachtte in Putten voor Slotboom nog medische hulp te vinden maar slaagde daar niet in. Uit Voorthuizen kwam vervolgens nog in de nacht een dokter naar Enny's Hoeve; deze kon niet méér doen dan Slotbooms pijn verlichten - de zwaargewonde student stierf in de vroege ochtend en werd op het terrein van Enny's Hoeve begraven. Oberleutriant Eggert werd, zo goed en kwaad als dat ging, verpleegd - men had bij hem een papier gevonden dat belangrijk leek te zijn: een kaartje van een deel van het Fûhrerhauptquartier?

XC1 P. Dankaart in K. Groen en W. G. van Maanen: Putten op de Veluwe, p. 25. 2 Tweeen-een-halve week later, 18 oktober, kreeg S. Kirschen, de tot de Britse Special Air Service-brigade behorende Belgische geheime agent die met hulp van Dijkman en Thijssen in de Gelderse Vallei ondergedoken, van Dijkman te horen, 'dat', aldus later Kirschen, 'de leden van zijn brigade tezaam met een paar nog uit Arnhem afkomstige Engelse parachutisten, vanuit een hinderlaag een Duitse wagen hebben vernield, drie officieren van de Luftwaffe hebben gedood en bij het nasnuffelen van hun zakken een kopie van een gevonden schetsje hebben gemaakt. Zij zijn zo verstandig geweest het origineel achter te laten, zodat de Duitsers niet zullen denken dat het document in handen van de vijand gevallen is.' Kirschen kreeg vervolgens 'een tot in kleinigheden uitgewerkt plan van een standplaats van de staf van de Führer in Oost-Pruisen te Lösschen bij Rastenburg' te zien; een er bij geschreven tekst vermeldde 'de plaats van de hangar waar zich het toestel van de Führer bevindt, de mijnenvelden die het

NAAR DE KATASTROFE

XCLeutnant Sommer had kort na de aanslag een boerderij weten te bereiken die ca. 500 meter van de Oldenallerbrug af lag. Hij ontving er hulp en op zijn verzoek ging de boer op de straatweg een Duitse auto aanhouden; binnen tien minuten kwam er een aan. Korte tijd later wist de commandant van een van de tot de Hermann Goering-divisie behorende regimenten, Oberst Fritz Wilhelm Fullriede, die zich in Harderwijk bevond, wat er gebeurd was.

XCFullriede was geen scherpslijper. Hij was, de Duitse nationaliteit behoudend, hereboer in Zuid-Afrika geweest, had dienst genomen in de Wehrmacht, had meegevochten in Noord-Afrika, op Sicilië en in Italië en was, toen hij in de herfst van '44 zijn regiment commandeerde, nog steeds geen nationaal-socialist, integendeel: hij verafschuwde Hitler en wist de oorlog verloren. Hij zat evenwel in het gareel en hij liep mee.

XCZijn eerste zorg was, Oberleutnant Eggert op te sporen; hij nam aan dat men in de buurt van de Oldenallerbrug of in Putten (de twee onderofficieren hadden gezien dat de vrachtauto van de overvallers in de richting van dat dorp was verdwenen) personen zou kunnen vinden die nadere inlichtingen konden verschaffen, en hij gaf, vermoedelijk omstreeks vijf uur in de ochtend, opdracht, in de buurt van de Oldenallerbrug alle mannelijke personen aan te houden, het gehele gebied tussen Putten en Nijkerk te doorzoeken en Putten te omsingelen zodat niemand er uit kon. Bij de Oldenallerbrug werden van zondagmorgen zes uur af alle mannen die buitenshuis kwamen (meest boeren die gingen melken) door Duitse militairen op een weiland samengedreven, later ook vrouwen, zelfs kinderen, en met het afsluiten van Putten werd om acht uur begonnen. Een en ander ging met veel ruwheid gepaard; verscheidene militairen van het Hermann Goering-regiment zinden op wraak - in

XCvliegveld beschermen en de schuilkelder welke voor de generaals bestemd is', althans daar stond bij: 'Bunker zur Sicherheit der Generäle'; aan Kirschen en Dijkman was het 'duidelijk dat het hier om een complot tegen het leven van Hitler gaat' - ons inziens een volledig uit de lucht gegrepen veronderstelling. Kirschen zond vervolgens het schetsje per postduif naar Engeland en kreeg te horen, 'dat het aan de Russen zal worden doorgegeven.' (S. Kirschen: Zes vrienden komen hedenavond (1946), p. 125, 12 7).

XCWat het vinden van het schetsje betreft, kunnen wij dit relaas niet rijmen met de verwarring die zich bij de Oldenallerbrug heeft voorgedaan; wij gaan er van uit dat Oberleutnant Eggert (die, zoals wij nog zullen verhalen, in vrijheid werd gesteld) het bedoelde schetsje bij zich had toen hij Enny's Hoeve bereikte. Andere berichten maken er melding van dat men ook een tas met Duitse stukken vond; als dat zo was, veronderstellen wij dat die stukken, aangezien Kirschen er niets over schrijft, van weinig betekenis zijn geweest.

PUTTEN, ZONDAG lOKTOBER

totaal werden in die eerste en in de volgende uren acht personen pardoes doodgeschoten, onder wie een jonge vrouw die trachtte te vluchten.

XCTegen negen uur 's morgens bracht Fullriede telefonisch rapport uit aan Christians ens chef-staf von Wühlisch. Deze zei hem dat hij nog nadere instructies zou krijgen maar gaf hem, daarop vooruitlopend, opdracht de gehele bevolking van Putten in verzekerde bewaring te stellen, behalve de pro-Duitse elementen natuurlijk; daartoe zouden de andere bataljons van Fullriede's regiment, die in Amersfoort en Utrecht waren gelegerd, onmiddellijk met auto's naar Putten worden overgebracht.

XCIn het dorp Putten was in de loop van die zondagochtend volstrekt onduidelijk wat er gebeurde. Geruchten deden de ronde dat een razzia op handen was en zowel in de hervormde als in de gereformeerde kerk werd vóór en tijdens de ochtenddienst aan de mannen de raad gegeven, naar huis te gaan; velen deden dat en zochten een schuilplaats op. Omstreeks half elf nu werd van de hoogste politie-autoriteit ter plaatse: de groepscommandant van de marechaussee, geëist dat hij tien gijzelaars zou aanwijzen; de man weigerde, vervolgens gaf een ambtenaar van de gemeentesecretarie tien namen op. Met tien waren de Duitsers niet tevreden - dertig gijzelaars werden opgehaald; zij werden na enkele uren bij een garage opgesteld, met hun rug tegen de muur. Voor hen lag op een ladder het lijk van een doodgeschoten man en er waren mitrailleurs op hen gericht. Terwijl dit allemaal gaande was, werd aan de groepscommandant meegedeeld dat alle huizen in Putten zouden worden doorzocht en dat alle inwoners hun woning moesten verlaten; vrouwen en jonge kinderen zouden zich moeten begeven naar de hervormde kerk, mannen naar een terrein bij de openbare school die achter de kerk lag. Van de politie werd medewerking geëist en deze werd verleend in dier voege dat toen in het begin van de middag Duitse patrouilles zich van huis tot huis begaven, daar steeds een politieman bij was. Er bevond zich sinds januari in Putten de Politie Motor-Dienst uit Delft (een deel van de Puttense Eierhal werd gebruikt als garage en werkplaats) die ca. honderdvijftig man telde; politiemannen waren er dus genoeg. Vooral aan de rand van Putten stimuleerden sommigen hunner de mannen om zich zo goed mogelijk te verbergen maar anderen, vele anderen, deden hun best om het Duitse bevel zo stipt mogelijk opgevolgd te krijgen. Huiszoekingen volgden en daarbij werd uiteraard Oberleutnant Eggert niet gevonden.

XCIn de loop van de middag werd de groep welke op het weiland bij de Oldenallerbrug bijeengedreven was (ze was tot ongeveer vierhonderd personen aangegroeid), naar Putten gevoerd - vrouwen en kinderen

NAAR DE KATASTROFE

gingen er de hervormde kerk in, de mannen werden aan de groep bij de school toegevoegd; daar kwam nog een derde groep bij: kerkgangers die aan het einde van de ochtend naar huis hadden willen terugkeren en die men aanvankelijk had vastgehouden in het raadhuis. Tegen het einde van de middag werden alle mannen die men bijeen had, in de openbare schoolopgesloten, alle vrouwen en jonge kinderen zaten toen al in de kerk, velen al urenlang. Op de gaanderijen waren machinegeweren opgesteld.

XC'De spanning in de kerk', aldus een der vrouwen,

XC'was voelbaar; sommige vrouwen huilden, anderen vielen flauw. Het werd warm, benauwd, met zoveel angstige vrouwen bij elkaar. Tegen donker kwam er een militair vragen of er vrouwen waren met kinderen beneden de vier jaar bij zich. Zo ja, dan mochten deze vertrekken. Een der laatst binnengekomen vrouwen had heel sensationeel gezegd: 'Straks blazen ze de kerk op', dus toen deze vraag kwam, werd de ongerustheid zeer groot. 'Zullen wij die overblijven, straks hier in de kerk om het leven komen?' ... Om kalm te blijven werd door anderen ... dit gezegde direct de kop ingedrukt: 'Ach, dat valt wel mee; ze weten zelf niet wat ze met ons moeten doen.' ' I

XCInderdaad, het viel voor de vrouwen en kinderen in zoverre mee dat zij in het begin van de avond verlof kregen naar huis te gaan; daarbij werd gezegd dat men de volgende ochtend moest terugkeren met eten voor de mannen. Van belang was nog dat de vrouwen in de kerk te horen hadden gekregen dat strafmaatregelen tegen Putten achterwege zouden blijven als de daders van de aanslag zich kwamen aanmelden en de vermiste Oberleutnant ongedeerd aan de Duitsers (menige Duitser nam aan dat Eggert alom het leven was gebracht) zouden overdragen - wij kunnen ons niet voorstellen dat Fullriede dit heeft laten bekendmaken zonder dat hij daartoe verlof had gekregen van von Wühlisch en wij veronderstellen dat die Duitse toezegging niet alleen in de kerk gedaan is.

XCIn de school stonden de mannen en jongens eerst 'mannetje aan mannetje: zeker honderd man in een klein lokaal ... De een maakte nerveuze grapjes, de ander stond verslagen tegen de muur. De meesten', aldus een der opgeslotenen, 'waren wel diep onder de indruk van het hachelijke van de toestand"; vooralook toen later in de middag door een luitenant van de politie werd meegedeeld dat bij de Oldenallerbrug een Duitse auto was beschoten en dat daarbij Duitse officieren zouden zijn

XCI Hef drama van PUllen, p. 30. 2 A.v., p. 31.

PUTTEN, ZONDAG lOKTOBER

gedood. Betekende zulks dat de gijzelaars (die waren nu opgesloten in de Eierhal en hun aantal was tot drie-en-dertig aangegroeid) zouden worden geëxecuteerd of zouden er aan de drie-en-dertig nog meer worden toegevoegd en werd men daarom vastgehouden? In het begin van de avond werd een groot deel van de mannen in de gelegenheid gesteld, tussen twee rijen Duitse militairen door uit het schoolgebouw naar het kerkgebouw te gaan. Men had nu meer ruimte in de school. Liggend op de schoolbanken, en in de kerk op de kerkbanken, trachtten velen de slaap te vatten ondanks de dorst, de honger en de angst.

XCVoor die angst was alle reden.

XCWelke nadere instructie kreeg Fullriede en wie was daar verantwoordelijk voor?

XCAan Duitse zijde waren zowel de SD als de Wehrmacht bij de zaak betrokken, de SD omdat het een actie van illegalen betrof, de Wehrmacht omdat van twee Lufiwaffe-officieren één spoorloos was verdwenen en de ander zwaargewond was aangetroffen. Met wie von Wühlisch in de loop van de zondagochtend, d.w.z. na zijn telefoongesprek met Fullriede, de zaak besprak, weten wij niet, maar een feit is dat hij op het uur van zijn vaste dagelijkse bespreking met Christiansen: half twaalf, aan deze rapport uitbracht. 'Generaal Christiansen was', verklaarde von Wühlisch in '46, 'sehr erregt' ... Hij zei woorden ongeveer als volgt, als ik mij goed herinner, ze kwamen in elk geval hierop neer: 'Das ganze Nest muss angesteckt toetden und die ganze Bande an die Wand gesteUt.' '1 Met die richtlijn kon van Wühlisch zich terugtrekken. Hij belde Rauter op en Rauter lichtte telefonisch Schöngarth in dat de Wehrmacht krachtige represailles wenste. Schöngarth begaf zich onmiddellijk naar Rauter; zij waren het er over eens dat als Putten in brand gestoken en 'die ganze Bande an die Wand gestellt' moest worden, de Wehrmacht dat maar op eigen verantwoordelijkheid moest doen. Kon men niet de eis stellen dat de vermiste Ober leutnant vóór een zeker tijdstip moest worden uitgeleverd op straffe van het doodschieten van gijzelaars? Of konden soms Hitler en Keitels speciale bevelen worden toegepast in dier voege dat bij wijze van repre

XCI Het proces Christiansen, p. r02.

NAAR DE KATASTROFE

saille in Putten een aantal gearresteerde illegale werkers die uit de streek tussen Nijkerk en Harderwijk afkomstig waren of daar verzetsdaden hadden bedreven, zou worden geëxecuteerd? Neen, dergelijke illegale werkers bevonden zich niet onder de arrestanten van de SD. Wat het doodschieten van gijzelaars betrof: daar bleek van Wühlisch niet voor te voelen. Het uitmoorden van heel Putten, als door Christiansen min of meer gesuggereerd, ging, vonden Rauter en van Wühlisch, veel te ver - vermoedelijk is het toen Rauter geweest die het denkbeeld opperde om de mannelijke bevolking tussen achttien en vijftig jaar naar Duitsland over te brengen; of daarbij werd gezegd: naar een concentratiekamp in Duitsland, of: voor de 'gewone' arbeidsinzet naar Duitsland, is niet duidelijk. Het zou hier personen betreffen die natuurlijk eerst als groep moesten worden opgesloten. Daarvoor kwam het nabije concentratiekamp Amersfoort in aanmerking; de Wehrmacht moest de betrokken mannen dus overdragen aan de SS - nog op die zondagmiddag kreeg een compagnie van het SS- Wachbataillon opdracht, zich de volgende ochtend uit het genoemde concentratiekamp naar Putten te begeven.

XCIn de loop van diezelfde zondagmiddag stelde van Wühlisch samen met het hoofd van zijn Operations-Abteilung het concept-bevel op dat aan Fullriede moest worden doorgegeven. Dat bevel hield in dat heel Putten moest worden platgebrand, behalve de openbare gebouwen, de huizen van pro-Duitse elementen en de boerderij waar Leutnant Sommer hulp had ontvangen, dat de mannelijke inwoners van achttien tot vijftig jaar aan het SS-Wachbataillon moesten worden overgedragen ter overbrenging naar het concentratiekamp Amersfoort en dat Putten binnen twee uur door de resterende bevolking moest worden ontruimd. Christiansen keurde het concept goed; van Wühlisch gaf vervolgens het bevel telefonisch aan Fullriede door en stuurde het deze op diens verzoek ook nog op schrift. Fullriede vond het bevel, zo verklaarde hij in '48, 'onmenselijk, maar ja, de gehele oorlog is nu eenmaal onmenselijk,' I Er was bij het bevel nog gezegd dat de daders van de aanslag, als zij zich kwamen aanmelden of als zij alsnog werden gevonden, moesten worden doodgeschoten.

XCHet leek Fullriede wenselijk, aan een predikant in de kerk te laten meedelen dat de achttien- tot vijftigjarigen zouden worden weggevoerd en dat zij zich daartoe 's morgens bij een van de deuren van de kerk moesten opstellen. In de loop van de nacht liet hij een van de in de kerk aanwezige predikanten, ds. G. B. Holland, inlichten; deze gaf wat hij had gehoord, onmiddellijk mondeling door maar besloot tegelijk, diegenen

XCI BG-Arnhem: p.V. proees-F. W. H. Fullriede (19 mei 1948), p. 5 (Doe I-Sal, a-j).

BEVEL AAN FULLRIEDE

die zouden moeten vertrekken, moed in te spreken. 'Toen het vrij goed licht geworden was', aldus een der bovenvijftigjarigen,

XC'ontstond er enig gestommel bij het doophek en wij zagen de dominé naar het voorlezersbankje gaan; blijkbaar wilde hij wat zeggen. Het werd stil, niemand schuifelde nu meer en de petten en hoeden gingen af. Hierop begon de dominé te spreken voor ons allen, zowel katholiek als protestant, en wees ons op de hoge hand des Heren, die ook in deze benauwde ure ons tot hulpe zou zijn, een Toevlucht en Sterkte voor hen die bange waren ... Het zal wel een vijftien minuten geduurd hebben en de dominé eindigde met ons in gebed op te dragen in de genade en goedertierendheid Gods.

XCHierna verzocht hij ons met elkaar te zingen psalm 84, vers 3 en 4 ... En daarop klonk het, eerst even weifelend, maar al direct krachtiger: 'Welzalig hij, die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht, die kiest de welgebaande wegen. Steekt hen de hete middagzon in 't moerbeidal, Gij zijt hun bron en stort op hen een milde regen, een regen die hen overdekt, verkwikt en hun tot zegen strekt.'

XCHet greep ons allen hevig aan. Velen onzer vreesden het ergste en zagen de dood voor ogen en toen wij zongen: 'Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort, elk hunner zal, in 't zalig oord van Zion, haast voor God verschijnen' ..

XCkregen velen de tranen in de ogen en bogen het hoofd.'!

XCKort nadien gelastten Duitse militairen dat de mannen tussen achttien en vijftig jaar bij een van de deuren van de kerk moesten gaan staan.

XCOosterbroek, Dankaart, Helsdingen, Hora Siccama en Banwell zaten

! p. 33-34.

NAAR DE KATASTROFE

zondag op Enny's Hoeve bijeen zonder dat zij aanvankelijk wisten wat zich in Putten afspeelde. Van Heessen ging naar Putten toe - hij werd er eerst in de school en toen in de kerk opgesloten. In de loop van de dag drong tot Eriny's Hoeve door welke gevolgen de aanslag had gehad, later óók dat door de Duitsers was meegedeeld dat geen represailles zouden worden genomen als de daders van de aanslag zich kwamen aanmelden en Oberleutnant Eggert ongedeerd uitleverden. Wat te doen? Hora Siccama was de enige die vond dat men beide Duitse eisen moest inwilligen, maar Oosterbroek die in afwezigheid van Witvoet de leiding van het groepje op zich had genomen, verbood hem, zich aan de Duitsers over te geven, er daarbij op wijzend dat de martelmethoden van de SD het risico inhielden dat hij, eenmaal in Duitse handen, gegevens zou moeten prijsgeven die de levens van talrijke andere illegale werkers in gevaar zouden brengen. Besloten werd, Oberleutnant Eggert in vrijheid te stellen; deze die op erewoord had beloofd, alles wat hij van de illegale werkers en hun verblijfplaats had gezien, voor zich te houden (dat heeft hij inderdaad gedaan), werd maandagochtend vroeg naar een boer in Stroe vervoerd en bevond zich enkele uren later in het ziekenhuis te Ermelo waar Leutnant Sommer op die maandag overleed.

XCDat Eggert was vrijgelaten, bleef die dag aan Fullriede onbekend.

XCIn het begin van de ochtend werden de achttien- tot vijftigjarige mannen uit de kerk gevoerd; zij moesten zich op de markt opstellen, omgeven door machinegeweren. De achttien- tot twintigjarigen werden vervolgens in het gebouw van de openbare schoolopgesloten en daar kwamen na enige tijd ook de bovenvijftigjarigen terecht maar die laatsten moesten zich vervolgens opnieuw naar de kerk begeven. In de school kreeg niemand te eten maar de vrouwen die met voedsel naar het centrum waren gekomen, werden in de gelegenheid gesteld om dat uit te reiken aan diegenen die zich in de kerk bevonden. Later in de ochtend beklom Fullriede daar de galerij, zette in het Duits uiteen (wat hij zei, werd door een luitenant van de staatspolitie vertaald) dat op Puttens grondgebied een moordaanslag was gepleegd op twee Duitse officieren 'en sommeerde ieder', aldus een der aanwezigen,

XC'die daaromtrent bijzonderheden

PUTTEN, MAANDAG 2 OKTOBER

te brengen. Indien deze zaak niet volkomen opgehelderd werd, zouden voor Putten zeer ernstige dingen geschieden. Waar niemand zich met enige belangrijke mededeling meldde, nam dominé Holland nogmaals het woord, ieder aanmanende zich met zijn geweten ernstig te beraden omtrent hetgeen hem te doen stond ... Een tijd later besteeg Oberst Fullriede nogmaals de galerij. Een schok ging door de kerk, waarna een doodse stilte intrad. Met onbewogen stem las hij een stuk voor dat hij in de hand hield. Ik heb het onuitwisbaar in mijn herinnering besloten. Het begon als volgt: Im Namen des Wehrmachtbefehlshabers in den Nieder . landen wird das nachfolgende Urteil über die Gemeinde Puiten ausgesprochen: Eins. Das Dorf Puiten wird plattgebrannt. Zwei. Die männlichen Einioohner der Gemeinde zwi schen achtzehn und fünfzig [ahren werden nach Amersfoort abtransportiert. Drei. Das Dorf Pullen soil innerhalb zwei Stunden völlig evakuiert sein.' 1

XCOp de markt, wellicht ook in de school, deed Fullriede dezelfde mededelingen. Onder alle toehoorders was er één die aan de aanslag had meegewerkt: de student van Heessen; hij zweeg. De groep uit de school werd toegevoegd aan die op de markt; zo ook de gijzelaars die uit de Eierhal werden gehaald en die als een aparte groep plat voorover op de straatstenen moesten liggen. Talrijke vrouwen sloegen dit alles in dodelijke angst gade. Nadat toen eerst aan de NSB'ers en andere pro-Duitse elementen alsmede aan diegenen die voor de Wehrmacht werkten, gele. genheid was gegeven weer de kerk binnen te gaan, zette een lange stoet zich omstreeks drie uur in beweging, zulks onder bewaking van de inmiddels gearriveerde compagnie van het SS- Wachbataillon welke onder commando stond van SS-Obersturmjührer H. W. Fernau. De stoet bestond uit zeshonderdzestig mannen; er waren op loktober in de gemeente Putten veel meer mannen tussen de achttien en vijftig jaar aanwezig geweest (naar schatting: ca. vijf-en-twintighonderd, van wie misschien vijftienhonderd in het eigenlijke dorp Putten woonden) - velen hadden zich dus met succes schuilgehouden. Weggevoerd werden overigens niet alleen Puttenaren maar ook geëvacueerden uit het westen des lands, voorts zeven-en-dertig mannen uit Arnhem en Renkum van wie een deel pas op zaterdag 30 september in Putten was aangekomen, dan twee-en-twintig mannen uit de gemeente Nijkerk, behorend tot de groep die aanvankelijk op het weiland bij de Oldenallerbrug was samengedreven, en tenslotte nog een aantal mannen die op zondag Putten hadden gepasseerd op zoek naar voedsel of die er van buiten de gemeente een kerkdienst hadden willen bijwonen of hun familie bezoeken. De stoet kreeg van Fernau te horen dat hij voor ieder die ontvluchtte, vijf-en

XCI P. C. Reeringh in a.v., p. 47.

NAAR DE KATASTROFE

twintig anderen zou laten doodschieten. Het was een half uur lopen naar het station. 'Daar, even voorbij de spoorbomen' (d.w.z. door die spoorbomen ook van het station gescheiden), 'moeten', aldus een ooggetuige,

XC'de mannen in het bos wachten. Voorover, gestrekt op de grond. Soldaten er omheen. Eén groep mannen wat afgezonderd, het zijn de gijzelaars ... Op de weg naderen de vrouwen, per fiets, lopend; ook een paar oudere mannen zijn er bij; ze wuiven, heffen pakken en koffertjes omhoog, doch de spoorbomen worden neergelaten, niemand mag er door. En op de rails rangeert een trein met goederenwagons, die telkens de mannen aan het oog der vrouwen onttrekt.

XC'Voorwaarts', terug naar het station, en nu overschrijden de vrouwen de afscheiding en het perron en dringen langs de wagons, overal zoekende naar man, zoon, broer of verloofde. Er wordt geroepen en gewezen; velen kunnen zo gauw in de massa hun geliefde niet vinden. Daar werpt een oude heer op goed geluk een overjas in een wagon waar hij meent zijn zoon te ontwaren, ginds vliegt een pakje over de hoofden heen naar binnen! Maar het bevel is onverbiddelijk: 'Nicht stehen bleiben! Los, Mensch!' De vrouwen worden teruggedreven, de wagondeuren dichtgesmeten; op de treeplanken nemen soldaten plaats. Een officier wuift naar de locomotief; de wielen beginnen te draaien. En op de weg staan de vrouwen, velen met hun pakje nog in de hand, tot de dood bedroefd."

XCZo werden op die maandagmiddag zeshonderdzestig malmen uit Putten weggevoerd: minder dan de helft van diegenen die volgens het Duitse bevel weggevoerd moesten worden. Stond toen al vast dat zij uit het concentratiekamp Amersfoort naar een concentratiekamp in Duitsland zouden worden overgebracht? Dat is niet zeker. Rauter beweerde in juli '48 tijdens het proces tegen Christiansen dat hij, één oftwee dagen na de wegvoering, van Schöngarth te horen had gekregen dat de Wehrmacht er op stond dat een 'radikaleres Repressivmittel' zou worden toegepast dan de 'normale' arbeidsinzet in Duitsland en dat Schöngarth toen zou hebben voorgesteld, de weggevoerde mannen naar Neuengamme te sturen, 'ein sehr gemässigtes KZ', vond Schöngarth.' Uit het kamp Amersfoort werden acht-en-vijftig van de weggevoerden vrijgelaten na een medische keuring waarvoor vooral mevrouw L. H. M. A. van Overeem-Ziegenhardt, hoofd van de z.g.Dienst voor Speciale Hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis, zich moeite had gegeven. Van de zeshonderdtwee overigen wisten tijdens het treintransport uit Amersfoort (II oktober) veertien te ontsnappen. Van de vijfhonderdacht-en-tachtig die het 'sehr gemässigte' concentratiekamp Neuengamme werden binnengevoerd, zouden negen-en

I A.v., p. 9. 2 p. 92-93.

PUTTEN, MAANDAG 2 OKTOBER

veertig naar Nederland terugkeren en van hen zijn nadien nog vijf tengevolge van hun ontberingen bezweken.

XCGelijk vermeld, had Fullriede bevel gekregen, heel Putten met uitzondering van de openbare gebouwen, de woningen van Duitsgezinden en de boerderij waar Leutnant Sommer hulp had gevonden, in brand te steken. Dat bevel ging hem veel te ver en in zijn streven het te beperken, werd hij gesteund door de in Putten aanwezige Nederlandse politiekrachten. Het in brand steken zou geschieden door militairen van Fullriede's regiment; dezen moesten natuurlijk weten, welke huizen gespaard moesten worden. Op die huizen werden in het Duits gestelde briefjes geplakt en het schijnt dat de politie al in de nacht van zondag op maandag veel van die briefjes eigener beweging op tal van huizen heeft aangebracht, daarbij geholpen door de omstandigheid dat een flink aantal van Fullriede's militairen stomdronken was; zij hadden namelijk de wijnkelder geplunderd van een restaurant dat in vlammen zou opgaan. Intussen was het ook Fullriede's bedoeling, de verwoesting zo uit te voeren dat wie Putten op de straatweg Nijkerk-Harderwijk passeerde, de indruk zou krijgen dat vrijwel het gehele dorp (Fullriede liet het plattelandsgedeelte van de gemeente met rust) een puinhoop was geworden terwijl dat in werkelijkheid niet het geval zou zijn. Hij liet huizen opblazen en in brand steken die aan de genoemde straatweg, aan enkele andere hoofdwegen en op hoeken van straten waren gelegen; bij elkaar werden roS panden verwoest - nog iets meer dan hij zelf had bepaald.

XCIn de loop van de middag (de eerste huizen gingen om vijf uur de lucht in) werd hij aangesproken door een bijna veertigjarige inwoonster die hem zei dat zij met het oog op haar bij haar inwonende bejaarde moeder graag verlof kreeg in Putten te blijven. Fullriede ging met haar haar woning binnen. 'Binnengekomen', zo verklaarde zij in mei '48 tijdens zijn proces, 'zag hij direct in welk milieu hij gekomen was, want er hing en stond een ware portrettengalerij van het koninklijk huis en van mijn man die marine-officier is, alsook van mijn broers in uniform. Bovendien hingen er twee landkaarten, waarop de fronten met rode vlaggetjes tot op de laatste dag waren bijgehouden. Fullriede ging naar mijn moeder toe, die inmiddels ook thuisgekomen was en zat te huilen. 'Huil maar niet, moedertje', zei hij, 'ik kan wel huilen.' Tegen mijn

NAAR DE KATASTROFE

dochtertje zei hij: 'Je kunt trots op je vader zijn; hij komt gauw weer terug.' Ongevraagd schreefhij een bewijs uit dat mijn huis niet mocht worden verbrand . . . . Verdachte die kennelijk vreselijk in de knoei zat, ging bij mij met zijn hoofd in zijn handen zitten. Voor het portret van de koningin zei hij: 'Dies ist eine tüchtige Frau."!

XCVoor de tijdsduur van de evacuatie van Putten had Fullriede vier uur toegestaan in plaats van twee. 'Es gab', noteerde hij later in zijn dagaantekeningen, 'ein grosses Gejammer und Gerenne'? In het begin van de avond gafhij op eigen verantwoordelijkheid de mededeling door dat de inwoners van Putten, voorzover niet weggevoerd, de volgende dag naar het dorp mochten terugkeren. Vervolgens reed hij naar Utrecht, een aantrekkelijk Haags juffertje meenemend dat zich de vorige dag toevallig in Putten had bevonden en hem om hulp had gesmeekt. Met haar bracht hij de nacht door. De volgende ochtend zette hij haar in Leidschendam op de tram naar Den Haag en ging verder naar Noordwijk voor een militaire inspectie. De dag nadien, donderdag 4 oktober dus, werd hij naar Hilversum ontboden waar Christiansen en von Wühlisch hem scherpe verwijten maakten dat hij maar een klein deel van Putten had verwoest ('DiehabennurAngst vor Berlin', noteerde hij enige tijd later '). Op weg naar Harderwijk, waar hij de begrafenis van Leutnant Sommer diende bij te wonen, bezocht hij opnieuw de Puttense inwoonster bij wie hij op maandag zijn hart had uitgestort. 'Ik kreeg de indruk', zo verklaarde deze als getuige in zijn zaak,

XC'dat hij toen met alles had afgerekend. Hij zei mij toen dat het slechts ten dele uitvoeren van het bevel om Putten af te branden, hem zijn kop zou kosten. Daarna sprak hij voort in vloeiend Engels. Hij zei Hitler en zijn clique te haten en dat de hogere legerleiding genoeg had van het voortzetten ener verloren zaak. Hij verzocht mij verder zijn vrouw in Zuid-Afrika te waarschuwen dat het 'Ablehnen' van het bevel hem het leven zou kosten en dat zijn vrouwen kinderen niet naar Duitsland moesten gaan."

XCPullriede's verwachting werd niet bewaarheid: nagelaten werd, hem voor een krijgsraad te dagen. Wie zijn zaak in de doofpot heeft gestopt, weten wij niet.J.J.

! BG-Arnhem: p.v. proces F. W. H. Fullriede, p. 15-16 (getuige N. E. Goedenwaa gen-Maas). 2 p. 8r. 3 A.v. 4 BG-Arnhem: p.v. proces F. W. H. Fullriede, p. 17 (getuige N. E. Goedenwaagen-Maas).

DIJKMAN LICHT THIJSSEN IN

XCNa het vrijlaten van Oberleutnant Eggert verlieten Oosterbroek, Dankaart, Helsdingen, Hora Siccama en Banwell Enny's Hoeve. Zij waren ten zeerste gebeten op Witvoet. Oosterbroek bracht rapport uit aan Berend Dijkman en deze nam voorzichtig contact op met de groepscommandant van de marechaussee te Putten. In het dorp was toen bekend geworden dat de weggevoerde mannen naar Duitsland waren verdwenen - Dijkman en de groepscommandant koesterden de hoop dat de bezetter bereid zou zijn, alle weggevoerden of een deel hunner verlof tot terugkeer te geven als men hem het lijk van Witvoet zou kunnen tonen. Witvoet evenwel, die ondergedoken was in Baarn en vervolgens in Hilversum, bleek onvindbaar, zodat men hem niet van het leven kon beroven.

XCOp zondag loktober was Dijkman in Putten bijna in de school terechtgekomen. 's Morgens passeerde hij het dorp op de fiets. Hij werd er opgepakt en moest er samen met anderen enkele uren op straat staan. Aangezien hij volgens zijn persoonsbewijs wachtmeester van de marechaussee was, mocht hij tenslotte naar het politiebureau gaan en vandaar bracht de politie hem onder geleide door de Duitse afzetting heen naar Ermelo. Hij had in Putten niet meer dan vage geruchten gehoord over het gebeurde bij de Oldenallerbrug; uit de brief die hij daags daarna aan Jan Thijssen schreef, blijkt dat hij niet vermoedde, laat staan wist, dat het daar een actie had betroffen waartoe hij aan Witvoet het algemene bevel had gegeven. Hij werd spoedig door Oosterbroek of een van de andere deelnemers aan de overval nader ingelicht, ook over het gevonden Duitse document, en vernam ook iets van de in Putten genomen represailles' - prompt stelde hij aan Jan Thijssen de vraag of het verantwoord was, met acties als bij de Oldenallerbrug door te gaan.

XCWij herinneren er aan dat, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, kort na Dolle Dinsdag met het oog op de Duitse represailles de actie van zijn z.g. burgerverzetsgroepen had beëindigd (er hadden zich gevallen

I Onder het hoofd 'Represailles' vermeldtThijssens 'Gevechtsrapport september 1944' d.d.7 okt. 1944 (LO/LKP, 5 G) het volgende: 'Negen inwoners van Putten die tegen bevel na 13 uur op straat kwamen, doodgeschoten; mannelijke bevolking van 17-50 jaar als dwangarbeiders naar !JsseUinie; dorp afgebrand.' Onder het hoofd 'Gevechten' staat: 'Bij Putten kostbare gegevens buitgemaakt. Volgens bevel vij[andelijke] gewon den medische verzorging verstrekt.'

NAAR DE KATASTROFE

voorgedaan waarin, als op een bepaald weggedeelte spijkers e.d. waren gestrooid, de Wehrmacht gedreigd had dat nabijgelegen huizen in brand gestoken zouden worden als men daarmee doorging), dat hij had goedgekeurd dat zijn Gewestelijke Sabotage-Commandant in het zuiden, J. J. F. Borghouts, op 9 september de spoorwegsabotage aan een belangrijke lijn had stopgezet toen de Wehrmacht had gedreigd, bij voortzetting een groot aantal mannen, vrouwen en kinderen te fusilleren, en dat het besluit van van Bijnen om zijn ondercommandanten discretionaire bevoegdheid te geven, door het Londense Bureau Bijzondere Opdrachten was goedgekeurd. Uit dit alles sprak de bedachtzaamheid welke de activiteit van de Knokploegen bijna steeds had gekarakteriseerd.

XCDie bedachtzaamheid was de onstuimige Thijssen vreemd. Aan Dijkman deed hij op 5 oktober een antwoord toekomen 1 (kolonel Koot en van Bijnen ontvingen er afschrift van) dat aldus luidde:

XC'1. Zolang geen nadere orders terzake worden ontvangen, zijn represailles van de vijand geen aanleiding om bevolen actie te staken."

XC2. Indien de gevechtshandelingen zulks toelaten, kunnen tegenmaatregelen worden getroffen, bijv. het nemen van hoge officieren als gijzelaars.

XC3. Indien mogelijk moeten acties worden uitgevoerd op onbewoonde trajecten tussen twee plaatsen, echter slechts indien het effect van de actie hierdoor niet lijdt.'

XCMet punt 2 uit deze aanwijzingen maakte Thijssen het er niet beterJ.J.

1 Tekst in RW, I g. 2 Deze formulering laat de conclusie toe dat Thijssen nadere orders uit Londen bedoelde. Daarbij vermelden wij dat Engel, een van de leden van de Raad van Verzet (als college), op 12 oktober samen met Thijssen een onderhoud had met kolonel Koot. 'Ik heb', aldus Engel jegens de Enquêtecommissie, 'kolonel Koot' (Engel sprak in zijn verhoor van 'generaal Koot') 'toen de vraag gesteld of er nooit meer voor een tweede maal een Putten zou komen. Toen had alles zich juist net in Putten afgespeeld. Hij vroeg toen: 'Hoezo?', waarop ik antwoordde: 'Kolonel, daar bereiken wij niets mee; het kost duizenden mensenlevens en er worden misschien een paar Duitsers gewond en misschien één (nog welonbetekenende) doodgeschoten.' De kolonel heeft zich nogal kwaad gemaakt en zei dat het bevel was en dat ik er niet zo over denken kon, aangezien ik dan geen goed soldaat was. In deze discussie heeft Jan Thijssen als militair kolonel Koot bijgestaan en mij losgelaten ... Ik heb de kolonel verweten (dit moet ik helaas bekennen) dat hij meer militair was dan mens. Hij zei: 'Dit is een bevel van de prins, het komt van over de rivieren." (getuige A. Engel, dl. VII c, p. 773). Kolonel Koot is terzake niet door de Enquêtecommissie gehoord en wij betwijfelen of hij de geciteerde uitlating heeft gedaan; er is geen enkel 'bevel van de prins', als bedoeld, bekend en Koot streefde over het algemeen naar matiging.

THIJSSENS NIEUWE AANWIJZINGEN

op: te voorzien viel dat het in gijzeling nemen van hoge Duitse officieren tot een escalatie zou leiden welke nog méér slachtoffers zou doen vallen onder de burgerij. Thijssen zal dat ook wel beseft hebben; vandaar zijn punt 3 - maar lagen 'onbewoonde trajecten tussen twee plaatsen' niet nog steeds op het grondgebied van een gemeente waar de bezetter, zoals hij in Putten had gedaan, zware represailles kon nemen?

XCDijkmans reactie op Thijssens nieuwe aanwijzingen was, zijn functie ter beschikking te stellen; hij schreef (II oktober) dat hij zich 'kapot (werkte) zonder noemenswaardig resultaat te bereiken.' I Thijssen weigerde de ontslagaanvraag in te willigen, 'ontslag uit de dienst aan een soldaat in oorlogstijd kan', antwoordde hij, 'alleen worden gegeven om medische redenen', hij vroeg Dijkman zich te laten onderzoeken door een van de met de Raad van Verzet samenwerkende artsen en gaf hem in afwachting van diens rapport 'twee weken ziekteverlof"." Kennelijk besefte Thijssen niet dat Dijkman die op de Veluwe rusteloos in touw was geweest, aan het einde was van zijn psychische krachten. De gevolgen waren rampzalig.

XCOp 18 oktober deed Dijkman aan Thijssen weten dat hij weer zijn functie van brigadecommandant van de RVV zou gaan uitoefenen. Prompt instrueerde Thijssen hem: 'a. Voortgaan met aanvallen Duits verkeer ... Veel wegversperringen aanleggen, desnoods arbeid bevolking voor dit doel vorderen ... b. Overvalwerk voortzetten waar dit ... maar enigszins mogelijk is. Oefenen met leggen wegversperringen onder vuur ... c. Waar mogelijk overvallen op auto's en stafkwartieren en trachten gegevens te bemachtigen? - dat was precies het type actie dat tot de represailles tegen Putten had geleid! Dáár voelde Dijkman niet voor, maar hij zette zich in het hoofd dat hij een andere actie kon uitvoeren die, als zij slaagde, een belangrijk positief effect zou hebben: een gewapende overval op het concentratiekamp Amersfoort ter bevrijding van alle gevangenen - hetzelfde kamp waar de mannen uit Putten in eerste instantie waren heengevoerd. Met de voorbereiding van die actie was hij nog bezig (hij had er de hulp bij van een gedeserteerde Duitse officier) toen, als gevolg van het 'doorslaan' van een van de leden van zijn brigade, de SD uit Apeldoorn op 15 november een inval deed bij bakker Drost in Ermelo waarbij bleek dat Dijkman dáár, d.w.z. op zijn normale adresJ.

I Dijkmans brief aan Thijssen van II oktober '44 is niet bewaard gebleven maar Thijssen schreef twee dagen later in zijn antwoord: 'Ge schrijft dat ge L1 kapot werkt zonder noemenswaardig resultaat te bereiken.' (RVV, 1 g). 2 Brief, II okt. 1944, van Thijssen aan B. Dijkman (a.v.). 3 A.v., 19 okt. 1944 (a.v.).

NAAR DE KATASTROFE

(d.w.z. in strijd met de gebruikelijke veiligheidsregels der illegaliteit), zijn hoofdkwartier had gevestigd. De bakker, zijn echtgenote, Dijkman zelf en nog een andere illegale werker werden gearresteerd 1 en in het huis vond de SD bovendien Dijkmans volledige archief dat hij (opnieuw in strijd met de gebruikelijke veiligheidsregels der illegaliteit) in zijn eigen woning had opgeslagen: o.m., aldus Th. A. Boeree in zijn Kroniek van Ede, 'de laatste bevelen van hogerhand, de laatste rapporten van lagere commandanten, spionageberichten, stukken over sabotage, afwerpterreinen, contact met het Engelse front, telefoonen koerierverbindingen ... , papieren over de organisatie [enj een gesloten couvert waarin een code voor de zender.' 2 De bakkerij werd geplunderd en in brand gestoken en Dijkman werd in de verhoren waaraan hij werd onderworpen, met het ene stuk na het andere geconfronteerd. Talloze gegevens gaf hij prijs en daar vloeiden arrestaties uit voort waarbij hij soms ook zelf aanwezig was. Twaalf van de arrestanten, onder wie de districtscommandant van de BS te Ede, werden begin december in Apeldoorn gefusilleerd, Dijkman niet: de SD had hem nog nodig, 'hij werd', aldus Boeree, 'telkens geraadpleegd over het gevonden archief." Eind maart '45 werd hij bij Wierden door de SD doodgeschoten.

XCEigen oordeelvellingen door een geschiedvorser voegen, wij merkten dit al in eerdere delen van ons werk op, niets toe aan het historisch gebeuren en wij menen dan ook dat zulk een geschiedvorser met die oordeelvellingen spaarzaam dient te zijn. Wij zijn er desondanks steeds toe overgegaan wanneer wij ons geconfronteerd zagen met uitspraken van de Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945' van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of wanneer wij het beleid beschreven hadden van Nederlandse instanties in bezet gebied welker doen en laten diep ingreep in het leven van de gehele bevolking of van delen daarvan: bijvoorbeeld de secretarissen-generaal en de Joodse Raad. Er steekt dan in die oordeelvellingen een element van duidelijkheid: de geschiedvorser maaktpen. 2 Th. A. Boeree : Kroniek van Ede gedurmde de bezettingstijd, met grepen uit het leven der partisan en (1947), p. 216. 3

1 Dijkmans koerierster die de bakkerij binnenkwam, mocht weer weggaan nadat zij hardnekkig had volgehouden dat zij alleen maar een brood had willen ko

BEOORDELING VAN HET GEBEUREN TE PUTTEN

er de normen expliciet in die impliciet natuurlijk aan zijn gehele arbeid ten grondslag liggen. Eén belangrijk voorschrift mag hij daarbij nimmer uit het oog verliezen; het wordt aangegeven door het Franse gezegde: II faut juger les faits d'après leurs dates, anders gezegd: beoordeelt men de daden van mensen, dan dient men, wanneer die daden noodlottige gevolgen hebben gehad, die gevolgen niet toe te rekenen wanneer zij in redelijkheid niet te voorzien waren. Het is een voorschrift dat bij uitstek in het oog moet worden gehouden bij de beoordeling van hetgeen met Putten en zijn inwoners is geschied - een beoordeling welke, zo menen wij, op onze weg ligt omdat allerlei aspecten van het gebeuren omstreden zijn gebleven. Wij beginnen met het illegale aspect. Dat de overval bij de Oldenallerbrug op hoogstongelukkige wijze is uitgevoerd, behoeft geen betoog maar was dit type overval op zichzelf onverantwoord? Wij menen van niet: het kon, zeker wanneer men belangrijke stukken buitmaakte (dat was hier niet het geval), van militair voordeel zijn voor de Geallieerden. De groep die de overval pleegde, kon voorts de represailles waartoe de bezetter overging, niet voorzien: represailles op zulk een schaal waren nimmer tevoren in bezet Nederland genomen. Op de zondagavond na de overval wist de groep niet méér dan dat in Putten een aantal mensen was doodgeschoten en dat er een deel van de mannelijke bevolking vastzat; tot haar drong verder door dat de bezetter zich van represailles zou onthouden als de daders van de aanslag zich kwamen aanmelden en Oberleutnant Eggert uitleverden. De groep besloot toen de tweede eis in te willigen, terecht naar ons oordeel, de eerste niet: even terecht, menen wij. De groep wist niet dat Fullriede bevel had ontvangen, de daders van de aanslag onmiddellijk dood te schieten - alle reden had zij om aan te nemen dat de verhoren waaraan de SD haar zou onderwerpen, de levens van talrijke andere illegale werkers in gevaar zouden brengen '; zij verwachtte voorts dat de vrijlating van Eggert tot verzachting van de represailles zou leiden en het is niet háár schuld geweest dat die vrijlating op de maandag waarop zeshonderdzestig mannen werden weggevoerd en een deel van Putten in brand werd gestoken, niet eens aan Fullriede bekend werd.

XCWat het beleid van Thijssen betreft: het lag niet in zijn aard, de voordelen welke acties van de illegaliteit konden hebben voor de Geal

XC1 Wij nemen aan dat diezelfde overweging bij de student van Heessen een rol heeft gespeeld; deze is in Duitsland

NAAR DE KATASTROFE

lieerde en dus ook voor de Nederlandse zaak, zorgvuldig af te wegen tegen de te voorziene nadelen welke uit die acties voor de Nederlandse burgerij konden voortvloeien; hem was gerapporteerd dat 'negen inwoners van Putten die tegen bevel na 13 uur op straat kwamen', waren doodgeschoten, dat 'de mannelijke bevolking als dwangarbeiders naar de IJssellinie' was weggevoerd en dat het 'dorp afgebrand' was - daar stond tegenover dat, zo vernam hij, 'kostbare gegevens' waren buitgemaakt. Zelf zag hij de uitgevoerde actie als zinvol en hij gelastte dus herhalingen, waarbij hij er, menen wij, van moest uitgaan dat nog méér mannen weggevoerd en nog méér dorpen afgebrand zouden worden. Hij had het als een probleem kunnen beschouwen of dit type actie verantwoord was en hij had eigener beweging (hij voelde zich de zelfstandige commandant van de brigades van de Raad van Verzet en hij had een eigen verbinding met Londen) dat probleem onmiddellijk aan het Londense Bureau Bijzondere Opdrachten kunnen voorleggen; dat heeft hij nagelaten en dat lijkt ons onjuist beleid. Daarbij merken wij op dat de brigades van de Raad van Verzet nadien, voorzover ons bekend, geen enkele overval van het type-Oldenallerbrug hebben uitgevoerd; dat heeft evenwelniet aan Thijssen gelegen - deze werd overigens op I november door kolonel Koot van het commando over zijn eigen brigades ontheven. Meer hierover in hoofdstuk 7.

XCDe opsluiting van de mannen heeft in Putten plaatsgevonden met hulp van de politie. Het spreekt vanzelf dat die politiemannen die zoveel mogelijk mannen stimuleerden om te vluchten of zich in of bij hun woning schuil te houden, meer waardering verdienen dan de anderen die, geïntimideerd door de aanwezigheid van meer dan duizend tierende Duitse militairen, aanspoorden tot stipte volgzaamheid, maar men mag daarbij niet uit het oog verliezen dat ook aan die tweede groep politiemannen geenszins duidelijk was, wat te geschieden stond met diegenen die in de kerk en in het schoolgebouw terechtkwamen. Wij zijn er overigens van overtuigd dat veel mannen in de gezochte leeftijdsgroep: achttien tot vijftig jaar, met name na de verstandige waarschuwingen die in de hervormde en in de gereformeerde kerk waren gegeven, zich zonder bemoeienis van de zijde van de politie hebben verborgen; uit die leeftijdsgroep kregen de Duitsers volgens onze schatting niet veel meer dan twee-vijfde in handen.

XCWat die Duitsers betreft, is duidelijk dat Fullriede het hem gegeven bevel met grote tegenzin heeft uitgevoerd en bovendien, niet zonder risico, slechts gedeeltelijk. Naar verhouding is maar een klein deel van de Puttense panden verwoest en de geëvacueerde bevolking kon daags

BEOORDELING VAN HET GEBEUREN TE PUTTEN

na het gebeuren terugkeren. Fullriede werd injuni '48 door het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem tot twee-en-een-half jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest veroordeeld en kreeg begin' 50 de gelegenheid naar Duitsland terug te keren; terecht overwoog het hof daarbij dat uit niets gebleken was dat hij wist dat de onder zijn verantwoordelijkheid bijeengedreven mannen in het concentratiekamp Neuengamme zouden terechtkomen.

XCDat laatste was wèl bekend aan Schöngarth, Rauter, von Wühlisch en Christiansen. Welke gevolgen had het gebeurde te Putten voor deze vier?

XCSchöngarth werd niet door de Nederlandse bijzondere rechtspleging berecht (een Britse militaire rechtbank heeft hem in de lente van '46 in Duitsland tot de doodstraf veroordeeld wegens een ander feit), in Rauters lange telastelegging kwam het gebeurde te Putten niet voor, von Wühlisch pleegde in september '46, toen hij in Nederland gevangen zat, zelfmoord, Christiansen werd o.m. op grond van wat in Putten was geschied, aangeklaagd. Hij werd in augustus '48 tot twaalf jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, veroordeeld (op zijn proces komen wij in deel 12, Epiloog, terug) maar bleef nadien nog maar ruim drie jaar gevangen; wegens zijn hoge leeftijd (hij was toen twee-en-zeventigjaar) werd hem in ' 5 I de rest van zijn straf kwijtgescholden zodat hij naar zijn geboorteplaats, Wyk op het eiland Föhr, kon terugkeren; meer dan twintigjaar later overleed hij als een geëerd burger. Wij zouden het gepast hebben gevonden indien de Wehrmachtbefehlshaber, die op de overval bij de Oldenallerbrug had gereageerd met woorden als 'Das ganze Nest muss angesteckt werden und die ganze Bande an die Wand gestellt', en van wie dus geen enkele impuls tot matiging was uitgegaan, geen strafverlichting zou hebben gekregen (ook hierover meer in Epiloog). Daarbij tekenen wij nog aan dat, naar ons oordeel, noch Christiansen, noch Schöngarth, noch Rauter had kunnen voorzien dat van de vijfhonderdnegen-en-tachtig uit Putten weggevoerde mannen die in Neuengamme werden ingeschreven, slechts vier-en-veertig in leven zouden blijven, maar dat achten wij slechts in beperkte mate relevant: dat in N euengamme als in elk ander Duits concentratiekamp velen zouden bezwijken, wisten zij. Dat wist iedere Duitser en de onbeheerste Christiansen, trouw, ja slaafs volgeling van zijn Führer, lag er niet wakker van.

XCOp 2 december nu werd op Schouwen bekendgemaakt dat alle mannen van zeventien tot veertig jaar zich moesten aanmelden om als 'spitters' te worden weggevoerd. Die bekendmaking forceerde de ontwikkeling. Telefonisch werd afgesproken dat de Canadezen op 6 december tegen negen uur 's avonds met een bootje een groep van zeventien personen zouden komen afhalen: twee ondergedoken Britse militairen en een ondergedoken Nederlandse Commando, wier zweefvliegtuig op de eerste

XCI In het nu volgende vatten wij o.m. samen wat G. M. Fey kort na de bevrijding heeft gepubliceerd in zijn boek Verzet! Schouwen-Duiveland in defrontlinie (1945).

HET GEBEUREN OP SCHOUWEN

dag van 'Market-Garden' (17 september) een noodlanding op Schouwen had moeten maken, dertien illegale werkers en onderduikers (onder wie een echtpaar) en een Armeniër; die laatste was aan de groep toegevoegd teneinde persoonlijk het bij de Canadezen bestaande wantrouwen weg te nemen en hij had, ten bewijze van zijn betrouwbaarheid, een aantal Duitse stafkaarten bij zich. De afspraak was dat de groep bij Zierikzee van de wal af op gezette tijden een wit licht zou ontsteken; bij onraad zou het licht rood zijn.

XCOp de avond van 6 'december kwamen de Canadezen niet opdagen; het weer was te slecht. De afhaalpoging werd krachtens een nieuwe afspraak op de volgende avond herhaald. Weer liep het mis. De groep gaf aan de onderkant van de dijk bij Zierikzee de afgesproken witte lichtsignalen en deze werden van het water af vijf maal beantwoord. Korte tij d later passeerde een Duitse auto de afhaalplek; dat de Canadese boot toen niet naderde, was gevolg van het feit dat het rode achterlicht van die auto door de afhalers beschouwd werd als een alarmsignaal. De groep van zeventien verliet de plek aan de dijk en ging in een nabijgelegen huis overleg plegen. Tijdens dat overleg kwam de afhaalboot op de afgesproken plaats en een patrouille ging aan land. Bij het weer aan boord gaan werd deze patrouille ontdekt door een Duitse schildwacht die een vuurpijl afschoot. Zulks leidde er toe dat andere Duitse militairen de afhaalplek naderden. Daarbij ontmoetten zij het echtpaar dat vooruit was gegaan en dat niet werd gearresteerd doordat de man beweerde, na spertijd nog buitenshuis te zijn omdat hij (hij liet dat aan de Duitsers zien) een lekke band had. Korte tijd later stieten de Duitsers op de overige leden van de groep. Een vuurgevecht ontstond. Vier personen wisten te ontsnappen, onder wie de drie Geallieerde militairen, maar de elf overigen vielen in Duitse handen waarbij een der onderduikers: de gemeentesecretaris van Renesse (hij was ondergedoken omdat hij medewerking aan de aanrneldingsactie had geweigerd) zwaar werd gewond; hij had een schotwond in het achterhoofd en een in de toppen van elk van zijn longen. Hem lieten de Duitsers onder bewaking in het ziekenhuis te Zierikzee achter, de overige tien arrestanten werden elders opgesloten en in de loop van de 8ste samen met een vrouw uit Zierikzee die in de nacht was gearresteerd (haar zagen de Duitsers voor de vrouwaan die zij met haar man waren tegengekomen) per boot naar Middelharnis op Goeree-Overflakkee overgebracht. Aan boord komend werden zij geschopt en geslagen. Tijdens de oversteek naar Goeree-Overflakkee sprong de Armeniër overboord (hij verdronk). De gearresteerde vrouw werd vrijgesproken, de negen mannen werden mèt de in Zierikzee achtergelaten

NAAR DE KATASTROFE

cretaris in de nacht van 8 op 9 december in aanwezigheid van een functionaris van de SD te Rotterdam, Kriminalsekretär K. P. H. Bläse, door een haastig samengesteld Kriegsgericht tot de dood door de strop veroordeeld; de doodvonnissen werden telefonisch door Christiansen bevestigd.

XCMen bracht de negen mannen naar Schouwen terug waar zij in Haamstede in een bunker werden opgesloten. Vandaar werden zij op zondag IQ december naar het Slot Moermond bij Renesse gevoerd. De gereformeerde predikant te Haamstede mocht hun geestelijke bijstand verlenen; hij las twee psalmen voor en vervolgens zongen de negen hand in hand 'een vaste burcht is onze God'. Daarna werden zij opgehangen, zulks ten aanschouwe van de gewonde gemeentesecretaris die er op een brancard bij lag. Inmiddels waren de Duitsers op Schouwen rondgegaan; enkele mannelijke naaste verwanten van de opgehangenen en vijf andere burgers uit elke gemeente werden op straffe van anders doodgeschoten te worden, gedwongen mee te gaan naar het Slot Moermond. Daar kregen zij de opgehangenen te zien, 'daar zag ik', zo verklaarde in '45 een vader, 'mijn eigen kind hangen, mijn enige zoon. Het was voor mij niet te geloven ... Ze hebben mij alles wat ik op aarde bezat en waar ik mijn hoop op gevestigd had, weggenomen.' 1 De lijken moesten twee etmalen blijven hangen. Zij hingen er nog toen het lijk van de inmiddels gestorven gemeentesecretaris van Renesse de volgende dag er naast werd opgehangen.'

XCSchouwen was in het laatste jaar van de oorlog een in hoge mate geïsoleerd eiland - van de Duitse schanddaad die wij beschreven (men had er op het nabije Goeree-Overflakkee spoedig weet van), werd pas

I Mil. Commissariaat Zeeland, sectie Internering Zierikzee: p.v. no. 150 (lokt. 1945), p. 7 (getuige H. Verhoeff) (Doc 1-102, a-z). 2 Er werden die dag op Schouwen aanplakbiljetten aangebracht waarop te lezen stond dat een ongespecificeerd aantal gijzelaars zou worden opgehangen als de drie Geallieerde militairen niet vóór 12 december aan de Duitsers waren uitgeleverd. Op de r rde hadden de Duitsers de drie in handen; wij veronderstellen dat zij zichzelf zijn gaan aanmelden: hen moesten de Duitsers als krijgsgevangenen behandelen. Wat het lot van de twee Britten is geweest, weten wij niet, de Nederlandse heeft de oorlog overleefd.

HET GEBEUREN OP SCHOUWEN

twee maanden later hier en daar in de illegale nieuwsbulletins melding gemaakt. Met het gebeurde te Putten lag dat anders: de illegale pers berichtte er spoedig over, zij het kort, en ieder die Putten passeerde (dat waren in oktober maar vooral in de maanden die volgden, tien-, ja honderdduizenden personen uit het westen des lands die naar het oosten en noorden op 'hongertacht' waren), zag met eigen ogen de aangerichte verwoestingen en stellig hebben velen hunner ter plaatse vernomen dat honderden mannen naar het concentratiekamp Amersfoort en vandaar met onbekende bestemming naar Duitsland waren weggevoerd. Toen reeds werd 'Putten' een begrip. De Duitsers waren er als brandstichters en slavenhalers opgetreden, zulks in de periode waarin zij zich in het westen des lands bovendien als rovers hadden ontpopt. Wat men daar had zien verdwijnen: schepen, autobussen, auto's, fletsen, dekens en kledingstukken, vormde overigens slechts een klein deel van het totaal aan goederen dat van september '44 af door de bezetter uit Nederland werd weggesleept, en het is die meer algemene roof welke wij thans te beschrijven hebben.

Nederland wordt leeggeroofd

XC

XCMogen wij, zoals wij eerder deden en nu opnieuw in de titel van deze paragraaf doen, het begrip 'roof' gebruiken? Wij menen van wel. Bij het zich toeëigenen en wegslepen van goederen uit Nederlands bezit kunnen wel soms vorderingsbewijzen afgegeven zijn, zoals bij de vordering van dekens en kledingstukken het geval was, maar dat betekende niet anders dan dat de oorspronkelijke eigenaren een papier van hoogst twijfelachtige waarde in handen kregen; zij moesten afwachten of de Nederlandse overheid de financiële middelen zou bezitten om over te gaan tot uitbetaling van de vastgestelde waarde der verdwenen goederen en zij dienden wel aan te nemen dat die bedragen, zo zij ooit werden uitbetaald, niet voldoende zouden zijn om er (en wanneer zou dat weer kunnen?) gelijkwaardige goederen voor aan te schaffen. Trouwens, in wijder verband beschouwd kwamen die vorderingen er op neer dat de Duitse staat nog dieper bij de Nederlandse in de schuld kwam te staan dan toch al het geval was en hoe zou die Duitse staat na de verloren oorlog ooit die schuld kunnen betalen? Dezelfde situatie deed zich voor wanneer men in plaats van een vorderingsbewijs geld kreeg: de Nederlandse gulden (en de Duitsers konden van oktober '44 af weer over ongelimiteerde 7

NAAR DE KATASTROFE

guldensbedragen beschikken') had immers het grootste deel van zijn waarde verloren. Vorderingsbewijzen en bankbiljetten waren papier papier waarmee men bleef zitten, nadat men de geroofde goederen was kwij tgeraakt.

XCEr zijn verschillende roofacties geweest, incidentele en systematische.

XCVan de incidentele (men kan dan ook denken aan het individueel roven van fletsen door militairen van de Wehrmacht dat wij eerder memoreerden) hebben wij geen overzicht. Over het algemeen gold dat de Wehrmacht zich toeëigende wat zij nodig had: voorraden levensmid

XC1 P. A. H. Bijleveld die eind juni '43 op voorstel van de president van de Nederlandse Bank, mr. M. M. Rost van Tonningen, NSB'er en tevens een groot voorvechter van de SS-ideologie, tot directeur van de bank was benoemd, had er Rost eind augustus '44 in een brief op gewezen, dat Nederland op financieel-economisch gebied slechter was behandeld dan andere bezette landen doordat de deviezenen tolgrens met Duitsland goeddeels was opgeheven. Op Dolle Dinsdag, 5 september, had Bijleveld, die lid was van de NSB maar een tegenstander van de Duitse plundermethoden, een groot aantal maatregelen genomen dan wel goedgekeurd om speculatie tegen te gaan en het betalingsverkeer te beperken: de effectenbeurzen waren die dag feitelijk gesloten (zij bleven dicht maar de clandestiene handel in effecten vond voortgang en van eind februari '45 af mochten bovendien officiële noodverkoopsvergunningen worden afgegeven) en in afwezigheid van Rost, die naar Deventer was gevlucht (hier bevond zich reeds het departement van financiën), had Bijleveld bepaald dat over saldi bij banken, spaarbanken, giro-instellingen en levensverzekeringsmaatschappijen per persoon slechts mocht worden beschikt voor een bedrag van f 100 per week, behoudens voor de betaling van lonen, pensioenen, lijfrenten en sociale lasten; hij had bovendien met machtiging van dr. A. J. Bühler, Seyss-Inquarts Beauftragter bij de Nederlandse Bank, de maatregel getroffen dat Reiehsmarken niet langer vrijelijk tegen guldens mochten worden ingewisseld.

XCBühler werd deswege enige weken later door Seyss-Inquart ter verantwoording geroepen en berustte er toen in dat die inwisseling wederom geheel vrij zou worden. Daarvoor was een besluit van de Nederlandse Bank nodig. Bijleveld weigerde dat besluit te ondertekenen en Rost deed dat toen als enig directielid, maar, zo schreef hij Seyss-Inquart, 'schweren Herzens'; hij veronderstelde namelijk dat het weer zou komen tot dezelfde 'fieberhajten Schu/arzkdufen' waartoe' ein europaisdies Gesindel' in de jaren '41-'43 had kunnen overgaan (brief, 21 okt. 1944, van M. M. Rost van Tormingen aan Seyss-Inquart, selectie voor 'Correspondentie van mr. M. M. Rost van Tonningen', dl. II, no. 662). Seyss-Inquart deelde die bezorgdheid niet; zijn vrees was veeleer dat de Wehrmacht en de Organisation Todt (belast met de aanleg van de stellingen van Zevenaar tot Delfzijl) voor hun eigen aankopen en uitbetalingen een tekort zouden krijgen aan Nederlandse banken muntbiljetten. Bankbiljetten waren er, berichtte Rost aan Seyss-Inquart, voldoende en achter de aanmaak van f roo mln aan muntbiljetten van vijf gulden had hij zowel bij de drukkerij Enschedé in Haarlem als bij de drukkerij Hoitsema in Groningen extra-spoed laten zetten, maar: 'Ob dieser Be/rag vollgedeckt uierden kann, u/ird van der Stromlieferung dey betriffenden Druckereien abhängen' (a.v., 19 okt. 1944, a.v., no. 661). 7

ROOF VAN PAARDEN EN VEE

delen en brandstoffen, voorraden wijnen en sterke drank, verder meubelen en gereedschappen - in Schagen werden emmers gevorderd, in Velp zelfs schaatsen ('wie mooie heeft', aldus een plaatselijk relaas, 'waagt er zich niet mee op de baan"). Systematisch werden in de eerste plaats paarden, koeien en varkens gevorderd. Voor de paardenvorderingen verscheen in de herfst een speciaal Kommando uit Duitsland dat, hardnekkige tegenwerking door von der Wense ten spijt (deze wilde, klaagde de leider van het Kommando 'jÜY Holland immer eine Extrau/urst haben'2), in oktober in de drie noordelijke provincies ging vorderen, in december in Overijssel en Gelderland, in januari en februari in Utrecht en Noord- en Zuid-Holland. De vorderingen, in het westen des lands verricht door Duitse patrouilles die stal na stal inspecteerden, duurden tot in april. Er waren toen door het Kommando ca. 12000 paarden weggevoerd, maar er hebben veel meer paardenvorderingen plaatsgevonden. Telt men. de paardenroof uit het Zuiden des lands mee, dan heeft Nederland in de periode september '44-april '45 in totaal bijna 46000 paarden verloren (3000 meer dan in de gehele voorafgaande bezettingsperiode, de 26000 in '40 gevorderde legerpaarden niet meegerekend). Uit sommige streken waren bijna alle paarden weggevoerd die men er voor het boerenbedrijf nodig had; mèt de paarden verdwenen veelalook karren en wagens en grote voorraden hooi en stro.

XCWat de veevorderingen betreft, kennen wij geen bijzonderheden over de Duitse acties maar wèl het totaalcijfer van de roof (het 'Zuiden des lands wederom meegeteld): de boeren raakten van september '44 tot april '45 bijna 90000 stuks vee en ruim 94000 varkens kwijt; dat is wat het vee betreft, 60% van wat zij in de periode mei '40-december '43 hadden moeten afstaan, en wat de varkens aangaat, ruim 50 % van wat eerder in de bezetting naar Duitsland was verdwenen.

XCIn de tweede plaats werden in de laatste bezettingsperiode systematisch textielvoorraden gevorderd - dat slaat dus niet op de goederen van particulieren in een aantal steden welker vordering wij eerder beschreven, maar op de voorraden bij de industrie en bij de groot- en kleinhandel. Van het wegslepen van de voorraden textiel uit de magazijnen van het textiel-distributiebureau maakten wij al melding (het betrofhier reserves, met veel moeite opgebouwd ten behoeve van bombardementsslachtof

1 S. Jansen: (1946), p. 57. 2 Brief, II jan. 1945, van Schiller aan von Geldern-Crispendorf 232157-59).

NAAR DE KATASTROFE

fers 1), maar er verdween veel méér. Medio oktober sloten Fiebigs staf en de staf van de Heeresgruppe B een overeenkomst die inhield dat het Vijftiende Duitse Leger alles zou krijgen wat men in magazijnen in het westen des lands nog kon vinden en dat de voorraden in Twente, met inbegrip van wat daar nog werd geproduceerd, in een verhouding 2 : I verdeeld zouden worden tussen het Vijftiende Leger en de Erste Fall schirm-Armee; bovendien werd toen een commissie gevormd die op zoek zou gaan naar nog niet ontdekte textieldepots. Eind oktober gaven voorts Seyss-Inquart en Fiebig aan een van Seyss-Inquarts provinciale Beauftrag ten, Oberbereichsleiter H. O. A. E. Sellmer (de man was tevens SS-Ober sturmbannfûhren, opdracht' die Ausräumung der Textil-, Bekleidungs und Schuhwaren-Einzel und GrosshandelsgeschäJte sowie dey Einsiel und Gross handelsgeschafie in medizinischen Einrichtungen und Geräten vorzunehmen"; wat de Wehrmacht daaruit nodig had, zou aan haar ter beschikking worden gesteld, de rest zou naar Duitsland verdwijnen.' Van december af deelden de Waffen-SS en de Ordnungs en Sicherheitspolizei in de buit, Rauter persoonlijk mocht in januari een graantje meepikken: Sellmer deed toen zijn best, grijze en blauwe stof voor hem te vinden waaruit drie herencostuums vervaardigd konden worden. De 'Aktion Sellmer' had toen overigens een breder werkterrein gekregen: zij mocht alle eindproducten en bovendien metalen gaan vorderen. 3 Vaak schakelde zij daarbij uit de Nederlandse onderwereld afkomstige tipgevers in, die 10 % van de waarde als premie uitbetaald kregen. Over cijfers met betrekking tot de 'Aktion Sellmer' beschikken wij niet.

XCWèl is enig cijfermateriaal bewaardgebleven over de grootste Duitse roofactie die vooral in de laatste maanden van' 44 is uitgevoerd: de actie waarbij Fiebig uit bezet Nederland al datgene liet wegslepen wat voor de Duitse oorlogsproductie (met inbegrip van het vervoerwezen) van belang was. Ook deze actie was al vóór de grote Geallieerde luchtlandingen en de afkondiging van de Spoorwegstaking (17 september) be

I De Stichting Centrale Voorziening, in '40 oorspronkelijk opgericht om de slacht offers van de verwoesting in het centrum van Rotterdam te helpen, slaagde er in, een nood-distributie-organisatie op te richten met Veenendaal als centrum. Contacten met de textielindustrie en -groothandel stelden de Stichting in staat, tussen 17 september '44 en de bevrijding voor een waarde van ca. f 3 mln onder de bevolking te distribu eren; ook aan illegale groepen en de op de Veluwe ondergedoken (zij hadden dringend burgerkleding nodig!) 'werd hulp verleend. 2 31 okt. 1944. 3 Edele metalen waren al eerder weggesleept in opdracht van Fiebig, bijvoorbeeld de volledige voorraad van de Rijksmunt: o.m. zilver ter waarde van f 2,6 mln.

ROOF VAN MACHINES EN VOORRADEN

gonnen, in de eerste twee weken van september namelijk, toen de bezetter uit de Philipsfabrieken te Eindhoven alles was gaan roven wat hij maar kon wegslepen. Daartegen waren, gelijk reeds vermeld, Hirschfeld en W oltersom op 15 september in Amersfoort bij Fiebig gaan protesteren; zij hadden niets bereikt. Fiebig had hun meegedeeld dat de bezetter krachtens een beslissing van Speer, de Reiihsminister [ür Rüstung und Kriegsproduktion, die een aanwijzing van Hitler volgde, 'zoveel mogelijk gereed product en grondstoffen, welke voor Duitse orders bestemd waren, (zou) afvoeren alsmede bepaalde machines meenemen ... opdat de tegenstanders van Duitsland daarvan niet zouden kunnen profiteren' - aldus Hirschfelds verslag van de bespreking.' Dat 'meenemen van bepaalde machines' hield een zekere beperking in en die beperking was ook aanwezig in de formulering: 'zoveel mogelijk gereed product en grondstoffen welke voor Duitse orders bestemd waren', anders gezegd: grondstoffen en producten welke niet voor Duitse orders bestemd waren, zouden niet worden weggesleept. Met die, op zichzelf onlogische beperking (immers: ook van die andere producten en grondstoffen zouden de Geallieerden kunnen profiteren) werd na de Spoorwegstaking door Fiebig geen enkele rekening gehouden; men zou kunnen zeggen dat die staking als overduidelijk blijk van de diepe afkeer die het Nederlandse volkjegens de bezetter koesterde, bij hem slechts het verlangen versterkte om zonder enige restrictie uit Nederland, waar het grootste deel van de industrie bij gebrek aan stroom toch niet meer kon werken, weg te slepen wat Duitsland nog kon gebruiken. Daarvoor waren enorme transporten nodig: alles wat voor die roof in aanmerking kwam, moest worden geselecteerd en op transportmiddelen geladen, d.w.z. op goederenwagons dan wel op binnenschepen; Nederlandse arbeiders moesten daarbij helpen en wenselijk was dat ook de directies der bedrijven hun medewerking zouden verlenen. Die medewerking werd door alle directies geweigerd; zij zochten (en vonden soms) steun bij Duitsers die hun bedrijf goed kenden, en deden hun best om voorraden en machines te verbergen. Dat laatste was evenwellang niet altijd mogelijk en de directies aanschouwden de leegroving van hun fabrieken dan met grote verontwaardiging en in diepe bezorgdheid: hoe zou men ooit na de bevrijding de productie kunnen hervatten wanneer alleen maar lege fabriekshallen en lege kantoren overbleven?

XCFiebig droeg de organisatie van de massale roof op aan z.g. Trupps van de Feldu/irtschajtskommandos die al in bezet gebied werkzaam waren of

XC1 H. M. Hirschfeld: Herinneringen uil de bezettingstijd, p. I38.

NAAR DE KATASTROFE

daarheen werden verplaatst. Er kwamen in oktober aparte Trupps in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Tiel en Utrecht (zij moesten steeds ook in de omgeving van deze plaatsen nagaan, waar zich de machines en voorraden bevonden welke voor wegvoering in aanmerking kwamen), later zijn er vermoedelijk ook roofdetachementen van dien aard werkzaam geweest in het noorden en oosten (het leegroven van het geëvacueerde Arnhem zullen wij apart beschrijven).

XCHulp bij het, voorzover nodig, demonteren en opladen van de te roven goederen werd veelal door de arbeiders van de betrokken bedrijven geweigerd; velen hunner doken onder en werden dan financieel geholpen hetzij door de LO, hetzij door hun directies. Waar zich dat onderduiken voordeed, werden door de Trupps van de Feldwirtschajtskornmandos gewone burgers verplicht om bijstand te verlenen. Daarnaast waren er losse arbeiders die zich voor die bijstand kwamen aanmelden; zij kregen dan forse lonen uitbetaald en ontvingen een toeslag op hun rantsoenen - Fiebigs vertegenwoordiger in Noord-Holland gaf zich in oktober bovendien moeite om voor die losse arbeidskrachten, zeshonderdvijftig alleen al in Amsterdam, Rotterdam en Amersfoort, 300000 sigaretten en r 500 flessen sterke drank in de wacht te slepen; hoeveel arbeiders in totaal bij Fiebigs grote roofactie ingeschakeld zijn geweest, weten wij niet, maar het waren er voldoende voor de Duitse doeleinden, althans: klachten over een tekort aan arbeiders treft men in de (onvolledige) stukken die terzake bewaard zijn gebleven, niet aan. Tekort aan Nederlandse schippers hadden de Duitsers wèl - begin oktober droeg Fiebig er zorg voor dat allen onder de in bezet Nederland aanwezige Duitse militairen die enige ervaring op een binnenschip hadden, bij zijn transportorganisatie werden gedetacheerd. Er werd verder, behalve door de schippers, tegengewerkt door Nederlandse illegale groepen: op verzoek van de Friese KP en van de OD werd een sluis bij Groningen in de vaarroute door de noordelijke provincies door de Geallieerden gebombardeerd I en toen de Duitsers vervolgens een route moesten kiezen over het Friese wad, werd daar door de Friese KP de bebakening weggenomen zodat een aantal schepen prompt aan de grond liep. Eind december vroren alle kanalen dicht en vier weken later lagen alleen al in Amsterdam 250 schepen vast die met geroofde goederen waren beladen. Het verdient evenwel de aandacht dat voor Fiebigs actie de spoorwegen belangrijker waren dan de waterwegen, althans: eind december '44, toen ca. r65000

XCI Er was een zo ver mogelijk naar het oosten gelegen sluis opgegeven teneinde de voedseltransporten per schip naar het westen des lands niet onmogelijk

ROOF VAN MACHINES EN VOORRADEN

ton aan roofgoederen per schip was verzonden, hadden bijna 20000 goederenwagons ca. 230 000 ton van die goederen naar Duitsland getransporteerd. Over latere cijfers met betrekking tot de transporten beschikken wij niet.

XCHet Nederlandse bedrijfsleven heeft als gevolg van Fiebigs roofactie (en van de veel kleinere vorderingsacties die eerder in de bezetting uitgevoerd zijn) goederen verloren tot een totale waarde van f 1,3 miljard, oftewel ca. 6 % van het (geschatte) nationaal vermogen. Er is geroofd uit ca. 4000 bedrijven waarbij vooral de bedrijven op de metaalsector slachtoffer werden: machines, gereedschappen en voorraden werden weggesleept, maar ook laboratorium-instrumenten (de laboratoria van de Technische Hogeschool te Delft werden niet vergeten), bedrijfsbibliotheken, kantoormeubilair en -apparatuur. 1 Aan machines alleen al werden er 60000 geroofd. Geroofd werden voorts vrijwel alle locomotieven en personen- en goederenwagons van de Nederlandse Spoorwegen en ook werden hele trajecten opgebroken waarna bovenleidingen, seinmaterieel, rails en dwarsliggers naar Duitsland werden getransporteerd; dan ruim 300 tramwagens, en tenslotte bleken bij de bevrijding meer dan 3300 schepen, grote en kleine, verdwenen te zijn.

XCWij hebben er geen overzicht van waar in Duitsland de geroofde goederen terechtkwamen. In de regel werden de machines van een bepaald Nederlands bedrijf overgedragen aan een Duits bedrijf dat op dezelfde sector werkzaam was, en er deden zich gevallen voor waarin arbeiders van het Nederlandse bedrijf gedwongen werden naar Duitsland te vertrekken om daar behulpzaam te zijn bij het installeren van de geroofde machines. De toenemende verkeerschaos in Duitsland maakte het evenwel niet mogelijk om alles wat geroofd was, op de plaats van bestemming te doen belanden; toen Duitsland ineenstortte, lagen talloze uit Nederland geroofde goederen kris-kras door het land verspreid zonder dat zij van enig belang waren geweest voor de Duitse oorlogseconomie - voor de opsporing en terugvoering had het in '45 opgerichte Commissariaat-Generaal voor de Nederlandse Economische Belangen in Duitsland jaren nodig.

XCIntussen was dat westen van het land er nog heilig afgekomen, vergeleken met Arnhem.

XCOp maandag 25 september '44, de laatste dag van de strijd bij Oosterbeek, had de bevolking van Arnhem krachtens besluit van de Wehrmacht de stad moeten verlaten; wij zouden dat besluit op zichzelf niet onrechtmatig willen noemen - het was geen onredelijke veronderstelling van de Wehrmacht dat de Geallieerden na hun mislukte poging om de brug bij Arnhem te veroveren, alsnog op korte termijn zouden trachten, ergens tussen Arnhem en Wageningen over de Rijn te komen; Arnhem en alle plaatsen tussen Arnhem en Wageningen werden dus ontruimd, de gehele zuidelijke Veluwezoom werd tot verboden gebied verklaard en er werInquart en anderen' (18 dec. 1945), p. 22 (Doe 1-1564, b-ç), 2 Exemplaar in Doe 111222, a

I H. M. Hirschfeld en H. L. Woltersom: 'De verantwoordelijkheid van dr. A. Seyss

ARNHEM LEEGGEROOFD

den daar Duitse troepen gelegerd en stellingen aangelegd. In de Betuwe werd in oktober en november af en toe hard gevochten; die gevechten kwamen pas tot stilstand toen de Duitsers, gebruikmakend van de hoge waterstand op de Rijn, begin december de Rijndijk iets ten westen van Arnhem opbliezen zodat een groot deel van de Betuwe onder water liep. De Geallieerden moesten zich toen terugtrekken, ook van de zuidelijke Rijndijk tussen Driel en Opheusden die zij enkele maanden lang in handen hadden gehad (dat had hen in staat gesteld, een deel van de op de Veluwe ondergedoken Airbarnes te evacueren in een grote actie, 'Pegasus I', die wij in hoofdstuk 6 zullen beschrijven).

XCTyperend nu voor wat in en met Arnhem is geschied is dat deze stad vrijwel volledig werd leeggeroofd: niet alleen wat er zich in fabrieken, kantoren en magazijnen bevond, verdween vrijwel alles naar Duitsland maar hetzelfde geschiedde met de winkelinventarissen en de inboedels uit particuliere woningen. Die afvoer was uit Arnhem gemakkelijker dan elders: de door de Geallieerde bombardementen zwaar getroffen steden van het Ruhrgebied lagen dichtbij en daarmee bestonden goede, relatief korte verbindingen te land en te water.

XCVan het in Dieren gevestigde Peldwirtschaftskommando 3 ging op 25 september (de dag dus waarop de bevolking van Arnhem in lange stoeten over de Veluwe trok, hoofdzakelijk in de richtingen van Apeldoorn en Ede) een bevel uit! dat nauwkeurig de volgorde aangaf waarin de roof moest geschieden: eerst alle dekens en overige textielwaren, alle werktuigen en alle medische voorraden (die had de Wehrmacht ter plekke nodig), vervolgens alle aardolieproducten, chemicaliën, landbouwwerktuigen en beroepskleding; daarna alles wat nodig was voor het aanleggen van stellingen en het onderbrengen van 'spitters'; dan kantoormachines, schoenen, suiker en kooktoestellen en tenslotte meubelen, kachels, haarden en luxe-artikelen. 'Die Räumung', aldus dit bevel,

XC'hat in dey Weise zu erfalgen, dass zunächst die in Besitz dey öJfentlichen Hand, von Geu/erbetreibenden, dey Industrie und des Handels befindlichen Cüter, sodann dey Besitz van Hotels usu/. und endlich dey Besitz van Privatpersonen abtransportiert werden ... Für die Arbeiten sind holldndische Zivilisten zu verpfiichten ... Dey Abtransport erfolgt an eine noch festzustellende Versandanschrifi eur Verfügung des Reichskommissars [ür die Niederlande ... Fûr diese Räuming ist die Mitwirkung dey holländischen Zivilverwaltung bezw. Polizei herbeizufûhren'

1 Exemplaar in Doe 11-238, a-z.

NAAR DE KATASTROFE

maar óók de gemeentelijke overheid en de politie hadden Arnhem verlaten.

XCWat toen in Arnhem gebeurde, werd in het rapport over de maand oktober van het in Arnhem geplaatste Feldwirtschafiskommando 101 duidelijk uiteengezet. 'Die evakuierte Stadt', zo leest men daar, 'war in den ersten Tagen Beute der kampfenden Truppe' Duitse militairen drongen dus winkels en woningen binnen en stalen wat los en vast was, overigens maar een klein deel van wat er in totaal was te vinden (Arnhem telde 24000 woningen). Het genoemde Feldwirtschafiskommando ging toen hulpkrachten aantrekken; een detachement van de Ordnungspolizei (zestig man) en Nederlandse politiekrachten die met andere Arnhemmers (onder wie leden van het gemeentepersoneel) verlofkregen, overdag in Arnhem aanwezig te zijn en daar werk te verrichten; er werd daar een Technische Nooddienst gevormd welke, geleid door een Arnhemse architect, langzamerhand tweehonderdvijftig krachten ging tellen; hun taak was o.m. de openbare nutsbedrijven in werking te houden. 'Damit waren', aldus het al geciteerde maandrapport van het Feldwirtschafiskommando 10, 'die Voraussetzungen für eine planmässige Räumung der grossen wirtschafilichen Vorräte geschaffen.' Nu nog de woningen! Het Feldwirtschafiskommando wilde beginnen met de daar aanwezige textielgoederen: gordijnen en achtergelaten dekens, lakens, handdoeken, enz. enz. Daarmee moest gewacht worden: Seyss-Inquart weigerde er toestemming voor te verlenen. Maar het Kommando had genoeg te doen! In Arnhem spoorde het in die ene maand bij groothandelaren en detaillisten voorraden fotomateriaal, textiel, kachels en andere huishoudelijke artikelen op, in Arnhem en Ede machines en andere inventarisstukken van de kunstzijdefabrieken, in het gebied van Rhenen en Veenendaal voorraden textiel, zeeppoeder, sigaren, levensmiddelen en fietsen, in Doetinchem o.m. 25 000 fietsbinnen- en buitenbanden, in Zutfen, Brummen en De Steeg duizenden tonnen metaal en metaalwaren. Bij het transporteren van een eerste deel van al deze goederen werden aanvankelijk dertig krijgsgevangen Geallieerde militairen en, nadat dezen naar krijgsgevangenenkampen in Duitsland waren afgevoerd, Nederlandse arbeiders ingezet, in Arnhem alleen ca.honderdtwintig; elders werd het personeel van ondernemingen die werden leeggeroofd, tot het verlenen van hulp verplicht.

XCHet was tekenend voor het gehele gebied van Arnhem tot Wageningen dat de Nederlandse overheidsorganen er uit waren verdwenen. Met betrekking tot dat administratieve niemandsland ontstonden geïmprovi

XC1 Exemplaar in a.v.

ARNHEM LEEGGEROOFD

seerde bestuursinstanties die vooral contact onderhielden met de Duitse militairen die er de baas waren. Men had om het ontruimde gebied te betreden speciale toelatingsbewijzen nodig en wie er zich naar binnen waagde zonder zulk een bewijs, liep grote kans om als spion doodgeschoten te worden. Zo vormde de uit Renkum geëvacueerde luchtbeschermingsdienst in oktober in Ede een Economische Dienst die wel met een eigen transportorganisatie ten behoeve van de bezetter grote voorraden uit Renkum aansleepte maar tegelijk zijn best deed, aan eigendommen van geëvacueerde Renkummers te redden wat er nog te redden viel (en uit Wageningen o.m. een deel van de inventaris van de Landbouwhogeschool); het was die Economische Dienst welke in de omgeving van Ede, waar veel geëvacueerden terecht waren gekomen, te hunnen behoeve een centrale keuken en een schooloprichtte.

XCZo ook in Arnhem: de leiding van de Technische Nooddienst wist waardevolle goederen te verbergen, en ook hield menig lid van de dienst met verzoeken van hem individueel bekende Arnhemmers rekening maar andere leden hadden eerder de neiging, zichzelf niet te vergeten. In februari '45 werd de Technische Nooddienst wegens gebleken tegenwerking door de Duitsers ontbonden - een deel van de leden zette het werk toen als apart Arbeitskommando voort, nu onder leiding van een schoenmaker annex schoenwinkelier. Dat de arbeid van die Nooddienst en van het daaruit gevormde Arbeitskommando in hoge mate ten voordeel was van de plunderende Duitsers, behoeft geen betoog: die arbeid droeg er toe bij dat Arnhem, terwijl het geplunderd werd, niet zonder stroom, gas, drinkwater en riolering kwam te zitten. En de plundering werd niet alleen door Duitsers uitgevoerd. Nederlanders die tot het gebied bij Arnhem toegang kregen, de daar werkzame krachten dus, maar ook de 'spitters' die er versterkingen moesten aanleggen, gingen er van uit dat wat zij' zich niet toeëigenden, door de bezetter zou worden geroofd, zij 'stalen eveneens als de raven', aldus een uit Arnhem geëvacueerde j ournalist.'

XC'Ik zag elke avond een lange stoet op fietsen uit Arnhem komen en altijd had de overgrote meerderheid volle jutezakken achterop. Het was een stoet van grollende, schreeuwende kerels die terstond met SD en Feldgendarmerie dreigden wanneer een Arnhemse evacué hun zijn verachting in het gezicht slingerde ... De OT-arbeiders uit het westen hebben Arnhem op grote schaal meegeplunderd.

1 W. H. Kruiderink in 1. Fréquin, H. A. A. R Knap en W. H. Kruiderink. (I946), p. Io6.

NAAR DE KATASTROFE

Ook Arnhemmers zelf, vooral zij die door te werken voor de Mof op de Geitenkamp mochten blijven wonen I, hebben zich bezoedeld door hun gedupeerde medeburgers te beroven.'

XCDie mede-roof vond plaats in de algemene atmosfeer die de bezetter en de Wehrmacht in Arnhem hadden doen ontstaan: wie er kwam, nam maar al te vaak mee wat er voor het grijpen lag. Die sfeer stak ook de Duitsers aan. Zeker, Seyss-Inquart en de leiding van de Feldwirtschafts kommandoswensten dat er geen sprake zou zijn van individuele verrijking en Seyss-Inquart had verboden waardevolle goederen als kunstvoorwerpen en de inhoud van bankkluizen mee te nemen, maar tot controle ter plaatse kwam het nauwelijks en wat er aan controleurs was, liet zich vaak meeslepen in de roofacties. De Duitse troepen waren daarmee begonnen en zij gingen er mee door. Eén 'spitter' zag bij Arnhem een Duitse bunker waar de tapijten vierdubbeldik lagen met daar bovenop

XC'een schitterend Engels ameublement: ronde tafel, stoelen, fauteuils, een sofa ... De jongens vertelden hoe de Unteroffizier er bij was toen de tafel werd 'georganiseerd'. Er lag een kleed over en er stond glaswerk op. De jongens waren bezig, dit voorzichtig elders een plaatsje te geven, maar de Unteroffizier vond dit overbodig, zwiepte alles in één veeg op de grond en zei maar weer eens: 'Krieg is! Krieg.' '2

XCEen kleermaker uit Bussum, óók een 'spitter',

XC'vertelde hoe een SS-luitenant onder de vloer van een huis 40 zilveren rijksdaalders en 14 gouden herenhorloges had ontdekt en in zij n zak gestoken ... Een adjudant die met verlof ging, had een aanhangwagen hoog beladen met 'georganiseerde' meubelen, bedden, een electrische grammofoon enz. Hij had gezegdJ.

I Aanvankelijk werd het gebied benoorden de Schelmseweg niet ontruimd; tot begin november woonden er ca. achthonderd Arnhemmers in de gebouwtjes van het Openluchtmuseum. Zij werden er begin november door Nederlandse uit verdreven. Hier bleef ook Burgers' Dierenpark in stand (het verloor een groot deel van de levende have). Later keerde een klein aantal Arnhemmers toch weer naar het Openluchtmuseum terug. De Geitenkamp was een volkswijk aan de oostrand van Arnhem die een afgesloten gebied werd waar zich ca. drieduizend personen konden vestigen, van wie de meesten overdag in Arnhem werkzaam waren. 'Bronbeek', het tehuis voor bejaarde ex militairen van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, werd niet geëvacu eerd. 2 Daarnhouwer: 'Belevenissen in en om Arnhem van 23 oktober tot 29 november 1944' (5 febr. 1945), p. 23 (Doc II-59, a-8).

ARNHEM LEEGGEROOFD

dat hij thuis alles kwijt was en dat hij dus volkomen' berechtigt' was om zich in het overwonnen Holland schadeloos te stellen."

XCWel te verstaan: wie uit Arnhem goederen vervoerde, had een officieel bewijsstuk, een 'plundervergunning', nodig maar de met de controle belaste Feldgendarmerie liet zich door Duitsers en N ederlanders omkopen; vrouwen en meisjes die zich in Arnhem voor prostitutie ter beschikking stelden, werden beloond met gestolen bontmantels of andere kostbaarheden en de zaak werd er niet beter op toen Seyss-Inquart in november goedkeurde dat functionarissen uit de nabijgelegen Caue van Duitsland zich met de nodige hulpkrachten naar Arnhem mochten begeven om daar alle goederen uit te kiezen die zij voor bombardementsslachtoffers in hun Caue nodig hadden. De bedoeling was dat Seyss-Inquarts Beauftrag ter dr. Emil Schneider op die wegsleep-actie toezicht zou uitoefenen - in feite liet Schneider dat toezicht over aan een functionaris van de National Sozialistische Volkswohlfahrt die al eerder in Arnhem werkzaam was geweest, Wilhelm Zeiger, en deze liet het toezicht weer over aan zijn secretaresse annex vriendin, Louise Gasille, die in '97 uit een Duitse moeder in Arnhem was geboren, daar in haar jeugd en opnieuw van '36 af had gewoond en er in '44 de Duitse nationaliteit had aangenomen. Zij kende Arnhem goed, organiseerde de huisvesting en voeding van de Bergungskommandos en trad als een helleveeg op wanneer zij merkte dat iemand zich zonder de nodige papieren in Arnhem bevond. Daar werd wijk na wijk leeggehaald. 'Borden', aldus de schrijver Johan van der Woude,

XC'wezen de richting naar laadplaatsen voor transport ... Zo gingen zij te werk: kleren, linnengoed, dekens en matrassen. Gordijnen en vloerkleden en lopers. Klokken, naaimachines, stofzuigers, electrische apparaten en gascomforen. Kachels en haarden, keukeninrichtingen, glas- en aardewerk, bestek, potten en pannen. Etagegewijs, huis voor huis, straat voor straat, in de ene wijk na de andere. Eerst winkelhuizen, opslagplaatsen en pakhuizen; daarna de woningen der particulieren, rijken, gegoeden, kleine burgers, arbeiders, zonder uitzondering. Tussen die menigte door kozen experts waardevolle schilderijen uit, kostbaar porcelein, zeldzame uitgaven, modern studiemateriaal van geleerden en medici en specialisten. Instrumenten op elk gebied, machines uit fabrieken, werkplaatsen en winkels. Geysers, sanitair, ijskasten. Zilveren bestek, servetringen, fototoestellen en camera's werden apart vergaard en verpakt in laden van schrijfbureaus en antieke kasten meegenomen."

XCI A.V., p. 28. 2 Joh. van der Woude: Arnhem. Betwiste stad (1945),

NAAR DE KATASTROFE

XCNaar de Gau Düsseldorf alleen al verdwenen naar schatting 100 goederenwagons en 40 vrachtwagens met woninginventarissen, maar die Gau was slechts één van vier die Bergungskommandos naar Arnhem mochten zenden. Bovendien: in die cijfers is niet verdisconteerd wat door leden van die Kommandos individueel werd geroofd. Men trof na de bevrijding in een Arnhems huis een uit eind november '44 daterende, niet-verzonden brief aan van een lid van het Kommando uit Essen die aan zijn vrouween bontmantel had gestuurd, verder een radiotoestel, ondergoed, beddelakens, tafellakens, een strijkijzer, een waterketel,

XC'kortgezegd, hier is alles te krijgen wat je je maar kunt denken. Ook wat de eterij aangaat, raakt het maar niet op. Cacao, koffiebonen, melk, groenten, vlees en vis in blik. Ik smeer de boter dikker dan het brood. Hieraan kun je dus zien, Liebe Emmy, dat we leven als in 't paradijs."

XCIn november' 44 werd door het Feldwirtschafiskommando z e meer dan I 000 ton aan goederen naar Duitsland getransporteerd. Daar moeten nog vele duizenden tonnen bij zijn gekomen (er zijn uit Arnhem ca. 170 treinen met roofgoederen vertrokken). De plundering was immers uiterst grondig. In bijna alle huizen werden vloeren opengebroken, gaten gehakt in ruimten boven kasten, stukken behang kapotgesneden en de tuinen omgewoeld - allemaalom te zien of ergens kostbaarheden waren verborgen. In de dorpen aan de zuidelijke Veluwezoom ging het veelal niet anders toe. Uit Arnhem werd bovendien uit de kluis van de Amsterdamse Bank, die door de Duitse genie was opengebroken", ruim 18 000 karaat diamant naar Berlijn getransporteerd, waar men ruim I I 000 karaat, oorspronkelijk Joods bezit, vasthield en later ging splitsen ten verkoop' (de niet-Joodse eigenaren kregen hun diamanten terug); voorts werd er nog voor een waarde van f 5 mln aan goud van de Nederlandse Bank geroofd (het naar Meppelovergebrachte restant ter waarde van ca. f 2 mln verdween in februari) en tenslotte werden ook de kluizen van andere bankkantoren met dynamiet geopend waarbij nog voor vele miljoenenpartij van bijna 6000 karaat diamant uit Joods bezit verborgen had; die partij werd enige tijd later gevonden en toen naar Berlijn

, Aangehaald in W. Gosling en W. Putto: 'Plundering' in: (1945), p. 39. 2 De directeur van het rijksbureau voor diamant, N. R H. van Essen, had geweigerd de sleutels af te staan en Hirschfeld had die weigering goedgekeurd. Die verkoop ging niet door en de betrokken partijen werden in '47 aangetroffen in een groot Amerikaans depot in Frankfort aan de Main. Vermelding verdient nog dat de directeur van de Amsterdamse Bank te Arnhem een

ARNHEM LEEGGEROOFD

werd gestolen - een roof die gepleegd bleek te zijn door het hoofd van het Bergungskommando uit de Gau Essen. 'Die Vorfälle', aldus de klacht, bij Bormann ingediend door Himmler,

XC'sind als scharnlos zu bezeichnen und stellen uns var der Wehrrnacht in schlirnrnster Weise b/oss ... Wird hier nicht unverzüglich eingegriffen, dann leidet das Prestige der Partei in unerhortem Masse ... [ch habe die Sicherheitspolizei ill Düsseldorf angeu/iesen, unuer züglich Haussuchungen bei den Beteiligten anzustellen"

XCdat die iets hebben opgeleverd, betwijfelen wij.

XCGeen stad was bij de bevrijding zo leeggeroofd als Arnhem: alleen al de zuivere inboedelschade door roof (schade door gevechtshandelingen dus niet meegeteld) werd geschat op f 350 mln, uit de kleinere bedrijven waren goederen ter waarde van f 30 mln verdwenen, van de bijna 24000 woningen waren welgeteld 145 onbeschadigd en in de gezinnen 'ontbrak', aldus een in '46 opgesteld rapport van de rijksrecherche," 'al het nodige voor het voeren van een normaal huishouden - men kon niet koken, stoken of slapen en in vele gevallen zelfs niet zitten.'

Dwangarbeid

XC

XCIn de aanhef van dit hoofdstuk vermeldden wij dat al in de eerste twee weken van september in het nog niet-bevrijde deel van Zuid-Limburg, in Midden- en Noord-Limburg, in Nijmegen en Arnhem, in de Achterhoek, in Den Bosch en in West Zeeuws-Vlaanderen mannelijke personen tussen zestien en vijftig jaar onder ernstige strafbedreigingen bij duizenden waren opgeroepen om de nieuwe verdedigingslinies aan te leggen waartoe Hitler eind augustus bevel had gegeven; de arbeid aan die linies zou geleid worden door de Organisation Todt, de arbeidskrachten moesten in Limburg bijeengehaald worden door de Gauleiter van Düsseldorf en Essen, die er de plaats van Seyss-Inquart zouden innemen, elders door de Reichskommissar met inschakeling van de hoogste vertegenwoordiger van de NSDAP in Nederland, Generalkommissar Ritterbusch. Nederlanders zouden dus dwangarbeid moeten verrichten en uit dit hoofdstuk bleek reeds dat die dwangarbeid ook voor andere taken werd opgelegd, bijvoorbeeld voor het demonteren en transporteren van geroofde ma

1 Brief, 23 febr. 1945, van Himmler aan Bormann in: p. 1485-86. 2 P. R. A. van Iddekinge: Bijlage bij zijn brief van 18 juni I964.

NAAR DE KATASTROFE DE'SPITTERS'

chines, soms zelfs voor het installeren van die machines in Duitsland. Is er verschil tussen dwangarbeid en 'gedwongen arbeid' - het begrip dat B. A. Sijes gebruikt in de ondertitel van zijn in '66 gepubliceerde werk De arbeidsinzet. De gedtvonge/1 arbeid vall Nedertanders in Duitsland, 1940-1945? Ja, in zoverre dat bij die gedwongen arbeid administratieve dwang, uitgeoefend door Nederlandse overheidsinstanties (het Rijksarbeidsbureau en de Gewestelijke Arbeidsbureaus), een belangrijke rol speelde, terwijl men bij de 'dwangarbeid' (ook deze is door Sijes voor de periode van september '44 af nauwkeurig beschreven) toch eerder moet denken aan de directe dwang welke door gewapende Duitsers werd uitgeoefend. Wel te verstaan: het Reichskommissariat had liever gezien dat het systeem werd voortgezet waarbij aan het Rijksarbeidsbureau eenvoudig werd opgegeven hoeveel krachten nodig waren, waarna het gevergde aantal of althans een aanzienlijk deel daarvan inderdaad verplicht werd, naar Duitsland te vertrekken, maar aan die verplichting hadden zich steeds meer van de aangewezenen onttrokken; bij talrijke gewestelijke arbeidsbureaus was een geest van verzet ontstaan en illegale organisaties, van welke de LO veruit de belangrijkste was, konden diegenen die de onderduik prefereerden boven het werken in Duitsland, steeds beter opvangen. Seyss-Inquart had in augustus '43 aan Berlijn de toezegging gedaan dat van I augustus '43 tot I juni '44 in totaal honderdvijftigduizend arbeidskrachten naar Duitsland zouden worden 'bemiddeld', zoals dat heette, maar het werden er in werkelijkheid nog geen drie-en-dertigduizend en daaraan werden in de maanden juni en juli '44 bij elkaar slechts ruim drieduizend toegevoegd. Anders gezegd: het gehele systeem van de administratieve arbeidsinzet leverde nauwelijks meer iets op - al vóór D-Day was men zich bij het Reichskommissariat en in kringen van de Wehrmacht bewust dat men, zo men ooit de arbeid van grote aantallen mannelijke Nederlanders op korte termijn moest inschakelen, heel andere middelen diende te gebruiken dan de administratieve welke op de medewerking van Nederlandse overheidsinstanties berustten. Twee nieuwe middelen lagen voor de hand: ten eerste, grote razzia's, uit te voeren door de enige groep Duitsers die in grote getale in bezet gebied aanwezig was: de militairen van de Wehrmacht, en, ten tweede, het uitoefenen van druk op de arbeidskrachten welke men nodig had, hetzij door te dreigen dat ieder die wegbleef, bij ontdekking zou worden doodgeschoten, hetzij door bekend te maken dat wanneer niet voldoende arbeidskrachten opkwamen, een aantal algemeen geachte burgers uit de betrokken gemeente, die men tevoren als gijzelaars had opgepakt, zou worden gefusilleerd. Al deze methoden zijn, al of niet in combinatie,

van september '44 af door de bezetter toegepast.

XCWaar ging het die bezetter om?

XCEr moesten stellingen worden gegraven aan de Rijn van Zevenaar tot Arnhem en van Arnhem tot Wageningen; voorts moesten aan de Ijssel bij Zutfen, Deventer en Zwolle bruggehoofden worden aangelegd die het de Geallieerden moeilijk zouden maken om, als zij toch op de Veluwe zouden kunnen doordringen, de IJsselover te trekken; in het gehele gebied ten oosten van de Ijssel moesten verder kleinere stellingen aangelegd worden en van Zwolle tot Delfzijl moest een, door inundaties aangevulde, stelling ontstaan waar men de Geallieerden wilde tegenhouden als die ooit in Friesland een luchtlanding zouden uitvoeren; voorts moest van het Ijsselmeer tot de Grebbeberg een nieuwe Grebbelinie worden aangelegd, ook alweer met nieuwe inundaties - zij zou de functie hebben, de Geallieerden tegen te houden als dezen van het oosten uit naar de westelijke provincies zouden oprukken; ook in die westelijke provincies tenslotte werden, gelijk al vermeld, nieuwe inundaties uitgevoerd en voorts moesten er nieuwe stellingen worden aangelegd rondom de steden, vooralom Rotterdam en Amsterdam die, aldus een bevel van Hitler dat eind november via von Rundstedt, de Oberbefehlshaber West, binnenkwam, tot het uiterste moesten worden verdedigd.

XCDit alles betekende dat de Duitsers benoorden de grote rivieren (wat in het zuiden, bijvoorbeeld bij Venlo en Roermond, gebeurde, beschreven wij al in het vorige deel) tienduizenden 'spitters' nodig hadden. Wáár die 'spitters' aan het werk gezet zouden worden, was zaak van de Wehr macht: z!J moest aangeven hoe de nieuwe stellingen moesten verlopen en wat voor soort verdedigingswerken moest worden aangelegd; de techniek van die aanleg werd een zaak van de Organisation Todt die eerst een Oberbauleitung vestigde in Assen en er later nog Oberbauleitungen bij kreeg in Zwolle en Lochem; maar de 'spitters'? Welke instantie zou hen gaan oproepen? Hitler had die taak, zoals wij al vermeldden, in zijn bevel van eind augustus opgedragen aan Seyss-Inquart en Ritterbusch (behoudens dan in Limburg), hetgeen er op neerkwam dat Seyss-Inquart, die waarlijk genoeg om handen had, haar aan Ritterbusch delegeerde. Deze laatste presteerde evenwel zo weinig dat van Duitsland uit door drie instanties werd ingegrepen: door Bormann, de feitelijke leider van de NSDAP, wiens Gauleiter o.m. in Limburg het graafwerk moesten organiseren, door Goebbels die naast zijn functie als Reichspropapandaminister eind juli ook die van Reichsbevollmächtigter [ür den totalen Kriegseinsatz had gekregen, en door Sauckel, de Bevollmächtigte [ür den Arbeitseinsatz.

XC

NAAR DE KATASTROFE

beidsbureau en de GAB's, in Den Haag, Rotterdam en Dordrecht ruim drieduizend man bijeen te krijgen voor graafwerk in de buurt van Zevenaar, maar daar kwam niets van terecht door tegenwerking van Nederlandse ambtelijke zijde; hij stuurde vervolgens een eigen delegatie naar bezet gebied om de nodige 'spitters' toch bijeen te krijgen maar die delegatie kwam te laat aan, werd bovendien overbodig geacht en werd door Seyss-Inquart huiswaarts gezonden. Inmiddels had namelijk Bormann eind september een partijfunctionaris, zekere Schmerbeck, opdracht gegeven, in het oosten van Nederland het aanleggen van de nieuwe stellingen te bespoedigen; deze vormde in Deventer een Einsatz stab Niederlande (Westwallbau) waarbij een aantal Kreisleiter en Ortsgrup penleiter van de NSDAP uit het noordwesten van Duitsland werd gedetacheerd. Goebbels op zijn beurt zond het hoofd van het bureau dat hij er als Reichspropagandaleiter der NSDAP op nahield, de uit de perssector afkomstige Reichsamtsleiter Hermann Liese, naar bezet Nederland met twee opdrachten (waarmee anderen al bezig waren): het wegvoeren van grondstoffen en machines (dat deed Fiebig al) en het bijeenbrengen van 'spitters' (daarmee was Schmerbeck belast). Anders dan de delegatie van Sauckelliet Liese zich evenwel niet terzijde schuiven en hij werd daarbij geholpen door de omstandigheid dat Schmerbeck zich op de stellingen in het oosten des lands concentreerde. Gevolg hiervan was dat Liese, die kort na Schmerbeck, nl. begin oktober, arriveerde, min of meer automatisch het westen des lands als werkterrein kreeg. Op zijn acties aldaar komen wij in het volgende hoofdstuk terug - in het kader van dit hoofdstuk dat de functle heeft, het ontstaan te schetsen van de noodtoestand waaruit de hongerwinter voortvloeide, willen wij, wat het bijeendrijven van 'spitters' betreft, niet verder gaan dan begin oktober, daarbij allereerst opmerkend dat Hirschfeld en Wolters om die op IS september in Amersfoort bij Fiebig krachtig geprotesteerd hadden tegen de nieuwe dwangarbeid, dat protest op 30 september herhaalden, nu in Beilen waarheen Fiebig zijn bureau had verplaatst; zoals wij al eerder vermeldden, deelde Hirschfeld na de bespreking aan Voûte, de burgemeester van Amsterdam, mee dat de bezetter, aldus zijn indruk, besloten had, het westen des lands 'te laten verrekken'. Met hun protest tegen de nieuwe dwangarbeid stieten de twee Nederlanders op een muur: 'Alle bezwaren die daartegen ingebracht werden, zullen', zo gaven zij Fiebigs woorden weer, 'door de weermacht genegeerd of onderdrukt worden.'!

XC1 H. M. Hirschfeld en H. L. Woltersom: 'Verantwoordelijkheid van dr. A. SeyssInquart en anderen', p. 23.

'SPITTERS' OPGEROEPEN IN HET OOSTEN EN NOORDEN

XCHet oproepen van de 'spitters' (zo werden zij in de regel genoemd maar wij zullen die aanhalingstekens voortaan maar weglaten) ging aanvankelijk met veel verwarring gepaard, hetgeen welonvermijdelijk was bij zoveel tegenstellingen aan Duitse kant en gegeven het feit dat de Duitse organisatoren eerst woonen werkruimte moesten vorderen en zich moesten oriënteren. In Zutfen begon de Organisation Todt met enkele villa's in beslag te nemen (de bewoners werden op straat gezet); zij liet vervolgens vele honderden arbeiders oproepen om op 13 september om acht uur 's ochtends bij het stadhuis aanwezig te zijn - ruim tweehonderd verschenen er op tijd maar de eerste OT-functionaris kwam pas om negen uur opdagen en de arbeiders gingen eerst zes uur later op pad zonder dat men hun iets te eten had gegeven, 'man hat', aldus een brief van de NSB-burgemeester, 'den Eindruck bekommen, dass die Organisation Todt eine Bande ist." Winterswijk werden in de tweede week van september achthonderd mannen opgeroepen om bij Zevenaar te gaan spitten - er verschenen er op vrijdag 15 september tweehonderd en op zondag 17 september ca. honderd. De grote Geallieerde luchtlandingen evenwel die zich op die zondag voordeden, leidden er toe dat alle spitters het werk bij Zevenaar in de steek lieten en huiswaarts keerden. Die luchtlandingen, gekoppeld als zij waren aan de verwachting dat heel Nederland spoedig zou worden bevrijd, stimuleerden de geest van verzet. Om even bij Winterswijk te blijven: op vrijdag 22 september liet de burgemeester, een NSB'er, alle spitters aanzeggen dat zij zich de volgende dag weer naar Zevenaar moesten begeven - welgeteld twee kwamen er opdagen. Nu werd harder ingegrepen: in de nacht van maandag 25 op dinsdag 26 september werd een groep vooraanstaande inwoners door de Landwacht gearresteerd en bekend werd gemaakt dat zij zouden worden gefusilleerd als nu niet alle mannelijke inwoners van zeventien tot vijftig jaar zich voor het graafwerk kwamen aanmelden. Ca. driehonderd deden dat - het leven van de gijzelaars was voorlopig gered.

XCUit Doetinchem, waar de spertijd belangrijk was verlengd (hij begon er alom zes uur 's avonds en eindigde pas om negen uur 's morgens), werden de eerste spitters op 18 september weggevoerd, te weinigen, vond

XC1 Brief, 14 sept. 1944, van J. A. T., vermoedelijk aan de Beauftragte van de provincie Gelderland

NAAR DE KATASTROFE

de Organisation Todt; ruim een week later werden er razzia's gehouden, 'alles wat een broek aan had', aldus een plaatselijk relaas, 'werd op de Markt bijeengedreven' en weggevoerd. Twee nachten later volgde een nieuwe razzia:

XC'Huis aan huis werden in de donkere nacht de deuren bewerkt met de geweerkolven en het steeds naderbij komen van deze slagen ... deed hoogst luguber aan. Iedere man die men bij de huiszoeking aantrof, werd meegenomen ... Waar niet snel genoeg werd opengedaan, schoten de sadisten door de ruiten."

XCOp het platteland in Friesland werd in de laatste dagen van september bekendgemaakt dat elke gemeente per loktober enkele honderden mannelijke personen moest leveren om te gaan spitten hetzij in Groningen, hetzij in Drente. Op die bekendmaking werd niet gereageerd, behalve in Harlingen dat tot Sperrgebiet was verklaard en waar men dus extra geïsoleerd zat en zich extra bedreigd voelde; ca. zeshonderd mannelijke inwoners kwamen er zich aanmelden.

XCOm Kampen werd op 21 september een cordon gelegd door de Ordnungspolizei en er werden plakkaten aangebracht waarop men kon lezen dat alle mannelijke pers9nen van zeventien tot vijftig jaar moesten gaan spitten; velen doken onder, enkele honderden volgden het gegeven bevelop.

XCOok in Twente werd door de Ordnungspolizei ingegrepen.

XCAan het GAB te Enschede was door de bezetter de eis gesteld om samen met de bijkantoren te Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Goor niet minder dan vijfduizend spitters aan te wijzen voor graafwerk bij Zwolle; die krachten moesten geput worden uit het personeel van de fabrieken welke toch goeddeels stillagen. De fabrieksdirecties weigerden lijsten in te leveren, behalve in Hengelo waar zij om tijd te winnen die lijsten wèl hadden laten samenstellen. Negenhonderd Hengelo'se arbeiders werden opgeroepen, twintig kwamen zich aanmelden. Duits ingrijpen voorziende dook vervolgens het personeel van het GAB-Enschede en al zijn bijkantoren onder. Inderdaad, er werd ingegrepen. Een Duitse trein bracht detachementen van de Ordnungspolizei naar Enschede en Hengelo. In beide steden werden de grootste fabriekswijken omsingeld en de mannen die men in de fabrieken aantrof, werden in de trein geladen,

1 'Doetinchem werd geen egelstelling' in: (I946?), p. 433.

'SPITTERS' OPGEROEPEN IN HET OOSTEN EN NOORDEN

twaalfhonderd in Hengelo, een onbekend aantal in Enschede. Pas zesen-twintig uur na het vertrek uit Hengelo kwam de trein in Zwolle aan. 'Zondagochtend' (24 september), zo schreef later een slachtoffer uit Hengelo,

XC'heet het 'aantreden'. Onder geleide gaat het anderhalf uur ver naar een terrein waar graafmachines bezig zijn tankgrachten te delven. Ergens op een boerderij liggen stapels schoppen en stelen. We moeten een schop nemen en dan gaat het terug naar het graafterrein .

XC. .. In het m iddagu ur komt er een vrachtwagen met warm eten. Eetgerei is er niet. 'Dan eten jullie maar van de schop!' Maar wij zijn geen honden en ieder tracht bij omliggende boerderijen iets te lenen waaruit hij zijn stamppot nuttigen kan. Pannetjes, bordjes, houten nappen uit het kippenhok, deksels van melkbussen, alles is welkom. Afgeplatte houtjes dienen als lepel. Al het geleende wordt na afloop van de maaltijd netjes aan de eigenaren terugbezorgd. De bewakers staan te schreeuwen dat we weer aan het werk moeten gaan.' I

XCIn Doesburg en Rheden ging de bezetter op 28 september nog verder dan hij op de zzste in Hengelo en Enschede had gedaan: hier werd de gehele mannelijke bevolking van zestien tot zestig jaar opgeroepen te komen werken aan de IJssellinie; wie wegbleef, zou worden gefusilleerd. Eén dag later, 29 september, vond een grote razzia plaats in Velp. N ogmaals twee dagen later, zondag r oktober, werd het voor Aalten, waar zich onder bedreiging tien en vervolgens honderd tot honderdvijftig mannen als spitters waren komen melden, 'een heel zwarte dag': 'na een rustige morgen' (velen waren ter kerke gegaan) 'verschijnen', aldus een plaatselijk relaas,

XC'tegen half twaalf plotseling drie-en-vijftig man Gestapo die huis aan huis de mannen tot zestig jaar gaan vangen! De straten zij n natuurlijk meteen leeg, maar alles gaat zo onverwachts en aan alle kanten van het dorp tegelijkertijd dat tal van mannen gesnapt zijn vóór ze beseffen wat er gaande is ... Ook fletsen worden meteen maar meegenomen"

XCde mannen uit Aalten werden naar Zevenaar overgebracht.

XCWij hebben er geen volledig overzicht van, in welke plaatsen in de Achterhoek en de Lijmers alsmede in Overijssel al in september en de allereerste dagen van oktober spitters bijeen werden gedreven, vast staatJ.9

I A. B. van Tooren in: p. 144. 2 'Aalten, het land der onderduikers en der illegaliteit' in: p. 172.

NAAR DE KATASTROFE

wel dat de bezetter in die tijd zijn grootste buit binnenkreeg in slechts één gemeente: Apeldoorn.

XCAan het personeel van het GAB in Apeldoorn werd op 23 september gelast, deel te nemen aan het ophalen van spitters. Dat werd geweigerd. De meeste personeelsleden doken onder en wel keerden sommigen na enkele dagen naar hun werk terug maar zij waren te weinig in aantal om de bezetter aan de nodige arbeidskrachten te helpen. De Onskommandant greep in: op vrijdag 29 september gelastte hij het plaatselijk dagblad, bekend te maken dat zich de volgende dag vierduizend mannelijke inwoners moesten aanmelden om aan de Ijssel te gaan graven. Een illegale groep haalde bij het dagblad het zetsel van de vrijdagavond-editie weg en de krant kon dus niet uitkomen. De oproep van de Ortskomman dant werd vervolgens met aanplakbiljetten bekendgemaakt. Die oproep had nagenoeg geen effect: er kwamen zaterdagochtend welgeteld zes-endertig aspirant-spitters opdagen. Dat vervolgens door de bezetter bij uitstek fel werd ingegrepen, kan te maken hebben gehad met het feit dat Seyss-Inquart ter plaatse aanwezig was, dat drie van zijn Ceneralkommis sare: Rauter, Wimmer en Ritterbusch, er hun bureau hadden en dat ook Schöngarth zich in Apeldoorn bevond, anders gezegd: ten aanschouwe van die vijf werd de actie van de plaatselijke Duitse autoriteiten een deerlij k fiasco.

XCOp die zaterdag nu werden door het verraad van een lid van een plaatselijke illegale groep, de twee-en-twintigjarige Will em l'Ecluse, in Apeldoorn vijftien of zestien personen gearresteerd van wie l'Ecluse wist of aannam dat zij illegaal werk hadden verricht; onder hen was de gewestelijke commandant van de OD, luitenant-kolonel J. J. Barendsen. Samen met een functionaris van de Apeldoornse SD welke ter plaatse nog niet erg bekend was (de Apeldoornse SD-groep was pas kort tevoren uit Antwerpen gearriveerd) had l'Ecluse per auto rondgereden teneinde de hem bekende adressen aan te wijzen. Van diegenen die volgens zijn aanwijzingen werden gearresteerd, werd een deel vrijgelaten maar zes waren er met wie de SD een goede vangst meende te hebben gedaan: vier illegale werkers, onder wie een vrouwen overste Barendsen, en voorts twee Geallieerde 'piloten': een Brit en een Amerikaan, die beiden contact hadden gehad met de Apeldoornse KP. De gearresteerde vrouw 9

DUITSE TERREUR IN APELDOORN

werd naar het Frauenkonzentrationslager Ravensbrück gedeporteerd (zij overleefde de oorlog) maar samen met drie andere illegale werkers werden de vijf overige slachtoffers van l'Ecluse's verraad op maandagochtend 2 oktober in alle vroegte naar het terrein van het leeggehaalde joodse krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornse Bes' gebracht en er in een rij opgesteld; overste Barendsen 'knoopte er', zo verklaarde later een SD'er, 'zijn jas los en hief het Wilhelmus aan, hetwelk door de anderen werd overgenomen." Een salvo volgde.

XCDe acht lijken werden, met het opschrift' Terrorist' er bij, onmiddellijk op hoeken van Apeldoornse straten en pleinen neergelegd (Wimmer informeerde terstond op verzoek van Seyss-Inquart bij Rauter wie daartoe opdracht had gegeven, Rauter antwoordde: Schöngarth) - uit de bevolking kregen op die maandagochtend velen de indruk dat personen gefusilleerd waren die geweigerd hadden als spitters op te komen. Bovendien reden er luidsprekerauto's rond waaruit werd omgeroepen dat mannelijke personen tussen de zeventien en vijftigjaar zich onmiddellijk voor het graafwerk moesten aanmelden, dat wie dat niet deed en ontdekt werd, zou worden doodgeschoten en dat heel Apeldoorn door de Wehr macht was omsingeld - ook werd omgeroepen dat er spoorwegsabotage was gepleegd en dat in geval van herhaling scherpe represailles zouden worden genomen tegen de gehele bevolking. Al die intimidatie had effect: elfduizend personen meldden zich aan (zevenduizend méér dus dan de bezetter in eerste instantie had geëist) en werden te voet via Doesburg naar punten aan de Ijssel gevoerd. De acht lijken moesten drie, respectievelijk vier dagen lang op de openbare weg blijven liggen, l'Ecluse trok naar Amsterdam waar hij zich bij een communistisch georiënteerde illegale groep (welke hij niet verried) aansloot, en K. Stoove, de Gewestelijke Sabotage-Commandant van de KP in Gelderland en Overijssel, die met zijn Knokploeg overhaast Apeldoorn had verlaten en zich in de bossen op de Veluwe had teruggetrokken (een van zijn koeriers was door l'Ecluse's verraad in handen van de SD gevallen), schreef enkele dagen later een brief aan van Bijnen waaruit bleek dat hij al had vernomen dat in Putten huizen in brand waren gestoken en dat 'alle mannen naar Amersfoort gebracht (waren)', reden waarom hij, mede op grond van de in Apeldoorn omgeroepen bedreiging met represailles, opdracht had

I Aangehaald in: ti (I946?), p.26.

NAAR DE KATASTROFE

gegeven, de spoorwegsabotage voorlopig te staken. 'Ik vertrouw', voegde Stoove toe,

XC'dat dit ook uw goedkeuring zal hebben. Dit is geen lafheid, want wij kunnen er in de meeste gevallen wel tussenuit knijpen, maar ik geloof niet dat wij nu met de levens der burgerij mogen spelen. De schoften zien met open ogen dat ze het verloren hebben en zullen niet nalaten, van Nederland een Warschau te maken als wij hun er de kans toe geven. Daarom is het te hopen dat de Geallieerden er in slagen, nu vlug door te breken'!

XChelaas, daar hadden die Geallieerden de krachten niet voor: zij zouden pas eind oktober de Wehrmachtuit het westen van Noord-Brabant hebben verdreven, pas begin november de Wester-Schelde hebben vrijgemaakt en pas begin december (een groot deel van de Betuwe liep toen onder water) de Maas hebben bereikt tegenover Venlo en Roermond; de barrière van de grote rivieren konden zij niet overschrijden.

Terugblik

XC

XCAls functie van dit hoofdstuk gaven wij aan: het schetsen van het ontstaan van de noodtoestand waaruit de hongerwinter is voortgevloeid.

XCDie noodtoestand is, menen wij, het gevolg geweest van drie factoren: de bevrijding van Zuid-Limburg, de regeringsopdracht tot de Spoorwegstaking, en het ingrijpen van de bezetter.

XCWat die eerste factor betreft: het voor heel N ederland veruit belangrijkste gevolg van de bevrijding van Zuid-Limburg was dat de normale aanvoer van steenkolen wegviel; dat wegvallen begon al op I september maar nam twee weken later een definitief karakter aan. Nadien was Nederland voor zijn voorziening met steenkolen, d.w.z. met brandstof en met energie (electriciteit en gas), als de beperkte voorraad op was, volledig afhankelijk van aanvoer uit Duitsland. Die aanvoer moest geschieden per spoor -' en nu komen wij tot de tweede factor: de regeringsopdracht tot de Spoorwegstaking, waarna althans Nederlandse treinen niet voor die aanvoer konden zorgen.

XCUit de cijfers die wij gaven, bleek dat de provincies benoorden de

1 Brief, 9 okt. 1944, van K. Staave aan]. A. van Bijnen (LO/LKP, 3 E).

TERUGBLIK NAAR DE KATASTROFE

grote rivieren, ook als men de huisbrand volledig schrapte, voor de voortzetting van een min of meer normale situatie per maand naar schatting 350000 ton steenkool nodig hadden. Zou Duitsland, als er geen Spoorwegstaking was geweest, die 350000 ton hebben kunnen en willen leveren? Of zouden, zo dat al het geval was, de Geallieerde luchtaanvallen op alles wat in bezet gebied reed, die aanvoer hebben vertraagd? Wij kunnen op die hypothetische vragen geen antwoord geven, behoudens dan dat, naar wij veronderstellen, in elk geval (het westen des lands was immers al vóór het uitbreken van de Spoorwegstaking tot Räumungsgebiet verklaard) minder zou zijn geleverd dan 350000 ton. Het verdient de aandacht dat, nadat het Rcichskommissariat na het uitbreken van de Spoorwegstaking had becijferd dat rninimaal r r j 000 ton per maand uit Duitsland moest worden aangevoerd, de werkelijke aanvoer daar aanzienlijk beneden bleef: er kwam niets in oktober, er kwam ruim 40000 ton in november, wellicht meer in december, ruim 80000 ton in januari, heel wat minder in februari en bijna niets in maart. Anders gezegd: was er geen Spoorwegstaking geweest, dan zou het bezette deel des lands door het tekort aan steenkolen toch in moeilijkheden zijn gekomen, maar die moeilijkheden zouden minder groot zijn geweest en in zoverre heeft de Spoorwegstaking een, overigens niet nauwkeurig aan te geven, nadelig effect gehad op de vitale steenkoolvoorziening, zoals zij ook een, evenmin nauwkeurig aan te geven, nadelig effect heeft gehad op de voedselvoorziening van de steden in het westen. Moet men dan het regeringsbesluit tot de Spoorwegstaking (besluit dat genomen is door slechts twee ministers: premier Gerbrandyen de minister van oorlog, van Lidth de Jeude) een onverantwoord besluit noemen? Dat zou ons te ver gaan. Het besluit, genomen op verzoek van het Geallieerde opperbevel, hing samen met de grootscheepse poging van Field Marshal Montgomery om over de grote rivieren tot het Ijsselmeer door te dringen en de veronderstelling was gewettigd dat die poging er bij gebaat zou zijn wanneer als gevolg van de staking het gebruik dat de Wehrmacht maakte van het Nederlandse net, althans in de eerste periode der operaties volledig zou worden ontregeld - en die eerste periode zou beslissend kunnen zijn. Zeker, in aansluiting op de stemming in Engeland heeft zowel bij Gerbrandy als bij van Lidth een overmaat aan optimisme een rol gespeeld (gelijk in het vorige deel vermeld, zei Gerbrandy op de zondagavond waarop de opdracht tot de Spoorwegstaking werd uitgezonden, in antwoord op een bezorgde vraag van mijn kant: 'Vrijdag zijn we in Amsterdam'), maar men dient te beseffen dat het voor de twee genoemde ministers politiek en psychologisch nauwelijks mogelijk was, het verzoek van Shaef naast

zich neer te leggen; daar kwam nog bij dat zij wisten dat er in bezet gebied op werd gerekend dat de regering op het juiste moment de staking zou gelasten. Het besluit ertoe was riskant, maar risico's, grote risico's zelfs, zijn inherent aan alle oorlogvoering.

XCEen heel andere vraag is of de regering de Spoorwegstaking had moeten afgelasten toen haar eenmaal uit tal van berichten van haar geheime agenten was gebleken dat de Duitsers de nadelen die er aanvankelijk voor hen uit waren gevloeid, redelijk hadden kunnen opvangen, maar dat de nadelen voor de burgerbevolking van maand tot maand groter werden. Wij komen op die vraag in hoofdstuk 6 terug; daarop vooruitlopend merken wij hier op dat de regering vreesde dat de bezetter, zoals hij in een enkele plaats na het uitbreken van de staking had gedaan (ook hierover meer in hoofdstuk 6), in het algemeen wraak zou nemen op de stakers, als zij zich weer naar de stations zouden begeven, en dat de regering, terecht naar ons oordeel, meende voor die algemene represailles geen verantwoordelijkheid te kunnen aanvaarden. In feite zijn er aanwijzingen dat de bezetter, ware de staking afgebroken, verheugd over de politieke overwinning die hij dan zou hebben behaald, zich van verdere represailles tegen de spoorwegstakers zou hebben onthouden, maar die aanwijzingen waren aan de regering onbekend. Het is juist de derde van de bovengenoemde factoren geweest: het algemene ingrijpen van de bezetter, die haar er toe bracht, tot voortzetting van de staking aan te sporen, want dat ingrijpen bevestigde en versterkte in hoge mate de visie welke met name de koningin en de minister-president op de Duitse machthebbers hadden: duivels waren zij, tot elk bedrog, tot elke schanddaad in staat.

XCInderdaad, dat ingrijpen van de bezetter loog er niet om. Er was voor hem geen enkele noodzaak om op de Spoorwegstaking te reageren als hij deed: met een embargo op de voedselaanvoer naar het westen dat zes weken lang van kracht bleef; voor dat besluit, vermoedelijk één of enkele dagen vóór 27 september genomen, draagt Seyss-Inquart de hoogste verantwoordelijkheid, zij het dat wij het mogelijk achten dat hij terzake nog overleg heeft gepleegd met Hitler. Er ligt medeverantwoordelijkheid bij scherpslijpers als Christiansen, Rauter en Fiebig; zeker, de Reichskom missar trachtte nauwelijks drie weken later, n1. medio oktober, door het toelaten van de aardappelrooi-actie te bevorderen dat in het oosten des lands voldoende aardappelen kwamen te liggen om er de steden in het westen mee te voorzien, maar toen was het resterend deel van het transportapparaat goeddeels gedesorganiseerd door de grootscheepse vorderingsacties van de Wehrmacht. Waren die vorderingsacties

TERUGBLIK

weest, dan had men de lacune, door het uitvallen van de spoorwegen ontstaan, in zekere mate, misschien wel in ruime mate, kunnen opvullen - het is dus de Wehrmacht geweest, met Wehrmachtbefehlshaber Christiansen aan het hoofd, die het effect van Seyss-Inquarts embargo heeft versterkt. Maar de Wehrmacht heeft van september '44 af op materieel gebied nog meer onheil aangericht: meer dan 6 % van de cultuurgrond onder water gezet en opdracht gegeven tot nieuwe evacuaties die voor misschien wel meer dan tweehonderdduizend Nederlanders op een gedwongen verhuizing neerkwamen.

XCRamp op ramp dus. Men dient evenwel in het oog te houden dat Hitler al vóór het uitbreken van de Spoorwegstaking een aantal voor Nederland noodlottige besluiten had genomen: het besluit om de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam te vernielen, het besluit om nieuwe verdedigingslinies aan te leggen waarbij tienduizenden mannelijke Nederlanders tot dwangarbeid zouden worden verplicht, en het besluit om uit de belangrijkste, voor de Wehrmacht werkende industriële bedrijven machines en voorraden naar Duitsland over te brengen - Fiebig heeft aan dat laatste besluit een algemener karakter gegeven, stellig in overleg met Reiehsminister Speer. En wat is er niet van september '44 af door de Duitsers al of niet na formele vordering geroofd! Binnenvaartschepen, autobussen, auto's, motorfietsen, gewone fletsen; de textielreserves van het rijksbureau voor de distributie van textielgoederen; misschien wel 200 000 dekens en evenveel kledingstukken, ingeleverd door burgers in een aantal steden in het westen des lands; alle voorraden, voorzover niet verborgen, van de textielgrooten kleinhandel en van de textielfabrieken; grote voorraden levensmiddelen, brandstoffen en artikelen op medisch gebied; bijna 43 000 paarden, bijna 90000 koeien, ruim 94000 varkens, talloze landbouwkarren en aanzienlijke hoeveelheden hooi en stro; 60 000 machines uit 4000 industriële bedrijven (de resultaten van kleinere vorderingsacties, eerder in de bezetting, meegeteld); vrijwel al het rollend materieel van de Nederlandse Spoorwegen en delen van' het net; uit de grote steden meer dan 300 tramwagens, uit Arnhem alles wat, in welk opzicht ook, van waarde was.

XCDe vernielingen (wij denken dan in de eerste plaats aan het opblazen van de grote haveninstallaties, aan het versperren van de Nieuwe Waterweg en van het Noordzeekanaal en aan de vernieling van de luchthaven Schiphol) en de roofpartijen betekenden dat het de allergrootste moeite zou kosten om het productie-apparaat na de bevrijding weer op een peil te brengen dat een redelijke voorziening in de behoeften van de Nederlandse bevolking zou mogelijk maken. Zo werd het ook in de periode

NAAR DE KATASTROFE

van vernieling en roof door de bevolking gevoeld: de bezetter leek doende, Nederland zijn toekomst te ontnemen.

XCWas dat de diepste zorg? Wij menen van niet: de noden van het dagelijks bestaan en de daaruit voortvloeiende angsten prevaleerden - in de steden in het westen vooral de angst voor honger en koude, in het oosten de angst om als spitter te worden weggevoerd (een angst waarvoor pas later in het westen alle aanleiding was). Terwijl de vijfde bezettingswinter naderde, had minder dan de helft van de bevolking een veel te kleine hoeveelheid brandstof in huis, meer dan de helft in het geheel geen brandstof. Eind november zaten vrijwel alle gezinnen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zonder stroom en zonder gas - in Noord-Holland, Amsterdam inbegrepen, was de stroomtoevoer zelfs al begin oktober beëindigd. In de grote steden reed geen enkele tram meer. Dat in de woningen geen enkel electrisch apparaat meer werkte, was hinderlijk en dat men de radio niet langer kon aanzetten, versterkte het gevoel van isolement, maar veel erger nog was dat men na het wegvallen van de gastoevoer niets meer op de normale wijze kon verwarmen of koken. En ieder moest om acht uur 's avonds binnenshuis zijn. Men kroop er, meestal vrij vroeg, hongerig in een koud bed.

XCWat de spitters betreft: de cijfers die wij gaven, tonen aan dat in bijna alle streken in het oosten en noorden des lands waar in september en de eerste dagen van oktober spitters werden opgeroepen, bijna niemand zich kwam aanmelden. Men was evenwel machteloos tegen de Duitse dwang: physieke dwang wanneer razzia's op straat plaatsvonden of woningen werden doorzocht of, als in Enschede of Hengelo, fabriekscomplexen omsingeld; morele dwang wann er het dreigement werd geuit dat gijzelaars, die zich in Duitse handen bevonden, zouden worden doodgeschoten als niet voldoende spitters naar voren kwamen. Zou de bezetter dat dreigement uitvoeren? Daar werd niet aan getwijfeld. De vlotheid waarmee in de grote steden's avonds na acht uur door de Ordnungspolizei werd gevuurd op personen die dan nog buitenshuis waren, de brutale roof op straat en in de woningen gepleegd door met hun wapens dreigende leden van de Wehrmacht, de berichten en geruchten die de ronde deden over het feit dat eerst in de Zaanstreek, vervolgens in Apeldoorn lijken van illegale werkers zo maar op de openbare weg waren tentoongesteld, de berichten en geruchten over wat zich in Putten had afgespeeld - het leek allemaal de boodschap in te houden dat de bezetter voor geen schanddaad zou terugschrikken om het uur van zijn nederlaag te vertra

TERUGBLIK

die bezetter te geraken - niemand wist wat daar nog aan onheil uit kon voortvloeien. Vandaar dat in het oosten des lands aanvankelijk zo systematisch en zo algemeen werd getracht, onder het spitten uit te komen. Wat zich evenwel te dien aanzien in de maand september en in de eerste dagen van oktober aan Duitse dwang had geopenbaard, bleek slechts de inleiding te zijn tot veel algemenere, veel grotere acties die in de laatste maanden van '44 en de eerste van '45 het gehele bezette deel des lands in rep en roer brachten.

Hoofdstuk 2: J acht op de mannen

XC

XCHet is, menen wij, allerminst bevreemdend dat wij met onze beschrijving van wat zich tot en met de zde oktober '44 heeft voorgedaan aan Duitse acties om spitters bijeen te krijgen, in het bezette deel des lands benoorden de grote rivieren niet verder westelijk konden komen dan Apeldoorn: kennelijk werd het aan Duitse zijde het meest dringend geacht, te verhinderen dat de Geallieerden de Rijn tussen Emmerik en Arnhem en de Ijssel tussen Arnhem en Zwolle zouden overschrijden; bovendien dient men te bedenken dat de Organisation Todt, welke verantwoordelijk was voor de technische aanleg van de nieuwe stellingen, van nabije delen van Duitsland uit werd geleid en dat uit diezelfde delen de kaderleden van de NSDAP afkomstig waren die, samen met NSDAP-functionarissen uit Nederland, de bij die aanleg in te zetten spitters onder hun hoede moesten nemen. Deze factoren waren het die bepaalden dat de jacht op de mannen zich benoorden de grote rivieren in september beperkte tot het oosten en noorden des lands, waar in die maand (onze gegevens zijn onvolledig) verscheidene duizenden mannen zich voor het spitten moesten komen aanmelden dan wel, na te zijn bijeengedreven, werden weggevoerd - bij die verscheidene duizenden 1 voegden zich dan nog op loktober een onbekend aantal uit Aalten en op 2 oktober de elfduizend spitters uit Apeldoorn. Wel te verstaan: de Apeldoornse Onskommandant had er slechts vierduizend opgeroepen, aanzienlijk minder dus dan hij had kunnen oproepen en inderdaad in handen kreeg. Het verschil onderstreept dat er aan Duitse zijde tijd nodig was om het spitten te organiseren. De Organisation Todt diende contact op te nemen met de Wehrmacht om precies te bepalen waar de nodige stellingen zouden worden aangelegd; daar waren hulpmiddelen voor nodig als graafmachines, schoppen, kruiwagens en planken die men eerst moest vorderen en transporteren; dan moest bepaald worden waar de spitters zouden worden

XCI De som van de weergegeven cijfers voor Aalten (vóór z oktober), Harlingen, Hengelo, Winterswijk, Zevenaar en Zutfen is ca. 2750, maar van Kampen weten wij slechts dat zich 'enkele honderden' kwamen aanmelden en de cijfers voor Doesburg, Doetinchem, Enschede, Rheden en Velp zijn onbekend; waarschijnlijk moesten bovendien nog in andere dan de genoemde plaatsen in september spitters opkomen.

100 [PDF]
INDELING VAN DIT HOOFDSTUK

ondergebracht en hoe hun voedselvoorziening zou worden geregeld; gaven die spitters geen gehoor aan oproepen van Duitse en Nederlandse autoriteiten, dan moesten krachten worden samengetrokken om razzia's uit te voeren of andere vormen van dwang toe te passen: eenheden van de Ordnungspolizei, van de Feldgendarmerie, van de Waffen-SS of van de Nederlandse Landwacht; kreeg men grote aantallen spitters bijeen, dan moest hun transport worden geregeld. Hoe dat alles aan Duitse zijde in zijn werk is gegaan, weten wij niet (terzake zijn haast geen stukken bewaard gebleven) maar dat het gehele proces enkele weken nodig had om op gang te komen, spreekt vanzelf en het is dan ook geenszins toevallig dat in het westen des lands de eerste grote acties om spitters bijeen te krijgen, pas op 7 oktober werden uitgevoerd (in Utrecht en Amersfoort) en dat, afgezien nog van de buit in Apeldoorn, in het oosten en noorden de maand oktober veel meer spitters voor de bezetter opleverde dan de maand september.

XCHet lijkt ons wenselijk, in dit hoofdstuk (het is voornamelijk gebaseerd op Sijes' studie De arbeidsinzet) eerst te schetsen hoe van begin oktober af de jacht op de mannen in het oosten en noorden in zijn werk ging; dat wij vervolgens het westen apart behandelen, vindt zijn oorsprong in de omstandigheid dat daar bij enkele gelegenheden bij uitstek grote razzia's door de Wehrmacht werden uitgevoerd. Wij zullen telkens weergeven hoe de bezetter Nederlandse mannen bijeenkreeg en hoe hij hen vervoerde. Wij vervolgen dan met een beschrijving van de eind december ingezette z.g. Liese-Aktion welke tot het westen des lands beperkt is gebleven, en van de kleinere acties die nog op de Liese-Aktion zijn gevolgd. Daarna komen de levens- en werkomstandigheden van de weggevoerde mannen aan de orde en wij eindigen dan met stil te staan bij de problemen die uit hun wegvoering voortvloeiden. Van begin september '44 af heeft de jacht op de mannen er toe geleid dat in totaal minstens omstreeks honderdveertigduizend Nederlanders dwangarbeid moesten verrichten - een arbeid die zowel bij het aanleggen van de nieuwe stellingen in Nederland en in het Rijnland als bij het andere werk dat aan velen elders in Duitsland werd opgelegd, meestalonder deplorabele omstandigheden moest worden uitgevoerd en die naar schatting aan minstens duizend Nederlanders het leven heeft gekost.

XCWij merken nog op dat, afgezien van de leeftijdsgrenzen, de jacht op de mannen zich niet tot alle mannen uitstrekte; over het algemeen was aan Duitse zijde instructie gegeven dat geestelijken, artsen, apothekers, uniformdragende politiefunctionarissen, personen in dienst van de PIT of van de openbare nutsbedrijven, arbeiders van bedrijven die voor de

101 [PDF]
J ACHT OP DE MANNEN

Wehrmacht werkten en allen die bij de voedselvoorziening waren ingeschakeld (boeren en tuinders, land- en tuinbouwarbeiders, arbeiders in de levensmiddelen-industrie, personen die met de organisatie van de distributie te maken hadden, bakkers, slagers en andere winkeliers, tenslotte het personeel van de Centrale Keukens) niet mochten worden weggevoerd. Zoals zal blijken, werden die uitzonderingen lang niet altijd erkend; met de leeftijdsgrenzen werd trouwens ook menigmaal geen rekening gehouden en of de betrokkenen gezond dan wel kennelijk ziek of gebrekkig waren, interesseerde maar weinigen van hen die de jacht op de mannen uitvoerden.

Oosten en noorden des lands

XC

XCWij willen beginnen met de provincie Gelderland.

XCWat de Betuwe betreft, weten wij slechts dat op I november in Tiel 'de mannen', aldus een plaatselijk relaas, 'op straat (werden) samengedreven; ze moesten zich melden voor Duitse hand- en spandiensten" - vrij stellingen werden niet verleend. Die hand- en spandiensten werden kennelijk slechts korte tijd verricht want op 16 november moesten 'alle mannen van zeventien tot zestig jaar zich gaan melden bij het politiebureau om puin te gaan stapelen'>; ruim honderd volgden dat bevelop. Vermoedelijk bleven zij ter plaatse (wij herinneren er aan dat de bevolking van Tiel, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, begin '45 werd geëvacueerd).

XCVan dat ter plaatse blijven was geen sprake op de Veluwe. Daar werden eind oktober in Ede en in de gehele streek tot Veenendaal alle mannen van zeventien tot vijftig jaar, evacué's uit de zuidelijke Veluwezoom inbegrepen, opgeroepen om te gaan spitten aan de Rijn en in de nieuwe Grebbelinie. In Ede, dat tweeduizend spitters moest leveren, kwamen zo weinigen op dat de Duitsers dreigden dat bij volgehouden verzet de gehele gemeente binnen twaalf uur zou worden ontruimd. De meldingsplicht werd ruim een week later uitgebreid tot de vijftig- tot zestigjarigen. Menige man trachtte toen uit Ede en omgeving naar elders te vertrekken; dat werd verboden. 'Vele onderduikers', aldus Th. A. Boeree, 'zetten de tanden op elkaar. Vele kwartiergevers bleven solidair met hun onderdui

XC1 C. D. Fey ten: Vijf jaren leed in het land tussen Maas en Rijn (z.j.), p. 158. 2 A.v., P· 1ó 3·

102 [PDF]
VELUWE/ ACHTERHOEK

kers. Maar velen konden de strijd niet langer volhouden, veel inwoners van Ede meldden zich, het getal van 2000 werd ruim overschreden.' I Ederveen leverde driehonderdvijftig spitters op voor werk in de buurt van Veenendaal; voor hun voeding werden levensmiddelen in beslag genomen die bestemd waren voor de normale distributie (dat is stellig ook elders geschied). Midden november volgde een razzia in Otterlo die tweehonderd spitters opleverde voor de streek bij Arnhem, op 2 december werd opnieuween grote razzia in Apeldoorn gehouden ('Op de markt', aldus een beschrijving, 'wordt het mensenvee bijeengedreven. Zelfs politie-agenten staan er tussen en postbodes. Melkventers en bakkers met hun karretjes ... gemeente-ambtenaren en boerenknechten - alles staat daar sarnen'") - de slachtoffers werden per trein naar een kamp bij Rees in het Rijnland getransporteerd. Begin januari tenslotte werden in Barneveld, Voorthuizen en Garderen grote aantallen mannen verplicht, midden op de Veluwe een nieuw Duits vliegveld aan te leggen; alleen in Putten waren het er minder, het dorp had immers zijn tol al betaald.

XCGaan wij nu van de Veluwe naar de Achterhoek, dan willen wij onderstrepen dat in dit deel van het land waar talrijke onderduikers verborgen zaten en waar het tot september '44 betrekkelijk rustig was geweest, veel verzet tegen het spitten werd geboden. In verscheidene gemeenten was de eerste opkomst zo klein dat de Duitsers overgingen tot het arresteren van gijzelaars die zij dreigden dood te schieten. Het middel van dit dreigement hadden zij eind september al toegepast in Winterswijk - in oktober pasten zij het opnieuw toe in deze gemeente en voorts, voorzover bekend, in Aalten, Doetinchem, Eibergen, Gendringen en Lichtenvoorde.' In al deze plaatsen werden de opgeroepen mannen dus voor een ernstig gewetensconflict geplaatst: de meesten voelden er niets voor, ten behoeve van de gehate bezetter ook maar één schop aarde te verplaatsen en stellingen aan te leggen welker aanwezigheid mogelijkerwijs in een later stadium Geallieerde militairen het leven zou kosten, maar was het verantwoord weg te blijven als dat met zekerheid aan medeburgers het leven zou kosten? In Lichtenvoorde ried een haastig gevormd comité in een manifest alle opgeroepen mannen, d.w.z. de achttien- tot zestigjarigen, aan zich aan te melden, in de in die gemeente liggende buurtschap Zieuwent, 'waar men', aldus Sijes, 'moeilijk tot een10

I Th. A. Boeree: p. 169. 2 Hendrika van der Vlist: 1945 (1975), p. 154· 'Begin januari '45 werden ook in Zevenaar gijzelaars gearresteerd.

103 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

besluit kon komen, stelden de ongehuwden voor, dat zij zouden gaan en de gehuwden thuis zouden blijven'; dat laatste werd geweigerd, 'er werd besloten zich gezamenlijk te melden." In Aalten en Winterswijk waren het de plaatselijke predikanten en de plaatselijke katholieke geestelijkheid die een gemeenschappelijke circulaire deden rondgaan waarvan, alliet de tekst ruimte voor een tegengestelde beslissing, de strekking was dat men er beter aan deed zijn verzet te staken. 'Wij roepen ieder uwer op', aldus de laatste alinea van de in Aalten verspreide circulaire,

XC'bij de overwegingen van zijn handelwijze mede te laten spreken de barmhartigheid en de naastenliefde die ons in het Evangelie geboden wordt, in het bijzonder ten aanzien van hen die momenteel in direct levensgevaar verkeren en van hun verwanten die daardoor onder zulke smartelijke zorgen gebukt gaan."

XCDe genoemde plaatsen in de Achterhoek leverden samen met Zutfen waar zich vijftienhonderd en Bathmen waar zich tweehonderdvijftig spitters aanmeldden, als gevolg van de in oktober gedane oproepen in totaal op zijn minst (niet alle cijfers zijn bekend) ruim achtduizend spitters op. 'De Landwacht heb ik opgedragen', zo verklaarde na de bevrijding de NSB'er die door de bezetter tot burgemeester van Eibergen was benoemd,

XC'personen aan te houden die zich voor de arbeidsinzet niet gemeld hadden om met dezen anderen af te lossen. Zodoende zijn er verschillende personen aangehouden alsook onderduikers die ik heb gebruikt voor aflossing. Kreeg ik bericht door van weggelopen arbeidskrachten, dan gaf ik dat door aan de Feldgendarmerie'

XCIn Overijssel werd begin oktober een razzia gehouden in Zwolle; het aantal slachtoffers is niet bekend maar wij weten wèl dat één hunner, de Amsterdammer Jacob van Bennekom, een-en-twintigjaar oud, weigerde te spitten - hij werd, na zijn eigen graf te hebben gegraven, doodgeschoten. Op de yde oktober volgde een razzia in Raalte waar alle mannen van zeventien tot vijftig jaar voor graafwerk aan de IJssel werden opgeroepen. De NSB'er mr. H. C. van Maasdijk, die de bezetter van '40 af op economisch gebied hulp had verleend maar die in die tijd dienst deed bij de Landwacht (men zal hem in dit deel nog tegenkomen als Landwachter èn als burgemeester van Den Haag), schreef aan zijn vrouw dat het dorp 'in rep en roer (was). De Grüne Polizei zette het ... aan alle

XCI B. A. Sijes: De arbeidsineet. p. 536-37. 2 Aangehaald in Er op of er onder, p. 174. 3 POD-Eibergen: p.v. F. D. B. (20 juli 1945), p. 3 (Doe 1-202,

104 [PDF]
OVERIJSSEL

uitgangen af zodat er niemand uit kon en voerde de mannen's middags af.'l Kampen was twee dagen later aan de beurt. 'Tegen elf uur des ochtends rijdt', aldus de illegale werker A. van de Kamp,

XC'de auto met luidspreker rond. 'Het is van dit ogenblik aan verboden de stad te verlaten op straffe van de dood.' Alle mannen van achttien tot vijftig moeten aan de stellingen werken en wie zich niet meldt, heeft de strengste tuchtiging te wachten ... In de kamers en kantoren denken mannen met strakke gezichten ingespannen na. Wikken, wegen, bidden. Vrouwen bedwingen hun tranen, trachten flink te zijn, leggen kleren klaar'

XCmaar toen om twee uur des middags de aanmelding sloot, waren er maar 'enkele honderden vrijwilligers' komen opdagen. Huiszoekingen volgden waarbij 'geld en goed en voedsel' werd gestolen. 's Avonds kwam Rauter naar Kampen en gelastte dat er drie gegrepen weerspannigen zouden worden doodgeschoten. Zelfs die intimidatie hielp niet voldoende. Pas toen de Ortskommandant bekend had gemaakt dat alle weigeraars die men in handen kreeg, ter plekke gefusilleerd en hun vrouwen en kinderen naar de concentratiekampen gebracht zouden worden, kreeg, aldus van de Kamp, 'het eerloze, laffe ongedierte zijn zin ... Velen gaan' (kennelijk voldoend velen) 'maar ook nu velen niet."

XCIn de laatste week van oktober waren de industrieplaatsen in Twente aan de beurt voor nieuwe razzia's die in totaal op zijn minst twaalfduizendtweehonderd werkkrachten opleverden, ca. negenduizend alleen al in Enschede waar in de textielfabrieken de arbeiders werden verrast die, anders dan met de in Hengelo overgebleven arbeiders het geval was geweest, nog geen speciale Ausweis met stempel van de Rüslungsinspektion hadden gekregen. Intussen leverde ook Hengelo nog ca. driehonderd spitters op. Meer dan driehonderd werden er op een weide buiten de stad geconcentreerd waar men persoonsbewijzen, medische attesten en andere papieren aan twee Duitsers kon laten zien. '.'\'i(h/ ciiunal das A/ter galt', schreef de NSB-burgemeester van Hengelo verontwaardigd aan de Beau] tragte in Overijssel (Mussert ontving afschrift van die brief').

XC"Menschen von 58 jahren u/urden noch den Eineusetzenden geschickt, Leute, die nun wirklich gut hätten arbeiten können, kamen frei. Mein Beigeordneter und der hiesige

XC1 Brief, 5 okt. I944, van H. C. van Maasdijk aan zijn echtgenote, p. I-2 (a.v. I09I, a-B). 2 A. van Boven: jan jansen in bezet gebied, p. 373-75. 3 Brief d.d. 7 nov. I944 in NSB, 33 h.

105 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

Steuerinspektor (urn mal ein paar Faile zu nennen) tuurden [estgehalten. Ith halte mich den' Heryen ' bekannt gemacht, u/urde gleich in der grobsten Weise anyeschnausa und mil' u/urde befohlen, das Feld zu uerlassen, was ich mir selbstredend nicht gIjallen liess. Die Niederldnder ... u/urden angeschnauet und angebellt, dass man tie] angeekelt u/urde . Es war eine Behandluny, wie man sie von Bolscheu/iken eruiarten würde ... Andrehunoen wie: •Ich lass Sie sofort erschiessen' und ähnliches kamen als Annoort auf bescheidene Einu/ände VOY.'

XCAllen die gegrepen waren, "darunter Kranke, tuberkulose Leute, Rheuma tiker, Epileptiker', moesten in Hengelo vier uur lang op de drassige wei wachten tot de Z.g.selectie was voltooid.

XCIn Enschede duurde dat wachten op een even drassig terrein zeven uur. Daarop volgde een mars van ca. 10 km naarhet Duitse Gronau waar men in treinen werd geladen die naar de buurt van Emmerik reden; tijdens die treinreis kreeg men niets te eten.

XCIn de Noordoostpolder waarin sinds de zomer van '41 kavelsloten werden gegraven en waar drie jaar later nog vele duizenden arbeiders werkzaam waren, onder hen enkele duizenden onderduikers (de polder werd 'Nederlands Onderduikers Paradijs' genoemd), vond op 17 en 18 november onder Rauters persoonlijke leiding een grote razzia plaats. Eenheden van de Wehrmacht, van de Ordnungspolizei, van de tot de Waffen-SS behorende Landstorm alsmede van het SS- Wachbataillon uit Amersfoort werden er bij ingezet, tezamen ter sterkte van vierduizend man. Blokzijl, Vollenhove en Kuinre werden eerst doorzocht en uit Blokzijl alleen al werden tweehonderdveertig mannen meegenomen. De polder werd grondig uitgekamd: 'gespreid, met een tussenruimte van tien tot twintig meter, ging men', aldus Antoon Coolen in Het Grote Gebod (het geschiedwerk van de LO(LKP), 'de polder in en zocht gedurende twee dagen alles af. 1 Velen hadden, gewaarschuwd, nog weg kunnen komen, voor de anderen waren alle uitwegen afgesloten. Legaal of illegaal verkregen vrijstellingen hielpen niet, alle mannen moesten mee. De werkkampen werden overhoop gehaald en geplunderd. En daarbij trad de Hollandse SS nog erger op dan de Duitse." In totaal werden ca.

1 Bij die zoekactie werden 450 gevonden die in de avond van 15 november ten behoeve van de Knokploegen gedropt waren en die men niet onmiddellijk had kunnen afvoeren. De nog aanwezige commandant van de afwerpterreinen in de polder die over de nodige vervalste legitimaties van de Rijkswaterstaat beschikte, werd voor Ranter gevoerd die persoonlijk zijn papieren in orde bevond en goedkeurde dat de man zich voor, zoals hij zei, dringende ambtsbezigheden naar Kampen begaf. 2 (1951), dl. II, p. 230.

106 [PDF]
NOORDEN DES LANDS

zeven-en-twintighonderd mannen gegrepen, van wie er tweehonderd in Vollenhove, waar Rauter in het plaatselijk hotel zijn hoofdkwartier had, een nieuwe vrijstelling kregen. Ca. vijf-en-twintighonderd moesten onder bewaking via Zwartsluis naar Meppellopen waar zij hongerig en kletsnat van de regen arriveerden; van daaruit werden ca. duizend in Duitsland tewerkgesteld en misschien evenveel in Drente; in Meppel konden overigens enkele honderden ontsnappen uit de scholen waar men hen had opgesloten. In de polder bleven nog geen vijfhonderd tewerkgestelden achter, de meesten ouder dan veertig jaar.

XCIn Drente werden van begin oktober af bij het oproepen van spitters niet de gewestelijke arbeidsbureaus ingeschakeld, maar de burgemeesters; 'sommigen [hunner] doken onder, anderen', aldus J. Poortman, 'probeerden er op eigen manier onderuit te komen' - de NSB'er die commissaris van de provincie was, dr. J. L. Bouma, weigerde medewerking aan de Duitse actie.' Razzia's volgden waardoor in totaal op zijn minst tussen de zes- en zevenduizend Drentenaren op het traject MeppelGroningen aan het graven werden gezet.

XCIn de stad Groningen en ook elders in de gelijknamige provincie werden in oktober maar vooral in november alle achttien- (later: zestien-) tot vijf-en-vijftigjarige mannen opgeroepen om te spitten. In verscheidene plaatsen dook het gemeentepersoneelonder, de gemeentesecretaris van Haren die in Vries was gegrepen, werd doodgeschoten. Ook hier noopte de tegenwerking van het ambtelijk apparaat de bezetter hardere middelen te gebruiken. Stadswijken en dorpen werden afgezet, de ook elders gebruikte geluidswagens verschenen en gelast werd dat alle mannen van zestien tot vijf-en-vijftig jaar zich voor het spitten kwamen aanmelden. Hoevelen de Duitsers in deze provincie in handen kregen, is niet bekend maar het waren er stellig duizenden aangezien in maart in de sector-Groningen van de Organisation Todt nog ruim acht-en-eenhalfduizend spitters aan het werk waren.

XCWat Friesland betreft, weten wij dat begin december ca. vijfduizend mannelijke inwoners naar de nieuwe stellingen waren overgebracht om er te spitten en dat toen werd vastgesteld dat Leeuwarden (uit die stad kwamen eind oktober ca. tweeduizend mannen in Doesburg terecht), Sneek en Harlingen voorlopig van nieuwe acties verschoond zouden blijven aangezien uit die drie gemeenten reeds voldoende mannen warenJ.10

J Poortman: (1968), p. 208-09.

107 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

afgevoerd.' Elders in Friesland had het de bezetter vaak veel moeite gekost om de nodige spitters bijeen te krijgen. Daar waren, aldus P. Wybenga, 'razzia's gehouden ... Op wie probeerde te vluchten, werd geschoten. Het is onmogelijk na te rekenen hoeveel slachtoffers daarbij gevallen zijn, maar het waren er tientallen."

XCMen ziet: met betrekking tot het aantal spitters dat de Duitsers in de laatste drie maanden van '44 in de provincies Gelderland, Overijssel, Drente, Groningen en Friesland in handen kregen, zijn onze gegevens verre van volledig; telt men de cijfers op die wij in deze paragraafkonden vermelden, dan komt men tot een totaal van bijna vijftigduizend - het werkelijke totaal is vermoedelijk niet onaanzienlijk hoger geweest.

Het westen

XC

XCGelijk al vermeld, vonden in het westen de eerste razzia's om spitters bijeen te krijgen op 7 oktober plaats in de steden Utrecht en Amersfoort.'

XCIn Amersfoort werd daarbij als list gebruikt dat 's morgens in de vroegte luchtalarm werd gegeven. Terwijl ieder binnenshuis bleef, organiseerden de Duitsers de afzetting van de straten met diverse militaire eenheden. Vervolgens lieten zij het veilig-signaal geven en toen de bevolking nadien op straat kwam, werden alle mannen van zeventien tot vijftig jaar opgevangen en weggevoerd; 'de meesten hunner hadden', aldus pater S. Stokman, 'geen kleding, dekking of schoeisel bij zich." Naar wij aannemen, heeft het element van verrassing er toe bijgedragen dat de bezetter in Amersfoort naar verhouding een groot deel van de mannen in de betrokken leeftijdsgroep in handen kreeg: ca. zesduizend op een geschat totaal van zevenduizendzevenhonderd. In Utrecht was de Duitse buit geringer: vijf-en-vijftighonderd mannen op een geschat

1 In eerste instantie ook uit Grouw dat medio oktober tweehonderd spitters had moeten leveren en waar zich nog twintig méér hadden aangemeld. 2 P. Wybenga: dl. III (1978), p. 287. 3 In Gorinchem werd op 3 oktober een razzia gehouden maar deze had een ander karakter: een eenheid van de arresteerde er ruim honderd mannen wier namen en adressen vermoedelijk stonden op een lijst van anti-Duitse inwoners welke de burgemeester van Gorinchem, een NSB'er, geruime tijd eerder aan de had verstrekt; van die ruim honderd werden omstreeks zestig aan de I]ssellinie tewerkgesteld maar drie-en veertig kwamen in concentratiekampen in Duitsland terecht waar op vier na bezweken. 4 S. Stokman: p. 138.

108 [PDF]
AMERS FO ORT / UTRECHT

totaal van vier-en-twintigduizend. Het verschil met Amersfoort is daaruit te verklaren dat men in Utrecht niet onverhoeds op straat werd gegrepen. Van vier uur 's morgens af waren er namelijk met kleefband ca. 2000 biljetten door de Ordnungspolizei op muren e.d. in de gehele stad geplakt (de Ortskommandant had het riskant geacht beroepsplakkers in te schakelen en de NSB-burgemeester van Utrecht, C. van Ravenswaay, had hem toen voorgesteld, het werk door de Ordnungspolizei te laten doen) en de meeste van die biljetten hingen er al toen de eerste mensen op straat kwamen; zij lazen er dat alle mannen van achttien tot vijftig jaar zich van negen uur af naar het Vreeburg moesten begeven en dat verder iedereen van tien uur af binnenshuis moest blijven; kwamen niet voldoende mannen op (de Duitsers rekenden er op, tien- tot twaalfduizend spitters te kunnen wegvoeren), dan zouden de woningen doorzocht worden. Wie dat 's morgens in de vroegte las, had enkele uren de tijd om met het oog op die mogelijke huiszoekingen zijn maatregelen te nemen. Bij die huiszoekingen werd ruwopgetreden (twee vluchtende mannen werden doodgeschoten). 'Het optreden van de militairen in de stad was', zo beklaagde de NSB'er die wethouder van onderwijs was, zich bij van Ravenswaay,

XC'beneden alle kritiek. Ik laat nu nog daar dat ik zelf een ingetrapte deur in mijn huis vond en een zilveren sigarettendoos, geschenk van mijn overleden moeder, gestolen, terwijl de soldaten die dit gedaan hadden, door de buren was meegedeeld dat in dat huis een nat. soc. wethouder woonde en de heren in mijn kamer een beeld van de Führer hebben moeten zien."

XCOp de aanplakbiljetten was vermeld dat diegenen die voor het spitten in aanmerking kwamen, goede kleding, dekens en eventueel hun fiets moesten meenemen. Zij die op een vrijstelling rekenden, namen dat alles niet mee, maar bij die vrijstellingen werd grote willekeur betracht: zij werden, aldus de al geciteerde wethouder, wèl verleend aan 'bekende zwarthandelaren', niet aan 'mensen die in verband met hun gezondheid absoluut niet mochten worden uitgezonden' ('het geheel kan worden aangeduid als een absolute tegenstelling van dat waarvoor nationaalsocialisten reeds jaren vechten')." Toen er aan het einde van de middag op het Vreeburg nog honderden stonden wier papieren nog nagezien moesten worden, maakten de Duitsers het zich gemakkelijk: 'alles wat niet afgehandeld was, werd', zo berichtte van Ravenswaay aan Mussert,

I Notitie.vr okt. 1944, van F. B. voor C. van Ravenswaay (CNO, 189 a). 2 A.v.

109 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

'bijeengedreven en moest afmarcheren', waarbij men alle koffers en fietsen moest achterlaten. 'Soms waande men zich in Rusland', vond van Ravenswaay.'

XCOp het Vreeburg had de eerste groep spitters zich's middags om drie uur in beweging gezet, 'een bonte troep', aldus een hunner. 'Slagers, bakkers in hun witte jasje, handwerklieden, kantoorbedienden, ambtenaren, kortom mensen van verschillend beroep en bedrijf schoven de straten door? - er waren, zo constateerde een Puttenaar die zich toen in het concentratiekamp Amersfoort bevond (daarheen werd een deel van de vijf-en-vijftighonderd Utrechters in eerste instantie gevoerd) ook bakkers en melkboeren onder, die 'zo achter hun wagens vandaan (kwamen) met de bonnen nog in hun tassen", d.w.z. met de distributiebonnen die ze van klanten hadden gekregen. Uit Amersfoort werden de Utrechters per trein naar Doesburg en vandaar te voet naar Zevenaar gebracht ('het was of er aan het lopen geen einde kwam "), maar omstreeks drieduizendvijfhonderd anderen marcheerden uit Utrecht eerst naar Huizen en moesten, na in Zwartsluis te zijn ontscheept (de oversteek over het Ijsselmeer had 36 uur geduurd) naar Meppellopen, 'zeer velen', aldus de waarnemend burgemeester van die gemeente, 'hadden niets bij zich en hadden bijv. aan de voeten alleen wat flarden."

XCRazzia's van het type-Utrecht vonden later in oktober plaats in en bij het Gooi: in Hi.lversum, Bussum, Laren en Zeist. In Hilversum, waar op 19 oktober ca. vijftienhonderd mannen als spitters waren opgeroepen en bijna de helft was weggebleven (van de ruim achthonderd die kwamen opdagen, legden bovendien zevenhonderd medische verklaringen over of paperassen die aantoonden dat zij bij de Wektmacht of bij andere Duitse instanties werkten), werd op 23 oktober een met aanplakbiljetten ondersteunde razzia gehouden als gevolg waarvan verscheidene duizenden mannelijke personen van zeventien tot vijftig jaar in het Sportpark werden geconcentreerd; na controle van alle papieren werden er ca. vijf-en-dertighonderd weggevoerd in de richting van Baarn. 'Op de Soestdijkerstraatweg staan', aldus een der slachtoffers,

XC'honderden vrouwen en meisjes. De meesten met bagage, pakken en dekens. Voor hen die werden opgepikt en weggesleept uit een schuilplaats. Het is eenJ.

I Brief, 8 okt. I944, van C. van Ravenswaay aan Mussert (NSB, 3 I e). 2 W. de Kam: (I945), p. 2. 3 Donker in p. 98. 4 W. de Kam: P.4. 5 Aangehaald in Sijes: p. 538.

110 [PDF]
HET GOOI

roepen en groeten, pakjes worden overhandigd. Handen snel gedrukt, wensen gewisseld. Van de verwarring en 't duister maken enkelen gebruik om er tussenuit te knijpen. Schoten klinken, voor en achter aan de stoet.'!

XCToen de Hilversummers het concentratiekamp Amersfoort verlieten op weg naar de treinen die hen naar Duitsland zouden brengen, stonden 'bijna deur aan deur de mensen die geven wat ze maar enigszins kunnen missen: sneden brood, koek, kaas, appels, sigaretten - een bakker geeft zijn voorraad brood weg ... Als uitgehongerde wilde wolven gedragen sommigen zich.?

XCHoeveel personen uit Bussum, Laren en Zeist werden weggevoerd, weten wij niet, wèl dat uit Bussum (deze groep kwam bij Arnhem terecht) 'een hartpatiënt meeliep met een geheel blauw gezicht' en 'een man met spataderen van zijn enkel tot zijn knieholte ... Alras bleek', zo schreef later een Bussumer,

XC'dat men vrijwel alles wat men te pakken had kunnen krijgen, had meegezonden. Zo waren er zestien politiemannen uit Bussum, de gehele Technische Noodhulp, een aantal postbestelIers, personeel van de Centrale Keuken, van de gasfabriek, doktoren, kruideniers, groenten-, melk- en andere boeren, bakkers, enz. enz .... Ook een aantalleden van de NSB, onder wie de commandant van de Landwacht te Naarden, een WA-man en gewone leden. Toen zij protesteerden dat ook zij mee moesten, hadden zij tot antwoord gekregen dat juist zij een goed voorbeeld moesten stellen."

XCVonden ook elders in het westen des lands in oktober of in begin november razzia's plaats? Vermoedelijk wel. Met zekerheid weten wij slechts dat op 9 november enkele honderden Texelaars als spitters naar Assen werden gevoerd en dat de volgende dag, vrijdag 10 november, de eerste was van twee opeenvolgende dagen waarop in Rotterdam de grootste van alle razzia's werd gehouden.

XCHet gebeurde te Rotterdam (wij volgen in onze beschrijving vrijwel uitsluitend de in 'SI verschenen monografie van Sijes: De razzia van

XC! B. Ham: Arbeider in Moffenland. Roman van de 'Arbeitseinsatz' (1946?), p. 24. 2 A.v., p. 2B. ' J. Daarnhouwer: 'Belevenissen in en om Arnhem van 23 oktober tot 29 november 1944' (5 febr. 1945), p. I, 3 (Doc II-59, a-B).

111 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

Rotterdam, 10-11 november 1944) moet in een breder kader worden geplaatst. Het is namelijk uitvloeisel geweest van de wens van het Ober kommando der Wehrmacht (oftewel het OKW, zoals het veelal werd aangeduid) om alle weerbare mannen, d.w.z. de achttien- tot veertigjarigen, uit de bezette delen van Nederland naar Duitsland over te brengen - dat zouden er in totaal naar de stand van begin oktober (grote delen van het Zuiden waren toen óók nog in Duitse handen) ver over het miljoen zijn geweest. Het OKW voelde zich tot dat streven genoopt omdat de Wehrmacht in Frankrijk en België veel last had gehad van de semimilitaire verzetsgroepen en daar na de bevrijding nieuwe militaire eenheden werden gevormd voor de strijd tegen Duitsland. Dat alles wilde het OKW in Nederland voorkomen.

XCSeyss-Inquart begon met af te remmen. 'Nach Mitteilung Reichskommis sars Seyss-Inquart handelt es sich', zo seinde het OKW op 1 I oktober aan het Auswärtige AmI 1, "allein itn Küstenoebiet his Lillie Hilucrsum.-Utrecht-: Hertogenboseli um etwa 600000 Manner. Uuterstûtzuug durels hollàudische Polizei bei Rückführung dey Wehrfähigen ist nicht zu eru/arten, Vielmehr ist mit passiver Resistenz zu rechnen' Het OKW vroeg toen het Auswärtige Amt, Himmler, Speer en de Reichsminister fûr Ernährung, Backe, om advies. Toen het Auswärtige Amt had geantwoord in beginsel geen bezwaren te hebben, vroeg het Oberkommando dey Wehrmacht op 2 november namens von Rundstedt, de Oberbefehlshaber West, bij Himmler een divisie Ord nungspolizei aan, maar nog voordat Himmler van zich had laten horen, namelijk op diezelfde zde november, gaf von Rundstedt in aansluiting op een (niet bewaardgebleven) eerder bevel van 31 oktober aan Model, Befehlshaber van de Heeresgruppe B, instructie", hem te berichten welke militaire eenheden tijdelijk ter beschikking konden worden gesteld aan de 'Sonderbeaufiragte für die besetzten Niederlande' - daarmee werd Liese bedoeld.' Liese zou dus de supervisie krijgen bij de acties welke de

XCI Tekst van het telegram in Sijes: De razzia van Rotterdam, p. 249. 2 Tekst van het bevel in a.v., p. 251. ' Op 2 en 5 november gingen óók nog bevelen van van Rundstedt uit (teksten: a.v., p. 252-53) waarin in opdracht van Hitler werd gelast dat de mannelijke bevolking uit alle' Pestungen', 'Verteidigungsbereiche en 'wichtigste Kampf stûtzpunkie' naar Duitsland zou worden overgebracht en wel 'rücksichtslos, damit nicht, wie im Faile Vlissingen, Terroristenaufstände entstehen, die die Kampffûhrung ungiimtig beeinfiussen und lIn.nötige Opfer fordem.' De bezetter heeft deze bevelen niet uitgevoerd, d.w.z.: er vonden wèl nieuwe evacuaties plaats uit Hoek van Holland, delen van Den Haag, de Festung-Scheveningen en Ijmuiden, maar de geëvacueerden werden niet naar Duitsland overgebracht. Voor de hulp die OD'ers in Vlissingen aan de daar op I november gelande Geallieerden geboden hadden, was de term 'Terroristenaufstand' trouwens veel te zwaar.

112 [PDF]
ROTTER DAM/ S c a IEDAM

bedoeling hadden om uit het westen des lands althans een deel van de 'Wehrfähigen' weg te voeren - een deel, want aan wegvoering van allen viel, ook als men de nodige vrijstellingen gaf (het openbare leven moest tenslotte blijven functioneren), niet te denken.

XCTot die beperking was besloten op een bespreking welke op I5 oktober in Hilversum plaatsvond onder voorzitterschap van Christiansen; aan het overleg, dat bijna anderhalf uur duurde, werd deelgenomen door Liese, Seyss-Inquart, Rauter, von Wühlisch, Oberst Leon von MUller (hoofd van de Operations-Abteilung van Christiansens staf) en de Admiral in den Niederlanden. Zij waren het er over eens dat aan integrale uitvoering van het bevel van het Oberkommando der Wehrrnacht alleen dan viel te denken wanneer nieuwe eenheden van de Wehrmacht of van de Waffen-S'S ter beschikking gesteld zouden worden door Himmler in zijn functie van Befehlshaber des Ersatzheeres 1: twee tot twee-en-een-halve divisie. Te bedenken viel dan ook nog dat Christians ens staf had berekend dat men per dag slechts vijfduizend mannen zou kunnen transporteren. 'Endergeb nis der Besprechung', zo noteerde de Admiral:

XC'Es soll versucht u/erden, falls überhaupt die notwendtgen militärischen Kräfte zur Verfügung gestellt u/urden, möglichst viel arbeitsfähige Hollander aus den grossen Stadten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag und Utrecht zu erfassen und sie zum Arbeitseinsatz zu ûberfûhren. Auf Erfassung in den übrigen Gebleten soli zunächst verzichtet u/erden, besanders auf dem Lande, UIa die Arbeitskräfte fill' die Ernährungswirtschaft dringend gebraucht toerden'?

XCHet is alleszins mogelijk (Rauter heeft het na de oorlog verklaard) dat tijdens die eerste bespreking in Hilversum in beginsel werd bepaald dat in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (in laatstgenoemde stad was de buit op 7 oktober bitter tegengevallen) op een-en-dezelfde dag grootscheepse razzia's zouden worden uitgevoerd - juist daarvoor waren die extra twee tot twee-en-een-halve divisies nodig. Himmler evenwel kon er niet één afstaan of wilde dat niet (volgens Rauter omdat hij, Rauter, had gewaarschuwd dat die grootscheepse razzia's duizenden mannen de illegaliteit in zouden jagen) - hoe dat zij, grote razzia's in vier steden tegelijk waren uitgesloten. Er moest een volgorde worden vast

1 Himmler had er die functie bijgekregen na de mislukte aanslag op Hitler (20 juli '44); het (reserveleger) bestond uit de eenheden (een deel daarvan was in opleiding) die nog niet bij de te velde staande legergroepen waren ingedeeld. 2 Kleikamp: Notitie, 15 okt. 1944: (CD!, 16.07 2).

113 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

gesteld en dat zal wel zijn geschied binnen het Duitse militaire apparaat (bij Christiansen in Hilversum had zich inmiddels een door een Major Garmer geleide groep van twintig officieren gemeld, gedetacheerd door het Oberkommando der Wehrmacht, om bij de acties hulp te verlenen) - wij weten althans dat die volgorde al vast stond toen op 30 oktober een tweede bespreking plaatsvond, weer in Hilversum, maar op lager niveau: von Wühlisch, aan wie Christiansen de leiding van de acties had opgedragen en die zijnerzijds voor het uitwerken van de nodige bevelen de Feldleommandantur 724 had ingeschakeld, trad als voorzitter op; aanwezig waren voorts o.m. Rauter en Schöngarth alsmede drie belangrijke functionarissen uit Rotterdam: de Kampfleemmandant (hoogste Wehrmacht autoriteit ter plaatse), het hoofd van de Aussenstellevan de Sicherheitspolizei und SD, H. J. Wölk, en de Kommandantvan de Ordnungspolizei. Inderdaad, bepaald was dat de eerste grootscheepse razzia zou worden uitgevoerd in Rotterdam, de tweede in Den Haag, de derde in Amsterdam en de vierde in Utrecht - Rotterdam was voorop geplaatst omdat zich daar een grote groep' Wehrfähigen' bevond vlak achter het Duitse front langs de grote rivieren.

XCDe razzia werd in Rotterdam door de plaatselijke Duitse autoriteiten zorgvuldig voorbereid (Beaufiragter Völckers was verre van ingenomen met het gehele plan). Daarbij werd vastgesteld dat de actie op vrijdag 10 november zou worden uitgevoerd in Schiedam, in het gehele gebied van Rotterdam-Zuid en, wat Rotterdam benoorden de Maas betrof, in wat men de buitenwijken zou kunnen noemen; op die rode november zou de binnenstad volledig worden geïsoleerd en daar zou de actie op zaterdag II november plaatsvinden. De opgepakte mannen zouden in eerste instantie in een aantal grote gebouwen worden samengebracht, waar functionarissen van de SD (de achttien van de Rotterdamse Aussenstelle benevens ca. honderdvijftig uit andere delen des lands) zouden trachten, er hun bekende illegale werkers uit te pikken, en vervolgens zou het tot de afvoer komen: per schip, per trein en te voet. Vastgesteld werd voorts dat het personeel van de openbare nutsbedrijven en de krachten die bij de voedselvoorziening waren ingeschakeld, niet zouden worden weggevoerd en dat op de verzamelplaatsen Duitse artsen aanwezig zouden zijn om op medische gronden vrijstellingen te verlenen. Voor de uitvoering en de bescherming van de razzia werden krachtens een door de Feldkom mandantur 724 opgesteld bevel.' allerlei militaire eenheden via Utrecht en

1 Tekst in Sijes: p. 253-56.

114 [PDF]
R OTTERDAM! SC H IEDAM

Gouda aangetrokken tot een gezamenlijke sterkte van ca. achtduizend man; zij hadden mitrailleurs alsmede geschut en luchtafweergeschut bij zich. Ook de luidsprekerwagens worden alle naar Rotterdam gedirigeerd; zij zouden een belangrijke functie vervullen.

XCOp de donderdagavond vóór de razzia meldden de bevelhebbers van alle ingedeelde eenheden zich bij de Rotterdamse Kampfkommandant. Zij kregen plattegronden uitgereikt van de stadsgedeelten welke zij op vrijdag en zaterdag voor hun rekening moesten nemen, ontvingen een algemene instructie en namen gedrukte biljetten mee die huis aan huis zouden worden afgegeven. Alle wegen naar Rotterdam en Schiedam moesten vrijdagmorgen om vier uur (het einde van de spertijd) worden afgesloten en de afsluiting van het centrum van Rotterdam diende om half zeven een feit te zijn. Dit alles werd voorbereid in diep geheim. Nàg twee voorbereidende maatregelen waren genomen: aan het einde van de donderdagmiddag had de Ordnungspolizei alle wapens van de Rotterdamse politie in beslag genomen en het Gemeentelijk Telefoonbedrijf had opdracht gekregen, te middernacht alle netlijnen. behalve die welke door de bezetter werden gebruikt, uit te schakelen.

XCIets van dit alles was juist op tijd tot de Rotterdamse illegaliteit doorgedrongen.

XCEen Duitser die voor administratief werk verbonden was aan de staf van de Kampfkommandant, stond sinds enige tijd via een tussenpersoon in contact met die illegaliteit; hij gaf op donderdagmiddag aan de tussenpersoon door dat de razzia op zeer korte termijn zou worden uitgevoerd. In een bespreking van topfiguren van de illegaliteit die elkaar omstreeks half zes konden ontmoeten, werd besloten, aan het Londense Bureau Inlichtingen te vragen er zorg voor te dragen dat de Geallieerde luchtmachten niet zouden schieten op grote groepen die Rotterdam zouden verlaten (die aanvallen zijn inderdaad achterwege gebleven); de ondercommandanten van de Knokploegen en de OD werden gewaarschuwd, zo ook vooraanstaande LO'ers (zij zochten allen goede schuilplaatsen op) maar de tijd ontbrak om die waarschuwingen aan velen door te geven - donderdagavond om acht uur moest ieder binnenshuis zijn.

XCVijf uur later, om één uur in de nacht van donderdag op vrijdag, kwam Liese in Rotterdam aan.

XCDe bevolking werd door de actie volledig verrast. Slechts zeer weinigen slaagden er in, buiten het afgezette gebied te komen. Ieder voelde zich opgesloten. Als in alle situaties waarin grote gevaren dreigen, deden ook nu weer optimistische geruchten de ronde: de Geallieerden zouden Rotterdam naderen of er zouden dicht bij de stad luchtlandingen zijn uitgevoerd. Niets daarvan: de onmiddellijke realiteit waarmee men te maken had, was het Duitse 'Bevel'. Dat men slechts 'boterhammen voor één dag' moest meenemen, gaf velen de hoop dat de 'arbeidsinzet' slechts van zeer korte duur zou zijn. En hoe moest men de Duitse dreigementen interpreteren? Mannen die bij huiszoeking zouden worden ontdekt, zouden 'gestraft' worden, 'waarbij hun particuliere eigendom zal worden aangesproken.' Betekende dat dat de woning in brand zou worden gestoken? Dat was door de bezetter sinds september in Rotterdam inderdaad gedaan met enkele woningen die voor illegaal werk waren gebruikt. Verontrustend was in het bijzonder dat allerwege schoten werden gehoord. 'Wij dachten allen', aldus een inwoner van Charlois, 'aan Apeldoorn en Utrecht en zeiden tegen elkaar: 'Er worden vast al verscheidene mannen doodgeschoten en je zult het zien, straks leggen ze ook in onze straat een paar lijken neer voor afschrikwekkend voor

116 [PDF]
R OTTERDAM/ SCHIEDAM

beeld."1 'Angst voor het onbekende lot van vrouwen kinderen, angst voor eigen lijfsbehoud, angst van de huisgenoten voor de man en de zoon wanneer zij zich niet gingen melden, deed', aldus Sijes, 'velen het huis verlaten', óók 'de angst voor verraad'": verraad uit bezorgdheid voor het eigen bezit (werd één perceel in brand gestoken, dan konden de belendende heel welook in vlammen opgaan), verraad uit jaloezie ('want het is een hard gelag', schreef een Rotterdammer in zijn dagboek, 'wanneer buurman A wel weg is en B niet')?

XCVelen zagen kans zich te verschuilen, hoofdzakelijk onder vloeren of, als die er waren, in kelders; anderen werden op weg naar schuilplaatsen, lege scholen bijvoorbeeld, toch gegrepen. De straten werden die gehele vrijdag door systematisch afgewerkt. Over het algemeen verliepen de huiszoekingen nogal rustig en als de Duitse militairen niet onder het onmiddellijk toezicht stonden van officieren of onderofficieren, kwam het veelvuldig voor dat zij niet verder gingen dan de huisdeur of de woning slechts heeloppervlakkig doorzochten.

XCIn Schiedam werden alle opgepakte mannen op de in het centrum gelegen Koemarkt bijeengedreven, in de buitenwijken van Rotterdam waren er talloze concentratiepunten vanwaar men dan in door Duitse militairen bewaakte groepen naar een aantal grote verzamelplaatsen marcheerde. Ondanks het uitdrukkelijk verbod de woningen te verlaten, gingen veel vrouwen de straat op. Omstreeks twaalf uur zag het bijvoorbeeld bij het Feyenoord-stadion (een van de drie grote verzamelplaatsen in Rotterdam-Zuid) zwart van de vrouwen, 'zij toonden' berichtte later een Rotterdammer, 'ongeremde haat en zonder angst voor represailles scholden zij de Duitsers uit voor letterlijk alles wat lelijk was."

XCIn de Rotterdamse binnenstad werd men op die vrijdag wel gealarmeerd door het feit van de strenge afzetting, maar tot lang niet iedereen drong door dat de Wehrmacht bezig was, uit Schiedam en de buitenwijken een groot deel van de mannen weg te voeren. Onder diegenen die de ernst van de toestand beseften, waren er vrij velen die een schuilplaats opzochten of er snel een in gereedheid brachten; sommigen kropen weg op de zolder van het Raadhuis of elders in dat gebouwen ook in andere overheidsgebouwen kon men zich verbergen. Anderzijds waren er niet weinigen die. veronderstelden dat de bezetter in de buitenwijken voldoende mannen had opgepakt om het stadscentrum nu te kunnen sparen. Niets daarvan. In dat centrum werd op zaterdag I I november herhaald

XC1 Aangehaald in a.v., p. 80. 2 A.v., p. 8r. 3 Aangehaald in a.v., p. 82. 4 Aangehaald in a.v., p. 97.

117 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

wat zich daags tevoren in de buitenwijken en in Schiedam had afgespeeld: huis aan huis werd, al van vier uur 's morgens af, het 'Bevel' afgegeven, van zeven uur af reden de luidsprekerwagens rond, er werd (ter intimidatie) veel geschoten I, talrijke mannen, hoofdzakelijk door angst gedreven (ook weer door de angst voor verraad), handelden conform het 'Bevel' en zij die zich buiten opstelden of die gevonden werden bij de huiszoekingen (deze waren ook in het centrum maar zelden ruwen veelal oppervlakkig), werden eerst naar concentratiepunten gebracht en vervolgens vandaar, steeds onder bewaking, naar vier grote verzamelplaatsen: de Heineken Brouwerij, het Nenijto-terrein, de Beurs en het Centrale Belastinggebouw.

XCZowel op vrijdag als op zaterdag zou op al die verzamelplaatsen (er waren er in totaal tien, t.w. vier in het centrum, drie in Rotterdam-Zuid en drie in de buitenwijken benoorden de Maas) het onderzoek van de vrijstellingspapieren plaatsvinden en ook zouden er Duitse artsen aanwezig zijn om personen op medische gronden naar huis te sturen. Van die opzet kwam niet veel terecht. Veelal kon men met op zichzelf geldige papieren niet tot de weinige Duitsers doordringen die vrijstelling konden verlenen (er zijn er in totaal slechts 300 verleend") en, schrijft Sijes: 'Alleen mensen met zeer duidelijke gebreken en diegenen die in het bezit waren van een kaart van het tbc-consultatiebureau, hadden kans afgekeurd te worden. In de meeste gevallen werd echter nauwelijks gekeken naar hen die zich bij de Duitse arts met een doktersverklaring of voor eventueelonderzoek meldden." Op één verzamelplaats verklaarde een Duitser in een toespraak dat maagkwalen en hartaandoeningen niet als ziekten werden erkend.

XCVerscheidene verzamelplaatsen leenden zich allerminst voor het verblijf gedurende geruime tijd van duizenden mannen. Zeker, een groot deel van hen die op vrijdag respectievelijk zaterdag in Duitse handen vielen, werd nog diezelfde dag afgevoerd, maar dat gold niet voor allen. Velen moesten op de verzamelplaatsen overnachten: bijvoorbeeld in de hallen, badcellen en kleedkamers van het Feyenoord-stadion, op de drijfnatte vloeren van havenloodsen en in de tochtige ruimten van het

1 Op 10 en r r november samen werden in Rotterdam vijf personen door het schieten gedood; één werd gewond. 2 In een rapport aan Goebbels d.d. 16 november '44 (tekst in Sijes: p. 256-58) beklaagde Liese zich er over, hun verzoeken om méér vrijstellingen te verlenen had hij afgewezen. A.v., p. 128.

118 [PDF]
R OTTER DAM / SCHIEDAM

onafgebouwde Centrale Belastinggebouw of van de eveneens onafgebouwde Marinierskazerne (de centrale verzamelplaats voor Kralingen). Het werd er een smeerboel, het was er koud, men had er honger en dorst - en men wist niet waarheen men zou worden afgevoerd. Die afvoer vond op drie wijzen plaats: per trein, per schip en te voet. Bij de treintransporten kon de bezetter op vrijdag, de eerste dag van de razzia, natuurlijk niet gebruikmaken van het station dat in het stadscen. trum was gelegen: Delftse Poort', wèl werd toen in Rotterdam-Zuid het station Feyenoord gebruikt en ook moesten uit Schiedam en de westelijke buitenwijken van Rotterdam grote groepen lopen naar het station te Delft. Op de tweede dag van de razzia werd het station Delftse Poort wèl ingeschakeld en voorts liepen op die eerste en op de tweede dag grote groepen naar enkele kleine, niet-vernielde havens op de noordelijke Maasoever, waar rijnaken en sleepboten gereedlagen - andere grote groepen werden te voet de stad uitgevoerd, niet alleen in de richting van Delft maar ook in die van Waddinxveen en Gouda. Veel vrouwen die tevoren bij de verzamelplaatsen waren gaan staan, volgden al die colonnes zo ver mogelijk. 'Onderweg', schrijft Sijes, 'kwamen uit de zijstraten nog meer vrouwen en kinderen toegestroomd. De vrouwen zochten de colonnes af in de hoop, onder de duizenden gezichten hun man of hun zoon te ontdekken ... Groot was de ontroering: kinderen riepen hun vader goedendag, huilend stonden vrouwen langs de kant."'Tegen enen', zo noteerde op zaterdagavond, terugziende op wat 's middags was gebeurd, een inwoonster van Kralingen in haar dagboek,

XC'gingen er plotseling geruchten dat er een mannentransport via de Hoofdweg zou plaats hebben naar Gouda. Er ontstond een run onder de vrouwen in de richting van de Hoofdweg. Later hoorden we dat er van's morgens vroeg af talloze vrouwen en kinderen al op de Hoofdweg hadden gestaan met eten en kleren. Het weer was koud, niet zo winderig, maar wel met regenbuien en dan weer heldere zon. Tegen half twee opeens een geroep: ze komen van de Hofiaan, en daar kwam het eerste transport Heel langzaam, stap voor stap, (zag men) naderen een dichte menigte mannen, die de hele rijweg vulde, geëscorteerd door enkele militairen met geweer in de aanslag, om de zoveel pas, en begeleid door talloze vrouwen en kinderen. Heellangzaam kwam de stoet dichterbij en hoorde je de stemmen. Mannen en vrouwen riepen elkaar een afscheid toe: 'Moed houden', 'Oranje boven'. Vrouwen huilden. Meisjes liepen mee, met hun armen om haar jongen geslagen. Vrouwen met kinderwagens, oude mannen en vrou

XCI Het latere Centraal Station. 2 Sijes: De razzia van Rotterdam, p. 142.

119 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

wen. Van alle kanten kwamen vrouwen aangerend met dekens, kleren en eetwaren. Anderen liepen weer terug om nog dingen te halen of vriendinnen te waarschuwen, snikkende, huilende .

XC. . . Vijf transporten zijn die middag langs gegaan ... Er werd verteld dat het doel Zwolle was ... Er waren jongens bij, zo van de straat opgeraapt, met alleen een boezeroentje over hun blote lijf en een colbertjasje. Er waren er op klompen. In de stoet liepen o.m. politieagenten, postboden en conducteurs, allen in uniform."

XCWeggevoerd uit Rotterdam en Schiedam werden ca. vijftigduizend mannen: vermoedelijk twintigduizend te voet, twintigduizend per schip en tienduizend per trein (een groep van ca. vijfhonderd mannen moest fletsen, naar Amersfoort). Te voet liepen sommigen, gelijk reeds vermeld, naar Delft, anderen via Waddinxveen en Gouda naar Utrecht en vandaar naar Soesterberg en Amersfoort, zelfs nog verder: naar de plaatsen aan de zuidelijke Veluwezoom waar zij aan het spitten werden gezet. Het weer was op de dagen waarop die transporten te voet plaatsvonden, aan de koude kant - één dag was er, maandag de r j de, waarop het vrijwel onafgebroken regende. 'Vermoeid, gepakt en gezakt ... met bagage die steeds zwaarder scheen te worden, liepen de mannen', schrijft Sijes, 'tientallen kilometers per dag. Rust werd hun zelden gegund, en dan nog slechts voor korte tijd. Met natte, pijnlijke voeten, hongerig, de handen vol blaren van het sjouwen, rug en schouders stuk van de drukkende bagage, met kapotte schoenen, sleepten zij zich voort" - zij die niet verder konden, werden op gevorderde boerenwagens geladen. Ontsnappen uit de stoeten was nauwelijks mogelijk, maar in Delft waar de Rotterdammers en Schiedammers in gebouwen van de Technische Hogeschool moesten overnachten en waar de Centrale Keuken voor warm eten en brood zorgde, stelde een illegale groep bijna tweehonderdvijftig razzia-slachtoffers die gedaan hadden alsof zij bij die voedselvoorziening waren ingeschakeld, in staat in de stad onder te duiken. Een dergelijke hulp werd ook elders verleend, zoals de inwoners van de streken, steden en dorpen waar de Rotterdammers en Schiedammers doorheen trokken, over het algemeen getuigden van een intens en door de razzia-slachtoffers ontzaglijk gewaardeerd medeleven. 'Overallangs de routes' (wij citeren weer het samenvattend beeld dat Sijes heeft gegeven) 'werden de mannen overladen met allerlei dingen die zij nodig hadden. Zelfs op de open

, Aangehaald in a.v., a.v. 2 A.v., p. 15 I.

120 [PDF]
ROTTER DAM SCHIEDAM

hoofdwegen stroomden de mensen uit de naburige dorpen toe met alles wat zij in der haast hadden kunnen vergaren."

XCNiet anders verging het diegenen die per schip of per trein werden afgevoerd: lagen de schepen aan de oever gemeerd of stonden er goederenwagons stil en verspreidde zich dan het bericht dat zich in die schepen of wagons razzia-slachtoffers bevonden, dan kwamen honderden aangesneld om te zien wat zij voor hun landgenoten konden doen." Physiek was de afvoer per schip of trein natuurlijk minder inspannend dan te voet, maar daar stond tegenover dat men zich in overvolle, smerige ruimten bevond. Bovendien: schepen en treinen konden door de Geallieerde jagers en jachtbommenwerpers worden aangevallen" - velen zaten met name tijdens het oversteken van het Ijsselmeer in grote angst. Sommige schepen voeren dan door naar Zwolle, de meeste evenwel naar Kampen, waar men van boord geslagen en geschopt werd en waar een gemengd-gehuwde Joodse man die nog steeds zijn Jodenster op had, door een Duitse officier werd neergeschoten en in het water getrapt. Ook in Kampen spande de bevolking alsook de plaatselijke afdeling van het Nederlandse Rode Kruis (die afdelingen hebben in het algemeen aan de razzia-slachtoffers veel hulp geboden) zich in om aan de Rotterdammers en Schiedammers alle bijstand te geven die hun mogelijk was." Zo gingJ.

I A.v., p. 161. 2 Er zijn evenwel schepen geweest die op het traject Rotterdam Amsterdam nergens meerden en waarop men tijdens die tocht bovendien niets te eten of drinken kreeg. ' In het Merwedekanaal zonk één rijnaak door de ontploffing van een tijdbom die de Knokploeg uit de Alblasserwaard te Meerkerk vlak onder de waterspiegel aan de roef had aangebracht met de bedoeling, de vijftien daar verblij vende Duitse militairen uit te schakelen. Drie razzia-slachtoffers kwamen om het leven. De leider van de betrokken Knokploeg, M. W. Schakel, werd hieromtrent onjuist ingelicht; hij rapporteerde aan de Landelijke Sabotage-Commandant van de KP, van Bijnen: 'Eén Duitser mist beide benen, twee Duitsers lichter gewond; Rotterdam geen verliezen.' Er konden als gevolg van de ontploffing en de daardoor ontstane verwarring Rotterdammers ontsnappen, volgens Schakel ca. twee van de driehonderd die zich aan boord van het schip hadden bevonden; die schatting is vermoedelijk te hoog geweest. (M. W. Schakel: 'Rapport tot zinken brengen schip met gevangenen', 13 nov. 1944 (LOjLKP, 5 E)). 4 Er bevonden zich, aldus een later verslag van de afdeling Kampen van het Nederlandse Rode Kruis, onder de razzia slachtoffers 'patiënten met duidelijke maagzweren, met nog behandelde syphilis, patiënten die jaren in sanatoria hadden gekuurd, mensen die zo bijziende waren dat ze hun weg nauwelijks konden vinden, anderen die zo doofwaren dat ze stellig geen enkel bevel zouden verstaan' - zij werden allen bij inspectie in de noodziekenhuizen die haastig in Kampen waren georganiseerd, goedgekeurd door een die de hoogste arts was van de bezet Nederland; (Neder!. Rode Kruis, afd. Kampen, W. Kolff:

121 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

het ook in Zwolle, zo ook in Wezep waar duizenden in een Duits militair kamp werden opgesloten in afwachting van de treinen die hen naar Duitsland zouden brengen. Uit dat kamp konden enkelen ontsnappen, maar drie Rotterdammers die bij een mislukte poging daartoe waren gegrepen, werden gefusilleerd en twee tijdens een vluchtpoging doodgeschoten.

XCTreintransporten vonden, gelijk reeds vermeld, plaats uit Rotterdam en uit Delft; daarbij werden slechts goederenen veewagons gebruikt (uit één trein die in Hilversum stilstond, konden met hulp van de plaatselijke bevolking ca. zeshonderd mannen ontsnappen '). De treinen evenwel waarin men dan verder werd vervoerd, uit Amersfoort, Kampen, Zwolle en Wezep, bestonden gedeeltelijk uit personenwagons. In die treinen (ijskoud waren ze) leed men honger en dorst, men vervuilde en alle hulp van de burgerbevolking ontbrak op de trajecten in Duitsland. Daar, in het land van de vijand, kwamen, met uitzondering van het noordoosten, vrijweloveral slachtoffers van de razzia van 10 en I I november terecht, de meesten evenwel in het westen met een concentratie in en bij het Ruhrgebied. De Duitse bedoeling was om omstreeks veertienduizend Rotterdammers en Schiedammers in het centrum en oosten des lands aan het graven te zetten en als men zich daaraan heeft gehouden, zou zulks betekenen dat ca. vijf-en-dertigduizend in Duitsland zijn tewerkgesteld. Precieze cijfers zijn niet bekend.

XCWij weten evenmin nauwkeurig, welke verliezen het illegale werk in Rotterdam en Schiedam door de razzia's leed. Onder diegenen die zich met succes verborgen, zullen stellig naar verhouding veel illegale werkers zijn geweest, mede door de waarschuwing die op donderdagmiddag, zij het laat, de toppen van de illegaliteit had bereikt; wij nemen voorts aan dat zich illegale werkers bevonden in de eerste groepen die konden

(z.j.), p. 7); later slaagde de afdeling Kampen er in, bij elkaar toch nog ruim achthonderd razzia-slachtoffers die Kampen passeerden (dat waren niet alleen Rotterdammers en Schiedammers) afgekeurd te krijgen. 1 De Duitse officier die voor die ontsnapping verantwoordelijk werd gesteld, werd voor een Duitse krijgsraad gedaagd; tot welke straf hij werd veroordeeld, is on bekend.

122 [PDF]
ROTTER DAM s c a I EDAM

ontsnappen. Van de resultaten van de speciale speuractie door de Sicher heitspolizei und SD is bekend dat één Kriminalsekretär volgens aanwijzingen van een vroegere illegale werker die met de SD was gaan samenwerken, bij de ingang van het Feyenoord-stadion drie illegale werkers uit Rotterdam en één uit Dordrecht kon arresteren die allen enige dagen later werden gefusilleerd, en dat Wölk op de tweede razzia-dag aan het einde van de middag Rauter en Schöngarth telegrafisch berichtte! dat in één woning wapens waren gevonden en dat een '[ührender Organisator des RVV' was gearresteerd" - de telegrammen die Wölk aan Rauter en Schöngarth deed toekomen, zijn evenwel niet alle bewaard gebleven en er zijn in elk geval méér illegale werkers in Duitse handen gevallen, zo de districtscommandant van de OD3; ook werd een geheime zender ontdekt. Van de leden der Knokploegen werden enkelen weggevoerd maar op de dinsdag na de razzia wist de Rotterdamse leiding al dat er van de acht·ploegen (zij telden elk enkele tientallen KP'ers) vijfkompleet of nagenoeg kompleet waren gebleven." De RVV verloor door de razzia een van de twee aan haar toegevoegde geheime agenten, L. G. Mulholland - hij werd overigens niet ontdekt en gearresteerd maar als razziaslachtoffer naar Duitsland overgebracht.

XCHad dus, schijnt het, de razzia voorzover zij illegale werkers wilde uitschakelen, maar een gedeeltelijk effect gehad, het resultaat van de actie als geheel was de Duitsers meegevallen. Het is mogelijk dat met name het verloop van zaken in Utrecht er toe had geleid dat zij zich warenJ.12

1 Telegram, II nov. 1944 (17 u. 20) van H. Wölk aan Rauter en Schöngarth (Doe 1-1053, a-2). 2 Wölk berichtte óók, dat (dit is op de IIe op het Nenijto-terrein geschied) één Rotterdammer, een reserve-officier, in militair uniform was verschenen; hij aldus Wölk, Wij veronderstellen dat de betrokken reserve-officier er de Duitsers op heeft gewezen dat zij hem naar een krijgsgevangenenkamp voor reserve-officieren moesten overbrengen. 3 Liese vermeldt in zijn eerder gememoreerd rapport aan Goebbels de arrestatie van dat zoveel leidende figuren uit de illegaliteit zouden zijn gearresteerd, is niet juist. 4 De Gewestelijke Sabotage-Commandant van de KP, P. W. Hordijk ('Peter-Noord'), kwam in de Ne nijtohal oog in 'oog te staan met twee Rotterdamse SD'ers maar werd dankzij zijn goede vermomming (hij had een brilop, droeg een hoed in plaats van een alpinopet en had bovendien zijn snor laten groeien) niet herkend. Hij ontsnapte tweemaal uit de Nenijtohal maar werd beide keren gegrepen. Toen hij door Kralingen werd weggevoerd, ontsnapte hij voor de derde maal: 'met een snoeksprong', zo schreef hij ons, 'kon ik in het kijkend maar ook meewerkend publiek verdwijnen.' Als verpleeg ster verkleed keerde hij naar het pand terug dat hij bij de razzia had verlaten. (brief, 27 dec. 1980, van P. W. Hordijk).

123 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

gaan afvragen of hun intimidatie in Rotterdam wel voldoende effect zou hebben. Toen Wölk zaterdagavond laat Rauter en Schöngarth er telegrafisch van verwittigde dat de actie' abgeschlossen' was en dat' nach vorläufiger Zählung' '51500 Mann' waren gepakt (de totale groep die voor wegvoering in aanmerking kwam, telde vermoedelijk zeventigduizend personen), kwamen in zijn telegram óók de woorden voor: 'Ergebnis liegt ûber der eru/arteten Zahl." Dat was mede de indruk die illegale werkers opdeden. Tot de Rotterdamse leiding van de Raad van Verzet drong door dat sommige Duitsers van' eine erstaunliche Meldungsfreudigkeit' hadden gesproken - die woorden werden weergegeven in een verbitterd telegram dat de RVV-leiding onmiddellijk na de razzia naar Londen zond. Radio Oranje, zo heette het daarin, moest maar niet langer spreken

XC'over goede kwaliteiten van ons volk. Meer dan de helft van de weggevoerden in Rotterdam heeft zich op een simpele oproep van de Duitsers vrijwillig gemeld zonder een enkele poging zich te onttrekken. Velejongens werden door ouders of buren gedwongen zich tegen hun zin te melden. De ondergedokenen werden door afgunstige buren, vooral vrouwen, bedreigd met verraderi."

XCDit telegram leidde er toe dat den Doolaard in een tweetal toespraken voor Radio Oranje, zonder Rotterdam te noemen, zich kritisch uitliet over de gevolgen die een 'massa-vlaag van nutteloze moedeloosheid' had gehad.' In het illegale Vrij"Nederland stortte van Randwijk zijn gal uit over de Rotterdammers: 'Vijftigduizend Nederlandse mannen laten zich als schapen wegvoeren en evenzoveel vrouwen zien toe hoe hun mannen en zoons weerloos naar Hitlers slachtbank worden geleid':' - wij onderschrijven de uitvoerig gemotiveerde opinie van Sijes" dat, hoe begrijpelijk reacties als van de RVV-leiding en van van Randwijk ook zijn geweest, daarin toch niet voldoende rekening werd gehouden met de hulpeloosheid der bevolking en met het element van verrassing dat in de razzia zulk een grote rol had gespeeld; overigens: 'het overrompelend karakter van de aanval op de Rotterdamse bevolking stak', aldus Sijes, 'niet zozeer in het feit dat hij op een volkomen onverwacht ogenblik kwam, maar meer hierin dat een razzia nog niet eerder op een dergelijke

XCI Telegram, II nov. 1944 (23 u. IS), van Wölk aan Rauter en Schöngarth (Doc 1-1053, .a-2). 2 Aangehaald in Sijes: De razzia van Rotterdam, p. 236. 'A.v. 4 A.v., .' p. 235. 5 A.v., p. 237-41. 12

124 [PDF]
DEN HAAG EN OMGEVING

wijze was georganiseerd en met zulk een militaire macht was uitgevoerd': 'tegenover de intimiderende inzet van het georganiseerde machtsapparaat der Duitsers' (ca. achtduizend zwaargewapende militairen) 'stonden de geïsoleerde enkelingen machteloos'; bij die formuleringen wijst Sijes er overigens terecht op dat toch niet zo weinigen uit de opgeroepen groep er in slaagden, de Duitsers uit handen te blijven: wellicht omstreeks twintigduizend.

XCLang niet overal behoefde de illegale pers er zorg voor te dragen dat men spoedig in het westen des lands wist wat in Rotterdam en Schiedam was geschied - dat werd aan zeer velen bekend doordat men de massale transporten van Rotterdammers en Schiedammers zag passeren of daarvan hoorde. Dat zien en dat horen hielden een waarschuwing in. In Rotterdam en Schiedam hadden wellicht velen in eerste instantie gemeend dat zij in de buurt van die steden zouden worden tewerkgesteld maar wie elders de transporten zag of er van hoorde, wist beter: viel men de Duitsers in handen, dan zou men worden voortgedreven of getransporteerd als vee en, dat was duidelijk (waarom anders die treinen ?), ver weg. Beter leek het, zich, zo enigszins mogelijk, te verstoppen. De illegale pers drong daar op aan. Dit alles betekende dat de bezetter, voornemens om niet alleen uit Rotterdam en Schiedam, maar ook uit Den Haag, Amsterdam en Utrecht alle zeventien- tot veertigjarige mannen weg te voeren, door die ene actie in Rotterdam en Schiedam het element van de verrassing had verspeeld.

XCDat bleek vooral op dinsdag 2I november en volgende dagen in Den Haag en de twee aangrenzende gemeenten Voorburg en Rijswijk. Nadat in de voorafgaande dagen razzia's waren uitgevoerd in het Westland (zevenhonderd tot duizend mannen werden weggevoerd) en in de omgeving van Leiden, begonnen de Duitsers op de z rste in Den Haag, Voorburg en Rijswijk de methoden toe te passen welke hun in Rotterdam en Schiedam zo te stade waren gekomen: een groot aantal Duitse militairen zette in de nacht van maandag op dinsdag alle straten af. In de vroege ochtenduren werd een aanvang gemaakt met het afgeven van hetzelfde 'Bevel'<dat in Rotterdam en Schiedam was gebruikt. Uiteraard ontbraken ook de luidsprekerauto's niet. Anders evenwel dan in Rotterdam en Schiedam gingen in Den Haag, Voorburg en Rijswijk maar weinig mannen na de ontvangst of na het vernemen van het 'Bevel' op 12

125 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

straat staan - de Duitse militairen moesten dus woning na woning doorzoeken. Velen hunner maakten zich, schrijft Sijes in zijn studie over de arbeidsinzet, 'niet al te druk. Alleen fanatieke militairen beklopten vloeren, muren en panelen, braken kasten open en schreeuwden zo barbaars dat sommige onderduikers uit angst voor represailles tegen de vrouwen en kinderen te voorschijn kwamen"; die fanatici waren evenwel verre in de minderheid. Ook op woensdag en donderdag vonden nog huiszoekingen plaats. In totaal vielen aan de bezetter die, schijnt het, op zeven-en-dertigduizend man had gerekend, naar ruwe schatting ca. dertienduizend arbeidskrachten in handen: achtduizend in Den Haag, vijfduizend in Voorburg en Rijswijk samen. Van die dertienduizend moesten er zesduizend naar Utrecht en verder gelegen plaatsen lopen, zevenduizend werden in kolenschepen ('het kolengruis lag er ongeveer tot enkelhoogte en tevens was het nat', schreef een weggevoerde brandweerrnan'') eerst naar Amsterdam gevoerd en vervolgens, evenals de Rotterdammers en Schiedammers, over het Ijsselmeer naar Kampen gebracht ('de Kampense politie had shag voor ons gekocht. Firma's in Kampen gaven al wat ze maar missen konden ... De Kampense bevolking gaf: kleding, dekens, schoeisel, eetgerei, postpapier en kaarten"). Van deze in Kampen belande razzia-slachtoffers werd het grootste deel aan de stellingen in het oosten des lands tewerkgesteld, twaalfhonderd mannen evenwel, onder wie honderdvijftig man politie en brandweer, werden in een trein geladen en naar het kamp Rees in het Rijnland gebracht.

XCMisschien is het een aanwijzing dat de bezetter weinig ingenomen was met de resultaten van de actie in Den Haag, Voorburg en Rijswijk, dat althans uit Den Haag een groot deel van de beroepsbrandweer werd weggevoerd: mannen die in de brandweerkazernes bijeen waren en die er natuurlijk op hadden gerekend dat hun vrijstellingen zouden worden erkend; niets daarvan: Den Haag verloor op slag twee-derde van zijn brandweerpersoneel. Afgevoerd naar Kampen werden ook ongeveer honderdvijftig NSB'ers alsmede de Nederlanders die werkzaam waren geweest op het door Seyss-Inquart van de zomer van '40 af bewoonde buiten 'Clingendael'.

XCOp Den Haag, Voorburg en Rijswijk volgden Haarlem en de omliggende plaatsen Heemstede, Bloemendaal en Overveen, alsmede Santpoort. Sijes vermeldt dat de achthonderd Duitsers die hier op 6 december

1 Sijes: p. 2 Jan Krist: (1947), p. 21. 3 A.v., p.

126 [PDF]
HAARLEM (0 ELFT (WESTLAN 0 (0 VERFLAKKEE

de razzia's uitvoerden, er op gerekend hadden, zevenduizend werkkrachten in handen te krijgen - het werden er nier meer dan tweeduizend à vijf-en-twintighonderd, van wie opnieuw velen in Rees belandden.

XCDrie dagen later, 9 december: Delft. 'Of het nu kwam', schreef een Delfts dagblad een jaar later, 'doordat we hier zo goed waren weggedoken of dat de Duitsers er zelf genoeg van begonnen te krijgen, maar de 'oogst' was hier ... maar heel schamel. Niet meer dan enkele honderden slachtoffers gingen de lijdensweg naar Hitlers 'paradijs' 'I ruim tweehonderd volgens een verslag van de secretaris van het college van curatoren van de Delftse Hogeschool; ook zij werden voor een deel naar Rees getransporteerd.

XCKort voor Kerstmis vonden nog twee razzia's plaats: een in het Westland (opnieuw!) en een op Overflakkee.

XCIn het Westland zocht de bezetter naar mannen van zeventien tot vijf-en-veertig jaar, maar, aldus een plaatselijke geschiedenis, 'zelfs opgeschoten kinderen van vijftien en zestien jaren werden meegenomen'>; cijfers voor de buit zijn niet bekend. Wij kennen die wèl voor Overflakkee (Goeree viel buiten de oproep omdat daar een typhus-epidemie heerste) waar in eerste instantie slechts twee-vijfde van de opgeroepen mannen kwam opdagen. Daags daarna maakte de Inselkommandant bekend dat, als de onderduikers niet te voorschijn kwamen, op grote schaal huiszoekingen zouden worden verricht en dat dan van die onderduikers elke tiende man zou worden doodgeschoten en de overigen naar een concentratiekamp zouden worden gezonden. Die dreigementen misten hun effect niet, te minder omdat bekend was geworden dat diezelfde lnselkornrnandant nog geen twee weken tevoren op het nabije Schouwen tien Nederlanders had laten ophangen. Ca. drieduizendvijfhonderd eilandbewoners meldden zich; zij werden per boot naar Kampen en vandaar per trein naar Duitsland getransporteerd, op ca. tweehonderd na welke de rijkslandbouwconsulent van Goeree-Overflakkee met veel moeite (hij had er Liese's bureau in Apeldoorn voor bezocht) vrij had gekregen als onmisbare krachten in de land- en tuinbouw.

XCEn Amsterdam?

XCNa de grote razzia's in Rotterdam en Den Haag werd door talrijke Amsterdammers verwacht dat zij nu aan de beurt zouden komen. Op 28 november, d.w.z. vier dagen nadat de grote actie in Den Haag en omlig12

1 5 dec. 1945, aangehaald in Sijes: p. 547. 2 P. H. Lipman: p. 14.

127 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

gende gemeenten was geëindigd, noteerde de jeugdige schrijver Bert Voeten die in het centrum van de hoofdstad met een Joodse onderduikster, Marga Minco, samenleefde:

XC'Het gerucht over de grote 'huis-aan-huis' -razzia leeft hardnekkig voort. Karel' kwam gisteravond laat nog waarschuwen: 'Morgenochtend beginnen ze!' Vandaag niets gemerkt. Ik hoorde dat de Beurs wordt gereedgemaakt om er het gevangen wild in onder te brengen.

XCDie vervloekte onrust elke dag opnieuw: nu moet je wegkruipen; nu bonzen ze dadelijk met een kolf op de deur; straks hoor je ze met hun laarzen de trap opkomen, schreeuwen en schelden Ik heb de verduistering van de ramen gehaald. Aan de buitenkant ziet het huis er nu uit alsof het onbewoond is. Misschien helpt het. Sporen die direct op het verblijf van een mannelijk wezen duiden, hebben we zorgvuldig uitgewist. De schuilplaats is gereed'?

XCook anderen, vermoedelijk vele anderen, maakten een schuilplaats klaar of lieten er een klaarmaken. De 'vervloekte onrust' bleef, vooralook nadat (6 december) Haarlem en omgeving aan de beurt waren geweest. Het program evenwel om uit de vier grote steden van het westen successievelijk alle weerbare mannen weg te voeren, werd wat Amsterdam en Utrecht betrof, niet uitgevoerd. Er heerste binnen het Duitse apparaat verdeeldheid over de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van een Wehrmacht-razzia speciaal in Amsterdam: de Amsterdamse Beaufiragte, de Ortskommandant en Lages, hoofd van de SD, waarschuwden Liese gedrieen dat het alleen dan tot een razzia in de hoofdstad zou kunnen komen wanneer de Wehrrnacht er voldoende krachten voor ter beschikking stelde. In december kon de Wehrmacht dat niet doen vanwege de troepenverplaatsingen welke met het Ardennen-offensief samenhingen; afgezien daarvan was binnen de eenheden van de Wehrrnacht die ingezet waren bij razzia's zoals die in Rotterdam en Den Haag waren gehouden, een ruime mate van weerzin gegroeid tegen het optreden dat hun bevolen was. Dat de Wehrrnacht-razzia in Den Haag en omgeving zoveel minder arbeidskrachten had opgeleverd dan die in Rotterdam en Schiedam, deed bovendien vermoeden dat een dergelijke razzia in de dubbel gewaarschuwde hoofdstad waar de illegaliteit talloze oproepen had doen verschijnen, zich niet aan te melden maar zich zo goed mogelijk te verbergen, nog minder profijtelijk zou zijn.

XC, Dit was de schuilnaam van de wijkcommandant van de BS met wie Voeten in regelmatig contact stond. 2 Bert Voeten: Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945 (1946), p. 197·

128 [PDF]
GEEN RAZZIA IN AMSTERDAM

XCDe groeiende onwil van de Wehrmacht nu om voor Liese de kastanjes uit het vuur te halen, was een van de factoren die deze afgezant van Goebbels bracht tot een nieuwe poging om tienduizenden arbeidskrachten bijeen te krijgen op een wijze die, al moest de Wehrmacht ook medewerking blijven verlenen, een snelle controle mogelijk zou maken en misstanden welke uit de razzia's waren voortgevloeid, zou voorkomen. Toen die poging eind december werd ingezet, hadden de Duitsers in de drie westelijke provincies door middel van de razzia's waarvan wij melding maakten (onze gegevens zijn onvolledig), op zijn minst vieren-zeventigduizend mannen in handen gekregen.

De Liese- 'Aktion'

XC

XCWelke misstanden waren uit de razzia's voortgevloeid (wij bedoelen daarmee: misstanden in het perspectief van de bezetter)? Om te beginnen hadden die razzia's grote onrust onder de bevolking gewekt - geen bezetter is er die van onrust houdt. Daarbij bedenke men dat de razzia's waren voortgevloeid uit de gelijktijdige inwerking van twee van buiten bezet N ederland komende krachten: het Oberkommando der Wehrmacht en Goebbels in zijn functie van Reichsbevollmächtigter für den totalen Kriegsein satz. Wat zich van september '44 af in het oosten en noorden des lands maar vooralook in het westen afspeelde, kan er slechts toe geleid hebben dat Seyss-Inquart en zijn naaste medewerkers met enige nostalgie terugdachten aan de jaren waarin zij er met medewerking van het Nederlandse overheidsapparaat in waren geslaagd, het Derde Rijk de beschikking te geven over honderdduizenden arbeiders. Konden de gewestelijke arbeidsbureaus niet opnieuw worden ingeschakeld? Daar kwam bij dat de razzia's schade hadden toegebracht aan vitale Duitse militaire belangen: menigmaal waren Nederlandse arbeiders, werkzaam bij Wehrmacht-be drijven, weggevoerd. In het algemeen was het trouwens bij die razzia's zo ruwen slordig toegegaan dat niet of nauwelijks was gelet op de uitzonderingen die moesten worden gemaakt. Geüniformeerde politiemannen en brandweerlieden waren weggevoerd, maar dat strookte bepaald niet met de bedoelingen van Reichskommissariat en Wehrmacht; dan was in vele streken schade toegebracht aan het voedselproductie-apparaat waarvan ook de bezetter afhankelijk was. Konden dergelijke nadelen niet worden voorkomen? Effectief zou dat alleen gelukken wanneer manne12

129 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

lijke Nederlanders in de leeftijdsgroep die voor de 'totale Kriegseinsatz' in aanmerking kwamen, in plaats van de verwarrende veelheid aan Ausu/eise en andere papieren welke in '43 en '44 waren uitgereikt, één nieuwe Ausioeis zouden krijgen indien zij behoorden tot kategorieën die niet mochten worden weggevoerd. Die kategorieën moesten worden vastgesteld en vervolgens diende te worden bepaald wie wel en wie niet tot die kategorieën behoorden. Eerstbedoelden zouden dan de nieuwe Ausu/eis ontvangen en was de uitreiking daarvan voltooid, dan zouden Duitse formaties het bij de controle eenvoudig hebben: iedere man uit de betrokken leeftijdsgroep die geen nieuwe Ausu/eis kon tonen, moest worden vastgehouden en weggevoerd.

XCWanneer precies tot invoering van het nieuwe registratiesysteem is besloten en wie bij dat besluit betrokken zijn geweest, weten wij niet - wèl dat Seyss-Inquart begin december een interne instructie ondertekende waarin ten aanzien van de te verlenen vrijstellingen werd bepaald dat in het gehele bezette gebied rekening moest worden gehouden met de belangen van de ordehandhaving, de voedselvoorziening en de onmiddellijke verzorging van de Wehrmacht en in het oosten bovendien met het feit dat sommige fabrieken nog voor de Wehrmacht werkten (enkele Twentse textielbedrijven bijvoorbeeld). Ook in andere opzichten werd in Seyss-Inquarts instructie onderscheid gemaakt tussen het westen en het oosten en noorden of, zoals het in de instructie heette: de 'Westprouinzen' en de 'Stellungbauprovinzen' ': de instructie bepaalde dat voor de razzia's welke na de invoering van de nieuwe Ausu/eis zouden worden gehouden, in de 'Westprovinzen' Liese de opdrachtgever zou zijn en in de overige provincies de Dienststelle van Bormanns afgezant Schmerbeck. Toen de tekst werd vastgesteld van de 'Bekendmaking' voor de Liese-Aktion, bleek er sprake te zijn van nóg een onderscheid: in het westen strekte de actie zich uit tot de jongens en mannen van zestien tot veertig jaar, in het oosten en noorden tot die van zestien tot vijftig; daarbij merken wij nu reeds op dat men in de 'Stellungbauprovinzen' van de Liese-Aktion maar weinig heeft gemerkt.

XCIn de 'Bekendmaking', welke de datum droeg van 14 december, werd meegedeeld dat de genoemde leeftijdsgroepen verplicht waren 'te werken in het kader van de arbeidsinzet' ; daartoe zouden zij' een bijzondere oproep' ontvangen, maar:

1 Het gebied waar de nieuwe Grebbelinie werd aangelegd, was, voorzover het in de provincie Utrecht viel, bij de gerekend.

130 [PDF]
LIESE'S 'BEKENDMAKING'

XC'Alle arbeidskrachten, die noodzakelijk zijn voor het in stand houden van het openbaar bestuur, alsmede voor het voortzetten van de werkzaamheden van inrichtingen, landbouw-, veeteelten tuinbouwbedrijven en bedrijven waarin een tak van nijverheid wordt uitgeoefend, alsmede andere bedrijven waarin een belangrijke taak wordt vervuld dan wel voor de oorlog belangrijke opdrachten moeten worden uitgevoerd, worden vrijgesteld en worden niet opgeroepen voor de tewerkstelling i'i1 het kader van de arbeidsinzet elders. Alle personen, die op grond hiervan moeten worden vrijgesteld, verkrijgen een bijzonder, algemeen geldig bewijs van vrijstelling. Op het tijdstip van de invoering van dit bewijs van vrijstelling worden alle bewijzen, welke tot dat tijdstip terzake van vrijstelling zijn afgegeven, ongeldig.

XCIn geval van inschakeling in de arbeidsinzet wordt de verzorging van de tewerkgestelde personen alsmede van hun gezinsleden in ruim voldoende mate gewaarborgd. '

XCStrafbepalingen volgden: wie niet conform de 'Bekendmaking' of de daarop te baseren nadere voorschriften handelde, zou gevangenisstraf krijgen, 'voorzover niet op grond van andere bepalingen een zwaardere straf kan worden opgelegd ... Huizen of gronden waarin of waarop zich een opgeroepen man verstopt, worden met inbegrip van de meubilering verbeurd verklaard.'

XCDe 'Bekendmaking' werd in het westen des lands kort voor Kerstmis '44 met aanplakbiljetten en op de z Sste december in de pers gepubliceerd. Inmiddels was binnen het Duitse bestuursapparaat vastgesteld welke vrij stellingsprocedure zou worden gevolgd: de Nederlandse overheidsdiensten moesten lijsten opstellen van alle bij hen werkzame zeventientot veertigjarige mannen met vermelding van hun personalia (naam, geboortedatum en adres) en van nummer, datum en plaats van uitreiking van hun persoonsbewijs; de Duitse toezichthoudende instantie zou op die lijsten de namen van diegenen die volgens haar voor vrijstelling in aanmerking kwamen, rood onderstrepen (het aanvragen van een vrijstelling voor personen beneden de dertig jaar zou daarbij in het algemeen niet geoorloofd zijn) en Liese's bureau zou dan de uiteindelijke beslissingen riemen.' Wat het bedrijfsleven betreft: de industriebedrijven welke voor de Wehrmacht werkten, moesten hun verzoeken om vrijstelling, d.w.z. hun personeelslijsten met alle zojuist vermelde gegevens, aan de Rüstungsinspektion voorleggen, alle bedrijven die tot de sector van de voedselvoorziening behoorden, aan de dienst van Louwes en alle overige

1 Die beslissingen zouden op de politiesector genomen worden door het bureau van Rauter.

131 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

bedrijven aan Seyss-Inquarts Beaufiragten, dat laatste via de Kamers van Koophandel. Ook al die door het bedrijfsleven in te dienen lij sten zouden door Liese's bureau worden beoordeeld en dat bureau zou dan bepalen in hoeverre de verzoeken tot vrijstelling zouden worden ingewilligd. Wij merken hierbij nog op dat de voor het bedrijfsleven geldende procedure pas in januari bekend werd toen niet alleen de georganiseerde illegaliteit, t.W. de Contact-Commissie der illegaliteit, maar ook de regering haar standpunt had bepaald en bekendgemaakt: aan de Liese Aktion mocht op geen enkele wijze medewerking worden verleend.

XCHet standpunt van de illegaliteit werd zowel door een principiële als door een tactische overweging bepaald. De principiële: het aanvragen van vrijstellingen en het aanvaarden van de nieuwe Liese-Ausweise betekende dat men allen die geen Ausweis zouden ontvangen, als het ware zou hebben vrijgegeven voor de 'totale Kriegseinsatz', welke zonder twijfel met grote ontberingen gepaard zou gaan en waarvan het effect zou kunnen zijn dat er méér Geallieerde militairen zouden sneuvelen. De tactische: het zag er niet naar uit dat de Wehrmacht, als de Liese-Aktion een fiasco werd, voldoende krachten ter beschikking kon stellen om tot nieuwe grootscheepse razzia's over te gaan, anders gezegd: een algemene weigering om aan de Liese-Aktion mee te werken hield slechts een beperkt risico in. Daar kwam dan nog bij dat de illegaliteit allerminst overtuigd was van de waarde van de Liese-Ausweise: wist men nu in het vijfde bezettingsjaar nog niet dat men op toezeggingen van de bezetter geen staat kon maken? En toonde het feit dat van september af bij de razzia's geen rekening was gehouden met alle vroeger verleende Ausweise, niet aan dat de bezetter, zodra het in zijn kraam te pas kwam, ook door de Liese-Ausweise een streep zou halen?

XCDiametraal tegengesteld was het standpunt van Hirschfeld en Louwes en van een aantal grote werkgevers als wier woordvoerder Stikker optrad, de directeur van de Amsterdamse Heineken Brouwerij, die, zoals wij in het vorige hoofdstuk vermeldden, medio oktober in de aardappelrooiactie nauw met Hirschfeld en Louwes had samengewerkt; de houding welke Stikker zou innemen, zou overigens van bijzonder belang kunnen zijn omdat hij in het kader van de voorbereiding van de Stichting van de Arbeid in regelmatig contact stond met topmannen van de 'oude' vakcentrales en van de 'oude' organisaties van ondernemers.

XCHirschfeld, Louwes en Stikker dan vreesden (die vrees leefde vooral bij Louwes) dat een weigering om aan de Liese-Aktion medewerking te verlenen tot volstrekt wilde Duitse razzia's zou leiden waardoor de voedselvoorziening van de steden in het westen nog meer schade zou

132 [PDF]
DE ILLEGALITEIT CONTRA 'DE AUTORITEITEN'

lijden dan zij al geleden had, ook door de razzia's van oktober en november; hieruit zou zich een chaotische toestand kunnen ontwikkelen waaruit na de bevrijding nauwelijks oplosbare moeilijkheden zouden voortvloeien. Terwijl Neher, lid van de Contact-Commissie der illegaliteit, voorstander was van een weigering tot medewerking aan de Liese Aktion omdat hij duchtte dat de slachtoffers van die Aktion geradicaliseerd uit de 'totale Kriegseinsatz' zouden terugkeren (een gedeeltelijke radicalisering dus), vreesden Hirschfeld, Louwes en Stikker dat zodanige weigering tot een uit een ongekende noodtoestand voortvloeiende algemene radicalisering van de volksmassa's in het westen des lands zou leiden. Bij Hirschfeld en Louwes speelde ook nog een rol dat zij er eerder in december juist in waren geslaagd, met hulp van de bezetter de voedseltransporten over het Ijsselmeer op gang te krijgen (meer hierover in het volgende hoofdstuk) - hoe zou de bezetter zich opstellen indien het tot breed verzet tegen de Liese-Aktion kwam? Zou dat niet op korte termijn tienduizenden doen sterven van honger? Hirschfeld en Louwes meenden dat de leiders van het Nederlandse overheidsapparaat wel degelijk mochten trachten, een zo groot mogelijk deel van dat apparaat tegen de 'totale Kriegseinsatz' te beschermen, zij het dat dan juist uit die beschermende functie moest voortvloeien dat men de Duitsers op een wezenlijk punt minder gaf dan zij vroegen: niet de adressen van diegenen wier personalia op de vrijstellingslijsten zouden worden vermeld. Die beperking wenste ook Stikker in het oog te houden; bij hem woog zwaar dat de werkgevers, een zo groot mogelijk deel van hun arbeiders beschermend, zouden bevorderen dat zij die arbeiders als het ware zouden vasthouden voor de periode na de bevrijding - een streven dat, zoals uit ons vorige hoofdstuk bleek (namelijk daar waar wij over de wachtgeldregeling voor stilgelegde industriële bedrijven schreven), de volledige instemming had van Hirschfeld.

XCEen scherp conflict dus tussen de illegaliteit enerzijds en Hirschfeld, Louwes en Stikker anderzijds. Het 'spitste zich', schrijft Sijes terecht, 'toe op de vraag of medewerking aan de vijand nog langer geduld kon worden'l - de georganiseerde illegaliteit zei uit volle overtuiging: neen, de maat is vol.

XCZes dagen later, 27 december, sprak Jan Meijer met Stikker die het scherpe standpunt van de illegaliteit verwierp en er de Contact-Commissie een verwijt van maakte, haar consignes te hebben opgesteld en doorgegeven zonder overleg met de (clandestiene) organisaties van ondernemers en arbeiders; Stikker vertrouwde dat het door de regering ingestelde College van Vertrouwensmannen anders zou reageren. Dat zag hij verkeerd. In een vergadering welke later op diezelfde dag, 27 december, plaatsvond (in Stikkers werkkamer maar buiten diens aanwezigheid), besloten de Vertrouwensmannen met algemene stemmen, de beslissing der Contact-Commissie te onderschrijven en de regering te verzoeken, 'een kategorische uitspraak' te doen dat niemand aan de Liese-Aktion medewerking mocht verlenen; Stikkers opinie was aan de Vertrouwensmannen bekend en zij wisten óók, zo schreef Neher, een der Vertrouwensmannen, twee weken later in een brief", dat de voedselpositie 'wanhopig' was, dat een 'chaotische ontwikkeling' dreigde en 'dat belangrijke en voor de voedselvoorziening verantwoordelijke ambtenaren het advies' (van de Contact-Commissie) 'onjuist vonden met het oog op de gevolgen.' Op 30 december sprak Neher met Stikker; Stikker zei dat voor hem persoonlijk een beslissing van de regering bindend zou zijn en dat hij de ondernemers zou adviseren, geen Ausu/eise

1 Aangehaald in a.v., p. 571. 2 Brief van Neher d.d. 8 jan. 1945, punten j en 0, gestene. bijl. 588.

134 [PDF]
REGERIN GS VERKLA RIN G

aan te vragen - hij was het met Neher eens, 'dat', zo stond het in Nehers brief, 'de door de Duitsers eventueel af te voeren mannen als verloren beschouwd moesten worden' (hetgeen veel te pessimistisch gezien was). Op 2 januari sprak de regering. 'Elke directe of indirecte medewerking bij de uitvoering der nieuwe Duitse bepalingen is', aldus de door Radio Oranje omgeroepen regeringsverklaring',

XCten strengste verboden, zowel voor het gehele personeel in overheidsdienst als voor alle werkgevers. Burgemeesters, politie-beambten, personeel der bevolkingsregisters, al het overige personeel in overheidsdienst alsmede alle werkgevers die direct of indirect medewerking zouden verlenen aan de nieuwe Duitse maatregelen tot mensenroof, stellen zich bloot aan latere vervolging wegens collaboratie met de vijand. De regering doet voorts een dringend beroep op iedere Nederlander persoonlijk om geen Ausweise aan te vragen.'

XCDat loog er niet om en de inhoud van die regeringsverklaring (er werd door Radio Oranje een week lang in tal van uitzendingen aan gerefereerd) wekte bij Hirschfeld en Louwes dan ook grote verontwaardiging. Die staken zij niet onder stoelen of banken toen zij een dag later, 3 januari, samen met Stikker en ir. Damme de situatie bespraken met Neher. Stikker bleek daar teruggekeerd te zijn tot een opportunistisch standpunt (men moest wèl Ausweise aanvragen maar zich bij individuele of collectieve oproep niet aanmelden) en Hirschfeld zei op 4 januari in een bespreking met de directeuren van de rijksbureaus van handel en nijverheid dat hij zich niet aan de regeringsinstructie zou houden. In kringen van ondernemers bleek veel verdeeldheid te zijn (Den Hollander, voorzitter van de Hoofdgroep Industrie, was fel tegenstander van het aanvragen van Ausweise en stond dus achter de regeringsverklaring, maar mr. dr. L. G. Kortenhorst, juridisch adviseur van de katholieke werkgevers, betoogde dat de regering geen enkel recht had, terzake een verklaring uit te geven) - verdeeldheid was er óók bij de voormannen der 'oude' vakcentrales: die van het NVV en het CNV schaarden zich achter de georganiseerde illegaliteit, A. C. de Bruijn, de vroegere voorzitter van het RKWV, was het met Stikker eens.

XCZo lagen de verhoudingen toen de illegaliteit tot daden overging - onderdeel van een breed opgezette campagne tegen de Liese-Aktion, geleid door het Amsterdams Werk-Comité hetwelk met machtiging van

I dJ. VII a, p. 429.

135 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

de Contact-Commissie namens de gehele illegaliteit mocht optreden.' Een kolfje naar de hand van de voorzitter van het Comité: Henk van Randwijk, hoofdredacteur van het illegale Vrij' Nederland! Hij gaf de stimulans tot nachtelijke plakacties (in Amsterdam werden in de Oudejaarsnacht 20000 illegale aanplakbiljetten op de muren aangebracht), hij schreef oproepen, korte en lange - de langste (een tekst met als ondertekening: 'De gezamenlijke verzetsbewegingen in Nederland') was een hoogst bewogen stuk? dat evenwel eindigde met enkele 'praktische wenken':

XC'Blijft rustig. Wacht de komende dingen kalm af. Laat u niet van de wijs brengen door Duitse bedreigingen noch door alarmerende geruchten. Geen samenscholingen op straat. Niet voortijdig onderduiken, maar wachten tot het juiste ogenblik. Eerst zien hoe de toestand zich ontwikkelt. Werkgevers, betaalt ten minste een maand loon vooruit. Regelt uw contacten voor het geval u zelf niet op straat komt.'

XCDe tekst waarin deze wenken voorkwamen, droeg de datum van 5 januari en werd van die dag af verspreid. Heel begrijpelijk: daags tevoren, 4januari, was op de muren een uit Liese's 'Bekendmaking' voortgevloeide 'Oproep' aangeplakt welke diezelfde dag ook in de pers verscheen": wie zich voor de' totale Kriegseinsatz' ter beschikking wilde stellen, diendein hun algemeenheid afwezen. In Twente had de Rûstungsinspektion van oktober af Ausweise

1 Natuurlijk gingen in bepaalde streken bepaalde groepen ook tot eigen actie over zodra de hun bekend was geworden. In de Zaanstreek bijvoorbeeld werden in de nacht van 26 op 27 december alle bevolkingsregisters uit de gemeente secretarieën weggehaald en elders opgeborgen en in dezelfde nacht werd in Zaandam het gebouw van het gewestelijk arbeidsbureau met een tijdbom vernield. In andere plaatsen in Noord-Holland vonden in de eerste dagen van januari enkele tientallen overvallen op bevolkingsregisters plaats. 2 Wij citeren: 'Geen verzet betekent de ondergang! Verzet kan ook ernstige gevolgen hebben maar is de enige overgebleven mogelijkheid tot redding ... De gezamenlijke ondergrondse verzetsbewegingen hebben oog voor de tragische beslissing die ons volk door een barbaarse tyran wordt opgedrongen. Geslachten zijn in deze Lage Landen voorbijgegaan zonder dat hun een beslissing op leven en dood werd opgedrongen. Zij mogen er God voor danken. Ons echter is een ander lot beschoren. Van ons wordt gevraagd, alles wat wij als volk zijn en verzameld hebben aan geestelijk en materieel bezit, alles wat onze vaderen hebben geloofd en gehoopt en alles waarop onze kinderen eenmaal een nieuw en vrij Nederland zullen grondvesten, waarheid, gerechtigheid, vrijheid, onze volkskracht en onze eer, te bevestigen. Op ons trekken de tijden zich samen.' 3 In de is die 'Oproep' niet gepubliceerd. Wij vermelden in dit verband dat de Twentse fabrikanten, voorzover hun bedrijven nog werkten, de regeringsconsignes

136 [PDF]
DE ILLEGALITEIT IN ACTIE

zich van 4 tot 8 januari aan te melden bij de Duitse functionaris die aan elk gewestelijk arbeidsbureau was toegevoegd, de Z.g. Fachberater; aan diezelfde functionaris diende men eventuele vrijstellingspapieren te tonen; wie werd tewerkgesteld, zou bij vertrek uit zijn woonplaats zijn distributiestamkaart mogen achterlaten: gehuwden bij hun vrouw, ongehuwden bij hun ouders (die vrouw resp. dat ouderpaar zou zich dus voortaan de rantsoenen van de weggevoerde kunnen aanschaffen) - de illegaliteit was bevreesd dat velen voor die verleiding zouden bezwijken. Besloten was, de aanmelding met harde middelen tegen te gaan.

XCOp 2 januari had de Z.g.Delta-Amsterdam, t.w. het gemeenschappelijk toporgaan van de tot de Binnenlandse Strijdkrachten behorende Amsterdamse semi-militaire groepen van de KP, de RVV en de OD, na overleg met het Amsterdams Werk-Comité besloten dat, als de bezetter bepaalde aanmeldingslokalen voor de Liese-Aktion zou openen, leden van de Knokploegen daar handgranaten naar binnen zouden gooien. In de middag van de 4de januari kwam de Delta-Amsterdam in spoedvergadering bijeen. Aan de aanwezigen was bekend dat de leiding van het Amsterdamse GAB had geweigerd, medewerking te verlenen aan de nieuwe registratie. Hoe zouden de Fachberater en zijn Duitse superieuren de zaak regelen? Dat bleek spoedig. Zij vorderden enkele scholen, waaronder de Spieghelschool in de Marnixstraat dicht bij het Leidseplein J , en een aantal NSB'ers onder het personeel van het GAB verklaarde zich bereid, daar en elders de werkwilligen te registreren. De namen en adressen dier NSB'ers werden snel aan de illegaliteit doorgegeven - op vrijdagavond 5 januari vervoegden liquidatieploegen, tezamen bestaande uit zeven KP'ers, twee RVV'ers en één OD'er, zich bij tien van die NSB'ers van wie er acht thuis werden aangetroffen; vijfhunner werden doodgeschoten, drie zwaar gewond. De zeven KP'ers staken vervolgens de Spieghelschool in brand - de brandweer verleende medewerking door (volgens afspraak) later uit te rukken dan mogelijk was. Op zaterdag verscherpten de Duitsers de controle in drie andere gebouwen welke zij bij de Liese-Aktion hadden ingeschakeld: de Emmaschool in de Jordaan, de Turnhal in de Marnixstraat en het gebouw Atlanta, ook dicht bij het Leidseplein. Op zondagmiddag bracht een KP'er in de Emmaschool in een actetas een bom naar binnen welke bij de ontploffing een enorme

was daarbij dat het bureau van Fiebig die er veel prijs op stelde dat in enkele fabrieken nog textiel voor de geproduceerd, in het nabije Beilen was gevestigd. 1 Een deel van die school was al in gebruik bij het GAB.

137 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

ravage aanrichtte en enkele 'foute' ambtenaren die daar onder bewaking van de Ordnungspolizei aan het werk waren, zwaar verwondde. Pogingen om op maandag bommen tot ontploffing te brengen in de Turnhal en in het gebouw Atlanta mislukten door de strenge controle, maar de actie waartoe de illegaliteit was overgegaan, was toen in heel Amsterdam al voldoende bekend geworden om de animo van althans een aantal van diegenen die zich wilden aanmelden, te doen bekoelen.'

XCWerd aldus enerzijds door de illegaliteit actie ondernomen tegen het aanmeldingsapparaat voor de Liese-Aktion, anderzijds scheelde het niet veelof het kwam óók tot actie tegen werkgevers die van zins waren, vrijstellingsaanvragen in te dienen. Kolonel Koot, de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, die op 30 december zijn gewestelijke commandanten had gelast, op te roepen tot het tegenwerken van de Liese-Aktion, gaf op vrijdag 5 januari bevel dat voorstanders van het aanvragen van Ausweise gekidnapt of met boksbeugels en ploertendoders bewerkt moesten worden, maar terzake was nog niets ondernomen (Stikker was als eerste slachtoffer uitgekozen") toen Koot op zondag 7 januari de uitvoering van zijn bevelopschortte. Er vonden op die zondag besprekingen plaats tussen Koot en Neher en tussen Neher, Bosch van Rosenthal (voorzitter van het College van Vertrouwensmannen) en Stikker, waar vastgesteld werd dat het toepassen van physiek geweld als men tegen Stikker en anderen (ook Hirschfeld) in de geest had, tot een soort burgeroorlog kon leiden welke door niemand werd gewenst; dat de Vertrouwensmannen in voorkomende gevallen geen advies aan de regering zouden uitbrengen zonder eerst met voormannen van de 'oude'bevinden; er werd hem geen haar gekrenkt. (D. U. Stikker: Memoires. Herinneringen uit de langejaren

1 De bezetter ging tot twee represaille-acties over. Voor de smeulende resten van de Spieghelschool werden daags na de brand vijf illegale werkers gefusilleerd die de avond tevoren waren gearresteerd toen zij eigenmachtig getracht hadden, zich in een in de Jordaan gelegen fabriek van suikerwerken meester te maken van een grote partij suiker (het betrof hier leden van een falsificatiegroep wier poging tot inbraak door de Delta-Amsterdam werd afgekeurd), en op donderdag II januari werden uit de rijen van de ambtenaren van het Amsterdamse GAB die medewerking aan de hadden geweigerd, zeventien gearresteerd van wie er elf een week later aan de Amstel bij Amsterdam gefusilleerd werden; de zes overigen werden vrijgelaten. 2 Zater dagochtend om zeven uur werd Stikker door Neher gewaarschuwd dat hij er verstan dig aan deed, binnenshuis te blijven. Stikker vond dit, zo schrijft hij in zijn memoires, 'een impertinentie' en antwoordde aan Neher, dat hij het 'nog veel te vroeg vond om op te staan', maar dat hij het de illegaliteit graag gemakkelijk maakte: hij gaf precies aan waar hij zich die zaterdagochtend van half twaalf tot twaalf uur op straat zou

138 [PDF]
DE ILLEGALITEIT IN ACTIE

vakcentrales en centrales van ondernemers te hebben gesproken; dat Stikker zich in zijn eigen bedrijf aan de regeringsverklaring zou conformeren; dat hij andere ondernemers zou aanraden, de Liese-Ausweise, àls men ze ontving, voorlopig niet uit te reiken; en dat de grote zorgen die vooral Louwes zich maakte, in een apart telegram aan de regering zouden worden voorgelegd met verzoek haar afwijzend standpunt ten aanzien van het aanvragen van Ausweise in heroverweging te nemen. I In hoeverre werden nu Ausweiseaangevraagd, d.w.z. vrijstellingslijsten ingediend?

XCHirschfeld en Verwey (Sociale Zaken) wilden voor hun ambtenaren wel Ausweise aanvragen maar waren niet bereid op hun lijsten adressen te vermelden; Verwey's lijsten werden door de bezetter geaccepteerd, Hirschfeld weigerde zijn lijsten in te leveren toen hij niet de toezegging kreeg dat allen die zijns inziens voor een Ausweis in aanmerking kwamen, er inderdaad een zouden ontvangen. Wat de werkgevers betreft: slechts weinigen, schijnt het, dienden lijsten in - eind februari hadden uit heel Noord-Holland slechts 75 bedrijven met een totale personeelssterkte van achthonderd man voor in totaal driehonderd man vrijstelling aangevraagd via de Amsterdamse Kamer van Koophandel; de corresponderen1

I Dit telegram d.d. zaterdag 6 januari (de tekst was dus al vóór de besprekingen van zondag gereed) was in uitermate alarmerende bewoordingen gesteld (tekst in VolI graff: 'Overzicht telegrammen', p. 76-77). 'Bij volledige weigering om te verwerven ... , zal', zo stond er o.m. in, 'algehele chaos binnenkort intreden ... Velen zullen de hongerdood sterven. De brandstoffen voor Centrale Keukens, voedselbe reiding, gemalen en drinkwater zullen vastlopen met alle gevolgen van dien ... Het economisch leven zaloveral stagneren ... Leiders voedselvoorziening vragen daarom [een aan hen gerichte verklaring dat regering chaos en hongerdood als onafwendbare gevolgen van principebesluit aanvaardt en onverkort handhaaft, of leiders vrijheid en verantwoordelijkheid geeft om te handelen met beleid en list.' Kolonel Koot kreeg deze tekst op zondag 7 januari mee maar hij is door de in de zomer van '44 aan de OD toegevoegde geheime agent mr. F. Th. Dijckmeester pas tien dagen later verzonden. De regering heeft geantwoord op de joste (tekst: a.v., p. 77); zij wenste dat het 'beginsel gehandhaafd' werd maar voegde toe: '(het) behoeft ... geen betoog dat indien werkgevers wegen of middelen kennen die langs andere weg tot zelfde resultaat leiden, namelijk niet wegvoeren en niet voor Duitsers gaan werken, regering daarmede instemt.' Dat maakte de zaak er niet duidelijker op! In bezet gebied constateerde Dijckmeester dat, toen hij dat antwoord ontving, de goeddeels was verlopen en dat de tegenstellingen tussen de illegaliteit en diegenen die wèl hadden willen aanvragen, belangrijk waren verzacht, 'acht het daarom voorshands niet nodig', seinde hij op IQ maart naar Londen, (tekst: a.v., p. 78) 'betreffenden van uw antwoord in kennis te stellen.'

139 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

de cijfers voor de provincies Zuid-Holland en Utrecht zijn niet bekend maar er is, dunkt ons, geen reden om aan te nemen dat zij belangrijk hoger lagen, zeker niet in Zuid-Holland waar de Rotterdamse Kamer van Koophandel alle medewerking aan de Liese-Aktian had geweigerd.

XCDit alles kwam er op neer dat de Liese-Aktian als middel om door het uitreiken van een Ausweis aan een beperkt aantal mannen hoofdzakelijk van dertig tot veertig jaar, alle anderen in de leeftijdsgroep van zeventien tot veertig jaar gemakkelijk controleerbaar te maken, in zoverre was mislukt dat de bezetter via het bedrijfsleven slechts een hoogst onvolledig overzicht had gekregen van de werkende zeventien- tot veertigjarigen; hij was in hoofdzaak aangewezen op diegenen die zich buiten het bedrijfsleven om van 4 tot 8 januari rechtstreeks bij de aparte aanmeldingsbureaus van de Fachberater hadden vervoegd - personen die, naar wij aannemen, vooral werden aangelokt door twee factoren: dat zij, weggevoerd voor de 'totale Kriegseinsatz', meer voedsel zouden krijgen dan in januari aan hongerrantsoenen verkrijgbaar was en dat hun gezinnen of hun ouders zich rantsoenen voor één persoon extra zouden kunnen aanschaffen. De bureaus van de Fachberater werden dus als het ware ronselbureaus voor spitters (behalve dan in die gevallen waarin personen zich kwamen aanmelden die op grond van hun werk mochten aannemen dat zij voor vrijstelling in aanmerking kwamen). Hoevelen meldden zich aan? Volgens een notitie van Verwey d.d. 10 januari in totaal ca. vijftigduizend mannen, zulks ondanks de oproepen en acties van de illegaliteit, ondanks ook de vermaningen van het Episcopaat' en van talrijke individuele predikanten. In Amsterdam waren er, aldus de notulen d.d. 12 januari van de Delta-Amsterdam, 'vermoedelijk slechts een 4000 à 5 000' aanmeldingen", in de stad Utrecht 5 000, de cijfers voor Rotterdam" Den Haag en voor de talrijke kleinere steden en de dorpen ontbreken nagenoeg alle.veel te hoog, zulks al op grond van het feit dat er na de razzia van IQ en I I november in Rotterdam volgens schatting maar ca. twintigduizend mannelijke personen

1 De aartsbisschop van Utrecht en de bisschop van Haarlem (benoorden de grote rivieren kende Nederland in die tijd slechts het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Haarlem) verleenden van meet af aan steun aan de actie der illegaliteit. Op 8 januari werd de geestelijkheid geïnstrueerd om aan leken het wachtwoord 'niet melden!' door te geven; daarvan mocht alleen worden afgeweken in gevallen waarin de betrokkenen in de diepste misère verkeerden zonder dat er mogelijkheden waren, hen op de een of andere wijze te helpen. 2 Delta-Amsterdam: Notulen, I2 jan. I945 (Doe U-34I, b-I). 3 De Rotterdamse rustende arts H. Mees vermeldt in zijn dagboek voor Rotterdam het cijfer 24 000 (H. Mees: p. 566) maar dit dunkt ons

140 [PDF]
DE LIESE-'AKTION' 'GOEDDEELS EEN FIASCO'

XCAan hoevelen van hen die zich aanmeldden.', zijn vrijstellingen verleend? Daaromtrent is geen enkel gegeven beschikbaar. Evenmin weten wij hoevelen van diegenen aan wie géén vrijstelling werd verleend, inderdaad voor de 'totale Kriegseinsatz' zijn vertrokken. 'Slechts enkele stakkerds', zo leest men in Het Grote Gebod,'verschenen aan de stations, tot verbazing van de Duitse ambtenaren die hen zo nonchalant bewaakten dat de meesten onderweg nog konden vluchten." Zo stonden in Delft, aldus Sijes, op 9 januari ca. vijfhonderd man 'gepakt en gezakt op het station. Zij werden er te midden van een menigte gekeurd ... Toen er geen trein arriveerde en de mannen in de gaten kregen dat er slechts weinig bewaking aanwezig was, vertrok de een na de ander. Honderd man waren niet te bewegen naar huis te gaan: 'gedwongen door de voedselnood, naar zij zeiden'." Zo zal het ook elders wel zijn gegaan, maar wij kunnen, bij gebrek aan cijfers, niet opgeven hoevelen van diegenen die zich hadden aangemeld, ook zijn tewerkgesteld; als wat in Delft geschiedde, typerend is geweest voor het gehele westen, dan komt men tot een geschat cijfer van tienduizend, maar dat dunkt ons eerder te hoog dan te laag; het is in elk geval een feit dat de Liese-Aktion niet in de verste verte het aantal werkkrachten opleverde waarop althans Liese zelf had gerekend. Had ook het Reichskommissariat dat gedaan? Vermoedelijk niet; toen er eind december tussen allerlei Duitse instanties veel werd touwgetrokken over al of niet te verlenen vrijstellingen, had een hoofdambtenaar van het Reichskommissariat genoteerd: 'Es ist doch alles Theorie, es meldet sich kaum einer, andere tauchen unter,"

XCZo werd dus de Liese-Aktion goeddeels een fiasco. Zij maakte intussen in het westen des lands het bestaan voor alle jongens en mannen van zeventien tot veertig jaar wèl nog moeilijker dan het al was. Kleine razzia's bleven namelijk veelvuldig voorkomen en wie, als hij gegrepen was, niet het 'bijzonder, algemeen geldig bewijs van vrijstelling' kon tonen waarvan in Liese's 'Bekendmaking' van 14 december sprake was geweest, werd meegenomen. Wel te verstaan: dat 'bijzonder, algemeen geldig bewijs van vrijstelling', anders gezegd: de definitieve Liese

XCzeventien tot veertigjaar waren overgebleven; bovendien valt niet in te zien waarom zich in Rotterdam naar verhouding zoveel meer personen zouden hebben aangemeld dan in Amsterdam.

XCI In Hoofddorp meldden zich twaalfhonderd mannen aan, in Maassluis driehonderdtwintig; die laatste groep werd prompt onder Duits gewapend geleide in de richting van Vlaardingen afgevoerd. 2 K. Norel in Het Grote Gebod, dl. II, p. 75. 3 Sijes: De arbeidsineet. p. 583. 4 Aangehaald

141 [PDF]
J ACHT OP DE MANNEN

Ausweis, was in januari, toen de aanmeldingsbureaus werden geopend, nog niet beschikbaar en de Fachberater behielpen zich toen met een 'vorlaü.figer Rückstellungsschein', een voorlopige Liese-Ausweis dus; dat voorlopige papier was vrij gemakkelijk na te maken en die taak werd door de talrijke falsificatiegroepen onmiddellijk en met succes ter hand genomen - over de definitieve Ausu/eis, een moeilijk na te maken document, maakten zij zich evenwel grote zorgen I; die definitieve Aus weise werden evenwel pas in de tweede helft van maart uitgereikt", toen zowel de Amerikanen als de Britten en Canadezen in Duitsland alover

XCI De illegaliteit had alle reden voor die bezorgdheid. Het haar bekende Duitse voornemen was namelijk om alle definitieve Liese-Ausweisete nummeren en dan een boekwerk te laten drukken waarin men die nummers zou vinden, benevens van diegenen die de Ausu/eise hadden ontvangen, hun naam en het nummer van hun persoonsbewijs. Van dat boekwerk zouden functionarissen van de Ordnungspolizei en de Feldgendarmerie een exemplaar ontvangen en dat betekende dat wie een vervalste Liese-Ausweis bezat, alleen maar zonder kans op ontdekking de controle zou kunnen doorstaan indien die Ausu/eis een in het boekwerk voorkomende naam toonde plus het corresponderende nummer en indien hij bovendien een persoonsbewijs kon laten zien dat het nummer vermeldde dat in het boekwerk stond.

XCDe falsificatiegroepen moesten zich allereerst moeite geven om via Duitse of Nederlandse contacten er achter te komen, wat de namen waren van diegenen die een Liese-At/sU/eiszouden ontvangen en wat de nummers waren van die Ausu/eise benevens de nummers van de persoonsbewijzen der betrokkenen. Onderling spraken de falsificatiegroepen in beginsel af dat zij elk van die namen niet meer dan tien keer zouden gebruiken. Zij hadden voorts grote behoefte aan blanco persoonsbewijzen. Het zetsel van het echte persoonsbewijs verwierven zij van een illegale relatie bij de Algemene Landsdrukkerij, maar deze kon niet het karton-met-watermerk verschaffen dat bij het drukken werd gebruikt. Het Eindhovense Bureau Inlichtingen hielp toen de illegaliteit in bezet gebied door, zoals wij al in ons vorige deel vermeldden, op de gemeentesecretarieën in het bevrijde Zuiden zoveel mogelijk blanco-pb's in te zamelen en ze via de Biesbos naar het noorden te zenden. Inmiddels was een Utrechtse falsificatiegroep er in geslaagd, de definitieve Liese-Ausweis perfect na te maken. Niettemin: 'Het is de vraag', schreven later een van de leiders en een medewerkster van de Persoonsbewijzencentrale: C. J. Rübsaam en H. C. de Lange- Wibaut, in Onderdrukking en Verzet (dl. Ill, p. 763), 'of de illegaliteit er ooit in geslaagd zou zijn door middel van vervalsingen deze Liese-aetie effectief te doorkruisen. Dit gevaarlijke controlesysteem is gelukkig nooit ingevoerd.'

XCZo is, tekenen wij onzerzijds tenslotte hierbij aan, het afschuwelijk perfecte persoonsbewijs dat in '41 was ingevoerd, tot in de laatste maanden van de bezetting een grote hinder geweest voor allen die het streven van de bezetter wilden tegengaan. 2 Enigermate precieze cijfers inzake die uitreiking hebben wij alleen voor het bedrijf van de Arbeiderspers in Amsterdam dat van Dolle Dinsdag af werd geleid door het hoofd van de afdeling uitgeverij, P. Schuhmacher. Uit zijn z.g. Dagrapporten (Doc II-43, b-1) blijkt dat van de 196 personeelsleden die onder de Liese-Aktiol! vielen, r87 hadden verzocht, voor hen een Ausu/eis aan te vragen, en dat 'ongeveer

142 [PDF]
VERSTERKT ZELFBEWUSTZIJN DER ILLEGALITEIT

de Rijn waren en de volledige ineenstorting van het Derde Rijk nog maar een kwestie leek van korte tijd.

XCBij dit alles merken wij nog op dat zich verschillende gevallen voordeden waarin formaties van de Wehrmacht, als zij werkkrachten nodig hadden, zich van de voorlopige c.q. definitieve Liese-Ausweis inderdaad niets aantrokken. Dat had de illegaliteit juist gezien, zoals zij ook juist had gezien dat de bezetter, in het geval van een grootscheeps weigeren om zich bij de 'totale Kriegseinsatz' te laten inlijven, de kracht miste om nieuwe grote Wehrmacht-razzia's te laten houden. Omgekeerd zijn daarentegen, achteraf beschouwd, de alarmerende voorspellingen van personen als Hirschfeld, Louwes en Stikker, dat zich uit dat grootscheepse weigeren een volstrekte chaos zou ontwikkelen, er naast geweest. Ziet men het conflict over de gepaste wijze van reageren op de Liese-Aktion als een conflict tussen 'de illegaliteit' en 'de autoriteiten', dan verdient het de aandacht, niet alleen dat 'de illegaliteit' in dat conflict de overwinning behaalde maar vooralook dat zij uit die strijd te voorschijn kwam met het versterkt besef dat zij een algemene situatie beter kon beoordelen dan 'de autoriteiten' - de betekenis van deze factor zal nog blijken wanneer wij in het voorlaatste hoofdstuk van dit deel de capitulatie-besprekingen gaan beschrijven.

XCWas de Liese-Aktion enerzijds een middel om via directe aanmelding arbeidskrachten bijeen te krijgen, anderzijds had zij de strekking om effectieve controle op de openbare weg of in de woningen te vergemakkelijken: mannelijke personen die blijkens hun persoonsbewijs in de leeftijdsgroep van zeventien tot veertig jaar vielen, zouden een voorlopige of definitieve Liese-Ausweis moeten kunnen tonen. De Liese-Aktion kwam dus niet in de plaats van de razzia's maar was veeleer deel van het razziasysteem.

XCDie razzia's begonnen weer enkele dagen na de laatste aanmeldingsdag, 8 januari. Dordrecht werd op de rzde en de r j de op precies dezelfde

vrijstellingen werden verleend: Schuhmacher kon de eerste 'definitieve op 20 maart uitreiken. 'De beneden jo-jarigen zullen', noteerde hij die dag, 'over het algemeen geen vrijstelling kunnen krijgen. Ik vrees dat een groot deel van hen begin april dus wel niet meer op zal komen dagen.'

143 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

wijze uitgekamd als Rotterdam; vijf-en-dertighonderd mannen werden door de bezetter naar Duitsland getransporteerd. Op de r j de vonden tevens razzia's in Leiden plaats. 'Overal', aldus een plaatselijk relaas,

XC'zag men vluchtende mannen en jongens en wanhopige vaders en moeders. Als een troep losgebroken wilden schoten de militairen op elkeen die trachtte te ontkomen Gedurende de volgende dagen zetten de Duitsers de razzia's in Leiden en omgevirig meedogenloos voort met als resultaat dat het gehele maatschappelijke leven, hetwelk toch al zozeer was ontwricht, nagenoeg geheel onmogelijk werd gemaakt. De mannen tussen zestien en veertigjaar hielden zich schuil."

XCIn Leiden en omgeving hadden de razzia's een ander karakter dan in Dordrecht het geval was geweest. 'Meestal', schrijft Sijes, 'doorkruisten Duitse patrouilles de stad en pakten ze, na bepaalde wijken of straten afgezet te hebben, alle mannen op die in de opgestelde fuik gelopen waren." Behalve in Leiden en omgeving geschiedde dat, voorzover bekend, in Gouda, Delft, Den Haag, Haarlem, Amsterdam, Hilversum, Amersfoort en Utrecht; in laatstgenoemde stad namen de patrouilles ook mannen mee die de voorlopige Liese-Ausweis konden tonen. Ook de leeftijdsgrenzen werden niet steeds in acht genomen; zo werden in het deel van de provincie Utrecht dat niet tot de 'Stellungbauprovinzen' was gerekend en waar dus de grens van veertig jaar gold, ook mannen boven de veertig meegenomen.'

XCEr is niet precies bekend hoeveel werkkrachten de razzia's die na de 8ste januari plaatsvonden, hebben opgeleverd. Een deel van die werkkrachten werd via Kampen verder getransporteerd en daar werden alleen al in de van Heutsz-kazerne van 27 januari t.e.m. 14 februari vijf-entwintighonderd werkkrachten opgenomen en van voedsel voorzien alvorens te worden doorgezonden. 'Het allerslechtste transport dat in Kampen is aangekomen, kwam', aldus de Kampense arts dr. W. J. Kolff,

1 M. G. Verwey: p.129. 2 Sijes: p. 59!. 3 In verscheidene gemeenten in de provincie Utrecht gold in die tijd weer het in '28 ingetrokken voorschrift dat woningen waar lijders aan een besmettelijke ziekte werden verpleegd, met een biljet kenbaar moesten worden gemaakt. In de regel weerhield zulk een biljet de Duitsers er van, huiszoeking te doen. Wie zulk een biljet aan zijn woning had moeten tonen, liet het hangen als de patiënt hersteld was - hij kon het ook verkopen; 'zwart' bracht het dan f 25 op. Het kan zijn dat ook elders dan in de provincie Utrecht dergelijke waarschuwings biljetten als afschrikwekkend middel zijn gebruikt.

144 [PDF]
NIEUWE RAZZIA'S

'uit Amsterdam per trein op 27 januari en volgende dagen. Het bestond voor een groot gedeelte uit kinderen' (jongens dus) 'van vijftien tot achttien jaar', die 'halfverhongerd' en 'slecht gekleed' in Kampen arriveerden, twintig 'met bevroren voeten'.' Naast die Amsterdammers bevonden zich eind januari in de van Heutsz-kazerne ook mannelijke personen uit Den Haag, Gouda, Haarlem, Hilversum, Utrecht, Amersfoort en enkele kleinere plaatsen. 'Het merendeel had zich', aldus de weergave door Sijes van een rapport dat dr. Kolft" op 30 januari aan de burgemeester van Kampen toezond, 'gemeld, de anderen, 'een vrij groot percentage', waren op straat opgepakt of uit huis gehaald, zonder in de gelegenheid te zijn gesteld het meest noodzakelijke mee te nemen of nog te laten brengen. Er waren dan ook mannen bij, wier blote voeten door de schoenen staken, terwijl zij thuis beter schoeisel hadden. Zeer velen hadden geen deken bij zich. Het aantal zieken nam van dag tot dag in ontstellende mate toe. Er heerste een hevige dysenterie Bijzonder groot was het aantal sterk verluisde personen ... De luizen kropen langs de wanden van de badkamers omhoog. Verder was er nog 'het gewone aantal' mannen met ernstige maagzweren of epilepsie, een nagenoeg blinde, een bijna volkomen dove, een tbc-patiënt , drie mannen met difterie en een zeer groot aantal met griep."

XCHoeveel mannen zijn nu door de razzia's welke na de Liese-aanmeldingsactie plaatsvonden, in Duitse handen gevallen? Slechts twee cijfers konden wij vermelden: uit Dordrecht werden er vijf-en-dertighonderd weggevoerd en alleen al in Kampen kwamen er van eind januari af in twee-en-een-halve week vijf-en-twintighonderd aan. Houden wij er dan rekening mee dat in het geheel geen cijfers bekend zijn over de razzia's die werden gehouden in Gouda, Delft, Den Haag, Leiden en omstreken, Haarlem, Amsterdam, Hilversum, Utrecht en Amersfoort, dan durven wij veronderstellen dat de razzia's na de Liese-aanmeldingsactie nog wel tussen de vijf- en tienduizend mannelijke Nederlanders in Duitse handen hebben doen vallen.

XCNaast de razzia's waren er in de maanden februari en maart pogingen van de Duitsers om met beloften van hoge rantsoenen vrijwillige arbeidskrachten bijeen te krijgen. In hoeverre zij daarmee succes hebben gehad, is niet bekend. In Rotterdam noteerde evenwel begin februari een journalist:

I Ned. Rode Kruis, afd. Kampen, W.]. Kolff: p. I9. 2 Sijes: p. 593-94.

145 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

XC'Een hele serie tramwagens ... wordt dagelijks gebruikt om werklieden naar en van de weermachtswerken op de rand der stad te brengen ... Worden er per advertentie des avonds in de hiervoor helaas nog openstaande dagbladen werkkrachten gevraagd, zo staat vast dat de volgende morgen honderden liefhebbers zich posteren voor de Deutsche Dienststelle"

XCwij nemen aan dat dit mannen zijn geweest die hoofdzakelijk aangetrokken werden door het redelijk goede voedsel dat hun met het oog op de door hen te verrichten arbeid werd uitgereikt; diezelfde verleiding kan ook in andere steden en plaatsen een rol hebben gespeeld, waarbij dan, naar wij veronderstellen, óók van belang was dat deze vrijwilligers vertrouwden dat zij niet zouden worden weggevoerd.

Het lot der weggevoerden

XC

XCGaan wij nu aan de hand van helaas onvolledige gegevens een beeld geven van het lot der weggevoerden, dan is de eerste vraag die zich opdringt: .hoeveel mannelijke Nederlanders zijn benoorden de grote rivieren van september' 44 af gedwongen om te graven in de 'Stellung bauprovinzen' dan wel te werken in Duitsland? In september waren het er (wij gaven cijfers voor de provincies Gelderland en Overijssel en voor Harlingen) verscheidene duizenden, zoals wij schreven; in de maanden oktober, november en december in het oosten en noorden des lands volgens onze cijfers bijna vijftigduizend (en het werkelijke totaalcijfer is 'vermoedelijk niet onaanzienlijk hoger' geweest), in het westen des lands op zijn minst vier-en-zeventigduizend; de aanmeldingsactie in het kader van de Liese-Aktion leverde, zo namen wij aan, minder dan tienduizend arbeidskrachten op en de na die actie gehouden razzia's deden, zo veronderstelden wij, tussen de vijf- en tienduizend arbeidskrachten in Duitse handen vallen. Telt men die cijfers op, dan komt men tot een totaal dat in de buurt ligt van de honderdveertigduizend. Zijn er dus, afgezien van de arbeidskrachten die in of dichtbij hun woonplaats tewerkgesteld werden, omstreeks honderdveertigduizend weggevoerden geweest? Ja, op zijn minst. Uit veel gemeenten kennen wij-de cijfers maar uit vele andere niet.

XC1 H. Diemer: Op de rand van leuen en dood, p.

146 [PDF]
MEER DAN HONDERDVEERTIGDUIZEND WEGGEVOERDEN

XCWij hebben evenmin een volledig overzicht van de streken en plaatsen waar die omstreeks honderdveertigduizend weggevoerden aan het werk zijn gezet. Blijkens een door Sijes gegeven tabel, welke gebaseerd is op enkele van de zeer schaarse Duitse documenten die terzake bewaard zijn gebleven I, waren in maart '45 bijna zes-en-zestigduizend Nederlanders in Nederland ingeschakeld in de Westwallbau (zulks onder toezicht van bijna zes-en-twintighonderd Duitsers"), de meesten: ruim vijf-en-dertigduizend, in de provincie Gelderland. Is dus de rest: ca. vier-enzeventigduizend, naar Duitsland gezonden? Die schatting zal wel te hoog zijn. Immers: er waren vóór maart '45 in het oosten en noorden des lands veel weggevoerden uit de Stellungbau gedrost, zodat daar oorspronkelijk méér dan de in maart aanwezige bijna zes-en-zestigduizend arbeidskrachten terecht zijn gekomen.

XCEr is geen overzicht van de plaatsen waar de weggevoerden in Duitsland zijn tewerkgesteld. Sijes kon nagaan dat ruim twaalfduizend op 10 en II november gegrepen Rotterdammers in bijna 600 verschillende plaatsen in Duitsland belandden, velen evenwel in bepaalde concentraties: in het Rijnland en het Ruhrgebied, in Westfalen en Hannover, in de streek van Bremen en Hamburg, maar ook in centra als Stuttgart, München, Berlijn en Dresden.

XCGaan wij nu de werk- en levensomstandigheden der weggevoerden beschrijven, dan willen wij onderscheid maken tussen de Stellungbau in Nederland en de arbeid in Duitsland. Daarbij merken wij allereerst op dat de werk- en levensomstandigheden voor sommigen van diegenen die in Duitsland terechtkwamen, in zoverre minder onaangenaam waren dan voor alle overigen dat zij redelijk normaal werk kregen en in gezinnen werden ondergebracht. Dit betrof evenwel slechts een relatief kleine groep, veruit de meesten werden gehuisvest in barakken of andere nogal primitieve onderkomens en kregen zwaar werk te verrichten. Die kleine groep werd betaald door de werkgever op de wijze die gebruikelijk was bij de talloze Nederlandse arbeiders die eerder tijdens de bezetting

I Sijes: De p. 553. 2 In een eerdere fase waren bij dat toezicht ook Landwachters betrokken alsmede de functionarissen van de NSB uit het westen des lands die in de tweede helft van september in Zwolle waren geconcentreerd. I Begin februari '45 waren er volgens een opgave van Sauckels bureau 254544 Nederlandse arbeiders in Duitsland (bericht van de begin febr. 1945, zijnde een bijlage bij de notitie, 16 febr. 1945, van de over de voedselsituatie in Duitsland (CDI, 15.0012)) wij nemen aan dat dit cijfer slechts betrekking heeft gehad op diegenen waarmee Sauckels apparaat bemoeienis had, zodat van allen die van september '44 af "naar Duitsland waren weggevoerd, slechts diegenen meegeteld zijn die er aan een normale werkgever waren toegewezen. 2 In Drente werden een tijdlang voor werk op zondag vrijwil ligers gevraagd die als extra premie een fles advocaat kregen. 'H~laas waren er', schrijft Poortman, 'velen die terwille van dit genotmiddel des zondags gingen werken. Ik zag ze later bij de BS marcheren!' Poortman: p. 214). "Vele van deze extra-bonnen kwamen', aldus een relaas over de Groningse spitters, 'in de zwarte handel terecht' (J. Leeninga en E. Westra: (1945), p. 60) - wij nemen aan dat de verkopers vooral behoefte

147 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN DE 'SPITTERS' IN HET OOSTEN DES LANDS

door de GAB's naar Duitsland waren gezonden 1; hoe de betaling was geregeld van diegenen die in Duitsland in grote werkploegen werden geconcentreerd (hetzij bij de Organisation Todt voor het aanleggen van stellingen, hetzij bij de Duitse spoorwegen voor het herstel van bombardementsschade), is niet bekend; vermoedelijk waren die regelingen min of meer gelijk aan die welke in bezet Nederland door de Organisation Todtwerden toegepast. Daar hadden de weggevoerde werkkrachten recht op een daggeld door de week van f 5 (z.g. voorarbeiders kregen h) en op zondag (veelal moest ook op zondag worden gewerkt) van h.50 2; zij behoefden voor hun (primitieve) huisvesting en (vaak matige, zo niet slechte) voeding niet te betalen; voor die voeding behoefden zij ook geen distributiebonnen in te leveren, integendeel: zij hadden recht op enige extra brood-, vlees- en kaasbonnenen op een wekelijks bedrag van f 3.50 om die levensmiddelen te kopen. Wij schreven dat zij 'recht hadden' op betaling en extra-bonnen, omdat wij daarmee willen aangeven dat voor ons geenszins vaststaat dat de desbetreffende regelingen steeds zijn toegepast. Het duurde vaak weken voordat de eerste betalingen werden verricht en wij nemen aan dat menige administratie nogal chaotisch was zodat tot in een vrij laat stadium aan de betalingen veel bleef ontbreken. Die betalingen waren, de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen, niet gering (ze kwamen ongeveer overeenmet wat een redelijk geschoolde arbeider verdiende) en velen spaarden dan ook een niet onaanzienlijk bedrag bijeen. Leest men in een geschiedenis van het Overijsselse Olst: 'Mede aan de OT was het te wijten dat na de bevrijding het aanbod op de arbeidsmarkt ongunstig was. Vele arbeiders wildenJ.O.J.J.hadden aan sigaretten die ze dan weer zwart trachtten te kopen met de opbrengst van

148 [PDF]

eerst de bij de OT verdiende en opgespaarde hoge lonen opmaken alvorens weer aan het werk te gaan'!, dan ligt de veronderstelling voor de hand dat dit verschijnsel zich niet alleen in Olst heeft voorgedaan.

XCDit alles wil intussen niet zeggen dat niet veel dwangarbeiders, ook al stopte men hun betrekkelijk veel papiergeld in handen, ernstige ontberingen te doorstaan kregen. Er moest dagelijks negen uur worden gegraven met een korte middagpauze. Het werk was zwaar en de meesten waren er niet aan gewend, uur na uur te spitten. Er werd lijngetrokken waar dat maar mogelijk was, maar dat laatste was niet steeds het geval. Sommige Duitse toezichthouders (geüniformeerde en gewapende functionarissen van de NSDAP) traden bruut op, andere ontpopten zich als gemoedelijke figuren die de indruk wekten, het vertrouwen in een Duitse overwinning en dus in de zin van het aanleggen van al die nieuwe stellingen te hebben verloren. Wat die aanleg betreft: de aanwijzingen van de Organisation Todt getuigden vaak van een evidente ondeskundigheid. Zo werden in september, oktober en november langs de Rijn en de Ijssel stellingen aangelegd in de uiterwaarden welke, als gevolg van de excessieve regenval in de herfst, al begin december volledig onder water kwamen te staan. Die regenval maakte het werken in de openlucht hoogst onaangenaam en schadelijk voor de gezondheid - de sneeuwval en de vorst die zich van medio december af voordeden, boden weer andere moeilijkheden. Zeer velen waren er, zoals bleek, bij hun wegvoering allerminst op gekleed om aan al die weersomstandigheden het hoofd te bieden, zeer velen hadden ook geen dekens bij zich (evenmin eetgerei). Hun huisvesting was meestal hoogst primitief: daar werden vaak boerenschuren, lege fabrieken en ontruimde scholen voor gebruikt. Men sliep daar op stro dat zelden, zo ooit, werd ververst en dat spoedig wemelde van vlooien en luizen. Velen vervuilden en liepen maandenlang rond in dat ene pak en dat ene stelondergoed dat zij bij hun wegvoering hadden gedragen.

XCIn het algemeen waren de dwangarbeiders die in het Utrechts-Gelderse grensgebied, de Lijmers, de Achterhoek, Overijssel, Drente en Groningen moesten spitten, er iets beter aan toe dan diegenen die in de streek van Wageningen tot Arnhem werden ingezet. Uit laatstgenoemde streek was de bevolking geëvacueerd: zij kon dus aan de dwangarbeiders geen onmiddellijke hulp bieden en het duurde enige tijd voordat de nood waarin dezen zich bevonden, doordrong tot de bevolking van bijvoor

1 A. Korten: (I947), p. I9.

149 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

beeld Ede en Veenendaal. Begin december bleken zich in Veenendaal in een school honderden razzia-slachtoffers uit Rotterdam, Den Haag, Leiden en Haarlem te bevinden in 'een vreselijke toestand', aldus een naar Veenendaal geëvacueerde Renkummer, 'want in de lokalen lagen in vervuild stro gemiddeld dertig mensen als beesten bij elkaar, waaronder zich ook ernstige patiënten met tbc, syphilis e.d. bevonden' - de Renkummer wist met hulp van plaatselijke artsen gedaan te krijgen dat ca. honderdvijftig spitters arbeidsongeschikt verklaard werden, van wie vijfen-twintig onmiddellijk werden opgenomen in een noodziekenhuis.'

XCEr was wat de positie der weggevoerden betrof, niet alleen verschil tussen de zuidelijke Veluwezoom en de overige gebieden in de Stellung bauprovinzen er was óók verschil tussen diegenen die uit het westen des lands en diegenen die uit het oosten en noorden afkomstig waren: die laatsten bevonden zich in de regel op niet te verre afstand van hun woonplaats; werden daar levensmiddelen, tabakswaren, kledingstukken, schoenen, klompen, dekens, schrijfbehoeften, boeken en verbandmiddelen bijeengebracht (en dat is van meet af aan geschied), dan kon die hulp de weggevoerden vrij spoedig bereiken; er konden ook, wat nauwelijks minder belangrijk was, over en weer berichten gewisseld worden. In beide opzichten hadden de razzia-slachtoffers uit het westen des lands het veel moeilijker: het duurde om te beginnen al geruime tijd voordat men hen van hun woonplaatsen uit had gelocaliseerd (voorzover de posterijen nog werkten, deden zij dat met grote vertragingen) en dan werden wel als het ware hulpexpedities uitgezonden, maar dat vergde, ook door het tekort aan vrachtauto's, veel tijd en de hulp die dan werd geboden, had niet dezelfde omvang als die welke de uit het oosten en noorden afkomstige spitters ontvingen. Het gebeurde bovendien soms dat de Organisation Todt goedvond dat dwangarbeiders uit het oosten en noorden die een aantal weken hadden gegraven, werden vervangen door vrijwilligers of aangewezenen uit hun woongemeente" - tot die vervanging kwam het niet wat de dwangarbeiders uit het westen betrof. Ten aanzien van de vervanging merken wij nog op dat de Organisation Todt bij de eerste oproepen in het oosten en noorden veelal had laten meedelen dat men slechts enkele weken behoefde te spitten en dan naar huis zou kunnen terugkeren; meestal werd van vier weken gerept maar soms van een kortere periode: de zeshonderd spitters bijvoorbeeld die medioJ.

1 F. A. Mesker: (I946?), p. 50. 2 Die vervanging ging niet altijd door, nl. in die gevallen waarin men vrijwel geen vervangers bijeen wist te krijgen.

150 [PDF]
DE 'SPITTERS' IN HET OOSTEN DES LANDS

oktober uit Harlingen vertrokken, hadden te horen gekregen dat hun werk in Drente, nl. bij Smilde, slechts ongeveer twee weken zou duren. In die twee weken werd door hen, aldus een officieel rapport', 'ondanks dat de meesten nimmer een schop in de handen hadden gehad, voorbeeldig gewerkt ... om maar geen reden tot klachten te geven', maar toen de twee weken om waren, werden zij vastgehouden en enkele dagen later te voet over een afstand van meer dan 20 kilometer naar Ansen bij Ruinen gevoerd waar zij 'in de stallen achter en boven de koeien' werden ingekwartierd; 'de volgende dag moest terstond gewerkt worden. Ongeveer honderd zieken; waaronder zeer zware (longontsteking, tbclijders) maar het meest voetzieken, bleven achter.' Drie weken later wist een arts uit Harlingen tot zijn stadgenoten door te dringen; hij constateerde, zo schreef hij aan Seyss-Inquarts Beauftragter in Leeuwarden", dat 'die Arbeitsunfähiyen ... sehr gut verpflegt' werden (hier, alsook elders, waren afdelingen van het Nederlandse Rode Kruis zich met de hulp van plaatselijke medici bijzonder voor de spitters blijven inspannen), maar wat'die A rbeitsfiihigen' betrof, had de arts op de dag van zijn inspectie gezien.

XC'dass die Leute durdi und durch schmutzig und verkommen u/aren. Fasl alle hal/en Kopfiäuse und die meisten hatten K/eiderläuse. Die Kleider, die sie an diesem sonnigen, troelenen Tage trugen, u/aren nachmittags urn halb fünf noch nass uom vorigen Tage. Die meisten teilten mir mit,' sie leonnten Nachts ihre Kleider nicht ausziehen, da sie dieselbe durch Körperwärme im Heu- und Stroh/ager troelenen müssten.'

XCHet was geen wonder dat deze Harlingers en alle anderen jegens wie van een beperkte periode van tewerkstelling was gerept, zich bedrogen achtten en wij veronderstellen dat de daardoor opgewekte speciale ergernis een van de belangrijkste factoren is geweest die menigeen er toe bracht, de stellingen te verlaten en te pogen onder te duiken, hetzij in de eigen woonplaats, hetzij elders. Eind oktober en begin november was dat drossen al zo veelvuldig voorgekomen dat de Oberabschnittsleiter Nord van de Organisation Todt, Wilhelm Blomquist (deze was van november '42 af in bezet Nederland opgetreden als vertegenwoordiger van de Reichsjuoendfûhrer+v op 8 november het bevel deed uitgaan dat alle spitters

XC, Aangehaald in H. H. Drost: Harlingen in oorlocstijd (1946), p. II9 e.v. 2 Brief, z.d., van B. Bosch aan Ministerialrat Ross, aangehaald in a.v., p. I2S. 3 In de zomer van '43 was hij naar het Oostelijk front gezonden omdat hij vóór zijn komst naar Nederland ondergeschikten had afgeranseld; toen hij in april '44 naar Nederland terugkeerde, was hij een overtuigd aanhanger van de SS-ideologie geworden.

151 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

die zonder toestemming het werk hadden verlaten, gevangen genomen moesten worden en dat de helft ter plaatse moest worden doodgeschoten - een bevel dat Blomquist eind november op last van Seyss-Inquart moest intrekken (maar niet dan nadat vier spitters als uitvloeisel van zijn bevel waren gefusilleerd) en vervangen door de bepaling dat gevluchte arbeiders moesten worden overgedragen aan de Sicherheitspolizei.

XCWelk beleid de Sicherheitspolizei ten aanzien van hen heeft gevoerd, is niet duidelijk, maar het kan zijn dat een aantal hunner terechtkwam in de z.g. Strajkolonne van het dwangarbeiderskamp 'Port Natal' bij Assen; de bezetter had deze psychiatrische inrichting in de eerste helft van oktober gevorderd om er diegenen in onder te brengen die in de buurt van Assen moesten spitten. Die waren in twee groepen verdeeld: de gewone Arbeitskolonne en de Strajkolonne die natuurlijk extra hard werd aangepakt en waarin in hoofdzaak spitters terechtkwamen die het ongenoegen van de toezichthouders hadden opgewekt. Als Kommandant van 'Port Natal' fungeerde een NSDAP-functionaris die in zijn vroegere leven mijnwerker was geweest en drie jaar tuchthuisstraf achter de rug had: 'een bruut', schreef later een Augustijner monnik die in februari samen met een vijf-en-twintigtal andere Augustijnen uit een Fries klooster naar 'Port Natal' werd gevoerd,

XC'die de arbeiders lijfstraffen toediende, hen door de modder liet kruipen, tweehonderdmaal achter elkaar een kniebuiging liet maken, schop of houweel in gestrekte armen vooruit gericht ... , die je met een ijzerharde vuist in het weerloos gezicht stompte - gisteren nog had hij drie arbeiders neergeslagen."

XCDe weggevoerden die in Nederland bleven, hadden het als groep minder moeilijk dan diegenen die in Duitsland dwangarbeid moesten verrichten: die laatsten waren verder of zelfs veel verder van huis, konden nauwelijks hulp krijgen uit de stad of streek waaruit zij afkomstig waren en bevonden zich temidden van een bevolking die over het algemeen onverschillig stond tegenover hun lot. De weggevoerden in Nederland liepen soms gevaar door de acties van de Geallieerde jagers en jagerbommenwerpers, maar zij die in Duitsland terechtkwamen, met name in en bij de grote

XCI Monnikenwerk

152 [PDF]
DE WEGGEVOERDEN IN DUITSLAND

steden, kregen er de steeds verwoestender aanvallen van de Britse en Amerikaanse zware bommenwerpers te doorstaan. Bij een grote groep Rotterdammers die bij de Reichsbahn in de buurt van Neurenberg was tewerkgesteld en in een schoolondergebracht, leidden die bombardementen er toe dat, aldus een hunner,

XC'elke gedachte aan reinheid en hygiène door ons overboord geworpen (wordt). Om direct klaar te zijn wanneer de sirenes gaan loeien, gooit een ieder zich gekleed en wel, vuil en vies, op zijn krib. De handen en het gezicht zien bijna geen water meer en wij stompen af als beesten. Enkelen gaan zelfs zo ver, hun behoeften te doen op plaatsen waarvoor zij niet ver behoeven te lopen, dus in de school gewoon in de gang. De urinoirs zijn allang verstopt en het water staat soms een decimeter hoog. Hierin plast een ieder onverschillig weg en gaat even later doodleuk weer naar zijn kamer op de krib. Een smeerboel, een rommel om van te gruwen.' 1

XCEen Hilversummer die met zijn groep in Westfalen terechtkwam, constateerde begin januari dat sommigen van zijn lotgenoten er 's avonds twee uur over deden om van hun werk naar hun barakkenkamp terug te strompelen,

XC'wat een hopeloos ongelukkig en verwaarloosd troepje vormen zij - en dat alles ter ere van Hitler en z'n bende. Daar is de Wilde die een breuk heeft en elke dag omkomt van pijn. Van der Ley hebben ze dagen laten lopen en nu ligt hij in het Lager met heftige dysenterie. Hulst heeft vuile, etterende wonden in voeten en benen. Géén dezer mensen heeft enige medische verzorging. En naar de Sanitäter gaan kunnen velen ~iet eens, omdat ze dan negen kilometer heen en terug hebben te lopen. Heuveling is kort voor Kerstmis uit het Lager gejaagd - hij bleek longontsteking te hebben. Drie dagen later is hij, op een open slede in een heftige sneeuwstorm, naar Tecklenburg gebracht waar hij op Oudejaarsavond gestorven is. Er zijn nu al meer dan dertig doden."

XCLater in januari schreef dezelfde Hilversummer:

XC'Nog altijd is het fel koud en ligt de sneeuw bijna een halve meter hoog. Doch dag in, dag uit gaan de mannen naar de Baustelle, weer of geen weer. Soms sneeuwt het zo hevig dat men slechts enkele meters vooruit kan zien. En soms vriest het 10 à 15 graden. Dan staan ze in een snijdende wind welke door hun meest veel te dunne kleren blaast. Velen hebben niet anders dan een dunne regenjas."

1 ]. van Noorderhaven (ps. van]. van Lambaart): 1944-1945 (1946), p. III. 2 B. Ham: p. 149. A.v., p. 152.

153 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

XCIntussen waren deze Hilversummers er nog goed afgekomen vergeleken bij de meer dan drieduizend spitters die aan het werk werden gezet in de buurt van Rees dat recht bezuiden de Achterhoek aan de Rijn ligt, ongeveer halverwege tussen Emrnerik en Wesel. Zoals wij eerder vermeldden, werden uit Apeldoorn begin december tweeduizend razziaslachtoffers per trein naar Rees gebracht. Daarnaast werden er, vermoedelijk uit de streek tussen Arnhem en Zevenaar, nog ver over de duizend andere Nederlanders naar toe gevoerd (twaalfhonderd die afkomstig waren uit Den Haag en omgeving, anderen uit Haarlem en omgeving en uit Delft), hetgeen voor de betrokkenen een mars betekende van bijna 40 kilometer. In het Lager bij Rees werden de Hagenaars ondergebracht in een circustent, de meeste overigen in droogschuren van steenbakkerijen waar ze slechts een dak boven hun hoofd hadden, 'en wat voor een dak', aldus een Apeldoornse EHBO'er die er na enige tijd in slaagde, Rees te bereiken,

XC'bij heldere hemel zag je de sterren schitteren. Dit gebouw moest bewoonbaar gemaakt worden door muren op te trekken van - stro. En zo moesten ze aan de slag, doodmoe, met doorgelopen voeten en half verhongerd om te trachten, de schuilplaats tenminste enigszins dragelijk te maken."

XCDat lukte nauwelijks. Toen het medio december ging vriezen en sneeuwen, gebeurde het regelmatig dat ingestoven sneeuwenkele centimeters dik op de ene dunne deken lag die aan elke man, voorzover hij geen eigen deken had kunnen meebrengen, was uitgereikt. De dagelijkse rantsoenen waren laag (een half broodje, wat boter of margarine en wat worst en, als warm eten, een halve liter 'soep' die maar weinig voedingswaarde had) - in elk geval veel te laag voor het zware graafwerk dat moest worden verricht en waarbij de mannen veelalonbarmhartig opgejaagd werden, soms ook mishandeld met vuisten of met stokken, knuppels en geweerkolven. Wie zich naar het oordeel van de kampleiding of de overige toezichthouders misdroeg, werd in een strafploeg geplaatst waarin hij met kaalgeknipt hoofd en zonder jas extra werd afgebeuld, veelal in het water staande. Het Lager had een ziekenafdeling, overigens nagenoeg van hulpmiddelen verstoken, maar bij het bepalen wie daar wèl of niet in zouden worden opgenomen, moest de regel aangehouden worden dat er op elke duizend werkkrachten nooit meer dan tien zieken

XCI Nederl. Vereniging Eerste Hulp Bij Ongelukken, afd. Apeldoorn: Episodes uit het werk der EHBO'ers gedurende de jaren 1940-1945 in Apeldoorn. Duizend wonden bloeden (1945), p. 29·

154 [PDF]
HET KAMP TE REES

mochten zijn. Spoedig waren er naar verhouding natuurlijk veel méér zieken; van hen moesten aanvankelijk velen in de tochtige circustent of in de niet minder tochtige droogschuren blijven liggen. In december deden zich al vier sterfgevallen voor, in januari en februari werden het er honderdtien, in maart overleden er nog drie en in april twee. Maar het Lager bij Rees vergde nog meer dodelijke slachtoffers.

XCBegin januari kon een kleine groep die er was afgekeurd, Gendringen in de Achterhoek bereiken. Die afgekeurden vertelden wat zich in het Lager afspeelde en de eerste die er toen op uittrok, medio januari, om aan zijn landgenoten hulp te bieden, was de arts Simon van Griethuysen uit Gendringen. Hij bracht een elandestien bezoek aan de ziekenbarak die bij de Bauabschnitt Rees hoorde. 'In een ruimte, hoogstens geschikt voor zestig personen, lagen', zo stelde hij twee maanden later op schrift', 'pl.m. honderdvijftig patiënten waaronder verschillende stervenden. Er heerste een verregaande staat van verluizing en vervuiling door gebrek aan de meest elementaire verplegingsartikelen en ontsmettingsmiddelen' - voor die artikelen en middelen had het hoofd van de Duitse medische dienst, een arts die tevoren directeur was geweest van een psychiatrische kliniek, niet gezorgd. Trouwens, die arts ging zich verzetten toen van Griethuysen er bij volgende bezoeken op aandrong dat uit de ziekenbarak van het Lager bij Rees en uit enkele andere ruimten waar ernstig zieken waren ondergebracht, patiënten naar de Achterhoek zouden worden overgebracht. Van Griethuysen wist toen met hulp van andere Nederlanders toestemming voor die transporten te verkrijgen van de Duitse officiële instanties in Gelderland en op 22 januari kon hij de eerste groep zieken uit de barak van het Lager gaan ophalen. Andere groepen volgden, maar ook kwamen wel groepen, aldus een andere inwoner van Gendringen, 'te voet aansukkelen, zich voortslepend, elkander steunend, telkens rustend, bijna niet gekleed, verschrikkelijk rnager'", 'het spoor van deze mensen was', schreef een derde inwoner van de Achterhoek, 'stap voor stap te volgen, elke stap wemelde van luizen." In totaal werden elf- tot twaalfhonderd slachtoffers uit Rees in een achttal noodziekenhuizen in de Achterhoek opgenomen. 'Geen enkele', zo leest men in een relaas over het noodziekenhuis te Ulft,

XC'was er zonder wonden afgekomen; de meesten hadden dikke onderbenen, waar telkens diepe, ronde gaten in vielen. Een bevroren vinger of teen was heelJ.'J.

I S. van Griethuysen: Verklaring d.d. 6 maart 1945 (Doe 1-1418, a-j ). 2 W. Jansen in p. 65. van Dorp in a.v., p. 16.

155 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

gewoon. Hun lichaam hadden ze opengekrabd van de jeuk die hun de luizen bezorgden ... Een advocaat, niets meer was er van zijn waardigheid overgebleven, had vier bevroren vingers. Twee waren er al half afgerot. Een stukje bot stak er voor nog uit. Ze waren al helemaal zwart. Hij brulde van de pijn, iedere avond als zijn vingers in het sodabad moesten. Twee anderen hielden hem dan vast ... Het ging door merg en been."

XCEr stierven in de noodziekenhuizen in de Achterhoek omstreeks tachtig uit het Lager bij Rees afkomstige dwangarbeiders zodat het werk in dat ene kamp aan omstreeks tweehonderd Nederlandse mannen en jongens het leven heeft gekost.

XCHoeveel Nederlanders zijn in totaalomgekomen als gevolg van de jacht op de mannen die wij in dit hoofdstuk beschreven? Dat is niet precies bekend. Volgens de gegevens die Sijes in Rotterdam en Schiedam wist te verzamelen, zijn van de vijftigduizend mannen die op IQ en II november '44 in Duitse handen vielen, op zijn minst vierhonderdtien niet teruggekeerd. Let men er nu op dat de Duitse acties volgens onze schatting in totaalomstreeks honderdveertigduizend malmen tot dwangarbeiders maakten, dan lijkt het een redelijke veronderstelling dat het totaal aantalomgekomenen boven de duizend heeft gelegen.

Na dejacht

XC

XCIn het 'Bevel'<dat op 10 en I I november in Rotterdam en Schiedam was verspreid, had de bezetter vet laten drukken: 'Voor de achterblijvende familieleden zal worden gezorgd.' De bezetter zelf had terzake niets voorbereid noch ontplooide hij na de grote razzia enige activiteit in die richting. In tal van gezinnen kwam men evenwelonmiddellijk in financiële moeilijkheden doordat op de vrijdag en de zaterdag waarop de razzia plaatsvond, de weeklonen piet uitbetaald konden worden. Het bedrijfsleven sprong in de bres. In afwachting van een door de overheid te treffen

XCI Oorlog over ons dorp, 1940-1945. Gedenkboek van Ulft (z.j.), p. r05-06,

156 [PDF]
ZORG VOOR DE ACHTERGEBLEVENEN

regeling vormden de Rotterdamse Bankvereniging, de bank van R. Mees & Zonen, de Kamer van Koophandel en de Heineken Bierbrouwerij een consortium waaraan zij f 600000 ter beschikking stelden en uit die gelden werden, om de eerste nood op te vangen, in twee weken tijd uitkeringen tot een totaal van bijna f 260000 gedaan aan ca. 4500 gezinnen. Eind november bepaalde het departement van sociale zaken dat de gezinnen van de weggevoerden vier weken lang een overbruggingsgeld zouden ontvangen dat gelijk was aan het laatst verdiende loon, en vervolgens 90% van dat loonbedrag, zulks evenwel tot een maximum van f95 per week. I Met al die uitbetalingen werden, voorzover de bedrijven ze niet zelf voor hun rekening wilden nemen (in Rotterdam deden dat ca. tweehonderd), de gewestelijke arbeidsbureaus belast en deze hadden daarbij door het tekort aan materiële hulpmiddelen en de vervoersmoeilijkheden talloze problemen te overwinnen. Ook de gezinnen van kleine zelfstandigen kregen uitkeringen, waarbij de Kamer van Koophandel adviezen uitbracht over de hoogte.

XCDe regelingen van het departement van sociale zaken hadden een algemeen karakter en werden dus niet alleen in Rotterdam toegepast. Zij droegen er, zo nemen wij aan, toe bij dat althans de financiële problemen welke uit de wegvoering van de mannen voortvloeiden, na enige tijd werden opgelost. Maar die financiële problemen waren de enige niet. In een tijd waarin het dagelijks bestaan van week tot week moeilijker werd, stond in de meeste gezinnen der weggevoerden de vrouw er alléén voor, zulks met al haar diepe bezorgdheid over het lot van haar man: waar bevond hij zich en hoe zou het met hem gaan? Bij veel vrouwen duurde het maanden voordat zij een eerste levensteken ontvingen.

XCDe wegvoering van zovelen stelde evenwel niet alleen de gezinnen maar ook de samenleving voor grote moeilijkheden, vooral daar waar, als bij de Wehrmacht-razzia's in het westen, er niet of nauwelijks op was gelet wie men buiten de acties moest laten vallen. Zeker, soms lukte het, verlof te krijgen dat weggevoerde mannen die kennelijk onmisbaar waren, zouden terugkeren, de landbouwers van Overflakkee en de uit Rotterdam meegenomen brandweerlieden bijvoorbeeld (de Haagse kreeg men daarentegen niet vrij), maar dat nam niet weg dat overal in de samenleving als het ware gaten waren gevallen. Men denke aan de bakkers en de melk- en groenteboeren die in een stad als Utrecht van achter hun kar waren weggehaald en van wie de bakkers en de melkboe

XCI Dat was in die tijd ongeveer het wekelijks inkomen van een leraar bij het middelbaar of voorbereidend hoger onderwijs.

157 [PDF]
JACHT OP DE MANNEN

ren de bonnen van hun klanten nog in de zak hadden; die bonnen had men in de bakkerijen en de melkzaken nodig om toewijzingen te krijgen voor de herbevoorrading. Kreeg men die toewijzingen toch? Dat nemen wij aan. Maar dan waren in elk geval nauwelijks te vervangen werkkrachten verdwenen die evenveel schakels waren in het distributiesysteem. Uit Den Haag verdween een groot deel van de onderwijzers - hier namen de onderwijzeressen de taak van de afwezige collega's over. Zo en op andere manieren trachtte de samenleving zich aan te passen, maar tot die aanpassing kwam het toch eerst nadat de schok van de razzia's was overwonnen.

XCBij diegenen die zich schuil hadden kunnen houden maar ook bij allen wier leeftijd dicht bij de grenzen lag welke bij de diverse acties van de bezetter golden, schiepen die razzia's een ontzaglijk gevoel van onzekerheid. 'Daar mannelijke personen', aldus het Haagse Gemeenteverslag over de gebeurtenissen onmiddellijk volgend op de razzia van 21 november,

XC'zich vrijwel niet op straat durfden vertonen (er werden ook wel personen boven veertig jaren gevangen genomen), stond gedurende enige dagen het maatschappelijk leven, voorzover daarvan nog sprake was, geheel stil, waaronder ook instellingen en bedrijven voor de voedselvoorziening, zoals de Centrale Keukens, waardoor een groot deel der bevolking gedurende bijna een week van deze voedselverstrekking verstoken was'!

XCd.w.z. verstoken van het enige warme voedsel dat de betrokkenen konden krijgen. Elders was de situatie niet anders: elke Duitse razzia deed een verlammende golf van angst ontstaan en die angst werd door elk gerucht dat er wéér een razzia zou plaatsvinden, geactiveerd. Jongens en mannen die tot de opgeroepen leeftijdsgroep behoorden, moesten Of hun persoonsbewijs zodanig laten wijzigen dat zij buiten de leeftijdsgrenzen vielen (maar dat konden zij alleen doen wanneer het feit van de falsificatie niet te duidelijk door hun uiterlijk werd aangetoond), Of de beschikking zien te krijgen over nagemaakte vrijstellingspapieren - alleen al in Rotterdam kon men gebruik maken van meer dan 3 000 exemplaren van het officiële vrijstellingspapier dat aan personeelsleden van de Centrale Keukens was uitgereikt. Voelde men zich dàn veilig? Nauwelijks.

XCVóór september '44 hadden tallozen vertrouwd dat zij, als zij zich maar

! Gemeente 's-Gravenhage: (1947), p. 39·

158 [PDF]
, MENSENROOF'

buiten alle anti-Duitse acties hielden, zonder al te veel narigheid door de bezetting heen zouden komen - aan dat vertrouwen bracht de jacht op de mannen welke in de herfst van '44 werd ingezet, de doodsteek toe. Zeker, voordien waren in het kader van de arbeidsinzet ook wel mannen bijeengedreven, bij het uitgaan van de kerk bijvoorbeeld of aan het einde van een voetbalwedstrijd, maar toen was de bezetter slechts overgegaan tot controle van de papieren nu ging hij over tot onmiddellijke wegvoering van allen die nog voor hem konden spitten of andere werkzaamheden uitvoeren, kort en goed (zo voelde men het): nu ging hij over tot mensenroof, tot slavenjacht. En het intimiderend geweld dat, voorzover het niet bij al die nieuwe acties werd gebruikt, toch steeds op de achtergrond stond, het geschreeuw en getier van de bij de acties betrokken Duitsers, de brute dreigementen om, als er niet voldoende spitters kwamen opdagen, gijzelaars te fusilleren, de misère van de spitters tenslotte welke velen in het centrum, het oosten en het noorden des lands van nabij aanschouwden - het gaf alles bij elkaar vrijwel een ieder het gevoel dat de verschrikkingen van de gehele voorafgaande bezettingsperiode als het ware in het niet vielen, vergeleken bij die welke zich van de herfst van '44 af voordeden.

159 [PDF]

Hoofdstuk 3: Hongerwinter

XC

XCIn de paragraaf 'Terugblik' van hoofdstuk 1 wezen wij er op dat de noodtoestand welke zich van september '44 af in de nog bezette delen van Nederland ging aftekenen, gevolg is geweest van drie factoren: de bevrijding van Zuid-Limburg en het daaruit voortvloeiend wegvallen van de steenkoolaanvoer uit de Nederlandse mijnen, de regeringsopdracht tot de Spoorwegstaking en het algemeen beleid van de bezetter. Wij kenden aan die derde factor het meeste gewicht toe. Dat beleid resulteerde namelijk in een veel te kleine aanvoer van steenkool uit Duitse mijnen (veel kleiner nog dan het Reichskommissariat als minimum had gesteld), voorts in het wegslepen van voorraden en machines op een nog groter schaal dan Hitler eind augustus al had gelast, verder in oproepingsacties en massale razzia's vooral teneinde de spitters bijeen te krijgen voor de verlenging van de Westu/all waartoe Hitler eveneens eind augustus bevel had gegeven, en tenslotte in het besluit van Seyss-Inquart (vermoedelijk op 27 september genomen) om voorlopig alle voedseltransporten naar het westen des lands te verbieden - een embargo dat volle zes weken van kracht bleef.

XCDat embargo was misschien bedoeld (de in hoofdstuk 1 gegeven ontstaansgeschiedenis wijst in die richting) als middel om de Spoorwegstaking te doen afbreken maar het was in elk geval als straf voor die staking gedacht. Een vreemde straf! Zij trof namelijk niet de bevolking in haar geheel, maar uitsluitend het gedeelte dat in de grote en kleine steden van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht woonde. Vanwaar die beperking? Wij kennen de overwegingen aan Duitse kant niet maar kunnen ons die wel voorstellen. Een embargo, d.w.z. een vervoerverbod, was in het oosten en noorden des lands moeilijk te controleren, maar de grote voedseltransporten die uit die landbouw-overschotgebieden naar het westen moesten plaatsvinden, konden gemakkelijk onmogelijk worden gemaakt: alle vrachtauto's moesten Of de Afsluitdijk, Of de bruggen over de Ijssel passeren en alle binnenschepen dienden een van de Friese of Overijsselse IJsselmeerhavens te verlaten. Er werden eenvoudig geen transportvergunningen meer afgegeven en de controle op een beperkt aantal bruggen en in een beperkt

160 [PDF]
HET DISTRIBUTIESTELSEL

aantal havens was voldoende om het embargo effectief te maken; het droeg in belangrijke mate tot het ontstaan van de hongerwinter bij.

XCIn alle bezette provincies is de winter van '44-'45 veruit de moeilijkste periode uit de gehele bezettingstijd geweest - wij hebben er geen bezwaar tegen om die winter in zijn algemeenheid als 'de hongerwinter' aan te duiden, mits men daarbij blijft bedenken dat de hongersnood beperkt is gebleven tot de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht en dat hij daar slechts diegenen heeft getroffen die niet op het platteland woonden. Op het platteland werd ook in het westen veel voedsel geproduceerd; in de boerengezinnen had men er geen gebrek aan en zij die er, dicht bij die gezinnen, in kleine dorpen woonden, hadden meestal voldoende relaties met deze om hun eigen steeds geringere rantsoenen aan te vullen. Het was de bevolking in de grote en kleine steden die vrijwel volledig afhankelijk was van een goed werkend distributiestelsel en juist die goede werking werd grondig verstoord.

XCEen zekere mate van verstoring had zich al eerder gemanifesteerd. Grondgedachte van het distributiestelsel was, dat, behoudens datgene wat de producenten zelf mochten behouden, al het geproduceerde voedsel ter beschikking werd gesteld van de overheid die het naar vaste normen (rantsoenen) en tegen vastgestelde prijzen liet verdelen. Daarbij had zich in de eerste twee bezettingsjaren in zoverre een verstoring voorgedaan dat in een aanzienlijk deel, misschien wel in meer dan een derde van de gezinnen niet genoeg werd verdiend om de rantsoenen aan te schaffen waarop men recht had. Die verstoring was verdwenen doordat enerzijds de lonen waren opgetrokken, anderzijds het distributiepakket was ingekrompen. Nadien had zich evenwel, duidelijker nog dan tevoren, een tweede verstoring gemanifesteerd: een toenemend deel van de agrarische productie was door de producenten rechtstreeks aan de consumenten verkocht, meestal niet tegen de exorbitant hoge prijzen die op de echte 'zwarte markt' golden (men zou eerder van een zich uitbreidende 'grijze markt' kunnen spreken), maar die rechtstreekse verkopen betekenden natuurlijk wèl dat via het officiële distributiestelsel minder te verdelen was. Hoeveel minder? In deel y was onze schatting dat gedeelten van de gehele agrarische productie rechtstreeks zijn verkocht die misschien opliepen van gemiddeld 5 à 10% in '41 tot 20 à 30% in de eerste helft van '44. De controle ten aanzien van de productie ging dus meer en meer falen en zij ging dat ook doen ten aanzien van de vastgestelde prijzen. Al eind '41 toonde een onderzoek in de stad Groningen aan dat van de honderdveertig groente- en fruithandelaren honderdtien zich niet aan die vastgestelde prijzen hielden - een verschijnsel als dit betekende dat

161 [PDF]
HONGERWINTER

een onevenredig groot deel van de groente en het fruit (voor die producten bestonden, behalve voor de peulvruchten, geen vaste rantsoenen) bij de hogere inkomensgroepen terechtkwam en zulks deed zich niet alleen in die tijd en niet alleen in Groningen voor. Verschuivingen van dien aard waren trouwens ook niet tot de groente- en fruithandel beperkt; het kwam bijvoorbeeld steeds vaker voor dat melkventers, bewerend dat zij niet voldoende melk hadden ontvangen, aan de consumenten in de lagere inkomensgroepen slechts een deel van de vastgestelde rantsoenen verkochten - het resterend deel verkochten zij dan zwart aan sommigen van diegenen die tot de hogere inkomensgroepen behoorden.

XCEr bestaat geen overzicht van deze en dergelijke verstoringen en verschuivingen. Wat wij willen onderstrepen is dat men om vast te stellen hoeveel voedsel een ieder kreeg, op de rantsoentabellen alléén niet kan afgaan: de een kreeg minder dan waar hij recht op had, de ander meer. Desniettemin was er tot de herfst van '44 sprake van een redelijk goed werkend distributiestelsel. Wel waren de rantsoenen in de loop van' 44 krap geworden zodat velen, vooral door het tekort aan vetten, een deel van hun normale energie hadden verloren, maar echte honger werd toen nog niet geleden. 'In de treinen, op de kantoren, in de woonhuizen, overal', zo schreef medio '44 een in het Gooi wonende Amsterdamse forens (wij haalden dit citaat al aan in deel 7),

XC'eten de mensen. Ze eten op alle uren van de dag. Ze zijn kennelijk zo bezeten door de dreiging van de honger, ook al is die er nog niet, dat de voeding hun een obsessie is geworden. Dit is het wonderlijke. Al die mensen eten niet omdat ze honger hebben (zover zijn ze nog niet), maar omdat ze bang zijn honger te krijgen."

XCIn september begon veel mis te lopen. In de veeteeltgebieden deden de Duitse veevorderingen de melkproductie dalen en zowel in de veeteelt- als in de landbouwgebieden werd de arbeid bemoeilijkt door de paardenvorderingen, door het oproepen van spitters en door de zware regenval. Noodlottiger nog waren de vorderingen van de transportmiddelen waarvan het effect werd versterkt door de Spoorwegstaking, door het eind september afgekondigd voedselembargo en door de Geallieerde beschietingen van wegen watertransporten. Verder leidden de Duitse oproepingsacties en razzia's in het gehele land tot onderbrekingen in het normaal functioneren van de organisatie der voedseldistributie: , J. H. Penning: Op dood spoor. Eelt burger ill oorlogstijd (1945), p. 111.

162 [PDF]
'DE DREIGING VAN DE HONGER'

telkens weer deden zich perioden voor waarin in de voedselproductiegebieden de bedrijven die voor het verzamelen van het voedsel moesten zorgen, geheel of goeddeels onbemand waren, en wanneer in de steden in het westen na de Wehrmacht-razzia's in de eerste tijd alle mannen tot omstreeks veertig jaar thuis bleven, betekende zulks dat bij de bedrijven die de ontvangst en de distributie van het voedsel voor hun rekening moesten nemen, dagenlang slechts door een deel van het mannelijk personeel werd gewerkt. Gevolg van al deze factoren was dat de rantsoenen vooral in het westen van het land gevoelig werden verminderd. Dit leidde er toe dat in versterkte mate gepoogd werd, buiten het distributiestelsel om voedsel in de wacht te slepen: door bepaalde gemeenten, door talloze bedrijven, door een steeds groeiend aantal individuele burgers. Dáárvan was weer het gevolg dat er minder voedseloverbleef voor de normale distributie. Het was een vicieuze cirkel die zich in de maanden oktober en november al duidelijk ging aftekenen.

XCWaar kwam dit allemaal op neer?

XCHierop, dat de maatschappij begon te desintegreren en het is dat desintegratieproces hetwelk wij in dit hoofdstuk hebben te beschrijven. Wij zullen beginnen met weer te geven hoe de rantsoenen belangrijk ingekrompen werden in de maanden oktober en november - maanden waarin, zoals al vermeld, vooral in het westen des lands de gas- en de electriciteitsvoorziening wegvielen. Veel mensen konden hun warm voedsel niet langer zelf toebereiden - zij namen hun toevlucht tot de Z.g. Centrale Keukens welker oprichting secretaris-generaal Hirschfeld van '40 af had gestimuleerd. In december '44 nam Hirschfeld nog een belangrijk initiatief: hij richtte met verlof van Seyss-Inquart een overheidsrederij op om de voedselaanvoer over het Ijsselmeer te bevorderen. Inderdaad, die aanvoer kwam op gang, maar hij werd eind december gestremd door het invallen van een nogal strenge winterse periode die een koude met zich bracht waartegen men zich nauwelijks kon beschermen en die in januari en februari een hongersnood deed ontstaan welke wij in zijn belangrijkste manifestaties moeten schetsen. Wel te verstaan: er was in het land als geheel voedsel genoeg - de hongerwinter is het gevolg geweest van het feit dat de centrale overheid door het Duitse ingrijpen niet bij machte was, voldoende levensmiddelen naar de steden in het westen te vervoeren. Er zijn daar volgens onze schatting meer dan twee-en-twintigduizend mensen aan hun ontberingen bezweken - het zouden er veel meer zijn geweest als niet vele instanties en vele personen getracht hadden, zichzelf en anderen hulp te bieden: sommige gemeentebesturen, talloze bedrijven, grote aantallen individuele burgers (de

163 [PDF]
HONGERWINTER

'hongertrekkers'), van januari af de samenwerkende kerken en, tenslotte, de Nederlandse regering te Londen die voedsel uit het buitenland deed aanvoeren hetwelk eind februari voor het eerst in distributie kwam. Die buitenlandse hulp en de laatste fase van de hongerwinter komen pas in hoofdstuk 14 aan de orde - in dit hoofdstuk gaan wij, wat de rantsoenering betreft, niet verder dan tot de maand februari: het voorlopige dieptepunt in een van de meest katastrofale perioden welke de Nederlandse geschiedenis heeft gekend.

Daling der rantsoenen

XC

XCRegel was dat het door ir. Louwes geleide rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd telkens voor een periode van vier weken de rantsoenen vaststelde en via de dagbladpers bekendmaakte. Uiteraard kon die vaststelling pas geschieden nadat het rijksbureau van of via de Provinciale Voedselcommissarissen had vernomen, welke hoeveelheden voedsel ter beschikking gesteld waren of zouden worden (zowel door de boeren en tuinders als door de levensmiddelen-industrie) en of het transport en de opslag dusdanig waren geregeld dat in elke Z.g.distributiekring voldoende levensmiddelen aanwezig zouden zijn om de groeten kleinhandel regelmatig te bevoorraden; de kleinhandelaren konden dan van de grossiers voldoende voorraden ontvangen en de consumenten konden vervolgens de rantsoenbonnen die zij op vertoon van hun distributiestamkaart bij de gemeentelijke distributiediensten hadden afgehaald, aan de kleinhandelaren presenteren. Tot en met de bevoorrading van de kleinhandel waren bij dit alles de in '42 ingestelde agrarische hoofdbedrijfen bedrijfschappen ten nauwste betrokken; er waren drie hoofdbedrijfschappen: voor zuivel, margarine, vetten en oliën, voor akkerbouwproducten, en voor tuinbouwproducten, en twee bedrijfschappen: voor vee en voor vlees en (maar dat laatste bedrijfschap speelde doordat de pluimveestapel in de eerste bezettingsjaren goeddeels was opgeruimd, nauwelijks een rol) voor pluimvee en eieren.

XCDeze gehele organisatie droeg een landelijk karakter en de rantsoenen werden van '40 af ook voor het gehele land vastgesteld, verschillend voor de verschillende groepen consumenten (voor kinderen van nul tot vier jaar, voor personen die zware resp. zeer zware arbeid verrichtten, voor zwangere vrouwen alsook voor sommige zieken golden afwijkende

164 [PDF]
RANTSOENEN VOOR DE DUITSERS

rantsoenen) maar binnen die groepen waren de rantsoenen gelijk.' Met die uniformiteit werd als gevolg van de noodtoestand in twee opzichten gebroken: ten eerste bepaalde het Reichskommissariat dat de nog in bezet Nederland aanwezige Rijksduitse burgers en familieleden van Oostfront-vrijwilligers dubbele rantsoenen moesten krijgen (de betrokkenen kregen daartoe elk twee exemplaren van de in september ingevoerde z.g.

XC1 De Duitse militaire en politie-formaties vielen buiten de gehele regeling: te hunnen behoeve werd hetzij uit de veilingen en abattoirs, hetzij uit de opslagplaatsen van de hoofdbedrijfen bedrijfschappen, hetzij uit de fabrieken rechtstreeks al datgene aangevoerd wat door de Oberquanier of Quartiermeister was besteld. De Duitse formaties kregen in de hongerwinter minder dan zij tevoren gewend waren maar vergeleken met de burgers in de drie westelijke provincies werden zij in hoge mate bevoorrecht. Die burgers hadden van eind december af per week recht op niet veel meer dan een brood, een half ons vet (boter en margarine waren uit de distributie genomen) en ruim een ons vlees, 'en dan te zien', zo noteerde een inwoner van Schagen, 'dat de Moffen een half brood per dag krijgen met een klont boter en een stuk worst!' (aangehaald in A. van Graafeiland en K. Holtrop: Schagen in oorlogstijd (1947), p. 53)· In het Westland kregen de Duitse troepen in november volgens een plaatselijk relaas 'elke dag 40 gram boter voor de boterham, lans worst, lans vleeswaren, aardappelen in overvloed, rijst, griesmeel, suiker, erwtensoep met worst, karbonades, pudding, melk ... Het is om razend te worden.' ('Rebel': Het mes op de keel. Een Westlands dorp [Honselersdijk) in bezettingstijd (1946), p. 83, 84). 'Dagelijks', aldus een waarnemer in Amsterdam, 'ergerde men zich aan de grote voorraden levensmiddelen, vrachtauto's vol, die bij de gebouwen waar Duitsers in huisden, gelost werden. De Duitsers hielden kippen, varkens, geiten, zodat ze niets te kort kwamen' (het feit dat ze die dieren hielden, wijst toch wel op verstoringen in de aanvoer). 'Hun vuilnisemmers waren gevuld met lege groenteblikken en kartonnen dozen van maizena en van allerhande lekkernijen die een Amsterdammer in geen maanden gezien had ... Toen niemand meer uien kon krijgen, werden er bij de Duitse gebouwen wagens vol binnengebracht. Ook dranken hadden ze volop. Naast het Duitse ontspanningsgebouw 'Erika' tegenover het Concertgebouw' (dat ants panningsgebouw was het vroegere clubhuis van de Amsterdamse Ijsclub op het z.g. IJsclubterrein, later het Museumplein) 'lagen meters.hoge stapels lege flessen van wijn en likeur, terwijl men er af en toe vrachtauto's volgeladen met kruiken jenever zag lossen.' (G. de Clercq: Amsterdam tijdens de hongerperiode. Van Dolle Dinsdag tot de capitulatie (1945), p. 26-27).

XCMerkwaardig genoeg schijnen ook de gevangenen van de SD geprofiteerd te hebben van de naar verhouding royale Duitse bevoorrading, althans: in de Cellenbarakken te Scheveningen (het 'Oranjehotel') kregen zij per week meer dan 5 kilo aardappelen en 1 400 gram brood, 'en dat in een tijd', schrijft E. P. Weber in het door hem samengestelde gedenkboek van het 'Oranjehotel', 'dat in Den Haag het rantsoen aardappelen bestond uit 1 kg per week of helemaal niets en 800, soms zelfs 400 gram brood per week!' (E. P. Weber: Gedenkboek van het 'Oranjehotel'. Ce/muren spreken. Gevangenen getuigen (1946), p. 25)

165 [PDF]
HONGERWINTER

distributienocdkaart') en ten tweede bleek het onmogelijk, rantsoenen vast te stellen die voor het gehele bezette gebied golden. Dat gebied werd in tweeën gesplitst: de drie westelijke provincies en de overige, tenminste: dat was de belangrijkste scheiding die werd aangebracht. Zij vloeide voort uit het feit dat het voedselembargo slechts de drie westelijke provincies trof en die provincies bovendien toch al 'tekort-gebieden' waren - de overige provincies waren 'overschot-gebieden'. Binnen die hoofdindeling bestonden onder-indelingen, ja eigenlijk viel de gehele landelijke opzet van het distributiestelsel in zoverre in duigen dat van oktober '44 af de rantsoenen per provincie of per deel van een provincie, soms zelfs per gemeente, werden vastgesteld. Die vaststelling geschiedde ook niet langer voor vier weken, maar in beginsel voor twee, ook wel voor één - in die laatste gevallen was het voor de plaatselijke voedselautoriteiten onmogelijk geweest om langer dan een week vooruit te zien. Aflevering vond plaats op bonnen van de al genoemde distributienoodkaart; toen de bonnen van die eerste bart alle gebruikt waren, werd begin november een tweede noodkaart uitgereikt, van de derde (en laatste) vond de uitreiking in januari plaats - de problemen waarvoor de illegaliteit zich speciaal door die derde noodkaart zag gesteld, zullen wij in hoofdstuk 6 behandelen.

XCMaar nu de rantsoenen.

XCWij kunnen wat de provincies Gelderland, Overijssel, Drente, Groningen en Friesland betreft, kort zijn. Er is daar geen echte honger geleden en wij achten het dan ook niet nodig, de rantsoenering in bijzonderheden te schetsen. Er was voldoende graan (en dus voldoende meel) en er waren voldoende aardappelen. Het weekrantsoen aardappelen is, behalve plaatselijk in de vorstperiode, niet beneden de 3 kilo gekomen en bovendien kon men in grote delen van de drie noordelijke provincies geruime tijd lang zonder moeite aardappelen buiten de distributie om kopen, zulks

1 Begin '45 profiteerden van deze regeling in het westen des lands ca. vijfduizend Rijksduitsers en ca. dertigduizend familieleden van Oostfront-vrijwilligers. Te hunnen behoeve waren aparte centrale keukens opgericht, de Z.g. waar kwalitatief beter voedsel werd toebereid dan in de 'Nederlandse' centrale keukens. In februari '45 kregen die Rijksduitsers en familieleden van Oostfront-vrijwilligers bovendien een half pond boter en een ons kaas extra. Ook de gezinnen van personen die zich in het kader van de van 4 tot 8 januari '45 bij de der GAB's hadden aangemeld, hadden recht op een extra noodkaart; wij weten slechts dat in Amsterdam aan die gezinnen een kleine noodkaarten zijn uitgereikt - cijfers voor andere steden ontbreken.

166 [PDF]
OVERZICHT DER RANTSOENEN

Tabel I: Gemiddelde weekrantsoenen der 'normale uerbruilecrs' in de hongerprovincies. 1 oktober-e j december 1944 (in grammen, tenzij anders aangegeven) 1-28 okt. 29 okt.-25 /'IOV. 26 nov.-23 dec.

XCSuiker 250 62'/2 ' Brood 1800 1600 1100 Margarine/boter/olie/vet 125 I06V. 55 Vlees 125 125 125 Havermout/gort 125 93% Peulvruchten 62'/' 93 ';' Aardappelen 2000 2000 1000 Koffiesurrogaat 412/, 412/, 41 % Bloem 702 70 35 Vermicelli 25 25 25 Kaas 50 50 50 jamrstroop 125 125 125 Taptemelk (in liters) 1% 7/16 I' Zout 25

XC'Wie suiker kocht, kreeg geen jam of stroop (en omgekeerd). 2 Benevens 62'/2 gram extra voor de vier- tot twintigjarigen. ' Uitsluitend voor de vier- tot veertienjarigen.

XCniet eens 'grijs', laat staan 'zwart' - er werd op straat mee gevent tegen de normale prijs: een dubbeltje per kilo. Vlees was daarentegen in de oostelijke en noordelijke provincies maar weinig beschikbaar, aan suiker kwamen er grote tekorten en zout was enkele maanden lang nergens te krijgen. Natuurlijk kregen veel stedelingen het er wèl moeilijk: lang niet allen hadden voldoende relaties op het omringende platteland en wie louter afhankelijk was van wat de distributie verschafte, doorstond maanden die in veel opzichten gekenmerkt waren door schaarste, niet evenwel door de bittere nood welke zich in de drie westelijke provincies ging aftekenen.

XCDe rantsoenen weergevend (zie Tabel I) waarop daar de Z.g.'normale verbruikers' recht hadden (dat waren diegenen die vier jaar of ouder waren en die geen recht hadden op toeslagen of andere aparte rantsoenen), willen wij eerst de cijfers vermelden die vanoktober '44 af golden in

1

167 [PDF]
HONGERWINTER

de eerste drie vierwekelijkse perioden 1: de perioden van I tot 28 oktober, van 28 oktober tot 25 november en van 25 november tot 23 december - op laatstgenoemde datum was een nogal strenge winter ingevallen die een nieuwe, nog moeilijker situatie deed ontstaan.

XCIn de eerste vierwekelijkse periode (van I tot 28 oktober) golden de volgende weekrantsoenen: 250 gram suiker, 1800 gram brood (een klef baksel!), 125 gram margarine, 125 gram vlees (inclusief been!), 125 gram havermout of gort, 62 Y2 gram peulvruchten, 2000 gram aardappelen (veelal van matige kwaliteit), ruim 40 gram koffiesurrogaat, 70 gram bloem (benevens voor de vier- tot twintigjarigen 62 Yz gram bloem extra), 25 gram vermicelli, 50 gram kaas en 125 gram jam of stroop, d';' liter taptemelk en 25 gram zout. Het voornaamste verschil met de voorafgaande periode was dat het aardappelrantsoen was verlaagd; het was in de loop van '44 gedaald van 5 tot 3 kilo, de verlaging tot 2 kilo was een zware slag - de eerste van vele; 2 kilo kwam neer op vier of vijf kleine aardappelen per dag, en het waren in de eerste plaats aardappelen welke voor de nodige maagvulling moesten zorgen.

XCIn de tweede vierwekelijkse periode (van 29 oktober tot 25 november) verviel het rantsoen zout (dat zou de gehele hongerwinter door zo blijven), werd het suikerrantsoen verlaagd (tot 62 % gram, en wie die suiker kocht, kreeg geen jam of stroop) en verlaagd werden voorts het margarinerantsoen (tot 62 % gram, maar dat werd aangevuld met 25 gram vet en bijna 20 gram olie), het rantsoen havermout of gort (tot ruim 90 gram) en het rantsoen taptemelk (dat werd tot een kwart teruggebracht) - verhoogd werd in die tweede periode het rantsoen peulvruchten: van 62 1 12 tot ruim 90 gram.

XCIn de derde periode (van 26 november tot 23 december) werd aan de consumenten een aantal zware slagen toegebracht: het wekelijks broodrantsoen werd verlaagd van 1600 tot I 100 gram, het wekelijks aardappelrantsoen van 2000 tot 1000 gram; voorts verdwenen suiker, havermout, gort en peulvruchten geheel uit de distributie, suiker, havermout en gort definitief; het bloemrantsoen werd gehalveerd, taptemelk was alleen beschikbaar voor de vier- tot veertienjarigen: I liter.

1 Aan zijn nota 'Mijn beleid tijdens de Duitse bezetting van Nederland' (Doe I-r080, a-2) heeft Louwes een 'Overzicht van de rantsoeneringen over de periode I oktober I944-I2 mei I945, voor West-Nederland' toegevoegd waarin de rantsoenen der 'normale verbruikers' per vierwekelijkse periode worden weergegeven. Dat zijn gemiddelden: de regionale en plaatselijke verschillen zijn in het 'Overzicht' geëlimi neerd.

168 [PDF]
OVERZICHT DER RANTSOENEN

XCIn de eerste vierwekelijkse periode hadden de dagelijkse rantsoenen een verbrandingswaarde van ca. 1300 calorieën, in de tweede van ca. 950, in de derde van ca. 550. Daarbij dient men te bedenken dat, naar over het algemeen wordt aangenomen, een volwassene die lichte werkzaamheden verricht, per dag om zijn energie op peil te houden behoefte heeft aan voedsel met een verbrandingswaarde van op zijn minst 2400 calorieën - in oktober naderden de rantsoenen de helft daarvan, in december waren zij minder dan een kwart.

XCWij tekenen bij die drie vierwekelijkse perioden nog aan dat, wat de groente betrof, alleen peulvruchten in distributie kwamen (in de eerste twee perioden) maar dat af en toe, althans voor diegenen die ze konden betalen, andere groenten verkrijgbaar waren. Voor fruit gold hetzelfde. Zeevis (evenals alle fruit en bijna alle groente vielook de vis buiten de distributie) was er niet meer (er mocht van eind augustus af niet meer op de Noordzee worden gevist), vis van de binnenwateren was uiterst schaars.

XCNu hebben wij in het voorafgaande de vastgestelde rantsoenen weergegeven, maar waren die inderdaad met regelmaat beschikbaar? Onze gegevens zijn schaars maar zij wijzen alle in de richting van hetzelfde antwoord: neen. Daarbij houde men in het oog dat het niet beschikbaar zijn van slechts één artikel van de bonnenlijst al een ramp was. In de provincie Utrecht bijvoorbeeld kreeg men in oktober zo grote moeilijkheden met de broodvoorziening dat voor de eerste week van de tweede vierwekelijkse periode geen broodbon werd aangewezen en dat de bon voor bloem vervallen werd verklaard; margarine kon in die tweede periode in de provincie Utrecht in het geheel niet meer in distributie worden gebracht. In Den Haag schreef oud-minister mr. P. J. M. Aalberse begin december in zijn dagboek: 'De vorige week' (dat was de eerste week van de derde vierwekelijkse periode) 'waren er vrijwel geen aardappelen te krijgen' (het weekrantsoen was toen 1 kilo) 'en als enige groente witte kool. Vlees' (rantsoen: 125 gram per week) 'is ook bijna niet meer te krijgen. In een winkel, waarin nog aardappelen waren en er daarom een queue van wel 50 mensen stond, kwam een Mof binnen, die de verkoop stop zette en even later werden de aardappelen weggevoerd." In Amsterdam stonden· in november '44 volgens een rapport van de Voedselcommissaris van Louwes' dienst (als weergegeven in dr. G. J. Kruijers studie over de hongertochten)J.

I P. M. Aalberse: 'Dagboek', 4 dec. 1944.

169 [PDF]
HONGERWINTER

'bij het begin van de nieuwe bonnenperiode reeds's vrijdagsmorgens lange rijen mensen voor de kruidenierswinkels ... te wachten. Het publiek was wantrouwend geworden, omdat in de voorafgaande periode sommige bonnen niet konden worden gehonoreerd, daar alles was uitverkocht. Het 'wie het eerst komt, het eerst maalt' had de mensen te pakken. Voor sommige winkels stelde men zich reeds om vier uur 's morgens op'

XC(dat betekende dat men, deels nog in het donker, vier uur moest wachten totdat de winkelopenging en dan misschien nog wel één of twee uur langer totdat men aan de beurt was).

XC'Toen in november 1944 nog een snoepbon voor volwassenen werd aangewezen, stonden rijen mensen in de stromende regen voor de winkels te wachten. Het merendeel moest worden teleurgesteld'!

XCeen Rotterdamse tramconducteur vroeg zich af of die snoepbon (voor anderhalf ons zuurtjes) 'een poging was om deze jammerlijke groteske op de spits te drijven."

XCWij achten vooral die rijvorming, als uit Amsterdam en Den Haag gerapporteerd, een belangrijk symptoom. Waarom waren er mensen die om vier uur 's nachts hun woning verlieten om, het kille weer en de regen ten spijt (op de weersomstandigheden komen wij nog terug), urenlang in de rij te staan bij de kruidenierswinkels? Omdat de ervaring had aangetoond dat de distributie haar eigen aankondigingen niet steeds kon waarmaken: het bekendmaken van bepaalde rantsoenen betekende nog niet dat ze beschikbaar waren. Daar stond tegenover dat er in het westen des lands ook in de grote en kleine steden in oktober en november velen waren die nog wat levensmiddelen in reserve hadden liggen - de grootscheepse materiële hulp welke geboden werd aan de tienduizenden slachtoffers van de Wehrmacht-razzia's mag men als een aanwijzing daarvoor zien, want op basis van de rantsoenen kon men die hulp bepaald niet bieden. Intussen: die reserves kunnen, behalve in geïsoleerde gevallen, niet groot zijn geweest en zij werden, dat was onvermijdelijk, sneller aangesproken naarmate de rantsoenen daalden. In de derde vierwekelijkse periode die met de laatste week van november begon, zag het er hopeloos uit: de distributie kon aan kinderen en volwassenen per week niet meer toezeggen dan I 100 gram brood (drie sneden per dag), 55 gram olie, 125

XC! G. J. Kruijer: Hongertochten. Amsterdam tijdens de hongerwinter (195 I), p. 87. 2 (RvO) Dagboekfragmenten 1940-1945

170 [PDF]
NIET ALLE RANTSOENEN BESCHIKBAAR

gram vlees, 1000 gram aardappelen (twee, hoogstens drie kleine aardappelen per dag), ruim 40 gram koffiesurrogaat, 35 gram bloem, 25 gram vermicelli, 50 gram kaas, 125 gram jam of stroop en, alleen voor de viertot veertienjarigen, I liter taptemelk.

XCMet die cijfers is de om zich heen grijpende ellende nog maar ten dele aangegeven, want als gevolg van het afsnijden van de gastoevoer was de gebruikelijke methode om de warme maaltijd te bereiden: het koken op gas, komen te vervallen.

De Centrale Keukens

XC

XCVoorziende dat uit de oorlog calamiteiten konden voortvloeien waarin het voor grote delen van de bevolking niet mogelijk zou zijn, zelf voor de dagelijkse warme maaltijd te zorgen, hadden Hirschfeld en Louwes al in de tweede helft van '40 de stoot gegeven tot een belangrijke uitbreiding van het aantal kookinrichtingen waar massavoeding kon worden toebereid: de Centrale Keukens. Het aantal bestaande gemeentelijke centrale keukens werd uitgebreid en er werden voorts dergelijke keukens opgericht door de dienst van Louwes en door grote bedrijven. Al die keukens tezamen hadden eind '43 (op een bevolking van negen miljoen zielen) een capaciteit van twee miljoen porties per dag. Er werd ook al gebruik van gemaakt, o.m. voor het verstrekken van bonloze bijvoeding aan industrie-arbeiders, in de zomer van '42 aan ruim een derde hunner (latere gegevens zijn niet bekend). In diezelfde zomer waren er in Amsterdam vijf-en-veertigduizend personen die zes dagen per week tegen een geringe betaling hun warme voedsel van de centrale keukens betrokken (zij hadden daartoe een deel van hun bonnen moeten afstaan) - in de zomer van '44 waren het er nog maar achtduizend; die daling zal wel te maken hebben gehad met de 'stamppotmoeheid' die zich bij velen van de 'abonné's' op de centrale keukens had gemanifesteerd. Dat 'abonnement' had trouwens nog andere nadelen: men moest voor het halen van het warme eten veelal een flink stuk lopen en kwam men met dat eten thuis, dan was vaak het uur van de maaltijd nog niet aangebroken, zodat men het eten moest warmhouden of voor de maaltij d opwarmen.

XCGelijk eerder weergegeven, werd de gastoevoer naar de particuliere woningen in de provincie Noord-Holland midden, resp. eind oktober

171 [PDF]
HONGERWINTER

er nogal vanatle : in Leiden en omgeving en, in Den Haag kwam de gastoevoer in oktober te vervallen, in Rotterdam eind november en in de andere steden aan de Nieuwe Waterweg begin of midden december. De gemeentebesturen en de gemeentelijke diensten, aanwijzingen van Louwes volgend, gaven zich veel moeite om te bereiken dat, als het tot dat afsnijden van de gastoevoer kwam, voldoende centrale keukens in bedrijf gesteld konden worden en dat voldoende uitdeelposten waren ingericht. De werkzaamheid van de centrale keukens voor een groot deel van de bevolking begon dus in het westen des lands op verschillende tijdstippen: in Leiden bijvoorbeeld al op r oktober, maar in Rotterdam pas op 29 november en in Schiedam nog een week later. Wie van de centrale keukens warm eten (driekwart liter per dag) wilde betrekken, moest al zijn bonnen voor aardappelen en melk inleveren benevens het grootste deel van zijn bonnen voor grutterswaren (havermout, gort, bloem en vermicelli); men kon dan een knipkaart kopen die fI,40 kostte - voor f 0,20 per dag kreeg men dus aanvankelijk die driekwart liter warm voedsel en men nam als het ware een weekabonnement.

XCIn de grote steden, waar enkele tientallen uitdeelposten moesten worden ingericht, vaak in scholen, vormde het organiseren van de massavoeding een omvangrijke taak. Het personeel bestond er hoofdzakelijk uit wagenbestuurders en conducteurs van de stilgelegde trambedrijven; het was er overigens een voordeel dat men van '40 af op het gebied van de centrale keukens ervaring had opgedaan. In kleinere gemeenten kon die ervaring geheel ontbreken. Zo in Noordwijk waar enkele inwoners eind september '44 opdracht van het gemeentebestuur kregen, binnen tien dagen voor een centrale keuken te zorgen. Hoe? Dat 'wist geen sterveling', schreef later de chef-kok,

XC'maar met veel goede wil en een krediet van f 400, wat later gelukkig nog wel eens verhoogd is, begon de strijd om het warme 'prakkie', die tien maanden zou duren. A. van den Berg, de slager op het Lindenplein, werd onze eerste gastheer. Hij was in het bezit van een stoomketel en daarbij behorende apparatuur ... (We) startten op de aangewezen dag met een deelnemersaantal van 272 Na enkele weken was dit reeds gestegen tot 700 en het zag er naar uit dat de capaciteit van stoom- en andere ketels, waarover wij de beschikking hadden, binnen korte tijd niet meer voldoende zou zijn'

XCeen nieuwe centrale keuken werd ingericht in een timmerfabriek waar een stoomketel werd geïnstalleerd. In februari was het aantal deelnemers gegroeid tot bijna zevenduizend en het was toen, wat de grondstoffen voor het voedsel en de brandstoffen betrof, 'misère-ouverture

172 [PDF]
WERKWIJZE DER CENTRALE KEUKENS

praatje" aldus de chef-kok. Klinkt dat luchthartig? Wij zijn ervan overtuigd dat diegenen die voor de werking van de centrale keukens, waar ook, verantwoordelijkheid droegen, maanden hebben gekend waarin zich de ene hopeloos lijkende crisis na de andere voordeed; dat gold vooral voor de periode na de jaarswisseling toen de vorst en de sneeuwval het vervoer ontregelden en er nauwelijks meer steenkool beschikbaar was.

XCIn de meeste centrale keukens werd het eten in de ochtend klaargemaakt. Daarbij werd het in de grote steden gestoomd, d.w.z. gekookt in met stoom verwarmde ketels. Het werd dan in gamellen naar de uitdeelposten gebracht, hetzij met een paard en wagen, hetzij met een handkar. Voor die gamellen werden in Amsterdam nog niet in gebruik gestelde vuilnisemmers gebruikt. Het schoonmaken van ketels en gamellen vormde een heel probleem doordat men door het tekort aan brandstof zuinig moest zijn met heet water; het gebeurde nogal eens dat het warme eten door de onvoldoende reiniging van ketels en gamellen spoedig zuur werd. Maar het publiek had méér klachten: aanvankelijk moest men in en bij de uitdelingsposten lang wachten tot de gamellen arriveerden (later werden wel regelingen getroffen krachtens welke de personen wier familienamen met bepaalde letters begonnen, zich op vastgestelde uren konden aanmelden) en over de verdeling van de inhoud van die gamellen rees vaak onenigheid: doordat er vrij veel tijd verstreek tussen de toebereiding van het voedsel en de uitreiking daarvan, 'vormde', aldus het Verslag der Centrale Keuken over 1945 van de gemeente Den Haag, 'de onderste laag van de gamellen een dikke brij, bestemd voor de ingewijden, terwijl de andere afnemers slechts een waterige massa ontvingen. De klachten hierover waren dan ook vele." Wie die 'ingewijden' waren, laat zich slechts raden; de veronderstelling ligt voor de hand dat daar in elk geval al diegenen toe behoorden die bij het transport van het voedsel en het werk in de uitdeelposten waren betrokken, alsook de familieleden van deze personen. 'De uitbreiding van het personeel [der centrale keukens] vond', zo leest men in het Haagse verslag over 1944,

XC'voornamelijk plaats in oktober. Bij het aannemen van nieuw personeel kon, in verband met de grote drukte en de spoed waarmee gehandeld moest worden, niet steeds de gebruikelijke weg worden gevolgd en er werden personen in dienstJ.

I H. van der Werfin G. Slats: (z.j.), p. 6r-63. 2 945, p. 3 (bijlage 49 bij Gemeente 's-Gravenhage: 1945 (I949)).

173 [PDF]
HONGERWINTER

genomen die later niet of niet volkomen geschikt bleken voor hun taak. Het aantal gevallen waarbij ontslag verleend moest worden en het aantal disciplinaire straffen wegens fraude en incorrect optreden tegen het publiek waren zeer talrijk. Enige malen bleek het zelfs noodzakelijk, de hulp van de politie in te roepen om ill enige uitdeelposten tegen het aldaar werkzame personeel op te treden."

XCIn de verslagen van de grote gemeenten hebben wij dergelijke klachten slechts aangetroffen met betrekking tot Den Haag en er zijn ook andere aanwijzingen dat aldaar de leiding van de centrale keukens enkele maanden lang niet heeft gedeugd, maar wij nemen aan dat ook wel elders bij het publiek irritatie ontstond doordat diegenen die met de toebereiding, het transport en de uitdeling van het massavoedsel te maken hadden, in een bevoorrechte positie verkeerden; voedselschaarste (het was in de Duitse concentratiekampen niet anders) leidt steeds tot dergelijke vormen van bevoorrechting. Ons cijfermateriaal met betrekking tot de aantallen van diegenen die dagelijks hun warme eten bij de uitdeelposten van de centrale keukens gingen halen, is onvolledig. In Amsterdam konden begin oktober de ca. tienduizend leden van de gezinnen waar uitsluitend electrisch gekookt werd, hun warme eten van de centrale keukens betrekken, maar de grote toeloop kwam pas, toen behalve de levering van electriciteit aan particulieren ook die van gas kwam te vervallen. Die gasaflevering werd in de hoofdstad op woensdag 25 oktober beëindigd; dat was in de voorafgaande week bekendgemaakt en vervolgens hadden niet minder dan 438000 Amsterdammers hun bovengenoemde bonnen ingeleverd of laten inleveren en voor f1,40 een knipkaart gekocht of laten kopen die hun het recht gaf, van maandag 23 t.e.m. zondag 29 oktober elke dag bij de uitdeelposten een portie warm voedsel te krijgen. Dat aantal deelnemers daalde snel: in de daaropvolgende week waren het nog maar 264 000, en vier weken later, eind november dus, waren het er 140000; in december steeg dat cijfer met 9000 - nadien blééf het stijgen totdat eind maart het cijfer 33 I 000 was bereikt.

XCDe daling welke zich in Amsterdam voordeed, toont aan dat het betrekken van het warme voedsel van de centrale keukens de consumenten tegenviel. Werd de kwaliteit van het voedselonvoldoende geacht? Vond men het halen en het lange wachten bezwaarlijk? Wij weten het niet, maar dat de centrale keukens in de hoofdstad in de tweede week(bijlagebij Gemeente 's-Graven

1944, p. 1-2 47 .hage:

174 [PDF]
CIJFERS VOOR DE CENTRALE KEUKENS

van de uitreiking meer dan 40% van hun oorspronkelijke afnemers verloren en in de daaropvolgende vier weken nog eens bijna 30 %, toont aan dat een groot deel van de Amsterdammers meende dat men, hoe moeilijk het ook was thuis warm voedsel toe te bereiden, beter dát kon doen dan de dagelijkse gang naar de dichtstbijzijnde uitdeelpost ondernemen. Dat het aantal kopers van knipkaarten van eind december af belangrijk ging stijgen, was gevolg van het feit dat de rantsoenen toen nog verder waren verlaagd en de distributie nog meer haperingen ging vertonen - wie een knipkaart had, kreeg tenminste iets, al was het niet veel.

XCIn de stad Utrecht (over cijfers met betrekking tot Rotterdam en Den Haag beschikken wij niet) begon men eind oktober met 44 000 knipkaarten te verkopen; een week later waren het er nog maar 21000, maar hier werd via een geleidelijke stijging eind december het hoogste cijfer bereikt: 51000 een aanwijzing dat in de maanden november en december de moeilijkheden van de distributie in de stad Utrecht nog groter zijn geweest dan in Amsterdam.'

XCWat het verloop van zaken in andere gemeenten betreft, zijn uitsluitend de cijfers voor Schiedam bekend: daar betrok aanvankelijk bijna een kwart van de bevolking het warme voedsel van de centrale keuken; dat daalde spoedig tot een zesde maar steeg in februari tot twee-vijfde, in maart zelfs tot bijna de helft.

XCBewaardgebleven is tenslotte een lijst? die voor dertien steden en plaatsen in het westen des lands" aangeeft hoeveel personen er eind februari '45 aangewezen waren op de centrale keukens: dat waren er op ruim negenduizend na één miljoen; aangezien die lijst lang niet alle plaatsen vermeldt waar centrale keukens waren gevestigd, mag men aannemen dat in de drie westelijke provincies op een totale bevolking van vier-en-een-half miljoen zielen, het aantal deelnemers aan de centrale keukens eind februari '45 boven het miljoen lag en dat cijfer zal nadien nog wel zijn gestegen, daar zich van de drie gemeenten (Amsterdam, Utrecht en Schiedam) waarvan precieze cijfers bekend zijn, in twee (Amsterdam en Schiedam) van februari op maart een stijging voordeed.

1 De stad Utrecht had in januari gemiddeld 35 000 deelnemers aan de centrale keukens, in februari en maart gemiddeld 47 000. 2 Bijlage bij protocol III, gevoegd bij het rapport van graaf Mörner (AOK, map 'Zweeds 3 Amsterdam, Rot terdam (en randgemeenten), Den Haag (en randgemeenten), Utrecht, Haarlem (en randgemeenten), Hilversum, Leiden, Schiedam, Dordrecht, Amersfoort, Delft, Heemstede en Wassenaar.

175 [PDF]
HONGERWINTER

Zo hebben dus de centrale keukens in de hongerwinter een uitermate belangrijke functie vervuld, zulks evenwel voor een deel van de bevolking dat ook op zijn maximum minder bedroeg dan een derde. Hoe redden diegenen zich die geen gebruik maakten van de diensten van de centrale keukens? Voorzover bekend (er zullen wel middelen en methoden zijn gebruikt die geen spoor hebben nagelaten in het beschikbare historische materiaal), deden zij dat in de meeste gevallen met een Z.g. noodkacheltje (veelal 'majo' genoemd), dat men misschien nog het best kan aanduiden als een vrij brede metalen pijp waarin men op een klein rooster een vuurtje stookte met alles wat maar branden kon; de pijp werd op een kachel geplaatst waarvan men terwille van de trek de bovenplaat had weggenomen - bovenop de pijp zette men de pan met het te koken voedsel. Gelijk eerder vermeld, werden tot eind december 17000 door de metaalbedrijven vervaardigde noodkacheltjes in de officiële distributie gebracht: een fractie van wat er nodig was. Wij nemen evenwel aan dat er metaalbedrijven zijn geweest die ook na eind december noodkacheltjes hebben gemaakt en het kan wel niet anders of in talloze andere gevallen hebben anderen op de een of andere wijze een noodkacheltje vervaardigd. Het was een heel probleem, het kacheltje brandend te houden. 'Men kan', aldus een Haagse verwarmingsdeskundige,

XC'een uitgebreide ervaring hebben op het gebied van grote verticale en horizontale, continuen discontinu-ovens, maar de geschiktheid voor noodkacheltjesstoker geheel missen. Voor het stoken van die dingen zijn nodig: een diepgaand technisch inzicht, eindeloos geduld, grenzeloze toewijding, winderig weer en een grote dosis geluk"

XCals dat allemaal aanwezig was of zich voordeed, was de warmte van het noodkacheltje (het kon veel rook in de kamer veroorzaken) toch vaak niet voldoende om het voedsellang genoeg te koken; veel mensen lieten het, zo goed als dat kon, gaar worden in een afgesloten kist met stevig geïsoleerde wanden: een Z.g. hooikist.' Vóór het afsnijden van de gastoevoer was het bereiden van een warme maaltijd routine geweest, nadien werd het een worsteling en menigmaal een marteling. Zo was de katastrofale daling der rantsoenen niet de enigejam! 1939-1945 (I946?), p. 21. 2 Hooikisten waren ook in de Eerste Wereldoorlog

1 (Gemeente 's-Gravenhage) F. L. Stoel:

176 [PDF]
NOODKACHELT]ES

factor die van september '44 af in de drie westelijke provincies, althans voor diegenen die niet op het platteland woonden, het dagelijks leven van maand tot maand moeilijker maakte.

Hirschfeld grijpt in

XC

XCHet spreekt vanzelf dat de daling der rantsoenen een benauwenis was voor secretaris-generaal Hirschfeld en zijnnaaste medewerkers. Het grote publiek overzag de factoren niet welke er toe hadden geleid - Hirschfeld en zijn staf overzagen ze maar al te goed en beseften tegelijk hoe uitermate moeilijk het was, de situatie belangrijk te verbeteren. De crisis waaruit zich de hongersnood ontwikkelde, was in de eerste plaats een transportcrisis. In het oosten en noorden lagen levensmiddelen genoeg, vooral aardappelen, maar hoe kreeg men ze naar het westen? Het Duitse embargo maakte van eind september af zes weken lang praktisch alle vervoer onmogelijk, zij het dat er medio oktober al tekenen waren (men denke aan de aardappelrooi-actie) dat de bezetter er over dacht het embargo te beëindigen. Inderdaad, nog vóór het min of meer officiële einde van het embargo (8 november), n1. in de week van 30 oktober tot 6 november, kwam in Amsterdam over het Ijsselmeer één aardappeltransport aan van 840 tori.' Dat was angstig weinig (in het westen was voor elke kilo aardappelen in het weekrantsoen een hoeveelheid van 4 500 ton nodig), maar de transportcijfers konden, zo werd gehoopt, na de beëindiging van het embargo snel gaan stijgen. Inderdaad, nadat de week van 6 tot 13 november een dieptepunt te zien had gegeven (85 ton aanvoer), steeg de aanvoer in de week van 13 tot 20 november tot 3465 ton, maar in de daaropvolgende week zakte hij tot beneden de 2000 ton, hetgeen louter gevolg was van het feit dat de binnenschippers vreesden dat hun schip als het, beladen met levensmiddelen, in Amsterdam aankwam, daar door de Kriegsmarine zou worden gevorderd. Hopeloos! Een aanvoer van 2 000 ton, allemaal aardappelen, betekende dat per consument nog geen pond aardappelen was aangevoerd! Hoe kon men de schippers het vertrouwen geven dat zij, zich voor het vervoer ter beschikking

1 Hirschfeld heeft in zijn in '60 verschenen op pag. I57 een tabelopgenomen waarin voor de periode 30 oktober '44-2I april '45 vermeld staat, welke hoeveelheden levensmiddelen wekelijks over het Ijsselmeer werden aangevoerd.

177 [PDF]
HONGERWINTER

stellend, geen overmatig risico zouden lopen, hoe de burgerij in het westen uit de benauwenis helpen en anderzijds de bezetter geen diensten bewijzen die laakbaar waren en nieuwe risico's zouden doen ontstaan? Een groot deel van de binnenschepen was gevorderd voor het vervoer van geroofde voorraden en machines dat hoofdzakelijk uit het westen des lands plaatsvond naar Duitsland en het gevaar bestond dat schepen die, met aardappelen en andere levensmiddelen beladen, in Amsterdam zouden arriveren en dan leeg weer het Ijsselmeer zouden moeten oversteken, voor die terugvaart beladen zouden worden met roofgoederen. Hirschfeld wenste aan die roof niet alleen generlei medewerking te verlenen maar hij besefte óók dat schepen met roofgoederen een legitiem doelwit zouden vormen voor de Geallieerde luchtmachten. Een van zijn problemen was voorts dat van het departement van waterstaat waaronder de binnenvaart ressorteerde, geen enkele leiding uitging (de secretarisgeneraal, mr. D. W. G. Spitzen, had in de herfst van '43 zijn functie neergelegd en de NSB'er ir. E. van Dieren die in augustus '44 hoofd was geworden van een nieuw departement: Verkeer en Energie, was er op Dolle Dinsdag vandoor gegaan) maar dat hij zelf op transportgebied geen bevoegdheden had. Hoe nadelig dat was, bleek eind november nog eens in het bijzonder doordat de burgemeester van Amsterdam, Voûte, aanstalten maakte om wat nog aan aardappelen over het Ijsselmeer werd aangevoerd, voor Amsterdam te reserveren; daarover had Hirschfeld op 29 november met Voûte, zo noteerde hij, 'een scherpe woordenwisseling'.' De centrale leiding van de voedselvoorziening dreigde Hirschfeld te ontvallen.

XCHij zocht, via Seyss-Inquarts Haagse Beaufiragter Schwebel, op I december steun bij de Reichskommissar en kreeg deze ook: Seyss-Inquart zegde toe dat hij er zich moeite voor zou geven dat schepen die voedsel naar Amsterdam zouden brengen, niet zouden worden gevorderd; hij ging er accoord mee dat die schepen niet zouden worden ingeschakeld bij het transport van (industriële en handels- )voorraden en machines en hij keurde goed dat Hirschfeld zeggenschap kreeg over de sectie Binnenscheepvaart van het departement van waterstaat en voor de organisatie van de voedseltransporten over het Ijsselmeer een overheidsrederij zou oprichten: de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening. Voor die rederij werd een bestuur gevormd met Hirschfeld als voorzitter; leden waren Louwes, Müller (de NSB-burgemeester van Rotterdam) en Voûte - in feite waren het Hirschfeld en Louwes (beiden hadden hun normale

XCI

178 [PDF]
DE CENTRALE REDER'J VOOR DE VOEDSELVOORZIENING

energie behouden') die het beleid bepaalden. Als directeur van de Centrale Rederij trad mr. H. J. G. Ivens op, tevoren directeur van het Centrale Brouwerij-Kantoor te Amsterdam.

XCDe opzet was dat de Centrale Rederij zeven afvoerhavens zou krijgen: Groningen, Harlingen, Makkum, Stavoren, Lemmer, Zwartsluis en Zwolle. Het werd de verantwoordelijkheid van de Provinciale Voedselcommissarissen in de drie noordelijke provincies en Overijssel om er zorg voor te dragen dat er voldoende levensmiddelen naar die afvoerhavens werden overgebracht: consumptie-aardappelen in de eerste plaats en daarnaast granen, aardappelmeel, grutterswaren, kaas, koolzaad, melkpoeder en pootaardappelen (voor de nieuwe aanplant na de winter). De belading in de afvoerhavens zou geschieden onder verantwoordelijkheid van de bevrachtings- en sleepvaartcommissarissen van Waterstaat. Een fundamenteel beginsel was voorts dat alles wat over het Ijsselmeer zou worden aangevoerd, in het westen des lands in de algemene distributie zou komen - van bevoorrechting van Amsterdam of van andere plaatsen waar voedselschepen zouden arriveren, mocht geen sprake zijn.

XCHirschfeld en Louwes hoopten dat de Centrale Rederij per week ca. 20000 ton aan levensmiddelen over het IJsselmeer zou kunnen vervoeren: bijna 4 ,/, kilo per hoofd van de bevolking in het westen des lands, het platteland meegeteld. Daarvoor waren vele honderden binnensche

I 'Ik heb in de hongerwinter', vertelde Hirschfeld ons in '61, 'geen honger gehad. Mijn zuster' (Hirschfeld die ongetrouwd was, woonde samen met zijn zuster die het huishouden deed) 'had vóór de Iade mei '40 een grote partij levensmiddelen inge slagen, veel sardines, groenten in blik en ook nog andere artikelen. Die partij hadden we in de herfst van '44 nog nauwelijks aangetast. Bovendien kreeg ik uit Groningen pakketten met voedsel toegezonden door een oud-inspecteur van de scheepvaart. Wij gaven ook wel levensmiddelen weg. Een aanbod van de Unilever om mij van extra-levensmiddelen te voorzien, heb ik geweigerd. Na de bevrijding heb ik gehoord dat die zaak nog speciaal was onderzocht maar men had niets tegen me kunnen vinden. Met dat al ben ik in die maanden toch 15 kilo afgevallen, maar ik moet zeggen: honger heb ik niet gekend en ik ben ook niet ziek geweest. Wat de brandstofvoorziening betreft, werd ik geholpen door het Rijkskolenbureau dat het van belang vond dat ik niet zo in de kou zou zitten dat ik nauwelijks meer zou kunnen werken: ik kreeg dus nog wat kolen. Veel was het niet: in de kouperiode zat ik in mijn werkkamer met mij n winterjas aan. Als auto had ik tot in de herfst van '40 de dienstauto van Steenberghe. Toen die bijna op was, kon ik die auto ruilen tegen een Citroëntje van Waterstaat dat in betere toestand verkeerde. Dat Citroëntje, dat nog op benzine reed, is begin maart bij het bombardement van het Bezuidenhout verloren gegaan. Nadien heb ik gereden met een auto die een gasgenerator had.' (H. M. Hirschfeld, II febr. 1961)

179 [PDF]
HONGERWINTER

pen nodig alsook sleepboten en voor die sleepboten had men behoefte aan 600 tot 800 ton bunkerkolen per week - het was de vraag of men die hoeveelheid regelmatig bijeen kon krijgen en dan bovendien nog, alle vervoermoeilijkheden ten spijt, naar de goede plaatsen kon dirigeren. Het was óók de vraag of voldoende schippers vertrouwen zouden stellen in de toezeggingen van de Kriegsmarine en met hun schip voor de Centrale Rederij zouden gaan varen. Louwes liet onder de schippers een oproep verspreiden waarin hij hen niet alleen aanspoorde, voedsel naar het hongerend westen te brengen, maar ook onder hun aandacht bracht dat het vervoer zelfs tijdens de Kerstdagen moest doorgaan; hij nam verder via tussenpersonen contact op met de Commandant der Binnenlandse Strijdkrachten, kolonel Koot, en zulks leidde er toe dat Koot op 17 december al zijn districts- en plaatselijke commandanten liet opdragen, 'drang uit te oefenen dat, voorzover leden der BS in contact zijn met schippers, aan deze schippers wordt kenbaar gemaakt dat hun medewerking een nationaal belang is', zij het 'dat geen absolute zekerheid bij mij bestaat dat de te verlenen Ausu/eise en verklaringen' (verklaringen van vrijstelling van vordering) 'gerespecteerd zullen blijven."

XCHet was een heidens werk, de Centrale Rederij van de grond te krijgen; vooral het tekort aan communicatiemiddelen speelde mr. Ivens en zijn staf parten. In de eerste weken van december bleef de aanvoer over het Ijsselmeer angstwekkend klein (van 4 tot II december werd 4550 ton aangevoerd, van II tot 18 december 3 930) maar na het midden van de maand werden de gunstige gevolgen van de centrale organisatie der transporten duidelijk merkbaar: in de week van 18 tot 25 december sprong de aanvoer omhoog tot 13206 ton, waaronder ruim 10300 ton aardappelen: 2Y2 kilo per hoofd van de bevolking in het westen, terwijl het rantsoen sinds vier weken I kilo bedroeg.

XCHelaas: op 23 december begon het 's nachts te vriezen en in de acht resterende nachten van die decembermaand waren er drie met tussen de 5 en 7 en twee met bijna 10 graden vorst; die vorst was niet streng genoeg om het Ijsselmeer te doen dichtvriezen maar wèl werd de scheepvaart er bemoeilijkt en erger nog was dat de kanalen die in de drie noordelijke provincies en Overijssel voor de vaart naar de afvoerhavens werden gebruikt, wèl dichtvroren. Van het peil van ruim 13000 ton uitgaande, daalde de aanvoer over het IJsselmeer in de eerste volledig winterse week (die van 25 december tot I januari) met bijna 40%, in de tweede (die van

I Bericht, 17 dec. 1944, van Koot O.m. aan de gewestelijke commandanten der BS (LO/LKP, 2 B).

180 [PDF]
DE CENTRALE REDERIJ VOOR DE VOEDSELVOORZIENING

I tot 8 januari) met nog eens bijna 30% en in de derde (die van 8 tot 14 januari) met ruim 10%.

XCHet was een katastrofe.

De strijd tegen de koude

XC

XCVoordat het begon te vriezen, waren de weersomstandigheden in de laatste drie maanden van '44 al verre van aangenaam geweest. De maand oktober was iets kouder dan normaal en somberder, d.w.z. met minder zon (15 % minder) dan het maandgemiddelde; 15 % minder zon had men ook in november maar die maand was vooral nat, met een regenval driemaal zo groot als normaal. Ook in de eerste tien dagen van december viel veel regen, in het tweede tiental was het rustig weer, in het derde zette, gelijk reeds vermeld, op de z j ste de vorst in en in de laatste dagen van het jaar viel de eerste sneeuw. In januari waren er zes-en-twintig etmalen waarop het vroor (de laagste temperatuur werd op de 27ste in Friesland gemeten: 19 graden vorst) en tien etmalen waarop de temperatuur ook overdag niet bovén het nulpunt kwam. Van 20 tot 26 januari vroor het in het gehele bezette gebied elke nacht 12 graden. Sneeuw viel er in veertien etmalen - in de tweede helft van januari was er sprake van ware sneeuwstormen welke dus ten dele samenvielen met de periode van de felste koude. In februari was het weer dankzij een gemiddelde temperatuur van ruim 6 graden vrij zacht maar er was maar weinig zon (een derde minder dan normaal) en er vielen vooral in de eerste helft van de maand, toen het ook veel stormde, zo zware regens dat de regenval in de gehele maand meer dan anderhalf maal zo groot was als normaal. Men zou dus kunnen zeggen dat het (en daarbij bedenke men dat niemand voldoende brandstof in huis had en dat de bevolking in de drie westelijke provincies van hongerrantsoenen moest rondkomen) van oktober '44 tot maart '45 hoogst onaangenaam weer was: in oktober somber en kil, in november en begin december somber, kil en kletsnat, eind december viel een nogal strenge winter in en toen die winterse periode na vijf weken eindigde, was februari opnieuw somber en nat.

XCHongerig te zijn was een kwelling, maar hongerig te zijn en daarenboven door-en-door koud werd door de meeste mensen als meer dan een dubbele kwelling ervaren: die combinatie was niet om te harden. Het kwam dan ook in het gehele bezette gebied, maar vooral in de westelijke provincies, tot een ongeremde jacht op alles wat kon branden. Bij de gemeentelijke gasfabrieken en electrische centrales bevonden zich de kleine hoeveelheden cokes en andere mijnproducten welke nodig waren voor de tot een minimum teruggebrachte productie van stroom en gas - al die openbare nutsbedrijven werden als het ware belegerd door grote menigten vrouwen en kinderen. Veelal was de politie niet bij machte om te verhinderen dat schuttingen werden afgebroken (de palen en planken werden prompt meegenomen) en dat die vrouwen en kinderen het terrein op stroomden en met brokken cokes verdwenen. Grote menigten begaven zich verder naar andere plaatsen waar zich, naar men aannam, nog cokes of sintels bevonden, bijvoorbeeld de kolenloodsen van de spoorwegen en de punten op spoorwegemplacementen waar de kolenwagons achter de locomotieven waren gevuld of waar de wagons van de kolentreinen waren gelost.

XCWie bomen in zijn tuin had staan, kon er een of meer kappen; wie geen tuin bezat of er geen bomen in had, deed zijn best elders een boom of een gedeelte daarvan te bemachtigen. Daarvoor kwamen in steden en dorpen in de eerste plaats de bomen langs de openbare weg en in parken en plantsoenen in aanmerking. Uiteraard was het kappen van die bomen bij politieverordening verboden maar er was veel te weinig politie om aan dat verbod de hand te doen houden. In Amsterdam werden omstreeks 20000 bomen geveld en de gemeentelijke autoriteiten konden het VonJ.

1 Mensink: p. 161.

182 [PDF]
OP ZOEK NAAR BRANDSTOF

delpark en een groot deel van het gedeeltelijk aangelegde Amsterdamse Bos slechts redden door beide gebieden volledig af te sluiten. De in parken en plantsoenen staande banken werden in loodsen samengebracht teneinde te voorkomen dat zij in stukken werden gezaagd en meegenomen. Talrijke steigers, op steigers staande wachthuisjes en schaftlokalen werden gesloopt en eveneens verdwenen in Amsterdam de houten paaltjes van meer dan 20 km gazon-afrastering. Ook in Den Haag verdwenen omstreeks 20000 bomen - in het centrum waar fraaie boompartijen stonden (aan het Voorhout, aan de Vijverberg en op het Plein 1813) vormden de bewoners bewakingsploegen om ze te beschermen; in totaal werd in de stad bijna 400 ha bos-, plein- en parkbeplanting gekapt. De stad Utrecht (cijfers voor Rotterdam zijn ons niet bekend) verloor ca. 5000 bomen, Hilversum verloor er 13000 en bovendien werd in het Gooi een groot deel van de bossen elandestien gekapt. In Leiden, waar meer dan 5000 bomen stonden, spaarde het publiek er welgeteld 390. 'Ook de centrale keuken', aldus een plaatselijk relaas,

XC'had veel brandstof nodig en wist daaraan niet anders te komen dan door een deel van het fraaie geboomte van Endegeest' te doen opruimen, waarvoor een veertigtal houthakkers in dienst werd genomen. Later stookte de keuken met deuren en ramen, afkomstig van door de Duitsers in Noordwijk en Katwijk gesloopte duinvilla's, welk hout eerst was bestemd voor de wederopbouw."

XCIn Hoogkarspelliet de gemeentelijke brandstofcommissie 100 bomen vellen teneinde met het hout het watergemaal in werking te houden; bijna de helft van dat hout werd gestolen. De commissie wees vervolgens op een zaterdagmiddag het restant van de bomen aan een van de wegen aan het publiek toe 'en indrukwekkend was het te zien', aldus een plaatselijk relaas, 'hoe ieder de hem toegewezen boom (soms een gedeelte daarvan) nog vóór de nacht trachtte binnen te brengen. De volgende dag stond er geen boom meer.' In deze gemeente (het kan elders ook zijn geschied) werden alle op particuliere terreinen staande bomen onteigend om de zekerheid te hebben dat de centrale keuken en de enige plaatselijke bakkerij die nog in werking was, niet gesloten behoefden te worden.' In Noordwijk trachtte de politie het kappen van bomen die openbaar bezit waren, tegen te gaan door aan ruim tweehonderd inwoners de bijlen engeschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken, XXXVIII [1946) (1947), p. 53. 'Gemeente Hoogkarspel: 'Gedenkboek' 1940-1945 (1947), p.

I Een psychiatrisch ziekenhuis bij Oegstgeest. 2 G. L. Driessen in:

183 [PDF]
HONGERWINTER

zagen te ontnemen; ruim honderd maim en die als de ergste 'houtdieven' werden beschouwd, kregen van de burgemeester als straf opgelegd dat zij voor perioden variërend van twee tot zestien dagen, hout voor de centrale keuken moesten zagen en hakken.

XCHet elandestien vellen van bomen vond op grote schaal eveneens in de oostelijke en noordelijke provincies plaats, zij het dat hier ook wel gemeenten waren waar nabije bossen officieel aan de burgerij werden toegewezen. Een deskundige van Staatsbosbeheer schatte na de bevrijding dat in totaal in het gehele land (dat sluit dus het bevrijde Zuiden in) tijdens de hongerwinter uit de bossen 600 000 kubieke meter hout verdween. Daarmee verdween óók een deel van het natuurschoon, zoals in de steden door het clandestiene vellen dat daar plaatsvond, een deel van het stadsschoon verloren ging. Eertijds fraaie straten, lanen, grachten en pleinen stonden er na de hongerwinter ontluisterd bij.

XCIntussen leverde het vellen van bomen niet voldoende brandstof op. In wijken waar als gevolg van evacuatie of deportatie der bewoners lege huizen stonden, drong het publiek die huizen binnen om er niet alleen de ramen, deuren, betimmeringen en vloeren alsmede het dakbeschot te verwijderen maar veelalook de balklagen. In Den Haag werden aldus bijna 1800 panden gesloopt (hier werden voorts ruim 1000 panden ernstig en meer dan 12000 licht beschadigd), in Amsterdam vielen ca. 1500 panden met ruim 4 000 woningen (daarvan ca. de helft in de wijken waaruit de Joden waren verdwenen) aan de slopers ten offer. 'Voornamelijk speelden hier', aldus het verslag over '44 van de gemeentelijke dienst voor Bouw- en Woningtoezicht,

XC'een rol de wilde sloopploegen, z.g. 'balkenploegen', die de leegstaande percelen binnendrongen en er het 'grote hout', n1. balklagen, vloeren, kophout en trappen uit sloopten De politie bleek volslagen machteloos hiertegen op te treden. Het hout werd in de zwarte handel gebracht. De restanten werden door het werkelijk noodlijdende publiek verzameld dat, ondeskundig tussen de dikwijls gevaarlijke ruïnes rondscharrelend, meermalen ongelukken opliep."

XCIn Amsterdam, vermoedelijk ook elders, begon het slopen van de leegstaande woningen in oktober. Niet lang duurde het of deze bron om aan hout te komen was goeddeels opgedroogd. Clandestien gesloopt werden vervolgens de houten leuningen van de bruggen - twee houten

XC, Gemeente Amsterdam: Verslagen der bedrijven, diensten en commissiën, 1944, no. 14. Bouw- en Woningtoezicht

184 [PDF]
OP ZOEK NAAR BRANDSTOF

bruggen werden bovendien geheel, vijf-en-twintig goeddeels gesloopt. In een later stadium, d.w.z. begin '45, ging de gemeente er toe over, de houten straatbedekking tussen de tramsporen op te breken teneinde brandstof te verkrijgen voor de centrale keukens - nu, dat voorbeeld vond onmiddellijk navolging. 'Als illustratie daarvan diene', zo leest men in het verslag over '45 van de Amsterdamse dienst der Publieke Werken, 'dat de houtbestrating in de trambaan op de Koninginneweg' (in een gedeelte van Zuid met een naar verhouding welgestelde bevolking) 'ter oppervlakte van rond 4 500 vierkante meter of rond 275 000 straatblokjes, in slechts enkele uren door het publiek werd opgebroken en weggevoerd'! - dat was één vijftiende van de houtbestrating die in de hoofdstad in totaal door het publiek werd meegenomen."

XCHetzelfde verschijnsel deed zich voor in Den Haag waar ca. 14000 vierkante meter houtbestrating werd opgenomen, een klein deel door de gemeente (ook hier ten behoeve van de centrale keukens), de rest door het publiek; in Den Haag werd voorts een groot deel van de verharding van de paden in parken en plantsoenen losgebroken - voor die verharding waren sintels van de gasfabriek gebruikt, vermengd met asfalt en met een laagje asfalt afgedekt. Het was, al gaf het veel as, brandbaar.

XCMet dat alleverden deze en dergelijke methoden voor velen toch niet voldoende brandstof op, zelfs niet (dat was de eerste noodzaak) voor het dagelijks vuurtje in het noodkacheltje; trouwens, in de winterse weken was het toch wel hoogst wenselijk, althans uit één vertrek de ergste kou te verdrijven. Aan sintels en asfalt had men pas wat als men ze op een houtvuur kon leggen - hout, droog hout, was mèt papier om het vuur aan te maken, het eerst noodzakelijke. Als men dat hout niet ergens kon vinden of kopen (maar een zak hout kostte in Amsterdam op de zwarte markt al gauw f 40, hetgeen gelijk was aan het weekloon van een geschoolde arbeider), dan zat er niet anders op dan delen van de woning die men in gebruik had (in de regel was dat een huurwoning) te slopen: kasten, binnendeuren, de zolderbetimmering, vloerplanken; soms werden zelfs houten meubels stukgeslagen. Het Militair Gezag ging onmiddellijk na de bevrijding in Amsterdam, Rotterdam en in tien Zuidhol

1 A.V., 1945, 25, (I946?), p. 40. 2 Meegenomen werden voorts bakstenen en tegels tot een totaaloppervlak dat nog bijna twee keer zo groot was als het verdwenen houtoppervlak. Die stenen en tegels werden soms gebruikt om er stookplaatsen mee te maken maar in de regel vonden zij hun weg naar particuliere tuinen en binnenplaatsen. Aldus verdween niet minder dan 36 000 ton bestratingsma teriaal.

185 [PDF]
HONGERWINTER

landse gemeenten! steekproefsgewijs na in hoeverre uit de woningen het binnenhoutwerk geheel of gedeeltelijk was verdwenen; dat bleek in Amsterdam in 15 % van de woningen het geval te zijn, in Rotterdam in 45 %, in de tien Zuidhollandse gemeenten in 12 %. In deze twaalf gemeenten was de situatie opgenomen in bij elkaar 370 gezinnen - elders in het westen des lands bezochten enquêteurs van het Militair Gezag 2164 gezinnen. Het onderzoek strekte zich op dit punt dus tot 2534 gezinnen uit I I % van die gezinnen had het binnenhoutwerk geheel of gedeeltelijk opgestookt en van die I I % behoorde meer dan de helft tot de gezinnen die een jaarinkomen hadden van minder dan f I 400. De statistische cijfers die uit deze enquête zijn gebleken (wij zullen haar in dit deel verder aanduiden als: de Enq uête van het Militair Gezag), moeten met grote voorzichtigheid worden gehanteerd", maar zij maken toch wèl waarschijnlijk dat in tienduizenden gezinnen het binnenhoutwerk van de woningen geheel of gedeeltelijk in de kachel of in het noodkacheltje is opgestookt. Menigeen stookte trouwens ook een deel van zijn boeken op - zonder papier kon men de kachel en het noodkacheltje nu eenmaal niet aan krijgen (het noodkacheltje moest trouwens op menige dag verscheidene malen aangemaakt worden) en de kranten waren miniem klein.

Hongersnood

XC

XC'In '40 vonden we dat we het slecht hadden, in '41 klaagden we, in '42 zuchtten we, in '43 jammerden we, in '44 hebben we geen woorden meer over voor onze ellende' - dat schreef een uit Arnhem geëvacueerde vrouw die in Oegstgeest onderdak had gevonden, begin december '44 in haar dagaantekeningen 1; begin december was overigens het dieptepunt van de ellende nog lang niet bereikt.

XCI A. van der Heide-Kort: Zij" komen ... (9 dec. 1944), p.

187 [PDF]
HONGERWINTER

XCEerder vermeldden wij dat de voor het westen des lands vitale transporten der Centrale Rederij na hun hoopvol begin (een vervoer van ruim 13200 ton in de week van 18 tot 25 december) spoedig verontrustend gingen dalen. Van 25 december tot 1 januari kwam 8300 ton aan voedsel in Amsterdam aan, van I tot 8 januari 4700 ton, van 8 tot 15 januari 2 300 ton, van 15 tot 22 januari (lichte stijging!) 4800 ton, van 22 tot 29 januari welgeteld II3 ton (een katastrofale daling), van 29 januari tot 5 februari 2000 ton, van 5 tot 12 februari 5 700 ton - verder willen wij voorshands niet gaan, mede omdat in de week van 12 tot 19 februari de eerste levensmiddelen over het Ijsselmeer werden vervoerd die afkomstig waren van het Zweedse Rode Kruis.

XCDe cijfers welke wij in het voorafgaande weergaven, bepaalden voor een flink deel de distributie in het westen des lands, niet alleen in januari maar ook in een groot deel van februari (de situatie in maart en april zullen wij, aangezien toen de internationale hulp een rol ging spelen, in latere hoofdstukken behandelen), want het duurde vanzelfsprekend geruime tijd voordat bijvoorbeeld de 3 500 ton aardappelen die van 5 tot 12 februari Amsterdam bereikte, vandaar naar de andere steden in het westen was vervoerd en de 1 400 ton aan granen en aardappelmeel moest eerst naar de maalderijen worden getransporteerd en vervolgens als broodmeel bij de bakkers rondgebracht voordat dezen brood konden gaan bakken. Het totale vervoer in de acht weken van 18 tot 12 februari '45 bedroeg 41 roo ton (daarvan bestond 3 r 200 ton uit aardappelen en 5900 ton uit granen en aardappelmeel), anders gezegd: wat de Centrale Rederij volgens de plannen van Hirschfeld en Louwes in tweeweken had moeten aanvoeren, voerde zij in werkelijkheid aan in acht. Daarbij bevond zich gemiddeld per week nog geen 4000 ton aan aardappelen: minder dan I kilo per hoofd van de bevolking, en aan granen en aardappelmeel gemiddeld per week ruim 160 gram per hoofd van de bevolking. Zeker, er waren ook nog voorraden aardappelen en grondstoffen voor de meelproductie in het westen maar de daling van het vervoer over het Ijsselmeer bleef niet zonder effect. Trouwens, bij de abattoirs werd in januari nauwelijks vee aangevoerd, de voorraden grutterswaren raakten uitgeput, de productie van jam en stroop kwam tot stilstand en met de productie van gestandaardiseerde melk liep het in de tweede helft van februari mis.

XCEerder gaven wij overzichten van de gemiddelde rantsoenen in het westen des lands in de vierwekelijkse perioden 1-28 oktober, 29 oktober-c j november en 26 november=z j december. In de twee daaropvolgende vierwekelijkse perioden: van 24 december tot 20 januari en van

188 [PDF]
OVERZICHT DER RANTSOENEN

Tabel II: Gemiddelde weekrantsoenen der 'normale verbruikers' in de honoerprovincies, 26 november 1944-17 februari 1945 (in grammen, tenzij GIlders aangegeven) 26 nov.-23 dec. 24 dec=zo jan. 21 jan.-17 febr.

XCSuiker Brood Margarine/boterj

XColie/vet Vlees Havermout/gort Peulvruchten Suikerbieten Aardappelen Koffiesurrogaat Bloem Vermicelli Kaas jam/stroop Taptemelk (in liters)' Zout 1000 55 12 5 1000 41 z;, 35 25 50 12 5 1000 800 41 '1. 67'12 125 3 I 'I. 62'12 125 100 1000 1000 18 8 12'12 50 50 62'/2

XC, Uitsluitend voor de vier- tot veertienjarigen.januari totfebruari, was het beeld (zie Tabel II) het volgende: suiker werd in het geheel niet in distributie gebracht; het broodrantsoen daalde vanviatotgram per week; het olierantsoen,gram per week, bleef ongeveer gehandhaafd; het vleesrantsoen,gram per week (been inbegrepen) werd met ingang vanjanuari tot een kwart teruggebracht; havermout en gort waren niet beschikbaar; het rantsoen peulvruchten werd van'12 opgram gebracht; het aardappelrantsoen bleefkilo per week; het vermicellirantsoen,gram per week, viel weg opdecember en kwam wel opjanuari terug maar bleek toen te zijn gehalveerd; het kaasrantsoen werd gehandhaafd opgram; jam en stroop waren er niet meer vanjanuari af en het melkrantsoen:liter gestandaardiseerde melk, maar louter voor de vier- tot veertienjarigen, verviel op 17 februari. Daarenboven werd op 21 januari en op II februari een bon aangewezen waarop men 3 kilo van een landbouwproduct

21 17 I 100 1000 800 55 125 21 62 125 I 25 24 21 50 21 I

189 [PDF]
HONGERWINTER

krijgen waarvan geen sterveling ooit had gedacht dat het in het officiële voedselpakket zou worden opgenomen: suikerbieten (toen de rantsoenen daalden, waren voordien suikerbieten, alsook tulpenbollen, al op vrij grote schaal door particulieren gekocht, althans door diegenen die er het geld voor hadden).

XCDie gemiddelde rantsoenen leverden per dag in januari 460 calorieën op (in december waren het er gemiddeld 550 geweest), in februari 340.

XCWij onderstrepen dat begrip 'gemiddelde rantsoenen' - niet alleen de variaties van week tot week maar ook de plaatselijke verschillen, samenhangend vooral met de transportproblemen, zijn geëlimineerd. In februari '45 hadden bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht een rantsoenering die op het gemiddelde peil lag, maar Rotterdam kende dankzij de nabijheid van de Zuidhollandse eilanden iets hogere rantsoenen, Delft daarentegen weer lagere.

XCGeven die cijfers nu een denkbeeld van wat men inderdaad op de distributiebonnen kreeg? Bepaald niet. In oktober en november waren al, zoals eerder bleek, af en toe bonnen niet gehonoreerd - als gevolg van de tegenvallende aanvoer over het Ijsselmeer, de vorst en de sneeuwval kwam het nu nog vaker voor dat men op zijn bonnen niets kon krijgen. De regelmatige gang van zaken werd trouwens óók verstoord door een toenemend aantalovervallen op levensmiddelentransporten. 'Vooral in de Jordaan', aldus het' uit eind december '44 daterende weekrapport van de Amsterdamse Voedselcommissaris, 1 'heeft het gepeupel de strijd aangebonden. Diefstallen, overvallen en plunderingen zijn daar aan de orde van de dag. Het levensmiddelenvervoer ondervindt hiervan ernstige hinder en hoewel men met man en macht probeert de transporten ongestoord over te brengen, kan niet steeds voorkomen worden dat de rovers de buit binnenhalen. Uit enkele aanvallen, welke door tijdig ingrijpen van personeel en politie zonder schadelijke gevolgen bleven, kon opgemaakt worden dat van georganiseerde terreur sprake is. Enkele verkenners meldden de aankomst van een lading levensmiddelen, waarna de manschappen bij elkaar geroepen werden om tot de aanvalover te gaan. Vele bakkerskarren, en deze week nog een vrachtwagen met 5 000 rantsoenen kaas' alsmede een veewagen, met varkens beladen, werden het slachtoffer. De motieven voor deze terreurdaden zijn slechts zelden honger en gebrek. Meestal is de drijfveer zucht naar geld en bedrijven van zwarte handel.'J.

1 Aangehaald in G. Kruijer: p. 92. 1250 kg.

190 [PDF]
PLUNDERINGEN

XCIn januari werd de situatie in Amsterdam nog kritieker. Slechts een deel van de aardappelhandelaren was er in staat, het weekrantsoen van I kilo te leveren. Ook de aflevering van peulvruchten stagneerde, andere groenten (die waren niet 'op de bon') waren in de eerste drie weken van januari maar bij weinig groentehandelaren te koop. De bevoorrading van de centrale keukens verliep voorts zo traag dat men, al kwam men er ook op een tevoren vastgesteld tijdstip, hongerig en koud uren moest wachten voordat men het warme voedsel kon meenemen. Medio januari ondervond de aanvoer van meel vertraging, en hadden de bakkers het meel eindelijk ontvangen, dan zaten zij, voorzover zij niet van electriciteit gebruik maakten, vaak nog op de brandstof voor hun ovens te wachten.

XCAl deze moeilijkheden deden zich ook in februari voor: noch aan aardappelen, noch aan brood konden de volledige rantsoenen, hoe absurd laag ook, ter beschikking worden gesteld. Weken waren er waarin, aldus Kruijer op grond van de rapporten van de Amsterdamse Voedselcornmissaris, 'de mensen, waaronder vele jonge kinderen, zich reeds des morgens om vier uur' (beter dunkt ons: in de nacht om vier uur, en de nachtelijke temperatuur lag in februari de gehele maand door slechts even boven het nulpunt) 'in een rij opstelden tot het verkrijgen van brood. Ettelijke malen werd tot midden op de dag tevergeefs in een rij gestaan." Er werd in die periode in Amsterdam slechts op drie dagen per week brood verkocht: op dinsdag, donderdag en zaterdag. In veel winkels verkocht men dan aan elke klant maar één half of één heel brood, hetgeen betekende dat uit een groot gezin verscheidene leden uren in de rij moesten wachten. Eén dag was er: zaterdag 17 februari, waarop in vrijwel geen enkele Amsterdamse bakkerij brood te koop was. L. P. J. Braat, redacteur van het illegale blad De Vrije Kunstenaar, verliet die dag Amsterdam op weg naar het bevrijde Zuiden en constateerde in Rotterdam tot zijn verbazing 'datje er op alje bonnen brood kon krijgen en zonder dat je in een rij behoeft te staan !'2 In Amsterdam gingen in de eerste maanden van '45 de meeste bakkerijen die nog met bakkerskarren brood bij de klanten bezorgden, er toe over, die bezorging stop te zetten - de kansen op plundering, maar nu tevens door wanhopige vrouwen, waren te groot geworden.

XCDie plunderingen deden zich ook in Den Haag en in Rotterdam voor. In Den Haag vernam een journalist in januari van een bakkerspatroon,J.J.

I G. Kruijer: p. 77. 2 L. P. Braat: (1966), p. I34.

191 [PDF]
HONGERWINTER

'dat in één week tijd achttien van zijn wagens geplunderd waren. Hij had zich van politiebewaking voorzien, maar zelfs de agenten slaagden er niet in, de lading te beveiligen. 'Ik loste ter waarschuwing enkele schoten in de lucht, maar de vrouwen die de kar omringden, stoorden zich er niet in het minst aan', zo vertelde mij een agent. 'Ze zeiden: 'Als je schieten wilt, schiet dan maar en schiet dan goed raak, dan zijn we tenminste uit ons lijden.' Ik had geen lef die vrouwen neer te schieten en liet ze dus haar gang gaan.' '1

XCIn Rotterdam werden van beginjanuari af alle bakkerskarren door twee extra personen begeleid om overvallen te voorkomen; inbraken in levensmiddelenzaken waren, aldus een Rotterdammer, 'aan de orde van de nacht."

XCEn hoe ging het, om slechts deze steden te noemen, in Dordrecht, Delft, Gouda, Leiden, Haarlem, Alkmaar, Bussum, Hilversum, Amersfoort, Utrecht? Wij beschikken niet over nadere gegevens - wellicht zouden ze nog uit overheidsarchieven opgedolven kunnen worden. Zouden zij, al zullen er wel plaatselijke variaties zijn geweest, een wezenlijk ander beeld bieden? Dat betwijfelen wij. Behalve op het platteland was er nu hongersnood in het gehele westen des lands.

XCIn februari '45 zagen de dagelijkse maaltijden van verpleegsters en doktoren in het Zuiderziekenhuis te Rotterdam (men houde in het oog dat in Rotterdam de schaarste op levensmiddelengebied iets minder nijpend was dan elders en dat de ziekenhuizen bij de levensmiddelenvoorziening een zekere prioriteit hadden) er, aldus een der medici, als volgt uit:

XC'Ontbijt: één sneetje droog brood met een kopje 'surrogaat-thee';

XCTwaalf uur: twee aardappelen, een enkele lepel groente en waterige saus;

XC's Avonds: één of twee sneetjes droog brood met een bord 'soep', meestal gemaakt van suikerbietenaftreksel. afkomstig uit de gaarkeuken?

XCen de vermelding van die 'soep uit de gaarkeuken' betekent dat de medische staf, die 'dag en nacht' werkte, in zoverre een aanvulling op de hongerrantsoenen kreeg dat hij, zonder dat hij bonnen had moeten inleveren, de dagelijkse porties warm eten kreeg uit de centrale keukens. Die aanvulling werd van begin februari af ook aan anderen verstrekt; Hirschfeld had toen namelijk bepaald dat 5 % van de productie van alleJ.J.

1 G. Raatgever jr.: (r946), p. r08. 2 H. Diemer: p. 3 Bok: 1944-1945 (r949), p. 24.

192 [PDF]
PLUNDERINGEN

centrale keukens moest worden aangewend voor het verstrekken van bonloze bijvoeding aan het gehele overheidspersoneel: het technische personeel kreeg daar dagelijks een hele portie van, het administratieve een halve; diezelfde bijvoeding moest op last van de bezetter van diezelfde tijd af verstrekt worden aan arbeiders in bedrijven die nog voor de Wehrmacht werkten. Het hield allemaal de erkenning in van het feit dat wie louter van zijn hongerrantsoenen moest rondkomen, tot geen enkele normale arbeid meer in staat was.

XCDat de centrale keukens in de grootste steden eind januari en begin februari ondanks de daling van de voedselaanvoer over het Ijsselmeer nog de aardappelen kregen die zij toen in de dagelijkse 'soep' verwerkten, was te danken aan een stap die Hirschfeld bij Seyss-Inquart had ondernomen. Tijdens een gesprek dat Hirschfeld en Wolters om op 16 januari met de Reichskommissar voerden (dat gesprek komt nog aan de orde in verband met de in april gevoerde capitulatie-besprekingen), opperde Seyss-Inquart het denkbeeld, de Nederlandse spoorwegmannen door middel van het benoemen van een 'gemachtigde' te bewegen tot hervatting van hun arbeid; dan zou terstond ook meer voedsel naar het westen kunnen worden getransporteerd. Hirschfeld en W oltersom betoogden toen dat zulk een benoeming geen effect zou hebben en Hirschfeld deed een beroep op Seyss-Inquart, ten behoeve van de centrale keukens in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam één Duitse goederentrein met aardappelen te laten rijden. Seyss-Inquart gaf aan dat beroep gehoor: eind januari arriveerde die trein met 300 ton aardappelen in het westen, twee weken later gevolgd door een tweede trein met bijna 220 ton.

XCDie aardappelen kwamen uit Drente en in diezelfde tijd werden ook Duitse goederenwagons met aardappelen gedirigeerd naar het gebied van Barneveld (die waren bestemd voor de spitters) en naar diverse steden in het westen voor de bevoorrading van de aparte centrale keukens welke de Nationalsozialistische Volkswohlfahrt had georganiseerd ten behoeve van de daar werkzame Duitse functionarissen en de overige Rijksduitsers.

XCHad de Reichskommissar niet aanzienlijk méér Duitse treinen met levensmiddelen naar de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht kunnen zenden? De gegevens ontbreken om die vraag met zekerheid positief te beantwoorden, maar het feit dat het aan Duitse kant weinig

193 [PDF]
HONGERWINTER

moeite kostte om voor de twee gememoreerde transporten te zorgen alsmede de omstandigheid dat in de maanden november, december en januari grote transporten van Räumungsgüter en van dwangarbeiders uit het westen plaatsvonden waartoe goeddeels lege binnenschepen en goederentreinen daarheen waren gedirigeerd, wettigen ons inziens de veronderstelling dat Seyss-Inquart meer hulp had kunnen bieden als hij dat had gewenst.' Kennelijk wenste hij dat niet: de strafvoor de Spoorwegstaking moest de gehele stadsbevolking in het westen blijven treffen. Niet de stakers trof zij maar enkele miljoenen burgers die in directe zin met de staking niets te maken hadden gehad en voor wier levenspeil de bezetter, dat wil in de eerste plaats zeggen: de Reichskommissar, verantwoordelijk was krachtens het geldende oorlogsrecht en trouwens ook krachtens de simpelste regels der menselijkheid.

XCHet is als met de Jodenvervolging: dat de Reichskommissar en dat ook andere Duitse autoriteiten bepaalde individuele Joden of bepaalde kleine groepen Joden beschermden, zien wij niet als hun verdienste maar juist als een onderstreping van hun medeverantwoordelijkheid voor de massamoord die op de overige Joden werd bedreven. Zo ook Seyss-Inquarts concessies ten aanzien van de hongerwinter, d.w.z. zijn toestemming om de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening op te richten en twee aardappeltreinen te laten rijden. Beide concessies tonen aan dat hij het algemene beleid van de bezetter bepaalde. Zou Hitler aan een wezenlijk ander beleid zijn goedkeuring hebben gehecht? Wellicht niet - maar uit niets blijkt dat Seyss-Inquart op dat wezenlijk ander beleid heeft aangedrongen, ook niet toen hem duidelijk was dat door de voortzetting van de Spoorwegstaking geen enkel Duits belang ernstig werd geschaad. De politiek welke de Reichskommissar heeft gevolgd, is er in wezen een geweest van een redeloze wraak op weerloze burgers - zij paste volledig in de algemene politiek van het nationaal-socialistische Duitsland.

XCGelijk gezegd: wie in het westen des lands louter van zijn hongerrantsoenen moest rondkomen, was van begin '45 af tot geen enkele normale

I Wij herinneren er aan dat eind december '44 r65 000 ton aan roofgoederen per schip was afgevoerd en 230 000 ton per trein.

194 [PDF]
VERVUILING DER STEDEN

arbeid meer in staat. Een groot deel van het bedrijfsleven stond overigens stil: in de meeste fabrieken werd in het geheel niet gewerkt en in de handel ging maar weinig om. Waar nog arbeid werd verricht, begon men in de donkere maanden bij gebrek aan verlichting later dan anders en eindigde men vroeger. Bij de overheid werden de officiële werkuren geleidelijk ingekrompen totdat de ambtenaren en arbeidscontractanten slechts twintig uur per week aanwezig moesten zijn. Niet dat zij er dan allen waren! Velen hadden de kracht niet om zich naar hun werk te slepen, vele anderen gebruikten de kracht die zij nog hadden, om op het platteland voedsel te gaan zoeken.

XCMerkbaar was vooral dat de gemeentelijke reinigingsdiensten meer en meer verstek lieten gaan. In Amsterdam was het van begin oktober af niet meer mogelijk, met de gebruikelijke regelmaat het huisvuil op te halen. De straten werden er ook nauwelijks meer schoongemaakt en deze werden extra verontreinigd doordat het meeste huisvuil buiten bleef liggen. Bij het ophalen, voorzover dat nog geschiedde, konden de vuilnisauto's niet langer worden gebruikt (er was zo weinig motorbrandstof dat in Amsterdam de brandspuiten van eind januari af met handkracht naar de plaats van de brand moesten worden getrokken) - de stadsreiniging werkte een tijdlang met handkarren, bediend door personeel van de tram en van het Gemeentelijk Energiebedrijf Voor die handkarren was de afstand naar de vuilnisschuiten die het vuilnis naar de Vuilverbrandingscentrale in Amsterdam-noord moesten overbrengen 1, veelal te groot; er kwamen dus op allerlei punten in de stad noodstortplaatsen waar de bergen afval steeds hoger werden - men zag er al eind december kinderen en volwassenen met stokken in woelen op zoek naar iets eetbaars of naar iets dat men als brandstof in het noodkacheltje kon gebruiken. Veel afval werd in de grachten geworpen, in sommige zo veel dat er geen schip meer door kon" - de ratten tierden er welig. In de stadsriolering deden zich voorts tal van verstoppingen voor welke bij gebrek aan mankracht en aan hulpmiddelen niet verholpen konden worden, het kwam vaak voor dat de stinkende rioolstoffen in en onder de huizen stroomden, 'hetgeen', aldus het verslag over '45 van de Amsterdamse Stadsreiniging,

t Die centrale werd begin februari '45 stopgezet omdat zij om gaande te blijven meer energie nodig had dan ze aan de Electrische Centrale Noord afleverde. 2 Na de bevrijding werd ca. 13000 kubieke meter van dat afval uit de Amsterdamse grachten gebaggerd.

195 [PDF]
HONGERWINTER

'voor de bewoners der betreffende percelen en omgeving een ware plaag was. Bovendien hadden verschillende inwoners in de straten en de trottoirs gaten en kuilen gegraven en daarop de huisafvoerleiding aangesloten om aan de overlast van verstopping te ontkomen ... Het mag een wonder worden genoemd dat geen ernstige epidemie is uitgebroken.'!

XCIn de andere grote steden in het westen deden zich overeenkomstige moeilijkheden voor, zij het dat de gemeentelijke reinigingsdienst in Rotterdam althans tot eind '44 enige hulp ontving van burgers die in bepaalde wijken het huisvuil met handkarren verzamelden voor overbrenging naar de noodstortplaatsen. Ook in Den Haag liep het spaak met het vuilnisophalen; hier trachtte de gemeente de Z.g. schillenboerenbij het ophalen in te schakelen - werk hadden die toch niet meer: de kleine hoeveelheid aardappelen die men wekelijks kreeg, werd door bijna een ieder in de schil gekookt en koolstronken e.d. werden in kleine stukjes gesneden in plaats van weggegooid. In Utrecht wist het gemeentebestuur niet zonder succes een nieuwe vuilophaaldienst te organiseren, geleid door personeel van de Luchtbeschermingsdienst; diegenen die hun afval wilden laten weghalen, betaalden daarvoor een gering bedrag. Ook hier werden nauwelijks meer eetbare resten opgehaald. 'De pachters van huisvuil van de gemeente Utrecht die vroeger op de opslagplaats enkele varkens snel vet zagen worden, konden in I944' (d.w.z, van begin oktober af) 'zonder bijvoeding op hetzelfde terrein geen kippen in leven houden', aldus later een deskundige op het gebied van de besmettelijke ziekten die, zoals al bleek met betrekking tot de directeur van de Amsterdamse Stadsreiniging, bevreesd was geweest dat de hongersnood door de er uit voortvloeiende vervuiling der steden gepaard zou gaan met epidemieën.'

XCIn de vervuiling der steden werd, zou men kunnen zeggen, de desintegratie der samenleving zichtbaar - een desintegratie welke door ieder diewerden gebruikt. 3 G. D. Hemmes in: Medische ervaringen in Nederland tijdens de bezetting 1940-1945

! Gemeente Amsterdam: 1945, p. 9. 2 Elke stad kende in die tijd schillenboeren die een vergunning hadden om met een kar de huizen langs te gaan waar zij aardappelschillen, oneetbaar geachte delen van groente en etensresten ophaalden welke meestal als varkensvoer

196 [PDF]
HET ONDERWIJS VOORTGEZET

niet volledig opging in de problemen van het dagelijks bestaan (daarbij mag, wat de mannen betreft, het gevaar om als razzia-slachtoffer in Duitse handen te vallen, geen moment worden vergeten), met diepe bezorgdheid werd gadegeslagen. In een maatschappij welke na vier-en-een-half jaar bezetting, al het ingrijpen van de bezetter ten spijt, in wezen nog een ordelijk karakter had gedragen, gingen zich chaotiseringsverschijnselen aftekenen en ontwikkelde zich een verwoede worsteling om het hoofd boven water te houden, waarvan de zwakken in de samenleving het slachtoffer dreigden te worden - een worsteling die door velen, met name door diegenen die werkzaam waren in de sector van het onderwijs, vooralook werd gezien als een gevaar voor de opgroeiende generatie.

XCHoe, ondanks de Duitse dwang en de Duitse vorderingen en ondanks de koude en de hongersnood, dat onderwijs gaande te houden?

XCIn Amsterdam konden alle leslokalen van begin november af nog ietwat verwarmd worden maar de voorraden brandstof raakten spoedig op. In veel scholen werd ingebroken: de schoolbanken en -borden konden droog kachelhout opleveren. Om die inbraken tegen te gaan gingen onderwijzers als bewakers fungeren. 'De bewakers', aldus het onderwijsverslag van de gemeente Amsterdam,

XC'mochten een kachel aanhouden 1 en velen maakten van de gelegenheid gebruik, daarop hun potje te koken, ja zelfs dat van de buren. Weliswaar slonk daardoor de brandstoffenvoorraad in tal van scholen snel, maar de banken en schoolborden bleven behouden en dat was al veel gewonnen."

XCDe kerstvakantie werd in Amsterdam verlengd, nadien hield men, zolang het vroor en ook nog enige tijd langer, de scholen gesloten - pas tegen medio februari werd het onderwijs hervat, althans in de scholen waar men nog voldoende brandstof had om tenminste enkele lokalen te verwarmen (de helft of meer van de lessen verviel dan); voor scholen die in het geheel geen brandstof bezaten, werd bepaald dat de leerlingen per week tweemaal twee uur op school moesten komen, 'de voornaamste bezigheden waren', aldus het Amsterdamse onderwijsverslag, 'bespreken van de huiswerktaken, lichamelijke oefeningen, wandelen, handenarbeid, zingen en vertellen." Niet lang duurde het of die regeling gold op alle scholen want die welke nog brandstofbezaten, moesten hun voorraad

1 Veel scholen voor lager onderwijs hadden toen nog in elk lokaal een aparte kolenkachel. 2 (Gemeente (1947), p. 1. A.v., p. 2.

Indextermen: Amsterdam, Scholen
197 [PDF]
HONGERWINTER

afstaan aan de centrale keukens.' 'Dat verreweg de meeste scholen, zelfs onder de ongunstigste omstandigheden, haar poorten voor de jeugd geopend hebben gehouden, is te danken', zo leest men in het Amsterdamse verslag,

XC'aan de voorbeeldige houding van het overgrote deel van het onderwijzend personeel, dat met voorbijzien van eigen nood en leed de belangen van het zwaargetroffen Amsterdamse volkskind bleef voorstaan. De onderwijzers [en onderwijzeressen] begrepen, welk een weldadige invloed het verblijf in de vertrouwde intimiteit der klassen zou' uitoefenen op het gemoed van de vele kinderen, die waren komen te leven in een atmosfeer van druk en spanning en in vele gevallen ook van bederf en voor wie het begrip 'thuis' dikwijls alle aantrekkelijkheid verloren had.?

XCEr was overigens in Amsterdam veel schoolverzuim. Een enquête, gehouden op 90 lagere scholen met een totaal van bijna negentienduizend leerlingen, toonde aan dat van die leerlingen in de herfst van '44 ca. 20% afwezig was en van februari '45 afbijna 40%; bij de leerkrachten steeg het percentage afwezigen van 13 in oktober tot 19 in april.

XCWij nemen aan dat het algemene beeld dat uit deze Amsterdamse gegevens inzake het lager onderwijs oprijst, min of meer ook de situatie elders weergeeft, met dien verstande dat daar waar men al in een vroeger stadium geen brandstof voor de scholen meer had, deze ook eerder werden gesloten.'

XCBij de scholen voor voortgezet onderwijs waren de moeilijkheden niet geringer, ja in zoverre waren zij nog groter dat van de mannelijke leerlingen van zestien jaar en ouder velen uit angst voor razzia's van de scholen wegbleven en in het algemeen heel wat oudere leerlingen, jongens zowel als meisjes, veelvuldig afwezig waren doordat zij voor de gezinnen waartoe zij behoorden, voedsel gingen zoeken op het platteland. De meeste docenten voor het voortgezet onderwijs bleven desondanks hun best doen, zij het dat in het westen des lands' buiten devan het land vaak ook scholen gevorderd voor de eerste huisvesting van evacué's. In

I Medio maart werden alle scholen gesloten in verband met de paasvakantie; de duur daarvan was op vijf weken bepaald. 2 p. 2-3. 3 In de stad Utrecht gebeurde dat bijvoorbeeld al op IS november. 4 In het oosten en noorden had men, meer nog dan in het westen, last van het vorderen van schoolge bouwen door de en andere Duitse instanties; zo waren in Zwolle in september '44 van de 39 schoolgebouwen al zS gevorderd. Later werden in deze delen

198 [PDF]
HET ONDERWIJS VOORTGEZET

(verlengde) vakanties slechts les werd gegeven op drie halve dagen per week of maar op één halve dag. 'In de ijskoude lokalen', aldus het departementale onderwijsverslag waarin de hongerwinter wordt behandeld,

XC'verenigden de leerlingen zich dan in zoveel klassen als er docenten aanwezig waren. Voor elke dag moest een andere rooster gemaakt worden. de gemaakte taken ingenomen, nieuwe taken behandeld en opgegeven. Van thuis studeren kwam echter in die laatste winter niet veel Er waren docenten die de ondergedoken jongens van de hoogste klas persoonlijk thuis bezochten om hun studie te animeren. En verder moest vooral de vrouwelijke jeugd er op uit om hout te kappen of voedsel te halen.' I

XCWij vermeldden al dat in het westen des lands van eind' 44 af tulpenbollen en suikerbieten werden gegeten en dat suikerbieten eind januari zelfs voor de eerste keer in de officiële distributie werden opgenomen. Dat deze producten in aanzienlijke hoeveelheden als voedingsmiddelen konden worden verkocht, lag voor de hand: de normale handel in tulpenbollen lag stil en wat de suikerbieten betrof, had het geen zin, ze naar de suikerfabrieken over te brengen aangezien die wegens gebrek aan brandstof niet in bedrijf waren gesteld. Zowel voor tulpenbollen als voor suikerbieten stelde de Voedingsraad, het officiële adviescollege van de dienst van Louwes, recepten op. In tulpenbollen zat veel zetmeel en men kon er met wat hulpmiddelen als aroma en zout (als men die bezat!) een 'soep' van trekken, men kon ze ook in plakjes snijden en dan met olie bakken of zonder olie poffen, dat alles op het noodkacheltje. Over de smaak werd verschillend geoordeeld. Die van suikerbieten daarentegen (de pulp kon men in de stamppot doen of men kon er een soort pannekoekjes van maken) werd vrij algemeen als nogal vies ervaren; bovendien hadden de suikerbieten slechts een geringe voedingswaarde: die van het dagelijks rantsoen dat men begin '45 kreeg, werd door een pond suikerbieten met niet veel meer dan IQ % verhoogd. Hoe ernstig

XCmet turf werden gestookt; elders stookte men ze met bonenstro of met hout. In de stad Groningen moest het lager onderwijs bij gebrek aan brandstof na de kerstvakantie worden gestaakt, het voortgezet onderwijs werd onregelmatig gegeven.

XCI Min. van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen: Hef onderwijs in Nederland. Verslag over de jaren 1944, 1945 en 1946 (I949), dl. IJ, p. 423-24.

199 [PDF]
HONGERWINTER

de hongersnood ook was, een flink deel van de consumenten weigerde suikerbieten te kopen zodat de groentehandelaren met een deel van hun voorraad bleven zitten en wanneer suikerbieten een hoofdbestanddeel vormden van het warme eten dat de centrale keukens verschaften (in januari en februari was dat menigmaal het geval), rezen er telkens protesten tegen die kwalijk riekende roze 'soep'. Men kon het de koks van de centrale keukens niet kwalijk nemen: er wàs vaak geen ander 'vast' voedsel dat zij met wat aardappelen in het water konden doen. Trouwens, in Schiedam werden in die tijd erwtenpiksel en tot meel vermalen inferieure partijen bruine bonen in de 'soep' der centrale keukens verwerkt, hetgeen 'uiteindelijk daarop neer(kwam) dat', aldus het Schiedamse gemeenteverslag over 1945, 'in de voedselvoorziening veevoeder geschikt gemaakt werd voor menselijke consumptie."

XCNoodgedwongen zocht men ook naar andere aanvullingen der rantsoenen. Sommigen trachtten meeuwen te vangen door ze met een hengel uit de lucht te 'vissen' (ze smaakten traanachtig en er zat weinig vlees aan), anderen maakten jacht op katten en honden. De helft van alle huisdieren verdween - één op de vijf van die huisdieren werd door de gezinnen die ze in huis hadden gehad, opgegeten. 'We hebben hond gegeten', vertelde veel later iemand die in de hongerwinter nog maar een jongen was":

XC'Heb ik gejat van een politieagent. Niet te geloven: uit z'n fietstas. Waar ik nu over spreek, dat was in de diepste ellende van de hongerwinter. We hadden niks te vreten. Thuis kwam ik met die stukken vlees. Moeder zei dat het hond was. Maakt niks uit! Dat kwam op tafel! Dat was een feest! We hebben heellangzaam gegeten. Die botten die kregen we ook kapot, maakte moeder meel van"

XCniets wat eetbaar was of eetbaar gemaakt kon worden, werd weggegooid.

XCMen had eigenlijk altijd honger. Een sigaret (maar sigaretten waren slechts verkrijgbaar op de zwarte markt) kon helpen tegen dat hongergevoel - zo ook elk artikel dat, al had het geen voedingswaarde, voor

1 (Gemeente Schiedam) (1946), p. II4. 2 Johan V. in: (1977), p. 16, 18. 'Antoon Coolen hoorde na de bevrijding hoe een familie in het westen des lands na lang aarzelen en met verdriet besloten had, de eigen hond waarvoor men in het geheel geen voedsel meer had, op te eten. Toen er tenslotte alleen nog maar wat botjes over waren, zei hetjongste kind: 'Wat jammer dat hij er nu niet meer is want nu zouden we net een bord met botjes voor hem hebben.' (Antoon Coolen, 2 sept. 1961)

200 [PDF]
'SLAGCRÈME'

een korte tijd de maag vulde. Een product dat men 'slagcrème' noemde, werd het meest populair. In januari '45 en volgende maanden 'verrezen', aldus een Haags journalist,

XC'de slagcrème-winkels als paddestoelen uit de grond; elke straat van enige betekenis bezat een of meer zaken met het opschrift 'Heden slagcrème', en het publiek stroomde toe, betaalde 50, 75 cent, zelfs een gulden, voor een portie inderdaad smakelijk uitziende substantie, bestaande uit niets anders dan opgeklopt schuim van suikerbietenwater, waar men vóór 1940 nog geen halve cent voor zou hebben gegeven. 'Pudding met slagcrème' vormde wel het toppunt van culinaire luxe: een combinatie van iets dikker schuim met dun schuim, en dat moest dan ook minstens een daalder' kosten. De hongerlijdende mensheid vloog er op af, stond er zelfs voor in de rij, blij tenminste nog iets zonder bon te kunnen kopen", al bedroeg de voedingswaarde dan ook vrijwel nihil."

XC'De menigte', aldus de Amsterdammer A. J. A. C. van Delft,

XC'betaalde in de z.g. 'slagcrème-salons' exorbitante prijzen voor 'n stukje papier, waar men wat luchtcrème op spoot: fO,25, fO,50, f r en f z, al naar gelang het spuitende kraantje enkele keren werd opengedraaid; het geld vloeide daar als waardeloos, terwijl aan de deur dier 'salons' 'n employé van het zaakje, of medevennoot, droge 'wafelschijfjes' voor f 0,50 per stuk aanprees, die vroeger tien voor een cent gingen."

XCHet is de verdienste geweest van deze laatst aangehaalde auteur, A. J. A. C. van Delft, dat hij van juni '42 af nauwkeurig heeft genoteerd hoeveel geld voor een bepaald artikel op een bepaalde dag op een bepaalde plaats werd gevraagd in de zwarte handel die, met name in de grote steden (van Delfts gegevens zijn hoofdzakelijk uit Amsterdam afkomstig), op straat werd bedreven. Hij noteerde op 27 oktober '44:

XC'Allerlei suikerwerken mochten niet langer gemaakt worden. De straathandel wierp er zich direct op en op de Nieuwendijk kon men uit kartonnen doosjes,

XC, f 1,50. 2 Hier en daar waren nog restaurants waar men iets warms te eten kon krijgen zonder dat men bonnen behoefde in te leveren. Daar liep het zo storm dat klantenkaarten moesten worden uitgegeven en de uitgifte daarvan 'leek een veldslag', aldus een relaas uit Amsterdam. 'De restaurants waren niet verwarmd, zodat iedereen zijn winterjas aanhield ... Men moest vork, lepel en mes meebrengen omdat deze op grote schaal gestolen werden. Men gebruikte ze als ruilmiddel bij de boeren.' (G. de Clercq: Amsterdam tijdens de hongerperiode. p. 30) J. G. Raatgever jr.: Van Dolle Dinsdag tot de bevrijding, p. 91-92. 4 A. J. A. C. van Delft: Zwarte handel. Uit de bezettingstijd 1940-1945 (z.j.), p. 56.

201 [PDF]
HONGERWINTER

waarmeejonge meisjes, pinda-chineesjes en kinderen ventten, kopen: 1 stroopbrokje, waarvan de vroegere prijs vier stuks voor 1 cent was ... tegen f 0,25 per stuk.

XCEén zak snoepjes, z.g. zuurtjes (vroeger f 0,15) ad f 4,50.

XCVijftaai-taai-koeken (vroeger fO,IO) ad î z.ço.'

XCPrecies vier maanden later evenwel, nl. op 27 februari '45, constateerde van Delft dat in de Tweede Laurierdwarsstraat (in de Jordaan) 'één stuk taai-taai (?) in olie gebakken', voor f 12,50 werd aangeboden. Elders in Amsterdam werd diezelfde dag voor 'één stukje vuile chocolade' fIS gevraagd en 'één onsmakelijk uitziend broodje dat vroeger stellig geen drie centen gekost zou hebben, ging voor f 3.'2

XCOm een denkbeeld te krijgen van de huidige (I98I) waarde van de bedragen die wij zojuist hebben genoemd, dient men ze globaal gesproken mette vermenigvuldigen: voor een portie 'opgeklopt schuim van suikerbietenwater' werd dus naar de huidige waarde f ro of meer gevraagd, voor 'één stuk taai-taai (?) in olie gebakken' fvoor 'één stukje vuile chocolade' fWij komen in dit hoofdstuk op de zwarte handel in de hongerwinter nog terug maar willen hier reeds onderstrepen dat er in de stadsgebieden in het westen grote bevolkingsgroepen waren voor welke het volstrekt uitgesloten was, dergelijke bedragen neer te tellen. Er was exorbitant veel geld in omloop maar het was ongelijk verdeeld en het mocht dan waar zijn dat men, doordat textiel, schoenen en huisraad in de normale handel nergens te koop waren en voor het geslonken distributiepakket minder betaald behoefde te worden dan vroeger, bij een gelijkblijvend inkomen geld over had, maar in talloze gevallen was dat geen groot bedrag. De meeste geschoolde industrie-arbeiders verdienden niet meer dan fper week en toen de industrie in septemberoktober '44 bij gebrek aan energie werd stilgelegd, ontvingen zij daarvan als wachtgeld slechts%: f 35 per week. Rentetrekkenden onder de Invaliditeits-, de Ouderdomsen de Weduwenen Wezenwet (wij schatten hun aantal in de steden in het westen des lands op ca. honderdduizend) ontvingen veel minder; hetzelfde gold voor talrijke gepensic

10 125, I 50. 50 70 , A.v., p. 3 I. 2 A.v., p. 53.

202 [PDF]
DE ZWAKSTE GROEPEN

neerden, om dan nog maar te zwijgen van de armlastigen waarvan er alleen al in Amsterdam ca. tienduizend waren. De leden van al deze maatschappelijk uiterst zwak staande groepen waren hoogstens in staat om te betalen wat op de bonnen en als normale aanvulling daarvan ('vrije' groente bijvoorbeeld, als die was aangevoerd) beschikbaar was. Daar hadden zij dan misschien nog juist het geld voor, maar het beschikbaar zijn van dat geld betekende nog niet dat zij de desbetreffende levensmiddelen inderdaad in huis kregen. Velen hadden de kracht niet om urenlang in weer en wind in de rij te staan hetzij bij de winkels, hetzij bij de uitdeelposten van de centrale keukens, evenmin om er op uit te trekken om brandstoffen te zoeken, en wie dan niet regelmatig hulp ontving van familie, van vrienden of van de buren, werd in een ijskoude woning aan volledige verhongering blootgesteld. Alleenstaande bejaarde vrouwen en alleenstaande bejaarde mannen kregen het het moeilijkst, de mannen (velen hunner konden slecht voor zichzelf zorgen) nog meer dan de vrouwen. Was vóór de hongerwinter meestal de weerstand groot geweest om in een gemeentelijk of ander bejaardentehuis opgenomen te worden, nu deed zich het omgekeerde voor: in Amsterdam (en het zal in de andere steden wel niet anders zijn geweest) kwam bij de afdeling Maatschappelijk Werk van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst een stroom van aanvragen binnen, waar die afdeling, aldus het verslag van de GGD, 'vrijwel machteloos' tegenover stond. 'De aanvragen', aldus het verslag,

XC'betroffen meestal personen die of verhongerd Of vervuild, verluisd, incontinent, zonder kleding of verwarming of verlichting en zonder verzorging zich in vrijwel lege woningen bevonden waar alles wat los en vast was, reeds was opgestookt. Door gebrek aan stroom was aan reiniging of ontsmetting niet te denken.'

XCKon dan andere hulp worden geboden? Neen: 'gemeentelijke, kerkelijke en particuliere verzorgingshuizen moesten wegens gebrek aan personeel en onmogelijk geworden voedselaanvoer hun deuren sluiten." Het gesloten houden van die deuren was in menig geval gelijk aan een doodvonnis.

XCHet bestaan in de hongerwinter was evenwel niet alleen voor ouderen moeilijker dan voor jongeren, er trad globaal gesproken ook een zekere sociale differentiatie op waarbij de beter gesitueerden er als groep veelal

I Gemeente Amsterdam: 1945, p. 10.

203 [PDF]
HONGERWINTER

minder goed in slaagden het hoofd boven water te houden dan diegenen die het in hun leven nimmer breed hadden gehad. Die laatsten waren gewend aan een harde strijd om het bestaan. Bezaten zij enig extra geld, dan hadden zij er in het algemeen geen enkel bezwaar tegen om er zwart levensmiddelen voor te kopen - anderzijds waren er vermogenden die zo gehecht waren aan hun bezit dat zij innerlijk niet bij machte waren over te gaan tot zwarte aankopen van enige omvang. In Heemstede waar de Luchtbeschermingsdienst in de hongerwinter overwoog een speciale hulpactie op touw te zetten, 'bleek bij vergaderingen met de blokhoofden uit de gemeente dat', aldus een relaas uit '46,

XC'in de blokken waar de beter gesitueerden woonden, de nood het grootst was en de meeste honger geleden werd, want de blokhoofden van de arbeiderswijken konden verklaren, een dergelijke hulpactie niet te behoeven te organiseren, ten eerste omdat niet alleen de algemene toestand daar beter was, maar dat het onderling hulpbetoon zeer veel groter was.

XCAls oorzaak kan hiervoor aangenomen worden:

XCa. Meer kracht en energie voor het in weer en wind'sIepen' (het van verre halen van levensmiddelen).

XCb. Hoog percentage van zwarthandelaren.

XCc. Zeer hoge lonen voor Wehrmacht-werkers.

XCd. Betere bekendheid met de gezinstoestanden der mede-straatbewoners.

XCe. Minder egoïsme en meer bereidheid soort- en lotgenoten te helpen.

XCIn de blokken der beter gesitueerden heersten naast overvloed de bittere en veelalonbekende armoede en het gebrek dier dagen, terwijl zonder aansporing (de zeer goede uitzonderingen daargelaten) men zich liever niet met zijn medemens bemoeide, terwijlook het schaamtegevoel velen weerhield bij anderen aan te kloppen. Het behoorde in deze buurten volstrekt niet tot de uitzonderingen, dat in het ene gezin dagelijks op de de gehele dag brandende kachel vlees en vis gebakken werd en het buurmansgezin een z.g. 'schillenwijk' had en o.a. bij het eerstbedoelde gezin de aardappelschillen weghaalde om zich daarmee in het leven te houden."

XCAannemelijk lijkt ons dat deze tegenstelling zich niet alleen in Heemstede heeft voorgedaan en dat men dus in het algemeen in veel arbeidersgezinnen de ontzaglijke moeilijkheden van de hongerwinter beter heeft kunnen opvangen dan in veel gezinnen van meer gegoeden, maar, gelijk al aangeduid: van opvangen van de moeilijkheden was in het geheel niet of nauwelijks sprake bij diegenen die een nog lager inkomen

, Brief, 18 juli 1946, van H. C. Determeijer aan het RvO (Doc I1-332, e-I).

204 [PDF]
DE ZWAKSTE GROEPEN

hadden dan de doorsnee-arbeider of die, om welke reden ook, hulpbehoevend waren en geen hulp ontvingen. Laat ons ook de gevolgen niet vergeten van de razzia's welke in de laatste maanden van '44 in het westen des lands waren gehouden: tienduizenden vrouwen en in veel gevallen: vrouwen met jonge kinderen, hadden hun man zien wegvoeren en stonden er nu alleen voor. Enkelen hebben hun ervaringen op schrift gesteld. Wij willen eerst een beeld geven uit Rotterdam; een Rotterdamse vrouw, moeder van vier kinderen, in januari '45:

XC'Op I I november 1944 de zware slag: papa wordt half ziek door de Duitsers weggehaald ... Papa was slager, dus wij kregen geen vlees meer.' f 26 per week was wat ik kreeg. In oktober 2 mud gaskolen en verder niets meer. Dus gingen mijn kinderen's morgens voor zij aten eerst sintels zoeken, wel eerst 'n half uur lopen in de sneeuwen dan zonder eten of drinken, want ik kon hun niets warms geven. Dan zes à zeven keer zo'n kacheltje aanmaken en geen hout. Dan kwamen ze werkelijk huilende terug, de handen bevroren en bevroren tenen, en dan maar gauw het potkacheltje aan, maar dat duurde soms wel een half uur eer het aan was. Een grote linnenkast, trapleer, grammofoonplatenkast, kinderspeelameublement enz. enz. moest er aan geloven, niets geen spelletje en speelgoed hebben ze meer, alles verbrand.

XC's Morgens om half elfkregen we de gaarkeukensoep; dat was het eerste ontbijt en's avonds om te rekken, om zes uur, twee hele dunne boterhammen, dat was al wat wij aten. Hadden wij 's zondags stamppot van zuurkool, dan waren we gelukkig (halve liter p.p.), want dat voedde meer als bietensoepwater. Dan waren er dagen dat er geen brood was; dan aten die lieverds I kilo tulpenbollen, gekookt of gepoft of gebakken, en deze kostten f 5 per kg .

XC. . . Op mijn verjaardag, op 27 december, dus na Kerstmis, heb ik mijn kinderen zonder eten naar bed moeten laten gaan en zaten we in de kou en hebben met een deken om en met verstijfde vingers de dag doorgebracht. En toch bleef het warm in ons hart, want des avonds knielden wij met zijn vijven en als ik dan gebeden had voor iedereen, neen, dan ging ik weer met nieuwe moed slapen."

XCEen Haagse vrouw in februari of maart' 45:

XC'Met zes kinderen ben ik achtergebleven, nadat mijn man maanden geleden werd weggevoerd. Wij gaan 's avonds maar vroeg naar bed, uitkleden doen wij ons niet meer, omdat ik al vele dekens geruild heb voor eten. Ik hoop dat mijn20

I D.w.z.: de slagerij werd gesloten. 2 E. M.-A. in: ill (1947), p. 76.

Indextermen: Arbeidsinzet, Rotterdam
205 [PDF]
HONGERWINTER

kinderen deze nacht door mogen slapen en er geen een huilende wakker wordt vanwege de honger die hem plaagt. Ik zelf slaap op de grond, want ons ledikant is verbrand. Morgen zal ik mijn linnenkast kapot hakken, want anders weet ik niet, hoe de luiers van mijn baby droog te krijgen. 's Nachts wordt mijn oudste wakker en zegt dat hij niet meer kan slapen: hij heeft zo'n honger. Tastend in het donker zoek ik in de keuken waar ik weet dat nog een koolstronk ligt en geef hem die. Ik ben de wanhoop nabij en denk dat dit toch niet mogelijk kan zijn dat ik mijn kinderen voor mijn ogen zal zien sterven van de honger.

XCIk moet zien, vandaag weer wat te gappen of te ruilen om vandaag met ons zevenen weer te leven. Ik heb nog een pak van mijn man hangen. Al krijg ik er maar een half brood voor! Ik ben radeloos van angst, ziek van ellende en aan een diepe wanhoop ten prooi. Mijn kinderen zijn skeletten"

XCkennelijk waren die kinderen voor hun voeding nagenoeg uitsluitend afhankelijk van wat in de rantsoenering verkrijgbaar was. Maar dat was de situatie die zich in zo veel gezinnen voordeed! Ook daar waar de moeders van het minieme beetje dat ze zelf kregen, nog een deel aan hun kinderen gaven ('het vlees van de moeders', zo werd na de hongerwinter wel gezegd, 'zat aan de botten van de kinderen"), leden die kinderen toch bittere honger.

XCTot die bittere honger is het over het algemeen pas gekomen in de tweede helft van november. Kinderen en moeders met kinderen die huis aan huis aanbelden met de vraag of men wat brood of een paar aardappelen kon missen, zag men in Leiden pas begin december. In het midden van die maand schreef een inwoonster van Den Haag in haar dagboek (19 december): 'Een slager en een kruidenier hebben afgesproken, driehonderd mensen' (hun vaste klanten) 'gratis een maaltijd te geven: wortelen, aardappelen, klapstuk. Allen stonden in de rij. Grote opwinding. Ineens

, M. Klee-Ripson in (Neder!. Vrouwen Beweging): (I956), p. I43-44. 2 Aan de andere kant steeg het aantal gevallen waarin kinderen verlaten werden. De Amsterdamse Armenraad had er op I januari '40 zes-en-zeventig, op I januari '45 tweehonderddrie onder zijn hoede. Wij veronderstellen dat dat laatste cijfer in de eerste drie maanden van '45 is gestegen: toen waren de omstandigheden immers nog veel moeilijker dan in de laatste maanden van '44.

206 [PDF]
OP ZOEK NAAR AARDAPPELSCHILLEN

lag een vrouw met twee kinderen uitgehongerd op de knieën te smeken, ook mee te mogen eten, al waren zij geen klant.'!

XCDezelfde dagboekschrijfster twee weken later (Nieuwjaarsdag): 'Zo juist kwam er iemand aan de deur die vroeg aardappelschillen om op te eten." Het was de eerste keer dat dat gebeurde. Ook de laatste? Wij betwijfelen het. Zoals wij al weergaven, waren er in Heemstede gegoeden die de minieme rantsoenen trachtten aan te vullen door elke dag woningen langs te gaan waar, naar zij wisten, de aardappelschillen niet werden opgegeten. Men bereikte in de hongerwinter telkens opnieuw een stadium waarin gedacht werd: erger kan het niet - en dan werd het toch nog erger.

XCDit alles betekende niet dat het gehele leven in een doffe somberheid wegzonk. De Rotterdamse arts Mees schreef op 21 februari dat de stemming van de vrouwen die in lange rijen bij de uitdeelposten van de centrale keukens stonden te wachten, 'vaak wonderbaarlijk goed' was; 'men lachte en schertste, terwijl er zo nu en dan eens iemand van zijn stokje ging ... Met humor en gelach praatte men over het eten' (namelijk over de bar slechte kwaliteit) 'en er werd vaak de spot gedreven met iemands vermagering en met het knorren van zijn maag. Maar de laatste tijd' (de tweede helft van februari dus) 'vermindert die opgewektheid toch wel en de stemming wordt steeds gedrukter." Geen wonder: waren de rantsoenen in januari alontstellend klein geweest, in februari werden ze nog kleiner. 'Dikwijls zag men' (wij geven opnieuween observatie uit Rotterdam weer) 'buiten de deur van de uitdeelpost dat sommige mensen hun honger niet langer konden bedwingen en op straat reeds de soep gulzig naar binnen slurpten' (dan was ze ook nog niet koud geworden). 'Eens, toen men bij het binnendragen van een gamel een weinig morste, zag men enkele hongerige voorbijgangers die zich op de grond lieten vallen en als honden de soep van de stoeprand likten."

XCOver de hongersnood en zijn gevolgen, met name op medisch gebied, hebben wij straks meer te schrijven; wat wij hier willen onderstrepen is dat die hongersnood bij de stedelingen meer en meer het bestaan bepaalde, uiterlijk èn innerlijk: uiterlijk omdat de korte winterdag zijn voornaamste inhoud vond in datgene wat met de voeding te maken had (de dagelijkse tocht naar de uitdeelposten van de centrale keukens of, als20

1 M. E. H. Sandberg-Gelsweit van der Netten: dl. II (1956), p. 33. 2 A.v., p. 34. 3 H. Mees: p. 583. 4 M. Koster: (z.j.), p. 19 20.

207 [PDF]
HONGERWINTER

men geen weekkaart van die keukens bezat, naar de winkels; de worsteling om het noodkacheltje brandend te houden; het zoeken naar sintels of houtj es, het navraag doen of de bakkerij die gisteren en vandaag dicht was, misschien morgen weer brood zou hebben en dan moest men zo tijdig opstaan dat men om vier uur, bij het einde van de spertijd, in de rij zou kunnen gaan staan), en innerlijk omdat de honger steeds meer het gemoedsen gedachtenleven ging bepalen en, dat doende, menigeen voor onaangename verrassingen plaatste. 'Het ergste van de honger was', stond in de in '45 verschenen waardevolle bundel Burgers in bezettingstijd te lezen, 'dat hij onze morele aftakeling bewerkstelligde, dat hij ons geestelijk in ons hemd zette' - ja, de 'deugden van offervaardigheid, gastvrijheid, onbaatzuchtigheid' waren wel steeds hemelhoog geprezen maar daar stond nu het ervaringsfeit tegenover dat zij 'op de loop gaan wanneer onze primaire driften in het geding komen', en daarbij 'denk ik niet in de eerste plaats aan de zwarthandelaren die meenden van de nood van hun landgenoten te profiteren, nee, ik bedoel dat ieder die honger had, hart en nieren van zijn naaste gegeten heeft.'!

XCZo vond de desintegratie van de maatschappij haar weerspiegeling in een verschuiving van krachten bij de individuele mens - verschuiving in zoverre dat de etensdrift, d.w.z. de drift tot zelfbehoud, bij menigeen aan het geweten het zwijgen oplegde en hem bracht tot daden waarin een natuurlijk en primitief egoïsme ongeremd werd uitgeleefd. Er werd tegen dat uitleven herhaaldelijk en systematisch gewaarschuwd: door hen die beseften dat het er juist nu op aankwam de normen welke men steeds in acht had genomen, trouw te blijven, door predikanten ook en door priesters, met name door aartsbisschop de Jong en door de bisschop van Haarlem, mgr. J. P. Huibers, die op Oudejaarsdag '44 in alle kerken en kapellen van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Haarlem een herderlijke brief lieten voorlezen- waarin zij een bewogen beroep deden op de boeren en de schippers om de voedselvoorzieningsautoriteiten zoveel mogelijk te helpen en op de gelovigen in het algemeen om de naastenliefde te betrachten: 'hoe zal God onze gebeden kunnen verhoren, als wij niet van hetgeen wij zelf nog hebben, meedelen aan hen die niets meer hebben' - brief ook waarin zij het 'schandelijk bedrijf' van de zwarte handel brandmerkten. Maar och, zij wisten zelf, de twee katholieke zieleherders, dat, los nog van het feit dat maar een deel van hunJ.

1 Romijn in: p. 67-68. 2 Tekst d.d. 20 dec. 1944 in S. Stokrnan: p. 301-05.

208 [PDF]
HERDERLIJKE BRIEF

volgelingen de kracht opbracht om de erediensten te bezoeken, hun oproep 'tot behulpzame liefde' bij velen zonder weerklank zou blijven. Het was in diezelfde dagen dat men de aartsbisschop 'uit het diepst van zijn hart', schrijft zijn biograaf Aukes, hoorde zeggen dat hij walgde van het leven: 'Taedet me vivere:

XCTot aan het begin van de hongerwinter was de medische toestand in bezet Nederland niet onbevredigend geweest, zij het dat de schurft zich had uitgebreid, dat in arme wijken veel hoofdluis bij kinderen voorkwam en dat de cijfers van de sterfte aan tuberculose en difterie waren gestegen; die laatste ziekte had zich eerder in de bezetting een tijdlang epidemisch uitgebreid. Tot een gevaarlijke epidemie kwam het ook in de hongerwinter: een typhus-epidemie namelijk welke zich eerst voordeed op Goeree (wij maakten daar al melding van) en vervolgens op delen van het Zuidhollandse eiland Putten en in de streek van Gorinchem; men kreeg haar pas na de bevrijding onder controle.

XCWat de geslachtsziekten betreft: wij weten niet of deze in de hongerwinter (het aantallijders was voordien belangrijk toegenomen) veelvuldiger zijn voorgekomen. Dat laatste is in zoverre niet waarschijnlijk dat het sexueel verkeer althans in de drie westelijke provincies aanzienlijk minder frequent werd; het lichaam bracht er de kracht niet meer voor op. Onder invloed van de slechte voedingstoestand bleef de menstruatie bij veel vrouwen uit (na de bevrijding bleek bij een onderzoek onder het vrouwelijk personeel van het Haagse Gemeenteziekenhuis dat ruim 60 % in de hongerwinter stoornissen in de menstruele cyclus had ondervonden) en werden veel mannen impotent (sexuele misdrijven kwamen praktisch niet meer voor); 'de libido' (de sexuele lust) 'was', schrijft prof. dr. A. J. M. Holmer in het verzamelwerk Medische ervaringen in Nederland tijdens de bezetting 1940-1945,

XC'bij beide geslachten vrijwel verdwenen ... Dat de belangstelling voor eonversatie op sexueel gebied zeer gering was en dat de humor en de grapjes dit, anders zo20

I H. W. F. Aukes: (I956), p. 494.

209 [PDF]
HONGERWINTER

dankbare en veel betreden gebied vrijwel vermeden, wijst ook wel op een ontbreken van de normale erotisering van het lichaam."

XCDat ontbreken deed zich bij velen maar bepaald niet bij allen voor. De geboortecijfers van Rotterdam in de maanden juli t.e.m. december 1945 2 tonen aan dat zich, wanneer men het aantal concepties in oktober '44 op 100 stelt, nadien de volgende ontwikkeling voordeed: november '44: 73; december '44: 54;januari '45: 43; februari '45: 42; maart '45: 51 - cijfers die aantonen dat de sexuele contacten niet geheel wegvielen.

XCWat schurft en hoofdluis betreft: deze twee ziekten breidden zich in de hongerwinter in ontstellende mate uit, wellicht in het oosten en noorden des lands (ook daar was immers een groot tekort aan zeep en andere reinigingsmiddelen), maar in elk geval in het westen - cijfers zijn slechts voor dat westen beschikbaar. De eerder genoemde Enquête van het Militair Gezag toonde aan dat, blijkens onderzoek op een aantallagere scholen in zestien gemeenten, in vier gemeenten hoofdluis voorkwam in meer dan 60 % van de gezinnen, in tien gemeenten in tussen de 60 en 30% van de gezinnen en in twee gemeenten in beneden de 30% van de gezinnen; voorts, dat van veertien onderzochte gemeenten in één gemeente kleerluis voorkwam in meer dan 40 % van de gezinnen, in zes gemeenten in tussen de 40 en 10% van de gezinnen en in zeven gemeenten in nog geen 10% van de gezinnen. Bij die cijfers moet natuurlijk bedacht worden dat 'gezinnen' hier steeds betekent: gezinnen met kinderen die lager onderwijs volgden. Representatiever cijfers zijn door enkele gemeenten gepubliceerd. De GGD in Utrecht die vóór de oorlog 100 tot 200 schurftlijders per jaar behandelde, behandelde er na een geleidelijke stijging in de periode '41-'44 (bijna 4600 gevallen in '44), bijna 11000 in '45. Niet allen die aan schurft leden, wendden zich evenwel tot de GGD en bij de bevrijding was het aantal schurftlijders in Utrecht op een bevolking van ca. 170000 zielen volgens prof. dr. J. J. Zoon 'op zeker 20000 te schatten'.' De GGD te Rotterdam behandelde in '45 ruim 90000 schurftpatiënten, de GGD te Den Haag evenwel slechts ruim 10000. Wij willen aan al die cijfers slechts deze conclusie verbinden dat hoofdluis (en in mindere mate kleerluis) en schurft in het westen des lands ten tijde van de bevrijding wijdverbreide volksziekten waren

p. 146. Rotterdam: 1945 (195 I). p. 13. p. 468. 2 Gemeente 3

210 [PDF]
SCHURFT EN HOOFDLUIS

geworden; de medische wereld was niet bij machte geweest, die verbreiding tegen te gaan.

XCIn die wereld had men het in de hongerwinter al in zoverre bij uitstek moeilijk dat, terwijl er een steeds sterker beroep op de medici werd gedaan, de mogelijkheden om dat beroep in te willigen voortdurend geringer werden. De huisartsen hadden het drukker dan ooit, mede doordat op grond van medische verklaringen extra-rantsoenen verworven konden worden. Bij de huisartsen in Rotterdam (en het zal elders in het westen wel niet anders zijn geweest) kwamen op het ochtendspreekuur soms wel honderd tot tweehonderd personen, van wie velen wensten te weten of zij aanspraak konden maken op die extra-rantsoenen. Deze waren tevoren aan niet zo weinigen toegekend, landelijk in '44 vermoedelijk aan ca. 5 % van de bevolking. In de loop van november constateerde evenwel de hoofdinspecteur van de volksgezondheid, dr. C. Banning, dat niet alleen de extra-rantsoenen verlaagd moesten worden maar dat vooral ook het aantal personen die ze ontvingen, moest worden beperkt; hij bepaalde toen dat extra-rantsoenen met ingang van 20 november slechts verstrekt mochten worden aan lijders aan suikerziekte', actieve longtuberculose of bloedende maagzweren - deze ingreep betekende dat slechts drie op de tien zieken hun extra-rantsoenen behielden. In december zag dr, Banning zich genoopt, de toewijzingen van suiker, boter, margarine en melk aan de ziekenhuizen en sanatoria belangrijk te verlagen - een slag voor deze instellingen, maar niet de eerste. In het oosten en noorden

I De suikerpatiënten konden slechts in leven blijven indien zij elke dag de dosis insuline kregen waarop zij waren ingesteld. Insuline werd evenwel in ons land voornamelijk gefabriceerd in de Organon-fabrieken te Oss en het gebied benoorden de grote riveren had van eind september af geen verbinding meer met die plaats. Het leven van de benoorden de rivieren wonende ca. elfduizend suikerpatiënten zou toen al onmiddellijk gevaar hebben gelopen als niet het rijksbureau voor genees en verbandmiddelen te Amsterdam in een kluis van de Amsterdamse Bank, buiten weten van de Duitse instantie welke het rijksbureau controleerde, een aanzienlijke hoeveel heid insuline had opgeslagen. Hiermee kwam men de eerste maanden van de hon gerwinter door en het genoemde rijksbureau slaagde er voorts in, de insulineproductie in bezet gebied op te voeren tot een kwart van wat nodig was. In februari ontstond een noodsituatie. De insulinetoewijzingen moesten tot ongeveer een derde terugge bracht worden (aan enkele suikerzieken kostte dit het leven) maar zij konden vrij spoedig weer worden verhoogd doordat in maart door de zorgen van de Nederlandse regering vrij aanzienlijke hoeveelheden insuline van het Zweedse Rode Kruis bin nenkwamen en doordat de illegaliteit andere hoeveelheden, ten dele afkomstig uit de Organon-fabrieken, ten dele uit Engeland, via de Biesbos naar het noorden smokkelde (die smokkel vond ook plaats met penicilline en met anti-difterie-serum).

211 [PDF]
HONGERWINTER

des lands had de Wehrmacht in de ziekenhuizen een aanzienlijk deel van de bedden in beslag genomen, in de stad Groningen bijvoorbeeld meer dan een derde; zulks had er toe bijgedragen dat veel verpleegsters ontslag namen. 'Het gevolg', aldus de chirurg prof. dr. 1. Boerema,

XC'was al spoedig dat de burgerbevolking voor minder dringende gevallen niet meer kon worden opgenomen en dat ook de dringende gevallen maanden moesten wachten alvorens opname kon geschieden Gevallen van acute appendicitis' werden zonder opname, ambulant, geopereerd; zelfs in gevallen waar de appendix reeds geperforeerd was .

XC. . . Het vervoer van de patiënten uit de provincie naar een [medisch] centrum werd moeilijker en moeilijker ... Het vervoer per rijtuig en per schip werd weer als voorheen noodzakelijk. In de ziekenhuizen zelf heerste gebrek aan alles: voeding, linnengoed, medicijnen, brandstoffen, licht. In de westelijke provincies werd ... geopereerd in ijskoude operatiekamers, zodat uit de geopende buik de damp omhoogsteeg; dikwijls bij het licht van een kaars of van een zaklantaarn. De chirurg had geen zeep voor zijn handen en brandstof om een bak met instrumenten te steriliseren ontbrak meer dan eens ... De liften werkten op talrijke plaatsen niet meer, zodat de patiënten na de operatie de trap op en af werden gedragen.'2

XCVoor het vervoer van de patiënten werden in de steden in het westen vaak raderbrancards van de dienst Eerste Hulp bij Ongelukken gebruikt, echter ook wel handkarren en kruiwagens.

XCVormden deze en dergelijke omstandigheden al punten van grote zorg voor allen die op de medische sector werkzaam waren, benauwend was voor hen vooral dat zij de middelen niet hadden om de hongersnood en de koude effectief te bestrijden. In het westen des lands zagen zij met eigen ogen dat zich, van maand tot maand duidelijker, een ontzaglijke katastrofe aftekende. Geen arts was er of het behoud van het menselijk leven stond bij hem voorop - diep deprimerend was het te weten dat gebrek aan voedsel en gebrek aan brandstof de levens van tien-, zo niet honderdduizenden medeburgers gingen bedreigen.

XC'Als de honger voortduurt, krijg je geeuwhonger, gevoelens van duizeligheid en een hol gevoel in de maagstreek. Je staat ietwat trillend op de benen. In een verder gevorderd stadium komt de obsessie: je gaat je spijzen en maaltijden voorstellen, wat gepaard kan gaan met speekselvloed. De geest werkt dikwijls extra helder; er begint een proces van afsterving, vergeestelijking. Daarentegen vermindert het concentratievermogen. Als de echte hongersnood begint, komen er tal van lichamelijke verschijnselen. Suizingen in het hoofd, trillende knieën, algemene verslapping; water in de voeten, onder de ogen, vervolgens in de benen, en verder (oedeem). De maag lijkt een losliggend orgaan in de buik, je kunt hem daar voelen zweven. Soms lijkt het alsof in de maag een dweil wordt uitgewrongen; dat kan ook pijn doen. Voortschrijdende hongersnood veroorzaakt natuurlijk een verschrikkelijke vermagering, vooral zichtbaar aan de bovenarmen, de hals, de dijen, de billen. De knie wordt een dikke beenderklomp tussen bovenen onderstaak. Als je op een houten bank gaat zitten wiebelen, voel je dat je op twee stokken zit, rechts - links. Je begint te hallucineren, je droomt overdag en stellig 's nachts van bergen eten en woeste schranspartijen. Je concentratievermogen is verdwenen, het lukt niet de gedachten te verzamelen, gesprekken worden al gauwafgebroken, ineens. Loop je een wondje op, dan zweert het binnen een uur; het wil niet of nauwelijks genezen. Door een combinatie van factoren, en mede afhankelijk van het soort voedsel dat je nog krijgt, ontstaat meestal chronische diarrhee; je moet vele malen per dag plotseling en dringend defaeceren, lijkend op vuilgele of lichtbruine waterstromen. Daarbij heb je het gevoel dat het leven zelf uit je wegvloeit. Het lichaam is dan langzamerhand vel over been: een gore, slappe, schilferige huid als een zak om het gebeente heen gedrapeerd. Je hebt het altijd koud, de organen lijken nu allemaallos in de romp te hangen: hart, longen, nieren, lever ... en de kou omringt ze. Opstaan kost grote moeite, lopen nog meer, je bent erg licht in het hoofd, de eetlust neemt af, kan zelfs verdwijnen. Je bent dan een heel eind heen, dicht bij de dood. Je bent ... niet meer dan een nog bewegend skelet, bijeengehouden door wat pezen en banden en een zak van huid. Communicatie met lotgenoten is er niet meer, voor praten ontbreekt de energie."21

, F. B. Bakels: (1977), p.

213 [PDF]
HONGERWINTER

XCIn die laatste fase kon de hongerlijder niet alleen, zoals Bakels dat schetste, tot op het bot vermageren maar hij kon ook, zo schreven wij in ons achtste deel, opzwellen doordat de normale vochtwisseling tussen bloed en weefsels was verstoord: er bleef dan vocht in de weefsels achter dat daar grote opzwellingen veroorzaakte, de oedemen.' Het kwam voor dat uit die oedemen, wanneer zij zich aan de benen vertoonden (zij konden zich ook aan het gezicht voordoen, vooral aan de oogleden, alsmede in een later stadium aan het onderlijf), waterig vocht stroomde zonder dat er wondjes te zien waren. Beide typen hongerlijders, de extreem-vermagerden en de opgezwollenen, vertoonden een apart ziektebeeld hetwelk door dr. J. Bok, assistent-arts op de afdeling voor interne geneeskunde van het Zuiderziekenhuis te Rotterdam en na de bevrijding internist van een van de noodziekenhuizen voor hongerpatiënten aldaar, 'de hongerziekte' is genoemd - de ziekteverschijnselen bij de betrokken patiënten hadden immers slechts één oorzaak: gebrek aan voedsel. Die hongerziekte ging gepaard met (zoals Bakels het beschreef) duizeligheid, gebrek aan concentratievermogen en diarrhee, maar ook met huidafwijkingen (bij sommigen werd de huid donker gekleurd, bij de meesten was het gelaat grijsbleek), met een sufheid die de indruk van volslagen achterlijkheid kon maken, en met chronisch hoesten. Groot was ook de vatbaarheid voor infecties: er vormden zich snel abcessen die soms wel het gehele onder- of bovenbeen bedekten. Lijders aan die hongerziekte hadden een verlaagde lichaamstemperatuur en zij hadden het steeds koud. Soms doofden zij langzaam uit ('als een nachtkaars', schrijft Bok"), maar vaker kwam het voor dat zij onverwachts overleden.

XCAldus een deel van onze beschrijving in passages van ons werk welke de Duitse concentratiekampen behandelden. Wij behoeven er, nu wij de hongersnood in het westen van Nederland weergeven, geen woord in te wijzigen.

XC1 Dat hongersnood konleiden tot het opzwellen van gedeelten van het lichaam stond in de tweede helft van de rode eeuwaan vrijwel geen Nederlander meer voor ogen. De Rotterdamse arts dr. J. Bok werd er na de bevrijding door zijn collega C. van Leeuwen op gewezen dat de befaamde Leidse taalhistoricus prof. dr. J. Verdam blijkens een artikel in een taalkundig tijdschrift in 1875 niet had begrepen hoe men er in beschrijvingen van hongersnoden in Middelnederlandse teksten toe was gekomen, het woord 'zwellen' en zijn afleidingen te gebruiken. Zo kwam bijvoorbeeld in Jacob van Maerlants Rijmbijbel de regel voor: 'Die van hongre gheswollen lach'. Verdam was op grond van deze en andere regels tot de conclusie gekomen dat het werkwoord 'swellen' in het Middelnederlands mede de betekenis had van extreem vermageren. In 19II herhaalde hij in zijn Middelnederlands woordenboek dat 'swelleu' ook 'wegkwijnen' en 'uitteren' betekende. 2 J. Bok: De kliniek der hongerziekte, p. 108.

214 [PDF]
DE HONGERZIEKTE

XCHet voedsel waar de gemiddelde gevangene in die concentratiekampen volgens de officiële normen dagelijks recht op had, had een verbrandingswaarde van ca. 2000 calorieën (veel te laag doordat die gevangene hard moest werken en dagelijks urenlang op appèl moest staan) - het voedsel dat hij in werkelijkheid in het kamp Mauthausen kreeg (het enige kamp waaromtrent gedetailleerde gegevens beschikbaar zijn) had tot in de herfst van '44 een verbrandingswaarde van niet meer dan 1400 calorieën en nadien, d.w.z. in wat wij 'de derde fase' uit de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in oorlogstijd hebben genoemd (de fase van de massale transporten, de overvolte in de kampen, de epidemieën en de chaos op transportgebied) " van niet meer dan 700 tot 800 calorieën - dat was een hogere calorische waarde dan die van de rantsoenen welke in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht van eind november af ter beschikking gesteld konden worden. Diegenen die daar in de stedelijke gebieden woonden, behoefden evenwel geen arbeid te verrichten welke met die der concentratiekamp-gevangenen te vergelijken was, zij behoefden niet op appèl te staan en zij waren ook niet aan de overige verschrikkingen blootgesteld welke speciaal in de 'derde fase' het bestaan in de concentratiekampen kenmerkten.

XCVermagering en verzwakking deden zich in de hongerwinter, en dan natuurlijk vooral in de hongerprovincies, bij vrijwel alle stedelingen voor.' De ziekteverzuimpercentages stegen er tot een ongekende hoogte; zo was van het personeel van het Amsterdamse Gemeentelijke Energiebedrijf vlak voor de bevrijding 47% wegens ziekte afwezig, en men zal dat wel zo moeten interpreteren dat velen niet aan een bepaalde ziekte leden maar eenvoudig te zwak waren om te werken. Onder die 47% zullen evenwel stellig ook lijders aan de hongerziekte zijn geweest.' Hun totale aantal staat niet vast; de enige officiële schatting welke ons bekend is, heeft betrekking op de gemeente Den Haag: vijf-en-twintigà der

XC1 De 'eerste fase' was die van de 'Verniehtung dureh Arbeit', in de 'tweede fase' werden de concentratiekamp-gevangenen van eind '42-begin '43 af in de Duitse oorlogsindustrie ingeschakeld waarna de levensen werkomstandigheden over het algemeen iets verbeterden (en de sterftecijfers daalden), o.m. doordat nadien alle gevangenen, behalve de Joden en Russen, voedselpakketten van buiten mochten ontvangen. 2 In extreme gevallen daalde het gewicht tot beneden de helft van normaal. 3 De oedematische vorm van de hongerziekte kwam, schijnt het, minder vaak voor dan de vorm met extreme vermagering. Van 797 mannen die een door dr. C. L de Jongh geleide Haagse polikliniek voor hongerpatiënten bezochten, zag men bij r89 oedeem (24 %), van 405 vrouwen zag men het bij 55 (I4 %). Prof. dr. A. J. M. Holmer constateerde in Leiden dat de oedematische vorm van de hongerziekte de beste overlevingskansen bood. 21

215 [PDF]
HONGERWINTER

tigduizend 1 het is niet onwaarschijnlijk dat er in het westen des lands in totaalomstreeks tweehonderdduizend personen zijn geweest die aan de hongerziekte hebben geleden, oftewel misschien één op de vijftien stedelingen: In die schattingen zijn diegenen die aan de hongerziekte zijn overleden, niet meegeteld.

XCAan velen die dreigden te overlijden, werd hulp geboden, maar de mogelijkheden daartoe waren beperkt. In januari' 45 bepaalde dr. Banning dat allen die hongeroedeem vertoonden of wier lichaamsgewicht 30 % of meer beneden het normale was gedaald, voortaan per week 3 % liter taptemelk en 3000 gram brood extra zouden ontvangen; dit bracht de verbrandingswaarde van hun dagelijks rantsoen van 540 op ruim 1550 calorieën; in maart '45 vloeide een overeenkomstige verhoging voort uit iets andere extra-rantsoenen: 800 gram brood, 2 000 gram aardappelen en 500 gram peulvruchten per week. Die extra-rantsoenen waren evenwel niet altijd te krijgen en daarom was van groot belang dat in februari het door de kerken gemeenschappelijk georganiseerde hulpwerk van de Interkerkelijke Bureaus (hierover later in dit hoofdstuk meer) goed op gang gekomen was met als belangrijkste gevolg dat hongerpatiënten een dagelijkse warme maaltijd kregen van soep, pap of stamppot met een verbrandingswaarde van bijna 500 calorieën. Mede doordat in die tijd de eerste hulpzendingen uit het buitenland arriveerden (wij komen er in hoofdstuk 14 op terug), was de voedselsituatie in maart iets minder slecht dan in januari en februari. 'Dat het aantal sterfgevallen zo groot was en de toestand bij de bevrijding nog verre van rooskleurig, was', aldus dr. e. L. de Jongh, 'voornamelijk hieraan te wijten dat velen, vooraloudere patiënten, geen medische hulp konden inroepen of dit eerst laat deden. Bovendien moeten er vele mensen overleden zijn aan verwikkelingen die bij de ondervoeding ontstonden, met name diarrhee en ernstige infecties van de huid' (de z.g. flegmonen die zich ontwikkelden in door oedeem aangetaste weefsels)."

XCEr was intussen door de gemeentelijke geneeskundige diensten veel gedaan. In vrijwel alle steden van enige omvang hadden zij aparte poliklinieken georganiseerd om de hongerpatiënten te onderzoeken en hun advies te geven (ook om te beoordelen of die patiënten voor de genoemde extra-rantsoenen en voor hulp door een Interkerkelijk Bureau in aanmerking kwamen). 'Men bedenke', schrijft Bok over die ene

1 Gemeente 's-Gravenhage: 1945, p. 1. 2 p. 241-42.

216 [PDF]
DE HONGERZIEKTE

Rotterdamse kliniek waaraan hij verbonden was, 'dat iedere ochtend aanvankelijk ongeveer driehonderd, later zeshonderd mensen door vier artsen, nl. de ziekenhuis-assistenten en hun chef, werden beoordeeld, in een lokaal waar het vroor' (althans van eind december tot eind januari, en de februarimaand had koude ochtenden) 'terwijl deze artsen bovendien nog de zorg hadden voor de 150 bedden van de ziekenhuisafdeling' - dat alles op het gebruikelijke armzalige dieet. 'Is het wonder dat ook bij hen hongeroedeem en ziekte niet uitbleven ?'1 Gelukkig diegenen die tijdig in zulk een ziekenhuisafdeling opgenomen werden! Daar was evenwel niet steeds plaats en bovendien werd (wij haalden de uitspraak van dr. C. L. de Jongh al aan) die hulp door of voor alleenstaanden menigmaal te laat ingeroepen. Een student in de medicijnen die als co-assistent werkzaam was op de afdeling voor interne geneeskunde van het Rooms-Katholieke Ziekenhuis aan het Westeinde te Den Haag, berichtte medio februari in een brief aan een vriend dat in zijn ziekenhuis veellijders aan de hongerziekte bezweken. 'Het werd', schreef hij, 'enige tijd geleden geschat op tien per dag in dit ziekenhuis alleen', en, schreef hij verder, het gemeentelijk ziekenhuis aan de Zuidwal nam geen hongerpatiënten meer op.

XC'De begrafenisondernemers hebben geen kisten meer. Het aantal lijken stijgt onrustbarend. Zuidwal had er 68 liggen. Wij hier 43, sommige meer dan drie weken!

XC... Kort geleden vonden ze een vrouw die niets anders meer aan had dan een mantel. Onder de luizen, ze lag voor het ziekenhuis en gilde om te worden opgenomen (ze is naar huis gebracht door de politie, 'geen plaats').

XCMaar het merendeel zijn mannen. Vorige week een man binnengekregen met een ondertemp[eratuur] van 26° C rectaal, zes-en-twintig!! Hij mag van geluk spreken, er was een plaatsje. Hij leeft nog, maar de meeste anderen sterven."

XCIn de week van 4 tot II november '44 vergde de hongersnood de eerste twee slachtoffers in Amsterdam, beiden mannen. In de week van 29 november tot 6 december kwamen er twee bij, weer mannen, en in de , J.J.J.21

Bok: p. 25. 2 Brief, 12 febr. 1945, van H. N. van Bouwdijk Bastiaanse aan W. Gülchcr (RvO).

217 [PDF]
HONGERWINTER

rest van december vier: twee mannen, twee vrouwen. In de periode van 30 december tot 27 januari waren er in de hoofdstad honderdvijftig slachtoffers, van 28 januari tot 24 februari vijfhonderdvier-en-dertig, van 25 februari tot 24 maart vijfhonderdvier-en-negentig, van 25 maart tot 21 april vierhonderdvier-en-tachtig, van 22 april tot 19 mei vierhonderdacht-en-zestig en nadien stierven in Amsterdam nog tweehonderdnegenen-dertig personen aan de hongerziekte. Het totaal aantal slachtoffers was er tweeduizendvierhonderdzeven-en-zeventig: achttienhonderdzes-envijftig (75 %) personen van het mannelijk, zeshonderdnegentien (25 %) van het vrouwelijk geslacht. Onder hen waren vijfhonderdzeven zuigelingen (20%) en veertienhonderdtwee-en-zestig personen (59%) die ouder waren dan vijf-en-zestig. Den Haag telde onder de sterfgevallen 56 % boven-vijf-en-zestigjarigen en 28 % in de groep van een-envijftig tot en met vijf-en-zestig jaar. Aan de hongerziekte en zijn gevolgen zijn dus vooraloudere rnannen en zuigelingen bezweken, die laatsten meestal ten gevolge van darmstoornissen.

XCWat het totaal aantal directe slachtoffers van de hongerwinter in het westen des lands betreft willen wij ons aan de schatting houden welke dr. Banning in '49 publiceerde: 'tienduizend duidelijke gevallen van sterfte aan ondervoeding'.' Daarmee is evenwel niet alles gezegd. In Amsterdam vergde alleen al de tuberculose in het eerste halfjaar van '45 driemaal zoveel slachtoffers als in het eerste halfjaar van '39; 'hoeveel overledenen indirect uit oorzaak van de voedselschaarste zijn gestorven doordat hun weerstandsvermogen tegen aantasting door ziekten was verminderd, is', aldus het Haagse gemeentelijke verslag over '45, 'niet bij benadering aan te geven." De voedingsdeskundigen dr. ir. M. J. L. Dols en D. J. A. M. van Arcken hebben zich evenwel in '46 in een artikel in het tijdschrift Voeding' aan die benadering gewaagd: voor twaalf gemeenten in het westen des lands (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Rijswijk, Voorburg, Delft, Leiden, Gouda, Schiedam, Vlaardingen, Dordrecht en Hilversum) vergeleken zij de sterftecijfers in het eerste halfjaar 1945 met die in het eerste halfjaar 1944; het verschil bedroeg bijna zestienduizend. Tot dat verschil hebben evenwel de slachtoffers van de Geallieerde bombardementen (begin maart '45 vielen er in het Haagse Bezuidenhoutkwartier meer dan vijfhonderd doden) en de in de geJ.J.

p. 37. 2 Gemeente 's-Gravenhage: 1945, p. I. 3 M. L. Dols en D. A. M. van Areken: 'De voedselvoorziening in Nederland tijdens en onmiddellijk na de tweede wereldoorlog 1940-1945', VI (1946), 7, p. 193-207.

218 [PDF]
STERFGEVALLEN

noemde steden gefusilleerde of gesneuvelde illegale werkers (omstreeks duizend) bijgedragen - omgekeerd woonde in de twaalf door Dols en van Arcken genoemde gemeenten slechts 65 % van alle niet-plattelanders in het westen des lands en hebben zij de directe en indirecte slachtoffers van de hongersnood vóór I januari en na 30 juni '45 niet meegeteld. Houdt men met deze factoren rekening, dan komt men tot een gecorrigeerd verschil in sterftecijfers van ca. twee-en-twintigduizend en daarbij tekenen wij nog aan dat het onjuist zou zijn te veronderstellen dat de hongerwinter slechts slachtoffers heeft gevergd onder de niet-plattelanders. Er zijn er ook geweest in landelijke streken. Wij hebben Den Dolder nergens vermeld gevonden maar weten wel dat zich volgens een door de Health Section van de Shnef-Mission to the Netherlands opgesteld en door het ministerie van sociale zaken uitgegeven rapport onder de ruim achttienhonderd verpleegden in het in Den Dolder gevestigde krankzinnigengesticht 'De Willem Arntsz Hoeve' niet minder dan tweehonderdvijftig sterfgevallen hebben voorgedaan, aangeduid als' directly attributable to starvation'.' Onze slotsom is dat door de hongerwinter in het westen des lands, directe en indirecte slachtoffers tezamen genomen, meer dan twee-en-twintigduizend mensen zijn omgekomen.

XCWij citeerden zojuist uit de brief van de student die werkzaam was in het ziekenhuis aan het Westeinde te Den Haag: 'De begrafenisondernemers hebben geen kisten meer. Het aantal lijken stijgt onrustbarend. Zuidwal had er 68 liggen. Wij hier 43, sommige meer dan drie weken!' Dat had niet alleen in Den Haag zo geschreven kunnen zijn: overeenkomstige situaties deden zich in alle steden in het westen voor. Trouwens, het duurde soms langer dan het door de wet voorgeschreven maximum van vijf dagen, voordat de stoffelijke overschotten ter aarde werden besteld; er deden zich namelijk gevallen voor waarin familieleden geen aangifte deden van overlijden opdat zij in het bezit zouden blijven van de distributiebescheiden van de overledene (die bescheiden moesten bij de aangifte worden ingeleverd). De lijken werden dan twee of drie weken in huis gehouden, maar in Amsterdam werd één keer ontdekt dat in een21

, Ministerie van Sociale Zaken: 1945 (1948), dl. II, p. 79.

219 [PDF]
HONGERWINTER

één-kamer-woning een overleden man die op zijn minst vijf weken tevoren was gestorven, nog in het enige aanwezige bed lag; zijn kinderen speelden in die ene kamer en zij en hun moeder sliepen in dat ene bed.

XCHet begraven werd moeilijker doordat de begrafenisondernemers er niet in slaagden, voldoende hout voor lijkkisten aan te voeren; trouwens, terwijl er meer lijken dan vroeger begraven moesten worden, waren er minder dragers voor de kisten - sommigen hunner hadden, als zovelen, de kracht niet meer voor hun normale arbeid, anderen waren bij razzia's weggevoerd afhielden zich schuil of waren naar het platteland getrokken om er voedsel te zoeken. Wie zich met het oog op een begrafenis tot een begrafenisondernemer wendde, kreeg te horen dat hij moest wachten. In Amsterdam gebeurde het wel dat families, het wachten moede, het lijk in een gracht wierpen. Daar zowel als in Rotterdam nam de gemeente het organiseren van begrafenissen ter hand. In Rotterdam deed dat de gemeentelijke dienst voor sociale zaken die meer dan duizend personen (onder wie honderd op de openbare weg terechtgestelde illegale werkers) ter aarde bestelde, vier-vijfde daarvan in januari en volgende maanden, 'vaak met velen tegelijk in één wagen tot een maximum van zes', en tenslotte zelfs origekist.' De gemeente had er verder een eigen bewaarplaats van lijken ingericht. 'Naast elkander op de grond liggen er', schreef iemand die aan die Rotterdamse morgue een bezoek had gebracht,

XC'de uitgemergelde lijken van tientallen mensen. Vel over been. Algehele ontvlezing van dijen en kuiten. De meesten met kromgetrokken armen en benen, de handen krampachtig geklemd, de monden opengesperd, alsof de stakkers in hun dood nog roepen om voedsel. De voeten en knieën lijken onevenredig groot. Aan de grote teen hangt een label met naam en adres.

XCDe meeste lijken zijn bijna naakt. Bij de een steekt een puntige borstkas over een lage, in elkander getrokken buikholte, zwart verscholen achter het benige bekken; een ander heeft een opgezwollen buik, groen als een mossel. Ze zijn in volgorde van binnenkomen neergelegd, naast elkander, zonder onderscheid."

XCIn Amsterdam richtte de burgemeester begin januari een Gemeentelijk Bureau voor Lijkbezorging op dat enkele weken later begon te functioneren. Dit bureau ging de leegstaande Zuiderkerk die in het hartje van de Jodenhoek was gelegen, als morgue gebruiken. Meestallagen daar ca.

1 Gemeente Rotterdam, Vervoer en Motordienst: 1945, p. 7 (bijlage I2 bij het 1945). 2 M. Koster: p. 40.

220 [PDF]
BEGRAFENISMOEILI]KHEDEN

vijftig lijken, maar dat aantalliep één keer op tot honderdvijf-en-dertig. Bij de begrafenissen werd gebruik gemaakt van honderd Z.g.wisselkisten (kisten met een bodem die open scharnierde) welke na gebruik schoongemaakt en ontsmet werden alvorens opnieuw te worden gebruikt. Het bureau droeg zorg voor bijna drieduizend begrafenissen; het had voldoende personeel, want alle leden daarvan kregen bijvoeding uit de centrale keukens en zij die in de Zuiderkerk werkzaam waren, ontvingen bovendien elke week een half ons shag.

XCDat er in de Zuiderkerk een rnorguewas ingericht, leidde in Amsterdam tot vreemde geruchten: gezegd werd dat er honderden lijken waren ingevroren en ook wel dat de bewakers er met buksen en ratels rondliepen om de ratten te verjagen; gezegd werd voorts dat talrijke overledenen in massagraven ter aarde waren besteld. Het hoofd van het nieuwe gemeentelijke bureau achtte het, toen hij in '46 een verslag van het werk van het bureau liet publiceren, 1 nuttig al die geruchten nog eens uitdrukkelijk tegen te spreken.

XCWij houden het voor waarschijnlijk dat in de hongerwinter ook elders dan in Amsterdam en Rotterdam gemeentelijke diensten bemoeienis hebben gehad met het begraven van overledenen want de factoren die er in die twee grootste gemeenten in het westen toe leidden dat de overheid ingreep, moeten ook elders hun werking hebben doen voelen en het was al met het oog op de volksgezondheid ongewenst dat lijken al te lang boven de aarde bleven staan. Wij beschikken niet over gegevens inzake dat ingrijpen elders - geen enkele historicus heeft ooit een documentatie die kompleet is en in de hongerwinter werden bovendien de rijen van het ambtenarenkorps zo gedund dat aan het vastleggen van gegevens voor de latere verslaggeving veel ging ontbreken; de weinige energie die men bezat, was nodig om het hoofd boven water te houden.

Zwarte markt

XC

XCOp grond van de gegevens van A. J. A. C. van Delft gaven wij in het voorafgaande al enkele voorbeelden van prijzen die in Amsterdam tijdens de hongerwinter werden gevraagd: eind oktober '44 voor een

1 (Gemeente Amsterdam, Gemeentelijk Bureau voor Pers, Propaganda en Vreemde lingenverkeer) C. FeItkamp: 1945

221 [PDF]
HONGERWINTER

stroopbrokje, waarvan men vroeger vier voor een cent had kunnen krijgen, een kwartje en voor een zak zuurtjes, welke vroeger vijftien cent had gekost, vier gulden vijftig, en vier maanden later, eind februari '45, voor een broodje 'datvroeger stellig geen drie centen gekost zou hebben', drie gulden. De prijzen op de zwarte markt waren dus exorbitant hoog. Trouwens, de prijzen die in de eerder vermelde 'slagcrème-salons' werden bedongen, waren in feite ook zwarte prijzen - het apparaat van de prijsbeheersing functioneerde aleven gebrekkig als dat van de distributie waarvan het de onmisbare aanvulling vormde.

XCDie prijsbeheersing was dáárom de onmisbare aanvulling van de distributie omdat in de economie van bezet Nederland, deel van de economie van het oorlogvoerende Duitsland, van meet af aan factoren werkzaam waren die een ontwrichtende werking hadden op de distributie, welke werking door de overheid o.m. moest worden tegengegaan door de prijzen vast te stellen, door te controleren of producenten en distribuanten zich aan die vastgestelde prijzen hielden en door diegenen die dat niet deden, te bestraffen.

XCWat de producenten betreft, willen wij eerst bij de agrarische sector stilstaan. Boeren en tuinders dan kregen tijdens de bezetting meer geld in handen, vooral doordat de agrarische prijzen aanzienlijk waren verhoogd (het saldotegoed van inleggers bij de boerenleenbanken steeg van eind '39 tot eind '44 met f 700 mln ofwel met bijna 170%), maar zij zagen overigens hun bedrijven achteruitgaan, de veehouders bijvoorbeeld doordat hun melkveestapel inkromp, de akkerbouwers en tuinders doordat hun grond bij gebrek aan voldoende meststoffen uitgeput raakte. leder wist dat het grote bedragen zou vergen om na de bevrijding het bedrijf weer op het oude peil, zo mogelijk op een moderner peil, te brengen - daar vloeide bij velen de neiging uit voort, de toegestane bedrijfsinkomsten te vergroten door agrarische producten te verkopen tegen zwarte of op zijn minst 'grijze' prijzen.

XCOp de industriële sector lag het tijdens de bezetting niet anders, met dien verstande dat de lopende productie zo scherp gecontroleerd werd door de rijksbureaus voor handel en nijverheid dat het moeilijk was, grote hoeveelheden goederen achter te houden voor clandestiene verkoop; dat achterhouden schijnt zich wèl in aanzienlijke mate te hebben voorgedaan met 'oude' voorraden: voorraden die uit de periode van vóór de Duitse inval of zelfs van vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog dateerden en die kwalitatief steeds belangrijk beter waren dan wat nadien was geproduceerd.

XCHet vasthouden van dergelijke 'oude' voorraden deed zich ook voor

222 [PDF]
OORZAKEN VAN DE ZWARTE MARKT

in de groot- en kleinhandel. Bij de groothandel werd de neiging om tot zwarte verkopen over te gaan in de hand gewerkt doordat de officiële winstmarges er bijzonder laag waren, bij de kleinhandel doordat (behalve in de meeste levensmiddelenzaken) de omzet achteruitging. Er waren in den lande ongeveer tweehonderdduizend detaillisten - het was voor de overheid volstrekt onmogelijk om hen allen effectief te controleren; velen van die detaillisten hielden er uit de behoefte om zekere reserves op te bouwen 'zwarte potjes' op na.

XCOm het ontstaan en de ontwikkeling van de zwarte markt te begrijpen, dient men verder in het oog te houden dat er in bezet Nederland sprake was van een reële verarming terwijl de circulerende geldhoeveelheid als gevolg van de hoge uitgaven van de Nederlandse staat maar vooralook van de Duitse bezetter voortdurend steeg. Het nationaal inkomen (d.w.z. de som van alle lonen, sociale uitkeringen, pensioenen, pachten, huren en opgenomen of uitgekeerde winsten) bedroeg in '44 bijna f 4 miljard en bij dat inkomen had de Nederlandse samenleving zich kunnen redden met een geldcirculatie van ca. f 2 miljard - in werkelijkheid beliep de geldhoeveelheid tegen het einde van de bezetting ca. f 9 miljard. Ongeveer een derde daarvan stond bij de banken of op de giro en dat deel was tijdens de hongerwinter door de beperkende maatregelen welke de Nederlandse Bank op Dolle Dinsdag had genomen, goeddeels geblokkeerd: elke rekeninghouder mocht voor zichzelf als particulier slechts f roo per week opnemen en daarvan hield hij geen grote bedragen over voor aankopen op de zwarte markt. Daarnaast was nog veel geld in de vorm van munten bankbiljetten in omloop: in december '44 tot een waarde van f 5,3 miljard, in april' 45 tot een van f 5,9 miljard. Geld genoeg dus, maar het was, gelijk gezegd, hoogst ongelijk verdeeld en voor ons staat vast dat men slechts in een beperkt aantal gezinnen tot regelmatige aankopen op de zwarte markt in staat was - incidentele zullen zich, gegeven de voedselschaarste, wel vaker hebben voorgedaan, zij het in de meeste gezinnen louter van relatief goedkope artikelen. Een mud (70 kilo) aardappelen kostte in februari' 45 zwart ca. f 650 - vrijwel geen arbeidersgezin kon in die tijd zulk een hoog bedrag neertellen; in andere kringen van de samenleving was dat wèl mogelijk, zij het dat daartoe dan soms kostbaarheden moesten worden aangeboden - bij zulk een directe ruil speelde geld geen rol en het is in de hongerwinter in het kader van de zwarte handel .op immense schaal tot die directe ruil gekomen. Ook daarvan kwam de lezer al een voorbeeld tegen: in het geval namelijk van de Haagse vrouw die, nadat haar man bij de grote razzia in Den Haag was weggevoerd, met zes kinderen was achtergebleven en die 'al vele

223 [PDF]
HONGERWINTER

dekens geruild (had) voor eten' en overwoog, een costuum van haar man te gaan ruilen, 'al krijg ik er maar een half brood voor!'

XCIn deel 7 van ons werk hebben wij in hoofdstuk I: 'Verarmend Nederland', in de paragraaf 'De zwarte markt', onderscheid gemaakt tussen de zwarte groothandel en de zwarte kleinhandel; in de groothandel werden hele partijen door de ene handelaar aan de andere verkocht - die kettinghandel was er een belangrijke manifestatie van. De echte zwarthandelaren waren bij uitstek in die zwarte groothandel actief en dat zullen zij ook wel (nadere gegevens ontbreken) tijdens de hongerwinter zijn geweest. Wie in november '44, toen het duidelijk was dat de bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren nog geruime tijd op zich zou laten wachten, een partij suiker of sigaretten of doosjes lucifers in handen had, kon zonder moeite een collega vinden die haar tegen een veel hoger bedrag overnam (de echte zwarthandelaren hadden hun geld natuurlijk niet bij een bank of giro-instelling gedeponeerd), zulks in de verwachting dat de prijzen verder zouden gaan stijgen. Wat wij 'zwarte kleinhandel' hebben genoemd, werd bedreven door boeren, tuinders en detaillisten die hun producten of achtergehouden artikelen buiten de distributie om tegen hogere dan de vastgestelde prijzen verkochten. Tot aan het begin van de hongerwinter werden door die boeren, tuinders en detaillisten in de regel geen exorbitant hoge prijzen gevraagd - hadden zij dat wèl gedaan, dan hadden zij er geen kopers voor gevonden. In het oosten, noorden en zuiden des lands vroegen veel boeren zelfs nauwelijks meer dan wat officieel was toegestaan en dat uit de grote steden in het westen van '42 af telkenmale grote groepen vrouwen naar nabije tuinders liepen of fietsten, kan niet anders betekenen dan dat die tuinders voor hun groente minder vroegen dan de groentehandelaren in de steden.

XCWat wij nu allereerst willen onderstrepen is dat de factoren die van een vroeg stadium van de bezetting af de zwarte markt hadden bevorderd, in de hongerwinter in het westen des lands met speciale kracht werkten. Op de agrarische sector hadden de Duitsers paarden, koeien, karren en' andere landbouwwerktuigen in beslag genomen, anders gezegd: boeren en tuinders hadden opnieuween deel van hun reëel bedrijfskapitaal zien verdwijnen in ruil voor vorderingsbewijzen van twijfelachtige waarde (als die waren uitgereikt!). Detaillisten hadden minder ter verkoop aan te bieden dan ooit tevoren en het controle- en repressie-apparaat van de overheid liet in toenemende mate verstek gaan: de politie was numeriek zwakker en minder mo biel geworden. Politie en prij scontroleurs hadden in '4I meer dan 28000 prijsovertredingen vastgesteld, in '42 meer dan 93000 en in '43 ca. II9000 voor '44 en de resterende maanden van de

224 [PDF]
OORZAKEN VAN DE ZWARTE MARKT

bezetting ontbreken de cijfers en dat feit alleen al onderstreept dat van het normaal functioneren van dit deel van het overheidsapparaat weinig was overgebleven. Voeg daar nog bij dat de vraag op de zwarte markt van maand tot maand groter en het aanbod kleiner werd en dan is duidelijk dat de prijzen voortdurend zouden stijgen.

XCWij hebben in deel 7 het begrip 'zwarte markt-coëfficiënt' ingevoerd: het cijfer dat aangeeft met welke factor men de door de overheid vastgestelde prijs van een bepaald artikel moet vermenigvuldigen om de zwarte markt-prijs te krijgen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft tijdens de bezetting in de grote steden in het westen des lands onderzoekingen naar de zwarte prijzen laten instellen '; daarbij bleek dat van twaalf artikelen (aardappelen, brood, boter, rundvet, kaas, melk, rundvlees, suiker, eieren, bruine bonen, tarwebloem en havermout) de zwarte markt-prijs in '42 gemiddeld negenmaal de officiële prijs was en in '43 vijftienmaal; er waren voorts aanwijzingen dat de gemiddelde zwarte markt-coëfficiënt vóór de hongerwinter vermoedelijk al boven de 20 lag. Gebleken was voorts dat die coëfficiënt in '42 en '43 het grootst was voor gesmolten rundvet (35 in '43) en voor havermout (25 in '43) en het laagst voor aardappelen: 4 zowel in '42 als in '43. Die lage coëfficiënt voor aardappelen was niet zo vreemd: in '42 kregen 'normale verbruikers' een weekrantsoen van 4 kilo aardappelen, in '43 zelfs een van ruim 5 kilo.

XCDe prijs-ontwikkeling die zich in de hongerwinter voordeed, is in de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek niet weergegeven; daarin wordt, steeds louter voor de grote steden in het westen, de zwarte prijs vermeld 'winter 1944-1945'. Voor de twaalf bovengenoemde artikelen was blijkens deze gegevens de zwarte markt-coëfficiënt in de hongerwinter gemiddeld 105, met als hoogste coëfficiënten die voor tarwebloem (231) en brood (210) en als laagste die voor kaas (34) en rundvlees (37); de coëfficiënt voor aardappelen was 70. Met 1943 vergeleken was tarwebloem op de zwarte markt twaalfkeer zo duur geworden,

1 De uitkomsten van het onderzoek zijn te vinden op pag. 266 in de in '47 door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde uitgave

225 [PDF]
HONGERWINTER

brood acht-en-twintig keer zo duur, kaas ruim vier keer zo duur, rundvlees vier keer zo duur en aardappelen zeventien-en-een-half keer zo duur. Volledigheidshalve voegen wij hieraan toe dat, wat de twee artikelen betreft die in '42 en '43 de grootste zwarte markt-coëfficiënt hadden gekend: gesmolten rundvet en havermout, gesmolten rundvet in de 'winter 1944-1945' drie keer zo duur was als in '43 en havermout zeven keer zo duur. Wij willen aan deze gegevens geen andere conclusie verbinden dan dat er blijkens de cijfers van het CBS op de zwarte markt in de hongerwinter, wat de vermelde levensmiddelen betrof, vooral grote vraag was naar brood, tarwebloem en aardappelen: producten waar veel koolhydraten in zaten. Vóór de hongerwinter was er vooral vraag geweest naar vetten, tijdens die winter vertoonden de koolhydraathoudende voedingsmiddelen de sterkste stijgingen. 'De verklaring van dit verschijnsel zou kunnen zijn', aldus in '47 een (door dr. J. H. van Stuijvenberg en drs. C. van den Berg geschreven) artikel in het Economisch Statistisch Kwartaalbericht,

XC'dat in deze periode de vraag vooral werd gericht op de voedingsmiddelen die het gevoel van honger wegnamen. Bovendien was het aanbod van deze producten, voor de voorziening waarvan het westen vooral op de overige delen van het land was aangewezen, na de afsluiting van het westen relatief gering."

XCMaar nu het geleidelijk stijgen van de prijzen.

XCDaarvan heeft hetzelfde artikel in het Economisch-Statistisch Kwartaal bericht een beeld gegeven wat betreft de zwarte markt in Den Haag. Daar kostten aardappelen per kilo in augustus '44 f 3,50, in oktober '44 f 25, in december '44 f 45, in februari '45 f 90, in april '45 f 100, hetgeen betekende dat in laatstgenoemde maand een zwarte markt-coëfficiënt was bereikt van 1000, want de officieel vastgestelde prijs van een kilo aardappelen was een dubbeltje. Cijfers voor brood en havermout komen in dit overzicht niet voor, wèl voor tarwe (waarvan de prijs maar weinig lager was dan die van tarwebloem), rundvlees en kaas. Een kilo tarwe (officiële prij s f 0,2 5) liep van h in oktober' 44 op tot f 50 in april' 45 (laatste zwarte markt-coëfficiënt: 200), een kilo rundvlees (officiële prij s f 1,60) van f 23,70 in oktober '44 tot f 60 in april '45 (laatste zwarte markt-coëfficiënt: 37%), een kilo kaas (officiële prijs fI,75) van f22,50 in oktober '44 tot

I 'Zwarte prijzen van consumptiegoederen gedurende de bezettingsjaren', Nieuwe reeks, I, I (juni I947), p. 27.

226 [PDF]
PRIJZEN OP DE ZWARTE MARKT

f65 in april '45 (laatste zwarte markt-coëfficiënt: 37). Stelt men voorts de gemiddelde zwarte markt-prijs van de in dit Haagse overzicht vermelde levensmiddelen in augustus '44 op 100, dan steeg deze in oktober '44 tot 198, in december '44 tot 343 en in februari '45 tot 640 om in april '45 het hoogtepunt van 851 te bereiken; in acht maanden tijd stegen de zwarte markt-prijzen in Den Haag (en vermoedelijk ook elders in het westen) gemiddeld dus tot meer dan het achtvoudige. In het oosten en noorden des lands, waar ook een omvangrijke 'zwarte'c.q.'grijze' markt bestond, bleven zij aanzienlijk lager. Op de zwarte markt in Groningen bijvoorbeeld betaalde men 'in 't voorjaar van '45' voor een kilo boter fIOO en voor een kilo tarwe f 0,90' - op de Haagse zwarte markt bedroegen die twee prijzen in april' 45 respectievelijk f 240 en f 50.

XCGelijk vermeld laat het overzicht in het Economisch-Statistisch Kwartaal bericht niet zien hoe de prijs van een brood op de zwarte markt steeg, maar Kruijer citeert ten aanzien van Amsterdam een rapport d.d. 18 december van de Voedselcommissaris die schreef: 'Rapporteerde ik de vorige week nog prijzen van f8' (in de bakkerswinkels mocht een brood van 800 gram f 0,19 kosten) 'in deze week liepen zij op tot gemiddeld f I 5 per stuk. En niet alleen geld, ook jenever, linnengoed e.d. wordt in ruil aangeboden." Van Delft noteerde eind januari een prijs die meer dan tweemaal zo hoog was, f 35 3: hetzelfde bedrag dat in die tijd in Den Haag werd gevraagd" en in Rotterdam kostte begin februari een broodbon, goed voor één brood van 800 gram, f 50S; die prijs zal nog wel verder zijn gestegen, anders gezegd: de zwarte markt-coëfficiënt van brood kwam boven de 250 te liggen.

XCNu hebben wij tot dusver slechts geschreven over de zwarte marktprijzen van levensmiddelen, maar ook die van brandstof, sigaretten, lucifers en jenever verdienen vermeld te worden.

XCWat brandstof betreft, weten wij slechts dat blijkens het overzicht in de Economische en sociale kroniek (gemiddelde prijzen in 'de grote steden van westelijk Nederland') voor een mud (70 kilo) anthraciet (officiële prij s f 3) f 16o werd gevraagd.

XCEen pakj e eenheidssigaretten, merk 'Consi' , mocht officieel f 0,90 kosten en daarvoor werd volgens hetzelfde overzicht gemiddeld f 60 gevraagd. , J. J. Leeninga en E. J. Westra: En loch staat de Martini, p. 77. 2 Kruijer: Hongertochten, p. II2. 3 A. J. A. C. van Delft: Zwarte handel, p. 48. 4 M. E. H. Sandberg-Geisweit van der Netten: Het groeide, dl. II, p. 38. 5 H. Diemer: Op de rand van leucn en dood, p. I02.

227 [PDF]
HONGERWINTER

XCVoor een pak lucifers, officiële prijs fO,I5, moest men gemiddeld f ro betalen.

XCDe prijs van een liter jenever, officieel f 3,50, liep gemiddeld op tot fI40.

XCOok voor groenten die buiten de distributie vielen, werden in de grote steden hoge zwarte prijzen gevraagd; in het algemeen heeft het, dunkt ons, geen zin die te vermelden omdat wij de officiële prijzen niet kennen, maar tekenend is het dat van Delft op 23 december in Amsterdam noteerde: 'Eén kilo witlof f 2,50 (in de P. C. Hooftstraat) ; op die zelfde dag te Sloten bij een tuinder voor f 0,50 per kilo aan tientallen Amsterdammers die toen weer daar in de rij stonden, verkocht." Van Delft tekende op 28 december aan:

XC'Eén warme peer f t per stuk (dit was 'n nieuw straattoneeltje op 'n koude dag in de Jordaan. Er stond 'n vrouw in 'n trapportaal met 'n teil dampend water waarin ongeschilde peren ronddreven die er à raison. van 'n florijn per stuk uitgepikt werden en met graagte verorberd)."

XCEen maand later, eind januari dus: 'Op de Rozengracht zag ik één gekookte aardappel met wat zout verkopen voor een gulden'," maar voor zulk een aardappel werd in februari fI,50 gevraagd en vooral in de Jordaan deed men met dit soort handel goede zaken. Er stonden, aldus een Amsterdams relaas, 'volksvrouwen en meisjes met bontjassen aan die clandestiene appelen en paling verkopen." Geenszins toevallig was het dat naar verhouding veel minder Jordaners hun warme eten van de centrale keukens betrokken dan bewoners van de meer gegoede wijken in Amsterdam."

XCIn Amsterdam waren naast de Jordaan de omgeving van de Dam en die van de Nieuwmarkt centra van de zwarte handel. Elke stad had van die centra. In Rotterdam was het Noordplein er een tijdlang een van. 'Van's morgens vroeg tot's avonds laat' (maar toch niet later dan ca. half acht, want om acht uur moest ieder binnenshuis zijn) 'slenterden', aldus de Rotterdammer M. Koster,J.(J.

1 A. A. C. van Delft: p. 46. 2 A.v. 3 A.v., p. 48. 4 Lettergieterij Amsterdam voorheen N. Tetterode: 1939-1945 (1947), p. 26. s Volgens een Amsterdamse deskundige was dat in de Jordaan met 35% van de bewoners het geval en in Amsterdam-Zuid met 60%. 1. H. van der Griek: 'De voedselhulp aan de Amsterdarnse schooljeugd in de hongerwinter', p. 21 (Doc 11-332, b-1))

228 [PDF]
CENTRA VAN DE ZWARTE HANDEL

'honderden zwarthandelaren heen en weer en boden onder bedekte termen hun koopwaar aan. Voor een vreemdeling was het moeilijk contact te krijgen; men vreesde met een controle-ambtenaar te doen te hebben en met z'n aanbieding in de val te lopen. Mengde men zich op een onopvallende wijze tussen het publiek, dan hoorde men spoedig mompelen: 'Sigaretten, broodbonnen, shag, toffees'. Bleef men aarzelend staan of gaf men op de een of andere wijze te kennen, dat men belangstelling had, dan kon men er zeker van zijn, dat niet de koopman zich tot u zou wenden, maar dat hij steeds wachtte, totdat de klant het eerste de vraag zou stellen. Vertrouwde hij het geval niet, dan hield hij zich onnozel en lag het aan de koper of hij de koopman van zijn 'betrouwbaarheid' kon overtuigen.

XCDe meest bekende figuur op de zwarte markt was de 'makelaar'. Zelf had hij geen koopwaar bij zich en was dus tamelijk ontrefbaar voor de opsporingsambtenaren; zijn taak bestond hierin, dat hij alleen maar bemiddeling verleende. 'Met zwarte handel houd ik mij niet op', was zijn bekende gezegde, 'maar als ik u van dienst kan zijn, dan zegt u het maar!' En dan bleek, dat u bij hem van alles kon bestellen: kaas en jenever, vlees en sigaren, schoenen en brood. Wanneer hij de koper serieus vond, bracht hij hem bij de handelaar in de gewenste goederen, die ergens op het Noordplein of in de omliggende straten een vaste standplaats had. Uit een postzegelboekje met postzegels voor camouflage werden de bonnetjes opgediept en voor grof geld verkocht. Vlees en andere goederen werden meestal, wanneer het een nieuwe koper betrof, voor de eerste maal aan huis bezorgd en bleek men 'bonafide', dan kon men na enige tijd het afhaaladres opkrijgen."

XCSlechts een deel, vermoedelijk slechts een klein deel van de bevolking was in staat, de hoge prijzen te betalen welke in deze zwarte kleinhandel werden gevraagd; de meesten hadden er het geld niet voor. In plaats van. met geld werd dan betaald met goederen- (in de dienstensector werd soms betaling gevraagd in geld èn in goederen? of, als op geld geen prijs

I M. Koster:' p. 22-23. 2 In Amsterdam werd, zo vermeldt de Clercq, een piano geruild voor 100 sigaren '(historisch)' (G. de Clercq: p. 43) - wij veronderstellen dat die sigaren zijn gebruikt om ze bij boeren te ruilen tegen voedsel. 3 In Schagen (en stellig niet alleen dáár) vroeg, aldus een plaatselijk relaas, 'de scharenslijper ... één kwartje en tien aardappelen voor het slijpen van een schaar. Wij hoorden van een veerman die twee aardappelen per persoon vroeg.' (A. van Graafeiland en K. Holtrop: p. SI) 'De broer van onze naaister ... is', zo noteerde in Rotterdam eind maart de arts H. Mees, 'onder diegenen die hier 12 maart zijn doodgeschoten. Daar er haast geen hout meer is' (dat was in de noodkacheltjes opgegaan) 'moest zijn financieel niet sterk staande familie f 500 betalen voor een doodkist plus een brood; het rijtuig kostte f 50 plus een brood; de drukker moest voor 25 kaarten f25 hebben plus een brood; wat de begrafenison

229 [PDF]
HONGERWINTER

wordt gesteld, alleen in goederen ') - wij komen daarop nog terug bij onze beschrijving van de hongertochten, maar merken nu reeds op dat velen ook met goederen niet rijk gezegend waren; waren die men niet onmiddellijk nodig had, tegen levensmiddelen geruild, dan was men niet langer in staat de minieme rantsoenen aan te vullen. De economisch zwakken stonden in de hongerwinter extra-zwak - sterker nog: hun leven werd bedreigd. Er was, ook in het westen, voedsel dat aan de distributie werd onthouden en in de zwarte handel belandde; grote bedragen aan papiergeld, veel goederen ook, kwamen bij de zwarthandelaren terecht en niet diegenen die de extra-levensmiddelen bij uitstek nodig hadden, konden hun rantsoenen aanvullen maar louter zij die voldoende geld of goederen in betaling konden aanbieden. In de illegale pers werd voortdurend tegen de zwarthandelaren geageerd (enkele speciale acties van de illegaliteit tegen deze geldwolven komen nog ter sprake) en ook de kerkgenootschappen verhieven waarschuwend hun stem. Op de zondagen vóór Kerstmis' 44 weerklonk in alle kerken een kanselboodschap van de protestantse kerken en het Episcopaat" waarin de zwarte handel 'ten scherpste' werd veroordeeld. 'Men late af', zo heette het, 'van deze verschrikkelijke ongerechtigheid.' In een aparte herderlijke brief d.d. 20 december die op zondag 3 I december of zondag 7 januari in alle katholieke kerken werd voorgelezen (in deze brief werd óók om steun gevraagd aan de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening), drukten aartsbisschop de Jong en bisschop Huibers zich uitgebreider uit

XC'over het afschuwelijke euvel dat in het spraakgebruik de naam van 'zwarte handel' heeft gekregen, en dat bestaat in het achterhouden van noodzakelijke levensmiddelen met de bedoeling deze voor woekerprijzen aan dezen of genen van de hand te doen, in plaats van ze ten goede te doen komen aan de noodlijdende menigte. Reeds vroeger hebben Wij dit misdadig werk gebrandmerkt, maar telkens opnieuw moeten Wij horen dat dit schandelijk bedrijf nog steeds door velen, ook door die zich katholiek noemen, wordt voorgezet. Niet alleen de vloek der mensen, maar ook de vloek van God valt op de hoofden van hen die misbruik maken van de nood van hun naaste ten eigen voordele Wij roepen deze boosdoeners toe: laat af van deze verschrikkelijke ongerechtigheid

XCderneming rekende wist ze nog niet!' (H. Mees: Mijn oorlogsdagboek, p. 592) Dergelijk soort 'koppelbetalingen' zijn stellig veelvuldig voorgekomen.

XC1 De vrouw van J. van der Gaag, lid van de Raad van Verzet en van het College van Vertrouwensmannen, beviel in de hongerwinter van een tweeling; de gynaecoloog vroeg en kreeg als betaling een fles jenever welke 'zwart' f 350 kostte. 2 Tekst in H. e. Touw: Het verzet der Hervormde Kerk (1946), dl. II, p. 190-191.

230 [PDF]
OPROEPEN TEGEN DE ZWARTE HANDEL

XC. Zij dagen Gods gerechtigheid uit en zij roepen Zijn wraak af over hun hoofden.'

XCHadden die vermaningen effect? Dat is niet precies na te gaan. Een zekere werking zal er wel van zijn uitgegaan maar deze valt niet exact aan te geven. Er was in elk geval geen sprake van dat de zwarte markt inkromp, d.w.z. er werden daar misschien van begin '45 af wel kleinere kwantiteiten goederen aangeboden, maar de zwarte prijzen stegen voortdurend (wij herinneren er aan dat in april '45 voor een kilo aardappelen het duizendvoud moest worden betaald van de officiële prijs) en dat betekende dat steeds minder mensen in staat waren, zich zwart levensmiddelen aan te schaffen.

XCDie laatste constatering werpt, menen wij, een probleem op wanneer men haar in verband brengt met enkele gegevens uit eerdere gedeelten van dit hoofdstuk, nl. met deze, dat van eind december '44 af de verbrandingswaarde van de officiële rantsoenen minder dan een kwart was van wat een volwassene nodig had om normaal te functioneren, dat die officiële rantsoenen niet eens steeds verkrijgbaar waren, dat er toch van de ca. drie-en-een-half miljoen 'stadsbewoners' slechts één op de vijftien aan de hongerziekte heeft geleden en dat volgens onze schatting slechts één op de ca. honderdzestig als direct of indirect slachtoffer van de hongersnood mag worden beschouwd. Deze discrepantie wijst er naar ons oordeel op dat een aanzienlijk deel van de 'stadsbewoners' in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht meer voedsel heeft kunnen consumeren dan op de bonnen verkrijgbaar was.

XCDat was geen nieuw verschijnsel.

XCIn deel 7 gaven wij de resultaten weer van een zorgvuldig Haags onderzoek, in '43 uitgevoerd met medewerking van acht-en-negentig gezinnen met een gemiddeld jaarinkomen van f 2180 (een inkomen dat iets boven het gemiddelde lag), waarbij was gebleken dat de feitelijke voeding van deze groep de officiële rantsoenen in opvallende mate had overtroffen: in deze gezinnen had men per gezinslid per dag levensmiddelen geconsumeerd met een verbrandingswaarde van 3090 calorieën: enkele honderden calorieën méér dan waar de groep recht op had; die extra-levensmiddelen waren grotendeels afkomstig geweest uit de normale detailhandel (daar waren ze tegen de hogere prijzen gekocht welke de arme gezinnen niet hadden kunnen betalen), voor de rest uit de zwarte handel. Dit verschijnsel nu: dat de feitelijke voeding de officiële rantsoenen overtrof, heeft zich in de hongerwinter op veel groter schaal voorgedaan.

231 [PDF]
HONGERWINTER

XCDie extra-voeding kwam uit drie bronnen: de hulp die te danken was aan in bezet gebied georganiseerde acties; het zoeken naar voedsel waarvoor men er zelf op uit was getrokken (de z.g. hongertochten) en de hulp die voortvloeide uit de initiatieven van de Nederlandse regering te Londen; die derde vorm van hulpverlening die vrij laat van belang werd (zij werd pas effectief eind februari-begin maart '45) zullen wij m hoofdstuk 14 beschrijven, op de eerste en de tweede gaan wij nu in.

In bezet gebied georganiseerde hulp

XC

XCDe hulp welke in bezet gebied werd georganiseerd, vloeide voort uit het falen van het distributiestelsel dat, zoals bleek, gevolg was van de Spoorwegstaking, van het Duitse voedselembargo, van de inbeslagnemingen van vrachtauto's en binnenschepen en (van eind december af) van het winterse weer. Alle moeite ten spijt die Louwes en zijn medewerkers zich gaven, was het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd niet langer in staat, voldoende levensmiddelen naar de stedelijke gebieden in het westen te dirigeren. In het land als geheel waren er levensmiddelen genoeg, vooral in het oosten en noorden, maar ook in de plattelandsgebieden in het westen lagen aanzienlijke voorraden. Bij vrijwel elk bedrijf en bij vrijwel elke dienst van enige omvang kwam dan ook, zodra zich de scherpe daling van de rantsoenen ging aftekenen, de vraag naar voren: kunnen wij een deel van die voorraden niet zèlf gaan halen ten behoeve van onze arbeidskrachten en hun gezinnen? Diezelfde vraag rees binnen de illegaliteit met betrekking tot de illegale werkers en de onderduikers maar de hulp die de illegaliteit zichzelf en die onderduikers verschafte, zullen wij pas in hoofdstuk 6 beschrijven.

XCEr werden hier en daar in het westen door gemeentebesturen aparte organisaties opgericht om voedsel naar de betrokken gemeenten te halen. Onze gegevens daaromtrent zijn stellig niet volledig - wij weten slechts dat er dergelijke organisaties kwamen in Boskoop en in Zaandam, in Boskoop eind januari, in Zaandam (en Koog-Zaandijk) al begin november.

XCBoskoop kreeg een Voedingsraad welks leden voedsel inzamelden in nabije landbouwgebieden ter uitdeling aan zieken en voor de kindervoeding (voor de kinderen werd ca. 20 ton aan voedsel bijeengebracht, gedeeltelijk evenwel na de bevrijding) - daarnaast kon de raad vóór de bevrijding tot acht keer toe een vrachtauto naar de provincie Groningen

232 [PDF]
HULP DOOR GEMEENTEN

sturen die vandaar (niet zonder grote moeilijkheden!) met in totaal ruim 22 ton aan levensmiddelen terugkeerde, 'bij een landbouwer die zijn diensttijd gedurende de mobilisatiedagen van 1939-40 in Boskoop doorbracht, mocht', aldus het verslag van werkzaamheden van deze Voedingsraad, 'telkens de auto worden bijgeladen totdat ze geheel gevuld was." Deze transporten vonden plaats met goedkeuring van de Voedselcommissaris voor Zuid-Holland (zijn bureau gaf dus de vervoervergunningen af), maar de Voedingsraad mocht van het derde transport slechts de helft en van het vierde tot en met achtste slechts een tiende deel voor eigen uitdelingen behouden - de rest moest worden afgestaan aan de centrale keukens te Gouda waar het voedsel werd gekookt dat in Boskoop werd uitgedeeld aan diegenen die de gebruikelijke weekkaarten hadden gekocht. De kwaliteit van dat warme voedsel was overigens vaak bedroevend, 'meerdere malen (werd) voedselopgeschept dat, hoewel goedgekeurd voor de menselijke consumptie, door huisdieren werd geweigerd ", en in april moesten de weekkaarthouders 'soms genoegen nemen met wat in lauw water ronddrijvende reepjes rode- of zuurkool' die 'bij een gezin van zes personen een theekopje vulden'} - niettemin had bijna twee-derde van de Boskoopse bevolking voor deze voedselverstrekking de nodige bonnen ingeleverd en het nodige geld betaald. Aan de uitdelingen door de Voedingsraad zèlf kon een scherpe controle voorafgaan: wie extra voedsel aanvroeg, deed dat op een formulier waarop hij moest invullen wat hij nog aan zelfverzamelde levensmiddelen in huis had en waarop hij verklaarde accoord te gaan met huiszoeking. Tot die controle was besloten nadat zich gevallen hadden voorgedaan waarin personen die nog eigen voorraden bezaten, toch een beroep op de Voedingsraad hadden gedaan.'

XCIn Zaandam kreeg de gemeentelijke organisatie, opgericht door de burgemeester, de NSB'er H. Vitters (de NSB-wethouders waren omstreeks Dolle Dinsdag verdwenen), de naam van 'de Noodorganisatie' en de vorm van een stichting. Het bedrijfsleven stelde er geld voor beschikbaar (er werd ook een collecte voor gehouden), er werd een

I (Gemeente Boskoop, Voedingsraad) L. Erkelens: 1944-1945 (z.j.), P.24. 2 A.v., p. 27. 'A.v., p. 28. 4 De Boskoopse Voedingsraad liet ook de bomen langs de wegen omhakken voorzover die niet alomgehakt waren, en wees deze toe aan hen die in het geheel geen brandstof meer hadden, en hij verdeelde ook enige hoeveelheden turf, briketten, anthraciet en olie die bij burgers in beslag waren genomen; ten behoeve van ca. zestig tbc-patiënten tenslotte werd vis gevangen die gebakken werd in slaolie welke door de Boskoopse illegaliteit ter beschikking was gesteld.

233 [PDF]
HONGERWINTER

bestuur gevormd en honderden medewerkers werden aangetrokken. Een deel van de bestuurders en verscheidene medewerkers waren tevens leden van illegale organisaties en, aldus J. J. 't Hoen en J. C. Witte in hun relaas over de Zaanstreek,

XC'vanaf het allereerste begin lopen binnen de Noodorganisatie de bovenen ondergrondse activiteiten door elkaar. Dat is ook haar kracht ... Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten kraken levensmiddelen bij Duitse instanties en zwarthandelaren. Fabrieken van levensmiddelen leveren goederen aan illegale vrachtrijders die voorzien zijn van legale ambtelijke opdrachten met de handtekeningen van Vitters en de Ortskommandant van Purmerend onder wie nu ook de Zaanstreek ressorteert. Via de Centrale Keuken zorgt de organisatie voor een eerlijke verdeling van de schaarse goederen, waarbij het vanwege de BS gevormde Vrouwen Hulp Comité een zeer voorname rol speelt ... Onderduikers en leden van de Binnenlandse Strijdkrachten worden door de Noodorganisatie van voedsel voorzien. Grote hoeveelheden aardappelen worden uit de Noordelijke provincies naar de Zaanstreek vervoerd door de BS onder de vlag van de Noodorganisatie.' 1

XCHoeveel de collecte voor de Noodorganisatie in Zaandam heeft opgebracht, weten wij niet - in Koog-Zaandijk was het ruim fl7 000 en daar organiseerde men tevens medio maart een orgelconcert waarmee men nog eens bijna f 2000 bijeenbracht. Tijdens dat concert werd, aldus de rapporteur van de Koog-Zaandijkse afdeling der Noodorganisatie,

XC'wel het hoogtepunt ... bereikt toen door de heer Cor Kee aan het einde van het concert, zonder dat dit was verzocht of afgesproken, ondanks dat het door de bezetters verboden was het Wilhelmus te spelen of te zingen, hiervan de eerste twee coupletten op het orgel ten beste werden gegeven, spontaan door alle aanwezigen staande en uit volle borst meegezongen. Nog nooit heb ik ons schone volkslied enthousiaster horen zingen en nog nooit heeft dit ook zo'n indruk op mij gemaakt."

XCDoor de zorgen van de Noodorganisatie werd in Koog-Zaandijk ruim 61000 kg voedsel verdeeld, gratis (maar er mocht voor worden betaald en er kwam bijna f 9 boo in de kas terecht) en ontvingen ruim zeventienhonderd schoolkinderen drie maanden lang drie keer per week eenJ. J.J.J.

1 't Hoen en C. Witte: (I978), p. 66. 2 (Gemeente Koog-Zaandijk, Noodorganisatie) D. Vis: 15 1945 (I945), p. 5.

234 [PDF]
HULP DOOR GEMEENTEN

gebakken koek van bijna een half ons. Ook de Zaandamse schoolkinderen ontvingen noodrantsoenen (er werden voor hen ook kindervoorstellingen georganiseerd) en moeders van zuigelingen kregen suiker. In totaal bracht de Zaandamse Noodorganisatie 570 ton aardappelen, 200 ton groente, I23 ton peulvruchten, 78 ton havermout, 59 ton tarwemeel, 52 ton suiker, 24 ton stroop, 23 ton vet en olie en 2 1/2 ton kaas bijeen, 'een dozijntje auto's werd', schreeflater een van de voormannen, A. W. Sabel Tzn, 'uit hun ondergedoken bestaan opgevist, rijklaar gemaakt en van valse papieren voorzien om voedsel te transporteren."

XCGelijk gezegd, nemen wij aan dat er ook elders in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht gemeentelijke organen zijn gevormd om extra voedsel bijeen te brengen en te distribueren dan wel ter beschikking te stellen van de plaatselijke centrale keukens. Zaandam is wellicht niet de enige gemeente geweest waar werd aanvaard dat de NSB'er die burgemeester was, bemoeienis had met zulk een orgaan. Wij veronderstellen evenwel dat de voedselhulp welke door bedrijven werd georganiseerd, minstens zo belangrijk is geweest als die gemeentelijke hulp, en misschien wel veel belangrijker, zij het dat wij ook hier moeten opmerken dat onze gegevens verre van volledig zijn. Was er wel één bedrijf van enige omvang waar géén pogingen in het werk zijn gesteld om extra voedsel bijeen te brengen? Vermoedelijk niet. Geld was er bij die bedrijven genoeg: geld om transportmiddelen, voorzover men ze niet zelf bezat, te huren, om er brandstof zwart voor te kopen, en om voedsel aan te schaffen; ook hadden bedrijven de mogelijkheid, contact op te nemen met de desbetreffende Voedselcommissarissen waardoor transporten van zekere omvang en eventueelook regelmaat mogelijk werden gemaakt. Namen directies niet zelf het initiatief tot het organiseren van dergelijke transporten, dan verleenden zij er in elk geval graag hun medewerking aan; ook hier deed de factor die wij al eerder noemden, zich gelden: de directies wilden de band met hun personeelsleden zo goed mogelijk in stand houden. Daarbij wijzen wij er nog op dat ook deze bedrijfshulp in de hongerwinter geen novum vormde: er waren van '42 af talrijke directies geweest die ten behoeve van hun arbeiders en employé's goederen in natura hadden verzameld welke veelal kosteloos, als een soort toeslag op de lonen en salarissen, waren uitgereikt: levensmiddelen, kleding, schoeisel en huishoudelijke artikelen. In de hongerwinter evenwel nam die bedrijfshulp (wij veronderstellen dat het daartoe

1 A. W. Sabel Tzn: 'Noodorganisatie' in: (1946), p. 30.

235 [PDF]
HONGERWINTER

ook hier en daar in het oosten en noorden des lands is gekomen) in het westen een veel algemener karakter aan, ja men mag wel zeggen dat overal waar sprake was van een georganiseerd werkverband, van dat verband uit pogingen werden ondernomen om extra voedsel in de wacht te slepen. Bij een school konden dat enkele onderwijzers of docenten doen ten behoeve van hun collega's en zo ging het veelalook bij kantoren en overheidsdiensten.

XCEen verslag over een voedselreis naar Friesland, in januari en februari met officiële papieren ondernomen ten behoeve van het personeel van het in Amsterdam gevestigde rijksbureau voor hout', geeft een-duidelijk beeld van de moeilijkheden die soms bij de aanvoer van dat extra voedsel moesten worden overwonnen.

XCVoor die reis begonnen twee medewerkers van het rijksbureau, van wie een zijn vrouwen kinderen meenam teneinde hen in Friesland achter te laten, op 17 januari om drie uur des middags in Amsterdam een vrachtauto, uitgerust met een houtgasgenerator, naar de plaats te duwen waar hout en het voor het 'starten' van de generator benodigde houtskool kon worden ingeladen; dat duwen duurde twee-en-een-half uur. Om kwart over zes reed de auto uit Amsterdam weg; zij kwam tegen elf uur des avonds in Zwolle aan. Daar weigerde de motor. De auto werd toen naar een garage in Zwolle geduwd, hetgeen drie uur vergde. De nacht werd in die garage wakend doorgebracht; men zat er op stoelen. De tweede dag van de tocht verstreek met vergeefse pogingen om de auto weer op gang te krijgen; er werd een ~ccu geleend van een Duitse wachtpost en ergens in Zwolle vond men 'na vele uren heen en weer fletsen' (op een geleende fiets) houtskool, want de voorraad die uit Amsterdam was meegenomen, was verbruikt bij de vele pogingen om de generator weer brandend te krijgen. Op de derde dag van de tocht werden paarden gehuurd om de auto op gang te brengen, hetgeen na enkele uren ploeteren omstreeks het middaguur zowaar lukte. 'Vertrokken tijdens hevige sneeuwstormen.' Men wilde Sneek bereiken maar bracht het na bijna zes uur niet verder dan tot bij Heerenveen waar de motor opnieuwafsloeg en de auto zes uur lang moest worden geduwd voordat een plaats was gevonden waar zij kon worden gestald. Op de vierde dag van de tocht werd zij vandaar 'door dikke sneeuwlaag' naar een garage geduwd. Een van de medewerkers van het rijksbureau vertrok toen per flets (weer geleend) naar Sneek dat hij bereikte doordat een

XCI (Rijksbureau voor hout) 'Rapport over de reis naar Friesland voor voedselvoorziening' (z.d.) (FiWi, Abt. Forst- und Hoizu/irtschaft, map 23, 9).

236 [PDF]
EEN VOEDSELREIS NAAR FRIESLAND

passerende auto hem meenam. In Sneek kocht die medewerker op de vijfde dag van de tocht bijna 300 kilo kaas alsmede rundvlees en konijnen tot een gezamenlijk gewicht van ca. 600 kilo. Op zoek naar nog meer voedsel fletste hij op de zesde dag in de richting van Joure; daarbij kwam hij onderweg zijn collega tegen met de in Heerenveen gerepareerde auto; die collega had ook zelf levensmiddelen weten te vinden 'door ruiling of aankoop', 'ten gevolge waarvan de auto thans reeds sterk belast was.' Beide medewerkers arriveerden's avonds om half elf in Sneek. De volgende morgen, zevende dag van de tocht, weigerde de generator opnieuw, 'vergeefse pogingen in het werk gesteld om met een huurauto naar Leeuwarden te vertrekken.' De achtste dag ging heen met mislukte startpogingen, 'niettegenstaande droge brandstof ter beschikking was gesteld' en nieuwe houtskool was gevonden. Op de negende dag werd de auto met de houtgasgenerator als hopeloos opgegeven. Er werd een andere auto gehuurd, een met een anthracietgenerator, 'deze zou 's middags vertrekken, doch hiertoe moest eerst brandstof (anthraciet) gekocht worden, wat na veel moeite gelukte.' De auto vertrok op de tiende dag van de tocht. In St. Nicolaasga werd die dag een half schaap gekocht. De tweede auto begaf het op de elfde dag. Op de twaalfde vond men een derde auto in Bolsward. Op de dertiende werden de gekochte goederen ingeladen.

XC'Even door Heerenveen kreeg de auto een lekke band. Het bleek dat een binnenen een buitenband volkomen in de soep gereden waren, omdat tengevolge van de dikke sneeuwlaag niet tijdig bemerkt was dat we op een lege band reden. Het opzetten van het reservewiel nam niet veel tijd in beslag, maar hierna weigerde de motor opnieuwaan te slaan. Na vele uren ploeteren in de sneeuw de auto naar het gehucht Oudeschoot geduwd I en aldaar in een schuur geplaatst. Het was toen reeds 21 uur. Schamelonderdak gevonden. Nadien te voet naar Heerenveen terug om hulp in te roepen bij [de] A[uto] B[evrachtings] D[ienstJ. Deze kon ons echter geen auto ter beschikking stellen .

XC. . . Dinsdag 30 januari [veertiende dag] Vergeefs geprobeerd de wagen weer op gang te krijgen. Tijdens deze duwtocht verscheen de C[risis] C[ontrole] D[ienst] welke onderzoek van de lading verlangde. Omdat zij vermoedden dat het vlees te duur was gekocht en [het] tevens ongestempeld [was], namen zij de lading vlees, konijnen en kaas in beslag .

XC. . . Donderdag 1 februari [zestiende dag] Nadat vergeefs was geprobeerd de beslaglegging op te heffen, werden het vlees en de konijnen publiekrechtelijk

1 Oudeschoot ligt tussen Heerenveen en Wolvega op ca. 4 km afstand van Heeren veen.

237 [PDF]
HONGERWINTER

ter plaatse verkocht, hetgeen met betrekking tot de konijnen niet zo heel erg was, want genoemde beesten begonnen al te stinken."

XCMen kreeg die dag de derde auto weer op gang en reed, op zoek naar nieuw voedsel, naar N oordwolde ten oosten van W olvega en uit N oordwolde noordoostelijk in de richting van Elslo. Weer weigerde de motor. 'Te voet naar Elslo, waar paardentractie werd verkregen en tevens onderdak. Aangezien de auto niet in een garage kon worden gezet om beurten 's nachts de wacht gehouden.' Terwijl de auto in Elslo werd nagezien, vonden de twee medewerkers van het rijksbureau voor hout op de zeventiende dag van de tocht bij een boer ingekuilde aardappels die gekocht en per boerenkar naar Elslo werden gebracht. Vandaar reed de gerepareerde auto' naar Noordwolde terug waar nog meer goederen werden ingeladen. Vertrek om 6 uur des avonds in de richting van de grote straatweg Heerenveen- Wolvega-Steenwijk-Meppel, maar voordat die straatweg was bereikt, sloeg de motor van de derde auto opnieuw af. De auto werd in een zuivelfabriek geplaatst. De volgende morgen, achttiende dag van de tocht, bleek een deel van de lading gestolen te zijn. Telefonisch werd gepoogd, een nieuwe motor te vinden of, beter nog, een vierde auto. Een week later, toen men een deel van het gekochte voedsel al had moeten koken om bederf tegen te gaan, arriveerde die vierde auto om half twee in de nacht. Op de zes-en-twintigste dag van de tocht vertrok de vierde auto om vier uur. In Zwolle brak de koppeling. De wagen werd ter reparatie naar Kampen gesleept waar een nieuwe koppeling te vinden was. Intussen was het nodig geworden, speciale papieren te krijgen om de IJsselbrug te passeren. Die papieren werden in de wacht gesleept - desondanks werden auto èn lading in beslag genomen, maar men kreeg 's avonds om acht uur het transport weer vrij 'na dramatische onderhandelingen met Voedselcommissaris, Onskomman dan! en Zollgrenzschu!z. Intussen was de koppeling gerepareerd en werd de aftocht onmiddellijk aanvaard.' Men was na tien uur rijden op I I februari, zeven-en-twintigste dag van de tocht, om zes uur in Diemen, vlak bij Amsterdam, toen de motor opnieuw weigerde. De lading werd 'na veel gemartel' bij een relatie geplaatst, 'aangezien geen enkele wagen ons de stad door wilde slepen wegens razzia-geruchten. Om twaalf uur was de tocht geëindigd en kregen we, na zestig uur in touw te zijn geweest, o.i. een beetj e verdiende rust.'

XC

238 [PDF]
HULP DOOR BEDRIJVEN

XCDe lading van de vrachtauto, hoofdzakelijk uit aardappelen en kaas bestaand, werd onder de medewerkers van het rijksbureau voor hout verdeeld.

XCEen beeld van de moeite die de leiding van het Amsterdamse bedrijf van de Arbeiderspers zich gaf om levensmiddelen voor de ca.vijfhonderd man personeel te verzamelen, vindt men neergelegd in de dagaantekeningen van de waarnemend directeur, P. Schuhmacher. I Een eerste tocht naar de Wieringermeer werd in november ondernomen. 'Het is beroerd gegaan', schreef Schuhmacher op de 24Ste. 'Er is geen enkele mogelijkheid om te kopen aardappelen verscheept te krijgen. Ze worden absoluut, evenals groenten enz., in beslag genomen. Andere grote bedrijven die soortgelijke pogingen deden, hebben duizenden guldens schade hieraan geleden en geen aardappel in Amsterdam gekregen.' Drie weken later, 13 december, vertrok een relatie van Schuhmacher naar Texel; hij zou proberen, 'een schuit naar Amsterdam te krijgen met iets voor het gehele personeel, bijv. aardappelen, erwten of tarwe. De kans op gelukken is echter zeer gering' (het lukte niet), maar op diezelfde r j de december hoopte een personeelslid van de Arbeiderspers, 'eindelijk 5000 kg groenten te krijgen, namelijk bossen wortelen, prei en bieten, waarvoor weliswaar hoge prijzen betaald moeten worden maar waardoor wij toch misschien iets voor ons personeel kunnen doen' - inderdaad, op 2 december arriveerde een lading van 8000 kg wortelen en uien die met een verlies van f 2500 (het bedrijf nam dat verlies voor zijn rekening) aan het personeel werden verkocht. Op 8 januari kwam per schip uit Drente een lading aardappelen van ca. 20 ton aan; alle gehuwde personeelsleden kregen er 50 kilo van (het weekrantsoen was toen I kilo per persoon), alle ongehuwde 25 kilo; per kilo betaalden zij dertig cent (het drievoud van de vastgestelde prijs) - per kilo legde de Arbeiderspers er nog iets meer dan dertig cent bij. Medio februari arriveerde voor de Arbeiderspers bijna 19 ton aan groente (op de bonnen kon men toen slechts suikerbieten krijgen: één keer per drie weken 3 kilo) - gehuwden kregen er 40 kilo van, ongehuwden 25. In maart volgde nog een zending aardappelen: 8 ton; gemiddeld kregen de personeelsleden er 15 kilo van. Een en ander betekende dat bijvoorbeeld de ongehuwden onder de personeelsleden in de maanden januari, februari en maart de 13 kilo aardappelen waarop zij op hun bonnen recht hadden, konden aanvullen met ca. 35 kilo uit deze extra-zendingen.

I Doc II-43, b-I.

239 [PDF]
HONGERWINTER

XCBedrijven of diensten die over eigen transportmiddelen of over goede relaties in het transportwezen, in het bedrijfsleven in het algemeen of op het platteland beschikten, hadden het natuurlijk gemakkelijker dan andere bij wie dat niet het geval was.' Zo haalde de Noord- en Zuidhollandse Reddingmaatschappij met de eigen reddingboten uit Friesland aardappelen, peulvruchten en tarwe ten behoeve van de bemanningen van de reddingsstations. De directie van de Stoomvaartmaatschappij 'Nederland' liet uit Gelderland een schuit met aardappelen komen ('de gewone vracht wordt betaald en die is f 2 per ton maar voor de olie, benodigd om de schuit naar Amsterdam te brengen, moet f 25000 worden neergeteld."] Het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland droeg zorg voor ca. honderd uitreikingen aan het personeel, 'sommige groot, andere klein'; het trad op, aldus het naoorlogse verslag, 'als aardappel-, groente- en fruithandelaar, als kruidenier, drogist, tabakshandelaar, slager, grutter, kaasboer, kachelleverancier' (noodkacheltjes) 'en wat niet al." Confessionele gestichten van ouden van dagen kregen menigmaal extra zendingen levensmiddelen van hun pachters of hypotheekhouders op het platteland, het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam liet een aantal Volendamse botters 50 ton aardappelen uit Friesland aanvoeren. Het Gemeentelijk Gasbedrijf van Den Haag, dat een voorraad gasolie had achtergehouden, gebruikte deze voor voedseltransporten uit het oosten en noorden des lands die ten dele aan het personeel ten goede kwamen. De Nutsspaarbank te Haarlem kocht 3 ton suikerbieten en een ongespecificeerde hoeveelheid tarwe voor het personeel in waardoor dit dagelijks enkele sneden brood met suikerbietenstroop kon krijgen. De Amsterdamse scheepvaartverzekeringsfirma Langeveldt Schröder stelde in de eerste maanden van '45 aan alle personeelsleden aardappelen ter beschikking (begin januari 25 kg per gezinslid), voorts groenten, tulpenbollen en 50 kg hout voor de noodkacheltjes. De Lettergieterij Amsterdam liet groenten komen uit de kop van NoordHolland, suikerbieten uit Aalsmeer en aardappelen en andere levensmiddelen uit Groningen; als Kerstgave-I944 kregen alle ruim tweehonderdJ.Noord-Holland) Provinciaal Electriciteitsbedrijf: Zeven magere maanden. Ter herinnering aan een moeizaam doorworstelde oorlogswinter

1 Voor het personeel van de n.v. Sigarettenfabriek Ed. Laurens 'viel het', aldus in '70 het personeelsorgaan, 'met de honger nogal mee dank z~ de rokertjes die in beperkte mate voor de medewerkers gereserveerd bleven. Een pakje sigaretten kon worden geruild tegen een grote zak hout ... of bijvoorbeeld een brood bon.' V, 4 (april 1970), p. 5). 2 (Stoornvaartmij. 'Neder land') W. de Roever: (1951), p. 265. 3 (Prov.

240 [PDF]
HULP DOOR BEDRIJVEN

personeelsleden benevens de zestig gezinnen van gepensioneerden, wachtgelders, in Duitsland tewerkgestelden, onderduikers en weduwen wier man personeelslid was geweest, een halve mud cokes en op zijn minst (wie een gezin had, kreeg meer) 5 kg aardappelen (officieel weekrantsoen I kilo), 500 gram vlees (officieel weekrantsoen 125 gram) en voorts o.m. 250 gram tarwemeel, I25 gram boter en 500 gram vis levensmiddelen die toen op de bonnen in het geheel niet meer verkrijgbaar waren; in februari werd ruim 47000 kg levensmiddelen verdeeld waardoor de alleenstaanden en de gezinnen van personeelsleden of ex-personeelsleden van het bedrijf gemiddeld o.m. I5 kilo aardappelen ontvingen (officieel weekrantsoen I kilo) en 30 kilo suikerbieten (officieel maandrantsoen toen 4 kg) en voorts 25 kilo bloembollen en 50 kilo groenten: levensmiddelen welke men in februari via de distributie in het geheel niet kon krijgen.

XCEr is, dat staat voor ons vast, naast dit alles heel veel méér gebeurd: alleen de gepubliceerde of in enkele rapporten neergelegde gegevens konden wij weergeven - zij vormen, veronderstellen wij, slechts een miniem klein deel van wat wij de bedrijfshulp hebben genoemd.

XCDie bedrijfshulp is, aldus onze indruk, geheel buiten de overheid om van start gegaan èn tegen haar wens - vandaar dat Schuhmacher eind november noteerde dat 'aardappelen ... absoluut, evenals groenten enz. in beslag genomen' werden. Er is enige tijd later althans ten aanzien van aardappelen welke met vergunningen van de voedselautoriteiten werden aangevoerd, een andere regeling van kracht geworden: bedrijven die kans zagen, hetzij uit de plattelandsgebieden van de drie westelijke provincies, hetzij uit het oosten en noorden aardappelen naar de grote en kleine steden van het westen over te brengen, moesten het aangevoerde in tweeën delen - zij mochten de helft zelf verdelen en moesten de andere helft aan de voedselautoriteiten afstaan, meestal ter verwerking in de warme maaltijden der centrale keukens. Natuurlijk was deze tweede regeling volledig in strijd met het algemene beleid dat Hirschfeld en Louwes van meet af aan ten aanzien van de distributie hadden gevoerd, immers: dat algemene beleid was er op gericht dat iedereen evenveel zou krijgen - hier werd aanvaard dat zij die van de bedrijfshulp profiteerden, méér kregen, ja soms aanzienlijk méér dan alle overigen. Dat verschil werd door Hirschfeld en Louwes als pijnlijk ervaren en zulks mede daarom omdat wat door het particulier initiatief aan extra levensmiddelen werd aangevoerd, ook al niet naar diegenen ging die ze bij uitstek nodig hadden: de lijders aan de hongerziekte. Hirschfeld en Louwes gingen het

241 [PDF]
HONGERWINTER

ten behoeve van die hongerpatiënten; zij namen bovendien aan dat het bestaan van zodanige organisatie stimulerend zou werken op de in het oosten en noorden des lands levende behoefte, het westen te hulp te komen. Inderdaad, met verlof van de bezetter kwàm er zulk een aparte organisatie: de Interkerkelijke Bureaus, oftewel de IKB's, vrucht van de samenwerking van de grootste protestantse kerkgenootschappen 1 en het katholiek Episcopaat, welke in het begin van de bezetting tot stand was gekomen en zich nadien voortdurend had verdiept.

XCToen die IKB's eenmaal waren begonnen te functioneren, werd door de bezetter met instemming van Hirschfeld en Louwes een nieuwe regeling getroffen die op 25 januari van kracht werd: voorraden granen, peulvruchten, boter, slaolie en kaas mochten aan de Afsluitdijk, bij de bruggen en veerponten over de Ijssel en in de als enige goedgekeurde afvoerhavens Harlingen, Stavoren, Lemmer en Zwartsluis alleen doorgelaten worden indien de Nederlandse vervoersvergunningen afgestempeld waren door de Hauptabteilung Ernährung und Landwirtschaft van het Reichskommissariat of door een van de Referenten van deze Hauptabteilung bij Seyss-Inquarts provinciale Beaujtragten, en indien de ladingen bestemd waren voor de normale distributie of voor de IKB's. Voorraden aardappelen en vlees vielen buiten die regeling, tenzij zij kennelijk bedoeld waren om in de zwarte handel te worden verkocht. Onder die nieuwe regeling zou de controle aan de Afsluitdijk, in de afvoerhavens en bij de bruggen en veerponten over de Ijssel tot aan Dieren worden uitgeoefend door de Verstärkter Greneaufsichtsdienst, de Duitse douanepolitie, en in en boven Dieren door een van de Duitse divisies welke tot Rauters legerkorps behoorden. De lezer kwam het bestaan van die nieuwe regeling al tegen in het relaas van de twee medewerkers van het rijksbureau voor hout, wier met zoveel moeite verkregen lading (deze bestond hoofdzakelijk uit aardappelen) begin februari in Kampen in beslag werd genomen en die deze pas weer vrijkregen 'na dramatische onderhandelingen met Voedselcommissaris, Ortskommandant en Zollgrenzschutz.'

XCOm met die laatste commissie te beginnen: in Groningen had prof. dr. L. D. Eerland, hoogleraar in de chirurgie, in oktober het initiatief genomen om met steun vooral van de plattelandsmedici voorraden voedsel in te zamelen welke speciaal bestemd waren voor de ziekenhuizen en sanatoria in het westen des lands; in elke plaats waar zich een of meer van die instellingen bevonden, was een Prof. Eerland-commissie gevormd welke zorgdroeg voor de verdeling van het aangevoerde voedsel. Hoe groot de totale hoeveelheden waren, weten wij niet maar zij moeten wel aanzienlijk zijn geweest aangezien alleen al de Leidse commissie voedselhulp verstrekte aan ca. drieduizend personen. Hulp aan de Leidse jeugd werd ten dele gegeven door de Habo-actie maar vooral door het Comité voor massa-kindervoeding: dit Comité droeg er zorg voor dat vijftienduizend Leidse scholieren met zekere regelmaat een warme maaltijd extra kregen. Waar kwam het voedsel vandaan? Dat is niet precies bekend - wij hebben de indruk dat de eind november in Leiden opgerichte Stichting 'Verzorgingsraad voor Leiden' de functie had om in het westen maar vooral in het noorden des lands het voedsel bijeen te brengen dat de hulpgevende instanties (behalve de apart bevoorrade Prof. Eerland-commissie) nodig hadden. De genoemde Stichting deed eind november of begin december enkele binnenschepen naar het noorden vertrekken die in januari in Leiden aankwamen met meer dan 700 ton voedsel, waaronder 650 ton aardappelen.'

XCI Tot aan de bevrijding heeft de Stichting 'Verzorgingsraad voor Leiden' in totaal ca. 4000 ton aan levensmiddelen aangevoerd.

243 [PDF]
HONGERWINTER

XCIn Utrecht werd in oktober besloten, speciaal de kinderen te helpen, in Haarlem viel eenzelfde besluit in november.

XCIn Utrecht werd het initiatief genomen door de plaatselijke afdeling van het Nederlandse Rode Kruis die alle kerkgangers van de kansels af liet opwekken, kinderen uit arme gezinnen te laten mee-eten (dergelijke opwekkingen zijn ook elders gedaan); ca. tweeduizend kinderen profiteerden daar van, doch slechts enkele weken: in november waren speciaal in Utrecht de rantsoenen zo gering dat maar weinigen het zich konden permitteren één mond extra te voeden. Gelukkig waren toen ook al enkele aparte keukens voor kindervoeding in gebruik genomen welke korte tijd later vervangen werden door de grote keuken van de z.g. Centrale Commissie Kindervoeding. Deze commissie begon met hulp te bieden aan de ca. drieduizend Utrechtse kinderen die er volgens de medici het eerst voor in aanmerking kwamen, maar zij kreeg na enige tijd voldoende voedsel om aan ca. veertigduizend kinderen van één tot veertien jaar (bijna 90 % van alle Utrechtse kinderen in die leeftijdsgroep) eenmaal per week een warme maaltijd te verstrekken met een voedingswaarde van ca. 1000 calorieën: meer dan het dubbele van wat men aan de dagrantsoenen kon ontlenen.

XCIn Haarlem werd in december, toen gebleken was dat in HaarlemNoord kinderen van illegale werkers al enkele weken lang extra-maaltijden kregen, met medewerking van de organisatoren van die hulp een Centraal Bureau voor Kindervoeding opgericht; daarbij waren predikanten en bestuursleden van tal van charitatieve verenigingen betrokken alsmede het clandestiene bestuur van 'Nederlands Volksherstel' : een illegaal voorbereide organisatie (wij komen er in een later hoofdstuk op terug) welke na de bevrijding zou moeten voorzien in de dan bestaande sociale noden. Het Centraal Bureau begon met tussen Kerstmis en Nieuwjaar ca.drieduizendvijfhonderd kinderen een stevige warme maaltijd aan te bieden - die hulp werd in de komende maanden voortgezet, maar alleen aan die kinderen die er het meest behoefte aan hadden; hun aantal was in maart bijna zestienhonderd, in april bijna zeven-en-twintighonderd. Die extra-maaltijden waren kosteloos - uit collectes in de kerken en andere inzamelingen bracht het Centraal Bureau, dat ca. tweehonderd helpsters had, er bijna f200000 voor bijeen.

XCIn Den Haag was het eind november de Gereformeerde Kerk van Den Haag- West die ging bepleiten dat aan alle kinderen uit noodlijdende gezinnen in dat stadsdeel voedselhulp zou worden geboden. Daartoe werd een Interkerkelijk Comité opgericht waarin ook een vertegenwoordiger van het openbaar onderwijs werd opgenomen, en van begin januari

244 [PDF]
HULP DOOR DE KERKEN

af kregen vervolgens ca. zesduizend kinderen uit Den Haag-West driemaal per week een warme maaltijd; in de loop van januari kwam het tot een overeenkomstige hulpverlening in Den Haag-Oost, Voorburg, Rijswijk en Loosduinen, zodat eind januari ca. vijftienduizend en van begin februari af zelfs ca. dertigduizend kinderen driemaal per week een warme maaltijd kregen.

XCIn Amsterdam geschiedde iets dergelijks, maar aanvankelijk louter voor kinderen (en onderduikers) op de Eilanden (een oostelijk stadsgedeelte) - hier was de secretaris van de hervormde gemeente er in geslaagd, bijna 200 ton levensmiddelen aangevoerd te krijgen uit Friesland en Groningen, zulks met hulp van meer dan vijftig hervormde gemeenten in die provincies.'

XCWij nemen aan dat in november-december '44 in andere dan de genoemde steden soortgelijke initiatieven werden genomen. Was niet een algemener opzet wenselijk en mogelijk, d.w.z.: kon niet bereikt worden dat deze vormen van hulp en de pogingen van bedrijven en overheidsdiensten om in de ergste voedselnood van hun eigen medewerkers te voorzien, als het ware opgingen in een algemeen streven om regelmatig aanvulling te geven op de hongerrantsoenen ten behoeve van allen die daarvoor op medische indicatie in aanmerking kwamen? Hirschfeld en Louwes waren daar van harte voorstander van en hun leek het het beste die hulp te doen organiseren door de samenwerkende kerkgenootschappen: deze konden voldoende verbindingen leggen met de kerkelijke gemeenten in het oosten en noorden des lands om te bereiken dat de boeren, als zij aan hun leveringsplicht aan de overheid hadden voldaan, het voedsel dat dan nog over was, aan een in het westen des lands werkende kerkelijke organisatie ter beschikking zouden stellen. Hieruit zouden omvangrijke voedseltransporten kunnen voortvloeien; dat betekende evenwel dat de bezetter er zijn toestemming toe moest verlenen. Denkbaar was echter dat die bezetter zou eisen dat de 'foute' organisatie de Nederlandse Volksdienst bij die hulp zou worden betrokken en dat was voor de kerken onaanvaardbaar. Ging de bezetter met die kerkelijke aanvoer accoord, dan hoopte Louwes ook te bereiken dat voortaan voorkomen zou worden dat vervoerders om zich tegen het risico van inbeslagneming van hun vrachtauto's en schepen te dekken een

1 In dit verband vermelden wij nog dat het gemeentebestuur van Amsterdam begin november een grote zending levensmiddelen (o.a. 77 ton aardappelen) als geschenk van de bevolking van Texel kreeg toegezonden; ze werden toegewezen aan zieken en aan tehuizen van jongeren en van ouden van dagen.

245 [PDF]
HONGERWINTER

exorbitant groot deel van de lading als vrachtprij s bedongen; één geval had zich voorgedaan waarbij een transportondernemer de helft van de lading van zijn vrachtauto had mogen behouden - verkoop van die helft op de zwarte markt had hem bijna f IOO 000 doen verdienen.

XCMeer nog. Niet alleen was voor het westen meer voedselhulp nodig maar ook leek het wenselijk, zoveel mogelijk kinderen uit de hongerprovincies naar het oosten en noorden des lands over te brengen: schepen die met levensmiddelen het Ijsselmeer zouden oversteken, zouden bij het terugvaren kinderen kunnen meenemen. Ook daarvoor evenwel was verlof van de bezetter noodzakelijk.

XCBegin december werd het denkbeeld, de algemene noodvoeding en de evacuatie der kinderen door de kerken te doen organiseren, besproken in het Interkerkelijk Overleg. Hieruit vloeide voort dat een van de afgevaardigden van de Doopsgezinde Broederschap in dat kerkelijk samenwerkingsorgaan, A. J. Th. van der Vlugt, opdracht kreeg, de zaak voor te leggen aan het Reichskommissariat.

XCVan der Vlugt, de in Den Haag wonende Finse consul-generaal, had in juni en juli '41 na het begin van de, door Finland gesteunde, Duitse invasie van de Sowjet-Unie enkele malen toespraken voor Radio Hilversum gehouden die in de lijn lagen van de Duitse propaganda maar die toespraken hadden niet in brede kring de aandacht getrokken en in elk geval aan zijn naam geen ernstige schade toegebracht. Hij was nadien in contact gebleven met Duitse instanties, vooral met Seyss-Inquarts Haagse Beaujtragter Schwebel, maar hij bezat ook talrijke verbindingen in illegale kringen; hij had zich van eind' 42 af veel moeite gegeven om in Nederland 'kampadressen' van in Duitsland opgesloten illegale werkers te verzamelen - die adressen had hij (hij bezat een permanent visum voor reizen naar Berlijn) doorgegeven aan de man die van de Duitse hoofdstad uit zoveel mogelijk hulp bood aan Nederlandse gevangenen in Duitse tuchthuizen en concentratiekampen: A. Millenaar, de hoofdassistent bij het bureau van de rijkslandbouwconsulent die, toen de Nederlandse legatiestaf in mei '40 naar Zwitserland mocht vertrekken, in Berlijn werkzaam was gebleven bij de Zweedse delegatie.

XCVia Schwebel kon van der Vlugt omstreeks de lode december in Apeldoorn doordringen tot Seyss-Inquart die hem vroeg, de volgende dag terug te komen. Op die volgende dag kreeg van der Vlugt te horen dat de Reichskommissar met de door de kerken te bieden voedselhulp accoord kon gaan, mits Hirschfeld en Louwes zich met de opzet van die hulp zouden verenigen en er tegen gewaakt zou worden dat het extra aan te voeren voedsel ter beschikking

246 [PDF]
HULP DOOR DE KERKEN

het denkbeeld, kinderen uit het westen des lands te evacueren, werd door Seyss-Inquart goedgekeurd. Op inschakeling van de Nederlandse Volksdienst drong hij niet aan, althans niet op een duidelijke wijze.'

XCHet spreekt vanzelf dat het Interkerkelijk Overleg met voldoening kennisnam van het belangrijke resultaat dat van der Vlugt had bereikt. Er moesten nu twee dingen geschieden: in het westen moest een nieuwe kerkelijke hulporganisatie worden opgericht en in het oosten en noorden moest de medewerking worden verkregen van de voedselautoriteiten en van de boeren. Voor de nieuwe organisatie werd een bestuur gevormd, bestaande uit ds. K. H. E. Gravemeijer (voorzitter), dr. A. A. L. Rutgers, dr. mgr. Th. J. F. Verhoeven (afgevaardigden in het Interkerkelijk Overleg van resp. de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en het Episcopaat) en van der Vlugt; deze laatste werd tevens gedelegeerde bij een Centraal Interkerkelijk Bureau dat in Den Haag werd gevestigd en dat onder leiding kwam te staan van dr. J. C. Hcoykaas." Dat bureau moest er zorg voor dragen dat in alle grote en kleine steden in het westen des lands Interkerkelijke Bureaus, IKE's, zouden worden opgericht die zowel de voedselhulp als de kinderevacuatie (over die evacuatie straks meer) ter hand zouden nemen.

XCIn opdracht van het Interkerkelijk Overleg verlieten een Haags hervormd predikant, ds. J. Ravesloot, en dr. Rutgers op zaterdag 16 december Den Haag met een auto welke Louwes ter beschikking had gesteld. 's Avonds laat kwamen zij in Groningen aan waar de Provinciale Voedselcommissaris, E. H. Ebels, menend dat er twee predikanten uit het westen waren gekomen louter om voedsel voor hun eigen gemeenten in de wacht te slepen, op zondag aanvankelijk niet meer dan een kwartier tijd voor hen vrijmaakte. 'We komen niet pleiten voor ons eigen standje',J.

I 'Deze toezegging van Seyss-Inquart is', vertelde van der Vlugt later aan de Enquê tecommissie, 'naderhand door Berlijn aangevochten en vanaf dat ogenblik heeft eigenlijk mijn hele werk ... bestaan uit een permanente strijd met de Rijkscommissaris, vertegenwoordigd in Den Haag door Schwebel ... Deze permanente strijd ... kwam praktisch altijd neer op inschakeling van de nationaal-socialistische organisaties Dat is door mij namens het Iko' (het Interkerkelijk Overleg) 'permanent geweigerd' (getuige A. Th. van der Vlugt, dl. V c, p. 225) bij die weigering heeft Seyss-Inquart zich neergelegd. Hoe deze zijn beleid tegenover 'Berlijn' heeft verde digd, weten wij niet; er zijn terzake geen stukken bewaardgebleven. 2 Hooykaas, directeur van de n.v. Hollandse Optiekfabriek in Den Haag, die lichtspoorgranaten voor het Nederlandse afweergeschut had vervaardigd, had, gelijk in ons deel 4 vermeld, in '40 geweigerd, die productie ten behoeve van de te hervatten; hij was in '41 door de bezetter afgezet.

247 [PDF]
HONGERWINTER

zei evenwel ds. Ravesloot, 'doch voor de vier-en-een-half miljoen verhongerde Nederlanders in het westen. En om het te concretiseren: wij komen óók pleiten voor de aldaar wonende communisten, al verdoem ik hun beginsel!" Ebels kon met de hem voorgelegde opzet geheel instemmen en toen ds. Ravesloot vervolgens zei dat hij op dinsdagochtend I9 december alle predikanten uit Noord- en Zuidwest-Groningen in de Martinikerk wilde toespreken, alsook 'de kopstukken uit landbouw en schipperij', zei Ebels: 'Kap die er maar af. Ik ken Groningen en het gehele noorden. Wie de predikanten heeft, heeft de gehele gemeente." Het kostte ds. Ravesloot volgens zijn eigen relaas enige moeite, in de Martinikerk de medewerking te verkrijgen van de Groninger predikanten die zich in den beginne tegenover zijn verhaalover de hongersnood in het westen nogal sceptisch zouden hebben opgesteld (de mededeling dat de bezetter met de opzet van de hulp accoord was gegaan, had ook al wantrouwen gewekt), maar tenslotte won ds. Ravesloot (naar wij aannemen: met steun van dr. Rutgers) het pleit en 'als gevolg hiervan', aldus ds. Ravesloot, 'verklaarden zich alle aanwezigen bereid, alle mogelijke moeite bij hun gemeenteleden te willen doen om West-Nederland te redden van de hongerdood."

XCDaarna begaven ds. Ravesloot en dr. Rutgers zich naar Winschoten, Leeuwarden, Assen, Meppel en Zwolle waar zij telkens een beroep deden op de medewerking van de geconvoceerde predikanten - een medewerking die van harte werd toegezegd:

XCDit alles betekende dat het Centraal IKE in Den Haag er van mocht uitgaan dat de plaatselijke IKE's in toenemende mate levensmiddelen uit het oosten en noorden zouden ontvangen, vooral natuurlijk wanneer de kanalen weer ijsvrij zouden zijn; de bezetter, gelijk vermeld, verleende in zoverre medewerking dat voor de IKE's bestemde hoeveelheden levensmiddelen ook na 25 januari over de Ijssel werden doorgelaten.

XCIn het westen vond de oprichting van de IKE's geen algemene instemming. Hier en daar waren er kerkelijke gemeenten die al voordat de IKE's van start gingen, hun eigen noodvoorziening bevredigend hadden gereJ.werking van de vervoersafdelingen dier commissariaten naar het westen zouden worden

1 Ravesloot: (I952?), p. 31. 2 A.v., p.]2. 3 A.v., p. 33. 4 Op 25 januari begonnen ds. Ravesloot en dr. Rutgers aan een tweede tocht naar het noorden die drie weken duurde; zij vroegen toen om steun voor de kinderevacuatie en bevorderden voorts met instemming van Louwes dat in voorkomende gevallen voedselvoorraden buiten het apparaat van de provinciale voedselcommissarissen om zouden worden verzameld die dan echter wel met mede

248 [PDF]
HULP DOOR DE KERKEN

geld en er weirug voor voelden, in de IKB's op te gaan (dat gold bijvoorbeeld voor de Gereformeerde Kerken in Rotterdam die veel extra voedsel kregen van de Zuidhollandse eilanden 1), maar dit waren, schij nt het, uitzonderingen. Vooral Gravemeijer vond het van het hoogste belang dat de kerken gemeenschappelijk optraden en bovendien niet ten behoeve van hun eigen lidmaten maar van het gehele volk (zulks onder de leus 'Dóór de kerken - vóór allen'); dat laatste lag in de lij n van Gravemeijers hoop (wellicht verwachting en in elk geval wens) dat een vernieuwde Nederlandse Hervormde Kerk na de bevrijding als een ware 'volkskerk' centraal zou staan in de samenleving en daarop een bepalende invloed zou uitoefenen.

XCUiteraard vergde de organisatie van de IKB's, die tal van uitdeelposten moesten oprichten, veel geld. De kerken vormden hier een fonds voor en lieten in februari en maart speciale collectes houden; uit de opbrengst daarvan kregen zij de oorspronkelijk verstrekte gelden terug die zij vervolgens verdubbelden en à fonds perdu aan het Centraal IKB ter beschikking stelden, waarna de gehele organisatie, welke inmiddels de vorm had gekregen van een stichting, geen financiële binding meer had met de kerken; die stichting kreeg ook tal van giften van particulieren. Zij liet twee dubbeltjes per extra-maaltijd berekenen en was eind april, aldus haar financieel deskundige, 'een krachtig en gezond bedrijf' geworden.'

XCWaar kregen de IKB's de extra-levensmiddelen vandaan en hoe groot waren de hoeveelheden? Opnieuw zijn onze gegevens schaars maar zij geven toch wel een indruk van de omvang van deze kerkelijke hulpactie.

XCIn de inzamelingsgebieden werden veelal interkerkelijke centra opgericht, die zich eveneens als IKB's aanduidden; dat laatste geschiedde in

1 Alleen al de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Centrum verdeelde in de hon gerwinter extra-voedsel aan bijna tweeduizend gereformeerde gezinnen, tezamen bijna zevenduizend personen tellend (gemiddeld per persoon in ruim vier maanden tij d o.m. 7 kilo aardappelen, 4 kroppen sla, 6 kilo andere groente en 6 porties soep). 'Er waren heel wat mensen', aldus het verslag van de desbetreffende Noodcommissie, 'die zich plotseling herinnerden gedoopt te zijn of belijdenis te hebben gedaan. Zij wisten soms niet eens hoe hun wijkpredikant heette of noemden namen van predi kanten die reeds lang vertrokken of overleden waren' (Gereformeerde Kerk van Rotterdam-C., Noodcommissie: 1944-1945 (1945), p. 14) - of dezulken toch in het extra-voedsel zouden delen, werd aan de fungerende wijkpredikant overgelaten. Deze Gereformeerde Kerk richtte tevens, in een schoolgebouw, een noodtehuis voor ouden van dagen in. 2 'Notulen van de plaatselijke commissie van het IKB-'s-Gravenhage en omstreken, 23 april 1945' (IKB-'s-Gravenhage, Ij).

249 [PDF]
HONGERWINTER

Groningen, Overijssel en de Achterhoek - elders, n1. in de Wieringermeer, de Zaanstreek, de Noord-Veluwe en op de Zuidhollandse eilanden, kregen die centra geen speciale naam. In Friesland waren er twee die wèl een naam droegen: de Hulpactie-West en de actie 'Hier het voedsel' welke laatstè Sneek als centrum had en uitging van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, de LO. In Groningen togen, aldus een plaatselijk relaas, 'dorpscommissies van huis tot huis en wonderbaarlijk was de offervaardigheid van allen, rijk en arm. Er behoefde niet over gepraat te worden. Men gaf spontaan aardappelen, koolrapen, sjalotten, eieren enz. En het was niemand teveel om het zelf te brengen naar de verzamelplaatsen.' Bovendien ging in Groningen 'de Provinciale Voedselcommissaris' (Ebels dus) 'namens de landbouwers een flinke hoeveelheid koren, zijnde een deel van het vermoedelijk overschot boven de opgelegde aanslag per ha., er aan toevoegen." Wij nemen aan dat het in de overige inzamelingsgebieden niet wezenlijk anders ging. De transporten vonden plaats met vrachtauto's en schepen"; vaak moest daar de brandstof zwart voor worden aangeschaft, hetgeen grote bedragen vergde. Bovendien moesten soms Duitsers worden omgekocht toen de bezetter, van mening dat er teveel extra-voedsel naar het westen werd vervoerd, in de tweede helft van februari begon tegen te werken; mogelijk is trouwens dat die bezetter er de lucht van had gekregen dat illegale groepen bij de hulpactie waren betrokken en er soms voordelen aan ontleenden voor hun activiteit. 'De auto's', aldus Het Grote Gebod,'namen ... ook koeriersters en onderduikers naar en van het westen mee."

XCUiteraard had de IKB-actie enige tijd nodig om op gang te komen. Zo ontving het IKB-Den Haag in januari 93 ton aan levensmiddelen (daaronder 51 ton aardappelen), in februari 190 ton (104 ton aardappelen), in maart 397 ton (116 ton aardappelen), in apnl ya r ton (259 ton aardappelen). Met deze levensmiddelen: 1221 ton in totaal, werd hulp geboden aan een aantal personen dat van maand tot maand toenam en uiteindelijk bij de drie-en-zeventigduizend kwam te liggen. Touw, de geschiedschrijver van het hervormd verzet, geeft als schatting dat 'van een bevolking van ongeveer vier-en-een-half miljoen in het westen des lands' (juister lijkt ons, uit te gaan van de ongeveer drie-en-een-half miljoen 'stadsbewobestemming had; daar werden de wagons elandestien gelost. 3 Antoon Coolen in: Het Grote Gebod, d1. II, p.

I B. E. A. Smit in: in p. 92. 2 Bij één gelegenheid wist de prof. Eerland-commissie in Groningen enkele goederenwagons met graan te laden die vervolgens brutaalweg aan een Duitse trein werden gekoppeld welke Amersfoort als

250 [PDF]
HULP DOOR DE KERKEN

ners') 'ongeveer een half miljoen kinderen, zieken en ouden van dagen over een kortere of langere tijd IKB-bijvoeding hebben gehad" -combinatie van dat halve miljoen met de voor Den Haag vermelde drie-enzeventigduizend zou tot de conclusie leiden dat in totaal in het kader van de IKB-actie ca. 8 500 ton aan voedsel is aangevoerd, maar dat laatste cijfer houden wij voor te laag aangezien volgens Het Grote Gebod alleen al uit de provincie Groningen ca. 6 000 ton aan IKB-voedsel naar het westen is verzonden (3 000 ton aardappelen en 3 000 ton granen, peulvruchten en andere levensmiddelen)"; misschien is Ia 000 ton van een betere orde van grootte. Die laatste schatting zou dan betekenen dat het half miljoen personen dat in totaal IKB-bijvoeding ontving, in een periode van ruim drie maanden (van de tweede helft van januari tot eind april), gemiddeld 20 kg extra levensmiddelen kreeg.

XCDie personen werden zorgvuldig geselecteerd. Als medisch criterium gold dat volwassenen slechts voor IKB-bijvoeding in aanmerking kwamen indien zij een ondergewicht hadden van ten minste 30 % (kinderen van zes tot vijftien jaar ten minste 20%, jongere kinderen ten minste 15 %) of aan hongeroedeem leden. Daaromtrent werd door een arts een verklaring opgesteld en met die verklaring kon men dan dagelijks tegen betaling van twee dubbeltjes in een van de eetlokalen van het plaatselijk IKB een extra-maaltijd nuttigen ofbij een van de IKB-uitdeelposten zulk een maaltijd laten halen. Kinderen van zes tot vijftien jaar (er zijn aanwijzingen dat de IKB-bijvoeding voor meer dan de helft aan kinderen ten goede is gekomen) moesten zich steeds bij een van de eetlokalen vervoegen. Alleen al in Den Haag deden dat van begin februari af ca. acht-en-twintigduizend kinderen in die leeftijdsgroep; zij brachten dan wel hun eigen eetgerei mee, maar er is, menen wij, weinig fantasie voor nodig om zich voor te stellen hoeveel moeite het in de omstandigheden van de hongerwinter gekost heeft om in Den Haag een organisatie op te bouwen die dagelijks naar diverse lokalen warm voedsel bracht dat daar door acht-en-twintigduizend kinderen werd genuttigd - en dan bovendien nog warm voedsel voor een veertienduizend jongere kinderen en voor volwassenen wier aantal klom van tweehonderd eind januari tot bijna dertigduizend eind april. Dagelijks waren in Den Haag voor al dat hulpwerk talloze helpers en helpsters in touw, allen onbezoldigd - wij schatten hun aantal op enkele duizenden aangezien vaststaat dat in de stad Utrecht alleen al bij de bijvoeding van ca. vier-en-twintigduizend zes

XC1 H. C. Touw: Het verzet der Hervormde Kerk, dl. I, p. 78. 2 Antoon Coolen in: Het Grote Gebod, dl. II, p.

251 [PDF]
HONGERWINTER

tot veertienjarige kinderen ruim elfhonderd helpers en helpsters waren ingeschakeld.

XCVeel van die helpers en helpsters waren gerecruteerd uit kerkelijke kringen - het is mogelijk dat juist het confessioneel karakter van het IKB-werk de IKB-hulpverlening in Amsterdam heeft geremd, zulks ondanks het feit dat de organisatie in de hoofdstad onder een andere naam optrad, n1. die van 'Hulporganisatie Amsterdam'. Bij de verdeling van de hulp bleven hier trouwens officiële instanties als de Armenraad ingeschakeld. Extra-maaltijden voor lijders aan de hongerziekte waren in de hoofdstad pas beschikbaar van begin maart af en het aantal dagelijks uitgereikte porties was in april nog niet boven de 2500 gekomen. Ten behoeve van de schoolkinderen had de Hulporganisatie Amsterdam méér bereikt: zij voerde een groot deel van het voedsel aan dat door een aparte organisatie: de Onderlinge Hulp Noodtoestand Schooljeugd, werd verdeeld, uiteindelijk onder tussen de dertig- en veertigduizend scholieren (in totaal waren er in Amsterdam ca. honderdtwintigduizend scholieren). Die OHNS was te danken geweest aan het initiatief van een van de hoofdambtenaren van de gemeente, mr. A. de Roos, in die tijd hoofd van de gemeentelijke dienst voor kinderkleding en -voeding, en was begonnen met het verstrekken van voedselhulp aan de scholieren van de openbare instellingen van onderwijs - die van de bijzondere instellingen kwamen er pas enige tijd later bij, de katholieke (zij hadden aanvankelijk met succes een eigen hulpverlening in stand gehouden) het laatst.

XCGelijk eerder vermeld, had van der Vlugt bij Seyss-Inquart óók weten te bereiken dat de samenwerkende kerken verlof kregen, de evacuatie van kinderen uit de hongerprovincies te organiseren. Met die evacuatie waren ook anderen bezig: er hebben zich gevallen voorgedaan waarin ouders in het westen, die familieleden of vrienden in het oosten of noorden des lands bezaten, er in slaagden, hun kinderen naar die familieleden of vrienden te brengen - soms bracht de man er niet alleen zijn kinderen maar ook zijn vrouw naar toe. Soms zelfs werden kinderen door ouders uit de steden in het westen weggezonden met de boodschap: Kijk maar net zo lang in het oosten of noorden rond tot je een gezin hebt gevonden dat voor je wil zorgen. 'Daar liepen ze dan plotseling in

252 [PDF]
KINDEREVACUATIES

komen met de grote trek' (de trek van diegenen die op hongertocht waren)

XC'zonder familie, zonder kennissen, geheel alleen en van iedere leeftijd.

XC'Wat komen jullie doen?'

XC'Eten halen.'

XC'Waar?'

XC'Bij de boeren.'

XC'Hebben jullie dan adressen? Weten de mensen dat je komt?'

XC'Nei.'

XC... 'Weten jullie ouders er van en vinden die het goed?'

XC'Joa me moeder zegt: goa naar 't oosten. Daar hebbe ze nog wat. Hier is een briefte: 'Meheer, ik ken mijn kind geen eten meer gefe. Moge God u zegenen.'"

XCNiet anders in Amersfoort waar de rector van het seminarie van de Oud-Katholieke Kerk na de bevrijding allen die in de hongerwinter zijn semmarie waren gepasseerd, 'nog eenmaal in de geest' langs zich zag gaan:

XC'Daar zijn die kleine Rotterdamse jongetjes van nauwelijks tien jaar oud, blootvoets en met wat lompen over het magere, trillende lijf Nog zie ik ze staan aan de deur met hun: 'Rector, kenne me hier misschien vannacht slape? En heb u niet een stukkie roggebrood voor ons? Moeder heeft geen eten meer voor ons en zei: gane jullie maar naar de boeren op de Veluwe en blijf er maar tot na de oorlog.' '2

XCNaast die individuele gevallen werden kindertransporten georganiseerd door de 'foute' Nederlandse Volksdienst - het was speciaal die NVD welke zich beijverde om de activiteit van het Centrale IKB en van de plaatselijke IKB's terug te dringen; hij ontving daarbij dan steun van Seyss-Inquarts Beaufiragten en soms ook van 'foute' burgemeesters.' In

, L. C. Carstens in: (1947), p. 211. 2 (Oud-Katholiek Kerkgenootschap, Propaganda bureau) B. A. van Kleef: 1944-1945 (z.j.), p. 8. 3 Inzake het beleid van Seyss-Inquart en Christiansen verdient nog vermelding dat Christiansen op 16 maart '45 een deed rondgaan waaruit punt 4 als volgt luidde:

253 [PDF]
HONGERWINTER

zake de kindertransporten van de NVD beschikken wij nauwelijks over nadere gegevens, maar wij durven veronderstellen dat zij toch wel van zekere omvang zijn geweest: in een verslag uitbegin februari '45 wordt namelijk gesproken van 'treinen vol ... NVD-kinderen ... , die alle hier in het noorden moeten worden ondergebracht. Leeuwarden bijv. zit al aardig vol' - op 3 februari was in Groningen een NVD-transport van duizend kinderen aangekomen.'

XCEigenlijk zou een massale kinderevacuatie uit het westen een natuurlijke taak hebben gevormd voor het Bureau Afvoer Burgerbevolking, maar deze dienst van Binnenlandse Zaken, welke nog maar gebrekkig functioneerde en al de handen vol had met het onderbrengen van enkele honderdduizenden oorlogsevacué's, liet de kinderevacuatie in haar algemeenheid graag aan de IKB's over", zij het dat het Bureau Afvoer Burgerbevolking wel een eigen vertegenwoordiger kreeg bij het Centrale IKB.

XCTouw schat dat in het kader van de IKB-acties in totaal ca. vijftigduizend kinderen naar het oosten en noorden des lands zijn geëvacueerd", onder hen blijkens andere bronnen meer dan zevenduizendvijfhonderd kinderen uit Amsterdam (met inbegrip van tweehonderdvijftig zuigelingen), meer dan zesduizend uit Utrecht, ca. vierduizenddriehonderd uit Den Haag en meer dan zeshonderd uit Schiedam (cijfers met betrekking tot andere steden ontbreken). Van die ca.vijftigduizend kinderen werden er meer dan twaalfduizend in Overijsselopgenomen en ca. duizend in de stad Groningen (meer cijfers ontbreken). Die vijftigduizend waren maar een deel van de kinderen die aan de IKB-bureaus waren opgegeven en die, na medische keuring (zij mochten niet aan een besmettelijke ziekte lijden), voor de evacuatie waren aanvaard, want toen die evacuaties begin april moesten worden gestaakt in verband met het oprukken van de Geallieerde troepen in de richting van Groningen en Friesland, bevonden zich in het westen enkele tienduizenden kinderen die men nog niet had kunnen afvoeren.

XCDie afvoer had soms plaatsgevonden in vrachtauto's maar vaker met. schepen en de transporten geschiedden in verband met het gevaar van

1 'Verslag van kindertransport, 7 febr. 1945, met bestemming Zuidlaren' (IKB 's-Gravenhage, 17 f). 2 Ons is slechts bekend dat het Centraal Evacuatiebureau te Rotterdam, dat onder het Bureau Afvoer Burgerbevolking ressorteerde, in maart ca. zeshonderd kinderen naar het platteland overbracht, van wie er vijfhonderd in twee schepen naar Groningen werden vervoerd. 3 H. C. Touw: dl. I, p. 78.

254 [PDF]
KINDEREVACUATIES

Geallieerde beschietingen bijna steeds des nachts. Moest daarbij het Ijsselmeer worden overgestoken, dan werden veel kinderen zeeziek. Er was meestal één begeleider of begeleidster op elke tien kinderen - de animo om die begeleidende functie te mogen uitoefenen was groot, soms groter dan het plichtsbesef van de betrokkenen want er waren verscheidenen onder hen die, als ze eenmaal in het oosten of noorden waren aangekomen, de geëvacueerde kinderen volledig aan hun lot overlieten. Zeker, die kinderen werden met grote hartelijkheid opgevangen en door de plaatselijke IKE's aan daarvoor geschikte gezinnen toegewezen, maar daar vloeide zoveel extra werk uit voort dat wie als begeleider of begeleidster was gearriveerd, niet om een taak verlegen behoefde te zijn.

XCDe IKE's wensten dat de te evacueren kinderen eetgerei en wasgerei bij zich zouden hebben alsook de nodige extra kleren, een deken en een handdoek; zij moesten voorts hun distributiestamkaart en de (derde) distributienoodkaart meenemen. In talloze gevallen ontbrak veel aan dat alles; vooral kwam vaak voor dat de ouders de distributiebescheiden achterhielden om zo extra-rantsoenen in de wacht te slepen. Soms vloeiden hier in de opnamegebieden tijdelijke moeilijkheden uit voort maar over het algemeen was daar alna korte tijd duidelijk merkbaar dat de kinderen weer min of meer normaal te eten kregen. Een begeleider van een Haags transport waarbij in maart kinderen waren overgebracht naar Nieuw Weerdinge (tussen Emmen en Ter Apel), rapporteerde aan het IKE dat hij na drie weken al 'een aanzienlijke verbetering bij alle kinderen' had geconstateerd, 'de maximum gewichtstoename bedroeg 20 pond!"; en de hoofdbegeleider van een transport van bijna vierhonderd Haagse kinderen naar Overijssel kon berichten dat bij deze kinderen die allen niet ver van Zwolle op het platteland waren ondergebracht, de gewichtstoename varieerde van 10 tot 21 pond in één maand, 'wèl een succes voor de pleegouders', schreef hij'>

XCNaast datgene wat de IIill's (en in mindere mate: de bureaus van de Nederlandse Volksdienst) deden, gebeurde het ook wel dat enkele volwassenen in de grote steden in het westen besloten een groep kinderen te vormen om met die groep naar het oosten of noorden te trekken; daar waren dan geen transportmiddelen voor beschikbaar - zulk een groep moest lopen. Eén groep uit Utrecht, welke ca. veertig jongens en meisjesJ.

I Rapport, IQ april 1945, van M. Roos aan het IKE-'s-Gravenhage (IKE, 's-Craven hage, I7 f). 2 Rapport, 24 april I945, van L. Vacher aan het IKE 's-Gravenhage (a.v.).

255 [PDF]
HONGERWINTER

telde van elf tot zestien jaar, begon op I maart met twee leiders de Veluwe over te trekken. 'Niemand van ons', aldus later een dier leiders,

XC'was dit lopen gewend. Bijna iedereen had last van zijn voeten. Er waren kinderen waarbij het bloed uit de sokjes liep, maar ze móesten verder ... Ik heb nooit geweten dat kinderen zo moedig en dapper konden zijn; het was een openbaring voor me .

XC. . . We hebben uren en uren in de regen gelopen. Heel wat kinderen hadden geen jas ... bij zich en liepen in hun bloes of windjack te rillen van de kou. Het was nog guur in de eerste dagen van maart en eten kregen we niet te veel. Er waren plaatsen waar voor alles gezorgd werd ... Er waren ook plaatsen waar we urenlang met dóórnatte kleren in de kou zaten te wachten tot we een bord eten of soep van de centrale keuken kregen .

XC. . . De meesten hadden geen geschikte schoenen. Sommigen liepen op klompen, één was er met een rond stuk autoband onder als een hobbelpaard; hoe hij het uitgehouden heeft, is me nog een raadsel."

XCSlechts één drang gold: wèg uit de steden waar honger werd geleden! Voedsel was leven; men moest het vinden!

Hongertochten

XC

XCIn de steden in het gehele land waren er tallozen geweest die van een vroeg stadium in de bezetting af zo nu en dan of regelmatig de boer op waren gegaan om te zien of zij wat extra levensmiddelen in de wacht konden slepen, en een elk die vaste relaties had op het platteland, bijvoorbeeld familieleden onder de boeren, trachtte te bereiken dat dezen hem van tijd tot tijd pakketjes met levensmiddelen deden toekomen; vooral roggebrood was zeer gezocht. Wij herinneren er aan dat al in de lente en zomer van '44 grote delen van de agrarische productie, misschien wel 20 tot 30 % daarvan, buiten het distributiestelsel om bij de consumenten belandde, veelal tegen 'grijze', niet tegen 'zwarte' prijzen - dat betekende dat honderdduizenden wegen hadden gevonden om hun rantsoenen aan te vullen. Het spreekt vanzelf dat die wegen veelvuldiger werden ingeslagen toen de rantsoenen begin oktober '44 gevoelig werden verlaagd. Menige stedeling die tijd kon vrijmaken, trok toen reeds op

XC, 'Jack' in: Vrijt '11 Filmisch beeld van strijd en bevrijding in Nederland en Nederlands Oost-Indië

256 [PDF]
HULP DOOR PLATTELANDERS

zoek naar voedsel naar het nabije platteland, met name in de weken waarin werd gedorst; men vertrouwde dat de betrokken akkerbouwer meer graan zou verkrijgen dan hij officieel moest afleveren en hoopte dat hij van het overschot een deel zou willen verkopen. 'Bericht komt binnen', aldus het rapport over donderdag 19 oktober van de Voedselcommissaris van Zuid-Holland,

XC'dat te Woubrugge door een landbouwer werd gedorst, doch de toeloop van burgers zo groot werd dat een volkomen onhoudbare positie was ontstaan, hekken werden afgebroken om er maar beter bij te kunnen, enz. Men spreekt van duizend man, later op de dag komt de hoofdcontroleur CCD binnen en deelt mee dat er zeventienhonderd man op dat bedrijf zijn geweest'!

XCzeventienhonderd, van wie, naar wij aannemen, velen afkomstig waren uit Leiden dat ruim 10 km ten westen van Woubrugge ligt. Wij nemen voorts aan dat wat in Woubrugge geschiedde, geen geïsoleerd gebeuren is geweest, zij het dat daar op de rede oktober, naar het schijnt, wel sprake is geweest van een excessieve toeloop.

XCDe toezending van voedselpakketten door plattelanders aan stedelingen werd in de herfst van '44 veel moeilijker dan tevoren doordat de posterijen hoogst gebrekkig gingen functioneren, met name na het uitbreken van de Spoorwegstaking (17 september). 'Een zuiver incidentele vervoermogelijkheid bood', aldus dr. J. G. Visser in zijn studie over de PTT in de bezettingsjaren,

XC'het meegeven van stukken, veelalonder geleide van een postambtenaar, met auto's van allerlei instanties", expediteurs en 'gewone' particulieren. Zelfs van Wehrmacht-sxevacsv . . werd soms gebruik gemaakt. Toch was dit alles bij lange na niet voldoende om een beperkt postverkeer gaande te houden. Daarom werden stoombootdiensten over het Ijsselmeer en diverse andere waterwegen bij het vervoer ingeschakeld Het vervoer had ... weer in hoofdzaak het aanzien van ruim een eeuw geleden gekregen, uitgevoerd als het doorgaans werd door

! Voedselcommissaris Zuid-Holland: 'Verslag over 19 oktober 1944' (20 oktober 1944), p. I (dep. van Landbouwen Visserij, Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, Alg. Zaken, 8). 2 Mussert hoorde medio oktober in Deventer van de directeur-generaal van de Fl'T, de NSB'er ir. W. Z. 1. van der Vegte, 'dat hij', zo noteerde Musserts adjudant in zijn dagaantekeningen, 'een regelmatige verbinding onderhield tussen Den Haag en Deventer en dat hij zelf de aanwezige post uit Den Haag medenam. Een niet veel voorkomend verschijnsel dat de directeur-generaal der FfT zelf de dienst van postbode op zich neemt!' (K A. E.: 'Dagaantekeningen', II okt. 1944 (NSB, 30 a)).

257 [PDF]
HONGERWINTER

'schuiten- en wagenveren'. Soms ging het nog ouderwetser toe doordat bepaalde trajecten door het personeellopende werden afgelegd"

XCacht weken kon het duren voordat een in het oosten of noorden geposte brief het westen bereikte.

XCNa het uitbreken van de Spoorwegstaking werd het verzenden van aangetekende stukken en postpakketten gestaakt - brieven mochten evenwel een maximum gewicht hebben van 2 kilo en er werden toen talloze kleine voedselzendingen als z.g. briefpakjes uit het oosten en noorden naar het westen gezonden; over het Ijsselmeer geschiedde het vervoer dan per boot uit Kampen of Lemmer naar Amsterdam. Eén boot van de dienst Lemmer-Amsterdam zonk beginjanuari bij Urk, na een aanvaring (vijf-en-twintig opvarenden verdronken); het schip werd gelicht en 'er bleken', schreef later W. J. van Doorn in het Maandorgaan van de Docu mentatiegroep '40-'45,'270 zakken post aan boord te zijn. De aanwezige correspondentie omvatte 4 zakken; de rest bestond uit zakken met briefpakjes met levensmiddelen!"

XCVerzending van die briefpakjes was na medio januari niet meer mogelijk doordat toen bepaald werd dat brieven niet zwaarder mochten zijn dan 200 gram. Hoeveel pakjes vóór medio januari naar het westen zijn gezonden, is niet bekend maar wij veronderstellen dat het er van medio september af in totaal op zijn minst vele tienduizenden, misschien wel enkele honderdduizenden zijn geweest die echter bij een veel geringer aantal personen belandden: plattelanders zonden die pakjes in de regel steeds aan dezelfde stedelingen toe; die hulp bereikte dus slechts een klein deel van de drie-en-een-half miljoen stedelingen in het westen. Veruit de meesten dezer waren, voorzover zij niet met zekere regelmaat van de eerder beschreven bedrijfshulp profiteerden, aangewezen op wat zij op trektochten naar het platteland, de z.g. hongertochten. in de wacht konden slepen.

XCOp grond van enquêtes onder autoriteiten, onder ca. dertienhonderd , J.J.'Het postvervoer in Nederland gedurende de hongerwinter', Maandorgaan van de Dotumentatiegroep '4°-'45, febr. I977, p.

G. Visser: (I968), p. 264. 2 W. van Doorn:

258 [PDF]
HET ONDERZOEK VAN DR. KR UIJER

hongertrekkers en onder ruim vierhonderdvijftig plattelanders alsmede op grond van een huis-aan-huis enquête in bepaalde Amsterdamse stadswijken kon dr, G. J Kruijer in 'SI een beeld geven van de hongertochten welke van de hoofdstad uit waren ondernomen. Hij kwam op grond van zijn (slechts gedeeltelijk gepubliceerd) cijfermateriaal' tot de volgende conclusies.

XCUit heel Amsterdam werden door 38 % van de gezinnen géén hongertochten ondernomen: door 23 % niet omdat men er geen behoefte aan had", door IS % niet omdat men er niet toe bij machte was.' De 62 % van de gezinnen die wèl op hongertocht gingen, ondernamen gemiddeld bijna veertien tochten per gezin (wij veronderstellen dat daar talrijke heel korte tochten bij zijn geweest)"; daarbij was een factor dat in de arbeidersbuurten SI % van de gezinnen geen geld had voor aankopen, hoe gering ook, op de peperdure zwarte markt (in het meer gegoede Amsterdam-zuid was 21 % van de gezinnen daartoe niet in staat"). In 66 % van de gevallen werd de hongertocht slechts door één gezinslid ondernomen, in 34 % gingen twee of meer leden van een bepaald gezin er samen op uit." Over het algemeen begaven meer mannen dan vrouwen zich op hongertocht: S8 resp. 42 %7 - op zichzelf was de veelszins zware tocht eerder een taak voor mannelijke dan voor vrouwelijke personen, maar voor mannelijke personen van zeventien tot veertig jaar was het na het begin van de Wehrmacht-razzia's alsook na het inzetten van de Liese Aktion riskant geacht, zich in situaties te begeven waarin men gemakkelijk kon worden opgepakt. Van hen die op hongertocht gingen, fourageerde 76 % louter voor zichzelf of voor het eigen gezin 24 % deed het tegelijk voor derden." In Noord-Holland kon 62 % van de trekkers op boerderijen overnachten waar dan 46 % gratis onderdak kreeg (drie op de vier Noordhollandse boeren die hulp verleenden, vroegen dus geen geld voor de huisvesting)"; 40 % van de hongertrekkers overnachtte hetzij op de boerderijen (d.w.z. in de schuren of op de zolders waar stro was gespreid), hetzij elders in gemengde onderkomens, mannen en vrouwen bij elkaar, en dat leidde, zo meende 6 % van de trekkers, tot zekere ongebondenJJ.

1 Van G. Kruijers studie bevindt zich bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie een exemplaar met daarbij de niet-gepubliceerde statistische tabellen. 2 Waar kreeg die 23 % dan voldoende voedsel vandaan? Hadden de betrokkenen voldoende 'oude' voorraden of profiteerden zij in voldoende mate van de bedrijfshulp? Wij nemen aan dat die tweede factor belangrijker is geweest dan de eerste. 3 G. Kruijer: p. II6. 'A.v.sA.v., p. 1I2. 6 A.v., p. 130. 7 A.v., p. 13 I 8 A.v., p. 99. 9 A.v., p. 257.

259 [PDF]
HONGERWINTER

heid.' Tijdens de hongertacht werd 12 % van de trekkers op zijn minst eenmaal door lotgenoten bestolen."

XCWaarheen trokken de Amsterdammers die op hongertocht gingen? Bijna een-derde, 32 %, van hun hongertochten had het veeteeltgebied bezuiden de lijn Alkmaar-Hoorn ten doel, 5 I % van de tochten werd naar andere delen van Noord-Holland ondernomen", 17 % van de tochten vond dus naar een andere provincie dan Noord-Holland plaats. 'Tarwe', zo bleek uit een speciaalonderzoek in Amsterdam-oost,

XC'(werd) in grote hoeveelheden uit de Wieringermeer gehaald, rogge kwam meer uit Drente en de Achterhoek, terwijl Noord-Holland voor aardappelen ver bovenaan staat. Voor bonen was het Noordhollandse grasland het voornaamste gebied; ook groente kwam bijna uitsluitend uit Noord-Holland. Eieren werden het gulst in de Achterhoek en in Drente gegeven, terwijl melk het meest uit de streek direct om Amsterdam werd gehaald. Boter was moeilijk te verkrijgen: Friesland en Drente leverden nog iets op"

XCeen nuttige opsomming die evenwel aangevuld dient te worden met de beschikbare cijfers over de hoeveelheden voedsel welke werden bemachtigd. Die hoeveelheden werden mede bepaald door het feit of men een vervoermiddel bij zich had en, zo ja, wat voor soort: een fiets, een bakflets of een handkar. Blijkens Kruijers gegevens moest 2 % van de Amsterdamse hongertrekkers zelf het voedsel dragen dat zij hadden weten te vinden 5, 76 % beschikte over een fiets, 2 I % over een handkar. Handkarren en bakfietsen werden het meest gebruikt bij hongertochten over relatief kleine afstanden. 'Het gros van de fietsers', aldus Kruijer, 'vervoerde een half mud aardappelen' (35 kg), 'omstreeks 10 pond tarwe en een paar flessen melk', maar ook kwamen transporten van twee mud per fiets voor en 'afgeladen handkarren, van voren door middel van een touw getrokken, van achteren geduwd, vervoerden wel 300 kg." Gemiddeld werd per hongertocht 42 kg extra voedsel vervoerd - uitgaande van de bijna veertien hongertochten per gezin zou dus gemiddeld in de gehele periode september' 44-april '45 meer dan 550 kg extra voedsel in de wacht zijn gesleept door 62 % van alle Amsterdamse gezinnen.

XCWat de hongertrekkers uit andere steden dan Amsterdam betreft,

1 A.V.,p. 21 3. 2 A.V.,p. 215. l A.v., p. 162. 4 A.v., p. 159-60. 5 Wie geen fiets had, kon soms een plaatsje vinden op een Duitse militaire vrachtauto of in een Duitse goederentrein. 6 A.v., p. 177-7 8.

260 [PDF]
HET ONDERZOEK VAN DR. KRUIJER

beschikken wij over de uitkomsten van twee kleine, in Rotterdam gehouden enquêtes (beide onder ca. honderd Rotterdammers); Kruijer vermeldt daaruit dat de Rotterdammers 'in hoofdzaak naar het zuiden en zuidoosten' op hongertocht gingen, d.w.z. naar de Zuidhollandse eilanden en de Bommeleren Tielerwaard; daarnaast ook naar de Veluwe en Overijssel. 'Een tocht naar het noorden' (d.w.z. naar Drente, Groningen of Friesland) 'had voor de Rotterdammers weinig aantrekkelijks. De concurrentie met de andere Zuidhollandse steden en Amsterdam was daar te groot.'

XCWat de prijzen betreft, die door de boeren werden berekend: uit niet door Kruijer gepubliceerde tabellen blijkt dat begin januari '45 in NoordHolland gemiddeld zestig cent werd gevraagd voor een kilo aardappelen (op de zwarte markt in de grote steden lag de prijs van aardappelen, officieel een dubbeltje, toen al boven de f 50 per kilo); kon men niet met geld betalen, dan werden goederen in betaling aangenomen - volgens Kruijers gegevens wilde ca. 30% van de boeren in de eerste plaats textielgoederen ontvangen, JO % schoeisel, de rest diverse andere artikelen; het kwam echter ook wel voor dat 'betaald' werd door het gratis verrichten van diensten: de meeste boeren hadden altijd wel enig werk, bijvoorbeeld voor een schoenmaker, een kleermaker of een naaister."

XCOver de gemiddelde duur van de hongertochten heeft Kruijer geen gegevens verzameld - wèl blijkt uit zijn materiaal (dat ligt ook voor de hand) dat de Amsterdammers begonnen met de dichtbij de hoofdstad gelegen plattelandsgebieden af te stropen; wie dan in september of oktober naar de Haarlemmermeerpolder, Amstelland, de Vechtstreek of Waterland trok of nog iets verder: naar de streek tussen Alkmaar en Hoorn, kon, als de hongertocht met een flets werd ondernomen, veelal op de dag van vertrek weer thuis zijn. Naarmate evenwel de hongerwinter langer duurde, moest men verder weg gaan om nog de hoeveelheden voedsel te vinden die het ondernemen van een hongertocht zinvol maakten - de tochten duurden dan langer: op zijn minst enkele dagen, en wanneer men naar gebieden als de Achterhoek, Overijssel of de drie noordelijke provincies ging, kon het wel een week of nog langer duren voor men met zijn kostbare lading was teruggekeerd. Nemen wij aan dat een hongertocht gemiddeld drie dagen duurde en dat de voor Amsterdam gevonden cijfers representatief zijn geweest voor de drie-en-een-half miljoen stadsbewoners in het westen des lands, dan zouden elke dag

XCI A.v., p. 165. 2 Volgens Kruijers gegevens verrichtte 2 % van de hongertrekkers arbeid als betaling voor verkregen levensmiddelen.

261 [PDF]
HONGERWINTER

gemiddeld meer dan honderdduizend personen op hongertocht zijn geweest - vermoedelijk is dat cijfer te hoog, met name omdat, zo veronderstellen wij, van de kleinere steden uit, waar men meer relaties had op het omringende platteland, in de regel kortere hongertochten ondernomen werden; dat elke dag gemiddeld meer dan vijftigduizend personen op hongertocht waren, lijkt ons evenwel een aannemelijke veronderstelling. Een bevestiging daarvan vinden wij in de resultaten van de globale telling die in januari gedurende enkele dagen in Nijkerk werd verricht (d.w.z. op de toen belangrijkste verbindingsweg naar Overijssel en de drie noordelijke provincies): 'men kwam', aldus een plaatselijk relaas, 'op ongeveer twintigduizend mensen."'Naar onze schatting', zo schreef een politiefunctionaris te Harderwijk, 'passeerden op de allerdrukste dagen vijftien- à twintigduizend personen per dag.? 'Elke dag', aldus een illegaal werker over de N oord- Veluwe, 'passeerden er ongeveer zeventienduizend trekkers." Een schatting uit Olst, dat benoorden Deventer aan de IJsselligt, luidt 'dat per dag deze gemeente bezocht werd (door) gemiddeld ten minste vijftienhonderd' hongertrekkers ('wij zagen vooral veel vrouwen en meisjes')" - in Ommen (maar dat ligt 25 km ten oosten van Zwolle: heen en terug 50 km extra fletsen) was het maximum aantal hongertrekkers op één dag ruim duizend? en op een van de belangrijkste toegangswegen tot de Wieringermeer (de weg uit de richting Alkmaar) werden er volgens Kruijer op één dag vijf-en-twintighonderd geteld" - een boer die in het zuidelijke (en dus drukste) deel van de polder woonde, had hem doen weten 'dat per dag gemiddeld tweehonderdvijftig mensen aan de deur kwamen."

XCAchter al deze zakelijke gegevens moet men de werkelijkheid zien, waarbij wij in de eerste plaats aan de weersomstandigheden denken: de kille en sombere oktobermaand - november: kil, somber en met zware slagregens - december: eerst kil en somber en vervolgens, na een periode van rustig weer, koud - januari: vrij strenge vorst, tien etmalen waarop het ook overdag vroor, veertien etmalen met sneeuwval (de wegen werden glad), met barre sneeuwstormen zelfs - februari vrij zacht, maarJ.

1 Th. C. Oudemans: 'Jaren vol spanning! 'Schovenhorst' in 1944 en 1945' (gestencild, 1946), p. 26. 2 H. Kraaijenbrink: 'Politierapport 1940-1945', V, p. 37. 'Jack' in p. 242. 'A. Korten: p. 30. 5 (1945?), P.23a. 6 G. Kruijer: p. 163. 7 A.v., p. 164.

262 [PDF]
OP HONGERTOCHT

somber en in de eerste helft opnieuw met uitzonderlijk veel regen - en langs eindeloos schijnende wegen bewogen zich de hongertrekkers voort, de meesten per fiets. Maar wat voor een fiets! Slechts weinige hadden nog goede banden en wanneer men dan, soms na lang gezocht te hebben, huiswaarts keerde, bewerkstelligde de zware vracht menigmaal dat men een lekke band kreeg. Openbaar vervoer was er niet meer (soms konden enkele gelukkigen meerijden op een Duitse trein) en wie naar het oosten of noorden des lands wilde gaan en de lange fietstocht over de Afsluitdijk of de Veluwe wilde vermijden, had de grootste moeite om ruimte te vinden op de Lemmerboot. In Amsterdam kon men er plaats op bespreken van negen uur 's morgens af - telkens stonden er, weer of geen weer, al kort na vier uur talloze mensen in de rij die dan te horen kregen dat zij twee, drie, zelfs vier weken moesten wachten voor er voor hen plaats was. Dan maar liever toch fietsen!

XC'Wie beschrijft', aldus later de Haagse journalist J. G. Raatgever jr.,

XC'de ellende van de stakkerds die daar voortzwoegden op de kale landwegen van de Kop van Noord-Holland of op de verlaten vlakten van de Veluwe waar de oostenwind de rulle sneeuw voor zich uitdreef en onbarmhartig geselde alles wat zich buiten waagde? Ik heb ze zien zwoegen voor hun karren of achter het stuur van hun bakfiets, door een decimeters dikke laag sneeuw, pal tegen de gierende oostenwind op, maar ik zag ze ook liggen, langs de weg, in elkaar gezakt van vermoeidheid, bevangen van de koude, vaak stervend van ontbering."

XCKruijer nam in zijn studie de volgende beelden op uit brieven en dagboeken alsmede uit opstellen van scholieren, kort na de bevrijding geschreven. Zij hadden gezien:

XC'Mensen met stukgelopen voeten die het bloed in de schoenen stond, en zelfs een rood spoor achterlieten in de blanke sneeuw. Mensen zonder schoenen, jutezakken rond de voeten.'

XC'Mensen die op blote voeten liepen daar hun schoenen kapot waren of te veel pijn deden.'

XC'Kinderen van tien op blote voetjes en half gekleed liepen met kinderwagens de boer af.'

XC'Oude mensen die niet meer voort konden.'

XC'Mannen die geen stap meer konden doen omdat ze aan hongeroedeem leden; vrouwen en kinderen zaten langs de weg, uitgehongerd en ziek.'J.

I G. Raatgever jr.: p. I Ia.

263 [PDF]
HONGERWINTER

XC'Daar zag ik een vrouw flauw vallen. Ze had een zware last op de flets en ze zag er bleek en mager uit.'

XC'Mensen die op de weg bewusteloos vielen.'

XC'Ook kwamen we een jongetje tegen met een handkar waarin zijn gestorven jongere broertj e lag.' I

XCIn Noord-Holland voerde de weg soms door polders die door de Wehrmacht waren geïnundeerd. 'De rijke vruchtbomen', aldus de schrijver J. c. P. Alberts in zijn relaas over een vlak voor Kerstmis '44 van Amsterdam uit ondernomen hongertocht,

XC'steken hun dorre kruinen net boven de meerspiegel uit. Boerenkool is door al dat water blijkbaar hard gaan groeien en bijna even hoog opgeschoten als de appelbomen. Na een paar kilometers zwoegen, temidden van een stroom van rammelende voertuigen, karren, kinderwagens en voetgangers, begint de weg aardig onder water te staan. Dan komt de grootste verschrikking, die al het aanrammelende misère-verkeer met stomheid slaat: de weg is plots over een onafzienbare afstand onder het water verdwenen en één geworden met de zee ter rechter- en ter linkerzij.

XCSommigen trekken ten einde raad schoenen en kousen uit en duwen hun karretje zo de oceaan in. Een enkele blijft met de moed der wanhoop op zijn flets zitten. Ik blijf zitten. Ik heb heel wat, en in vele werelddelen, meegemaakt, maar ik ben nog zelden zo bang geweest als daar, op mijn wankele, beladen fiets, in dat eindeloze water, dat hoog opspuit en waaronder ergens een onzichtbare weg ligt, die misschien, wat God verhoede, verraderlijke kuilen heeft.'

XCAlberts zette door

XC'Maar in Hoorn staan de arme Amsterdammers met hun schamele karretjes en hun bleke, ingevallen gezichten wanhopig op de keien; er is geen karner meer te bekomen, alle hotels zijn vol, weken van te voren besproken, en eten kan je alleen in het voormalige station krijgen, dat als volksgaarkeuken of cafetaria is ingericht en dat in de voormiddag al is uitverkocht. Na veel zoeken en vragen dring ik brutaal de Keizerskroon binnen (waarop een bordje 'gesloten' staat) en vraag of ik aan de (pik-zwarte) maaltijd kan deelnemen. Er is al een lijst van negentien liefhebbers en véél eten is er niet. Ik slaag er in als twintigste en laatste op de lijst te komen."

XCDe schrijfster Henriëtte Mooy over haar tocht naar de Wieringermeerpolder:

XCI G. J. Kruijer: Hongertochten. p. I94. 2 Joh. C. P. Alberts: Eten halen. Een honger novelle (z.j.), p. I4-I7.

264 [PDF]
OP HONGERTOCHT

XC'Maar 0, de mensen, die als in een langsliertige nachtmerrie telkens in nieuwe golven op je af komen, de mannen, de vrouwen, wijdopengespalkte bolstaande ogen, ingevallen wangen, ingedrukte slapen, bezwete voorhoofden met angstigdikke blauwe aderen; de grauwe, de gele hongergezichten. Koud had ik het, koud, koud, koud, koud. Ook nu en dan een ophoping op de dijk, die de doortocht voor anderen versperde; de families lieten dan hun vervoermiddelen midden op de dijk staan, onder bewaking van een heel bleek en heel dun kind, daalden dan af naar het polderland, recht op een boerderij aan, die, behalve het toegangspad. rondom in het water lag, afgrijselijk gezicht!"

XCToen op 23 december in de loop van de middag een sneeuwstorm over de Veluwe streek, waren de wegen er in korte tijd onbegaanbaar. 'De stakkers', zo noteerde de Harderwijker politieman H. Kraaijenbrink,

XC'die er met slechte kleren, slechte fietsen en lege magen op uit moesten (en dat zijn er weer vele duizenden), hadden het niet ellendiger kunnen treffen en velen van hen vallen bij de weg neer ... De met zakken aardappelen beladen rijwielen, de handkarren, de kinderwagens - het zijn even zovele monsterachtigheden geworden waarmee de uitgeputte stakkers geen raad meer weten ... Iemand die dit niet gezien heeft, zal zich nooit ook maar een flauwe voorstelling van de omvang en de rampzaligheid van deze hongeroptocht kunnen maken."

XCEen Amsterdammer zag op I januari bij de controlepost op de IJsselbrug bij Zwolle twaalf kinderwagens geparkeerd staan,

XC'afgezien van de overige voertuigen, van stijfselkistjes op wieltjes tot van gegolfd plaatijzer geïmproviseerde sleden toe, beladen met levensmiddelen. De voor het merendeel eigenaressen er van stonden daar te wachten in de hoop dat een of andere auto hen mee zou nemen.'

XCTallozen waren ook op die Nieuwjaarsdag op pad:

XC'Er waren mensen bij uit Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Bussum, Gouda, Woerden, waarvan er zelfs lopende naar Drente en Groningen geweest waren. Moeizaam trok men een karretje of zoiets door de sneeuw. Ik zag ze aan de kant van de weg zitten met een karretje of fiets waarvan de wielen gebroken waren. En ze zaten naar dat gebroken wiel te staren of het vanzelf weer zou helen."26

, Henriëtte Mooy: p.101-02. 2 H. Kraaijenbrink. 'Politierapport 1940-1945', IV, p. 158-59. 3 (Letter gieterij Amsterdam) p. 53.

265 [PDF]
HONGERWINTER

Later in januari, een Zwollenaar:

XC'De oprit naar de IJsselbrug is spiegelglad; zand wordt er niet gestrooid. Een paar trekkers help ik de brug op; dan weer terug anderen helpen. Ik kan helaas niet verder helpen. We moeten zelf ook verder en nog weer terug en bijtijds thuis zijn. 't Is een ellendig gezicht, die magere stumpers met hun zware karren, die ze onmogelijk alleen de oprit kunnen opduwen. Aan de andere kant van de brug een vrouwtje naast een zwaar beladen flets; voetje voor voetje schuifelt ze voort. Ze heeft erg koude voeten. Ik neem even de flets van haar over, dan kan zij fiink doorlopen om haar voeten te warmen. Ze kan niet meer. De vorige dag heeft ze 40 km op zomerschoentjes door de sneeuw gelopen. Haar voeten zijn stuk. Morgenavond denkt de arme ziel in Utrecht aan te komen! Als ze een plaatsje op een open vrachtauto zou krijgen, zou ze de koning te rijk zijn. Slecht gekleed, met een lege maag, op een open vrachtauto in een ijzig koude wind en je dan nog gelukkig gevoelen! ... Drie vrouwen lopen voor ons, hun handkar is kapot. Eén glijdt uit en valt. Ik help haar op. Ze heeft zich bezeerd en huilt en dan gilt ze plotseling: 'Ik wil naar mijn kinderen!' De beide anderen wordt het dan ook te machtig. We kunnen de ellende niet langer aanzien."

XCEen beeld uit februari:

XC'Langs de Zuiderzeestraatweg door Nijkerk heen bewoog zich tussen de ochtenden avonduren een onafgebroken stroom gelukzoekers heen en terug. Heen met lege karren en in de ogen de glans van hoop op succes, terug met volbeladen vervoermiddelen, steunend en zuchtend, tot schreiens toe vermoeid; afgebeuld met van de fletsen zakkende, onhandig opgebonden zakken met aardappelen; strompelend op afgetrapte schoenen met bloedende blaren aan de hielen; vervuild van het met tientallen samen slapen, nachten achter elkaar, in boerenschuren ; bungelend aan de fletsen de konijnen en kippen, geruild bij koud-berekenende boeren-Shylocks tegen woekerwaarden aan textiel, schoenwerk en sieraden. Ondervoede kinderen met ingevallen wangen, een jute zak . om de huiverende schouders geslagen, zaten op lompige dekens bovenop handwagens, voortgeduwd en aan touwen getrokken door ploegen zwoegende, hijgende vrouwen in slonzige jurken, doorweekt bij regen, sliertige haren van de bezwete voorhoofden vegend."

XC'In de eerste dagen van maart' zag een illegaal werker op de Veluwe

'meer ellende ... dan ooit tevoren. Dagenlang passeerden we een onafgebroken

XC, H. Neerdhof: 'Verslag' (z.j.), p. 23 (Doc 11-364, b-I3). 2 H. C. van Maasdijk: 'Herinneringen' (r950), p. 179-80 (Doe l-r09I, e-I).

266 [PDF]
OP HONGERTOCHT

stroom trekkers. Voor het grootste gedeelte waren het vrouwen en meisjes. Menselijk opzicht bestond niet meer, we zagen deftige dames in bontjassen, die op fietsen zonder banden hun zware vracht probeerden thuis te brengen. Sommigen hadden gaten in hun zijden kousen zo groot als twee vuisten, blijkbaar van het vallen; maar niemand keek er zelfs naar. Ieder had genoeg aan zijn eigen taak. De vreemdste soorten karren en wagentjes werden gebruikt en velen moesten het stellen met 'n doodgewone kinderwagen, die torenhoog volgeladen was met mudden aardappels en bijna bezweek onder deze zware vracht. Op vele plaatsen langs de weg lagen wrakstukken van wagentjes, die het onderweg begeven hadden. Bakfietsen en handkarretjes met gebroken assen zagen we bij ti en tall en.

XCUrenlang heb ik de gezichten bestudeerd van de duizenden, die ons passeerden. De rood-opgelopen gezichten der oververmoeiden en de as-grauwe of vaal-bleke gezichten dergenen, die het vermoeidheidspunt al ver hadden overschreden en nu met 'n verbeten uitdrukking mechanisch hun voeten bewogen, omdat ze het al dagen lang zo gedaan hadden en ze mee moesten met 't tempo, dat de eindeloze colonne, waartoe ze behoorden, aangaf.

XC... Verschillende keren zagen we grote bakkerskarren of boerenwagens, waar geen paard voor stond, maar die getrokken werden door tien of twintig vrouwen en meisjes met lange, ruwe touwen om hun middel of bovenlijf. Ze helden helemaal voorover in de touwen en keken strak naar de grond. Er waren vrouwen, die op kousenvoeten liepen en andere, die op blote voeten voortzeulden over ruwe straatstenen en door grote plassen .

XC. . . Vaak zagen we, dat mensen niet meer konden en als dood langs de straat neervielen of lagen te rusten in het natte gras, ondanks het koude, gure weer. .. In deze stoet van ellende trof men hoogleraren, advocaten, leraren van middelbare scholen, hoge ambtenaren, deftige dames, mensen die vroeger een eigen auto reden'!

XCallen werden voortgedreven door de drang tot zelfbehoud, door de wens ook om het moeizaam vergaarde voedsel zo spoedig mogelijk aan de thuis wachtende gezinsleden ten goede te doen komen.

XCNiets was erger dan wanneer men dat voedsel geheel of gedeeltelijk kwijtraakte. Gelijk eerder vermeld, werd 12 % van de Amsterdamse hongertrekkers op zijn minst eenmaal door lotgenoten bestolen - daarenboven bleek uit Kruijers gegevens dat bij IS % van de trekkers goederen in beslag werden genomen: door de 'foute' Landwacht, door de politie, soms ook door de officiële 'politiedienst' van Economische Zaken: de Centrale Crisis-Controle-Dienst, oftewel de CCD. Deze beschikte in Noord-Holland over tweehonderdvijftig controleurs - veel te

! 'Jack' in: p. 240-42.

267 [PDF]
HONGERWINTER

weinig om de hongertochten tegen te gaan. 'Toen men', schrijft Kruijer, 'inzag dat dit onmogelijk was, accepteerde men gedeeltelijke sociale desintegratie en maakte men het zich tot functie er op toe te zien dat de verdeling nog zo eerlijk mogelijk geschiedde. Zwarte handelaren en personen die 'te veel' vervoerden, werden aangehouden." In februari werd voor de Noordhollandse CCD een duidelijke norm aangegeven: trekkers die niet meer vervoerden dan bijvoorbeeld een halve mud aardappelen, werden doorgelaten - het gemiddelde dat blijkens Kruijers onderzoek vervoerd werd: 42 kg, lag daar iets boven, maar wij nemen aan dat dit in de meeste gevallen geen moeilijkheden heeft opgeleverd; wij nemen trouwens óók aan dat van diegenen die op handkarren of op bakfletsen aanzienlijk méér levensmiddelen vervoerden, sommigen geen hinder ondervonden van de controleurs, maar bij anderen werd stellig een deel, misschien wel het grootste deel van hun vracht in beslag genomen. De algemene opinie was, en bleef, dat er een reële kans bestond om door de controle heen te komen - alleen aan de Ijssel kwam dat anders te liggen.

XCDaar gold, gelijk reeds vermeld, van 25 januari af de regel dat particulieren geen granen, peulvruchten, boter, olie en kaas over de rivier westwaarts mochten meenemen - inderdaad werden die producten van de genoemde datum af bij alle bruggen en veerponten in beslag genomen: bij de Ijsselbrug te Deventer in tien dagen tijd (t.e.m. 3 februari) o.m. ruim 3 ton graan, 70 kg peulvruchten, I I kg boter, 12 liter olie en 40 kg kaas, bij de Ijsselbrug te Zwolle in vier dagen tijd (29 januari t.e.m. I februari) o.m. meer dan 8 ton graan en meel, ruim 50 kg boter, ruim 50 kg spek en ruim 125 kg kaas (meer cijfermateriaalontbreekt). 'De trek van voedselhalers is', zo werd op 3 februari aan de politiechef te Zwolle gerapporteerd, 'sterk afgenomen, vermoedelijk omdat thans de controle op de terugweg meer bekend wordt ... Aardappels worden bij de controle niet afgenomen, voorzover men niet meer dan I mud per persoon bij zich heeft." Allen die op hongertocht waren, konden in die tijd de Ijssel nog passeren, maar begin februari stelde Rauter op schrift dat hij 'in nächster Zeit' dat passeren (zowel van west naar oost als omgekeerd) wilde verbieden tenzij de betrokkene een machtiging zou kunnen tonen van een van de officieren van de Ordnungspolizei die als verbindingsofficier aan de staven van Seyss-Inquarts Beaufiragten waren toegevoegd.'J.J.

1 G. Kruijer: p. 158. 2 Rapport, 3 febr. van opperluitenant G. de Vries aan de Korpschefvan politie te Zwolle (CNO, 66 h). 3 Rondschrijven, 8 febr. van Rauter 10 c).

268 [PDF]
DE IJSSEL-'SPERRE'

XCDie IJssel-Sperrewerd op I maart van kracht. Wat Rauter heeft bewogen, hongertrekkers te verhinderen om in Overijssel en vandaar eventueel elders te gaan fourageren, is ons niet duidelijk. Een van de gevolgen van zijn maatregel was dat van diegenen die toch over de Ijssel trachtten te komen en daarbij werden gegrepen, de mannen van zeventien tot vijftig jaar als spitters aan de Organisation Tod! werden overgedragen; dat is met wellicht omstreeks honderd mannen geschied.

XCUit Kruijers studie haalden wij aan dat in Noord-Holland 62 % van de door hem geënquêteerde Amsterdamse hongertrekkers op boerderijen overnachtte, waar 46 % gratis onderdak kreeg.

XCWaar sliepen diegenen (38 %) die niet bij boeren huisvesting vonden? Dat is, wat Noord-Holland betreft, niet bekend, maarwij veronderstellen dat in verscheidene plaatsen schoolgebouwen en verenigingslokalen als noodverblijven voor trekkers werden ingericht - aannemelijk is trouwens dat trekkers ook welonderdak vonden bij andere particulieren dan de boeren. In Harderwijk werd de ambachtsschool tot noodverblijf ingericht; in deze gemeente, vermoedelijk ook elders, maakten de afdelingen van het Nederlandse Rode Kruis en van de vereniging Eerste Hulp bij Ongelukken zich verdienstelijk bij het opvangen en verzorgen van de trekkers.' Er werden er in Harderwijk in de Ambachtsschool dikwijls meer dan zevenhonderd gehuisvest, 'afgezien dan nog van de velen', aldus een plaatselijke geschiedenis, 'die bij particulieren de nacht (doorbrachten)." In Zwolle ontfermde een plaatselijke coördinatiecommissie welke door de directeur van de gemeentelijke dienst van sociale zaken werd geleid, zich over meer dan honderdduizend hongertrekkers. Enkele honderden Zwollenaren, mannen en vrouwen, waren hierbij als onbetaalde hulpkrachten ingeschakeld, 'dag en nacht werkten zij' (ook ten behoeve van de ruim vijf-en-zeventigduizend oorlogsevacué's die in die

I Bij de Fino-fabrieken in Harderwijk konden dagelijks gemiddeld ca. drieduizend hongertrekkers een liter vermicellisoep krijgen; van's morgens vroeg tot in het begin van de avond stonden er lange rijen buiten te wachten (het eetlokaal bood slechts plaats aan ca. tachtig personen). Bij deze fabrieken was ook een medische hulppost ingericht. 2 E. A. van Kuik: (z.j.), p. 54.

269 [PDF]
HONGERWINTER

maanden Zwolle passeerden) 'op een wijze die', zo schreef de bedoelde directeur,

XC'boven alle lof verheven is. Treffende staaltjes van naastenliefde, moed, geloofsovertuiging en eendrachtig samenwerken werden in grote eenvoud, in stoïcijnse verbetenheid en onder buitengewoon moeilijke omstandigheden beleefd. Er werd een hechte gemeenschap geboren, met een besef voor burgerzin, zoals wellicht nooit tevoren."

XCDe Zwolse coördinatiecommissie bezat een nachtverblijf waar men voor f I logies kreeg (avondmaaltijd en ontbijt inbegrepen). 'De zolders liggen al bijna vol', aldus een beschrijving van dit noodverblijf

XC'strozak aan strozak, rij langs rij. Een duffe natte-kleren-lucht hangt door het gehele gebouw. Rijen staan voor de toiletten, rijen staan voor de keuken, rijen staan voor het dokterskamertje. Tientallen voeten worden hier iedere avond verzorgd zo goed en zo kwaad als het gaat. 'U moet een paar dagen wachten alvorens verder te trekken, uw linkerhiel ziet er lelijk uit!' 'Ja, dokter', en zowel de dokter als zij weten dat dit advies nooit wordt opgevolgd. Gedreven door de grote nood hebben ze deze onmogelijke hongertocht aanvaard, met haast bovenmenselijke energie zetten ze door tot het bittere einde en als ze straks afgetobd met ontstoken voeten en een uitgeput lichaam thuiskomen, liggen ze soms weken te bed om weer bij te komen van de ontberingen op deze tocht geleden .

XC... In de eetzaal heerst nog steeds drukte. Driehonderd-en-vijftig porties warm voedsel zijn al uitgedeeld en nog honderd gasten kunnen worden geholpen. Er zal niets.overblijven vanavond en het wordt'stouwen op de slaapzalen. 'Drie op twee' is dan het verzoek en zonder protest, wetend dat het voor hun lotgenoten is, schikken ze zich met drie personen op twee strozakken en delen de dekens.

XCHet vrijwillige personeel, al de gehele dag in touw - we hadden toch ook een dagtrein - helpt en sjouwt, troost en beveelt, ze vinden het heerlijk, iets voor de hongertrekkers te kunnen doen.

XCStraks als allen hun plaatsje gekregen hebben, wordt het brood uitgedeeld voor morgenochtend. Er is ook kaas vandaag."

XCIs deze vorm van hulp tot Zwolle beperkt gebleven? Dat is niet waarschijnlijk. Er zijn ons terzake geen nadere gegevens bekend, maar wij nemen aan dat in tal van plaatsen, zij het wellicht niet zo goed georganiseerd als in de Overijsselse hoofdstad, hulp geboden is aan de vele tienduizenden die dagelijks op doortocht waren.

XC, Verslag van de toestand der gemeente Zwolle over de jaren 1940-1945 (z.j.), hfdst XII (Dienst voor Sociale Zaken), p. 7. 2 A. J. J. Craghs in: III de strijd om 0115 volksbestaan,

270 [PDF]
HULP AAN DE HONGERTREKKERS

XCNiet al die hongertrekkers keerden naar de steden in het westen terug - wij maakten al melding van gevallen waarbij jonge kinderen oostwaarts werden gezonden met de boodschap, er een adres te zoeken waar zij tot het einde van de oorlog zouden kunnen blijven. Was dat laatste het geval, dan werden zij in de betrokken bevolkingsregisters ingeschreven als 'hongervluchtelingen'. Van dezen (jongeren èn ouderen) herbergde alleen al de stad Groningen er eind maart meer dan vijfduizendvierhonderd en op grond van dat enige ons bekende cijfer durven wij veronderstellen dat er in het land als geheel op zijn minst enkele tienduizenden van die hongervluchtelingen zijn geweest.

XCDe naam van de boeren ging er in de hongerwinter niet op vooruit. Al eerder in de bezetting had die naam schade geleden doordat het nogal eens was voorgekomen, vooral in het westen des lands, dat boeren in de zwarte detailhandel buitensporig hoge prijzen hadden gevraagd. 'Talrijken onder hen, wilden', schreef Het Parool in de herfst van '43,

XC'in enkele jaren rijk worden ten koste van hun landgenoten. Wij weten het: generaliseren is onbillijk en velen zijn er, gelukkig, die blijk geven van een verheffend gemeenschapsgevoel. Maar in talloze gevallen viert een onmenselijke schraapzucht hoogtij en er zijn streken waar de man die zijn producten voor redelijke prijs verkoopt, tot de weinige uitzonderingen behoort'!

XCeen passage waarbij wij, toen wij haar in deel 7 aanhaalden, opmerkten dat men wèl moest bedenken dat de contacten van de redacteuren van Het Parool in hoofdzaak in het westen lagen. In de andere delen des lands waren er streken waar het precies omgekeerd lag: daar behoorde de man die buitensporig hoge prijzen vroeg, tot de weinige uitzonderingen.

XCKruijer heeft in zijn studie- uit de verzamelde verslagen meer dan honderdvijftig passages geciteerd waarin hongertrekkers herinneringen aan hun contacten met de boeren weergaven of een algemeen oordeel over hen velden. De ene helft van die passages luidde bij uitstek gunstig, de andere helft bij uitstek ongunstig. In de gunstige passages werd o.m.

XC! Het Parool: 59 (IS okt. 1943), p. 6-7. 2 NI. op de pagina's 231

271 [PDF]
HONGERW[NTER KRITIEK OP DE BOEREN

gesproken van boeren die zonder enige betaling levensmiddelen afstonden, die de hongertrekkers overvloedig te eten gaven en die hun eigen kinderen op de grond lieten slapen opdat hongertrekkers een bed zouden hebben - in de ongunstige passages werd verhaald van boeren die (met honden, met zogenaamde waarschuwingen wegens mond- en klauwzeer) hun best deden, de trekkers van hun erf te weren, die hun nog geen boterham gaven en hun alle onderdak weigerden, die hetzij in geld, hetzij in goederen exorbitant hoge prijzen vroegen. Beide soorten boeren zijn er geweest, dat is duidelijk, maar welke groep was het grootst? Van de door Kruijer geënquêteerde Amsterdamse hongertrekkers oordeelden velen ongunstig over de boeren. I Stellig zullen daar eigen ervaringen een rol bij hebben gespeeld maar als men naast dit negatieve oordeel het zakelijk feit stelt dat volgens diezelfde Amsterdamse groep drie op de vier Noordhollandse boeren die hulp verleenden, geen betaling vroegen voor het verleende logies (en bij de helft kregen de trekkers bovendien een gratis ontbijt en nog wat boterhammen mee voor onderweg), dan mag men coneluderen dat achteraf, en misschien ook in de tijd zelf, teveel waarde is toegekend aan de ongunstige ervaringen. Veel mensen oordelen over hun medemensen liever negatief dan positief; al vóór de oorlog plachten talrijke stedelingen op de boeren neer te zien (de Nederlandse taallaat daar vele voorbeelden van zien) en die laatdunkendheid was met name in het westen des lands in de aan de hongerwinter voorafgaande bezettingsperiode versterkt. Tegen die achtergrond waren, zo veronderstellen wij, velen bijzonder gevoelig voor verhalen waarin de boeren er slecht af kwamen - de meeste hongertrekkers hadden er daarenboven geen denkbeeld van wat er op een boerderij allemaal omging, en volgens de boeren traden niet weinigen van die hongertrekkers nogal aanmatigend op. Van twee landbouwers uit de Wieringermeer berichtte de ene aan Kruijer: 'Geen twee procent nam de moeite behoorlijk aan te bellen; men liep het erf op, gras noch bloemperken ontziende', en de ander: 'Alle mogelijke trucs werden te baat genomen om ons te beduvelen en dubbele porties in de wacht te slepen? - sommige boeren klaagden bovendien over diefstal door hongertrekkers. 'Ja, ze konden hardvochtig zijn, die boeren', aldus Raatgever,ten worden door het feit dat de arbeiders over minder geld en goederen beschikten. 2 G. J. Kruijer: Hongertothten;

1 Van de arbeiders oordeelde 53 % ongunstig, van de leden van andere bevolkings groepen 33 %; gunstig oordeelde 25 % van de arbeiders en 52 % van de leden van andere bevolkingsgroepen; wij nemen aan dat deze verschillen verklaard moe

272 [PDF]

'maar aan de andere kant dient men niet te vergeten dat ze vaak half gek gemaakt werden door de nimmer eindigende stroom van stedelingen die van vroeg tot laat het erf opkwamen met het stereotiepe verzoek: 'Hebt u soms iets te missen?' Op een boerderij moet hard gewerkt worden: het vee moet gemolken, het graan gedorst, de voederbieten ingekuild, het is daar geen kruidenierswinkel waar men steeds een bediende gereed vindt om de klanten te helpen"

XCmen stelle zich voor wat het voor de eerder vermelde boer in de Wieringermeer betekende om per dag gemiddeld tweehonderdvijftig hongertrekkers te woord te moeten staan!

XCNiet te ontkennen valt dat als gevolg van de betaling met goederen een deel van de inhoud der linnenkasten van stedelingen bij de boeren belandde; evenmin, dat sommige boeren, uitgaande van de zwarte marktprijzen welke in de steden golden, zich buitensporig verrijkten. In Middenmeer in de Wieringermeer werden, aldus een polderbewoner, door aanbiedingen die in het kader van de bedrijfshulp waren gedaan,

XC'tweedehands auto's en motoren verruild, resp. voor 8 en 4 mud tarwe. Complete centrale verwarmingsinstallaties, parketvloeren en wat niet al werden daar versjaggerd voor tarwe ... Van een der grootste boeren is mij bekend dat hij 'in voorraad' had een tiental radio-apparaten, drie piano's, twee orgels, minstens een dozijn accordeons, een even groot aantal schrijfmachines, enz. enz."

XCDeze en dergelijke schrapers waren het die van J. W. F. Werumeus Bunings 'Ballade van de boer' een sarcastische versie deden ontstaan' waaruit een der coupletten luidde: , 'Ach boer, wij in de grote stad hebben gèen voedsel meer en komen van heel ver gestapt, de kleintjes hongeren zeer!' - 'Ik geef toch niks', zo sprak hij toen, 'Voor mijn part stik de moord, of geef je kleren en je schoen!' En de boer, hij ploegde voort.'

XCSoms gebeurde het dat illegale groepen tegen bepaalde boeren die woekerwinsten opstreken, maatregelen namen: hun boerderijen werden

XC, J.J.

G. Raatgever jr.: p. 52-53. 2 G. Kruijer: p. 247. 3 Tekst in: (1945), P: 192.

273 [PDF]
HONGERWINTER

overvallen en hun voorraden levensmiddelen ten behoeve van de illegaliteit in beslag genomen (overvallen door illegale groepen die geheel eigenmachtig optraden of door groepen die zich voor illegale groepen uitgaven, kwamen ook voor) - bij Barneveld werd een boer die steevast hoge zwarte prijzen vroeg, aan een paal te schande gezet, in de Haarlemmermeer een ander in een schandblok gesloten. Een strijd tegen Velendamse vissers die ten behoeve van hun verkopen op de zwarte markt politiemannen en CCD'ers hadden omgekocht, werd door de Knokploegen pas gewonnen nadat drie Volendamse botters tot zinken waren gebracht - tegen sommige Spakenburgse vissers traden de KP'ers op dezelfde wijze op.' Elders in het land, o.m. in de Zaanstreek en in Twente, werden door de illegaliteit aan de boeren lijsten toegezonden waarop de prijzen stonden die naar het oordeel der illegaliteit billijkerwijs berekend mochten worden: 'grijze' prijzen waren dat, geen 'zwarte'.

XC'Wij kunnen vaststellen', schreven van Graafeiland en Holtrop in hun bezettingsgeschiedenis van Schagen (Noord-Holland),

XC'dat in onze omgeving de boeren in het algemeen zeer veel hulp hebben verleend. Dat zij voor hun waren goederen in ruil aannamen, waaraan zij zelf dringend behoefte hadden, spreekt vanzelf. Wij hebben op onverdachte wijze kunnen vaststellen dat dat in 't algemeen op redelijke basis geschiedde. Maar in hun ellendige toestand waren de mensen vaak onredelijk in hun oordeel. De meeste boeren herbergden iedere nacht trekkers en gaven hun te eten, maanden achtereen weer andere ongelukkigen helpend. Vele boeren gaven na het dorsen honderden trekkers enige ponden tarwe. Niet veel voor een trekker, maar een enorme hoeveelheid voor de boer. Wij kennen er velen die zevenhonderd en meer personen na het dorsen hielpen. Wij kennen er velen die iedere nacht tientallen zwervers, soms tot tachtig toe, herbergden, te eten gaven en nog wat meegaven. Weinig voor de trekker, maar enorme hoeveelheden voor de boer; en vaak belangeloos!"

XCValt uit dit alles een algemene slotsom te trekken? Het is moeilijk, maar wanneer men er nu van uitgaat dat in Noord-Holland, deel van het nogal vercommercialiseerde westen, inderdaad door drie op de vier boeren, voorzover dezen hulp verleenden aan hongertrekkers (hoe groot de groep was die géén hulp verleende, is niet bekend), gratis logies werd verstrekt en gedeeltelijk ook gratis te eten werd gegeven; dat dag-in,

1 Van de IJsselmeervis was vrijwel van het begin van de bezetting af een groot deel in de zwarte handel terechtgekomen. 2 A. van Graafeiland en K. Holtrop: p. 49.

274 [PDF]
KRITIEK OP DE BOEREN

dag-uit in het bezette gebied als geheel meer dan vijftigduizend hongertrekkers op pad waren en dat dezen, na hulp ontvangen te hebben, er vele malen opnieuw op uit zijn getrokken (gemiddeld bijna veertien maal volgens Kruijers onderzoek), kennelijk in de verwachting dat zij er in zouden slagen, nieuwe levensmiddelen te vinden tegen prijzen welke niet volstrekt onbetaalbaar waren, dan zijn wij van mening dat het ongunstige oordeelover de boeren dat in de hongerwinter door velen werd geveld, als onvoldoend gefundeerd moet worden afgewezen. Het zijn de misdragingen van een minderheid geweest die aan de naam van deze bevolkingsgroep schade hebben toegebracht - ten aanzien van de Joodse bevolkingsgroep had zich, zoals wij in deel 7 schetsten (in hoofdstuk 3, in de paragraaf 'Antisemitisme'), hetzelfde verschijnsel voorgedaan.

Terugblik

XC

XCMet onze beschrijving van de hongerwinter als zodanig zijn wij nog niet ten einde: de rantsoenen in de hongerprovincies hebben wij nog slechts weergegeven voor de periode I oktober '44-17 februari '45 hoe de ontwikkeling was van 18 februari '45 tot aan de bevrijding, begin mei, moet nog worden geschetst. In die latere periode heeft men evenwel niet alleen te maken met het in bezet gebied zelf nog geproduceerde en gedistribueerde voedsel maar ook met de hulp uit het buitenland welke eind februari voor het eerst in verdeling kwam. Daardoor werd het totale beeld gecompliceerder - wij komen op de hongerwinter terug in hoofdstuk 14, waarin wij ook zullen weergeven welke moeite de regering in Londen zich had gegeven om die hulp uit het buitenland te bevorderen. Desondanks lijkt het ons zinvol, een terugblik te werpen op datgene wat wij in dit hoofdstuk hebben verhaald.

XCDe hongerwinter is een van de grote calamiteiten geweest in de Nederlandse geschiedenis. Hongersnood was in het land sinds de Middeleeuwen niet meer voorgekomen, ontbering wèl. Een deel van de bevolking had ook ten tijde van de Republiek armoede gekend - armoede was er geweest in de Franse tijd en de gehele negentiende eeuw door, en ook in de eerste decennia van de twintigste hadden brede volksgroepen zich niet meer dan het allernoodzakelijkste voor hun levensonderhoud kunnen aanschaffen en soms ook dat niet eens. In het kader van die armoede was ook wel honger geleden, maar er is een kwalitatief verschil

Indextermen: Boeren, Disrriburie
275 [PDF]
HONGERWINTER TERUCBLlK

tussen honger en hongersnood: hongersnood bedreigt het leven zelf, en inderdaad: in de situatie welke zich eind '44 in het westen des lands ontwikkelde, hing die dreiging boven de levens van drie-en-een-half miljoen mensen. Die hongersnood was gevolg van een transportcrisis en die crisis werd veroorzaakt door factoren van welke er één van Nederlandse oorsprong was: de op 17 september '44 door de regering afgekondigde Spoorwegstaking, en een tweede aan alle menselijke beïnvloeding was onttrokken: de eind december invallende vorst; van de overige factoren: het zes weken lang volgehouden voedselembargo, het ongeremd vorderen van transportmiddelen en de veel te geringe steenkoolleveranties, lag de oorsprong aan Duitse kant. Er was voor de bezetter generlei dwingende noodzaak om op de Spoorwegstaking welke na twee, drie weken geen ernstige schade meer toebracht aan zijn directe belangen, te reageren zoals hij deed - zijn politiek was, zo schreven wij eerder, in wezen een van het nemen van redeloze wraak op weerloze burgers. Voedsel was er genoeg in het land om, zij het met krappe rantsoenen, de laatste bezettingswinter door te komen, binnenschepen waren er genoeg om, ook toen de treinen niet meer reden, dat voedsel uit de 'overschot-gebieden' in het oosten en noorden des lands naar het westen over te brengen. Zes weken lang evenwel, van eind september tot begin november, werd aan vrijwel geen binnenschip gepermitteerd naar het westen te varen en toen dat verbod werd opgeheven, hadden de vorderingen van de Wehrmacht een situatie doen ontstaan waarin de meeste binnenschippers, vrezend hun schip, d.w.z. hun volledige bedrijfskapitaal, de basis van hun bestaan, kwijt te raken, zich er van onthielden, vrachten naar het westen te aanvaarden. Wij zien het als een grote verdienste van Hirschfeld en Louwes dat zij door middel van de oprichting van de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening hebben getracht, de transportcrisis te bezweren, mikkend op een wekelijkse aanvoer over het Ijsselmeer van 20000 ton levensmiddelen. Inderdaad, in de derde week van haar werkzaamheid (18-25 december) slaagde die rederij er al in, ruim 13 000 ton levensmiddelen aan te voeren en dat cijfer zou vermoedelijk zijn gaan stijgen als niet de kanalen naar de afvoerhavens waren dichtgevroren; gevolg daarvan was dat in de acht weken van 18 december '44 tot 12 februari '45 in totaal slechts ruim 41000 ton aan levensmiddelen over het Ijsselmeer werd aangevoerd - de twee aardappeltreinen welke Seyss-Inquart liet rijden: eind januari een met 300 ton aardappelen, begin februari een met 220 ton, waren niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat en wij zien geen reden om aan te nemen dat de bezetter

276 [PDF]

zoverre was die bezetter er verantwoordelijk voor dat de nood in januari en februari ten top steeg (hij was er trouwens óók verantwoordelijk voor dat het fourageren aan gene zijde van de Ijssel van I maart af praktisch onmogelijk werd gemaakt).

XCDe verbrandingswaarde der rantsoenen, in oktober gedaald tot 1300 calorieën per dag, in november tot 950, in december tot 550, in januari tot 460, kwam in februari op het dieptepunt te liggen van 340 op de I bonnen had men 111 het westen des lands per week recht op het voedsel dat men in normale omstandigheden per dag had moeten krijgen; en daarbij stippen wij slechts aan dat de hongerrantsoenen waarop men recht had, soms niet eens in de winkels verkrijgbaar waren. Daar kwam de kwelling van koude en kilte nog bij. Meer nog: óók het urenlang in de rij staan bij de winkels, óók de dagelijkse worsteling om, voorzover men het weinige warme eten dat beschikbaar was, niet van de centrale keukens betrok (eind februari deden dat meer dan een miljoen van de drie-eneen-half miljoen stadsbewoners in het westen), het noodkacheltje brandend te houden; dáárvoor in de eerste plaats werd in wellicht een tiende van de woningen in de steden en stadjes in het westen de binnenbetimmering geheel of gedeeltelijk gesloopt: die afbraak symboliseerde de afbraak van het dagelijks leven, zoals de van hun bomen beroofde lanen, pleinen, grachten en parken, de van hun brandbaar oppervlak ontdane straten en paden, de stinkende vuilnishopen en de epidemische verbreiding van schurft en hoofdluis tekenend waren voor de afbraak van de geordende samenleving.

XCOnze schatting was dat de hongerwinter in het westen direct en indirect minstens twee-en-twintigduizend mensenlevens heeft gevergd en dat één op de vijftien stadsbewoners korte of lange tijd aan de hongerziekte heeft geleden. Dat die cijfers niet nog veel hoger waren, is, voordat eind februari de eerste Zweedse hulpzending in distributie kwam, te danken geweest aan de mate waarin soms van bepaalde gemeenten maar vaker van de bedrijven uit, en vooral door de hongertrekkers, met succes getracht is, aanvullend voedsel te vinden op het platteland, een en ander tegen de achtergrond van het feit dat wat in de steden in de zwarte handel verkrijgbaar was (aardappelen tegen een prijs die tenslotte duizend maal -, brood tegen een die tenslotte meer dan tweehonderdvijftig maal de normale was), door de grote massa der bevolking niet kon worden aangeschaft. Noch van de omvang der gemeentelijke hulp, noch van die der bedrijfshulp hebben wij een overzicht, maar de beschikbare gegevens doen vermoeden dat vooral in het kader van die bedrijfshulp aanzienlijke hoeveelheden levensmiddelen naar de steden

Indextermen: Disrriburie
277 [PDF]
HONGERWINTER

zijn aangevoerd. Ten aanzien van de hongertochten was onze schatting dat per dag gemiddeld meer dan vijftigduizend personen op pad waren en dat zou, uitgaande van Kruijers gegeven dat door de Arnsterdammers gemiddeld 42 kilo levensmiddelen in de wacht werd gesleept, en van onze tweede schatting dat de hongertochten gemiddeld drie dagen duurden, betekenen dat per week als gevolg van de hongertochten meer dan 5000 ton aan voedsel de steden en stadjes in het westen binnenkwam; dat was ruim een kwart van watde Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening volgens de plannen had dienen aan te voeren. Indrukwekkend achten wij de mate waarin de aangetaste en geschonden samenleving bescherming heeft geboden aan de jeugd en aan de lijders aan de hongerziekte. In tal van steden en stadjes werden comité's gevormd om een groot deel van de jeugd per week drie of meer warme maaltijden extra te geven. Het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd gaf extra rantsoenen aan diegenen die aan de hongerziekte leden, en duidelijk is voorts dat het de Interkerkelijke Bureaus zijn geweest die hebben bevorderd dat een groot deel van het extra voedsel dat uit het oosten en noorden werd aangevoerd, ter beschikking kwam van hen die bijvoeding het meest nodig hadden. Eigen honger, zwakte en vermoeidheid ten spijt hebben in het westen duizenden personen hulp verleend aan het werk van diverse kindercomité's en van de Interkerkelijke Bureaus, zulks ook teneinde ca. vijftigduizend kinderen over te brengen naar delen des lands waar voedsel genoeg was. Niet minder indrukwekkend achten wij de mate waarin andere duizenden zich op het platteland en in de plaatsen en steden die door de hongertrekkers werden gepasseerd, hebben beijverd om al die drommen op te vangen: te eten te geven, huisvesting te verlenen, anderszins te helpen.

XCDesondanks: voor vele duizenden kwam de hulp te laat. De calamiteit van de hongersnood was te groot om er alle gevolgen van op te vangen, ja de verbeten dagelijkse strijd tegen de honger (en tegen de koude!) werd het allesoverheersend element in het denken en doen van drie-eneen-half miljoen stedelingen. Meer nog dan de razzia's werd het de hongersnood die hun beeld van de bezetting ging bepalen: keek de massa der bevolking in het westen in de eerste jaren na de bevrijding op de bezetting terug, dan dacht zij in de eerste plaats aan de hongersnood en het enkele feit al dat het onder de Duitse bezetter tot die hongersnood was gekomen, bewerkstelligde dat, ongeacht de factor van de Spoorwegstaking, aan die bezetter de volle verantwoordelijkheid voor die calamiteit werd aangewreven.

XCZo werd het, menen wij, de gehele laatste bezettingswinter

278 [PDF]
TERUGBLIK

gevoeld, misschien niet eens zozeer met felle haatgevoelens (voor die haat bracht men in het westen de energie nauwelijks op) maar eerder wellicht in een doffe gelatenheid waaraan evenwel een verdiepte afschuw jegens de Duitser ten grondslag lag. Seyss-Inquart had al in het eerste bezettingsjaar zijn politiek in zoverre zien mislukken dat hij met name na de Februaristaking (25-26 februari '4I) niet langer mocht aannemen dat hij het Nederlandse volk met een zoet lijntje de Nieuwe Orde zou kunnen binnenloodsen - nadien waren de instellingen en organisatievormen welke hij als kopieën van die van het Derde Rijk had opgericht, de een na de ander een fiasco geworden. Wat de Reichskommissar nog aan politiek heeft trachten te bedrijven, was al van een vroeg stadium af nauwelijks tot het Nederlandse volk doorgedrongen en dat volk was ook in de hongerwinter volmaakt onverschillig voor wat hij beoogde. Niet anders was de houding jegens diegenen die zich in politiek opzicht nog steeds publiekelijk aan de zijde van de bezetter schaarden: men bracht voor de stuiptrekkingen welke op de 'foute' sector zichtbaar werden, geen grein belangstelling meer op.

XCDat betekent niet dat wij de desintegratie van die sector mogen overslaan.

279 [PDF]

Hoofdstuk 4: Seyss-Inquart / De 'foute' sector

XC

XCSeyss-Inquart had, toen hij eind mei '40 door Hitler tot Reichskommissar [ûr die besetzten niederländischen Gebiete werd benoemd, van zijn Führer een dubbele taak gekregen die hijzelf in het eerste rapport dat hij in juli '40 aan deze uitbracht, I aldus had weergegeven:

XC'Mit der Bestellang zum Reichskommissar ist der Aufirag gegeben, in Wahrung der Interessen des Reidies die offentliche Ordnung und das öffenlliche Leben sichereustellen, und die Aufgabe uerbunden, die aus Grûnden der Erhaltung der niederldndisch-indischen Gebiete unabhängig zu hallenden Niederlande, abgesehen von den militärischen Siche rungen, u/irtschaftlich mög/ichst an das Reich zu binden. Diese Aufgabe ist zu losen, u/enn es gelingt, eine politisch.e Willensbildung eustandezubringen, die die u/irtschaftliche Bin dung dey Niederlande an das Reich als Ausfluss des Willens des niederländischen Volkes erscheinen lässt.'

XCIn deze bewoordingen kwam het werkelijke doel dat Hitler en SeyssInquart gingen nastreven, niet tot uiting: op den duur moest Nederland op de een of andere wijze in een Duits of een Germaans Reich opgaan - 'unabhängig' moest Nederland slechts blijven (d.w.z.: het mocht, anders dan bijvoorbeeld grote delen van Polen, Elzas-Lotharingen en EupenMalmédy, voorlopig niet geannexeerd worden) met het oog op de positie van Nederlands-Indië. Die beperking viel weg toen de Japanners in de eerste maanden van '42 Nederlands-Indië veroverden. In die tijd, na ruim anderhalfjaar bezetting, stond overigens reeds vast dat in Nederland geen enkele 'politische Willensbildung' tot stand was gekomen welke het voor de buitenwereld kon doen voorkomen alsof de economische binding van Nederland aan Duitsland "Ausfluss des Willens des niederländischen Volkes' was. Slechts één kleine groepering was toen nog actief die zich ten gunste van een samengaan met Duitsland had uitgesproken: de NSB - 'samengaan met', niet 'opgaan in', want van dat laatste was Mussert een beslist

I Duitse tekst: Neur. doc. PS-997 dl. XXVI, p. 412-29); Nederlandse tekst: dec. 1947, P·2-7·

280 [PDF]
DE MISLUKKING DER NSB

tegenstander; hoezeer nog hoog opkijkend tegen Hitler in wiens handen hij in december '41 een (geheim gehouden) eed van trouw had afgelegd, stak hij in besloten kring zijn wantrouwen jegens wat de Duitsers met Nederland voor hadden, niet onder stoelen of banken. Dat wantrouwen gold met name de Reichsführer SS, Himmler, diens zetbaas in Nederland, Rauter, ja het gehele SS-complex dat in de vorm van de politieke formatie welke zich 'de Germaanse SS in Nederland' noemde, een eigen vertegenwoordiging binnen de NSB had gekregen.

XCMusserts NSB was mislukt - daarover kon Seyss-Inquart zich van een vrij vroeg stadium af geen illusies meer maken. Zij mocht dan het reservoir blijven waaruit een groot deel van de vrijwilligers voor de Duitse militaire formaties en van de bestuurders van Nederland werd geput (in de zomer van '44 waren van de elf commissarissen der provincies zeven en van de ca. negenhonderd burgemeesters tweehonderdvijfen-zeventig lid van de NSB, onder die laatsten vooral burgemeesters van grote en middelgrote gemeenten), maar haar aanhang onder de volwassen burgers was niet boven de anderhalf procent uitgekomen. Die aanhang, met de nek aangezien door de overgrote massa van het Nederlandse volk, ja gehaat als handlanger van de vijand/bezetter, leidde over het algemeen een geïsoleerd bestaan waarin angst voor de toekomst een steeds groter plaats was gaan innemen; deze angst was omstreeks en op 'Dolle Dinsdag' (5 september '44) tot doorbraak gekomen: de verwachting dat de Geallieerden die in de eerste septemberdagen de Wehrmaclît er toe hadden gedwongen, vrijwel heel België prijs te geven, nu ook Nederland spoedig zouden bevrijden, had een groot deel van de NSB'ers er toe gebracht, naar Duitsland te vluchten. Daar waren, zoals wij in deel 10 a in het aan Dolle Dinsdag gewijde hoofdstuk vermeldèlen, ca. vijf-en-zestigduizend leden van 'foute' gezinnen terechtgekomen: ca. vijf-en-dertigduizend in het gebied van Lüneburg, ca. dertigduizend elders. Wel waren in de meeste delen van Nederland 'foute' gezinnen achtergebleven (gezinnen van NSB'ers en van Oostfront-vrijwilligers die niet tot de NSB hadden behoord), maar de NSB als zodanig was praktisch in elkaar gezakt.

XCHetzelfde gold in ruime mate voor een aantal andere 'foute' organisaties of instellingen. Uit Nijmegen was de landelijk leider van de Nederlandse Volksdienst, mr. F. W. van Vloten, gevlucht en het landelijk bureau van de dienst was er gesloten - aan de provinciale kantoren was van Den Haag uit advies gegeven dat de stafleden zichzelf en hun gezinnen in veiligheid moesten brengen. In Den Haag was het kantoor van de Nederlandse Oost-Compagnie verlaten. Mr. M. M. Rost van Tonningen, secretaris-generaal van twee departementen (Financiën en

281 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

Bijzondere Economische Zaken) alsmede president van de Nederlandse Bank en van de Nederlandse Oost-Compagnie, was per auto naar het oosten des lands getrokken, zo ook de pas benoemde secretarisgeneraal van Verkeer en Energie, ir. E. van Dieren. Jhr. mr. S. M. S. de Ranitz, waarnemend secretaris-generaal van Volksvoorlichting en Kunsten, was met een deel van zijn staf uit Den Haag naar Groningen verdwenen en uit Amsterdam was de hoofdzetel van het Nederlands Arbeidsfront overgebracht naar Almelo - de leider van dat front, de NSB'er H. J. Woudenberg, was naar Duitsland vertrokken teneinde er zijn vrouw, zijn dochter en zijn drie kleinkinderen in veiligheid te brengen. Uit Amsterdam was eveneens de directeur van de in de zomer van '40 gelijkgeschakelde Arbeiderspers, de NSB'er H. J. Kerkmeester, verdwenen.

XCVerplaatst was óók het hoofdkwartier van de NSB: uit Utrecht naar het landgoed 'Bellinckhof' bij Almelo. Mussert was op maandagavond 4 september naar Holten in Overijssel gereden waar hij zijn vrouw, zijn achternichtje met wie hij een liaison onderhield, haar moeder en een bevriend echtpaar in het hotel van een NSB'er had ondergebracht - hij was op 5 september naar Utrecht teruggekeerd waar toen het hoofdkwartier van zijn beweging door alle belangrijke functionarissen was verlaten. C. van Geelkerken, eerste plaatsvervangend leider der NSB (tot tweede plaatsvervangend leider was in september '40 Rost van Tonningen benoemd), was o.m, met de Commandant van de Weerafdelingen der NSB, oftewel de WA, mr. A. J. Zondervan, oostwaarts gevlucht - zij waren in Beilen beland.

XCNiet alleen deze pogingen om het vege lijf te redden maar vooralook de haast, de verwarring, de nervositeit waarmee zij gepaard waren gegaan, hadden op de Duitse autoriteiten die dat alles hadden gadegeslagen of tot wie berichten omtrent het gebeurde waren doorgedrongen, een deplorabele indruk gemaakt. Wel te verstaan: ook de meeste van die autoriteiten hadden het westen des lands verlaten, maar dat was in betrekkelijk goede orde geschied en het was trouwens heel iets anders of men als Duitser dan wel als Nederlander in de richting van Duitsland trok. Van de hogere functionarissen van het Reichskommissariat waren onmiddellijk na Dolle Dinsdag nog maar twee in Den Haag present: Seyss-Inquarts provinciale Beaufiragter Schwebel en zijn persoonlijke Presse-Referent W. W. Dittmar. Deze laatste was het die kort na Dolle Dinsdag in zijn contacten met hoofdredacteuren en journalisten van de nog verschijnende legale bladen honend over de NSB sprak (en trouwens ook over enkele hoofdambtenaren van het Reichskommissariat

282 [PDF]
SEYSS-INQUART OVER MUSSERT

eigen initiatief vandoor zouden zijn gegaan") en de pers tot Musserts woede stimuleerde tot openlijke kritiek op de NSB 2 wij kunnen ons nauwelijks voorstellen dat Dittmar dat heeft gedaan zonder de instemming van Seyss-Inquart te hebben verworven. In elk geval dacht deze laatste niet gunstiger over Mussert en diens volgelingen dan zijn perschef. Er zijn van Seyss-Inquart niet vee! uitlatingen bewaard gebleven waaruit men zijn opvattingen in de laatste bezettingswinter kan opmaken. Hij was een gesloten figuur die zelden met duidelijkheid zei wat hij eigenlijk van de situatie vond. Bij één gelegenheid deed hij dat wèl: eind oktober, in een gesprek dat hij na afloop van een eenvoudig diner in Apeldoorn (in die tijd verbleef hij meestal dáár en niet in Twente waarheen de meeste bureaus van het Reichskornmissariat waren verplaatst) voerde met de secretaris-generaal van justitie, de NSB'er prof. mr. J. J. Schrieke. 'Wij gingen', verklaarde Schrieke een jaar later, 'vroeg aan tafel teneinde ... naar een radiorede van dr. Goebbels te kunnen luisteren. De rede' (zij is op 27 oktober uitgezonden) 'handelde over de oorlogsvooruitzichten' (Goebbe!s zinspeelde op nieuwe geheime Duitse wapens die een beslissende keer in de oorlog teweeg zouden brengen)

XC'en bracht het gesprek op de toekomst van Nederland. Op een tamelijk directe vraag mijnerzijds antwoordde de Rijkscommissaris merkbaar geprikkeld: 'De Nederlanders hebben er, ondanks al onze langdurige en goedbedoelde pogingen om ze tot handelen te brengen en tot eigen lotsbepaling aan onze zijde, de voorkeur aan gegeven, hun toekomstige lot geheel van de militaire beslissing afhankelijk te stellen. De NSB heeft het finaal laten liggen en is in de septemberdagen voor de eigen landgenoten op de vlucht gegaan. Zelfs geen poging heeft meneer Mussert aangewend om zich en zijn volgelingen juist te doen gelden; zij hebben de zorg voor letterlijk alles aan óns overgelaten. En dat was de man die mij nacht en dag met machtsaanvaarding en machtsoverdracht heeft achter

XC1 Dittmar uitte die kritiek o.m. met betrekking tot dr. F. Bergfeld, hoofd van de Kulturabteilung van het Generalkommissariat zur besonderen Verwendung van Ritterbusch. Bergfeld die Den Haag na overleg met Ritterbusch had verlaten, diende vervolgens bij een Duitse rechtbank een klacht tegen Dittmar in en deze kreeg eind maart '45 te . horen dat hij door de rechtbank was veroordeeld wegens belediging. Naar het schijnt was dat een van de factoren die Dittmar er toe brachten, in de nacht van 3 op 4 april samen met zijn vrouw in Den Haag zelfmoord te plegen. 2 Op 2 oktober moest Dittmar in een gesprek met Mussert erkennen dat hij zich te generaliserend negatief over de NSB had uitgelaten; hij bood Mussert toen zijn verontschuldigingen aan voor

283 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

volgd! Nu, wat mij betreft, had men wel een proefkunnen nemen.' Zou die op iets anders dan op blamage zijn uitgelopen? Of meent u van niet?'

XCToen ik niet dadelijk antwoordde, vervolgde dr. Seyss-Inquart: 'In ieder geval, de zaak is nu afgedaan en al naar de militaire beslissing valt, zullen de Nederlanders hun toekomstige status hetzij van ons, hetzij van de Geallieerden opgelegd krijgen: het zal ze niet meevallen, want de Amerikanen zullen van Europa een kolonie maken en wij hebben iedere zendingsgedachte ten aanzien van het nationaal-socialisme laten varen.'

XCVraag: 'Dit is wel een beslissing in hoogst ressort?'

XCDr. Seyss-Inquart: 'Ja, daaraan wordt niet meer getornd. Men weet te bevoegder plaatse precies wat hier te lande is voorgevallen en u kent ons oordeel: 'feder Hollander war ein Verrdter,'

XCVraag: 'En Mussert?'

XCDr. Seyss-Inquart haalde zijn schouders op.

XCVraag: 'Dan kan men alleen met de grootste spanning de militaire beslissing afwachten. Het zou interessant zijn, van een deskundige een nauwkeurige schatting van de kansen over en weer te vernemen.'

XCDr. Seyss-Inquart: 'De kansen staan voor Duitsland nog altijd 50:50. Wij hebben onze laatste troef nog niet op tafel gelegd; dat heeft u zoëven nog van Goebbels kunnen horen.' '2

XCBelangrijke uitlatingen van de Reichskommissar! '[eder Holländer war ein Verräter': dat zal wel een reactie zijn geweest op de explosie van uitbundige vreugde welke zich op Dolle Dinsdag had voorgedaan en op de snelheid waarmee nog geen twee weken later het door de regering te Londen uitgegeven parool tot een algemene spoorwegstaking was opgevolgd. Dan: 'De Nederlanders zullen hun toekomstige status ... van ons opgelegdkrijgen ... Wij hebben iedere zendingsgedachte ten aanzien van het nationaal-socialisme laten varen', anders gezegd: als Duitsland de overwinning zou behalen of als er een compromisvrede tot stand zou komen, waarbij Nederland in het Duitse machtsgebied zou blijven liggen, dan zou het Nederlandse volk niet als 'Germaans' volk een voorkeursbehandeling ten deel vallen maar zou het als onderworpen natie worden behandeld, zeg: als de Tsjechen. Dat betekende tegelijk dat Seyss-Inquart niet alleen de NSB maar ook alle nieuwe, op het Derde Rijk geïnspireerde instellingen welke hij had opgericht, als een afgedane zaak beschouwde.desbetreffend voorstel was door Hitler verworpen. 2 POD-Den Haag: p.v. J. J. Sehrieke (26 okt. 1945), p. 3-4 (Doe

1 In de tweede helft van '42 was Seyss-Inquart tot die proef bereid geweest maar zijn

284 [PDF]

De gelijkschaleeling opgegeven

XC

XCVooral in de eerste twee bezettingsjaren (jaren waarin Seyss-Inquart nog vast vertrouwde op een Duitse overwinning) had in het beleid van het Reichskommissariat het begrip 'gelijkschakeling' centraal gestaan: de vooroorlogse organisatievormen welke de Nederlandse samenleving had gekend, moesten verdwijnen om plaats te maken voor die van het Derde Rijk. De radio-omroepverenigingen waren vervangen door een staatsbedrijf dat gecontroleerd werd door de Rundfunkbetreuungsstelle, de pers was onderworpen aan een straffe leiding welke in toenemende mate werd uitgeoefend door een nieuw departement: Volksvoorlichting en Kunsten, onder dat departement functioneerde een Nederlandse Kultuurkamer welke uit diverse Gilden bestond (één voor de pers, andere voor de verschillende kunsten), voor het werk op sociaal gebied waren de Winterhulp Nederland en de Nederlandse Volksdienst opgericht, alle boeren en vissers golden als leden van de Nederlandse Landstand, voor de arbeiders was er het Nederlands Arbeidsfront,jongeren moesten van hun achttiende jaar af een half jaar scholing ondergaan in de Nederlandse Arbeidsdienst.

XCWat was van dat alles in de laatste bezettingswinter nog over?

XCVan de radio niet veel: door in de zomer van '43 te gelasten dat alle Nederlanders, behalve diegenen die 'fout' waren, hun radiotoestel moesten inleveren, had de bezetter het luisteraarspubliek dat hij wilde beïnvloeden, in hoofdzaak beperkt tot hen die aangesloten waren op een radiodistributiecentrale, de z.g. draadomroep. Voor die draadomroep was, evenals trouwens voor de toestellen in de 'foute' gezinnen, van de herfst van '44 af geen stroom meer beschikbaar. Radio Hilversum ging desondanks door met uitzendingen in het Nederlands. Wel te verstaan: de NSB'ers die binnen het bedrijf van de Nederlandse Omroep de lakens hadden uitgedeeld, waren na Dolle Dinsdag verdwenen - daarvan had het hoofd van de Rundjunkbetreuungsstelle, de Duitser B. K. Th. F. Taubert, gebruikgemaakt om de leiding van de programma's die nog in het Nederlands werden uitgezonden, op te dragen aan enkele Nederlandse SS'ers. De propaganda-uitzendingen van de NSB werden gestaakt, die van de SS voortgezet. De praatjes van Max Blokzijl, die wel pro-Duits maar nooit duidelijk pro-NSB waren geweest, bleven gehandhaafd en Paul Kiès, die in '40 de z.g. Troelstra-beweging had opgericht en zich in '4I bij de NSNAP had aangesloten, droeg zorg voor anti-communistische commentaren; voorts werden de propaganda-uitzendingen in het Ne

285 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

Taubert van begin oktober af een programma in het Engels, 'Arnhem Calling', dat de bedoeling had, het moreel van de Geallieerde strijdkrachten aan te tasten, alsmede een z.g. zwarte zender, 'Het Vrije Zuiden', welke alles wat er in het bevrijde deel des lands misging, breed uitmat en de bevolking in het Noorden wilde waarschuwen tegen de gevolgen van voortgezette oorlogvoering.' Die zwarte zender was veel te zwak om buiten de provincie Utrecht (daar stonden de zendmasten) gehoord te worden. Wij nemen aan dat, los nog daarvan, het luisteraarspubliek bijzonder klein is geweest en dat hetzelfde heeft gegolden voor de overige uitzendingen waarvoor Taubert zich zoveel moeite gaf.

XCOok over de pers kunnen wij kort zijn.

XCDoordat de papierproductie was gestaakt, waren de nog verschijnende bladen aangewezen op de voorraden krantenpapier die in september '44 aanwezig waren. Het formaat van de dagbladen werd beperkt tot maximaal twee pagina's van halve grootte (alleen de Deutsche Zeitung in den Niederlanden behield het normale formaat); ze werden praktisch volledig gevuld met nieuws uit Duitse bron. Veel krantendrukkerijen werden samengevoegd. De oplaag van de kranten werd medio september gehalveerd: elke abonné kreeg nadien zijn krant slechts om de andere dag (voor hem bleven de aankondigingen ten aanzien van de distributie van

1 Voor 'Het Vrije Zuiden' werden veel teksten geschreven door de afgezette hoofd redacteur van Wim Sassen, en door de publicist W. H. M. van der Hout die, zoals wij jn deel 7 vermeldden, het Duitse propagandablad goeddeels had volgeschreven. werd in de herfst van '44 opgeheven maar van der Hout stelde nadien voor Taubert de programma's van de z.g. Radio Gil-club samen. Hij deed nog meer: hij schreef in opdracht van het dat de taak van de in Nederland voortzette, een aantal pamfletten welke door de linies naar het Zuiden gesmokkeld moesten worden; voor de verspreiding van die pamfletten werden in een kamp bij Amersfoort enkele geheime agenten opgeleid - voorzover bekend, is geen hunner er in geslaagd, de grote rivieren over te komen. Wij vermelden in dit verband dat onder verantwoordelijkheid van het genoemde ook spionage en sabotage-agenten werden opgeleid voor de inzet bezuiden de grote rivieren. Enkele spionage-agenten werden daar gearres teerd, wat de sabotage betreft, weten wij slechts dat bij één gelegenheid, maar pas in april '45, de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen werd opgeblazen. Door het werd voorts een net van geheime zenders in het westen des lands opgebouwd om, als dat zou zijn bevrijd, berichten naar Duitsland door te geven. Veel had dat zendernet niet om het lijf. De Duitse organisatoren waren, aldus een later rapport van het Bureau Nationale Veiligheid, 'dermate in de zwarte handel verwikkeld dat zij voor de uitvoering van de hun opgedragen werkzaamheden nauwelijks tijd over gehad kunnen hebben.' (BNV: Berlijn', p. 30 (Doc II-4, a-2))

286 [PDF]
DE PERS DE 'FOUTE' ORGANISATIES

betekenis) - als hij hem kreeg! Het vervoer vooral buiten de steden was uiterst moeilijk.

XCWij voegen hieraan toe dat het anti-revolutionaire dagblad De Stan daard medio december werd verboden en dat prof. Snijder, de medewerker van de Amsterdamse Beauftragte Schröder, eind '44 van Seyss-Inquart op de vraag, 'wat men naar zijn mening nog aan de pers zou kunnen zeggen', slechts met één woord antwoord kreeg: 'Durchhalten!' Dat was een wel heel mager advies.

XCNu de overige bovengenoemde organisaties.

XCVan het naar Groningen overgeplaatste departement van volksvoorlichting en kunsten ging vrijwel niets meer uit; secretaris-generaal de Ranitz zei in maart tegen de chef van de buitendienst, die niet in voldoende mate voor vervoermiddelen had kunnen zorgen, dat hij ten departemente alleen 'handige lieden' nodig had - 'intellectuelen' kon hij missen, want voor alle intellectuele arbeid zorgde hij zelf.2

XCDe Kultuurkamer was met al haar Gilden praktisch ter ziele. In de kantoren werd vrijwelniet meer gewerkt; van de honderden medewerkers waren niet meer dan enkele tientallen over die in Den Haag in één perceel werden geconcentreerd o.m. omdat dan, zo werd in november aan de Ranitz gerapporteerd, 'de nerveuze stemming beter te bestrijden is.'3

XCVoor de Winterhulp Nederland werden geen inzamelingen meer gehouden, maar wij nemen aan dat de organisatie aan behoeftige Nederlanders op gereduceerde schaal uitkeringen is blijven doen; dat ook de Nederlandse Volksdienst in stand was gebleven, vermeldden wij al toen wij in het vorige hoofdstuk de kinder-evacuaties behandelden.

XCDe Nederlandse Landstand en het Nederlands Arbeidsfront bestonden in die laatste bezettingswinter alleen nog maar op papier - voor de Landstand gold dat al vóór Dolle Dinsdag, het Naf loste zich op doordat op die dag alle personeelsleden met vier maanden salaris naar huis werden gezonden en toen die periode was verstreken, begin januari '45 dus, waren de omstandigheden niet van dien aard dat hervatting van het werk enige zin had.

XCTenslotte de Arbeidsdienst.

XCIn deel IO a vermeldden wij dat in de opwinding ~an Dolle Dinsdag13 nov. 1944, van de wnd. algemeen bestuurder van de Neder!. Kultuurkamer aan S. M. S. de Ranitz (Neder!. Kultuurkamer, Organisatie, 2

, PRA-Amsterdam: p.v. G. A. S. Snijder (4 okt. 1946), p. 33 (Doe 1-1603, a-r), 2 Brief, 20 maart 1945, van S. M. S. de Ranitz aan P. H. eh. K. (DVK, 114 KB 1945). 3 Brief,

287 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

de kampen van deze dienst werden verlaten - aan het einde van de dag waren er van de ca. dertienduizend personen die in de NAD waren opgenomen ('arbeidsmannen' èn kader) niet veel meer dan vijftienhonderd jongeren en vijfhonderd kaderleden (die laatsten waren bijna allen NSB'er) over. Eén dag later, 6 september, nam de Duitse toezichthouder op de Arbeidsdienst, Generalarbeitsfûhrer Bethmann, de leiding over het restant op zich. Dat restant werd ingeschakeld bij de aanleg van de nieuwe Duitse stellingen in Drente. Eind '44 werden nieuwe rangaanduidingen en distinctieven ingevoerd: die van de Duitse Reichsarbeitsdienst. In januari '45 kwamen zowaar nog nieuwe arbeidsmannen op (dit zijn jongeren geweest die aangetrokken werden door het naar verhouding overvloedige voedsel dat in de Arbeidsdienst werd verstrekt') - gevolg hiervan was dat de numerieke sterkte van de dienst toenam, wellicht tot ca. vierduizend personen. Van hen ging een deel er van door toen de Canadese troepen begin april '45 in Drente doordrongen; de overigen werden medio april in Delfzijl in smerige lichters geladen en naar Emden gevaren - nadien werden sommigen daar en elders in Oost-Friesland opnieuwaan het graven gezet.

XCHet lijkt ons de moeite waard hierbij op te merken dat dit gebeuren met de Arbeidsdienst aantoonde hoe juist de waarschuwingen waren geweest die van begin '41 af in de illegale pers waren geuit: daarin was er keer op keer op gewezen dat de bezetter, als hem dat in zijn kraam te pas kwam, de duizenden in de Arbeidsdienst aanwezige jongeren zou gebruiken voor het aanleggen van Duitse versterkingen.

XCEén instelling was er die pas in de hongerwinter werd gelijkgeschakeld: het Nederlandse Rode Kruis. Zeker, aan het hoofdbestuur van de organisatie was in juli '42 een NSB'er, W. B. Engelbrecht, commissaris van de provincie Utrecht, als voorzitter opgedrongen maar deze had zich geen enkele moeite gegeven om nationaal-socialistische denkbeelden ingang te doen vinden or wijzigingen aan te brengen in de staven van medewerkers. Het Rode Kruis gold als 'goed' en er waren niet weinige functionarissen in die, geheel tegen de wensen van het hoofdbestuur in

1 In de Arbeidsdienst kreeg men namelijk dezelfde rantsoenen als in de

288 [PDF]
HET RODE KRUIS GELIJKGESCHAKELD

datjegens de Duitsers volstrekt 'correct' wilde blijven, nauw samenwerkten met illegale groepen. Aan die groepen kon het Rode Kruis belangrijke diensten bewijzen: met papieren van het Rode Kruis kon men gemakkelijk Duitse controles passeren en de organisatie bezat met het oog op een snelle hulpverlening bij calamiteiten zoals zware bombardementen een vrij uitgebreid autopark; de Wehrmacht had in september, toen personen- en vrachtauto's op grote schaal in beslag werden genomen, de ca. 600 auto's van het Rode Kruis gespaard.

XCAl in september gingen sommige illegale groepen gebruik maken van Rode Kruis-auto's, o.m. voor het vervoer van gedropte wapens. Zij meenden daartoe gerechtigd te zijn omdat men op enkele plaatsen in het land had geconstateerd dat de Welurnacht munitie vervoerde in wagens die het Rode Kruis-teken droegen. Kolonel Koot, commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, vond misbruik van het Rode Kruis-teken ongepast; hij liet begin oktober een bevel uitgaan t naar de semi-militaire verzetsgroepen aan welke hij verzocht, 'er tegen te waken dat ... op grove wijze misbruik wordt gemaakt van het Rode Kruis-embleem ter bescherming van ernstige verzetshandelingen.' Dat bevel had de volledige instemming van het Centraal Bureau van de LO dat zijnerzijds al eind september in een van zijn 'Mededelingen' het gebruik van het Rode Kruis-teken voor illegale werkzaamheden had afgekeurd - 'laten wij de faire weg bewandelen', had het Centraal Bureau geschreven.' 'Faire weg' jegens een bezetter die de ene schanddaad op de andere stapelde? Wij zijn er van overtuigd dat er illegale groepen zijn geweest die dat advies verwierpen - een feit is in elk geval dat de Wehrmacht in oktober en november bij controles verscheidene malen constateerde dat auto's van het Rode Kruis voor verboden doeleinden werden gebruikt, o.m. voor het vervoer van particuliere post waaronder zich (dat vervoer viel buiten de normale Duitse controle op de PTT) spionageberichten of andere stukken van illegale aard konden bevinden, maar ook voor wapentransporten.

XCOnder druk van de Wehrmacht besloot Seyss-Inquart in te grijpen. Dat hij dat zou doen en dat hij dan de 'foute' Nederlander C. Piek (de eerste directeur-generaal van de Winterhulp Nederland) tot secretaris-generaal van het Rode Kruis zou benoemen, drong tot het hoofdbestuur door; dat besloot om, zodra Piek zou zijn benoemd, af te treden - ook werden

XC1 Exemplaar d.d. 6 okt. I944 in LO/LKP, 3 E. 2 'Mededelingen van het Centraal Bureau der LO' (z.d., eind sept. I944) (a.v., I

289 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR HET RODE KRUIS GELIJKGESCHAKELD

maatregelen voorbereid welke de strekking zouden hebben dat Piek niet veel meer dan een lege huls in handen zou krijgen. Inderdaad, toen hij medio november werd benoemd (enkele dagen tevoren waren alle auto's van het Rode Kruis door de Wehrrnacht in beslag genomen - ruim 200 werden er later toch weer vrijgegeven), legden alle bestuursleden, behalve Engelbrecht, hun mandaat neer en zijn functie als secretarisgeneraal aanvaardend, betrad Piek een leeg gebouw; bijna alle archieven waren verdwenen en ook aanzienlijke hoeveelheden medicamenten en andere hulpgoederen waren in veiligheid gebracht. Piek begon zijn werk zonder een actief bestuur boven zich te hebben - voorzitter Engelbrecht die in Utrecht zijn werk had, bemoeide zich niet met de zaken; om in die lacune te voorzien, benoemde Seyss-Inquart begin december de vroegere Nederlandse consul-generaal in München, W. Dyserinck, tot plaatsvervangend voorzitter, maar deze kon, in Den Haag aangekomen, slechts constateren dat Piek volstrekt geïsoleerd was.' Zeker, Piek had nieuwe medewerkers aangetrokken, maar dat betekende niet dat het Haagse hoofdbureau ook maar in de verste verte de tevoren gebruikelijke activiteit kon ontplooien. In den lande zetten de meeste kringen en afdelingen van het Rode Kruis hun arbeid voort (een arbeid die, zoals wij reeds deden uitkomen, van groot belang was voor de spitters en de andere razzia-slachtoffers) zonder zich van Piek iets aan te trekken; sommige afdelingen werden in gemeentelijke diensten omgezet, andere vluchtten onder de vleugels van het Bureau Afvoer Burgerbevolking, nog andere bleven zich 'Rode Kruis' noemen maar legden alle stukken welke zij uit Den Haag ontvingen, eenvoudig naast zich neer. Zo goed en zo kwaad als het ging, werd het werk dus landelijk gecontinueerd. Directieven gingen daarbij uit van enkele vroegere medewerkers van het hoofdbureau die door de directie van een Haagse verzekeringsmaatschappij in staat waren gesteld, een elandestien kantoor in te richten voor een 'zwart' Nederlands Rode Kruis; als leider daarvan trad jhr. G. M. Verspyck op, een van de naaste medewerkers van de secretaris-generaal van het Rode Kruis, dr. H. K. Offerhaus, die per I september '44 was afgezet. Allen die bij het Rode Kruis een betaalde functie hadden gehad, ontvingen van eind november af hun salaris hetzij van het Nationaal Steunfonds, hetzij uit een fonds dat door de Nederlandse Hervormde Kerkaan Seyss-Inquart waarin krachtig werd geprotesteerd tegen de gelijkschakeling van het Rode Kruis - óók tegen de razzia's

I Eind november zond Medisch Contact, de verzetsorganisatie der artsen, een brief

290 [PDF]

was gevormd en waaruit in totaal bijna f 50000 werd geput, 'Piek', schrijft Touw, de geschiedschrijver van het hervormd verzet, 'was een veldheer zonder leger.' I Zo was dus ook Seyss-Inquarts laatste poging tot gelijkschakeling van een Nederlandse organisatie deerlijk mislukt. Nergens kon de Reichskom missar in bezet gebied rondkijken zonder er de ruïnes van zijn politiek te aanschouwen. Gelijk gezegd: dat gold vooralook voor de NSB.

De NSB'ers in Duitsland

XC

XCHoeveel personen uit NSB-gezinnen 2 als gevolg van de Dolle Dinsdagcrisis in Duitsland terechtkwamen, gaven wij eerder al weer: ca. vijf-endertigduizend in het gebied van Lüneburg (t.w. in de Cau Hannover-Ost), ca. dertigduizend elders. Van de wederwaardigheden van die laatste groep weten wij maar heel weinig, behoudens dan dat zich in oktober in de Cau Hannover-Süd ca. tweeduizend Nederlandse vluchtelingen bevonden en dat in die tijd een vrij groot aantal meisjes uit NSB-gezinnen aan het werk was gezet in textielfabrieken in Nordhorn waar zij tot hun ergernis niet eens de bioscoop mochten bezoeken; zij waren gelijkgesteld aan Russische arbeidsters en Italiaanse krijgsgevangenen. Wij nemen aan dat ook de anderen uit de groep van de dertigduizend die nog tot werken in staat waren, tot arbeid werden verplicht en dat zij daarvoor op de normale wijze werden betaald; allen die niet konden werken (daartoe behoorden ouden van dagen, jonge kinderen en de moeders van die kinderen), kregen een uitkering van de National-Sozialistische Volkswohl fahrt (oftewel de NSV): per dag Rm 7,20 voor hun levensonderhoud en, voorzover zij volwassen waren, per maand Rm 33 als zakgeld.'

I H. C. Touw: dl. I, p. 270. 2 Gemakshalve schrijven wij in deze paragraaf over 'NSB-gezinnen', maar behalve uit gezinnen waarvan de man en soms ook de vrouw lid waren van de NSB, zijn in Duitsland tevens niet bij de NSB aangesloten leden van pro-Duitse gezinnen terechtgekomen waaruit één of meer mannen SS-vrijwilliger waren dan wel dienst hadden genomen in andere militaire of semi-militaire Duitse formaties. 'Wij nemen aan dat de meesten uit de groep van de dertigduizend vluchtelingen die verspreid raakten, hulp ontvingen van particuliere Duitse relaties. Die dertigduizend hebben dan de algemene moeilijk heden van het bestaan in Duitsland in de laatste fase van de oorlog gedeeld, maar hun positie moet iets gunstiger zijn geweest dan die van de vluchtelingen in de Hannover-Osl.

291 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

XCDiezelfde financiële regeling gold voor een deel van de vijf-endertigduizend vluchtelingen die met treinen van de Nederlandse Spoorwegen lovergebracht waren naar de eau Hannover- Ost, nl. voor allen die niet in kampen werden gehuisvest maar bij particulieren. In eerste instantie werden al die vijf-en-dertigduizend in de genoemde eau opgevangen door medewerkers en medewerksters van de NSVen bij die opvang waren veelalook leden van de Hitler jugend en van de Bund Deutscher Mädel betrokken. Eerder waren in de eau al meer dan tweehonderdduizend Duitsers ondergebracht die uit gebombardeerde Duitse steden afkomstig waren - men had er dus ervaring in het opvangen van grote aantallen vluchtelingen. Mussert zond in de tweede week van september een opperheerbanleider van de WA, A. H. Damhof, naar Lüneburg om er de leiding op zich te nemen van de zorg voor de geëvacueerde NSB'ers en deze schreef in zijn eerste rapport: 'Het moet mij van het hart dat de zorg van de NSV voor onze mensen vanaf het begin van het overschrijden van de grens tot in de kwartieren boven alle lof verheven is en dat alle medewerkers van de NSV zich uitgesloofd hebben" - daarna, in de kwartieren dus, begonnen de moeilijkheden.

XCVoordat de vluchtelingen in die kwartieren aankwamen, waren zij ondergebracht in haastig ontruimde scholen, in kazernes, in sporthallen en in andere gebouwen die geschikt waren voor het tijdelijk huisvesten van honderden personen. Uit die eerste verblijven werden zij verplaatst naar hun definitieve kwartieren. De meesten hadden gehoopt dat zij in woningen van Duitsers één of meer kamers toegewezen zouden krijgen, maar die vorm van huisvesting was slechts voor ongeveer de helft van de vluchtelingen mogelijk; de andere helft belandde opnieuw in geïmproviseerde 'kampen'. Er kwamen daar meer dan vierhonderd van, vele gelegen in eenzame plattelandsgebieden waar de bevolking zich jegens al die nieuwelingen nogal stug opstelde. Vaak, maar niet altijd, werd er voldoende eten verstrekt, het was evenwel 'Duits' eten en het smaakte velen niet. Doordat de meeste vluchtelingen hun woningen in Nederlandf

I Er werden 3 I extra-treinen ingelegd, waarvoor de Nederlandse Spoorwegen 93 000 incasseerden. Voor de totale evacuatie mocht krachtens een beslissing van Seyss Inquart een bedrag van een half miljoen gulden worden uitgegeven. In februari '45 beklaagde Seyss-Inquart zich erover dat er voor de gedane betalingen vrijwel geen bewijsstukken aanwezig waren. Wij voegen hieraan toe dat huren van woningen die door NSB'ers waren verlaten, werden doorbetaald door het Bureau Afvoer Burger bevolking. 2 A. H. Damhof: 'Verslag van de toestand in Lüneburg betr. de Nederl. geëvacueerden' (z.d.), p. 1-2 (NSB, 34 c).

292 [PDF]
DE 'FOUTE' VLUCHTELINGEN IN DUITSLAND

overhaast hadden verlaten, hadden zij weinig kleding bij zich, in het bijzonder geen winterkleding, en ook aan goed schoeisel bestond groot gebrek. De sanitaire voorzieningen in de 'kamperi' waren bijna steeds hoogst primitief. Men begon voorts met er op de grond op stro te slapen, pas na enige tijd kwamen in de meeste 'kamperi' britsen ter beschikking. Al bij al waren de levensomstandigheden moeilijk maar daar is nog niet alles mee gezegd. De meeste vluchtelingen zagen de toekomst somber in. Zij voelden zich in Duitsland niet thuis (velen spraken geen woord Duits). Contact met Nederland hadden zij nauwelijks en de contacten in Duitsland kwamen moeizaam en pas na geruime tijd tot stand. Weken verstreken er voordat men op het bureau dat Damhof in Lüneburg had geopend, een behoorlijk overzicht had van de verblijfplaatsen der vluchtelingen. Het had Damhof overigens veel moeite gekost om dat bureau erkend te krijgen. Van Berlijn uit waren namelijk vertegenwoordigers van Gottlob Bergers SS-Hauptamt eerder in Lüneburg verschenen dan hij en die vertegenwoordigers hadden er, optredend namens een tot het SS-com plex behorende Deutsch-Niederländische Gesellschajt 1, een eigen bureau ingericht waar een Nederlandse vrijwilliger uit de Waffen-SS, Untersturm fuhrer A. Pieters, de scepter zwaaide (en zich, waarover straks meer, veel moeite gaf, alle daarvoor in aanmerking komende jongeren te bewegen tot toetreding tot de Waffen-SS). Daaromtrent ingelicht, zond Mussert eind september de hem zeer toegedane NSB'er G. Stroink (deze was in de Waffen-SS tot de rang van Obersturmjührer opgeklommen) naar Lüneburg. Het eerste wat Stroink daar deed, was het bureau van de Deutsch Niederländische Gesellschajt bezoeken. 'Mijn verbazing en verontwaardiging', zo verklaarde hij na de oorlog,

XC'waren groot toen ik, na mij langs een hele rij zojuist aangekomen leden van de NSB heen geworsteld te hebben, die als toonbeelden van ellende en rampzaligheid in het portaal en op de trap zaten, op de deur van het vertrek waarin het bureau was gevestigd, een groot bord bevestigd zag waarop met enorme letters stond geschilderd: 'Unser Gruss ist Heil Hitler' ... Ik ging naar binnen en groette

1 De was, zoals wij al in vermeldden, in '37 in Berlijn opgericht met steun van het haar streven was er toen op gericht, de Nederlandse zaken- en society-wereld in contact te brengen met de Duitse. Van die had de SS zich meester gemaakt - juist naam hield in '44 een politiek program in, aangezien van '42 af de (oftewel de in Vlaanderen min of meer dezelfde rol vervuld had als in Nederland de Germaanse SS.

293 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

vanzelfsprekend met 'Hou Zee', hetgeen ongeveer het effect had van een bom die insloeg, temeer waar ik in uniform liep' en de rang van Obersturmführer had. Ik deelde Pieters mee dat hij zijn werkzaamheden maar moest beëindigen."

XCDat werd door Pieters geweigerd. Stroink kon toen bereiken dat het conflict besproken werd in een vergadering waaraan zowel de Höhere SS und Polizeiführer uit de betrokken SS-Oberabschnitt als de Gauleiter van Hannover-Ost deelnam en daar werd beslist dat het bureau van Damhof, fungerend als deel van de Gauleitung, zij het met beperkingen (er mochten in de 'kampen' bijvoorbeeld geen toespraken namens de NSB worden gehouden), met de zorg voor de NSB-vluchtelingen zou worden belast.' Geen geringe taak! De 'kamperi' waarin de helft van de vijf-en-dertigduizend vluchtelingen waren ondergebracht, lagen in een uitgestrekt gebied en de problemen waren legio. Onder die vluchtelingen bevonden zich zieken (alleen al ca. tweehonderd lijders aan tbc) en tamelijk veel asocialen: omstreeks tweeduizend. Voorts had de NSB van meet af aan veel rancuneuze elementen gekend en de niet-leden die meegevlucht waren (personen dus uit gezinnen waaruit vrijwilligers voor de Duitse militaire dienst waren voortgekomen), 'behoren', zo stelde een van Damhofs naaste medewerkers eind september op schrift, 'niet tot het aantrekkelijkste gedeelte van het Nederlandse volk." Het is trouwens de vraag of Damhof zelf en zijn bureau van de opgedragen taak veel terechtbrachten, althans: begin december ontmoette een NSB'er in Damhofs woning te Lüneburg Ernst Voorhoeve (de leider van het Dietsfascistische Verdinaso die zich in november' 40 bij de NSB had aangesloten en tot in '43 hoofd van de afdeling propaganda van het hoofdkwartier der NSB was geweest) 'gelegen op de divan en', zo schreef de bedoelde NSB'er aan Voorhoeve's opvolger, 'zijnde de gelukkige bezitter van een Pernod-kater. De werkzaamheid van het bureau Damhof, zo ging hij voort, 'schijnt zich te specialiseren in drinkgelagen en aanverwante amusementen. Ik had reeds een en ander daarover gehoord en de verhalen leken mij zeer onwaarschijnlijk totdat ik ... een kijkje kon nemen waarbij de onwaarschijnlijkheid totaal verdween."J.J.

, D.w.z.: in het uniform van de 2 PRA-Utrecht, p.v. inz. C. van Geel kerken (afgesl. 15 aug. 1948), B, p. 17-18 (getuige G. Stroink). 3 Damhofzelfwas in Berlijn zijn beklag gaan doen bij het maar hij had daar slechts te horen gekregen dat het gerezen conflict aan Himmler en Bormann zou worden voorgelegd. 4 Rapport, 29 sept. 1944, van]. H. L. de B. (Doc 1-233, b-a), 5 Brief, 9 dec. 1944, van O. aan H. L. (NSB, IIO).

294 [PDF]
DE 'FOUTE' VLUCHTELINGEN IN DUITSLAND

Het is mogelijk dat Damhofs bureau in de eerste weken beter heeft gefunctioneerd, tenminste: het slaagde er toen in, uit Nederland twee binnenschepen en een aantal goederenwagons te laten komen met gebruiksvoorwerpen en geneesmiddelen. Wij betwijfelen intussen of die aanvoer voldoende was en vast staat dat, al bevond zich ook onder de vluchtelingen een tiental artsen, aan de medische verzorging van de vluchtelingen veelontbrak. Vooral zuigelingen werden daar het slachtoffer van: van hen stierven er binnen enkele weken omstreeks twintig en aangezien in één 'kamp' waar tweehonderdzeventig vluchtelingen waren ondergebracht, op 12 november 'reeds zeven kinderen tengevolge van verschillende ziekten, hoofdzakelijk veroorzaakt door te weinig of verkeerde voeding overleden' waren (aldus het verslag van de mededelingen van een NSB'er die het 'kamp' had bezocht)! en een tweede NSB'er eind januari vernam dat 'onder de kinderen en speciaal de zuigelingetjes in één enkel 'kamp' er reeds zeven-en-dertig gestorven' waren," is het niet onwaarschijnlijk dat verscheidene honderden jonggeborenen het verblijf in Duitsland niet hebben overleefd.

XCDiverse bewaardgebleven stukken bieden een aanschouwelijk beeld hoe het er in de 'kampen' der vluchtelingen uitzag - een reeks van die beelden mag hier, dunkt ons, niet ontbreken. 'Over het algemeen', aldus een uit eind september daterende brief van een groepje NSB'ers,

XC'mag over het eten niet geklaagd worden. De mensen zouden graag eens stamppot hebben, maar gebrek aan aardappelen laat dit helaas niet toe ... De kameraden zijn meestal nerveus, hetgeen zich goed laat begrijpen De geest (is) ... over het algemeen ver beneden peil ... Dag aan dag op het stro slapen en steeds maar soep voor het middageten, valt ook niet mee."

XCEen van Damhofs medewerkers noemde begin oktober in een brief aan Mussert 'het Duitse eten een probleem ... Vooral het eeuwige gesoep wordt door de Nederlanders al gauw snerterig gevonden.' Hij schreef voorts: 'Er is thans een regeling getroffen dat althans de academisch gegradueerden (niet-technici) in het onderwijs aan betrekkingen worden geholpen. Journalisten en aanverwante artikelen worden door het Pro paganda-Ministerium geplaatst.' De briefschrijver vond dat de meeste

XC! 'Mededeling van kameraad J. H. M. omtrent zijn bevindingen in het kamp 'Ritterhude' tijdens zijn bezoek aan zijn vrouw op 12 t.e.m. 20 november 1944' (a.v., 34 c). 2 Brief, 23 jan. 1945, van S. A. L. A. aan een van zijn dochters (Doe 1-4, a-z). Brief, 25 sept. 1944, van 'Joep en aanhang' aan een 'kameraad' (NSB, 30 b).

295 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

vluchtelingen zich in die beginfase goed aan de nieuwe situatie hadden aangepast, maar:

XC'Het spreekt vanzelf dat er ook ongunstige uitzonderingen zijn, er zijn kameraden en kameraadskes die ... schelden en kankeren. Dan zijn er ook de beroerde gevallen. Moeders met kinderen die het leven in de lagers beslist niet kunnen uithouden en kwijnend tragisch zitten te staren ... Er zijn ook schooiers die de toestand misbruiken om stemming tegen de Beweging te maken, hier en daar met succes, en tenslotte zijn er 'kameraadskes' die zich zonder meer misdragen ... Ook van Duitse zijde worden hier en daar fouten gemaakt, natuurlijk deugt het niet, als onze kameraden naast Russische gevangenen aan het puinruimen worden gezet; vanzelfsprekend is het verkeerd als kameraadskes in een kroeg met twee Poolse meiden moeten werken.' I

XCMedio oktober noemde een Nederlandse Waffen-SS'er, die twee 'kamperi' had bezocht,

XC'de ligging verschrikkelijk ... ook wat het eten betreft. Des morgens twee sneedjes brood en iedere middag koolsoep. In een betrekkelijk klein vertrek zijn tachtig mensen ondergebracht, waaronder gezinnen met acht kinderen. In dit vertrek, waar in stro geslapen wordt, moet ook het eten genuttigd worden, de was gedroogd en er heerst een ondragelijke stank. van ontsmetting tegen luizen die hier met bosjes voorkomen."

XCEind oktober zond een hopman van de WA Mussert een rapport over de situatie in een aantal 'kampen' die hij had bezocht. Hij vond er

XC'de toestand, zowel wat betreft het onderdak alsook de mentaliteit beneden elke verwachting. De stemming is van dien aard dat geruchtenmakers, roddelaars, 'slappe was' -nationaal-socialisten en communistische stokers, resp. communistisch aangelegde elementen, welke laatsten ook zeer sterk in deze kampen vertegenwoordigd zijn, een goed voorbereide en vruchtbare voedingsbodem vinden .

XC. . . Onderdak wordt verstrekt in ... scholen, schuren, gymnastieklokalen, kegelbanen, schuren, enz. In deze gebouwen zijn dan tweehonderd tot vierhonderd mensen ondergebracht ... (Het) komt voor dat in verwachting zijnde vrouwen, moeders met kinderen vanaf drie maanden, families met tien en meer kinderen,jongens en meisjes van alle leeftijden, mannen en oude mensen alsook met erfelijke ziekten belaste families in één ruimte zijn ondergebracht, met alle daaraan verbonden zedelijke en lichamelijke gevaren ... Dekmateriaal is over

XCI Brief, 3 okt. 194-4, van H C. N. aan Mussert (a.v., 34 c). 2 Brief, 15 okt. 1944, van (naam onleesbaar) aan Mussert

296 [PDF]
DE 'FOUTE' VLUCHTELINGEN IN DUITSLAND

het algemeen lang niet voldoende aanwezig ... (Men) kan zich met het oog op de naderende winter voorstellen hoe het velen te moede is ... Daarbij gevoegd het volkomen ontbreken van gemeenschapsgevoel, de van alle leiderscapaciteiten gespeende kampleiders alsook het tegenwerken op elk gebied van de kampbewoners, kan men zich voorstellen dat een toestand dreigt te ontstaan die. geestelijk een voedingsbodem schept, gunstig voor alle mogelijke asociale en anti-nationaal-socialistische tendenzen.' 1

XCMedio november bracht een (al eerder geciteerde) NSB'er een achtdaags bezoek aan zijn vrouw die met tweehonderdzeventig lotgenoten in een schoolgebouw in Ritterhude was ondergebracht. 'De wasgelegenheid', zo berichtte hij,

XC'was zeer primitief: er waren slechts een drietal kleine fonteintjes. Closets en dergelijke waren voor het merendeel defect. Gelegenheid om te baden was niet aanwezig. Het wassen van kleren en ondergoed was praktisch onmogelijk. Ook ontbrak warm water. Er was veelongedierte zoals luis aanwezig .

XC. . . Des morgens werden drie sneedjes brood verstrekt. Meestal met iets jam ofkunsthoning, bijna nooit boter. In de acht dagen dat ik in deze school verbleef, is het slechts tweemaal voorgekomen dat een zeer klein beetje boter op de boterhammen te vinden was ... Des middags om 13 uur werd een dunne waterachtige soep verstrekt. Meestal kon een ieder hiervan twee à drie borden in ontvangst nemen. Voorzoveel dit te beoordelen is, was geen vet in deze middagmaaltijden te vinden. Des avonds meestal soep of waterpap. Zeer sporadisch brood ... Ook vlees wordt nooit verstrekt.

XC... De stemming onder de aanwezigen is zeer slecht ... Men is van mening dat het bureau te Lüneburg zeer weinig ter verbetering doet ... De gehele affaire is een grote teleurstelling geworden."

XC'Bij de brooduitreiking dezer dagen gebeurde het', schreef in datzelfde kamp een NSB'er op de dag waarop de zojuist geciteerde zijn bezoek beëindigde,

XC'dat een kameraadske van vijf-en-tachtig jaar twee sneden brood kreeg die met schimmel bedekt waren. Toen ze daar andere voor vroeg, werd haar door de helper-brooduitreiker geantwoord: 'In Holland zalje ook wel eens beschimmeld brood gegeten hebben, je krijgt niet anders.'

XCBij al deze belevenissen komen dan nog de tranen die geschreid zijn door moeders die voor hun kinderen niet kunnen krijgen wat zij behoeven; de soepen

XC1 Rapport, 31 okt. 1944, van F. J. G. aan Mussert (a.v.). 2 'Mededeling van kameraad J. H. M. omtrent zijn bevindingen in het kamp 'Ritterhude' tijdens zijn bezoek aan zijn vrouw op 12 t.e.m. 20 november 1944' (a.v.).

297 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

die soms niet gaar zijn, welke door de kinderen bijna [niet] of niet gegeten worden; maagpatiënten die de koolsoepen niet konden verdragen en geen ander eten kregen; een tbc-patiënt die geen extra voeding krijgt; een moeder die bij de teraardebestelling van haar kind over het graf valt en uitkrijt: 'Ik kom bij je, schatje, ik kom bij je', of een ander die bij het graf roept: 'Vader komt je halen', want de vader kon niet tijdig aanwezig zijn. Al deze dingen ze werken in bij de een tot een verbeten zou ik zeggen vasthouden aan ons beginsel, bij anderen tot als het ware een soort van communisme, afbrokkeling van ons nationalisme, verbittering en haat tegen alles wat Z.g. leiders zijn."

XCEveneens over het 'kamp' in de school te Ritterhude doch ook over enkele andere 'karnpen' in die streek schreven twee NSB'ers uit Hengelo begin december een voor Mussert bestemd rapport. 'In het Lagerverband' , zo merkten zij o.m. op,

XC'trachten de vrouwen die over voldoende karaktervastheid beschikken, zich nog geestelijk 'op de been' te houden, doch ook hun weerstand heeft door de ervaringen in de diverse kampen reeds een grondige tik gekregen. De slechte elementen bepalen dus vrij spoedig de sfeer van het geheel. Het gevolg hiervan is dat men van Duitse zijde geen aanknopingspunten met de Hollandse vrouwen zoekt, doch al heel spoedig neusophalend zegt: 'Die lausigen Hollanderinen' (historisch) ... Ziet men op straat een vrouw met klompschoenen lopen, dan kan men haar rustig met 'Hou Zee' groeten. Zij is dan N ederJands nationaal-socialiste."

XCOp Oudejaarsdag '44 voelden Damhof en het hoofd van zijn medische afdeling zich genoopt, van Lüneburg uit een speciale brief aan Mussert te verzenden. 'Een verblijf van ongeveer vier maanden temidden der geëvacueerde Nederlanders (voor het merendeel NSB'ers of met het nationaal-socialisme eng verbondenen) heeft ons', schreven zij, 'op ontstellende wijze de ogen geopend en ons het feit geopenbaard dat onder deze Nederlanders onnoemelijk velen zijn die elk ethisch begrip missen en hoegenaamd niets van het nationaal-socialisme in zich dragen."

XCMedio januari (het vroor toen al drie weken) brachten H. C. van Maasdijk en een andere officier van de Landwacht, een bezoek aan een tiental 'kamperi'. 'Het waren ', schreefvan Maasdijk later in zijn 'Herinneringen',

XC1 'Belevenissen van kameraad CG.' (20 nov. I944) (Doe II-S66, a-a). 2 A. S. en M. K.: 'Rapport over de toestanden in de 'Lagers' der NSVte Ritterhude en OsterholzScharmbeck' (8 dec. I944) (NSB, 34 c). 3 Brief, 3 T dec. I944, van A. H. Damhof en V.

298 [PDF]
DE 'FOUTE' VLUCHTELINGEN IN DUITSLAND

'schokkende ervaringen die wij opdeden. In schoollokalen of op tochtige dorpsverenigingszalen lagen met tientallen tezamen de Nederlanders van alle leeftijden en klassen dooreen, echtparen op leeftijd, halfvolwassen jongens en meisjes, kleine kinderen en moeders met zuigelingen, terwijl zij zich overdag moesten ophouden in dikwijls slecht verwarmde lokaliteiten, waar zij midden op de dag éénpansmaaltijden kregen. De voedselrantsoenen waren uiteraard karig, er werd van het eten bovendien (in welk kamp gebeurt dat niet!) gestolen ... , sanitaire installaties, berekend op massaal gebruik, waren zelden of nooit aanwezig, geneeskundige hulp was uiterst gebrekkig De kampbewoners (hadden) vaak sedert hun aankomst nog niets van hun familieleden vernomen Onder de vluchtelingen maakten asociale, onzindelijke, ontevreden elementen een averechtse reclame voor het verreweg overwegend behoorlijke, door hun behoorlijkheid minder opvallend deel der Nederlanders,

XC[Mijn metgezel] en ik werden in de kampen bestormd door onze landgenoten die soms in diepe emotie zich aan ons vastklampten, ons bezwoeren om toch het mogelijke voor een terugtransport naar Nederland te doen, soms in verbittering vaderland, Duitsland, Beweging en mensheid verwensten.'!

XCEn tenslotte willen wij dan uit de brief die een geëvacueerde NSB'er eind januari aan een van zijn dochters schreef, weergeven dat naar de mening van deze briefschrijver

XC'de gezindheid der inwoners ten opzichte van de hier aanwezige Hollanders. er niet op (is) verbeterd sedert onze komst hier ... Het schorriemorrie dat is meegekomen, heeft zich in allerlei opzichten zó misdragen dat de fatsoenlijke mensen zich schaamden, Nederlanders en NSB'ers te zijn. De staaltjes die ik daarvan zou kunnen vertellen, grenzen aan het ongelooflijke."

XCVoorzover bekend, ontving Mussert nauwelijks inlichtingen over de groep van de dertigduizend uit 'foute' gezinnen afkomstige personen die verspreid in Duitsland waren terechtgekomen, maar in de loop van oktober drong wèl tot hem door hoe het er met de groep van de vijf-en-dertigduizend voorstond die in de Gau Hannover-Ost waren ondergebracht; Damhof zond hem enkele rapporten toe en de leider van de NSB ergerde zich vooral aan de politieke tegenwerking welke Dam

! H. C. van Maasdijk: 'Herinneringen' (1948), p. 171 (Doe 1-1091, e-I). 2 Brief,23 jan. 1945, van S. A. L. A. aan een vanzijn dochters (Doe 1-4, a-z).

299 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

hofs bureau ondervond (en aan de mate waarin de SS jongeren was gaan ronselen voor dienst in de Waffen-SS). Het overbrengen van zoveel tienduizenden NSB-vluchtelingen naar Duitsland had niet Musserts instemming gehad: hij had ten tijde van de Dolle Dinsdag-crisis gewenst dat er slechts een evacuatie zou plaatsvinden uit het zuiden en westen des lands naar het oosten en noorden, niet naar Duitsland. Tegen het einde van '44 besloot hij te bevorderen dat de groep van de vijf-endertigduizend naar Nederland zou worden teruggebracht; dat vergde treintransporten die in die fase van de tweede wereldoorlog (midden december was het Duitse Ardennen-offensief van start gegaan) niet eenvoudig te organiseren waren. Midden januari (het Ardennen-offensief was inmiddels mislukt) kreeg Mussert verlof, de groep in Hannover-ast te bezoeken. De Gauleiter aldaar keurde goed dat de vijf-en-dertigduizend, voorzover zij nog aanwezig waren en zulks wensten, naar Nederland zouden terugkeren. Daarvan deed Mussert mededeling in een vergadering te Lüneburg, welke door afgevaardigden uit een groot aantal van de honderden 'kamperi' werd bijgewoond. 'Hierop klonk', aldus Musserts adjudant in een in '48 geschreven verslag, 'een oorverdovend applaus op en men brak de zaal bijna af, zo verheugd was men bij het horen van dit nieuws.'

XC"s Avonds', zo vervolgt dit verslag,

XC'was Mussert uitgenodigd op de Diens/stelle van de Gauleitung om aldaar voor vooraanstaande functionarissen der partij en plaatselijke autoriteiten iets over de geschiedenis van de NSB te vertellen .

XC... Mussert begon met zijn verontschuldigingen te maken voor zijn gebrekkige kennis van de Duitse taal ... De hoogst aanwezige SS-officier, die een handig spreker was, vroeg aan Mussert hoe hij de positie van Nederland zag na de oorlog. Hierop antwoordde Mussert dat hij dat rustig aan de Führer kon overlaten in wien hij het volste vertrouwen stelde .

XC. . . In verband met enige argumenten van het gezelschap over [deze] kwestie zei Mussert nog in de loop van de avond dat de Duitsers behalve vele goede eigenschappen de gave bezaten om zich in de kortst mogelijke tijd bij de andere volkeren onbemind te maken, ja sterker gezegd: zij bezaten de gave om zich zo snel mogelijk van vriend tot vijand te maken Deze opmerking maakte kennelijk indruk."

XC'tegemoet te komen door alle gangen vol te leggen met stro. Dit bleef permanent liggen, behalve in de benedengang waar het 's morgens in een hoek werd gestouwd. De overgrote meerderheid van de nieuwe bewoners was ziek en vervuild, vooral de kinderen waren ernstig besmet met scabies 1, terwijl de meest elementaire hygiënische maatregelen werden verwaarloosd. Velen onttrokken zich aan de verplichte keuring?

XCmogelijk is dat zich onder die 'velen' mannen en oudere jongens bevonden die er niet voor voelden, alsnog goedgekeurd te worden voor de militaire of semi-militaire dienst. Van de Dolle Dinsdag-crisis af namelijk hadden diverse Duitse instanties en had vooral de SS er naar gestreefd, allen die daarvoor in aanmerking kwamen, te maken tot wapendragers van het Derde Rijk.

Milita risa tie

XC

XCIn deel 10 a wezen wij er bij de beschrijving van de Dolle Dinsdag-crisis op dat Mussert op de avond van 4 september '44 voor Rauters toezegging tot hulp bij de evacuatie der NSB'ers (Rauter had toen beloofd, de Nederlandse Spoorwegen tot medewerking te zullen verplichten) eenJ.3

1 Schurft. 2 Gemeente Groningen, Praedinius Gymnasium, P. van Herwerden: (1947), p. 16!.

301 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

dubbele politieke prijs had moeten betalen: de over het gehele land verspreide groepjes van de Nederlandse Landwacht (een soort hulppolitie, begin '44 gevormd, die formeelonder leiding stond van een inspecteur-generaal: van Geelkerken, eerste plaatsvervangend leider der NSB) zouden uitgebreid, als grotere eenheden geconcentreerd en rechtstreeks onder de Befehlshaber der Ordnungspolizeiworden geplaatst en Mussert zou alle daartoe geschikte mannelijke NSB'ers, onder hen ook de Landwachters, oproepen, toe te treden tot de (in '43 gevormde) Landstorm Nederland, die een onderdeel was van de Waffen-SS.'Dat laatste betekende', zo schreven wij, 'dat de leider der NSB zijn nog resterende mannelijke volgelingen goeddeels zou doen opnemen in een formatie welke, anders dan de Landwacht, niet alleen formeel' (de Landwacht had van meet af aan indirect onder de Ordnungspolizei geressorteerd), 'maar ook feitelijk tot het kamp van de SS-vijand behoorde.'

XCWij willen nu eerst over de Landwacht schrijven.

XCHaar rechtstreekse onderschikking onder de Ordnungspolizei werd aldus geregeld dat de vijfLandwachtformaties die samenvielen met de vijf gewesten der procureurs-generaal, hun bevelen voortaan ontvingen van de in die gewesten werkzame verbindingsofficieren der Ordnungspolizei. Het gewest-Den Bosch speelde spoedig geen rol meer en wat het gebied van de overige vier gewesten betreft (Den Haag, Amsterdam, Arnhem, Leeuwarden), werden de Landwachters voor een groot deel in het oosten des lands geconcentreerd.

XCV óór september '44 waren er ca. twaalfhonderdvijftig Z.g.beroepslandwachters en bijna negenduizend hulplandwachters geweest. Van die ca. tienduizend man deserteerde ten tijde v,an de Dolle Dinsdag-crisis ongeveer de helft: sommigen doken onder, anderen wisten ondanks de in de treinen toegepaste controle Duitsland binnen te komen. Nieuwe groepen mannelijke NSB'ers werden toen tot dienst in de Landwacht geprest - in maart '45 waren er weer bijna achtduizend bijeen: een kleine zesduizend in de beroepsdienst, ca. tweeduizend (hoofdzakelijk in het noorden des lands) in de hulpdienst. Geadministreerd werd deze Landwacht van Meppel uit (daar bevond zich ook de staf van de Befehlshaber der Ordnungspolizei), waar eind oktober een stafbureau tot stand kwam met als chef-staf de vroegere gewestelijke commandeur van de Landwacht in Noord-Holland en Utrecht, W. A. Slob, een aan Mussert verknochte, kundige organisator. Slob kwam spoedig in conflict met inspecteur-generaal van Geelkerken die meer en meer onder invloed van Rauter kwam te staan. Wat Rauter wenste, was duidelijk: de Landwacht moest geheel van Mussert worden losgeweekt en zij moest er zich 3

302 [PDF]
NEDERLANDSE LANDWACHT

bovendien op voorbereiden om deel te nemen aan de militaire strijd tegen de Geallieerden. De animo voor dat laatste was onder de Landwachters zeer gering; een oproep van Mussert d.d. 13 september! had er bijna vier weken later slechts toe geleid dat zich van de duizenden Landwachters welgeteld twee-en-tachtig voor de Landstorm hadden aangemeld - medio januari schreef een SS-gezinde Landwachter aan Feldmeijer, de Voorman van de Germaanse SS, over zijn mede-Landwachters: 'Zij denken: aan het front is het ongezond, daar vliegen de kogels." Intussen kreeg Rauter in zoverre zijn zin dat in de tweede helft van januari (van Geelkerken was inmiddels als eerste plaatsvervangend leider der NSB door Mussert afgezet, waarover straks meer) aan alle Landwachters werd meegedeeld dat zij, als de Geallieerden zouden naderen, bij de z.g. Ortsuerteidigung als militairen zouden worden ingezet. Hier en daar is dat in maart en april in het oosten des lands ook geschied. Voordien had de Landwacht de bezetter andere diensten bewezen.

XCDie diensten bestonden uit het bewaken van militaire objecten (benzine-opslagplaatsen, maar vooral de spoorwegen), uit het tegengaan van clandestiene voedseltransporten en uit hulpverlening aan de SD. Ten behoeve van het beschermen der spoorwegen tegen sabotage-aanslagen werd een Spoorwacht gevormd die vooral de doorgaande lijnen naar Duitsland bewaakte; daarbij waren naar schatting ca. vijf-en-twintighonderd Landwachters ingedeeld. De hulpverlening aan de SD bestond uit het bewaken van SD-bureaus en -gevangenissen en uit het opsporen van illegale werkers en gedropte wapenvoorraden. Bij tijd en wijle verleenden bovendien Landwachters in het westen des lands hulp bij de razzia's welke wij in hoofdstuk 2 beschreven. Mussert, die voor zichzelf de fictie niet kon prijsgeven dat hij voor de belangen van het Nederlandse volk opkwam, kon zich met de meeste van die taken niet verenigen. 'In december 1944 heeft hij', aldus later een waarnemend compagniescommandant van de Landwacht (de formatie had inmiddels een indeling gekregen in compagnieën en bataljons),

XC'tegen mij gezegd dat ik ... mij alleen te bemoeien had met mijn taak om de gewone politie terzijde te staan, doch in geen geval de Landwacht in te zetten3 0

I Uit die oproep (tekst: NSB, 3 I e) citeren wij: 'De strijd wordt gewonnen. Nederland groter, sterker en welvarender dan ooit. Dit is ons doel. Geeft voor dat grootse doel het uiterste. Later zult gij met grote voldoening daaraan terugdenken, als de overwin ning bevochten zal zijn.' 2 Aangehaald in N. K. C. A. in 't Veld: SS dl. T, p. 304.

303 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

tegen het eigen volk. Medio januari 1945 heeft Mussert mij bij zich geroepen voor het houden van een bespreking. Hij deelde mij mede dat de toestand zo was dat ons volk werd opgejaagd als wilde beesten, dat hij met de leiding van de Landwacht niet accoord ging, noch met de handelingen die door de Landwacht gepleegd werden Hij vertelde mij tevens dat het hem van Duitse zijde verboden was, Landwachtkazernes en terreinen van de Landwacht te betreden of de Landwachters toe te spreken."

XCIn diezelfde tijd, medio januari '45 dus, nam Slob ontslag. Een van zijn laatste beleidsdaden was de verzending van een dagorder geweest waarin aan de Landwachters bevolen was, voortaan louter de groet 'Hou Zee' te gebruiken en waarin voorts duidelijk te verstaan was gegeven dat, zo verklaarde Slob na de oorlog, 'van de staf geen medewerking meer kon worden verwacht voor het gebruik van de Landwacht voor bewaking van SD-gevangenen, bewaking van Weermachtsgebouwen en voor de Weermacht belangrijke objecten en de bewaking der spoorwegen" Rauter droeg er zorg voor dat deze order prompt werd ingetrokken.

XCIn bezet gebied hadden de Landwachters zich van het eerste moment af waarop zij op de openbare weg verschenen (dat was in februari '44 geschied), gehaat gemaakt. Hun uitrusting en bewapening waren niet imponerend maar met de jachtgeweren die zij bezaten, kon raak geschoten worden. Kleinere en grotere plunderingen door Landwachters waren veelvuldig voorgekomen, trouwens: bij de bestrijding van de illegaliteit had de Landwacht al vóór september' 44 een actieve rol gespeeld, geholpen door het feit dat met name de in hun woonplaatsen vertoevende Hulplandwachters op het platteland over het algemeen goed op de hoogte waren van de plaatselijke omstandigheden. Wat het gehalte van de Landwachters betreft, lijkt ons, na alles wat wij terzake al in deel-z hebben vermeld (nl. in de paragraaf 'Nederlandse Landwacht' in hoofdstukvoldoende, uit het rapport over de maand juli '44 van de commandeur van gewest I te citeren dat de hulpdienst belast was 'met een hele hoop kneusjes en slappelingen, die in de praktijk voor de dienst toch onbruik

10),

XC1 PRA-Utrecht: p.v. inz. C. van Geelkerken (afgesl. IS aug. 1948), A, p. 102 (getuige A. J.) (Doe 1-501, b-r) 2

304 [PDF]
NEDERLANDSE LANDWACHT

baar waren' (d.w.z. voor de beroepsdienst) 'of met een aantal individuen, wier strafregister zo zwart is als de nacht', en 'dat zich in de beroepsdienst een meer dan afschuwelijk groot deelonbruikbaar materiaal bevindt dat de stemming vergalt." Dat alles werd er na de september-crisis niet beter op, behalve dan dat de Landwachters hun jachtgeweren mochten inleveren en oude Nederlandse legergeweren uitgereikt kregen. Aan hun verdere materiële verzorging bleef veelontbreken, zodat bij een deel hunner de neiging om onder bedreiging met de wapens eenvoudig te raven wat zij wensten te bezitten, nog werd versterkt. 'In leteter Zeit', aldus een rapport van de Sicherheitspolizei d.d. I november '44,

XC'häufen sich u/iederum Anklagen gegen die Landwacht. In af/en Teilen des Landes u/erden Stimmen laut, die auf das unocbûhrliche Betragen dey Landwacht hinu/eisen. Täglich muss gegen das Auftreten dey Landu/acht van deutscher Seite vargegangen toerden, da die Landwacht sich plundernd beteiligt und illegale Beschlagnahmen am laufenden Band durchfûhrt'?

XCRauter eiste streng optreden tegen dit soort misdragingen, maar dat was aan dovemansoren gepraat. Bijna vier maanden later, eind februari '45, beklaagde de NSB'er die burgemeester was van Zutfen, zich schriftelijk bij Mussert over het optreden van de Landwacht ter plaatse - de formatie, welke zich al schuldig had gemaakt aan 'onwettige 'vorderingen' ... waarbij spiritualiën en levend vee bijzonder attractief waren', had nu notabene het kringhuis van de NSB bezet, 'zodat de laakbare activiteit van de Landwacht ten dele op het konto der Beweging komt, mede in verband met het feit dat de Landwachters allen lid der NSB zijn."

XCDeze en dergelijke misdragingen waren niet tot de Achterhoek beperkt geweest; alleen aan de Betuwe bleven zij, althans van midden oktober af, bespaard maar dat was louter gevolg van het feit dat de Feldgendarmerie de gehele roverstraep van de Landwacht uit dit gebied had verwijderd. Uit Twente en andere delen van Overijssel bleef het klachten regenen: links en rechts namen Landwachters jenever, andere sterke dranken en vee in beslag. 'Ik heb', zo verklaarde begin januari een caféhouder uitaan C. van Geelkerken (a.v.,346 e). 3 Brief, 22 febr. 1945, van J. A. T. aan Mussert (CNO,

1 Neder!. Landwacht, Gewest J, commandeur: 'Rapport over de maand juli 1944' (27 juli 1944), p. 5 356 d). 2 Aangehaald in de brief, 6 nov. 1944, van Rauter

305 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

Raalte aan de plaatselijke marechaussee, 'liever te doen met duizend soldaten der Duitse Weermacht dan met één Landwachter.' 1 'Onze posten langs de lijnen', zo had H. C. van Maasdijk, onderstormleider van de Landwacht en ingezet bij de spoorwegbewaking in Overijssel, in oktober aan zijn vrouw geschreven, 'hebben geiten, kippen, varkens enz. en hebben een verzorging als nooit tevoren. Als ik hier nog een paar weken blijf ... , zal ik dik worden."

XCKwalijke impulsen aan de Landwacht gaf in Overijssel en omgeving vooralook een van de naaste medewerkers van Rost van Tonningen, F. L. Rambonnet, die in '41 was benoemd tot plaatsvervangend secretarisgeneraal van het departement voor bijzondere economische zaken en tot algemeen gemachtigde voor de oorlogsschade. Rambonnets standplaats was Deventer waarheen het genoemde departement in '43 was geëvacueerd. Hij trad er op als een roofridder (op Dolle Dinsdag had hij zich persoonlijk bij de Nederlandse Middenstandsbank in Deventer vrijwel de gehele liquidatie-opbrengst der z.g. Marxistische partijen laten uitbetalen: f 35 000), hij drong voortdurend aan op een militaire inzet van de gehele Landwacht en hij achtte bij verhoren van gearresteerde illegale werkers alle middelen geoorloofd om hen tot bekentenissen te dwingen: in de kazerne van de Landwacht te Deventer bevond zich een cel, 'waar men', aldus een Landwachter na de bevrijding, 'noch in kon zitten, noch ook in kon staan' - 'Rambonnet gebruikte op zijn kamer sterke lampen voor een z.g. derdegraads-verhoor, terwijl wapens als karwats en hondenzweep steeds op zijn bureau voor het grijpen lagen. In de buitencellen op de binnenplaats werden door hem somtijds naakte mannen opgesloten voor wel meer dan veertien dagen.? Ook elders, o.m. in Friesland en Drente, gingen sommige Landwachters zich aan sadistische martelingen te buiten - de formatie als geheel vormde bepaald een gevaar voor de illegaliteit, zij het dat wij niet nauwkeurig kunnen aangeven hoeveel acties van illegale groepen door Landwachters zijn verijdeld en evenmin hoeveelonderduikers door hen bij razzia's zijn gegrepen of hoeveel illegale werkers door hen zijn opgespoord en aan de SD overgeleverd. Samenvattende rapporten zijn niet bewaardgebleven. Tekenend evenwel zijn twee stukken, beide daterend uit midden januari '45. Het eerste is een dagorder van van Geelkerken d.d. 15 januari waarin de 'uitstekende

, Marechaussee gewest Arnhem, afd. Nijverdal, groep Raalte: p.v. H. Th. Poppe, 8 jan. 1945, p. I (a.v., 45 f). 2 Brief, 10 okt. 1944, van H. C. van Maasdijk aan zijn echtgenote (Doe I-I09I, a-8). 'Politietroepen, Sectie l: p.v. inz. F. L. Rambonnet, 17 juli I945 (getuige C. D.) (Doc 1-1375, a-j).

306 [PDF]
NEDERLANDSE LANDWACHT

resultaten' werden geprezen, behaald door ca. honderdveertig Landwachters die deelgenomen hadden aan 'een actie tegen onderduikers en terroristen te Otterlo', I het tweede een rapport d.d. 19 januari van de compagniescommandant van de Landwacht te Emmen, waarin deze nauwkeurig beschrijft hoe hij er in een periode van niet veel meer dan een week in was geslaagd, in het gehele zuiden van Drente een belangrijk deel van het kader van de OD en de BS op te rollen - trots somde hij er de negen-en-twintig illegale werkers en vier onderduikers in op die hij allen had 'overgegeven aan de SD te Assen."

XCNa de Nederlandse Landwacht de Landstorm Nederland. De drie bataljons van deze militaire, tot de Waffen-S'S behorende formatie namen in september deel aan de gevechten in het noorden van België en het zuiden van Nederland: het Iste in de streek van Hasselt, later bij Sittard, het IIde in het gebied tussen Antwerpen en het Hollands Diep, het IIIde bij Oosterbeek. In die tijd deden zich ongeveer duizend gevallen van desertie voor. Ingezet werden óók de compagnieën van een tweede tot de Waffen-SS behorende formatie, het SS- Wachbataillon Nord west, welke het concentratiekamp Amersfoort bewaakten; die compagnieën werden op 17 september '44 ingevoegd in de z.g. Westgruppe die van Ede uit de Britse Airhornes verjoeg van de heidevelden benoorden Renkum. Daarbij leden de militairen van het SS- Wachbataillon zware verliezen.

XCHet krijgsverloop in de laatste maanden van '44 stelde de Duitsers in staat, de Landstorm Nederland volledig te reorganiseren; hij werd het verzamelbekken van allen die in Nederland aan Duitse zijde wilden meevechten. Getracht werd, zoveel mogelijk Landwachters naar de Landstorm over te hevelen (dat streven had maar weinig succes); wat er van het Wachbataillon restte, werd in november in de Landstorm opgenomen en in diezelfde maand werden van de Germaanse SS in Nederland de leden gemobiliseerd en de bureaus gesloten - de SS'ers hadden nu primair een militaire taak, geen politieke.doos lal/Sa (c. van Geelkerken), map W). 2 Nederlandse Landwacht, IIIde bataljon, r zde compagnie: Rapport

1 Nederlandse Landwacht, inspecteur-generaal: Dagorder 504 d.d. IS jan. 1945 (ERve,

307 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

XCDruk geronseld werd ook in Duitsland; daar had de Nederlandse SS-organisatie een soort filiaal gehad in de vorm van de Gerrnanische Sturrnbanne velen die zich daarbij aangesloten hadden, werden in de laatste maanden van '44 door het SS-Hauptarnt opgeroepen voor dienst in de Landstorm; andere oproepen gingen uit naar Nederlandse arbeiders die bijvoorbeeld lichte overtredingen hadden begaan of hun verblijfsvergunning moesten verlengen, en daarnaast waren er niet weinigen die, zonder ooit met de 'foute' troep van de Gerrnanische Sturrnbanne in contact te zijn geweest, een schijnaanmelding bij de recruteringsbureaus van de Waffen-SS als middel gebruikten om naar Nederland te worden teruggebracht waar zij wensten onder te duiken. Dat laatste ging vrij vlot. De treintransporten van die echte en schijn-vrijwilligers vonden plaats naar Hoogeveen waar zich het depot-bataljon van de Landstorm Nederland bevond (met als kern het personeel van de vroegere SS-Schule'Avegoor' te Ellecom) en die transporten stonden vaak niet of nauwelijks onder bewaking; het heet dat van allen die Hamburg verlieten met Hoogeveen als bestemming, slechts één derde aldaar aankwam. Wie er in het depotbataljon werd opgenomen, kreeg een militaire training en moest de gebruikelijke eed op Hitler afleggen alvorens naar het front te vertrekken; enkelen die in dat late stadium om welke reden ook tegen die eedsaflegging en de daaruit voortvloeiende inzet als militair bezwaar hadden, werden naar de al in hoofdstuk 2 genoemde psychiatrische inrichting Port Natal gezonden, waar talrijke spitters waren gehuisvest - de weigerachtige vrijwilligers kwamen er aanvankelijk in de strafcompagnie terecht.

XCDe Landstorm ging uiteindelijk ca. achtduizend militairen tellen, van wie op zijn minst duizend uit Duitsland, d.w.Z. in de regel uit de Germanische Sturmbanne, afkomstig waren; tot die achtduizend behoorde ook een aantal Z.g.hongervrijwilligers uit het westen des lands: personen die louter aangetrokken waren door de militaire rantsoenen en, zo veronderstellen wij, aannamen dat de persoonlijke risico's welke zij bij hun inzet zouden lopen, wel zouden meevallen.

XCWat die inzet betreft: alvorens in de Landstorm op te gaan, voerde het SS- Wachbataillon in Amersfoort enkele acties tegen spoorwegstakers uit welke wij in hoofdstuk 6 zullen beschrijven. Na de opneming in de Landstorm werd het batalj on op de Veluwe gelegerd met het hoofdkwartier in een hotel te Uddel; op de Veluwe nam het aan razzia's deel en het werd óók mèt andere onderdelen van de Landstorm in november ingezet bij de door Rauter persoonlijk geleide grote razzia in de Noordoostpolder. In december vertrok het bataljon naar Hoogeveen.

XCVan begin '45 afwerd de Landstorm Nederland aangeduid als de

308 [PDF]
LANDSTORM NEDERLAND

SS-Preiwilligen-Grenadier-Division 'Landstorm Nederland'; die divisie telde twee regimenten: no. 83 en no. 84. Haar waarde werd door de Duitse militaire leiding niet hoog aangeslagen. De Kommandeur van het Sj ste regiment, SS-Obersturmbannführer Sepp Krafft (in deel Ia a genoemd als een SS-officier die op 17 september '44 bij Arnhem bij uitstek slagvaardig optrad tegen de Britse Airbornes) 'halte', verklaarde na de bevrijding de Inspektionsrichter van de Waffen-SS, E. Härtel, "über die ganze 34ste Division dieselbe Auffassung wie ich, Sie bestand fûr uns alle nur auf dem Papier, sie war viel mehr Belastung als Entlastung für die hohere Führung.' Hiermee hing samen dat de twee regimenten geplaatst werden aan een frontgedeelte waar geen zware gevechten werden verwacht: het Sjste regiment in de Betuwe en de Bornmelerwaard, het 84ste aan de zuidelijke Veluwezoom. Militairen van beide regimenten maakten zich menigmaal schuldig aan plundering en wat het 84ste regiment betreft (hierin was het SS- Wach bataillon Nordwest opgegaan), verdient vermelding dat in zijn sector in februari, maart en april twintig Nederlanders wegens z.g. spionage werden doodgeschoten; zij hadden zich, de meesten om kleding en andere goederen te halen uit de woningen die zij na de Slag om Arnhem hadden moeten verlaten, zonder verlofpapieren in het verboden gebied van de zuidelijke Veluwezoom bevonden.

De SS in de aanval

XC

XCTeen wij eerder vermeldden dat van de Germaanse SS in Nederland in noveml::rer de bureaus werden gesloten, merkten wij daarbij op dat de SS'ers nu primair een militaire taak hadden, geen politieke. Die tegenstelling mag niet verabsoluteerd worden: de militaire taak werd door de rechtgeaarde SS'er gezien als aanloop tot effectiever uitvoering van de politieke in een later stadium. Die SS'ers beschouwden de NSB als definitief in diskrediet gebracht door de Dolle Dinsdag-crisis en er werden dan ook onmiddellijk nadien van het SS-milieu uit pogingen ondernomen om aan de NSB bepaalde machtsposities te ontrukken. De vlucht van de NSB'er die in '40 tot directeur van de Arbeiderspers was benoemd, H. J. Kerkmeester, gaf de SS aanleiding om op 9 september, vier dagen na Dolle Dinsdag, met machtiging van Rauter het bedrijf aan

1 PRA-Den Haag: p.v. E. Härtel (9 mei I947), p. 6 (Doe 1-663, a-r).

309 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

het Hekelveld te Amsterdam te bezetten - die bezetting werd door Rauter weer ongedaan gemaakt toen hij erop was gewezen dat het bedrijf normaal doorfunctioneerde. Men zou het voorts als onderdeel van het SS-offensiefkunnen zien, c.q. als onderdeel van het streven van sommige Duitsers om de SS naar voren te schuiven, dat de hoofdredactionele leiding van de bladen van het Telegraaf-concern aan SS'ers werd toevertrouwd en dat SS'ers in het bedrijf van de Nederlandse Omroep plaatsen gingen bezetten welke tevoren door NSB'ers waren ingenomen. De verschijning van Storm-SS, het weekblad van de Germaanse SS, werd voortgezet: het blad werd zowel in Amsterdam als in Groningen gedrukt, in beide steden door de Arbeiderspers. Toen in oktober aan Feldmeijer, Voorman van de Germaanse SS, werd voorgesteld, Storm-SS van Berlijn uit te laten verschijnen, reageerde hij afwijzend: 'Al zouden', schreefhij, 'de Engelsen bij Assen staan, dan moet Storm nog vanuit Winschoten worden uitgegeven." Dat Rauter de bureaus van de Germaanse SS sloot, had bepaald niet Feldmeijers instemming: deze wist te bereiken dat een klein kern bureau in stand bleef en toen hij begin januari naar Duitsland vertrok om daar een opleiding tot bataljonscommandant te volgen (hij wenste Kommandant te worden van een binnen de Landstorm te vormen Bataillon-Feldmeijer), noemde hij het noodzakelijk dat de Germaanse SS tot nieuwe politieke activiteit zou overgaan. 'Het belangrijkste zal zijn', schreef hij aan de SS'er die als zijn waarnemer zou optreden, 'overal tussen de nog aanwezige Begunstigende Leden der Germaanse SS en de nog aanwezige actieve leden der Germaanse SS opnieuween band te leggen en kleine kernen te vormen die in woord en schrift de SS-gedachte verbreiden."

XCDat politieke SS-offensief had een merkbaar succes bij de jongeren in de 'foute' groep: zij voelden zich door het radicalisme waarvan de SS getuigde, aangetrokken. 'Wanneer het waar is', schrijft in 't Veld in de aparte verhandeling over de z.g. Jeugdstorm-rebellie die in zijn De SS en Nederland is opgenomen, 'dat jeugd steeds tot radicalisme neigt, dan geldt dit zeker voor de nationaal-socialistisch geïndoctrineerde jeugd ... Hoeveel grootser dan het streven naar een Nederland volgens de normen van de NSB' (een in beperkte mate zelfstandig Nederland) 'was het in de SS gepredikte ideaal van een Grootgermaans Rijk!"

XCVan meet af aan had dat ideaal een zekere aantrekkingskracht gehadJ.3

I Brief, 17 okt. 1944, van H. Feldmeijer aan W. Heubel 380 b). Z Brief, 5 jan. 1945, van H. Feldmeijer aan G. R. (a.v., 380 c). 3 dl. I, p. 426.

310 [PDF]
JEU G D STORM - REBELLIE

Op sommige leden van de jongeren-organisatie der NSB, de Nationale Jeugdstorm, maar deze organisatie was tot in de zomer van '44 trouw gebleven aan Mussert en daartoe had haar leider, 'hoofdstormer' van Geelkerken, in de jaren '40-'43 een zekere bijdrage geleverd. In '44 evenwel bemoeide hij zich in hoofdzaak met de Nederlandse Landwacht. Zijn greep op het J eugdstorm-kader verslapte. Enkele van de hoogste kaderleden liepen kort na de Dolle Dinsdag-crisis openlijk naar het kamp van de SS over; zij werden door van Geelkerken geschorst maar konden zich met Rauters hulp prompt naar Berlijn begeven waar zij als nieuwe leiding van het nationaal-socialistisch deel van de Nederlandse jeugd erkend werden door de Reichsjugendführung. Er werd daar de oprichting aangekondigd van een geheelnieuwe organisatie: de Cermanische Hitler Jugend Niederlande die oprichting evenwel (ze zou internationaal geïnterpreteerd kunnen worden als bewijs van een openlijk Duits streven, bezet Nederland in Groot-Duitsland te laten opgaan) werd in maart door Seyss-Inquart verijdeld. De naar de SS overgelopen kaderleden van de Jeugdstorm (door Mussert werden zij begin november in een toespraak 'meinedigen' en 'verraders' genoemd 1 en in een telegram aan de Reichsjugendfûhrung drong de leider der NSB er op aan dat 'deze misdadigers' naar Nederland zouden worden overgebracht 'alwaar zij zich voor het partijgerecht zullen hebben te verantwoorden"] ontplooiden in Duitsland een aanzienlijke activiteit. Onder de naar de Cau Hannover-Ost geëvacueerde jeugdige leden van NSB-gezinnen zetten zij het werk voort waartoe daar eerder al de vertegenwoordigers van de Deutsch-Niederiändische GeseLlschafi waren overgegaan; wijzend op het volstrekt falen van de NSB en van Mussert persoonlijk trachtten zij zoveel mogelijk van die jeugdigen te winnen voor de Waffen-SS. Jongens die zestien-en-een-half jaar of ouder waren, (soms ook nogjonger!), stimuleerden zij, eventueel tegen de wil van hun ouders, naar de opleidingskampen van de Waffen-SS te gaan, jongens van veertien tot zestien-en-een-half jaar alsook meisjes werden door hen aangeworven voor hulpdiensten bij het Duitse luchtafweergeschut. De bedoeling was om uit de in de bedoelde opleidingskampen opgenomen jongens een apart bataljon te vormen voor de SS-Panzerdivision 'Hitler Jugend', maar voor de uitvoering van dat plan bleek de tijd te ontbreken. Met dat al schat in 't Veld dat als gevolg van de grote druk die op hen werd uitgeoefend, op zijn minst vier- tot vijfhonderd jongens uit de

XCI A.v., p. 433. 2 Telegram, I I nov. 1944, van Mussert aan de ReichsjllgendfiihYIIl1g (NSB, 33 j).

311 [PDF]
SEYSS-1NQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

groep van de NSB-vluchtelingen in de Waffen-SS terechtkwamen en dat verscheidene honderden jongens en meisjes Flakhelfer of -helferin werden; hoevelen hunner in de laatste maanden van de oorlog zijn gesneuveld dan wel zwaargewond geraakt, is niet bekend.

XCOok in Nederland had de rebellie van het Jeugdstormkader zekere gevolgen: het deel van het kader dat zich voor het SS-ideaal had laten winnen, had zich het weekblad van de Jeugdstorm, De Stormvlag, toegeëigend; het blad werd in Groningen gedrukt en elk nummer bevatte hatelijke uitvallen tegen de NSB en haar leiding, van Geelkerken werd er begin december 'een drinkebroer' in genoemd en 'een man met weinig hart en belangstelling voor zijn jongens en meisjes, een arrogante hoogvlieger."

XCDrongen dergelijke uitlatingen nog door buiten het milieu van diegenen die 'fout' waren? Wij betwijfelen het. Ook de illegale pers besteedde er geen aandacht aan. Had zij dat wèl gedaan, dan had zij de Jeugdstorm-rebellie kunnen schetsen als typerend symptoom van het verder uiteenvallen van de NSB.

Desintegratie van de NSB

XC

XCIn deel 10 a hebben wij al onderstreept dat er in de zomer van '44 van de NSB als politieke beweging nog maar weinig uitging en dat de Dolle Dinsdag-crisis de NSB als het ware de doodsteek toebracht. In het westen des lands was toen aan de kaderleden verboden te vluchten, maar velen hunner hadden dat verbod naast zich neergelegd en wat in dat westen nog aan kaderleden over was, werd in de tweede helft van september naar het oosten overgebracht. Daar kwamen de meesten, samen met een aantal met hen mee evacuerende 'gewone' leden van de NSB, allen tezamen ruim vierhonderd personen, in Drente terecht waar zij bijna allen als betaalmeesters en opzichters gingen fungeren bij het aanleggen van de nieuwe stellingen; dat vond daar plaats volgens aanwijzingen van de Organisation Todt en onder verantwoordelijkheid van functionarissen van de NSDAP. In Drente lag de leiding van dat werk in handen van de Duitser Blomquist (tot in '43 leider van de Hitler-jugend in Nederland) en deze, die van de inzet aan het Oostelijk front als overtuigd aanhanger van de SS-ideologie was teruggekeerd, verbood in de loop van oktober

XCI De Stormvlag. 5 dec. 1944, p. 3 (a.v., 33 i). 3

312 [PDF]
NSB-KADERLEDEN

al die betaalmeesters en opzichters om werkzaam te zijn in het NSBuniform. De secretaris-generaal van de NSB, C. J. Huygen, die in Assen was terechtgekomen, ging tegen Blomquists beslissing in beroep bij Generalkommissar Ritterbusch, werd in het gelijk gesteld en bereikte verder niets: Blomquist trok zich van Ritterbusch niets aan. Het slot van het lied was dat ruim honderd van de in Drente ingezette NSB'ers, alle vertogen van Huygen ten spijt, zich bereidverklaarden hun werk zonder NSB-uniform voort te zetten en dat de meesten van de overigen naar Arnhem werden overgebracht waar zij, voorzover niet onderweg verdwenen (een deel trok weer naar het westen), in de Betuwe onder moeilijke omstandigheden een stelling gingen aanleggen welke de verdediging van de Rijnbrug moest vergemakkelijken. Deze NSB'ers waren in Arnhem ondergebracht in de Deutsche Schule ; Mussert trof er begin november ca. honderdvijftig van zijn volgelingen aan en 'wenste', zo noteerde zijn adjudant, 'dat er minstens duizend kameraden aan de schanswerken zouden deelnemen."

XCNaar verhouding waren in het noorden des lands nog de meeste NSB-kaderleden op post gebleven, maar aan activiteit ten behoeve van de NSB kwamen zij nauwelijks toe. Eind november berichtte de gewestelijk propagandaleider in de drie noordelijke provincies aan het hoofdkwartier dat de 'ervaringen der laatste weken' hem 'de absolute indruk' hadden gegeven, 'dat het organisatie-apparaat door de omstandigheden dusdanig gehavend is dat een effectieve propagandavoering door de Beweging zelf momenteel in het algemeen onmogelijk is." Tevoren hadden het dagblad van de NSB, Het Nationale Dagblad, en het weekblad van de beweging, Volk en Vaderland, althans in de 'foute' milieus een zekere propagandistische uitwerking gehad, maande oplaag van Het Nationale Dagblad was van ca. 20 000 tot beneden de 7 000 gedaald en van Volk en Vaderland, waarvan wekelijks maximaal meer dan 200000 exemplaren waren verkocht, werden nog maar ruim 15 000 gedrukt ('De leider wenst', aldus medio oktober zijn adjudant, 'dat dit wordt opgevoerd tot 100000'3). Maar wat ook mocht verminderen, niet de geldbehoefte van de NSB. Ze was van I januari '41 af gesubsidieerd door het Reicbskom missariat en die subsidies hadden spoedig 80 % of meer van de uitgaven van het Hoofdkwartier gedekt. De maandelijkse subsidie werd eind '43 op f 300000 bepaald - dat bedrag werd na de Dolle Dinsdag-crisis totde gewestelijke propagandaleider der NSB in Friesland, Groningen en Drente aan de propagandaleider (a.v., lID). 3 K. A. E.: 'Dagaantekeningen',

1 K. A. E.: 'Dagaantekeningen', 7 nov. I944 (a.v., 30 a). 2 Brief, 23 nov. I944, van

313 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

f 200000, vervolgens opnieuw tot ruim f TOO000 verlaagd, een en ander geheel buiten medeweten, laat staan goedkeuring, van Mussert. SeyssInquart beweerde in een gesprek met Mussert begin december dat ook hij van dieverlagingen geen weet had gehad (dat betwijfelen wij) en Mussert vroeg toen of de maandelijkse subsidie tot f 200000 kon worden verhoogd; ofhet toen inderdaad tot die verhoging is gekomen, is onbekend.

XCVermeld zij nog dat van de uit het zuiden, westen en midden des lands gevluchte NSB-burgemeesters ongeveer tachtig door de desbetreffende Beaujtragten tot waarnemend burgemeester in het oosten of noorden werden benoemd. De NSB-burgemeesters die ten tijde van de Dolle Dinsdag-crisis op post waren gebleven, werden door het Reichskommis sariat gehandhaafd, met dien verstande dat de NSB-burgemeester van Den Haag, prof. Westra, die niet meer tegen de moeilijkheden was opgewassen, medio maart '45 werd vervangen door de NSB'er mr. H. C. van Maasdijk, die, gelijk reeds vermeld, tot op dat moment als officier van de Landwacht bij de Spoorwacht in Overijssel ingezet was. Een van de eerste dingen die van Maasdijk, eenmaal in Den Haag aangekomen, deed, was zijn vrouwen kinderen naar Drente zenden. Kort voordien, medio februari (een maand na de volledige mislukking van het Ardennen-offensief) had hij zijn vrouw nog een brief gestuurd waaruit blijkt dat hij innerlijk niet kón aanvaarden dat het Derde Rijk zijn ondergang tegemoet ging. 'Het wil er', had hij geschreven,

XC'nog steeds niet bij mij in dat de geweldige, nobele en verheven gedachten van Hitler en de onnoemelijke, heldhaftige prestaties van het sterke Duitse volk sedert 1933 voor niets geweest zouden zijn en dat de Europese Kultuur op dit moment zou eindigen in een reusachtige debacle. Ik geloof dat met het ontwaken van nieuwe krachten in de natuur ook de Führer met nieuwe dingen op de proppen zal komen en in ieder geval is er voor ons geen andere mogelijkheid dan to the bitter end onze plicht te blijven doen in de volle zekerheid dat wij het goede willen en aan de kant van een zinvolle nieuwe orde staan.'!

XCZo waren er meer: NSB'ers, wien het onmogelijk viel, hun vertrouwen in een uiteindelijke Duitse overwinning, althans in een stabilisatie van de fronten, prijs te geven; dezulken klampten zich vooralook vast aan geruchten omtrent de spoedige inzet van nieuwe geheime Duitse wapens. Anderen zagen de situatie nuchterder in, beseften dat Duitsland binnen afzienbare tijd zou bezwijken, maakten uit vrees voor 'Bijltjesdag' plan

XC! Brief, 18 febr. 1945, van H. C.

314 [PDF]
NSB'ERS IN DE HONGERPROVINCIES SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

nen om onder te duiken, eventueel in de Wehrmacht (eind oktober kreeg de Wehrmacht instructie om, als de Geallieerde bevrijders naderden, aan NSB'ers-gezagsdragers die dat wensten, gele armbanden uit te reiken waardoor zij Wehrmachtangehörige zouden worden), of gingen hun best doen om hun juridische verdediging voor te bereiden - ter versterking van die verdediging ging deze en gene onder hen zijn activiteit beperken' of zelfs hulp verlenen aan de illegaliteit. Hoeveel NSB'ers zich in de hongerwinter nog in het westen des lands bevonden (wij bedoelen: NSB'ers die niet deel uitmaakten van de Landwacht), weten wij niet precies maar wat aan stukken bewaardgebleven is, doet vermoeden dat velen hunner aan grote verbittering ten prooi waren. Zij leden honger; zij wisten dat Rijksduitsers dubbele rantsoenen ontvingen en bovendien van de National-Sozialistische Volkswohlfahrt een behoorlijke bijvoeding kregen en dat het overheidspersoneel van medio februari af bijvoeding kreeg uit de centrale keukens - zij, die voor hun gevoel jarenlang gestreden hadden voor de zaak van het nationaalsocialisme, kregen niets extra." 'Dat er', schreef in februari, het dieptepunt van de hongerwinter, een vooraanstaand NSB'er uit Den Haag aan Musserts secretaresse, C. W. van Bilderbeek,J.J.(J.3 1

I Tot staking van alle activiteit trachtte de pro-Duitse president van de Hoge Raad, prof. mr. van Loon, over te gaan. Het college was in '42 naar Nijmegen verplaatst; Nijmegen was evenwel in september bevrijd en zoals wij in deel ro a vermeldden, had de minister van justitie, mr. dr. G. van Heuven Goedhart, van Loon en twee raadsheren die als 'fout' bekend stonden, ontslagen en de overige raadsheren gestaakt dan wel geschorst. Van die maatregelen had Radio Oranje op 13 oktober mededeling gedaan. Omstreeks die tijd eiste prof. Schrieke (de NSB'er die secretaris-generaal van justitie was) dat de Hoge Raad zijn werkzaamheden zou hervatten in Den Haag, waar zich van Loon en bijna alle raadsheren bevonden. Van Loon was, schreef deze na de bevrijding, 'op volkenrechtelijke gronden van mening dat de leden van de Hoge Raad daaraan niet mochten meewerken. Immers, de zetel van de !-loge Raad was Nijmegen. Nijmegen was bevrijd en daardoor was de !-loge Raad weer onder het directe gezag der Nederlandse regering gekomen.' van Loon in W. M. A. Weitjens: (z.j.), p. 6). Van Loons standpunt werd door de raadsheren en de procureur-generaal bij de !-loge Raad gedeeld, maar Schrieke wilde niet verder gaan dan eind november bij verordening te bepalen dat cassatie bij de !-loge Raad alleen kon worden aange vraagd in gevallen die in het belang van de wet waren en dat het college arrest kon wijzen met slechts drie raadsheren. 2 Voorzover ons bekend, heeft Mussert, die begin februari aan Seyss-Inguart voorstelde dat de Provinciale Voedselcommissarissen een tiende van het voedsel waarover zij de beschikking kregen, aan de NSB zouden afstaan, niet méér bereikt dan dat Seyss-Inguart medio maart '45 100 voedselpakketten liet uitreiken aan NSB-functionarissen in het westen des lands.

315 [PDF]

'kameraden zijn die letterlijk van de honger grauw zien, ook onder de gegoede kameraden die nog altijd te fatsoenlijk zijn om zich ten koste van hun medemensen te bevoordelen en die daardoor intussen met hun kinderen langzaam maar zeker te gronde gaan, is een niet weg te redeneren feit."

XC'De Beweging, of laten we zeggen de 'kameraden' in het oosten des lands', schreef in diezelfde maand een tweede NSB'er aan een relatie in Drente,

XC'(laten) ons hier in het westen eenvoudig stikken. Geen enkele 'kameraad' denkt er aan, ook maar iets voor ons te doen. Geen enkele NSB-burgemeester zal een gemeente in het westen adopteren en tenminste trachten het leven van zijn kameraden te redden. Want het gaat nu om ons leven. Wij zijn uitgeput en uitgehongerd ... Maar toch laat men ons stikken en beschouwt men ons daar als idioten, ja zelfs als deserteurs, omdat wij te flink waren om het bevel van de Leider op te volgen en lafhartig weg te vluchten zoals die heren die in de eerste septemberdagen wegrenden . . . . Het spijt mij dat ik dat alles moet schrijven, maar als ik zie hoe de kameraden hier verhongeren, hoe mijn vrouwen kind er aan toe zijn, dan vervloek ik alles wat zich kameraad durft noemen en rondhangt zonder iets te doen dat nut en waarde heeft."

XC'Ik weet', zei begin februari in Utrecht de organisatieleider van de NSB tegen een vooraanstaand lid van de Germaanse SS (die zijn uitlatingen onmiddellijk aan Rauter overbriefde),

XC'dat de hele Beweging een façade is en dat achter deze façade niets meer leeft. Ik durf mij praktisch bij geen enkele kringleider te vertonen. De eerste vraag die een dergelijke kringleider aan mij stelt, is: 'Heb je aardappelen voor ons, kun je . ons wat te eten geven?' - en wij doen immers niets. Mijn enige hoop is dat wij door deze narigheid heenkomen. God weet hoe, en dan zal het eenvoudige lid zeggen: aueh das habe ieh überstanden."

XCEnkele weken na de Dolle Dinsdag-crisis had Mussert een poging ondernomen om het prestige van de NSB ietwat op te vijzelen: begin

XC1 Brief, 22 febr. 1945, van G. J. F. S. aan C. W. van Bilderbeek (NSB, 33 g). 2 Brief, 20 febr. 1945, van Th. B. B.aan A. P. H. (a.v.). ' Notitie, z.d., van G. L. ]ansonius van een gesprek met M. Kardoes op 9 febr. 1945 (HSSuPF, 380 c).

316 [PDF]
DE 'BIJZONDERE RECHTBANK' DER NSB

oktober had hij een Bijzondere Rechtbank in het leven geroepen die beoordelen moest, 'welke leden der beweging', zo noteerde zijn adjudant, 'die op I september j.l. belangrijke vertrouwensposten innamen, zich in de maand september in positieve of negatieve zin hebben onderscheiden"; die rechtbank kreeg een leider (de vroegere gewestelijke leider van de NSB in Zuid-Holland) en twee leden, tot 'leider van opsporing voor onderzoek en voorlegging' werd op voorstel van van Geelkerken de al eerder genoemde Rambonnet benoemd. In afwachting van de uitspraken van deze rechtbank (zij heeft zich, voorzover ons bekend, alleen met 'negatieve', niet ook met 'positieve' gevallen beziggehouden) werden later in oktober tien vooraanstaande NSB-functionarissen door Mussert geschorst (het bericht omtrent die schorsing werd in Volk en Vaderland gepubliceerd). Vier maanden later, eind februari '45, waren uitspraken gedaan tegen twee van die tien, vier waren vergeefs opgeroepen (één, de al genoemde van Vloten, tot vijfmaal toe), de resterende zaken waren nog in onderzoek. Daar waren nog méér zaken aan toegevoegd: twaalf.

XCWij achten het niet nodig, ze alle op te sommen: in de Dolle Dinsdagcrisis hebben niet enkele tientallen NSB-gezagsdragers gefaald maar veel meer en er zijn enkele NSB'ers voor de Bijzondere Rechtbank gedaagd aan wie men in redelijkheid nauwelijks iets kon verwijten. Bovendien heeft de Bijzondere Rechtbank haar werk niet kunnen voltooien - zij heeft wèl binnen de NSB een groot gevoel van onzekerheid geschapen, hetgeen samenhing met het feit dat Mussert voor de functie van 'leider van opsporing voor onderzoek en voorlegging' nauwelijks een figuur had kunnen kiezen die daar minder geschikt voor was dan de onbeheerste Rambonnet. Van de zittingen van de Bijzondere Rechtbank drong namelijk naar buiten door dat Rambonnet in zijn z.g. requisitoiren als zijn opinie verkondigde dat men personen die ten tijde van de Dolle Dinsdag-crisis waren gevlucht, eigenlijk zonder vorm van proces had moeten neerschieten.

XCDit fanatisme bleef niet zonder uitwerking.

XCEen van diegenen omtrent wie talrijke 'negatieve' verhalen de ronde deden, was de penningmeester van de NSB, F. W. van Bilderbeek, een broer van Musserts secretaresse. Hij werd op I I december opgeroepen, zich een tiental dagen later in Deventer te komen verantwoorden voor de Bijzondere Rechtbank, 'een grover belediging', zo schreef hij aan3 1

I K. A. E.: 'Dagaantekeningen', 3 okt. 1944.

317 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

Mussert, 'had men mij niet kunnen aandoen ... Op grond van het feit dat ik u en de beweging meer dan twaalf jaar plichtsgetrouwen eerlijk heb gediend, verzoek ik u deze oproep te doen intrekken"maar nog voordat Mussert terzake een beslissing had genomen, werd van Bilderbeek op de rade december in Assen doodgeschoten door een lid van Musserts lijfwacht: een man van zwakke verstandelijke vermogens die, toen hij kort tevoren door de Bijzondere Rechtbank als getuige was gehoord, sterk onder de indruk was geraakt van Rambonnets vertogen. De laatste functie evenwel welke de pleger van de aanslag? had uitgeoefend, was die geweest van chauffeur van van Geelkerken _ van Bilderbeeks zuster (Musserts secretaresse dus) was er van overtuigd dat het van Geelkerken was geweest die tot de moord op haar broer had aangespoord. Wat Musserts opinie terzake was, weten wij niet _ wèl dat van Bilderbeek Musserts vertrouwen had verloren; Mussert had begin november van Maasdijk laten polsen of deze bereid was, van Bilderbeeks functie over te nemen. 'Ik voel daar niets voor', had van Maasdijk toen aan zijn vrouw geschreven, 'omdat ik niet geloof dat het Mussert zal lukken, de NSB weer op te richten."

XCDe formulering toont aan dat er, ook naar het oordeel van een zo vooraanstaand NSB'er als van Maasdijk, van de NSB nauwelijks meer iets over was: 'een façade', aldus de al geciteerde organisatieleider van de NSB, achter welke 'niets meer leeft'." Gelijk eerder vermeld, had Mussert in de nacht van 4 op 5 september zijn echtgenote, het achternichtje waarmee hij een verhouding had, haar moeder en een bevriend echtpaar naar een hotel in Holten gebracht. Musserts officiële adres werd 'De Bellinckhof' bij Almelo, het grote buiten van een Twentse textielindustrieel. Ook zijnlijfwacht werd daar ondergebracht: een troep ruwe kerels die door Mussert zelf als dieven werden beschouwd, althans: tegen twee hunner zei hij in oktober 'dat er', zo noteerde zijn adjudant, 'voor de zoveelste maal gestolen is door de Lijfwacht." Zo vaak hij kon, reed Mussert naar Holten en de voortgezette relatie met zijn achternichtje"

I Brief, II dec. 1944, van F. W. van Bilderbeek aan Mussert (NSB, 33 f). 2 Hij is aan de Nederlandse politie overgedragen die hem op haar beurt volgens Duits bevel overdroeg aan de SD. De SD stelde de man in vrijheid op voorwaarde dat hij mee zou vechten in de rijen van de daarbij is hij gesneuveld. 3 Brief,2 nov. 1944, van H. C. van Maasdijk aan zijn echtgenote. 4 K. A. E.: 'Dagaantekeningen', 13 okt. 1944. 5 Met haar rondwandelend op een jachtterrein bij de Holterberg werd Mussert in de herfst van '44 een keer aangesproken door een jachtopziener die inzage vroeg in de persoonsbewijzen. 'Kent u mij dan niet?', was Musserts verwonderde vraag, 'bovendien voegde hij', aldus een plaatselijk relaas, 'hieraan toe: 'Zeg maar tegen

318 [PDF]
MUSSERT IN DE HONGERWINTER

bleef ergernis wekken bij al zijn volgelingen die er weet van hadden. Het bevriende echtpaar trok in januari naar Groningen en de man van dat echtpaar zei begin februari tegen van Maasdijk, dat hij, aldus van Maasdijk aan zijn echtgenote,

XC'de hemel (dankt) dat hij uit die rotzooi weg is. Het blijkt dat de Baas in de septemberdagen zich voortdurend bij dat kind ophield, en ik begrijp langzamerhand dat er van een leiding in die dagen geen sprake kon zijn. Ik hoorde nog veel meer wat ik je naderhand wel zal vertellen maar ik kan je wel vertellen dat het een schandaal van de eerste orde is en een kwalijke zaak. Onbegrijpelijk. Het is alsof alles in elkaar stort in zo'n tijd en er geen sprake meer is van fatsoen."

XCWij hebben geen volledig overzicht van Musserts activiteiten in de laatste oorlogswinter. Hij trok veel rond, mede doordat er maar weinig telefoonverbindingen waren en de posterijen uiterst langzaam werkten. Rondtrekkend maakte hij gebruik van een door Seyss-Inquart en Christiansen ondertekend, uit '42 daterend doorlaatbewijs. 'Sinds september I944 had ik echter', zo stelde hij een jaar later op schrift,

XC'met militaire posten last ... Men zei somtijds: dat gaat niet, want het bewijs is verouderd. Om daaraan een einde te maken, zou ik mij tot de Rijkscommissaris moeten wenden om een nieuw passe-partout. Ik vreesde echter dat dan hetgeen ik had, zou worden ingenomen en ik een nieuw wel niet zou zien Daarom ben ik tot eigen hulp overgegaan, zo men wil: tot schriftvervalsing. Ik heb namelijk de 2 van 1942 veranderd in een 4.'2

XCBij zijn tochten door het land werd Mussert vergezeld door zijn adjudant en veelalook door zijn verbindingsman met Generalkommissar Ritterbusch, SA-Oberführer Walter Siebel. Siebel hield Ritterbusch van Musserts plannen op de hoogte en een van zijn notities doet zien wat

XCde jachtheer dat ik het volgend jaar hier overal de baas ben." De jachtopziener waarschuwde de plaatselijke illegaliteit die korte tijd overwoog, Mussert dood te schieten. 'Van dit aanvankelijk voornemen is men', aldus hetzelfde relaas, 'afgekomen door de overweging dat dit gebeuren wellicht voor de buurtschap zeer ernstige gevolgen zou kunnen hebben en dat aan de andere kant Mussert, hoewel de dood ten volle verdiend hebbend, een te onbenullige en onbelangrijke figuur was om vele slachtoffers te maken.' (J. U. de Kempenaer: Haar/e in de oorlogsjaren 194°-1945 (1946 ?), p. IS)

XCI Brief, 16 febr. 1945, van H. C. van Maasdijk aan zijn echtgenote. 2 Mussert: 'Vragen welke mij op 13 september [1945) ter hand gesteld zijn namens de procureurfiscaal van het Bijzonder Gerechtshof', p. 23-24 (BRve: Dossier-Mussert, portef. J). 3 I

319 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

Mussert voornemens was van maandag 16 t.e.m. zaterdag 21 oktober te doen.

XCOp maandag zou hij in Utrecht een bespreking hebben met de organisatieleider van de NSB, afdelingen van de Landwacht bezoeken in Utrecht en omgeving en vervolgens naar Rotterdam gaan voor een langdurig onderhoud met de burgemeester, de NSB'er ir. F. E. Müller, in wiens oordeel hij meer en meer vertrouwen was gaan stellen. Dinsdag zou hij in Den Haag prof. Westra ontmoeten en vervolgens, na een bezoek aan Leiden, in Utrecht een bespreking hebben met de burgemeester, de NSB'er C. van Ravenswaay, en de commissaris van de provincie, de NSB'er Engelbrecht. Op woensdag zou hij des ochtends in Apeldoorn appèl afnemen aan enkele onderdelen van de Landstorm Nederland en des middags in Deventer een bespreking hebben met van Geelkerken, Rambonnet en de leider van de Bijzondere Rechtbank. Op donderdag en vrijdag wilde hij op 'De Bellinckhof' werken en op zaterdag zou hij in de Achterhoek enkele plaatsen bezoeken waar zich nog uit het westen des lands geëvacueerde NSB'ers bevonden, en eventueel naar Venlo doorgaan. Men ziet: de leider van de NSB zat niet stil.

XCWat dacht hij van Duitslands kansen?

XC'Men heeft mij wel gevraagd', schreef hij in gevangenschap,

XC'of ik tot het laatste toe geloofde in Hitlers overwinning. Het antwoord hierop is dat ik als redelijk denkend mens mij niet kon voorstellen dat Hitler één dag langer de verwoesting van zijn land zou laten voortduren als hij wist dat de oorlog verloren was. Mijns inziens moet hij tot het laatste toe geloofd hebben in de mogelijkheid om aan de nederlaag te ontkomen."

XCOok in vertrouwde kring uitte Mussert zich meestaloptimistisch. In december kon van Maasdijk in Almelo 'een lang onderhoud' met hem hebben 'over de algemene politieke toestand. Weliswaar hoopte en geloofde ook hij', schreef van Maasdijk in zijn 'Herinneringen',

XC'dat Duitsland nog grote reserves achter de hand had en wellicht tijdig met nieuwe wapens voor de dag zou komen die een kentering in de oorlog zouden teweegbrengen, maar hij was vervuld van twijfel of het de Duitsers ooit zou gelukken om niet-Duitse volkeren voor zich te winnen met hun grove methodes. Steeds opnieuw viel hij terug in heftige kritiek op alles wat Duits was."

, Mussert: 'De NSB in oorlogstijd. De offergang voor volk en vaderland' (1945), p. 33 (a.v.). 2 H. C. van Maasdijk: 'Herinneringen', p. 162-63.

320 [PDF]
MUSSERT IN DE HONGERWINTER

XCMeer dan 'hoop' op 'een kentering in de oorlog' had Mussert dus niet - naast die hoop was er een groeiende twijfel waaraan hij evenwel in het publiek nooit uiting gaf. Wij herinneren er aan dat op I3 september in zijn oproep tot de Landwachters om toe te treden tot de Landstorm Nederland de woorden voorkwamen: 'De strijd wordt gewonnen.''Ich habe es', rapporteerde Siebel eind september aan Ritterbusch,

XC'in den drei Wochen, die ichjast täglich mil dem Leider unteru/egs war, nicht ein einziges Mal er/ebt, dass er den Männern und Frauen der NSB gegenüber anders als zuversichtlich. aufirat. Ob es sich um die Unterhaltung mit einer Familie ader um die Begegnung mit einer Handvoll Manner der Landwacht, um die zujä/lig angetroffene Versammlung van sechs Landbûrgermeistern in Dordrecht, um einzelne besanders gejährdete Manner, um ein Sammellager van hundert politischen Leitem am IJsse/ ader um Landsturmmänner han delte, die aus dem Einsatz kamen und van ihren gejallenen Kameraden erzdhlten: stets war der Grundton und das letzte Wort: "Irotz allem g/aube ich, dass Adolf Hit/er doch den Sieg erringt. "1

XCRuim twee maanden later, 7 december, zette Mussert in Assen aan de secretaris-generaal der NSB, Huygen, en enkele andere vooraanstaande NSB'ers uiteen, hoe Nederland na Duitslands overwinning opnieuw zou worden ingedeeld in 'Gewesten, streken en vrije steden'," en op de rade, toen hij ter gelegenheid van het feit dat de NSB dertien jaar tevoren door hem was opgericht, in Utrecht een groot aantal NSB'ers toesprak, voorspelde hij dat de NSB in het veertiende jaar van haar bestaan grote triomfen zou beleven, want in Duitsland was 1933, het veertiende jaar na het einde van de eerste wereldoorlog, ook 'een geluksjaar' geweest.'

XCWat was dat laatste anders dan pure getallenmystiek? Heeft Mussert zich daar echt aan vastgeklampt? Het kan zijn, maar hij ging daarnaast meer en meer rekening houden met de mogelijkheid dat Duitsland wel degelijk de oorlog zou verliezen en hij zich voor de Nederlandse rechter zou moeten verantwoorden. In november liet hij zijn gehele geheime archief benevens enkele particuliere eigendommen (een paar kostbare fototoestellen en Perzische tapijten) op een vrachtauto laden ter overbrenging naar het gebied van Lüneburg. 'Ik heb', verklaarde een jaar later de leider van de transportafdeling der NSB die als chauffeur van die vrachtauto was opgetreden,3

1 W. Siebel: Nótitie, 27 sept. I944, voor W. F. A. Ritterbusch (NSB, 29 c). 2 K. A. E.: 'Dagaantekeningen', 7 dec. I944. 3 A.v., I4 dec. 1944.

321 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

'Mussert er nog op gewezen of er geen gevaar bestond dat deze bescheiden bij een eventuele bezetting van Duitsland in handen van de vijand zouden vallen. Hierop heeft hij verklaard, dat dit dan nog niet erg zou zijn, daar zij in dit geval alleen zouden zien hoe goed hij het met het Nederlandse volk gemeend had. In Lüneburg zouden zich daar bevindende functionarissen der Beweging zich met partijgenoten der NSDAP in verbinding stellen en de lading zorgvuldig opbergen"

XCMusserts bedoeling was, zich bij zijn verdediging op al die stukken te beroepen."

XCZonder het ooit ten volle te beseffen was Mussert van het begin van de bezetting af slechts een pion geweest op het Duitse schaakbord - in geen enkelopzicht had hij ooit het beleid van de bezetter wezenlijk kunnen beïnvloeden. Dat kon hij ook in de hongerwinter niet. Van belang was dat hij zich in die tijd niet kon losmaken van de tweestrijd waarin hij zich bevond: aan de ene kant was hij Nederlander genoeg om verontwaardigd te zijn over de wijze waarop de bezetter speciaal van september '44 af ging optreden, aan de andere kant wenste hij dat het Derde Rijk zich zou kunnen handhaven en kon hij dus de maatregelen van de bezetter welke Duitsland in militair opzicht ten goede kwamen, innerlijk niet afkeuren. Hij was, zonder dat ooit in het publiek te zeggen, tegenstander van het voedselembargo waartoe Seyss-Inquart had besloten - met de grote Wehrmacht-iezziz's kon hij daarentegen in beginsel accoord gaan. In een brief aan Siebel d.d. 23 oktober" nam hij als punt 4 op:

XC, Westelijk Nederland. Hongersnood in aantocht, geen verwarming. De Duitsers hebben in geen enkelopzicht daar iets tekort. De tegenstelling is zeer schril. Jonge mannen van 17-40 jaar allen gevangen en weggevoerd. Een zeer begrijpelijke militaire maatregel, die politiek voordelig had kunnen zijn als zij anders was uitgevoerd.'

XC, POD-Den Haag: p.v. H. F. A. E. (22 nov. 1945), p. I (Doc 1-425, a-I). 2 Musserts geheime archief werd opgeslagen in een schuilplaats op de Liineburger Heide en het is daar in de allerlaatste fase van de oorlog op last van de Gauleiter van Hannover-Ost in brand gestoken; in de herfst van 1949 heb ik in Washington nog enkele half verschroeide papieren aangetroffen welke door onbekende Geallieerde militairen uit de ashoop te voorschijn waren gehaald. 3 NSB, 31 a. 32

322 [PDF]
MUSSERTS LAATSTE NOTA AAN HITLER

XCElders in deze zelfde brief noemde Mussert de wantoestanden in een deel van de 'karnpcri' in het gebied van Lüneburg 'een bijna ondragelijke zielsbelasting' en sprak hij van de Nationale Jeugdstorm als 'één groot schandaal van verraad, intriges, enz.' Onder punt 5 schreef hij:

XC'Politieke toestand. Intriges en pogingen tot afbraak der NSB worden lustig voortgezet. Weinig interessant. De Beweging is trouwals altijd. Geleidelijk versterkt zij zich weer. De Landwacht wordt meer en meer betrouwbaar en nuttig. Verhouding met Rijkscommissaris uitstekend.'

XCGelijk gezegd, schreef Mussert dat laatste op 23 oktober; vier dagen later zei Seyss-Inquart, zoals eerder vermeld, in Apeldoorn tegen prof. Schrieke dat de NSB het 'finaal (had) laten liggen' en dat aan de Nederlanders, kreeg Duitsland daar de kans toe, 'hun toekomstige status opge legd' zou worden - 'en Mussert?' had Schrieke toen gevraagd; 'dr. Seyss-Inquart haalde zijn schouders op.' Welk een minachting de Reichs kommissar voor hem koesterde, was Mussert zich niet bewust, SeyssInquarts hoffelijkheid doorzag hij niet.

XCIn november besloot Mussert een poging te ondernemen om tot Hitler door te dringen. Maar hoe? Het beste leek hem, Hitler een nota voor te leggen waaruit zijn vertrouwen zou blijken dat Duitsland een flink deel van Europa, Nederland inbegrepen, in handen zou kunnen houden en hij nam aan dat Hitler, na het stuk gelezen te hebben, bereid zou zijn er met hem van gedachten over te wisselen. Van die nota, gewijd aan 'Kern-Europa', schreef hij verschillende versies, zijn laatste concept' besprak hij op 3 december met Seyss-Inquart en een dag later met Ritterbusch. 'Kern-Europa' zou, zette hij uiteen, bewoond worden door de Duitsers, de Zweden, de Noren, de Denen, de Nederlanders (daartoe rekende hij ook de Vlamingen), de 'Bourgondiërs' ('Walen, de bewoners van Noordoost-Frankrijk en westelijk Duitsland'), 'de Noord-Italianen', 'de bewoners van Kroatië', de Hongaren, de Slowaken, de Polen en de Tsjechen; 'doel van de kernvorming' was: 'te komen tot een samenwerking van Europese naties op militair en economisch gebied', waarbij evenwel 'het volkseigene onaangetast' moest blijven: 'de nationale trots, de taal, de zeden, de godsdienst, het eigen culturele leven is het minste dat gewaarborgd moet zijn.' Binnen dat 'Kern-Europa' moest dan, bepleitte Mussert, een aparte 'Unie' worden opgericht door de 'leiders' van

I Tekst in (RvO) (1947), p. 98-110.

323 [PDF]
SEYSS-INQUART! DE 'FOUTE' SECTOR

Noorwegen, de Nederlanden, Wallonië, Italië en Hongarije (Mussert zag die 'Unie' uiteraard als tegenwicht tegen het preponderante Duitsland) - de oprichting van die Unie zou kunnen plaatsvinden in het Haagse Vredespaleis, een en ander 'onder het wakend oog van de Führer.'

XCEr kwamen in Musserts laatste concept verscheidene passages voor die scherpe kritiek inhielden op het beleid van de Duitsers in de bezette gebieden in het algemeen en in Nederland in het bijzonder. Eén luidde: 'Wil ... Duitsland voortgaan ons te knechten, te ontrechten en uit te buiten, dan kan het na een gewonnen oorlog ons Nederlanders inlijven, maar dan voorspel ik dat de strijd ondergronds en bovengronds zal doorgaan tot de dood toe van generatie op generatie.' Tegen die kritische passages maakten Seyss-Inquart en Ritterbusch bezwaar - zij werden alle door Mussert geschrapt; daarentegen voegde hij in de definitieve versie, een stuk in het Duits, aan het slot o.m. toe: 'Ieh bin bereit, als Führer des niederländisehen Volkes im Interesse der Verwirkliehung des von mir vorgesehla genen Planes alles das zu tun, was der Führer bestimmt.'

XCRitterbusch nam de laatste versie van Musserts nota samen met een brief waarin Mussert om een onderhoud verzocht, op 7 december mee naar het Führerhauptquartier; of Hitler de tijd heeft vrijgemaakt om ook maar één blik te slaan in het volslagen irreële stuk, weten wij niet - in elk geval ging Musserts hoop, dat hij Hitler (hij was in december '43 voor het laatst door deze ontvangen) opnieuw zou kunnen spreken, niet in vervulling. Hij kwam niet verder dan dat Seyss-Inquart die begin februari wèl een bezoek aan Hitler had kunnen brengen, hem enige tijd later Hitlers 'allerherzliehste Grüsse' overbracht. 'Na hem daarvoor bedankt te hebben, zei ik', zo noteerde Mussert,

XC'dat ik het erg vriendelijk vond, maar dat ik in december om een onderhoud had verzocht en mij er over verbaasde dat dit totnogtoe niet is geschied, maar de R[ij ksJC[ommissaris J daarentegen wèl bij hem geweest is.

XCDe RC merkte op dat hierbij in aanmerking te nemen is dat hij om zo te zeggen behoort tot het 'Hauspersonal des Führers' en dat een onderhoud met mij voorbereiding vereist en de nodige tijd. Deze ontbreekt op het ogenblik Na afloop van dit gesprek, daarover verder sprekende met G[eneraalJ C[ommissaris J Ritterbusch zei deze, dat het onderhoud onomstotelijk vast stond dochdatinderdaadophet gunstige tijdstip nog even gewachtmoest worden"

XCeen uitvlucht die door Mussert kennelijk niet werd doorzien.

XC1 Mussert: 'Bespreking met de Rijkscommissaris te Apeldoorn op 12 februari 1945' (NSB, 27 a).

324 [PDF]
MUSSERT EN ROST VAN TONNINGEN

XCIn de laatste oorlogswinter voltrok de desintegratie van de NSB zich ook in dier voege dat het tot een breuk kwam tussen Mussert en de eerste en tweede plaatsvervangende leiders van zijn beweging, van Geelkerken en Rost van Tonningen. Mussert had in '3 I samen met van Geelkerken de NSB opgericht, had met deze met name in de vooroorlogse jaren nauw samengewerkt en had tijdens de bezetting lange tijd een goede verstandhouding met hem gehad - van zulk een verstandhouding met Rost van Tormingen was nooit sprake geweest. Dat de Duitsers in juli-augustus '40 hadden gepoogd, Rost leider te maken van een veel bredere Nederlandse nationaal-socialistische beweging dan de NSB was, was Mussert niet ontgaan en in september '40 was hem Rosts benoeming tot tweede plaatsvervangend leider afgedwongen als een concessie welke hij had moeten doen om door Hitler te worden ontvangen. Dat tweede plaatsvervangend leiderschap was nimmer een realiteit geworden; ook al door het feit dat Rost zich voortdurend op zijn relatie met Himmler beriep, was deze binnen de NSB volstrekt geïsoleerd geraakt. Daar had ook zijn onbeheerste aard toe bijgedragen. Op Dolle Dinsdag vluchtte hij, gelijk reeds vermeld, uit het westen des lands naar Deventer. 'Hij heeft het klaargespeeld', schreef van Maasdijk begin oktober aan zijn vrouw, 'nu met iedereen ruzie te maken, zelfs met Rambonnet' (die van '40 af een van Rosts naaste medewerkers was geweest).'

XCBij Mussert verkorf Rost het definitief door begin december in het weekblad De Waag met enthousiasme te schrijven over diegenen uit de Nationale ]eugdstorm die zich tegen de NSB hadden gekeerd. 'De jeugd heeft gekozen', aldus zijn lofzang

XC'Zij koos het hakenkruis als zinnebeeld voor de herrijzenis der eeuwenoude Rijksgedachte in Nederland. Zij koos voor Adolf Hitler, wiens smetteloos leven één lange offergang is voor zijn beproefd volk. Zij koos de nationaal-socialistische wereldbeschouwing, omdat zij bloed is van het bloed dat vloeit uit de bron der onsterfelijke sibbegemeenschap der Germanen. Zij, de jeugd, ... staat lijnrecht tegen kleinstaats gepraat, tegen de verraders van het Rijk, tegen de veelpraters, de lafaards van de yde september, tegen confessionele knoeiers, want haar wet is deel der scheppingsorde, waaruit haar wereldbeschouwing is geput. Eén bloed, één volk, één Rijk, één Führer?

XCI Brief, 5 okt. 1944, van H. C. van Maasdijk aan zijn echtgenote. 2 De Waag, 1 dec. 1944·

325 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

het was van begin tot eind een aanval op Mussert en Rost zette die aanval voort door, achter Musserts rug om, in een lange brief aan Seyss-Inquart d.d. 27 december", 'jetzt, UJO die deutschen Waffen wieder siegreith vorwärts schreiten' (Hitlers Ardennen-offensief was tien dagen gaande), scherpe kritiek te uiten op de NSB (de organisatieleider was, schreef hij, een "Achteljude, de scholingsleider een '[uden- und Negermischling') en zich aan te bieden als degeen die een nieuwe, 'reithstreue Leitung der Partei' zou kunnen waarborgen.

XCDiezelfde dag, 27 december, deelde Mussert aan Seyss-Inquart mee dat hij besloten had, Rost op grond van zijn artikel in De Waag als tweede plaatsvervangend leider af te zetten. Seyss-Inquart had hier geen bezwaar tegen maar ried hem aan (naar wij aannemen: rekening houdend met het feit dat Rost aan Himmler een verontwaardigd protest zou voorleggen), als motief slechts 'reorganisatie der Beweging' te noemen - dan evenwel, aldus (volgens Musserts verslag) Seyss-Inquart, diende óók de eerste plaatsvervangend leider, van Geelkerken, te verdwijnen en was het dan niet wenselijk, een nieuwe plaatsvervangend leider te benoemen, n1. Müller, de burgemeester van Rotterdam? Dat leek Mussert (deze had op de naar het SS-kamp afglijdende van Geelkerken al heel wat tegen en doorzag niet dat Seyss-Inquart met Müller heel andere plannen had, waarover straks meer) een gelukkig denkbeeld. Eén dag later, 28 december, ging een identieke brief van Mussert uit naar Rost" en van Geelkerken. 'Ik sta voor de noodzakelijkheid', zo stond daarin, 'de topleiding der Beweging op ingrijpende wijze te reorganiseren. In het belang der Beweging zie ik mij genoopt om u met ingang van I januari a.s. als plaatsvervangend Leider te doen opvolgen door kameraad Müller.'

XCRost reageerde als door een adder gebeten. 'Len bin', aldus zijn woedende brief aan Seyss-Inquart,"

XC'sprachlos über die Tat Musserts. Wie kommt es, dass er es wagen leann in. diesem Augenblick mich als einen der ältesten grossgermanischen Exponenten dieses Landes gegeniiber Reich und Führer aus der Lei/ung zu entfernen, wo fast sein ganzer enger Freundeskreis in den Septembertagen rest los versagt hat. Diese Cleichstellung muss mich aufs Tiefste in meine Ehre beleidigen'

XCnu, dat laatste liet Seyss-Inquart onverschillig en het gevolg was dat Rost

I Selectie voor 'Correspondentie van mr. M. M. Rost van Tonningen', dl. II, no. 675. 2 A.v., no. 678. 3 Brief, 30 dec. 1944, van M. M. Rost van Tormingen aan Seyss-Inquart (a.v., no. 679).

326 [PDF]
MUSSERT EN ROST VAN TONNINGEN

in de eerste maanden van '45, de ruïne van zijn carrière overziende en niet anders verwachtend dan dat Duitslands nederlaag hem het leven zou kosten, zich in een steeds groter verbittering terugtrok waarbij hij ook van Maasdijk, die o.m. mede-oprichter van de Nederlandse Oostcompagnie was geweest, geheel van zich wist te vervreemden; deze noemde hem medio februari in een brief aan zijn vrouw 'een reuze boef die ik niet heb doorzien', en een man bovendien' die de handen van een baviaan heeft." Geen Duitser gaf zich moeite, ook Rauter niet, ook Himmler niet, om de Rost aangedane 'belediging' ongedaan te maken.

XCDat laatste was in zoverre bij van Geelkerken wèl het geval, dat deze verzekerd kon zijn van Rauters steun. Voor de Höhere 55- und Polizeifûhrer was van Geelkerken nuttig als inspecteur-generaal van de Landwacht, zulks te meer omdat van Geelkerken in de herfst van' 44 steun was gaan zoeken in het SS-milieu. Dat laatste was Mussert niet ontgaan. In het gesprek met Seyss-Inquart op 27 december drong Mussert er op aan, ook de gehele leiding van de Landwacht te reorganiseren: hij wilde van Geelkerken als inspecteur-generaal en Zondervan en Feldmeijer als de twee inspecteurs vervangen door één 'commandant': de chef-staf van de Landwacht, Slob. Te dien aanzien wilde Seyss-Inquart hem geen enkele toezegging doen en voorlopig kwam de zaak niet verder dan dat vastgesteld werd dat van Geelkerken als eerste plaatsvervangend leider der NSB zou verdwijnen. Hij ontving hetzelfde korte briefje als Rost maar daar was een tweede brief aan toegevoegd waarin Mussert hem zijn dank betuigde voor de aan de NSB bewezen 'grote diensten ... vooral in de jaren vóór 1940 en ook in dejaren 1940, 1941 en 1942', en hem uitnodigde voor een gesprek op 'De Bellinckhof '."

XCDie uitnodiging werd door van Geelkerken afgeslagen; in plaats van naar Almelo reed hij spoorslags samen met Zondervan naar Apeldoorn waar hij Rauter meedeelde dat hij, als zijn ontslag als plaatsvervangend leider der NSB gehandhaafd bleef, zijn functie als inspecteur-generaal van de Landwacht zou neerleggen en dat Zondervan zich zou terugtrekken als inspecteur. Rauter, die wist dat van Geelkerkens afzetting als plaatsvervangend leider een denkbeeld van Seyss-Inquart was geweest,

XCI Brief, 13 febr. 1945, van H. C. van Maasdijk aan zijn echtgenote. 2 Brief, 28 dec. 1944, van Mussert aan C. van Geelkerken (NSB, 33 c)

327 [PDF]
SEYSS-INQUART! DE 'FOUTE' SECTOR MUSSERT EN VAN GEELKERKEN

antwoordde dat aan die afzetting niets te doen was en dat van Geelkerken en Zondervan zich als gemobiliseerden moesten beschouwen die, als zij hun functies in de Landwacht niet bleven uitoefenen, met hun vrouwen en kinderen in Duitsland zouden worden geïnterneerd. Bij van Geelkerken werd een pleister op de wonde gelegd: Rauter voelde er voor, hem tot Kommandeur van de Landwacht te benoemen, en zou zich moeite geven, voor hem een hogere SS-rang te verwerven. Van Geelkerken en Zondervan slikten hun voornemen om ambteloos burger te worden in, van Geelkerken (zijn rangsverhoging werd spoedig door Himmler goedgekeurd) 'versprach', aldus Rauters telexbericht aan de Reichsjûhrer-SS, 'Tausende van Nationalsozialisten zur Landwacht neu hinzuzubringen und, unter dem Schutz des Reichsführers stehend, alles daran zu setzen, um die Landwacht im Sinne des RF-SS auszugestalten.' 1 Pas eind januari kwam het weer tot een ontmoeting tussen Mussert en van Geelkerken. Hun gesprek vond plaats in Den Haag en op verzoek van van Geelkerken waren er enkele getuigen bij aanwezig, onder wie Müller, de burgemeester van Rotterdam (deze had inmiddels geweigerd, plaatsvervangend leider der NSB te worden). Het werd een daverende ruzie die Musserts overtuiging versterkte dat aan van Geelkerken de leiding van de Landwacht moest worden ontnomen. Twee weken later, in februari, droeg hij hem schriftelijk op 'om onverwijld uw aanvraag tot ontslag als inspecteur-generaal van de Landwacht bij de Rijkscommissaris in te dienen." Van Geelkerken weigerde en Mussert deelde vervolgens op 22 februari aan Seyss-Inquart mee dat hij van Geelkerken als lid van de NSB zou royeren. Seyss-Inquart nam die mededeling voor kennisgeving aan. De exemplaren van Volk en Vaderland evenwel waarin van dat royement d.d. 25 februari mededeling werd gedaan, mochten op last van Rauter niet verspreid worden" en van Geelkerken, die zich inmiddels bereid had verklaard, de Landwachters op te roepen om in geval van nood zij aan zij met de Wehrmacht te vechten tegen de Geallieerden, werd eind maart in de rang van Oberfuhrer ('brigade

I Telexbericht, 2 jan. 1945, van Rauter aan Himmler SS dl. II, p. 1460). 2 Brief, 14 febr. 1945, van Mussert aan C. van Geelkerken (NSB, 29 d). 3 Dit waren de exemplaren van het nummer dat op 2 maart diende te verschijnen. In het vorige nummer, dat van 23 februari, had de hoofdredacteur na overleg met Mussert een artikelopgenomen waarin onder de titel 'Het schandaal' geprotesteerd werd tegen het gedeeltelijk verbod om levensmiddelen over de Ijssel westwaarts te vervoeren. De hoofdredacteur werd door de SD gearresteerd en de uitgeverij van de NSB kreeg een boete van f 100 000 opgelegd.

328 [PDF]

generaal') volgens Rauters denkbeeld tot Kommandeur van de Landwacht benoemd, hetgeen betekende dat de bijna achtduizend mannelijke NSB'ers die in de als zelfbeschermingskorps van de NSB opgerichte Landwacht waren opgenomen, nu onder bevel stonden van een man die door Mussert persoonlijk uit de beweging was gestoten.

XCDe positie van volstrekte machteloosheid waarin de leider van de NSB zich bevond, kon moeilijk duidelijker worden aangetoond; zelf wist hij niet meer, welke Duitser hij wèl, welke hij niet kon vertrouwen, ja af en toe bekroop hem de angst dat de SS-krachten die in het Duitse milieu werkzaam waren, hem rechtstreeks of via anderen uit de weg zouden ruimen, zoals zij dat, gelijk hij (ten onrechte) meende, in de zomer van '43 met Generalkommissar Schmidt zouden hebben gedaan. Toen Feldmeijer, de Voorman van de Germaanse SS in Nederland, begin januari vertrokken naar Duitsland om er, gelijk eerder vermeld, een opleiding als bataljonscommandant te volgen, na zijn terugkeer naar Nederland op 22 februari door een Geallieerde jachtbommenwerper dodelijk was getroffen en Mussert vier dagenlater tijdens een van SS-mystiek doortrokken afscheids-'dienst' in Apeldoorn het woord voerde, had hij zijn adjudant, aldus een latere verklaring van deze, 'opdracht gegeven om tijdens de plechtigheid speciaal op Rost en van Geelkerken te letten en voor alle zekerheid zijn pistool in de zak van zijn overjas schietklaar te houden."

XCEr werd voor de Voorman, die rijkelijk in diskrediet was gebracht", geen opvolger of vervanger benoemd.

1 K. A. E.: 'Het conflict met van Geelkerken' (1947), p. 9 (Doe I-Sla, h-z). 2 Binnen de SS was veel geklaagd over Feldmeijers bandeloosheid, speciaalover zijn drankmis bruik. In ingewijde kringen was voorts bekend dat hij zich in '44 in Berlijn ten behoeve van zijn vrouween bontmantel had toegeëigend. Voor dat laatste feit had Feldrneijer in november '44 Himmler excuses aangeboden. had hij toen geschreven, (brief, 26 nov. 1944, van H. Feldmeijer aan Himmler, Himmler was, zo berichtte deze aan Rauter, (Telexbericht, 23 febr. van Himmler aan Rauter, dl. II, p. 1483)

329 [PDF]

Seyss-Inquart

XC

XCIs het uiteenvallen van de NSB voor Seyss-Inquart een probleem geweest? Wij menen: neen, voorzover het hem minder moeite kostte dan ooit om Mussert met loze toezeggingen af te schepen, ja, voorzover het geen simpele taak vormde om te bevorderen dat van die desintegrerende groepering uit toch nog een maximum aan steun werd geboden aan het Derde Rijk - militaire steun; de politieke was niet meer van betekenis.

XCDat laatste blijkt ook uit het feit dat Seyss-Inquart zich in december '44 en januari' 45 moeite gaf, in het westen des lands een soort interimbewind te vormen dat als voornaamste taak zou hebben een einde te maken aan de Spoorwegstaking en de voedselvoorziening op een hoger peil te brengen. Men zou kunnen zeggen dat dit interimbewind eerder een technisch dan een politiek karakter zou dragen en Seyss-Inquart moet wel voorzien hebben dat deze opzet kritiek zou uitlokken bij rechtgeaarde nationaal-socialisten, ook in het kamp van de ss. Moeten wij het als een defensieve maatregel zijnerzijds zien dat hij medio december besloot, voor Volk en Vaderland, het weekblad van de NSB, een artikel te schrijven waaruit zou blijken dat hij nog steeds trouw was aan het ideaal van de vorming van een Grootgermaans Rijk? Wellicht. In dat artikel, in het Nederlands getiteld: "Zur Aufklärung' (het stuk was door prof. Snijder vertaald), werd dat ideaal inderdaad duidelijk verkondigd. Wat Seyss-Inquart had geschreven, werd kort voor Kerstmis '44 aan Mussert voorgelegd en deze bracht de kracht niet op, plaatsing van het stuk, dat dwars tegen zijn opvattingen inging, te weigeren. Notabene, met een alleszins duidelijke toespeling op de rebellie van de Nationale J eugdstorm eindigde Seyss-Inquarts lange beschouwing, die van begin tot eind op de Blut-und-Boden theorieën was gebaseerd, in Snijders vertaling met deze slotzin: 'Daarom klinkt uit de harten der strijders en der jeugd de roep tot alle mensen van Noordse aard: 'ein Reich ein Führer'.' Mussert zei op 27 december tegen Seyss-Inquart dat zijn bijdrage zou worden geplaatst. 'Over 'ein Führer", zo noteerde Mussert omtrent zijn gesprek met de Reichskommissar, 'geen verschil van mening mogelijk. Over' ein Reich' de vraag wat men daaronder verstaat. Ik heb meegedeeld dat 'germanisclzes Reich deutscher Nation' natuurlijk onzin was, 'ein Reich' in de zin van 'Kern-Europa' daarentegen volmaakt accoord'! - maar in die laatste zin had Seyss-Inquart het begrip' Ein Reich' niet gebruikt. Zijn

XCI Mussert: 'Bespreking met de R[eichs] K[oll1l11issar] op 27 december 1944' (NSB, 27 a). 33

330 [PDF]
SEYSS-INQUARTS RADIOTOESPRAAK VAN 7 JANUARI '45

beschouwing verscheen anoniem als hoofdartikel in het nummer van Volk en Vaderland dat op 5 januari '45 uitkwam.

XCTwee dagen later, 7 januari, hield Seyss-Inquart een lange redevoering voor Radio Hilversum waarin hij uiteenzette dat er in het land als geheel voldoende voedsel was en dat, "unter dey Voraussetzunç, dass alle Teile der Beuolkerung eifrigst an dey Bereitstellung, Heranschaffung und Verteilunç 111it wirken', de rantsoenen in de hongerprovincies verdubbeld, zo niet verdrievoudigd zouden kunnen worden. Ook steenkolen waren er voldoende - in Duitsland. 'Es ist nun die Frage, wie die Kahle herangeschafft toerden kann.' '[edenfalls glaube ich'; aldus de in politiek opzicht belangrijkste passage uit zijn toespraak (Seyss-Inquart liet haar in de versie die als brochure werd gedrukt, kursiveren),

XC'dass var allem ein einheitlicher Wille zur Ordnung eru/achen muss und cru/achen kann, denn das gemeinsame Handanlegen eur Beseitigung der Not unter einer ordnenden Führung, die aus Niederländern selbst bestel-Il und der van deutscher Seite nichts als Förderung zuteil uierden u/iirde, scheint der einzige Weg zu sein um die heulige Situation zu bestehen. 1

XCSprekend over de tweede wereldoorlog die hij schetste als een strijd ter bescherming van de Europese beschaving, zei Seyss-Inquart aan het slot:

XC'Für die Niederldnder u/aren drei Möglichkeiten gegeben, in dieser Auseinandersetzuno ihren Platz zu beziehen, denn ein Abseitsstehen gab es nicht: entweder an der Seite des Reiches diesen Kampf zu [ühren, ader in einer unbeirrbaren Disziplin unter einer Besatzung dey Ordnung der Entscheidung entgegenzub/icken, ader nacb dem Hineintreten in die kämpferische Auseinandersetzuno die Mühsalen und Cefahren einer Besatzung dey Eroberung eu tragen. Geunss sind heute schon manche Entscheidunçen gefallen, die den Weg [estzulegen scheinen, Dennoch besitzen auch heute noch die Niederldnder die Mög lichkeit, ihr Schicksal zu beeinflussen. Was nun?'

XCook die laatste twee zinnen werden in de brochure-versie van de toespraak kursief gedrukt.

XCWat bedoelde Seyss-Inquart toen hij sprak van een' ordnende Führung, die aus Niederländern selbst besteht und der van deutscher Seite nichts als Forderung zuteil u/crden u/ûrde', en van een 'Besatzung der Ordnung? Dat waren vage termen, maar wij menen dat wij een deel van die vaagheid kunnen opheffen.

XC1 Seyss-Inguart: Was /"IUI1?, p. 15. 33

331 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

XCBegin december was, gelijk in het vorige hoofdstuk vermeld, de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening opgericht met een bestuur dat bestond uit Hirschfeld, Louwes, Voûte (de pro-Duitse burgemeester van Amsterdam) en Müller (de NSB'er die burgemeester van Rotterdam was). In feite hadden Voûte en Müller in dat bestuur geen enkele invloed, maar Seyss-Inquart zag het, veronderstellen wij, als een feit van betekenis dat twee 'goede' Nederlanders als Hirschfeld en Louwes zich bereid hadden verklaard, plaats te nemen in een college waarin twee 'foute' Nederlanders zitting hadden, en hij schijnt gehoopt te hebben dat Hirschfeld en diens vertrouwde adviseur en mentor Woltersom (directeur van de Rotterdamse Bankvereniging en voorzitter van de Raad voor het Bedrijfsleven) bereid zouden zijn, ook toe te treden tot een apart interimbewind voor het westen des lands dat zich moeite zou geven, de Spoorwegstaking te beëindigen - een bewind dat onder voorzitterschap zou komen te staan van Müller. Als deel van die opzet wilde Seyss-Inquart aanvankelijk Müllers positie binnen de NSB versterken (vandaar dat hij er eind december bij Mussert op aandrong, Müller tot plaatsvervangend leider van de NSB te benoemen) - korte tijd later besefte de Reichskom missar. zoals ook Müller zelf deed, dat juist het onderstrepen van Müllers lidmaatschap van de NSB het voor anderen als Hirschfeld en W oltersom onmogelijk zou maken, van zulk een interim-bewind deel te gaan uitmaken. Toen Seyss-Inquart op 7 januari sprak, was al twijfelachtig of Müller de uitnodiging om plaatsvervangend leider van de NSB te worden, zou accepteren.

XCTwee dagen later, 9 januari, had Voûte een bespreking met SeyssInquarts Beaufiragter in Amsterdam, Schröder, waarna Voûte o.m. het volgende aantekende:

XC'Meerdere malen had de burgemeester van Amsterdam gewezen op de noodzakelijkheid van het instellen van een centrale regering ad interim, welker machtssfeer het westelijk gedeelte van Nederland zou omvatten. In het bijzonder was hierbij gedacht aan het concentreren van alle machtsmiddelen in de persoon van de heer Hirschfeld. Tegenover zulk een plan staat nu ook de Rijkscommissaris blijkbaar niet geheel en al afkerig. Door de mogelijke benoeming van de heer Müller, een ernstig pretendent voor het vervullen van een functie bij de centrale regering, tot plaatsvervangend leider van de Nationaal-Socialistische Beweging der Nederlanden rijzen [evenwel] moeilijkheden van politieke aard. Over het algemeen is men van oordeel dat de rol van de NSB uitgespeeld is.... Anderzijds adviseert de heer Ritterbusch de Rijkscommissaris om juist nu, nu de benoeming van de heer Müller tot plaatsvervangend leider der NSB voor de deur staat, hem tevens te benoemen tot voorzitter van meergenoemde centrale regering. 33

332 [PDF]
EEN INTERIM-BEWIND?

XCDe burgemeester van Amsterdam, wi en ook is verzocht in bedoelde regering zitting te nemen, maakt tegen deze gang van zaken ernstig bezwaar, zowel uit overweging dat een benoeming van de heer Müller tot plaatsvervangend leider belemmerend zou werken voor de centrale regering, als uit overweging dat een burgemeester van Amsterdam nu eenmaal nooit onder de leiding kan staan van die van Rotterdam. Met betrekking tot de eerste overweging van de burgemeester van Amsterdam is het wel als zeker te achten dat ook de heer Hirschfeld er weinig voor voelt, alsdan zitting in een eventuele centrale regering te nemen."

XCOp I2 januari sprak Muller met Hirschfeld, W oltersom, Voûte en Westra (de NSB'er die burgemeester was van Den Haag). Muller zei toen, aldus een als 'geheim' aangeduid, ca. 20 januari opgesteld memorandum, dat Mussert overwoog, hem tot plaatsvervangend leider der NSB te benoemen en dat Seyss-Inquart hem 'zekere volmachten (zou) willen geven voor het besturen van het westen van het land', waarbij Hirschfeld, Woltersom, Voûte en Westra zouden worden 'ingeschakeld'. 'De discussie', aldus verder het memorandum,

XC'leidde tot de volgende punten die nader overwogen zouden moeten worden en met de Rijkscommissaris zouden moeten worden besproken.

XCHet bestaande contact zou in het licht der nieuwe omstandigheden moeten [worden] voortgezet doch het zou niet in het publiek mogen worden gebracht. Algemeen uitgangspunt zou moeten zijn een afspraak met de hoogste Duitse autoriteiten, dat de politiek in het westen van het land van weerskanten zou worden uitgesloten. Eventueel te nemen maatregelen zouden uit de nood geboren moeten worden. Tevens zouden de actie van de heer Liese en de werkzaamheden van Rüstung und Kriegsproduktion in ordentelijke banen gekanaliseerd moeten worden. Nagegaan zou moeten worden, in hoeverre in het overleg nog nieuwe vooraanstaande persoonlijkheden zouden kunnen worden betrokken'

XCaan wie daarbij werd gedacht, weten wij niet.

XCHet geheime memorandum vervolgde:

XC'Naar aanleiding van deze bespreking had op IS en 16 januari j.l. hernieuwd contact met de Rijkscommissaris plaats.' Tijdens het langdurig onderhoud kwamen de volgende gedachten naar voren.

XC, E. J. Voûte: 'Kroniek, I januari-uv april 1945', p. 1-2 (Doe 1-1828, C-12). 2 Op de rode januari spraken, gelijk eerder vermeld, Hirschfeld en Woltersom met SeyssInquart - de Reichskommissar stelde toen voor dat een 'gemachtigde' voor de spoorwegen zou worden benoemd. Uit hoofdstuk 6 zal nog blijken dat Hirschfeld en Louwes zich in die tijd moeite gaven de Nederlandse regering te winnen voor het denkbeeld dat de Spoorwegstaking gedeeltelijk zou worden opgeheven.

333 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

XCDe heer Müller zou enige volmachten van de Rijkscommissaris op bestuursgebied voor het westen des lands krijgen.

XCDe heer Hirschfeld heeft naast de bevoegdheden waarover hij reeds beschikt, reeds enige bevoegdheden op het verkeersgebied gekregen. De zaak zal zo bekeken worden dat bij hem de bevoegdheden op economisch gebied liggen.

XCDe heer Wolters om representeert het autonome bedrijfsleven.

XCDe drie heren staan op één lijn, zodat subordinatie hier niet zal voorkomen.

XCHet contact met de burgemeester van Amsterdam blijft bestaan.

XCNagegaan zal worden of nog anderen in het contact kunnen worden betrokken, desnoods op basis van advies.

XCDe politiek wordt van beide zijden buiten het westen gehouden.

XCEr wordt niet in het publiek gewerkt, proclamaties en verklaringen blijven achterwege.' 1

XCIn een nieuw stuk d.d. 23 januari werd deze opzet nader uitgewerkt. Het stuk (wij weten niet wie het heeft opgesteld") bevatte een soort regeringsprogram voor het geheime interim-bewind maar daarin werden blijkens het enig bewaardgebleven exemplaar" enkele woorden en passages doorgestreept, welke doorstreping wij kenbaar maken door plaatsing tussen rechte haken. Het 'regeringsprogram' luidde:

XC'I. De westelijke provinciën zullen als een autonoom gebied worden beschouwd. In dit gebied zal een Nederlands bestuur worden uitgeoefend door speciale gemachtigden voor: a. economische zaken en verkeer:': b. het autonome bedrijfsleven'; c. binnenlandse zaken, [onderwijs,] justitie, en financiën" Alle Nederlandse organen, werkzaam op een dezer gebieden, zijn aan de betrokken gemachtigde ondergeschikt.

XC2. De gemachtigden blijven ieder zelfstandig en rechtstreeks aan de Rijkscommissaris verantwoordelijk voor hun arbeidsgebied

XC3. De taak van de Beauftragten. . zal beperkt blijven tot het houden van algemeen toezicht en het waarborgen der Duitse interessen.

XC4. De instanties van de Wehrmacht zullen zich beperken tot zuiver militaire opgaven. Inmenging van de militaire overheid op het gebied van het civiele bestuur zal worden gestaakt.

XC5. Speciale opdrachten van Duitse autoriteiten worden onverwijld ter kennis van de gemachtigden gebracht. Aan geen actie wordt een begin van uitvoering gegeven, alvorens de gemachtigden zich daaromtrent hebben kunnen uitspreken. [De doorvoering der acties zal geschieden overeenkomstig de in overleg met de ... fungerende gemachtigde op te stellen richtlijnen.]

XC1 Memorandum, z.d. (Doc I-rr88, a-2). 2 Het stuk draagt de plaatsaanduiding Amsterdam en is daar dus opgesteld (wellicht door Voûte?) of vastgesteld. 'Doc 1-1188, a-z, 4 Hirschfeld. 5 Waltersom. 6 Müller.

334 [PDF]
EEN INTERIM-BEWIND?

XC[6. Bij het nemen van beslissingen t.a.v. de westelijke gebieden door de Duitse overheid en haar organen zullen geen andere maatstaven gelden dan de Nederlandse belangen en de directe belangen van de Duitse oorlogvoering in Nederland.]

XC7. Alle politieke activiteit zal zowel van Nederlandse als van Duitse zijde worden gestaakt.

XC8. Benoemingen geschieden, ieder voor zijn arbeidsgebied, door de gemachtigden ...

XC9. Verordeningen en besluiten, geldende voor de westelijke gebieden, geschieden, ieder voor zijn arbeidsgebied, vanwege de gemachtigden.

XC[Ia. De gemachtigden hebben het recht zelfstandig vrijstelling van de arbeidsdienst ' te verlenen aan alle voor de voedselvoorziening alsmede voor het Nederlandse openbare leven onontbeerlijke personen.]

XCI!. De gemachtigden zullen het recht hebben, uit de in het overige Nederland aanwezige voorraden ongehinderd naar het westen af te voeren de hoeveelheden levensmiddelen welke volgens de rantsoenen van januari 1944 aldaar noodzakelijk zijn. De daarvoor benodigde scheepsruimte wordt door de autoriteiten vrijgegeven.

XC[12. Verdere vorderingen van goederen, machinerieën, vervoermiddelen, paarden, vee, levensmiddelen en burgers voor de tewerkstelling elders zullen worden beëindigd.]

XC13. De Nederlandse politie zal uitsluitend worden gebezigd voor doeleinden in het belang van het Nederlandse volk.'

XCNa welk contact of na welke contacten de door ons tussen rechte haken geplaatste woorden en passages in dit stuk werden doorgestreept, weten wij niet, zo min als wij weten of het stuk, als tot dusver weergegeven, in zijn oorspronkelijke of gewijzigde vorm de instemming had van Hirschfeld en Woltersom. Het stuk vervolgde:

XC'Na aanvaarding van het plan door de R[eichs]K[ommissar]:

XC1. Oproep in de bladen en op aanplakbiljetten om spoorwegpersoneel van hoog tot laag op te wekken, zich aan te melden voor dienstneming bij de organisatie die in het leven is geroepen om dagelijks enige goederentreinen te laten rijden voor de aanvoer van levensmiddelen naar het westen des lands. Deze oproep te ondertekenen door burgemeester van Rotterdam, burg. Amsterdam, burg. Den Haag, C[ommissaris] d[er] P[rovincie] Zuid-Holland", CdP Noord-Holland' enJ.J.

I Bedoeld wordt: de arbeidsinzet. 2 Vermoedelijk werd de waarnemend commis saris mr. E. M. H. Bolsius bedoeld die niet 'fout' was; de in '42 tot commissaris benoemde NSB'er mr. R van Genechten was in de eerste maanden van '43 psychisch ingestort. 'De NSB'er mr. A. Backer.

335 [PDF]
SEYSS-INQUART DE 'FOUTE' SECTOR

CdP Utrecht'. Onder deze oproep, zo mogelijk, een adhesiebetuiging van invloedrijke personen uit kringen van handel, industrie, scheepvaart, volksgezondheid, enz. In de oproep toezeggen: vrijstelling van Arbeiteinsatz, extra toedeling van levensmiddelen, enz....

XC2. Tegelijkertijd leiding en directie voor de nieuwe organisatie- inrichten. Leiding in handen te stellen van degenen die de leiding hebben van de Crisisrederij. Dit is ook van belang voor het op juiste wijze coördineren van het levensmiddelenvervoer te water en te land ...

XC3. Via de heren Hirschfeld en Louwes worden de Voedselcommissarissen ingeschakeld voor de verdeling van de aangevoerde levensmiddelen over de verschillende gebieden.

XCHet stuk eindigde:

XC'Het spreekt vanzelf dat, indien van Duitse zijde de nodige medewerking wordt gegeven voor het doen rijden van treinen ten behoeve van de voedselvoorziening in het westen des lands, van Nederlandse zijde de bindende verklaring zal moeten worden afgelegd, dat in dat gevalook voor de behartiging van dringende Duitse belangen, met inbegripvan die der Wehrmacht, zal worden gereden. Hier moet inderdaad sprake zijn van een loyale samenwerking over en weer.'

XCIn een bij dit stuk behorend memorandum" werd nog becijferd dat de aanvoer naar het westen van per week 15 000 ton voedsel vergde dat, afgezien nog van 'stationspersoneel, baanpersoneel, personeel voor de werkplaatsen, administratief personeel [en 1 ... werkkrachten benodigd voor het laden en lossen', twaalfhonderd spoorwegstakers naar hun gewone werk zouden moeten terugkeren en 'tevens mag niet uit het oog verloren worden dat de Duitse Wehrmacht gebruik zal maken van het treinenverkeer, zodra de spoorwegen weer zouden gaan rijden. Dit zou de transporten aanzienlijk verhogen.'

XCZijn Hirschfeld en Woltersom accoord gegaan met de indiening van het 'regeringsprogram' d.d. 23 januari? Wij zien geen enkele reden om dat aan te nemen. De geschetste opzet is er, zo veronderstellen wij, een geweest van Müller en Voûte die beiden hoopten dat Seyss-Inquart er zijn goedkeuring aan zou hechten. Müller bleef enkele weken voor zijn plan ijveren en weigerde, teneinde aanvaarding door niet-'foute' Nederlanders niet bij voorbaat onmogelijk te maken, een benoeming tot plaatsvervangend leider van de NSB. Tegen een V-Mann van de Rotter

I De NSB'er Engelbrecht. 2 T.w. de organisatie op het gebied der spoorwe gen. 3 Doe I-rr88, a-z.

336 [PDF]
EEN INTERIM-BEWIND?

damse SD zei hij trouwens eind januari of begin februari dat hij zich 'innerlicn ... vollständig von dey NSB gelöst' had.' zijn terughoudendheid baatte hem niet: toen puntje bij paaltje kwam, liet Seyss-Inquart het denkbeeld van een 'ordnende Führung, die aas Niederländern selbst besteht', vallen" - de verwezenlijking daarvan had trouwens weinig zin van het moment af dat Hirschfeld en Woltersom duidelijk hadden gemaakt dat zij het in de openbaarheid treden van zulk een' ordnende Fühnmg' afwezen; duidelijk is, menen wij, dat het Hirschfeld om niets anders te doen is geweest dan binnenskamers de bevoegdheden uitbreiden die hij bezat en dat hij en W oltersom er geen bezwaar tegen hadden om via SeyssInquart te trachten een einde te maken aan de Duitse roofpartijen en de Duitse razzia's. Op dat punt was evenwelook de Reichskommissar machteloos: de acties van Fiebig en van Liese alsook die van de Wehrmacht werden bepaald door de centrale bestuursinstanties van het Reich.

XCOok op het enige terrein waarop hij volledig competent was: het bepalen van de politiek in engere zin, was de positie van Seyss-Inquart moeilijk geworden, niet alleen door de met de desintegratie van de NSB samenhangende scherpere tegenstelling tussen de voor- en tegenstanders van een opgaan van Nederland in een Grootgermaans Reich, maar ook door het feit dat die voorstanders van Duitsland uit via een versterkte greep op de Nationale ]eugdstorm, de Landstorm en zelfs de Landwacht hun invloed in Nederland trachtten uit te breiden en daarmee afbreuk deden aan Seyss-Inquarts machtspositie. Was dit de factor die hem er toe bracht, zijn bevoegdheden door Hitler duidelijk onderstreept te krijgen, of waren er ook andere, ons onbekende factoren, die hem noopten een beroep op Hitler te doen? Wij weten het niet. Vast staat intussen dat Seyss-Inquart eind januari-begin februari Hitler bezocht, dat hij aan deze een uiteenzetting gaf over de gehele situatie in bezet Nederland en dat Hitler op 5 februari instructie gaf, 'dass', zo werd Himmler ingelicht,

XC'die in den Niederlanden zu verfolgende politische Linie nach den Weisungen des Führers ausschliesslich von Reichsleommissar Seyss-Inquart zu bes/immen sei und dass sich aile in

I Brief, 3 febr. 1945 van het Rotterdam van de aan de (CD!, 16.0077-78). 2 Müllers actie had slechts dit resultaat dat hij begin februari de bevoegdheid kreeg om, wat de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht betrof, aanwijzingen te geven aan het in Den Haag gevestigde restant van het departement van binnenlandse zaken en aan de daaronder ressorterende diensten; korte tijd later bepaalde Seyss-Inquart voorts dat Schwebel, zijn in Den Haag, in de drie genoemde provincies als zijn vertegenwoordiger zou optreden jegens de Nederlandse overheid.

337 [PDF]
SEYSS-INQUART / DE 'FOUTE' SECTOR

den Niederlanden /ä/igen militdrischen und ziuilen deutschen Diens/stellen, auch soureit sie dem Reichskommissar nicht unterstehen, uneingeschränkt an die VOIIJ Reichskommissar Jes/geleg/e politische Linie zu halten haben.'

XCKort na zijn bezoek aan Hitler" sprak Seyss-Inquart met Himmler. Over dit gesprek zijn in het geheel geen bijzonderheden bekend. Jammer! Zoals uit een later hoofdstuk zal blijken, ging Himmler in die tijd overhellen naar het denkbeeld dat hij contact zou opnemen met Engeland en de Verenigde Staten teneinde gemeenschappelijk front te maken tegen de Sowjet-Unie en dat denkbeeld sprak ook Seyss-Inquart aan. Heeft de een bij de ander trachten te peilen hoe hij over de situatie dacht nu Duitsland volledig en definitief in het defensief was gedrongen? Wij kunnen die vraag niet beantwoorden, maar men zou de stelling kunnen verdedigen dat de passage in Seyss-Inquarts radiotoespraak van 7 januari waarin hij voor bezet Nederland 'das gemeinsame Hundanlegen zur Beseiti gung der Not unter einer ordnenden Führung' had bepleit, óók bedoeld was geweest als een heel voorzichtig teken aan de Geallieerden dat, wilden zij voorkomen dat Duitsland geheel of grotendeels aan de Sowjet-Unie zou toevallen, zulk een samenwerking ook met betrekking tot Duitsland overweging verdiende. Himmler ging zo ver dat hij, Reichsführer van de orde wier devies luidde: 'Meine Ehre heisst Treue', er meer en meer over dacht, zich van Hitler los te maken. Bij Seyss-Inquart lag dat anders: zijn verering voor de man die de eenwording van Duitsland en Oostenrijk had bewerkstelligd, was zo groot dat hij elke vorm van openlijke ongehoorzaamheid aan de Führer bleef afwijzen. Hoe uitzichtloos ook de situatie werd waarin het in het nauw gebrachte Derde Rijk zich bevond, Seyss-Inquart ging voort zich te voelen als de man die in bezet Nederland over de Duitse belangen had te waken. Intussen had hij Nederland in de meer dan vier-en-een-half jaar van zijn Reichskommissariat voldoende leren kennen om te beseffen dat hij er die belangen het best bevorderde wanneer de maatschappelijke rust niet verder werd verstoord dan volgens de eisen van de nationaal-socialistische ideologie en de oorlogvoering noodzakelijk was. In die zin was hijJ. 'dey Mann ist gehallie Energie.' (H. J. Neuman: Arthur Seyss-Inquart. Het leuen van een

, Telexbericht, 5 febr. 1945, van H. H. Lammers aan Himmler dl. II, p. 1484). 2 H. Neuman vernam later van Seyss-Inquarts echtgenote dat zij na Seyss-Inquarts bezoek aan Hitler door haar man was opgebeld en dat deze van zijn bewondering voor Hitlers vastberadenheid had getuigd. had hij gezegd,

338 [PDF]
'HOON IN DE OREN'

voorstander gebleven van wat hij voor een' Besatzung dey Ordnuno' hield. De situatie in bezet gebied was evenwel in wezenlijke opzichten aan zijn controle ontsnapt: hij had zich door de Spoorwegstaking laten provoceren tot het voedselembargo dat naast de wilde vorderingen door de Wehr macht de belangrijkste factor was geworden waaruit de noodsituatie in het dichtstbevolkte deel van Nederland was voortgevloeid, hij had de massale jacht op de mannen niet kunnen voorkomen en hij was met dit alles in verhoudingen beland waarin zijn praten over een 'Besatzung dey Ordnunp' tot de overgrote massa van het Nederlandse volk niet eens doordrong; die massa had trouwens voor datgene wat Seyss-Inquart of welke Duitser ook beweerde, sinds lang geen grein belangstelling meer. Zou zij zich in Seyss-Inquarts betoog wèl hebben verdiept, dan zou de uitdrukking' Besatzung der Ordnuno' haar overigens als hoon in de oren hebben geklonken, niet in de laatste plaats door de ongeremde terreur waartoe, in het formeel nog steeds door Seyss-Inquart bestuurde gebied, de SD van september '44 af was overgegaan.

Indextermen: Seyss-Inquart, A.
339 [PDF]

Hoofdstuk 5: Terreur

XC

XCUitoefening van terreur was van meet af aan een wezenlijk onderdeel geweest van het beleid van het Derde Rijk: in strijd met de beginselen der menselijkheid waren politieke tegenstanders en personen die behoorden tot minderwaardig geachte volksgroepen vervolgd. Voorzover de terreur op die politieke tegenstanders was gericht, had hij een dubbele functie gehad: zij moesten van voortzetting van hun actie worden weerhouden en voorkomen moest worden dat die actie door anderen werd overgenomen. Bij de uitoefening van de terreur had in het eerste jaar van het bestaan van het Derde Rijk de SA van de NSDAPde belangrijkste rol gespeeld maar die rol was, nadat de oorspronkelijke SA-leiding op 30 juni '34 gewelddadig was uitgeschakeld, in toenemende mate overgenomen door de ss. Himmler, de Reichsführer-SS, had na enkele jaren de leiding over de gehele Duitse politie gekregen; onder hem ressorteerden zowel de 'gewone' politie, de Ordnungspolizei, en de 'gewone' recherche, de Kriminalpolizei, als de politieke recherche, de Sicherheits polizei (in Nederland meestal 'de SD' genoemd), en de binnenlandse geheime inlichtingendienst, de Sicherheitsdienst of SD. Kort na het uitbreken van de tweede wereldoorlog waren Sicherheitspolizei en Sicherheits dienst onder de centrale leiding geplaatst van het Reichssicherheitshauptamt, een van de belangrijkste Hauptämter (departementen) van de 'staat in de staat' welke Himmler had weten op te bouwen. Dat Reithssicherheitshaupt amt stond aanvankelijk onder leiding van Reinhard Heydrich, later, nadat Heydrich aan de gevolgen van een aanslag was bezweken (begin juni '42), van Ernst Kaltenbrunner.

XCIn Nederland, als in alle andere door Duitsland veroverde landen, werden onmiddellijk na het begin der bezetting eenheden van de Ord nungspolizei gelegerd en deden Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst hun intocht. Die laatste twee formaties kwamen er onder bevel te staan van een Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (meestal aangeduid als: de BdS) die in Den Haag een eigen grote staf kreeg; onder die BdS ressorteerde een aantal Aussenstellen en onder de meeste van die Aussenstellen werden Aussenposten opgericht - zo had de BdS een Aussenposten in Utrecht die geplaatst was onder de Aussenstelle Amsterdam en een in 34

340 [PDF]
DE BERECHTING OPGEHEVEN

Leeuwarden die geplaatst was onder de Aussenstelle Groningen. Wat de verantwoordelijkheid naar boven betrof, waren er twee instanties waaraan de BdS ondergeschikt was: het in Berlijn gevestigde Reichssicherheits hauptamt en de in Den Haag fungerende Höhere SS- und Polizeifûhrer, Rauter, die in Nederland de hoogste vertegenwoordiger was van HimmIers 'staat in de staat'.

XCBdS was in de hongerwinter dr. K. G. E. Schöngarth wiens persoonlijkheid en levensloop wij schetsten in deel 10 a (nI. in de paragraaf 'Dagelijks leven / Duitse druk' in hoofdstuk 2). Schöngarth was van eind '40 tot herfst '43 BdS geweest in het niet door Duitsland geannexeerde deel van het vooroorlogse Polen, het z.g. Generalgouuernement; hij was in juni '44 tot BdS in bezet Nederland benoemd.

XCSchöngarth, de vierde BdS in Den Haag, was een onbeheerste figuur (hij was vaak dronken) die er nauwelijks naar streefde, de chefs van de Aussenstellen en Aussenposten in de hand te houden. Daar kwam nog bij dat hij zijn taak ging uitoefenen in een situatie waarin zowel door het verloop van de oorlog als door de toegenomen verzetsactiviteit de verhoudingen waren verscherpt en bovendien krachtens een uit eind juli '44 daterend besluit van Hitler de gehele Duitse berechting van illegale werkers was komen te vervallen.' Dat dit besluit op komst was, hadden Seyss-Inquart, Christiansen en Rauter begin juli vernomen - in het midden van die maand had Rauter al in enkele gevallen bepaald, vermoedelijk na overleg met Kaltenbrunner, dat gearresteerde illegale werkers onmiddellijk na hun arrestatie zonder vorm van proces moesten worden gefusilleerd.

XCDe nieuwe, op last van Hitler opgestelde en door de chef van het Oberkommando der Wehrmacht, generaal Keitel, rondgezonden richtlijnen hielden in dat op heterdaad betrapte "Terroristen' (gewapende illegale werkers) "und Saboteure' ter plaatse moesten worden neergeschoten, dat later gegrepenen aan de SD (nu weer door ons bedoeld als aanduiding van: Sicherheitspolizei und SD) moesten worden overgedragen en dat 'Mitläufer' 'zur Arbeit einzuseteen' waren; dat laatste gold ook voor allen, 'die die Sicherheit oder Schlagfertigkeit der Besatzungsmacht in anderer Weise als durch Terror- und Sabotageakte gefährden. '

XCI Nadien zijn voor het Duitse Landesgericht en Obergericht (beide waren in september '44 naar Delden verplaatst), nog wèl enkele processen gevoerd, maar niet tegen illegale werkers, overigens alleen processen die al vóór juli '44 aanhangig waren gemaakt. Eén groep gevangenen die men in Delden niet kon berechten, werd naar een gevangenis in Dieburg (Hessen) overgebracht waar de behandeling redelijk was. !-Iet Obergericht heeft daar nog negen zaken behandeld. 34

341 [PDF]
TERREUR

XCWat betekende dat 'zur Arbeit eineusetzen'?'Men zou het', schreven wij in deel 10 a, 'kunnen interpreteren als transport naar een concentratiekarnp', maar in bezet Nederland ging de SD veel verder. Hij had in die tijd ruim elfduizend gevangenen in handen die in Nederland opgesloten zaten. Besloten werd, de belangrijksten hunner (zij zaten in het concentratiekamp Vught opgesloten) onverwijld dood te schieten. Wie die belangrijksten waren, werd, op grond van de voorstellen uit lagere regionen, uiteindelijk bepaald door Erich Deppner, de chef van Abteilung IV (Gegnerbekämpfung) van de staf van de BdS, en zijn aanwijzingen leidden er toe dat tussen eind juli en begin september '44 in het genoemde concentratiekamp op zijn minst vierhonderdvijftig illegale werkers werden geëxecuteerd. 'De bezetter', schreven wij in deel 10 a, 'zweeg over wat hij had aangericht. Geen enkele publiciteit gaf hij er aan, zelfs niet ter intimidatie van de bevolking als geheel of van de illegale groepen die uit die bevolking waren voortgekomen.'

XCDat de bezetter op zichzelf wel degelijk op intimidatie was gebrand, bleek duidelijk in de periode tussen Dolle Dinsdag (5 september) en het begin van de grote Geallieerde luchtlandingen (17 september). Op I I september deed Schöngarth met Rauters machtiging aan al zijn Aussen stellen en Aussenposten een bevel toekomen' dat gebaseerd was op de uit het Führerhauptquartier en het Reichssicherheitshauptamt ontvangen instructies. In dit stuk, het z.g. 'Niedermachungsbefehl' ('Afmaakbevel') (wij herhalen wat wij reeds in deel 10 a weergaven, n1. in de paragraaf 'Roof en terreur' van hoofdstuk 5) heette het: 'Für die Dauer des Ausnahmezustandes' (die Ausnahmezustand, een soort Duitse staat van beleg, was op 4 september afgekondigd)

XC'ist es uneu/eclemassio, nach den sons! iiblichen Methoden Tertorgruppen lind besandere Widerstandsorganisationen durch langere mil Sorgfäl! gefiihrte V-Mann-Spie/e zu durch setzen und erst dann zueusthlagen, Es koinmt uielmehr jetet darau] an, durch möglich u/irleungsuolle Akiionen den Niederldndern vor Augen zu [ühren, dass die Sicherheitspo lizei geyade jetzt ûberall hart zusch/ägt.

XCWenn sich irgendu/o Widerstandszentra zeigen, insbesondere u/enn irgendwo die Ab haltung illegaler Versammlungen beleannt ist, so sind diese Versammlungen rücksichtslos zu sprengen und die Teilnehmer niederzumachen, sofern nicht besondere Cri! nde [ür cine Festnahme spree/ten. Es bestehen keine Bedenken dagegen, Wohnunçen mit englischem Sprengstoff? und Handgranaten auszuräuchern'

XCbedoeld werden de woningen waar zulk een illegale bijeenkomst was

XCI Tekst: Doe II-260, a-I. 2 Uit de voorraden van het Englandspiel. 34

342 [PDF]
'AFMAAKBEVEL'

ontdekt, niet willekeurige, want, schreef Schöngarth ook nog: 'Die Be völkerung . . . muss [ühlen, dass die Sicherheitspolizei hart ist, aber doch diszipliniert und massuoll vorgeht . ' Intimidatie dus.

XCEnkele dagen na het rondzenden van dit Niedermachungsbejehl gaf Rauter persoonlijk opdracht tot een nieuwe vorm van schrikaanjaging: hij liet op 13 september in Zaandam vier illegale werkers uit de Zaanstreek die daags tevoren waren gearresteerd, doodschieten en gaf opdracht dat hun lijken op de openbare weg tentoongesteld moesten worden; voorts dreigde hij (de bezetter was op zoek naar negen bemanningsleden van een Amerikaanse bommenwerper die na hun noodlanding verborgen waren door de Zaanse illegaliteit) dat hij, als die negen Amerikanen zich niet kwamen aanmelden, achttien inmiddels opgepakte gijzelaars zou laten fusilleren en, als dat niet hielp, honderd tot honderdvijftig andere Zaankanters. De Amerikanen gaven zich toen over. 'Een typerend gebeuren', aldus onze opmerking in deel IQ a, 'typerend vooralomdat het aantoonde dat de Höhere SS und Polizeijuhrer was gaan denken in terreurbegrippen die voordien in het beleid dat de Reichsleommissar en hij jegens het 'Germaans' geachte Nederlandse volk hadden gevolgd, niet waren voorgekomen.' Thans voegen wij daaraan toe dat dit 'denken in terreurbegrippen' bepaald niet beperkt was tot het SS-complex - de Wehrmachtvolgde dezelfde gedachtengangen en dat gold in het bijzonder voor Wehrmachtbefehlshaber Christiansen. Wij herinneren aan diens eerste reactie op de overval bij Putten: 'Das ganze Nest muss angesteckt iocrden und die ganze Bande an die Wand gestellt. ' In die geest reageerde hij vaker wanneer hem bericht bereikte over sabotagedaden die nadeel aan de Wehrmacht hadden berokkend of over aanvallen op individuele Duitse militairen. In Putten was de Wehrmacht-zelf tot represailles overgegaan maar het nemen van die represailles was eigenlijk taak van de Sicherheits polizei en het kwam menigmaal voor dat Christiansen een straf eiste die zelfs de SD te zwaar vond.

Apparaat van de SD

XC

XCIn enkele belangrijke opzichten verschilde het apparaat van de Sicherheits polizei und SD in de hongerwinter van dat in de gehele voorafgaande bezettingsperiode : de staf was gedecentraliseerd, het aantallocale bureaus (als zodanig kon men de Aussenstellen en Aussenposten beschouwen) was

343 [PDF]
TERREUR DE 'SD' IN DE HONGERWINTER TERREUR

toegenomen en in het apparaat waren uit Vlaanderen en Noord-Frankrijk afkomstige groepen SD'ers opgenomen. Tenslotte trad op de polities ector ook nog één van vier uit Duitsland afkomstige z.g. SS-Jagdkommandos op. Voordat wij op deze punten ingaan, willen wij er op wijzen dat de in Schöngarths Niedermachungsbefehl opgenomen richtlijn: dat men de 'mit Sorgfaltgeführte V-Mann-Spiele' moest nalaten en bij illegale bijeenkomsten gearresteerde illegale werkers in het algemeen ter plaatse moest "niedermachen', spoedig in feite kwam te vervallen (de richtlijn werd formeel niet ingetrokken). Met die richtlijn hing samen dat Schöngarth in september de Sicherheitsdienst (Abteilung III van zijn staf en de corresponderende Referate van de Aussenstellen en Aussenposteni ophief en de desbetreffende medewerkers in eerste instantie indeelde bij de Sicherheits-' polizei. t.w. bij de tot Einsatzkommandos resp. Aussenkommandos herdoopte Aussenstellen resp. Aussenposten. Door verscheidene van die medewerkers werd in werkelijkheid hun vroegere arbeid vrij snel hervat. Schöngarths opheffing van de Sicherheitsdienst was kennelijk geschied in de verwachting dat heel Nederland spoedig strijdtoneel zou worden, maar al in oktober ging het er naar uitzien dat de Wehrmacht zich achter de linie van de grote rivieren zou kunnen handhaven, anders gezegd: dat Nederland benoorden die rivieren nog op zijn minst geruime tijd 'normaal' bezet gebied zou blijven. Allerlei Duitse instanties wensten de beschikking te houden over de gebruikelijke rapporten, bijvoorbeeld inzake de economische situatie en de verhoudingen binnen de NSB (die bleven de bezetter interesseren) - dat vergde voortzetting van het werk althans van de betrokken specialisten van de Sicherheitsdienst. Inderdaad kwam het tot die voortzetting; eind '44 of begin '45 werd Abteilung III zelfs formeel heropgericht. Ook voor de voortzetting van de V-Mann-Spiele bleek tijd genoeg te zijn, trouwens: het in het algemeen onmiddellijk ter plaatse neerschieten van bij illegale bijeenkomsten gearresteerde illegale werkers zou weinig efficiënt zijn; rationeler leek het, te trachten om uit elk van die arrestanten een maximum aan nieuwe gegevens te persen. Dáárvoor had Schöngarth een achterdeurtje opengezet in zoverre dat hij in zijn Niedermachungsbe i [ehl het onmiddellijk neerschieten slechts had gelast, 'sofern nicht besondere GrÜ11de[ûr eine Festnahme sprechen.' Die' besondere Gründe' bleken bijna' steeds aanwezig te zijn. Nu de decentralisatie. Op Dolle Dinsdag bevond Schöngarths staf zich grotendeels in Den Haag, de rest was toen in Zeist ondergebracht. Op 17 september gafRauter

344 [PDF]

Schöngarth bevel, de gehele staf in laatstgenoemde plaats te concentreren. Schöngarth ging er op de r Sde heen; verwachtend dat de Geallieerden de grote rivieren zouden passeren, voegde hij de meesten van zijn stafleden in speciale Einsatzkommandos samen welke opdracht kregen, alle militair belangrijke punten van de IJssellinie, de bruggen in de eerste plaats, te beschermen tegen spionage en sabotage - hij zelf vestigde zich ruim twee weken later met enkele medewerkers in een van de villa's die bij het judendurchgangslager Westerbork waren gebouwd. Hij zat daar nogal excentrisch en was er bovendien gescheiden van zijn telexbureau dat in Beilen en van het belangrijkste deel van zijn staf (met name van de inmiddels opgerichte Befehlsstelle der Einsatzkommandos) dat in Zwolle was ondergebracht. Op I december vestigde ook Schöngarth zich in Zwolle. Blijkens een overzicht d.d. 15 februari '45' was Zwolle toen nog steeds zijn standplaats en bij hem bevonden zich o.m. de chefs van Abteilung JIJ> en van twee andere afdelingen die eveneens weer in het leven waren geroepen: Abteilung IV (chef was nog steeds Deppner maar deze werd op I maart opgevolgd door SS-Obersturmbannführer en Ober regierungsrat dr. Hans Kolitz, door Schreieder geschetst als 'een jong, zeer arrogant persoon") en Abteilung V (de afdeling van de Kriminalpolizei). Van Abteilung JII bevonden zich, behalve in Zwolle, afdelingen in Utrecht (voor bij uitstek effectieve spionage tegen de NSB), Deventer, Hengelo, Beilen en Groningen, van Abteilung IV, behalve in Zwolle, in Oldenzaal, Velp en Den Haag', van Abteilung V, behalve in Zwolle ook

L 15 febr. 1945 (CDI, 15.0993-4). 2 Chef van was sinds juni '44 de Duitse economische specialist H. ]. Fahrenholtz; zijn voorganger, F. KnolIe, was toen naar de Balkan overgeplaatst. PRA-Den Haag: p.v. inz. ]. H. L. Munt (afgesloten 15 mei 1947), p. 18 (getuige]. Schreieder) (Doc 1-487, a-a). 4 Bo vendien had 4 een z.g. gekregen in de buurt van het concentratiekamp Ravensbrück. De chef van dat W. Zöpf, was daar in septem ber heen getrokken om toezicht te houden op de bewerking van bet documentatie materiaal van het voorzover dat betrekking bad op de afstamming van individuele Joden, vooral van hen die door de bemoeienissen van Wimmers hoofd ambtenaar Calmeyer en anderen tot hele of halve 'Ariërs' waren omgetoverd. Zöpf wilde al die Z.g. Calmeyer-gevallen opnieuw in onderzoek nemen, zo schreef 'hij eind september '44 aan de chef van het (brief, 27 sept. 1944, van Zöpf aan de van het 1-1955, a-3)) - Zöpfhoopte te kunnen aantonen dat de afdeling van Calmeyer zich in veel gevallen opzettelijk had laten bedriegen, zoals inderdaad het geval was geweest. Wij voegen hieraan toe dat van de in Amster dam gevestigde, door Aus der Flinten geleide na

345 [PDF]

nog in Enschede.' Men ziet: Schöngarths staf was nogal uiteengeslagen, waarbij wij evenwelopmerken dat het deel dat zich aan de bestrijding van de illegaliteit wijdde (dat was het belangrijkste deel), in Zwolle was geconcentreerd.

XCEinsatz-, respectievelijk Aussenkommandos van de BdS (wij hebben niet de indruk dat die twee benamingen op een wezenlijk verschil in functioneren wijzen en zullen dus gemakshalve voortaan slechts de term Einsatzleommando gebruiken) waren in februari '45 om te beginnen gestationeerd in de steden waar zich voordien Aussenstellen respectievelijk Aussenposten van de BdS hadden bevonden: Amsterdam, Den Haag (daar was de staf van de BdS tot begin '44 tegelijk staf van de Aussenstelle geweest), Rotterdam, Utrecht, Arnhem", Zwolle, Assen, Groningen en Leeuwarden. Daarnaast kwamen er 'nieuwe'Einsatzkom;nandos in één plaats in Zuid-Holland: Gouda, in twee in Gelderland: Apeldoorn en Doetinchem, in drie in Overijssel: Deventer, Enschede en Steenwijk, in één in Drente: Meppel, in één in Groningen: Delfzijl, en in twee in Friesland: Heerenveen en Sneek. Het SD-apparaat was dus vooral in het oosten en noorden des lands merkbaar sterker geworden.

XCVoor die versterking was mede gebruik gemaakt van groepen SD'ers

XCde Dolle Dinsdag-crisis niets meer over was; Aus der Fünten was in de hongerwinter ingedeeld bij Abteilung III van Schöngarths staf, tot hij in april '45 nog de leiding kreeg van het (nieuwe) Einsatzkammando-Ivmetsîootx van de BdS.

XCI De chef van Abteiluno V klaagde in maart '45 dat van het centraalopsporen van door de SD gezochte personen (onder wie Duitse deserteurs) niet veel meer terechtkwam; hij liet er de BdS toen alle Einsatz en Aussenkommandos op wijzen dat de Fahndungs nachu/eis (het centraal opsporingsregister) van de SD sinds oktober '44 weer in druk verscheen, maar: e Wie wenig die Sicherheitspolizei dieses Fahndunçshilfsmittel beachtet, er hellt'; aldus het desbetreffende rondschrijven van de BdS, •dey vorliegen.deTätigkeitsbericht del' zentralen Fahndungsstelle ûber den Mona! Februar, nach dem 11M von den E[insatz] Klommandos] Groningen und Heerenveen je eine Festnahme gemelde! u/urde.' (Rondschrijven, 20 maart I945, van de BdS aan alle Einsatz en Aussenkommandos, CD!, I6.0022-25)·

XCBij Schöngarths staf bevond zich in de herfst van '44 ook nog een (in Enschede ondergebracht) Referat VI: de vertegenwoordiging van het door Walter Schellenberg geleide Amt VI van het Reichssicherheitshauptamt dat van juni '44 af een groot deel van het werk van het Am! Ausland-Abioehr van het Oberkommando der Wehrmacht had overgenomen. Via Schöngarth drong dit Referat VI er begin oktober '44 bij alle Einsatz en Aussenkommandos op aan, zo spoedig mogelijk groepen te vormen die, als bepaalde delen van Nederland zouden worden bevrijd, daar de spionage en de sabotage ter hand zouden nemen. Wij hebben niet de indruk dat deze aansporing gevolgen van enige omvang heeft gehad trouwens, het Referat VI komt in het overzicht d.d. I5 februari '45 niet meer voor. 2 Het Arnhemse Einsatzkommando was in Velp ondergebracht.

346 [PDF]
KOMST DER 'REXISTEN'

die in de laatste dagen van augustus en de eerste van september '44 uit Noord-Frankrijk en België waren gevlucht; gedeeltelijk waren dit Duitsers, gedeeltelijk pro-Duitse Belgen en Fransen (maar ook wel personen van andere nationaliteit) - die Belgen en Fransen werden door de Nederlanders meestal aangeduid met het begrip 'de Rexisteri'.' Het zijn deze met 'Rexisten' versterkte groepen geweest die zich in de betrokken delen des lands aan talrijke wreedheden hebben overgegeven; daarvan zullen wij nog voorbeelden geven. Samenvattend willen wij hier vermelden dat in Apeldoorn een uit ca. vijf-en-dertig personen bestaand Einsatzkommando van de Sicherheitspolizei und SD uit Antwerpen terechtkwam, in Heerenveen een ongeveer even sterk Einsatzleommando uit Rijssel, in Meppel een ander deel van het Rijsselse Einsatzkommando, in Leeuwarden een Einsatzleommando (zeven-en-twintig mannen en één vrouw) uit Gent. Van het Einsatzkommando-Apeldoorn, geleid door de Duitser SS-Hauptsturmführer K. Fielitz en ter plaatse ondergebracht in de Willem III-kazerne, stelde het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven in '46 vast dat door zijn activiteit op zijn minst honderdvijftien Nederlanders om het leven waren gekomen - Th. A. Boeree, die voor een geschiedenis van het verzet op de Veluwe de dossiers van de leden van dit Einsatzkommando had kunnen nagaan, kwam enkele jaren later tot een aanzienlijk hoger cijfer. 'Ik heb', schreef hij toen, 'hun levensloop gedurende die zes maanden' (van oktober '44 tot maart '45)

XC'nauwkeurig nagegaan en rekende uit dat ruim tweehonderdvijftig bewoners van de Veluwe door hun toedoen het leven verloren; gedeeltelijk vermoordden zij de mensen zelf, gedeeltelijk gaven ze hen over aan het vuurpeloton, gedeeltelijk stuurden zij hen naar Duitsland, van welke tocht zij nimmer terugkeerden."

XCHet Einsatzkommando-Heerenveen, geleid door de Oostenrijker SS Hauptsturmführer E. K. Kronberger en ter plaatse gevestigd in huize 'Crackstate', was, aldus P. Wybenga in het derde deel van zijn Bezettings tijd in Friesland,'een vreemdsoortig allegaartj e ... : Duitsers, Oostenrijkers, Tsjechoslowaken, Fransen, Belgen, Hongaren, een Pool en een Oekraïner. Half januari kwamen er nog twee Nederlanders bij." Hoeveel slachtoffers dit Binsatzkommando in totaal heeft gemaakt, is na de bevrijding niet vastgesteld en hetzelfde geldt voor het door SS-Hauptsturmfüh

1 Zulks naar de fascistische beweging 'Rex' die in mei '36 in België was opgericht door Léon Degrelle. 2 Th. A. Boeree: 'Nederland in de septemberdagen 1944' (ca. 1950), p. 34. 'P. Wybenga: dl. III, p. 19I.

347 [PDF]
TERREUR

rer P. Thümmel geleide Einsatzkommando-Meppel en voor het speciale Einsatzkommando dat onder leiding van SS-Hauptsturmfiihrer A. W. Albrecht in Leeuwarden neerstreek. Vast staat wèl dat door de Einsatzkom mandos van Kronberger en Albrecht op het Friese platteland een enorme terreur is uitgeoefend - trouwens, het uit Maastricht afkomstige Einsatz kommando-Sneek, dat geleid werd door SS-Hauptsturmführer M. Strobel, liet zich evenmin onbetuigd. Door alle drie Einsatzkommandos werden personen die illegaal werk hadden bedreven of daarvan werden verdacht, aan martelingen onderworpen en leden van de Kommandos plachten deel te nemen aan razzia's op het platteland waar nu eens hier, dan weer daar ter intimidatie enkele mannen of jongens werden doodgeschoten. Speciaal bij de uit België en Noord-Frankrijk afkomstige SD'ers zaten de revolvers los in de zak - het Einsatzkommando-Heerenveen'maakte', aldus de Friese historicus dr. Y. N. Ypma, 'zijn entree door ... zo maar ... twee voedselhalers uit Amsterdam neer te schieten."

XCWat de SS-Jagdkommandos betreft: dit waren kleine eenheden, behorend tot de voor geheime operaties bestemde groepen welke onder Amt VI van het Reichssicherheitshauptamt werden georganiseerd. De vorming van dergelijke groepen was oorspronkelijk een van de taken geweest van het Amt Ausland-Aburehr (wij herinneren er aan dat het die Abu/ehr groepen waren geweest die in de Meidagen van '40, gebruik makend van allerlei nagemaakte Nederlandse uniformen, getracht hebben zich meester te maken van de bruggen over het J ulianakanaal, de Maas, het Maas-Waalkanaal en de IJssel); onder de Abu/ehr waren zij tenslotte uitgebreid tot de Z.g. Division Brandenburg en daarin samengevat. Ook deze vorm van geheim werk kwam in de lente van '44 op de SS-sector te berusten, organisatie en leiding werden toen toevertrouwd aan Otto Skorzeny, de man die er in september '43 in was geslaagd, Mussolini te bevrijden uit zijn detentie in de Apennijnen. Skorzeny deed in de eerste plaats een beroep op jeugdige Waffen-SS'ers, vooralook op diegenen hunner die uit Frankrijk, België en N ederland afkomstig waren. Een groot aantal van die Waffen-SS'ers, in Amerikaanse uniformen gestoken, werd in december '44 samen met eveneens verklede militairen van de Wehr macht ingezet als Panzerbrigade 150 bij het Ardennen-offensief - regel was evenwel dat zij in veel kleinere eenheden ageerden: de SS-Jagdkom mandos.

XCVier van die eenheden werden in de hongerwinter naar bezet Neder

XCI Y. N. Ypma: Friesland annis domini 1940-'45. Bijdrage tot de geschiedenis van het georganiseerd verzet ill Friesland (1953), p.

348 [PDF]
HET'SS-]AGDKOMMANDO'-PIETERS

land gezonden om van daaruit sabotage in het bevrijde Zuiden te bedrijven; zij hebben op dat gebied weinig of niets tot stand kunnen brengen maar er is onder die eenheden één geweest die zich, zonder enige bevoegdheid daartoe te bezitten, op de polities ector is gaan bewegen: het SS-Jagdkomrnando-Pieters. Dit was een groep van ca. vijf-en-twintig gedeeltelijk Nederlandse Waffen-SS' ers, geleid door een jeugdig Oostfront-vrijwilliger, Andries Jan Pieters, door de journalist Joost de Klerk die zijn proces had bijgewoond, beschreven als 'een ondoorgrondelijk mengsel van burgermansfatsoen en dierlijke gevoelsafstomping." Pieters' jagdkornmando vestigde zich eind maart '45 (de Canadezen zouden toen spoedig via het oosten des lands in de richting van Groningen en Friesland trekken) in Brummen op de Veluwe. Het Kommando arresteerde er een aantalondergedoken marechaussees en illegale werkers die tijdens hun verhoren barbaars werden mishandeld. Toen de Canadezen de Veluwe bevrijdden, trok het Kommando naar Loosdrecht waar het zich met betrekking tot ca. veertig onderduikers en illegale werkers aan gelijke wreedheden schuldig maakte; een jeugdige Joodse onderduiker bezweek er tijdens zijn martelingen - zijn lijk werd in een van de Loosdrechtse plassen geworpen. In Loosdrecht verkrachtte Pieters de vrouw van een van zijn arrestanten en zijn Kommando ging daar, zoals het al in Brummen had gedaan, tot plunderingen op grote schaal over. Lages liet Pieters en zijn gehele groep enkele dagen voor de bevrijding van het westen des lands arresteren. Hadden zij het dan bonter gemaakt dan bijvoorbeeld de Einsatzkommandos van de Sickerheitspolizei und SD in Apeldoorn, Heerenveen en Leeuwarden? Neen. Maar zij waren net iets te lang doorgegaan.

XCAls geheel vervulde de Sicherheitspolizei und SD tijdens de hongerwinter stipt de hem opgedragen taak maar daarbij manifesteerden zich soms tegengestelde verschijnselen. Er was bij de SD'ers nog wel hoop dat de oorlog een keer zou nemen door de inzet van nieuwe geheime wapens, maar letten zij op wat er aan de fronten gebeurde, dan was er voor Duitsland geen redden meer aan, en de Geallieerde overwinning zou betekenen dat alle SD' ers persoonlijk ter verantwoording zouden worden geroepen. Dat vooruitzicht stimuleerde sommigen tot het ongeremd

XC, Joost de Klerk: De weg omlaag. Een poging tot het verkrijgen van een inzicht in de sociaal-psychologische aspecten van de oorlogsmisdaad (195 I), p. 78.

349 [PDF]
TERREUR

uitleven van hun sadisme en tot het maken van een maximum aan slachtoffers, anderen gingen daarentegen zekere matiging betrachten. De mogelijkheden zowel voor het een als voor het ander waren groter geworden dan tevoren doordat de bevoegdheden van de SD waren uitgebreid en van Schöngarth geen krachtige centrale leiding uitging. Enkele malen geschiedde het dat gegrepen Joodse onderduikers die volgens de voorschriften naar het kamp Westerbork moesten worden gezonden, werden doodgeschoten - anderzijds deden zich meer gevallen dan vroeger voor waarin illegale groepen gevangen kameraden konden vrijkopen tegen betaling van enkele tienduizenden guldens (alleen al het illegale Nationaal Steunfonds, 'de bankier van de illegaliteit', stelde in de hongerwinter voor die betalingen in totaal f 3 80000 ter beschikking), maar voor het vrijlaten van minder belangrijke gevangenen waren soms enkele kostbaarheden voldoende - in Putten kreeg men er in maart '45 twee vrij in ruil voor 40 flessen wijn.

XCVeel hing af van het beleid dat de chef van het betrokken Einsaizkom mando wenste te voeren - in Groningen betrachtte Haase soms zekere matiging (maar des te ongeremder trad zijn ondergeschikte Lehnhoff op), in Amsterdam zette Lages de bestrijding van de illegaliteit aldaar en in de provincies Noord-Holland en Utrecht met fanatisme voort, hetzelfde deed in Rotterdam Wölk die, eind oktober '44 terugkerend van Westerbork waar hij met zijn collega's een bespreking had gehad met Schöngarth, tegen een van die collega's zei: 'Es wird jetzt nur noch umgelegt und auf der Flucht erschossen'", in Den Haag deed J. H. 1. Munt nogal eens zijn best, de levens van illegale werkers te sparen - deze en dergelijke variaties speelden uiteraard bij de naoorlogse berechting van de genoemde en van andere hoge SD-functionarissen een rol, zonder dat zij overigens het algemene beeld van de SD aantastten: sterker nog dan tevoren was hij een terreurapparaat geworden, sterker ook dan tevoren concentreerde hij zich op de illegale werkers.

XCWel te verstaan: daarbij werd een zekere rationaliteit betracht. Verzet en illegaal werk hadden een dergelijke omvang aangenomen dat het eenvoudig niet mogelijk was, allen vast te houden die voor bestraffing in aanmerking kwamen. Een groot aantal Z.g.lichte gevallen (personen bijvoorbeeld die gevangen waren genomen omdat zij naar de Londense uitzendingen hadden geluisterd of een illegaal blad in bezit hadden gehad) was al in september '44 vrijgelaten en tot een nieuwe vrijlatings

XCI BG-Den Haag, pree-fiscaal, parket: Rapport inz. H. J. Wölk (31 jan. 1948), p. 35 (Doc [-1907, b-a), 35

350 [PDF]
SCHÖNGARTH EIST GEHOORZAAMHEID

actie kwam het in november.' Hoeveel gevangenen toen in het bezette gebied als geheel zijn vrijgelaten, is niet bekend. Trouwens, in het algemeen ontbreekt alle statistische materiaal met betrekking tot de SD gevangenen in de hongerwinter - wij weten slechts dat de gevangenissen tot aan de bevrijding propvol zijn gebleven en dat feit onderstreept dat het SD-apparaat als geheel, gelijk reeds gezegd, stipt is blijven functioneren.

XCDat was ook de algemene teneur van Schöngarths aanwijzingen. De BdS eiste gehoorzaamheid. Toen Haase medio augustus '44 bezwaar had gemaakt tegen het uit het Führerhauptquartier en Berlijn ontvangen Nie dermachungsbeJehl, was Schöngarth daarover, aldus Haase in '47 (wij citeerden zijn verklaring al in dee! 10 a), 'stark entrüstet und erklärte mir, dass er persönlich auch nicht jragen konnte ader geJragt u/urde, ob ihm etwas passe ader nicht, seine Befehle seien eindeutig ... und deshalb durcheufuhren, und jeder, der die obliegenden Pflichte nicht erfûlle, werde van ihm persönlich var ein Standgericht gestellt. '2 Inderdaad, twee SD'ers, beiden in bezet gebied ondergedoken, werden, na gearresteerd te zijn, tot de doodstraf veroordeeld en op last van Himmler opgehangen: een SD'er uit Den Haag, Kriminalsekretär Fritz Hillesheim, die daags na Dolle Dinsdag aan een schuilplaats was geholpen, en één uit Enschede, een functionaris van de Zentrale Fahndungsstelle, van wie wij niet weten wanneer hij zijn arbeid in de steek heeft gelaten. De eerste werd opgehangen in december '44, de tweede in februari '45 en in beide gevallen gelastte Schöngarth dat de voltrekking van het doodvonnis aan alle SD'ers moest worden meegedeeld. Bij het tweede ophangingsgeval (het vond plaats bij Deventer) was Schöngarth persoonlijk aanwezig en hij had gelast dat zijn gehele staf de executie moest aanschouwen. 'Das Aufireten Schöngarths dabei war', aldus later Kolitz (Deppners opvolger als chef van Abteilung IV die zich toen aan het inwerken was), 'besonders brüsk. Ohne jeden besonderen Anlass hielt er cine Drohrede in dem Sinne, dass es 'einem jeden ebenso ergehen toerde, der seine Pflicht nicht beJehlsgemäss eifiille'.'3

1 In het Huis van Bewaring I aan de Weteringschans te Amsterdam zaten toen ca. tachtig lichte gevallen maar een van de bewakers, D. L. G. Wakker, wist de SD'er die over de vrijlatingen ging, te bewegen, in totaal ruim tweehonderd gevangenen vrij te laten; eenmaal buiten gekomen, 'slingerden', schreef Wakker later, 'de uitgelaten mannen hun wasgoed tot boven op de rijdraad van de toch niet rijdende tram.' (D. L. G. Wakker: (1951), P.242) 2 PRA-Groningen: p.v. B. G. Haase febr. 1947 en volgende dagen), p. (Doe 1-612, a-y). 'H. Kolitz: (9 nov. 1950), p. 9 (Doc 1-940, a-ö).

351 [PDF]
TERREUR

XCOp het geval-Hillesheim (deze werd na beraad in Haagse illegale kringen in Duitse handen gespeeld) komen wij in dit hoofdstuk nog terug.

XCWat was bij al die van de SD uitgaande terreur de rol van de Nederlandse politie en van de marechaussee?

XCVan de secretaris-generaal van justitie, mr. J. C. Tenkink, waren eind '40 en begin '41 instructies uitgegaan welke de strekking hadden, de politie mede tot een verlengstuk te maken van de SD. Tenkink had in maart '41 zijn functie neergelegd en deze was toen door mr. J. P. Hooykaas, raadadviseur ten departemente, overgenomen, totdat per I juli '41 de NSB'er prof. mr. J. J. Schrieke tot secretaris-generaal was benoemd. Deze had in verscheidene opzichten steun gegeven aan het streven van Rauter, de politie grondig te nazificeren, Bij het korps als geheel evenwel alsook bij de marechaussee had dat streven slechts een beperkte mate van succes gehad en dat was ook hierin tot uiting gekomen dat in de plaatselijke korpsen met name in de grote steden aparte groepen 'foute' politiefunctionarissen waren gevormd welke bij de SD gedetacheerd waren en deze op het gebied van de Jodenvervolging en de bestrijding van de illegaliteit terzijde waren gaan staan. Zeker, op beide gebieden hadden, afgezien nog van de dienstkloppers, ook wel andere politiefunctionarissen feitelijke steun aan de SD geboden, maar dat was niet van harte gegaan en die steunverlening kon afgewisseld worden met stille tegenwerking. Met het voortschrijden van de tijd was de neiging tot die tegenwerking sterker geworden - de bezetter was meer en meer gaan beseffen dat politie en marechaussee als geheel voor hem een onbetrouwbaar element waren geworden en ook een niet geheel ongevaarlijk element, want politie en marechaussee waren gewapend.

XCIn september '44 kwam het tot een crisis in Amsterdam. Enkele leden van de gekazerneerde eenheid van het Amsterdamse korps, het Z.g. Politiebataljon Amsterdam, doken onder, anderen uitten zich anti-Duits en het gevolg was dat een deel van de politiemannen zijn wapens moest inleveren en vervolgens bij de waarnemend commandant werd geroepen, 'die hun', aldus later een hunner, 'stuk voor stuk de volgende situatie voorlegde: 'Er is onrust in Weesp en nu krijgen jullie de opdracht om de orde te herstellen. Onderweg stuiten jullie op Geallieerde troepen. Je 35

352 [PDF]
MAATREGELEN TEGEN DE POLITIE

moetje plicht doen ... Wat doenjullie?' , - de waarnemend commandant 'wees er daarbij duidelijk op, dat zij, om herstel van orde en rust te bereiken, er niet voor moesten terugdeinzen om zich eventueel door Geallieerde patrouilles heen te slaan.' I De gegeven antwoorden waren over het algemeen weinig bevredigend. De Kommandant van de Ordnungspolizei riep toen het Politiebataljon bijeen en vroeg of diegenen die niet bereid waren, alle te geven orders uit te voeren, naar voren wilden treden. In eerste instantie trad één politieman naar voren maar het slot van het lied was dat enkele tientallen, onder wie velen die aanvankelijk bij de politie in Tilburg dienst hadden gedaan en pas medio augustus in het Politiebataljon Amsterdam waren opgenomen, onder bewaking naar de Oranje-Nassau-kazerne te Amsterdam werden overgebracht. Enkele politiemannen ontsnapten daar uit, de overigen werden enkele dagen later voor de keus gesteld, alsnog gehoorzaamheid te beloven dan wel or..tslag te vragen hetgeen hun met het predikaat 'oneervol' zou worden verleend. Omstreeks veertig politiemannen weigerden de belofte van gehoorzaamheid; zij werden op 16 september naar het concentratiekamp Amersfoort overgebracht en vandaar een maand later naar Neuengamme getransporteerd hetgeen voor vier-en-dertig van de veertig de dood betekende."

XCIn oktober werden uit Amsterdam de meeste politiemannen die tot de bij de SD gedetacheerde groepen hadden behoord, naar het noorden en oosten des lands verplaatst; ca. honderd werden er aan de Einsatzkom mandos van de Sicherheitspolizei und SD toegevoegd en onder hen waren verscheidenen die bij het bedrijven van wreedheden niet achterstonden bij de kwalijkste SD'ers. In Deventer werd in dezelfde tijd een Sonder kommando van Nederlandse politiemannen gevormd, hoofdzakelijk bestaande uit de stafleden van het in Nijmegen gevestigde directoraatgeneraal van politie die op 17 september, na het bericht van de Amerikaanse luchtlanding bij Groesbeek, naar Deventer waren gevlucht; in samenwerking met het plaatselijk Einsatzleommando van de Sicherheitspo lizei und SD arresteerde dit Senderkommando illegale werkers en onder

I BG-Arnhem: Sententie, IQ maart I949, inz. W.H.T., p. 4-5 (getuige j.ev.) (Doc I-I673, a-3). 2 In diezelfde tijd werd een detachement van het Politiebataljon Amsterdam dat eerder in '44 de taak van het bewaken van het kamp Westerbork had overgenomen van de marechaussee, voor de keus gesteld, bij de te worden ingedeeld dan wel in het kader van de arbeidsinzet naar Duitsland te worden gezonden. De 'foute' elementen uit het detachement prefereerden het eerste, de overige het tweede. Westerbork werd nadien bewaakt door afgekeurde

353 [PDF]
TERREUR

duikers en bood het hulp bij razzia's, huiszoekingen en straatcontrole.

XCIn het westen des lands vond een nieuwe ingreep tegen het resterende niet-'foute' deel van de politie medio januari plaats. Delen van de korpsen uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (uit Amsterdam ruim honderd man - cijfers voor Rotterdam en Den Haag zijn niet bekend) werden onverhoeds ontwapend en onder bewaking overgebracht naar de gebouwen van de nationaal-socialistische politie-opleiding in Schalkhaar bij Deventer. Van daaruit moesten zij toezicht houden op groepen spitters maar na enkele weken werden de meesten naar plaatsen in Duitsland overgebracht waar zij allerlei werk te verrichten kregen - ca. vijf-endertig die als recalcitrant werden beschouwd (dit waren hoofdzakelijk Amsterdammers), kwamen in het concentratiekamp Ommen terecht.

XCDe ingrepen van de SD tegen de politie in het westen des lands hadden tot gevolg dat deze numeriek steeds zwakker werd; bovendien vertrouwden de Duitsers de resterende politiemannen zo weinig dat ook aan velen hunner de wapens werden ontnomen. In Amsterdam bijvoorbeeld was de resterende politie in februari '45 voor twee-derde ontwapend; het korps had alle auto's, motorfietsen en paarden moeten afstaan, voor de straatdienst waren in plaats van de vooroorlogse tweeduizendtweehonderd man nog maar twaalfhonderd man beschikbaar. Met die geringe sterkte kon de politie, mede gelet op het feit dat de meeste agenten geen dienstrevolver meer hadden, niet effectief optreden tegen de talloze roverijen waartoe het in de hongerwinter kwam. Trouwens, de politie (dat gold ook voor het oosten en noorden des lands) moest telkens een deel van haar sterkte afstaan voor het bewaken van Duitse opslagplaatsen en bureaus en van andere objecten welke voor sabotage in aanmerking kwamen, zoals openbare nutsbedrijven. Plaatselijk werd wel van de politiemannen gevergd dat zij twaalf uur aan één stuk dienst deden. Dat werkte het ziekteverzuim in de hand; bovendien: de velen in de korpsen die niet 'fout' waren, verrichtten hun werk over het algemeen met grote tegenzin. Het aantalonderduikers nam toe. Met betrekking tot de politie zijn dienaangaande geen cijfers bekend; van de marechaussee weten wij dat eind '44 in alle afdelingen in de provincies Gelderland en Overijssel, voorzover deze gegevens hadden verstrekt, van in totaal bijna zeshonderd krachten ruim tachtig waren ondergedoken. Velen van die onderduikers traden toe tot illegale groepen. Dat gold ook voor de onderduikers uit de politie en daarbij merken wij nog op dat er onder diegenen die hun werk niet neerlegden, verscheidenen waren die steun verleenden aan de illegaliteit. De politie betekende door dat alles in de hongerwinter veel minder voor de SD dan in eerdere bezettingsjaren - een nogal nauwe

354 [PDF]
MAATREGELEN TEGEN DE POLITIE

samenwerking tussen de SD en de politie bleef, voorzover ons bekend, alleen bestaan in Den Haag. Daar zette niet alleen de bij de SD gedetacheerde 'foute' groep haar werk voort maar kwam ook een speciale afdeling van de politie tot stand welke zich op Duits verzoek toelegde op de bestrijding van roofovervallen, gepleegd door illegale werkers of door personen die zich als zodanig uitgaven. Het heet dat die speciale afdeling in totaalomstreeks honderd personen heeft gearresteerd die aan de SD werden overgedragen, en van die honderd zijn velen door de SD als Todeskandidate bestempeld (straks meer daarover) en in het kader van represailles wegens sabotagedaden of wegens aanslagen op individuele Duitse militairen gefusilleerd.

De kampen Ommen en Amersfoort

XC

XCEr waren begin '44 in bezet Nederland drie concentratiekampen: Vught, Amersfoort en Ommen. De eerste twee behoorden tot het SS-complex, het kamp 'Erica' in Ommen was een instelling van het Generalkommissariat z.b. v.; tot september '44 had dat Generalkommissariatnamelijk de leiding van de arbeidsinzet en in Ommen waren, naast 'gewone' gevangenen van de Nederlandse justitie (naar Ommen overgebracht omdat er in de 'Nederlandse' afdelingen van de Nederlandse gevangenissen geen plaats genoeg was), vooral weigeraars van de arbeidsinzet terechtgekomen alsmede Z.g.contractbrekers (personen die, in Nederland met verlof, niet naar hun werkgever in Duitsland waren teruggekeerd) en ook nog 'asocialen'; die weigeraars en 'contractbrekers' waren sinds de zomer van ,43 opgespoord door een uit de bewakers van Ommen gevormd speciaal korps, het Kontrollkommando, Ommen was evenwel, zoals wij in deel 8 van ons werk vermeldden, in februari '44 onverhoeds gesloten. K. L. Diepgrond, de Lagerführer (Kommandant was de Duitser Werner Schwier, . hoofd van het Referat 'Internationale Organisationen J van het Generalkom missarlat z.b. v., maar deze was vaak afwezig), had, schijnt het, eigener beweging een aantal 'asocialen' vrijgelaten, het kamp was toen door een detachement van de Ordnungspolizei bezet, alle bewakers en Dlepgrond waren gearresteerd en de gevangenen waren naar het kamp Amersfoort overgebracht. Schwier droeg er toen zorg voor dat de bewakers en Diepgrond spoedig vrijkwamen. Bij dit gebeuren was van belang dat de bezetter in die eerste maanden van '44 Ommen niet meer nodig had - hij beschikte immers over het grote concentratiekamp Vught. Begin scptem

355 [PDF]
TERREUR

ber werden echter, zoals wij in deel 10 a vermeldden, vrijwel alle gevangenen uit Vught naar concentratiekampen in Duitsland overgebracht, het kamp werd spoedig nadien gesloten. Dat in Ommen werd toen weer in gebruik genomen, nu onder supervisie van de Ordnungspo lizei. Een aantal leden van het Kontrollleommando, in de lente van '44 overgeheveld naar de Arbeitskontrolldienst die een zelfde functie had als het Kommando, kwam in de Waffen-SS terecht (de Arbeitskontrolldienst was, nu aan de 'administratieve' arbeidsinzet een einde was gekomen, opgeheven), andere leden gingen samen met bewakers die tot in februari '44 in Ommen waren gebleven, weer de oude functie uitoefenen en Diepgrond werd weer Lagerführer; Schwier en hij bestreden met ijver de illegaliteit in de wijde omtrek van Ommen en vooral Schwier maakte daarbij talrijke slachtoffers.

XCHoeveel gevangenen er in de hongerwinter in totaal in Ommen zijn geweest, is niet bekend - eind '44 zaten er ca. vierhonderdvijftig. Evenmin is bekend waarom al die gevangenen in Ommen zijn beland, wèl dat onder hen velen waren die zich aan het spitten hadden onttrokken en anderen die van illegaal werk werden verdacht. Eén van die laatste gevangenen, midden oktober 's morgens in alle vroegte uit zijn huis gehaald, kreeg van een van de bewakers te horen: 'Bij de eerste poging tot ontvluchten schiet ik je tot puin.' De man moest, in het kamp aangekomen, voorover op de grond gaan liggen, kreeg, toen hij vroeg of hij even zijn zakdoek mocht gebruiken, twee trappen tegen zijn achterhoofd, barstte toen in tranen uit, antwoordde op de vraag 'Waarom huil je, lelijke gereformeerde rothond ?': 'Och meneer, de nek doet me zo'n pijn', en ontving vervolgens met een biljartkeu een paar harde klappen op zijn achterste, 'zodat ik', schreefhij later, 'niet meer kon zitten, staan, lopen of liggen'; de twee bewakers die hem onder handen hadden genomen, waren intussen 'engelen, vergelekenmet dr. Zwiers' (Schwier), die 'met een eiken knuppel (sloeg) waar hij maar raken kon ... Toen het bloed me over het gezicht liep, zei hij dat ik mijn eigen bloed zou moeten drinken als ik niet bekende.' 1 Bij binnenkomst in Ommen werden alle gevangenen kaalgeschoren. De barakken waren even primitief als zij tevoren waren geweest, er heerste bovendien een luizenplaag. Zeep werd er niet verstrekt en handdoeken waren er niet. Het voedsel was er aan de krappe kant maar niet uitgesproken onvoldoende. Van de gevangenen werd gevergd dat zij op

XCI W. de Jonge in: Nederland gedellk. Gedenkboek van het Nederlandse concentratiekamp 'Erica'te Ommen (1946), p. II4-15.

356 [PDF]
HET KAMP OMMEN

het land werkten. Daarbij traden naast de oorspronkelijke bewakers ook wel naar het kamp overgebrachte politiemannen als bewaker op. Het regime was hard (wie iets misdreef, kwam in de z.g. bunker terecht waarin men veelal tot aan de navel in het water stond), zij het dat (zulks was een overblijfsel uit de tijd waarin het Reichskommissariat de kerken liefst geen aanleiding gaf tot het uiten van nieuwe protesten) op zondag kerkdiensten in het kamp gepermitteerd waren en de bewakers zich na de mislukking van Hitlers Ardennen-offensief met enige terughoudendheid gingen gedragen. Zij roofden toen ook minder. Voordien was het regel geweest dat zij, wanneer zij naar bepaalde personen op zoek waren, uit de woningen der gezochten alles wegsleepten wat los en vast was en, aldus een der gevangenen, 'wat niet weggehaald kon worden, werd grondig vernield.' 1 Er zijn, voorzover ons bekend, in die laatste fase van het kamp Ommen geen gevangenen door de behandeling die men er ondervond, om het leven gekomen, wèl vielen er in januari als gevolg van een beschieting door Geallieerde vliegtuigen drie doden en vijftien zwaargewonden. De laatste gevangenen, enkele honderden, werden in de eerste dagen van april, toen de Canadezen van het zuiden uit Overijssel binnendrongen, in de richting van Drente gedreven; daar werden zij, voorzover zij niet onderweg waren ontsnapt, bevrijd.

XCHet onder de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD ressorterende Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort, in de eerste maanden van '43 ontruimd (de gevangenen waren toen naar het pas geopende Vught overgebracht), was in mei '43 weer in gebruik genomen. Er kwamen nadien tot aan de bevrijding in april '45 in totaal bijna zes-en-twintigduizend gevangenen terecht van wie bijna achttienduizend naar Duitsland werden getransporteerd. De meesten van die gevangenen waren weigeraars van de arbeidsinzet en 'contractbrekers' maar velen, aldus ir. A. Lely, een illegaal werker die van begin augustus '43 tot midden mei '44 in Amersfoort opgesloten was, zaten er gevangen

XC'voor alles en nog wat: politieken, onderduikers, Jodenbegunstigers en Joden'klappers' (d.w.z. lui die Joods goed hadden verduisterd), zwarte handelaren,

XCI H. van Faassen in a.v., p. 120.

357 [PDF]
TERREUR

Belgen die tabak smokkelden, lui die een radio hadden of naar de Engelse zender luisterden, enz. enz., tot zelfs voor het bezitten van één zilveren rijksdaalder toe' ... Ook zaten er wel helemaal voor niets, dat waren de gijzelaars. Ergens was iets gebeurd en dan waren plotseling in zo'n plaats alle rnannen van achttien tot vijf-en-twintig met sommige ouderen opgepikt en als gijzelaars naar Amersfoort gestuurd. Die gijzelaars zaten ... voor zes tot acht weken, aflanger ... Toen ik wegging, waren er, geloof ik, pl.m. vijfhonderd."

XCOok Joden kwamen in het kamp terecht, daarnaast ook personen die uit Duitse militaire of semi-militaire formaties waren gedrost, en NSB'ers die overtredingen hadden begaan. Vóór september '44 duurde het in de regel ca. twee maanden voor men uit Amersfoort oostwaarts werd getransporteerd. Dat gebeurde vóór de genoemde maand, van mei '43 af gerekend, met ca. twaalfduizend slachtoffers van de arbeidsinzet - de meesten hunner werden eerst naar Arbeitserziehungslager getransporteerd en dan aan Duitse bedrijven ter beschikking gesteld, maar in april '44 belandden ca. vijfhonderd hunner in het concentratiekamp Buchenwald.

XCLagerkommandant in Amersfoort was in die tijd SS-Untersturmführer K P. Berg; hij ging zich van '43 af ietwat in acht nemen. Dat laatste gold niet voor zijn plaatsvervanger, SS-Oberscharführer J. J. Kotälla, een psychisch gestoorde, primitieve man die herhaaldelijk gevangenen, vooral ook de Joden onder hen, ernstig mishandelde. Onder deze en de overige kamp-SSers was er een hiërarchie van gevangenen; Lagerältester, hoofd dus van de gevangenen-hiërarchie, was van februari '44 af een van verduistering verdachte inkoper voor de Wehrmacht en het Ostministerium, F. H. M. van de Laar; 'het grootste deel van het Lager kon hem', schreef later een gevangene, 'vermoorden, een ander deel ging voor hem door het vuur." Inderdaad, van de Laar trad soms uiterst hardhandig tegen medegevangenen op, maar daar stond tegenover dat hij de dieven uit de gevangenen-hiërarchie verwijderde, bezwarend materiaal uit dossiers van illegale werkers liet wegwerken, gevangenen die extra gevaar liepen, in Kommandos (werkploegen) opnam waar zij een kans hadden te vluchten en in het leven in het kamp meer afwisseling bracht: hij verwierf o.m. verlof tot het houden van voetbalwedstrijden en tot filmvertoningen. Op Dolle Dinsdag werd hij in vrijheid gesteld - een door hem uitgekozen

XC1 De bevolking had in september '42 al het zilvergeld moeten inleveren; daarbij was van de rijksdaalders meer dan 97 % niet ingeleverd. 2 A. Lely: 'Herinneringen aan de tijd van 24 juni 1943-15 mei 1944' (1944), p. 76. 3 S. C. van der Steen: 'Verslag' (z.j.), p.

358 [PDF]
HET KAMP AMERSFOORT

andere gevangene, de Limburger Joep Schols, werd zijn opvolger; over deze werd minder geklaagd dan over van de Laar.

XCMet de 'officiële' Duitse concentratiekampen vergeleken, was Amersfoort een wanordelijk en slordig kamp. Dat viel, zoals wij al in deel 8 vermeldden, vooral de gijzelaars op die in september '44 uit het ontruimde kamp Vught (Vught was zulk een 'officieel+Duits kamp - het ressorteerde onder het SS-Wirtschajts und Veruraltungshauptamû naar Amersfoort werden overgeplaatst: vijftien Z.g. Indische gijzelaars (personen die in '40 in gijzeling waren genomen teneinde de Nederlands-Indische autoriteiten te bewegen, de geïnterneerde Rijksduitsers vrij te laten) en een aantal strafgijzelaars. Een van die laatsten kwam in Amersfoort in barak 10 terecht, 'bekend', schreef hij later, 'om zijn vlooien en luizen' (daar waren de andere barakken ook van vergeven)

XC'en bij binnenkomst blijkt ons al direct het verschil in zindelijkheid: bij ons te Vught alles ordelijk, hier een chaos, ieder doet maar wat hij wil. Op de appèlplaats ... een gebedelom peukjes sigaretten en geschooi om tabak. Het grote verschil van de soort gevangenen valt ons op, in doorsnee hier de meesten in vervuilde toestand, terwijl in Vught men er juist op gesteld was, er zo zindelijk mogelijk uit te zien. Maar tot excuus moet hier dienen de meer dan onhygiënische toestand waarin het gehele kamp verkeert .

XC. . . Ook het soort mensen is hier anders, hier een allegaartje van alle mogelijke gestraften" _

XC'ieder gevoel van gemeenschap is gedood', aldus een student die begin '44 als onderduiker was gepakt en in Amersfoort opgesloten, 'en de gevangenen bestelen elkaar. Er is nauwelijks een zweem van eendracht te bespeuren." Lag dat alleen aan de gevangenen? Wij menen van niet, schreven wij in deel 8, immers: 'de omstandigheden waarin zij verkeerden, werkten in hoge mate het egoïsme in de hand.'

XCDat laatste blééf gelden, ongeacht het feit dat de rantsoenen welke de gevangenen in Amersfoort kregen, in '43 en '44 minder miserabel waren dan in de voorafgaande jaren. Van belang was ook nog dat het, toen Amersfoort heropend werd, aan de gevangenen (behalve aan de Joden onder hen) toegestaan was, voedselpakketten te ontvangen. Wij nemen aan dat niet alle families van de Amersfoortse gevangenen over de geldmiddelen beschikten om regelmatig voor pakketten te zorgen (daar

1 P. Galis: (I946), p. 44-45· 2 W. de Weerd in: (I946), p. I24.

359 [PDF]
TERREUR

toe moest men veelal aankopen op de zwarte markt doen), maar in de zomer van '43 kwam een nieuwe vorm van hulp op gang die geen aankopen op de zwarte markt vergde: pakketten, samengesteld door medewerkers en medewerksters van de Dienst voor Speciale Hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis, werden tot het kamp toegelaten. Die zendingen arriveerden van oktober '43 af met grote regelmaat: eerst één pakket per week en van de lente van '44 af de ene week één pakket, de volgende week twee; zulk een pakket woog ongeveer anderhalf kilo. Elke vrijdag reed een auto van het Rode Kruis het kamp binnen - men zag de leidster van de genoemde dienst, L. H. M. A. van OvereernZiegenhardt, dan uitstappen (veel gevangenen kenden spoedig haar naam) en men wist dan dat men diezelfde dag of een dag later de wekelijkse gave zou ontvangen. 'Het is haast niet te beschrijven', aldus ir. Lely, 'hoe alles voor de gewone Häjtlinge om het Rode Kruis-pakketje draaide. Vrijdags was tachtig procent van alle gesprekken: 'Is het Rode Kruis al binnen?' en als het dan binnen was, wat of er in zou zitten." Niet alleen voedsel bracht mevrouw van Overeem naar het kamp, maar ook medicamenten en simpele medische instrumenten die alle uiterst welkom waren in de ziekenafdeling, het Z.g. Revier: 'vuile, verveloze, vervallen barakken ... Het leken', aldus een der 'Indische' gijzelaars, 'meer stallen dan ziekenzalen."

XCHoe ging het met die Rode Kruis-hulp in de hongerwinter?

XCZij werd voortgezet. Wij nemen aan dat mevrouw van Overeem daartoe in hoofdzaak in staat is geweest doordat het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd haar speciale toewijzingen bleef verstrekken en bepaalde fabrikanten met wie zij al vóór september '44 had samengewerkt, haar arbeid bleven steunen. Het gevolg was dat de gevangenen in Amersfoort in de hongerwinter een redelijke hoeveelheid levensmiddelen ontvingen; daarbij moet worden bedacht dat voor de kamprantsoenen de levensmiddelen beschikbaar waren die de Duitse kampleiding rechtstreeks bij de Nederlandse voedselautoriteiten aanvroeg. Opgemerkt moet evenwel worden dat het nogal eens voorkwam dat de gevangenen collectief werden gestraft doordat in een bepaalde week of in een periode van enkele weken de Rode Kruis-zendingen niet tot het kamp werden toegelaten; de behoefte om te straffen zat er nuJ.J.

I A. Lely: 'Herinneringen aan de tijd van 24 juni I943-I5 mei I944', p. 64. 2 A. H. Rijshouwer in A. H. Rijshouwer en H. van Wermeskerken: (I946), p. 336.

360 [PDF]
STRAFAPPÈL OP NIEUWJAARSDAG

eenmaal vooral bij Kotälla diep in. Het duidelijkst bleek dat op Nieuwjaarsdag '45, toen als represaille wegens het ontsnappen van twee gevangenen' aan alle gevangenen (behalve enkele gijzelaars onder hen) een strafappèl werd opgelegd. Het vroor toen in de vroegte drie graden. "Hinlegen und Aufstehen bis zum Verreeken .. .' had', aldus een der gijzelaars,

XC'de kampcommandant verordend en wij, veilig in onze onschendbaarheid, moesten het aanzien (biddend om vuur uit de hemel, vloekend als onze zenuwen het begaven) hoe daar uren lang in de ochtendschemer de massa kromp en zich keerde en wentelde en liggen bleef op de ijsvlakte, kromp onder de zweepslagen, zich wentelde in eigen en anderer vuil, liggen bleef met verwrongen mond als in een schreeuw ten hemel, waar even later een Duitse laars zich in dat gezicht plantte."

XCDat strafappèl begon in het duister om half zes des ochtends; het duurde tot kort voor het middaguur. 'Ik heb toen gezien', zo verklaarde later een der gevangenen,

XC'dat bewakers over de ruggen van gevangenen heen liepen Later heb ik van het personeel in de ziekenbarak gehoord, dat er die dag honderdeen-en-dertig gevangenen zich voor behandeling bij de ziekenbarak hadden gemeld en dat er vijf of acht van deze gewonden later aan hun verwondingen zijn overleden."

XCHoeveel gevangenen in totaal in de hongerwinter in het kamp Amersfoort zijn bezweken, is niet bekend, maar de slachtoffers van het strafappèl van Nieuwjaarsdag zullen wel niet de enigen zijn geweest. Velen gingen in het kamp aan dysenterie lijden' en bewogen dan hemel en aarde om

XC, Hoeveel gevangenen in totaal van september '44 af uit Amersfoort zijn ontsnapt, is niet bekend, wèl dat daarbij soms hulp van buiten werd verleend; zo werd de schrijver Theun de Vries begin maart '45 uit het kamp bevrijd door twee leden van een verzetsgroep van wie, aldus de Vries, 'één zich had 'vermomd' door het dragen van een ring met SS-runen ; zij legden de kampleiding een door Willi Lages ondertekend bevel tot mijn invrijheidsstelling voor, wisten mij buiten te brengen en vervoerden mij naar Amsterdam, waar ik onmiddellijk weer onderdook.' (Theun de Vries in S. Vestdijk. Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries (1968), p. 142) 2 S. H. A. M. Zoetmulder in: Gedenkboek Gijzelaarskamp 'Beekuliet', St. Michielsgeste/ (1946), p.3I8. 3 BG-Amsterdam: p.v. van de zitting inz. J. J. Kotälla (20 nov. 1948), p. 6-7 (getuige E. J. W. Velthuis) (Doe 1-957, C-I). 4 Velen kregen ook grote abcessen. 'Door de zeer onhygiënische toestanden en de geringe weerstand van het individu ging', schreef later een arts die in Amersfoort gevangen had gezeten, 'ieder wondje etteren: onvoldoende verband en zware arbeid belemmerden een snelle genezing .. Daar de bas ploeg geen handschoenen mocht dragen en in de felste koude' (van

361 [PDF]
TERREUR TRANSPORTEN UIT AMERSFOORT

in het Revier, hoe smerig en primitief dat ook was, te worden opgenomen; dat laatste werd vooral door de niet- 'politieke' gevallen onder de gevangenen getracht, omdat bekend was dat wie in het Revier lag, niet naar Duitsland op transport werd gesteld, tenzij hij politiek gevangene was; het aantal in het Revier opgenomen patiënten mocht echter niet hoger zijn dan 10 % van het totaal aantal gevangenen. Op de transporten komen wij aanstonds terug - eerst willen wij er op wijzen dat in de hongerwinter bij enkele gelegenheden gevangenen werden doodgeschoten: in oktober '44 negen (die notabene eerst als vrijgelatenen het kamp hadden mogen verlaten"), eind november vijf als represaille wegens een aanslag op een 'foute' boer in Overijssel en op 8 maart '45 als deel van de represailles wegens de z.g. aanslag op Rauter negen-en-veertig: één gevangene die zich al geruime tijd in het kamp bevond, en acht-en-veertig die er met ruim tweehonderd anderen pas één of twee dagen eerder waren binnengevoerd - die tweehonderd waren afkomstig geweest uit de Scheveningse Cellenbarakken en de Huizen van Bewaring in Amsterdam."J. J.

. Kerstmis '44 tot eind januari '45) 'met blote handen de besneeuwde bomen moest kappen en vervoeren, was het aantal bevroren vingers en tenen legio; dit was echter geen reden, het werk neer te leggen, zodat de blaren van de bevroren ledematen open gingen en geïnfecteerd werden.' (E. qerritsen in: p. 279) I Berg zei toen tegen Kotälla 'dar', aldus deze laatste een jaar later, 'met het oog op eventuele ontstemming in het kamp deze gevangenen afgeschreven moesten worden als ontslagen zijnde en bij het verlaten van de hoofdwacht wederom gearresteerd dienden te worden. In de namiddag is door mij het bevel gegeven dat de gevangenen zich moesten omkleden in hun burgerkleding' (in het kamp droegen de meeste gevangenen versleten Nederlandse uniformen) 'en ik heb ze ontboden op de administratie waar ik hun hun ontslagpapieren ter hand stelde. Onder begeleiding werden zij naar de hoofdwacht gebracht. Hier werden zij doorgelaten en zij begaven zich vervolgens naar de uitgang. Langs deze weg stonden mijn mannen volgens afspraak verborgen, alsmede de auto. Zodra zij de uitgang bereikten, traden wij uit de schuilplaatsen en omsingelden de vrijgelaten gevangenen. Ik nam de ontslagbewijzen in en sommeerde hen in de auto plaats te nemen. Ook wij stegen in en reden hierop naar de schietbaan achter de Leusderhei' - daar werden de negen mannen doodge schoten, acht door het executiepeleton, één die had trachten te vluchten, door Kotälla persoonlijk. (p.v., 12 okt. 1945, van Kotälla, aangehaald in BG-Amsterdam: Sententie inz. K P. Berg (14 dec. 1948), p. 55-56 (Doc 1-81, b-jj) 2 Op die 8ste maart ontbrak f ro aan de kampkas. Kotälla gaf toen opdracht dat de gevangenen f 4000 moesten bijeenbrengen; aldus geschiedde. Na de bevrijding beweerde Kotälla dat hij een deel van dat geld gegeven had aan de Winterhulp Nederland of aan het Duitse het schijnt dat hij van het restant ook nog bloemen heeft gekocht voor Berg die op die dag twee jaar was.

362 [PDF]

XCNu de trarisporten.

XCUit het kamp in Amersfoort, dat niet ten onrechte 'Durchgangslager' heette, werden, gelijk reeds vermeld, van mei '43 tot aan de bevrijding in april '45 bijna achttienduizend van de bijna zes-en-twintigduizend gevangenen naar Duitsland getransporteerd, onder hen tot september '44 ca. twaalfduizend slachtoffers van de arbeidsinzet van wie de meesten eerst in Arbeitserziehungslager belandden. Een deel van diegenen die zich aan de arbeidsinzet hadden onttrokken, kreeg na de Dolle Dinsdag-crisis een aparte behandeling: omstreeks 20 september werden ca. twaalfhonderd hunner overgebracht naar Zwolle om er te spitten aan de IJssellinie' en in januari werden er ca. vijfhonderd gestuurd naar het Arbeitsamt in Wenen en in februari bijna driehonderd naar Holtwiek beoosten Winterswijk. Op diegenen die als politieke gevangenen golden (maar niet op hen alleen), werd een andere regel toegepast: zij verdwenen naar het Duitse concentratiekamp Neuengamme.

XCTransporten naar Neuengamme vonden plaats op 8 september en II oktober - op 8 september van ruim elfhonderdvijftig gevangenen, op I I oktober van nog iets meer: veertienhonderdveertig." Op 8 september leidde het vertrek tot 'een toneel, dat', aldus een der andere gevangenen,

XC'zelfs de meest geharde kampbewoner met afschuw vervult ... Er wordt geslagen, getrapt, geschopt en weer geslagen. Tijd om koffers uit te zoeken (zelfs om zich

XCI Die twaalfhonderd werden eerst in een vlak bij het station gelegen bioscoop ondergebracht, later, nadat het station en zijn omgeving waren gebombardeerd, in schoolgebouwen. Van die twaalfhonderd werd een aantal na enige tijd vrijgelaten, vele anderen werden door de hulp van Zwollenaren in staat gesteld te vluchten en desgewenst in Zwolle onder te duiken. Trouwens, ook hulp in goederen werd door de Zwollenaren geboden en, aldus een plaatselijk relaas, 'geen omliggend dorp liet zich onbetuigd: Wijhe, Dalfsen, Rouveen ... men wedijverde om het beste te geven dat men had. Er kwamen wagens met kleren, dekens, klompen; honderden roggebroden, eieren, spek en appelen; vleesfabrieken zonden worst en blikken leverpastei, boterfabrieken en oliefabrieken deden het hunne; brandstoffenhandelaren zorgden voor kolen. Verpleegsters hielpen belangeloos het eten bereiden; 'n dokter behandelde pro deo als ze ziek waren.' (P. Th. Stevens en E. H. Kloosterman-Krijger in: In de strijd om ons volksbestaan, p. 173) Na een paar maanden waren er van de twaalfhonderd gevangenen slechts vijfhonderdvijftig over; een deel van hen werd naar Wageningen en Rhenen overgebracht, eveneens om te spitten. 2 Onder die laatsten bevonden zich een Duitser, een Oostenrijker, drie Tsjechen en zestien Belgen. Volgens een in Neuengamme gemaakt overzicht waren er onder de veertienhonderdveertig gevang-' enen zestien Duitse Vorarbeiter.

363 [PDF]
TERREUR

aan te kleden) bestaat er niet meer, alles moet naar buiten.

XCDaar buiten staan ze dan - sommigen haast ongekleed. De woede van de Herren is nu opgewekt ... Strafexerceren - Hinlegen - Aufstehen - zitten - alles vergezeld van stokslagen en trappen met de laars. Eindelijk staan de gevangenen dan weer rustig aangetreden - klaar om naar Duitsland te gaan. Enkelen met alleen een onderbroek, anderen zijn in het gelukkige bezit van een hemd - allen hebben echter wel een builof schram of lopen mank.

XCDan gaan ze met z'n vijven tegelijk de poort uit. Een transport ellendigen - slecht gekleed en slecht gevoed - kapot geslagen. Een brok ellende."

XCBij het transport van II oktober (dit was het transport waarbij de ruim zeshonderd in Amersfoort achtergebleven mannen en jongens uit Putten waren ingedeeld) 'mocht', aldus de arts die wij al eerder citeerden, 'slechts één patiënt, die praktisch stervende was, achterblijven. Dysenteriegevallen moesten mee, hoe ziek ze ook waren' (de gedeporteerden golden dus allen als politieke gevangenen). 'Er liep een bruine streep van het kamp naar de trein."'Ons werd', schreef later een der gevangenen van het transport van II oktober, 'brood verstrekt voor de reis. Toen wij echter het kamp moesten verlaten, hadden velen nog geen brood ontvangen en één van de kampfunctionarissen zei dit tegen Berg. Daarop zei Berg: 'Das macht gar nichts, die verreeken doch alle.' ' 3 Als gevolg van de transporten van 8 september (Neuengamme), 20 september (Zwolle) en II oktober (Neuengamme) waren medio oktober in het Durchgangslager nog maar enkele honderden gevangenen aanwezig; nadien werden er toch weer vele honderden binnengevoerd. Nieuwe transporten naar Neuengamme vonden plaats op 2 februari (tweehonderd-zes-en-twintig gevangenen) en op IS maart (tweehonderdeen-envijftig); aan dat laatste transport werden in Assen en Groningen (uit Groningen waren al middenjanuari honderdtien gevangenen naar Neuengamme overgebracht) tezamen nog eens honderdtwintig gevangenen toegevoegd. Ten tijde van de bevrijding waren in het kamp te Amersfoort minder dan zeshonderd gevangenen aanwezig.

XCKorte tijd later bleek dat Berg met zijn uitspraak: 'Die verreeken doch alle' er niet zo ver naast was geweest, want van allen die naar Neuengamme waren getransporteerd, was meer dan 80 % overleden - wij komen op Neuengamme en zijn Aussenkommandos in dit deel terug in hoofdstuk 10.

XC, Th. J. Thies in: Pittige verhalen uit onveilige tijden, p. 7I. 2 E. Gerritsen in: In de strijd om ons volksbestaan, p. 279. Brief, 20 nov. 1948, van N. van Dam aan het BGAmsterdam (Doc 1-81,

364 [PDF]

Martelingen

XC

XCIn het kamp Amersfoort was het grootste gevaar voor een illegale werker dat hij naar Neuengamme zou worden gestuurd - overigens was hij er beschermd tegen twee grote gevaren die alle illegale werkers bedreigden die in de hongerwinter de SD in handen vielen: hij werd in Amersfoort niet onderworpen aan de martelingen welke de SD bij verhoren placht toe te passen, en hij bevond er zich niet in een detentie-oord waar met grote regelmaat een aantal gevangenen uit werd weggevoerd om gefusilleerd te worden als represaille wegens daden van de illegaliteit.

XCOp beide aspecten van het optreden van de SD in de hongerwinter dienen wij nu nader in te gaan.

XCWat de martelingen betreft, wezen wij er in deel8 op (nl. in hoofdstuk 4, in de paragraaf 'Verhoor') dat de SD regels kende krachtens welke gevangenen slechts in zeldzame gevallen en dan nog maar met mate aan physiek geweld mochten worden onderworpen: bij de z.g. verschärfie Vernehmung mochten met een bamboestok of met een gummiknuppel hoogstens 25 slagen op het zitvlak worden toegebracht en tot eind '43 moest het Reichssicherheitshauptamt elk 'verscherpt verhoor' goedkeuren - nadien kwam de bevoegdheid tot het verlenen van verlof bij de chefs van de Abteilungen en Referate van de staf van de BdS alsmede bij de chefs van de Aussenstellen en Aussenposten te liggen. Die voorschriften waren, zo schreven wij in de genoemde paragraaf, 'niet anders dan camouflage van wat in werkelijkheid gebeurde.' Vooral illegale werkers werden, als zij niet onmiddellijk hun eigen activiteit bekenden en nauwkeurig vertelden met wie zij op illegaal gebied hadden samengewerkt, van het begin van de bezetting af aan martelverhoren onderworpen en al in '40 en '41 kwam het voor dat zij in hun cel bezweken als gevolg van de mishandelingen die zij hadden ondergaan. In de bureaus van de SDwaren kleine cellen, niet veel groter dan kasten, waarin gevangenen die geheel of grotendeels in hun zwijgen hadden volhard, al of niet naakt werden opgesloten, soms dagenlang - werd er eindelijk de deur geopend, dan vielen zij als voorwerpen naar buiten. Chefs van Aussenstellen en Aussen posten hebben bij hun naoorlogse berechting vaak beweerd dat zij van de martelmethoden van hun ondergeschikten niet op de hoogte waren geweest - een verweer dat door de betrokken Bijzondere Gerechtshoven terecht is verworpen: de kreten van de gevangenen die werden gemarteld, konden die chefs niet ontgaan en van het bestaan en het gebruik van de martelcellen waren zij op de hoogte.

XC

365 [PDF]
TERREUR

die in juni '44 in een van de martelcellen 111 het gebouw van de Aussenstelle-Arnhem werd opgesloten. Hij had geweigerd, antwoord te geven op vragen, wie hem de distributiebescheiden had geleverd welke hij aan Joodse en andere onderduikers had verstrekt

XC"Zurück mit dem Kerl!' Ik word letterlijk in een cel getrapt, nog steeds geboeid op de rug. Stenen vloer anderhalf bij anderhalve meter, geen enkel meubel, geen deken, geen matje - niets. Boven in het plafond een electrische lamp en enkele uiterst kleine luchtgaatjes. In dat verfoeide hok heb ik drie volle dagen gezeten, gelegen, gehangen en gestaan. Drie volle dagen en drie eindeloze helse nachten. Onafgebroken geboeid met kluisters, die zich steeds vaster om de polsen schroefden bij iedere bruuske beweging. Van vrijdagmiddag omstreeks vier uur af, tot maandagmorgen I I uur. Geen eten, geen drinken, geen slok water zelfs. Geen wc ook. De nachten waren een duivelse kwelling. Ook dan geen rust, ik heb niet één minuut geslapen. Liggen was mij trouwens niet toegestaan en gedurende de nacht werd ik ieder half uur overeind geschopt ter controle van de boeien. Er zijn ogenblikken geweest dat ik vreesde mijn verstand te zullen verliezen. Eenmaal heb ik enkele uren gezelschap genoten, van een KP'er van de Veluwe. De jongen bloedde uit oren, neus en mond. Miste drie tanden ... Zijn rug was rauw geslagen met een gummiknuppel. Ik weet niet meer wat mij in die opperste nood heeft belet om krankzinnig te worden."

XCBij deze en dergelijke martelingen (soms zijn, zij het in aanzienlijk mindere mate, ook vrouwen gemarteld) was het uitgangspunt dat de gearresteerde illegale werkers ten spoedigste alles moesten onthullen wat zij wisten; ten spoedigste omdat het aan de SD bekend was dat in talrijke illegale groepen de afspraak gold dat men wèl mededelingen mocht doen, maar pas na één of twee etmalen - die periode was voor diegenen die met de gearresteerde illegale werker hadden samengewerkt, meestal voldoende om inzake zijn arrestatie gewaarschuwd te worden, uit zijn kamer alle eventueel daar aanwezige illegale bescheiden te verwijderen en zelf een nieuwonderduikadres te kiezen als het oorspronkelijk adres aan de arrestant bekend was.

XCWie het opbracht, één of twee etmalen te zwijgen, legde een voorbeeldige moed en een voorbeeldig uithoudingsvermogen aan de dag - wie binnen de afgesproken periode bekentenissen deed, waardoor de veiligheid van anderen in gevaar werd gebracht, 'sloeg door', zoals dat heette. Dat 'doorslaan' deed zich dan voor als gevolg van de eerste martelingen maar bij sommige gevangenen was al de angstvoor rnishan

, H. Cappetti in: p. 45.

366 [PDF]
HET RELAAS VAN CAPPETTI

delingen zo groot dat zij, na de immense schok van de arrestatie, zonder mishandeld, althans ernstig mishandeld te zijn, aan de SD alles meedeelden wat deze wenste te weten. Trouwens, wetend hoe groot de angst voor mishandelingen was, lieten sommige SD'ers ze wel eens bewust na en traden zij juist met geveinsde vriendelijkheid op; dat kon een zo verrassend effect hebben dat de arrestant meer gegevens prijsgaf dan hij wellicht gedaan zou hebben indien hij, zoals hij verwachtte, onmiddellijk hard was aangepakt.

XCNog tijdens zijn eigen gevangenschap vroeg mr. F. Bakels, in april '42 gearresteerd als lid van de Leeuwengarde, enkele mede-gevangenen hoe zij op martelingen hadden gereageerd. 'Meestal' zo schrijft hij (wij herhalen een citaat uit deel 8),

XC'kreeg ik dit te horen: de dreiging met marteling is erger dan de marteling zelf. En het begin der marteling is erger dan de voortgezette marteling. Je moest allereerst de dreiging doorstaan, vervolgens de eerste pijnen. Wie dat klaarspeelde, was meestal gered. Het werd een soort trots, een wedstrijd, een koppigheid: 'Jullie schoften, denken jullie mij zó klein te krijgen? Tussen het schreeuwen door lach ik om jullie.' Sommigen speelden het zelfs klaar, de Mof een grote bek te geven."

XCWij wezen er voorts in deel 8 op dat de SD, wanneer hij wist dat hem een leidende figuur uit een illegale organisatie of een medewerker die een verbindende functie had, in handen was gevallen, in de regel onmiddellijk met het eerste verhoor begon en dan ook, was dat nodig, dat verhoor een bij uitstek 'hard' karakter gaf, illegale werkers evenwel van wie werd aangenomen (veelal op grond van mededelingen van V-Männer) dat zij geen gegevens van wezenlijk belang aan de dossiers konden toevoegen, zaten vaak lang gevangen voordat zij voor de eerste keer werden verhoord.

XCHeeft zich dat verschilook in de hongerwinter voorgedaan?

XCWij nemen aan van wel, maar onze algemene indruk is dat de SD als geheel van september '44 af uitgesproken bruter is gaan optreden; dat is, menen wij, gevolg geweest van verschillende factoren: de mate waarin Duitsland in het nauw was gedreven, stimuleerde veel SD'ers tot een nog groter fanatisme dan zij in vroeger jaren aan de dag hadden gelegd, het illegale werk had een breder karakter aangenomen (voor bijzonder

XC1 F. B. Bakels: Nacht-und-Nebel. Mijn verhaal uit Duitse gevangenissen en concentratiekam pen (1977), p. 3 I

Indextermen: Bakels, F. B., V-Männer
367 [PDF]
TERREUR

heden verwijzen wij naar de volgende hoofdstukken) en betekende dus een groter gevaar voor de bezetter, en van dat illegale werk was de voorbereiding van militaire steun aan de Geallieerden een wezenlijk onderdeel geworden. De SD wist dat op 3 september '44 van Londen uit de Binnenlandse Strijdkrachten waren opgericht, dat ten behoeve van die BS aanzienlijke hoeveelheden wapens werden gedropt, dat het in de eerste weken van september tot grootscheepse spoorwegsabotage was gekomen, dat het aantal geheime agenten was toegenomen, dat de illegale pers tot een omvangrijke nieuwsvoorziening aan de gehele bevolking was overgegaan, dat het aantalonderduikers was gegroeid (om te beginnen al met de dertigduizend spoorwegmannen die in staking waren gegaan), dat die onderduikers als groep alle hulp kregen die zij nodig hadden, kortom: de illegaliteit was sterker geworden dan ooit tevoren en zij kon, zodra de Geallieerde strijdkrachten hun opmars zouden hervatten, in de vorm van de BS een reëel gevaar voor de Wehrmachtgaan betekenen. Voor de SD als geheel was dit alles reden genoeg om zijn opsporingswerk, vooralook het opsporen van de illegale wapenvoorraden, met verdubbelde ijver voort te zetten.

XCVan de martelmethoden die in de hongerwinter bij de verhoren in het westen des lands zijn toegepast, zijn in het algemeen geen bijzonderheden bekend doordat de organen van de bijzondere rechtspleging de activiteit van de betrokken SD'ers van het begin der bezetting af als één geheel hebben beschouwd en daarbij uit de periode vóór september '44 al voldoende bezwarende gegevens bijeen hadden gebracht. Wat de hongerwinter betreft, ging de aandacht van de bijzondere rechtspleging vooral in het westen des lands in de eerste plaats uit naar het fusilleren van de Todeskandidaten. Wij zien intussen geen reden om aan te nemen dat daar niet ook na september '44 alle vormen van mishandeling zijn voorgekomen waarvan wij al in deel 8 van ons werk (nl. in de paragraaf 'Verhoor' van hoofdstuk 4) melding hebben gemaakt. Daaraan kan één toen nog niet vermelde vorm van mishandeling worden toegevoegd: begin maart '45 viel een van de voormannen van de Persoonsbewijzensectie van de LO met bezwarende papieren aan de Haagse SD in handen en toen hij 'niets wilde loslaten, begonnen', aldus Anne de Vries in Het Grote Gebod, 'de SD'ers ... met mishandelingen. Tenslotte zetten ze hem naakt op een rood hete kachel waarvan hij na korte tijd bewusteloos afviel, zijn achterwerk was verbrand tot in de derde graad." Dergelijke martelmethoden of het besef dat zij konden worden toegepast, hebben

XC1 Anne de Vries in Hel Grote Gebod,

368 [PDF]
DE 'SD' IN DE HONGERWINTER

ook in de hongerwinter enkele illegale werkers die betwijfelden of zij de verhoren zouden kunnen doorstaan, er toe gebracht in hun cel zelfmoord te plegen.

XCIllegale werkers zijn na de bevrijding ook ten overstaan van de bijzondere rechtspleging spaarzaam geweest met hun mededelingen over de ondergane mishandelingen. Men kan zich dat heel wel indenken. Voor de justitie was een beknopt zakelijk relaas voldoende maar alleen al het doen van dat korte relaas kon betekenen dat herinneringen van een ondragelijk pijnlijk karakter in de geest van de betrokken illegale werker naar boven kwamen; wij nemen aan dat de meesten hunner geen andere behoefte hadden dan die herinneringen zo diep mogelijk weg te duwen. In de litteratuur komt evenwel één beschrijving voor van mishandelingen door de SD in de hongerwinter gepleegd, welke van bijzondere waarde is niet alleen door haar uitgebreidheid maar ook doordat de schrijver, Piet Sijtema, een fietshandelaar uit het Friese Warga, een zuiver beeld gegeven heeft van zijn reacties tijdens de verhoren waaraan hij werd onderworpen.

XCSijtema, betrokken bij tal van vormen van illegaal werk, o.m. bij het drukken van het illegale blad De Koerier en van oproepen om verzet te bieden aan de paardenvorderingen door de Wehrmacht, en bij het transporteren en verbergen van wapens ten behoeve van de BS in de gemeente waarin Warga is gelegen, Idaarderadeel, werd tenslotte van Groningen uit opgenomen in het eerder vermelde transport uit het kamp Amersfoort van 15 maart '45 dat het concentratiekamp Neuengamme als bestemming had; na de bevrijding schreef hij een relaas dat an~niem gepubliceerd werd in de uitgave In stormgetij! Leven en verzet in Idaarde radeel tijdens de bezettingsjaren 1940-1945'. Het gedeelte dat betrekking heeft op zijn arrestatie in Warga en zijn ervaringen in Burmania State, de zetel van het door SS-Sturmscharführer F. E. Grundmann geleide 'eerste'Einsatzkommando-Leeuwarden (daarnaast was er een tweede Einsatz kommando, geleid door Albrecht), willen wij hier weergeven.

XCDe arrestatie:

XC'Zij hadden mijn huis overvallen. Toen ik boven door het openstaande venster keek (want er werd hevig aan de bel getrokken), werd er door iemand in Duits uniform een schot in mijn richting gelost. Boven mijn hoofd trof dit schot doel; een kapotgeschoten dakpan kletterde naar beneden. Tijd om rustig na te denken had ik niet. Ik wilde door de achterdeur wegvluchten. Een Duitser, gewapend

XC1 NI. op de pagina's

369 [PDF]
TERREUR

met een automatisch pistool, versperde mij de weg. Hij vuurde. Ik dook, zag kans de deur af te grendelen; daarna vloog ik de trap op. Tijd om te duiken was er niet. Kort daarop hoorde ik de hyena's schreeuwende binnenkomen. Even later klonk er een Moffenlaars op de trap. Op dat ogenblik was ik vrij rustig geworden. Ik had een sigaret opgestoken en wachtte de komende dingen af. Daar zag de Mof mij. 'Hände hoeh,jeder Widerstand is! sinnlos!', bulderde hij. Om zijn woorden kracht bij te zetten loste hij een salvo uit z'n automatisch pistool; de kogels vlogen me om de oren. Toen kwamen ook de anderen naar de zolder. Handgranaten gereed, vinger aan de trekker. De voorman van de bende, de beruchte Grüne Vater uit Grouw, stapte naar mij toe en sloeg mij in m'n gezicht. Hij vroeg vervolgens mijn naam. Nadat ik die gezegd had, werd ik in een hoek getrapt. Maar ik moest direct opstaan en mij opstellen tegen de wand van de slaapkamer. Toen brulde het opperhoofd: ' Wo sind die Waffen? Ik deed stomverbaasd teneinde aldus te kennen te geven, dat ik van de taal die hij uitbraakte, helemaal niets verstond. Met behulp van enige trucjes en sadistische wreedheden wilde men mijn denken op dat punt verhelderen; toen veinsde ik dat ik hun vraag begreep. Natuurlijk ontkende ik van wapens iets af te weten.

XCVater werd woedend. Brullend en met schuim om z'n mond beet hij mij toe: , Wir geben dir eine Minute, und u/enn du nicht sagst, u/o die Waffen sind, so iuirst du erschossen!' Toen ik in mijn ontkenning bleef volharden, begonnen de 'heren' te schieten, rakelings langs mijn hoofd. De kamerwand begon reeds op een koffiezeefje te gelijken. Ter afwisseling tracteerden ze mij op slagen en stompen. En steeds maar weer gingen ze voort mij te ondervragen. Namen werden genoemd, namen van kameraden van de ondergrondse, allemaal 'zware jongens', waarvan zij al meerderen te pakken hadden helaas. Ook mijn huisgenoot, de onderduiker Boy. Omdat ik wel wist dat zij het recht niet hadden mij op deze plaats te doden, was ik vrij gerust, hoewel de toekomst mij zo zwart als de nacht scheen. Tenslotte trapten ze me in een hoek en toen begonnen ze hun haat te koelen aan de portretten van prinses Juliana en prins Bernhard, die aan de wand hingen. Ik werd voor die portretten geplaatst. Ik moest de lage, laffe en onterende woorden aanhoren welke zij uitbraakten aan het adres onzer koninklijke hoogheden; ik moest vervolgens aanzien hoe zij op deze portretten mikten en de ogen (of liever de hoofden) volledig uit de beeltenissen wegschoten. Ondertussen sneden andere kerels de zittingen van de stoelen kapot. Ook de divan werd opengesneden. De meubels werden met de laars bewerkt en volkomen onbruikbaar gemaakt. Met een ontaard genoegen scheurden de kerels de veren uit de crapauds; toen gingen ze de veren uittrekken en kletsten ze, volkomen onbruikbaar geworden, op de grond.

XCDaarna werd ik naar beneden gebracht. In de kamer vonden de Teutonen een Nederlandse vlag. Nooit is een stier in het land met meer woede op een rode lap aangevallen dan deze horde op mijn vlag. Voor mijn ogen werd zij bespuwd, vervolgens in reepjes gescheurd en vertrapt. De ganse kamer werd overhoop gehaald. De meeste dingen werden 'sofort' kapot geslagen. De met zand gevulde vazen werden geledigd en met de aarde uit de bloempotten

370 [PDF]
HET RELAAS VAN PIET SIJTEMA

vloerkleed uitgestrooid. Een foto voorstellende de biddende Christus werd dermate grof en liederlijk behandeld, dat zij deze gefotografeerde figuur van de Christus zowaar gingen kruisigen en bespuwen. Tenslotte gunden ze mij vijftien seconden tijd om afscheid van mijn vrouw te nemen ... Daarna ving de reis aan naar Grouw.'

XCIn Grouw werd Sijtema opgesloten in een cel in het gemeentehuis. Na korte tijd werd hij overgebracht naar het Huis van Bewaring in Leeuwarden, waar hij enkele dagen later 'met twee kameraden naar buiten (werd) geduwd en met vloeken in een kleine Citroën getrapt', die hem naar Burmania State reed. Daar ging

XC'de grote voordeur automatisch open. Men voert ons binnen in een kamer. Achter een grote tafel zit een SD'er in volornaat. Het doodshoofdje op zijn pet glimt sterk in het hel verlichte lokaal. Door enige Belgische en Nederlandse Rexisten, die naar hun kwalijke adem te oordelen nog kortgeleden uit het jenevervaatje iets getapt kregen, worden wij in een kleerkast geduwd. Even later gaat de deur open en voel ik opeens een lelijke trap tegen mijn achterste, vergezeld van geschreeuw, dat betekent dat ik te voorschijn moet komen. Een poosje mag ik in een hoek van de kamer liggen, met mijn neus stijf op de grond. Dit is tenminste beter dan met z'n beiden in een kast. Hier heb ik ruimte en kan ik vrij ademen. Een vleugje hoop, een heel klein vleugje maar, gaat door mijn brein. Hebben ze alleen maar vermoedens en geen bewijzen? Lang word ik niet in het onzekere gelaten. Een trap en een snauw van: 'Stehen Sie auf, du musst mit, Mensch! ... Schnell!' Door een deur komen we op een gang. Hier hoor ik het aangrijpend geschreeuw van een mens, die in doodsnood verkeert. Dit is teveel. Alles in mij komt in opstand en ik bijt de kerels toe: 'Sadisten! Barbaren!' Maar zij blijven het antwoord niet schuldig. 'Was sagen Sie? Wil/st du sagen, dass wir Sadisten sind? Hier, Mensch, dein Kop] dicht!' En tegelijkertijd heb ik een aantal vuistslagen te incasseren. Ze schreeuwen: 'Wenn du nichts sagen willst, dann solist du ein wenig mehr kreischen, Die dummen Höllander sind keine Helden. Sie schreien iuenn Sie geschlagen u/erden, '

XCWeer word ik ergens binnen gebracht. Achter een bureau ministre zie ik in het schemerdonker een Duitser in civiel zitten. Hij doet mij met zijn haviksneus denken aan een kerkhofsrat. In de rustige zekerheid, dat deze prooi hem niet kan ontkomen, ontvangt hij mij met een grijns; ik zie een boeventronie op mij gevestigd, met in het midden een scheefgezakte mond, die dit gezicht nog afstotelijker maakt. Ik moet nu met mijn handen geboeid, gelijk een kleermaker met gekruiste benen, midden in de zaal plaatsnemen. Achter mij houden tal van Rexisten met jachtgeweer de wacht, terwijl in de kamerhoeken dito kerels, met swastika versierd, zijn opgesteld die allen de geweerloop op mij gericht houden. Deze komedie is natuurlijk bedoeld om indruk te maken. Dan begint het verhoor. 'Verstehen Sie Deutsch?' Wanneer ik net doe alsof ik hen niet begrijp, wordt er I 37

371 [PDF]
TERREUR

een tolk gehaald. Allereerst worden verschillende 'misdrijven' die ik heb gedaan, voorgelezen en vertaald. Vervaardiging en het verspreiden van snelschriften; het drukken van illegale Koeriers; tegen bevel van paardenlevering enz. enz. Voorts het verstrekken van bonkaarten aan onderduikers en last not least het vervoeren en verbergen van wapenen en het leiderschap van een terroristengroep. Wat ik daarop heb te antwoorden? Ik veins de grootste verbazing en wijs alle beschuldigingen op besliste toon van de hand. Even verstart het rattengezicht; de man is blijkbaar verrast van zoveel brutaliteit als welke ik inderdaad demonstreer. Zoiets had hij bepaald niet verwacht. Snel herstelt hij zich en schreeuwt: 'Ach, du Schauspieler - das wol/en wir mal sehen!' In zijn woede grijpt hij een presse-papier en werpt het mij naar mijn hoofd. Ik word getroffen beneden mijn rechteroog; ik voel het bloed over mijn wang sijpelen. Maar ik kan mijn handen niet bewegen. Dan word ik overeind getrapt. Herr Rudolf' komt achter mij staan en snauwt mij met zijn ijsbaarlijke stem toe: 'Wo sind die Waffen, Mensch! und schnell idi habe keine Zeil, da ist mehr zu machen!'

XCWederom ontken ik alles. Maar dan slaat hij mij als antwoord met z'n geweerkolf op m'n hoofd. De kamer draait voor mijn ogen; met een harde plons val ik op de vloer, door een duizeling bevangen. Ik proef bloed op mijn tong. Dit maakt mij koppiger dan ooit. Weer tracht men mij een bekentenis af te dwingen; maar wanneer het ook ditmaal niet gelukt, word ik neergeknuppeld. Als een aardworm kruip ik op de grond; overal voel ik pijn, die vreselijke klemhandboeien steken me in het vlees. Tenslotte veranderen de 'heren' van tactiek. Sigaretten en snaps krijg ik rijkelijk aangeboden. De rat spreekt met een honingzoete stem, dat ik vooral niet moet denken, dat zij gewoon zijn hun gevangenen te behandelen op de wijze als ik hier heb ondervonden. Als ik enkel maar beken waar de wapens verborgen zijn en dat ik het hoofd van een terroristengroep ben, en ook de pamfletten heb laten drukken, en waar, dan kom ik immers direct vrij ...

XCAls ik blijf volharden in mijn ontkenning besluiten de 'heren' een zekere behandeling op mij toe te passen.

XCHerr Rudolf zegt met een wrede grijns, dat als ik niet wil bekennen, hij mij zal leren zwemmen. Ik word in de badcel van het beruchte huis gebracht. Even gaan de handboeien los en dan word ik vrij hardhandig uitgekleed. Wat niet los wil, wordt stuk gescheurd. Dan krijg ik opnieuw de handboeien aan, een tuinslang wordt op de waterleiding geschroefd en dan begint de behandeling. Met matige waterdruk word ik bespoten; hoofdzakelijk wordt het centrale zenuwstelsel bewerkt: hoofd, rug en andere gevoelige plaatsen. Mijn eerste gedachte is: als het nou niet erger wordt, dan gaat het wel. Maar als dat zo enkele minuten doorgaat, raak je toch van lieverlede je zinnen een beetje kwijt. Ik heb weldra het gevoel dat ik langzamerhand geheel bevries; het is erg koud, je gaat bibberen en klappertanden. Tenslotte gaat het zelfs pijn doen; met de minuut wordt het verschrikkelijker; werkelijk wordt de behandeling nu een foltering. Ik schreeuw

XC, Bedoeld wordt SS-Hauplscharführer Wilhelm Rudolph. 37

372 [PDF]
HET RELAAS V AN PIET SIJTEMA

als een kind; maar een woord van angst of een wilsuiting om nu toch maar te bekennen zullen deze duivels niet van mij horen. Ik ben op het punt van in zwijm te vallen; maar dat wil ik niet. Ik tracht te tellen; maar ik kan mijn gedachten niet meer concentreren. Vager en vager wordt de herinnering. Ik heb opeens een soort van droomvoorstelling: ik stap op de electrische tram; Herr Rudolf is de conducteur, hij noodt mij uit om in te stappen. Dan zie ik een grote zeepbel, die al maar groter wordt met snel draaiende kleuren. Vurige tongen trachten mij te verzengen - ik hoor een trambelletje, dan opeens een klap - wèg is mijn herinnering!

XCWanneer ik weer bij mijn positieven kom, zit ik luid te schreeuwen. Ik ontdek, dat men mij ruggelings geboeid over de verwarmingsradiator heeft gelegd. Hierdoor ontstaan lelijke brandwonden, welke zware littekens hebbennagelaten.

XCWeer hoor ik die wrede stem: bekennen of ... Ik geef echter geen antwoord. Dan word ik in een hoek getrapt en begint het spelletje opnieuw. Terwijl ik helse pijnen moet doorstaan, voel ik mijn denken weer wegglijden naar het niets. De wand draait voor mijn ogen. Ik geraak in een toestand van gevoelloosheid; de droomtoestand treedt weer op - ik zie mezelf thuis zitten. De jongens van de KP zitten welgemoed om me heen. Henk en Corrie zingen hunlievelingsversje: 'Het hutje bij de zee'. Mijn vrouw zit te breien, de kinderen slapen rustig. Dan komt weer dat vreselijke ontwaken boven de hete radiator. Ik voel dat ik niet meer staan kan. Hebben de sadisten mij de benen gebroken? Dan heb ik de ontzettende gewaarwording, dat ik gedeeltelijk verlamd ben. Dus dat is nu het duivelse plan, de mens systematisch lichamelijk te breken of te vermoorden. Ik houd met stoïcij nse koppigheid vol van niets af te weten.

XCDan wordt er een ander spelletje bedacht. De slang, die nog steeds op de waterleiding zit, wordt mij van achteren ingebracht. Een zogenaamde darmspoeling. Eerst gaat het langzaam, maar dan wordt de druk opgevoerd en het water in mijn lichaam opgespoten. Ik heb weldra het gevoel dat ik zal barsten. Mijn buik zet zich op. Met ontzetting neem ik dit waar, want mijn gedachten functieneren op dat ogenblik goed. Ik denk opeens, dat de beestmensen, die mij dit aandoen, toch rechtstreeks van de duivel moeten afstammen. Dit addergebroed kan niet door God geschapen zijn.

XCIk voel mij onpasselijk worden en ga overgeven. Wat anders de natuurlijke weg volgt, komt nu naar boven en moet over de tong weggewerkt worden. Wanneer de pijnen te erg worden, komt de weldadige bewustelooshe;d mij verlossen. De slang wordt verwijderd en na een poos ga ik er weer als een mens uitzien. Of ik thans bekennen wil? Neen en nogmaals neen. Eerst moeten de vrienden in veiligheid. Hopelijk is de kwelling eerder afgelopen en zal de dood het geheim wegnemen. Ik voel dat het niet lang meer zal duren; op een dergelijke mishandeling moet de dood volgen. Maar dan begint de slaan- en schoppartij opnieuw. Met een opgelopen gezicht, vol builen en bulten word ik naar beneden gesmeten. Daar zie ik het rattengezicht weer voor mij. Als ik tracht de handen te vouwen en te bidden, bijt de kerkhofsrat mij toe: ' Wahnsinn, Menschf- die Religion! Da is! kein Gott. Sie mussen die Wahrheit sagen und dann kommen Sie wieder nach

373 [PDF]
TERREUR

House. Wenn Sie denken, doss u/ir hier mil einem GOII rechnen, dann sind Sie uerriiclet!' Maar dan redt mij wederom de bewusteloosheid. Ik droom dat ik in de kerk zit. Ik hoor zingen; zelf zing ik mee - het is gezang 282 - ' 'k Heb U altij d van node, dag en nacht, slechts Uw gena verwint des bozen macht' ... Maar dan word ik weer bij mijn positieven gebracht. De kerkhofsrat spreekt: 'Holen Sie mil' den halben Toten hier!' Dan hebben ze nog weer een nieuw spelletje bedacht. Naakt, gelijk ik geschapen ben, bovendien nog steeds geboeid, word ik op een bank gesmeten. De kamerdeur gaat open. Binnen treedt een Moffin, naar ik denk om mij te verhoren. Maar dit vrouwmens gaat opeens bokshandschoenen aantrekken en dan zie ik wat ik nooit mogelijk had geacht: deze vrouwondergaat plotseling een wezensverandering: als een hyena stort ze zich op mij - met waarlijk hysterisch genoegen gaat ze mij slaan en beuken en stompen, terwijl zij voortdurend schreeuwt en krijst alsof ze de hoogste stadia van haar lustgenoegens heeft bereikt. Heus, deze vrouwenhand is niet zacht. Nimmer had ik gedacht dat een vrouw zo duivels, zo gemeen, zo liederlijk kon wezen.

XCWeer volgt een verhoor. Tenslotte volg ik een natuurlijke reflexbeweging van een tot het uiterste gesarde koppigheid: ik tracht Herr Rudolf een trap te geven. Maar het effect is niet zo groot als ik wenste. 'Ah, u/ollen Sie das?', buldert hij. Meteen trapt hij mij met zijn laars op m'n tenen. Even later word ik weer voorgeroepen. Met een sarcastische grijns op z'n duivelsgelaat spreekt hij me als volgt toe: 'Morgen gehen wir mit Ihnen spazieren und auf der grossen Heide werden wir dich erschiessen und ewig sol! die Ebene dein Grab im Sonde verhergen und niemals uierden deine Frau und Kinder dick finden!' Met naalden word ik onder de nagels geprikt. Nog ben ik onhandelbaar voor deze duivels.

XCDan word ik geconfronteerd met een kameraad. Hij is totaal knockout geslagen; zijn kaken liggen bloot tot op het been, terwijl een oor hem bijna is afgerukt. Terwijl Grundmann hem mishandelt, moet hij spreken. Arme man. Ik weet nu dat de Mof alles weet. Dan geef ik toe de wapenen gehaald te hebben; maar waar ze heengebracht zijn, dat zeg ik niet te weten. Ik word gedwongen mijn eigen doodvonnis te tekenen, dat de volgende dag voltrokken zal worden'

XCuitgevoerd werd het niet. Piet Sijtema werd naar Groningen overgebracht en vandaar, gelijk reeds vermeld, naar Neuengamme getransporteerd.

XCEen door hem niet vermelde vorm van mishandeling: het bijna doen verdrinken in een gevuld bad, is in verschillende plaatsen door de SD toegepast. Zo werd begin januari '45 een Joodse onderduiker, in Velp gearresteerd, aldaar in het gebouw van de Rotterdamse Bank dat door de SD als gevangenis was ingericht, op deze wijze onder druk gezet door F. Fischer (Juden-Fischer'), eertijds 'tweede man' van het Referat IV B 4 in Den Haag. 'Deze Fischer', zo verklaarde later de gepakte onderduiker, 'voegde mij toe: 'Du, verdammier Jude, du sollst sprechen, jetzt gehen wir U-Boot spie/en. " Helpers van Fischer hielden hem in een gevulde badkuip driemaal geruime tijd onder water,

374 [PDF]
MARTELMETHODEN OP DE VELUWE

'in een van de tussenpozen zag ik dat Fischer met een tijdmeter in zijn hand stond. Het gehele gezelschap amuseerde zich kostelijk. Tedere keer dat ik boven water kwam, werd mij gevraagd wie mij tijdens mijn onderduikperiode verzorgd had. Ik heb na de derde onderdompeling de naam genoemd van een mij bekende man uit Deventer van wie ik wist dat hij zich in Zeeuws-Vlaanderen bevond.

XCIk ben daarna uit de badkamer gebracht en ik werd door één van het gezelschap de trap afgeschopt. Daar mijn handen geboeid waren, kwam ik pijnlijk te vallen .

XC. . . Een week later ben ik overgebracht naar Westerbork."

XCHet Einsatzkommando-Apeldoorn maakte zich op de gehele Veluwe berucht door zijn mishandelingen. Dit Kommando placht illegale werkers te verhoren terwijl zij, geboeid staande op een stoel, een strop om de hals hadden. Had die intimidatie geen effect, dan kon een vorm van marteling beginnen die een week voor de bevrijding van de Veluwe in het onderkomen dat dit Kommando bij Ede had ingericht, werd toegepast op een illegale werker, 'Kees'. In een kamer waarin een stevige haak in het plafond was bevestigd, nam een SD'er, aldus Boeree,

XC'een bezemsteel die door twee mannen achter de knieën van Kees werd vastgehouden. Aan weerskanten van zijn lichaam werden zijn handen aan die stok vastgebonden. Toen bond hij het touw dat over de haak hing, aan het midden van de stok. Hij trok aan het andere einde en hees de arme jongen omhoog. Hij hing aan de bijna ontwrichte armen die achterwaarts waren verdraaid Het andere einde (werd) ook aan de stok gebonden en toen begonnen de sadisten hun wrede spel. Allen sloegen naar hem tot hij als een tol in het rond draaide. De twee einden van het touw draaiden ineen, Kees werd steeds meer omhoog gehaald. Toen hielden zij op, het stijf ineen gedraaide touwontrolde zich weer, sneller en sneller draaide het slachtoffer rond, door allen geslagen, tot het touw brak en hij op de grond viel. Hij was bewusteloos'

XCeen bak water werd over hem heen gegooid en toen hij was bijgekomen, werd hij met een stuk hout afgeranseld en daarna in een kast opgesloten.' Hij verklaarde zich toen bereid, namen en adressen te noemen.

XCEen van de illegale werksters die vervolgens werd gearresteerd (Jenny Laupman, van wie de SD wist dat zij het adres kende van een geheime agent) werd ontkleed en tweemaal bont en blauw geslagen. Na confrontatie met 'Kees' werd zij (zij bleef ontkennen) op haar hoofd en in het gezicht geslagen, een SD'er

XC, PRA-Den Haag: p.v. inz. F. Fischer (afgesl. 14 mei 1948), p. 34 (getuige M. Wolff) (Doc 1-479, a-r). 2 Th. A. Boeree: Kroniek van Ede, p. 294-95.

375 [PDF]
TERREUR

'smeet haar tenslotte op de grond, snoerde een riem om haar enkels, trok haar daarop ondersteboven omhoog en slingerde haar heen en weer. Haar hoofd bonkte tegen de kachel, terwijl hij haar met zijn zware laars schopte. Hij smeet haar weer neer, ging bovenop haar zitten, pakte haar hals met twee handen vast, drukte de slagaderen dicht en sloeg haar hoofd een paar malen tegen de grond waarop zij het bewustzijn verloor.

XCZij kwam weer bij en telkens deed hij weer dezelfde vragen.'

XCZij weigerde te antwoorden.

XC'Weer sloeg hij haar op het hoofd, weer verloor zij het bewustzijn. Toen zij weer bijkwam, hield zij zich bewusteloos. Zij wierpen een emmer water in haar gezicht, waarop ze werd opgesloten in een kast zonder lucht of licht.'

XCMet haar was de afspraak gemaakt dat zij op zijn minst één etmaal zou zwijgen - Jenny Laupman zweeg er vier. I In de Willem III-kazerne in Apeldoorn werden door het door Fielitz geleide Einsatzkommando eveneens vrouwen ernstig mishandeld. Een van de gevangen vrouwen wist later te vertellen

XC'van het meisje dat al voor de derde maal een hersenschudding heeft omdat ze haar na elk verhoor van alle trappen af hebben gegooid; van de oude vrouw die ze de vingers zo ver naar achteren hebben gedrukt dat ze alle vier gebroken waren; van de koerierster die ze wurgden met haar eigen sjaaltje, bijbrachten, en weer wurgden tot ze nog maar net niet dood was.?

XCIn de noodgevangenissen die de SD had ingericht in de Achterhoek (nl. in een van de bijgebouwen van de tuchtschool 'De Kruisberg' bij Doetinchem) en in Overijssel (op het landgoed Oxerhofbij Colmschate, even ten oosten van Deventer) hadden de gevangenen een moeilijk bestaan en gingen de verhoren ook wel met mishandelingen gepaard maar deze waren blijkens de ons bekende gegevens niet zo ernstig als die waartoe het Apeldoornse Einsatzkommando placht te gaan.'

XCIn de drie noordelijke provincies ging het daarentegen bij uitstek barbaars toe.

XCWat Friesland betreft, verwijzen wij naar het eerder gegeven relaas over het gebeurde in Burmania State dat een beeld gaf van het optreden van een van de twee in Leeuwarden gevestigde Einsatzkommandos. Het Einsatzkommando-Heerenveen trad met gelijke wreedheid op. Het was

XC1 A.V., p. 301. 2 J. Th. Kuyck: Partisanenvrouioen (z.j.),p. 71. 3 Uit Doetinchem zijn

376 [PDF]
MARTELMETHODEN IN HET OOSTEN

gevestigd op Crackstate waar soms wel twee- tot driehonderd gevangenen tegelijk in ijskoude, propvolle cellen waren opgesloten; zij sliepen er op vies, van luizen wemelend stro dat op de betonnen vloer lag. 'Crackstate! Voor allen die iets wisten van wat daar omging, was', schrijft Wybenga in het derde deel van zijn Bezettingstijd in Friesland,

XC'de naam een nachtmerrie. Wie denkt dat de SD door scherpzinnigheid meer verzetsdaden op het spoor kwam, vergist zich. Het domme schorremorrie dat op de gevangenen werd losgelaten, was met de methodiek nog maar tot de primitiefste middeleeuwen gevorderd. Omdat de pijnbank ontbrak (wel werden vingers tussen schroefplaatjes geklemd), probeerden ze met dommekrachtgeweld hun slachtoffers tot bekentenissen te dwingen. Het begon meestal met het ophitsen van een Duitse herdershond die de weerlozen gevoelig knauwde. Schoppen, slaan en beuken hoorde bij de arrestaties. Het ergste kwam echter in de verhoorcel. Hier leefden de beulen hun sadisme ten volle uit. Wie niet meteen bekende wat de beulen wilden horen, werd verschrikkelijk afgetuigd. Een zeer geliefde methode was de gevangene achterstevoren schrijlings op een stoel te zetten en zijn hoofd voorover door de stoelleuning te wringen. Het hoofd werd dan door een der sadisten tussen zijn benen geklemd. Vervolgens werden de broek en de onderbroek naar beneden gescheurd. Dan kwam de man met de karwats aan de beurt. Hij sloeg waar hij raken kon: van de rug af tot de knieholte toe. Velen kregen 40 tot 80 slagen, sommigen nog meer, waardoor plankharde bloeduitstortingen ontstonden en verschijnselen van niervergiftiging optraden. Vielen ze met stoel en alom, dan werden ze getrapt en geschopt waar men ze raken kon, met een zekere voorliefde voor de zijden en de weke onderbuik. Hun hoofden werden bewerkt met hand, vuist en stok of met het harde uiteinde van de karwats. Dikwijls konden de mishandelden hun ontlasting niet ophouden, later in de celook niet. Dan moest zo'n'Schrnutz.finke' de ontlasting met de handen opvegen en soms werden die hem dan in het gezicht geduwd. De beulen wisselden elkaar af in het slaan: het was zo vermoeiend. Tot slot van het verhoor het slachtoffer met zijn opengesprongen achterwerk tegen de warme kachel duwen, was een bijzonder genot."

XCIn Crackstate is één gevangene overleden als gevolg van de ondergane mishandelingen en één heeft er zelfmoord gepleegd.

XCIn Meppel bevond zich het Einsatzkommando van Thümmel die, aldus J. Poortman in zijn geschiedenis van Meppel, eens tegen Nederlanders zei: 'Het is maar goed dat mijn kinderen niet weten wat hun vader doet. Ze zouden me verafschuwen', en die bij het verhoren vaak dronken was.'J.

, P. Wybenga: dl. III, p. 196-97. 2 Poortman: p. 152.

377 [PDF]
TERREUR

Po ortman heeft bij wijze van voorbeeld verhaald hoe de illegale werker Harm Kraal daar onder Thümmels leiding werd mishandeld:

XC'Kreeg, evenals sommige anderen, vijftig slagen ... met een soort zweep, waarin ijzerdraad verwerkt was, werd in het gezicht geslagen zodat zijn oor aan vellen erbij hing, moest op z'n rug op de grond gaan liggen waarop drie kerels met hun zware laarzen over hem heen liepen. Bloedend overal ging de 'behandeling' van half vier tot zes uur 's morgens onafgebroken door. Werd hij met bamboestokken en gummistokken over z'n hele lichaam geranseld. Over dijen, rug, nek tot z'n achterhoofd. Om half negen vervolgden Thümmel c.s. het 'verhoor'. Enkele mede-gearresteerden zagen dit alles met afschuw. Dachten dat Harm dood was. Thümmel liet een emmer water over hem heen gooien. Kraal kwam bij, moest de plas bloed waarin hij lag, met geboeide handen en gebroken lichaam zelf opdweilen. Daarop werd zijn gezicht met een harde keukenborstel van bloed gezuiverd d.w.z. schoongekrabd, nadat hij met een koekepan bewusteloos was geslagen. Inmiddels was het zes uur 's middags geworden. Na meer dan veertien uur achtereen onmenselijk gemarteld te zijn, hield het verhoor op. Nog drie dagen en nachten moest hij geboeid staan. Mocht niet slapen (hij kon dat ook niet), soms even zitten, doch dat ging niet door de pijn.

XCKraal had niets bekend of toegegeven.

XCDeze tengere man was sterker van geest dan iemand anders en zijn rotsvast geloof deed hem 't ongelooflijke verdragen."

XCIn Noord-Drente ageerde van een villa in Norg uit een met de SD samenwerkende groep Nederlandse Landwachters, de z.g. 'Norger bloedploeg', welke geleid werd door de Amsterdammer G. H. Sanner. Ook deze groep had de beschikking over een hond die tegen de gevangenen werd opgehitst en het was ook haar gewoonte om illegale werkers in een badkuip herhaaldelijk onder water te duwen of anderszins ernstig te mishandelen. Sanner droeg de illegale werkers die hij in handen kreeg, aan de SD te Assen over - van hen zijn minstens vier in concentratiekampen in Duitsland omgekomen.

XCIn de stad Groningen vonden de SD-verhoren plaats in het Scholtenshuis aan de Grote Markt. Parterre waren de bureaus gevestigd van Seyss-Inquarts Beaufiragter, de rest van het gebouw was bij de SD in gebruik, op de zolder werden de gevangenen opgesloten die, rechtstreeks binnengebracht of uit het Huis van Bewaring opgehaald, alsnog verhoord moesten worden of pas verhoord waren. 'De nieuw-aangekomene kon', aldus het gedenkboek van de Groninger illegaliteit, 'al direct enig idee krijgen van de uitnemende behandeling die hem in dit voorportaal der

XC, A.v.,

378 [PDF]
MARTELMETHODEN IN HET NOORDEN

hel ten deel zou vallen; er lag altijd wel iemand murw geschopt en kapot geslagen in een plas water, als het niet in het eigen bloed was'; de schrijver van de betrokken bijdrage in het gedenkboek trof op die zolder een communist aan die negen dagen lang op een stoel vastgebonden had gezeten, 'de ene hand aan de leuning, de andere aan de centrale verwarming, zonder eten, zonder drinken', 'al zijn tanden hebben ze hem reeds uit zijn mond geslagen; de neus is een bloedige brij; de ogen gaan schuil achter de dik gezwollen leden. En nog is hij niet klein te krijgen.' I Toen Haase, de SD-chef in Groningen, voor de Groninger Kamer van het Leeuwardens Bijzonder Gerechtshof terechtstond, antwoordde een Nederlandse helper van de SD, een Polizeiangestelter, op de vraag van de voorzitter, 'waarmede de arrestanten door leden of helpers van de SD werden mishandeld' (dat geschiedde veelal door of onder leiding van de 'tweede man' van het Einsatzkommando, Lehnhoff, en in diens kamer: kamer 15): 'met gummistokken, stokken, stoelpoten, holle gasbuizen. Kaper' (A. Kaper, de Amsterdamse brigadier van politie, die in '42 dagelijks leider was geworden van het bureau Joodse Zaken van de Amsterdamse politie en die tijdens de hongerwinter aan de SD in Groningen was toegevoegd)

XC'gebruikte in het Huis van Bewaring een zweep. Lehnhoff bediende zich van de Z.g.V-I: een groot model gummistok ter dikte van een pols, die hij in het midden beetpakte en waarmede hij in de lengte de slachtoffers in de maagstreek sloeg en stompte. Indien de slachtoffers hard schreeuwden, werd hun dit belet door een hand op de mond te houden of de radio werd hard aangezet. Ook werden arrestanten geboeid aan de centrale verwarming of aan de grond of gedompeld in een badkuip met ijskoud water. Een neger is enige keren in een bad met ijskoud water gestopt en vroeg dit niet weer te doen, daar hij lijdende was aan malaria. Het werd echter toch gedaan. Ik herinner mij dat een bijbelvorser" in kamer 16 geketend was met handboeien aan de centrale verwarming en op mij de indruk maakte van krankzinnig te zijn. Een chef van de Noord-Nederlandse Clichéfabriek is eens op het Scholtenshuis met zijn hoofd tegen een muur gegooid, met zoveel kracht dat een indruk in de muur bleef zitten. Anda Kerkhoven" heb ik eens gezien, terwijl zij dubbelgevouwen lag in een kast tussen twee kastplanken. Ook heb ik Lehnhoff eens betrapt op een ogenblik dat hij juist een vrouw had verkracht op zijn kamer. Ik heb gezien dat

I (Vereniging van Groninger Oud-Illegale Werkers) (z.j.), p. 8-9. 2 Een Getuige van Jehova. 3 Een illegale werkster die in maart '45 is doodgeschoten; hierop komen wij in dit hoofdstuk nog terug.

379 [PDF]
TERREUR

er op kamer IS bloedspatten aan de wand zaten. Eens zei Lehnhoff tegen mij: 'God zij dank dat wij een rood vloerkleed hebben.' Toen ik hem voorstelde zijn kamer de bloedkamer te noemen, lachte hij."

XCTijdens Lehnhoffs eigen proces dat in '49 plaatsvond, zei een getuige die eind februari '45 was gearresteerd, 'dat', aldus de sententie,

XC'verdachte, nadat getuige als leeftijd zeven-en-twintig jaar opgegeven had, opmerkte: 'Dan zal ik wel zorgen dat je geen acht-en-twintig jaar wordt'; dat hij voorover op een stoel moest liggen en toen ... met gummiknuppels ontzettend pijnlijk afgeranseld is, ongeveer vijf kwartier lang; ... dat hij daarna in een andere kamer in een bad met ijskoud water moest zitten; dat zijn lichaam zwart van de bloeduitstortingen zag; dat hij nog heden ten dage niet zonder pijn op de linkerzij de kan liggen."

XCIn het proces tegen Haase verklaarden enkele andere getuigen dat zij in de badkuip onder water werden gedrukt en vervolgens met een gummistok op het hoofd afgeranseld; één, dat hij vijf etmalen had moeten staan, 'overdag op de zolder en's nachts beneden in de gang van het Scholtenshuis, terwijl mij geen eten en drinken werd verstrekt; als ik omviel van moeheid, werd ik door de Grüne Polizei overeind gejaagd"; een tweede, dat hij door Lehnhoff in de maagstreek werd gestompt 'en toen ik hem er op wees dat ik een maagzweer had, stompte hij nog harder':': een derde, dat hij in Lehnhoffs bijzijn door een van diens Nederlandse helpers afgeranseld was met een gummistok in het uiteinde waarvan die helper 'een revolverpatroon had gedaan, zeggende dat dat lekkerder sloeg', en dat die helper na afloop van het verhoor had gezegd, 'dat dit de V-I was, en dat ik morgen de V-2 zou krijgen." Haase, zo verklaarde als getuige de al eerder geciteerde Polizeiangestellte,

XC'belde eens op naar kamer IS. Lehnhoff was bezig in de naast kamer 15 gelegen kamer 16 met een verhoor en ik nam de telefoon op. Haase" zei dat er een klacht binnengekomen was van het bureau van de Beauftragte ... dat de personen van zijn bureau, die beneden kamer 15 werkten, niet konden werken door het lawaai. Ik ging daarop naar kamer 16 en waarschuwde Lehnhoff, dat Haase aan de telefoon was. Lehnhoff zei dat ik tegen Haase moest zeggen: 'Der Hund Harro bellt.' Ik

XCI BG-Leeuwarden: p.v. zitting inz. B. G. Haase (20 juni 1949), p. 5 (getuige H.B.) (Doe 1-612, b-4). 2 A.v.: Sententie, 30 mei 1949, inz. RW. Lehnhoff p. 22-23 (getuige W. A. Krijger) (Doe 1-1038, a-a), 3 A.v.: p.v. zitting inz. B. G. Haase, p. 13 (getuige J. Nieuwold). 4 A.v.: a.v., p. 14-15 (getuige H. Wold). 5 A.v.: a.v., p. 3 (getuige L. van Loo). 6

380 [PDF]
MARTELMETHODEN IN HET NOORDEN

heb dit aan Haase gezegd. Toen een ogenblik later het lawaai nog niet opgehouden was, kwam Haase kamer 15 binnen en gaf Kindel' een wenk om aan dit lawaai een einde te maken. Lehnhoff had niet gemerkt dat Haase kamer 15 binnengekomen was, mede doordat wij direct de deur tussen kamer 15 en 16 dicht gooiden. Terwijl Haase in de kamer stond, ging het gegil door.'

XCDe president van het Bijzonder Gerechtshof stelde vervolgens aan de Polizeiangestellte de vraag, 'hoe hij staat tegenover de bewering van Haase dat hij niets van de mishandelingen heeft gemerkt.' Antwoord:

XC'Voor een deel kan het wel waar zijn, daar kamer 15 aan de achterzijde lag ... Ik ben echter van mening dat Haase heeft moeten weten dat er geslagen werd. Iedereen wist dit in het Scholtenshuis, want er werd veel gegild en gekermd door arrestanten bij de verhoren."

XCNiet anders was het in alle bureaus van de SD in het gehele bezette gebied.

'Todeskandidaten'

XC

XCGelijk eerder vermeld, waren Rauter en Schöngarth in juli '44, in aansluiting op Hitlers bevel tot stopzetting der berechting en op nadere afspraken met het Reichssicherheitshauptamt, er toe overgegaan om van alle illegale werkers die gevangenen van de SD waren, te laten bepalen wie hunner gefusilleerd moesten worden - zij hadden de uiteindelijke keuze overgelaten aan hun functionaris die de acties der illegaliteit het best kon overzien: Deppner, het hoofd van Abteilung IV(Gegnerbekärnpfung) in de staf van de BdS. Dit betekende dat de Wehrmacht was uitgeschakeld; voordien waren SD-gevangenen die er naar het oordeel van de SD niet voor in aanmerking kwamen om zonder vorm van proces naar een concentratiekamp gezonden te worden, door de SD veelalovergedragen aan een Wehrrnacht-rechtbank - die rechtbanken waren evenwel opgeheven en het bevel van het Fûhrerhauptquartier schreef voor, dat personen die op illegaal werk waren betrapt, speciaal op guerrilla-activiteit of op sabotage, aan de SD moesten worden overgedragen. Die nieuwe richtlijn werd op 23 augustus door Christiansens hoofdkwartier aan alle onderdelen van de Wehrmacht in bezet Nederland doorgegeven, met dien

XC1 Een andere SD'er. 2 BG-Leeuwarden: p.v. zitting inz. B. G. Haase, p. 20-21

381 [PDF]
TERREUR

verstande dat die onderdelen op 3 oktober (d.w.z. vlak na de represailles welke Christiansen in Putten had laten nemen) in een rondschrijven van Christiansens chef-staf von Wühlisch 1 de bevoegdheid kregen om jegens de bedoelde illegale werkers 'andere ioirksame Massnahmen eu ergreifen' (daartoe behoorde ook fusillering krachtens vonnis van een militair standgerecht) wanneer' eine Abgabe an die Sicherheitspolizei wegen der Kriegs lage und der Verkehrsverhdltnisse nicht mäglich' was.

XCIn de hongerwinter was in bezet Nederland die 'Abgabe an die Sicher heitspolizei' wel degelijk mogelijk en afgezien van een enkel geval (men denke aan het gebeurde te Renesse, waar het de Wehrmacht was die gevangenen liet ophangen) is het dan ook de Sicherheitspoiizei geweest welke over leven of dood van gearresteerde illegale werkers heeft beschikt. Daarbij was vaak de Wehrmacht in zoverre betrokken dat zij in gevallen waarin aan haar schade was berokkend, kenbaar maakte, hoeveel illegale werkers als represaille moesten worden gefusilleerd. Het overleg terzake vond in de regel mondeling of telefonisch plaats - stukken dienaangaande zijn niet bewaard gebleven, maar de verklaring van een van Lages' medewerkers: 'De weermacht verlangde soms het neerschieten van tientallen personen, waarna dan soms door de Sicherheitspolizei vijf of tien gevangenen, dus veel minder dan verlangd, geëxecuteerd werden", lijkt ons niet onwaarschijnlijk (Lages zelf noemde de eisen van de Wehrmacht'over het algemeen krankzinnig") - wij onderstreepten al dat vooral Christiansen geneigd was tot buitensporige reacties. Het kwam voorts enkele malen voor dat de Wehrmacht een tamelijk groot aantal willekeurige Nederlanders die bij een plaats woonden waar sabotage was bedreven, als represaille wilde laten executeren - er hebben zich daarbij volgens een verklaring van een andere medewerker van Lages enkele gevallen voorgedaan waarin de SD het nemen van represailles weigerde omdat, zo stelde hij, de sabotage alleen door nalatigheid van de Wehr macht mogelijk was geweest.' Over het algemeen werd trouwens het executeren van Nederlanders die geen enkel vergrijp hadden gepleegd, door de SD afgewezeri; het werd ook niet nodig geacht: in de regel zaten er genoeg illegale werkers gevangen die, aldus de SD, voor executie in aanmerking kwamen.J.W. P. F. Lages) (Doe 1-487, a-a), 'Verklaring, I nov. 1949, van H. Neumeier (Doe

1 Tekst in Doe 1-1380, i-I2. 2 Boom-Subcommissie Haarlem: p.v. van verhoren inz. F. K. F. Viermann e.a. (afgesl. 3 I dec. 1947), p. 3 (getuige W. Albers) (Doe 1-998, a-II). 3 PRA-Den Haag: p.v. inz. H. L. Munt (afgesl. IS mei 1947), p. 14 (getuige

382 [PDF]
'WEHRMACHT' EN 'SD'

XCWie nam die beslissingen?

XCNiet elke gearresteerde illegale werker werd Todeskandidat. De Sachbe arbeiter die hem verhoorde, moest in eerste instantie zelf bepalen of de betrokkene, ware hij vóór de opheffing van het berechtingssysteem aan een militaire of SS-rechtbank overgedragen, tot de doodstraf zou zijn veroordeeld. Meende de Sachbearbeiter van wèl (maar daarbij kon, gegeven de grove willekeur waarmee vaak door de militaire en SS-rechtbanken doodvonnissen waren geveld, sprake zijn van grove willekeur bij die Sachbearbeiter), dan deelde hij aan de chef van zijn Einsatzkommando mee dat de betrokkene voor de doodstraf in aanmerking kwam - voor 'lichtere' gevallen kon hij opsluiting in een concentratiekamp in Duitsland, dwangarbeid of zelfs vrijlating voorstellen. Verder dan de chefs van Einsatzkommandos kwam, schijnt het, in de maanden september en oktober '44 de zaak niet - Rauter-zelf had in juli het voorbeeld gegeven door de KP'ers die door de mislukte 'tweede' overval op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans te Amsterdam in handen van de SD waren gevallen, alsmede anderen onverwijld te laten fusilleren. Bedacht moet ook worden dat de gehele maand september een bij uitstek kritieke maand was voor alle Duitse autoriteiten in bezet gebied, dat in het midden van die maand vrijwel de gehele staf van de BdS naar Zeist werd verplaatst, dat Schöngarth-zelf eind van die maand in Westerbork terechtkwam, dat de staf van de BdS in oktober verder oostwaarts werd verplaatst, dat Abteilung IV van die staf onder de benaming Befehlsstelle der Einsatzkomrnandos pas toen in Zwolle begon te functioneren, dat Rauter een eigen Kampfgruppe moest oprichten en commanderen en dat in die periode aan de telefoonen telexverbindingen veel kan hebben gehaperd, anders gezegd: de chefs van de Einsatzkommandos waren min of meer koningen in hun eigen ressort. Wel te verstaan: formeel moest voor elke executie verlof worden verleend door Schöngarth maar wij betwijfelen in hoge mate of dat verlof veelvuldig is aangevraagd. Uit dit alles vloeide voort dat in die maanden september en oktober illegale werkers die naar het oordeel van de chefs van de Einsatzkommandos voor de doodstraf in aanmerking kwamen, in de regelonmiddellijk of vrijwel onmiddellijk werden geëxecuteerd.

XCWat de genoemde maanden betreft, hebben wij slechts een volledig overzicht voor de provincies Noord-Holland en Utrecht, het ressort van Lages dus. Daar werden tot half oktober bij twaalf gelegenheden in totaal acht-en-dertig personen doodgeschoten, soms door SD'ers, soms door executiepelotons van de Ordnunospolizei. Ten aanzien van elf personen is

383 [PDF]
TERREUR

zeven-en-twintig werden vier gefusilleerd wegens plundering (op Dolle Dinsdag in Amsterdam), één (Amsterdam, 7 september) wegens het strooien van spijkers (wellicht is dit een lid geweest van een van de door de KP gevormde Burgerverzetsgroepen), drie (Abbenes) wegens wapenbezit, twaalf (Zaandijk-Zaandam, Amsterdam en in de Schermerpolder) wegens ongespecificeerde illegale activiteit, twee (Amersfoort) wegens het liquideren van een NSB' er, vijf (Wormerveer) wegens het liquideren van een 'foute' politieman. Men ziet: gemiddeld was het aantal slachtoffers: iets meer dan drie, niet hoog, maar op 24 oktober, nog geen twee weken na het gebeurde in Wormerveer, kwam het in Amsterdam tot een represaille waarbij negen-en-twintig gevangenen van de SD werden doodgeschoten en bovendien twee villa's in brand werden gestoken (dergelijke brandstichtingen hadden zich al eerder voorgedaan, aanvankelijk krachtens een uit eind augustus daterend, niet bewaardgebleven bevel van Christiansen, van midden september af krachtens Schöngarths Niedermachungsbifehl). Die represaille vond plaats wegens de liquidatie van een gevaarlijke SD'er, Herbert Oehlschlägel.

XCOehlschlägel kende Nederland goed; hij was in '28 assistent van de secretaris en vervolgens secretaris geworden van een internationale organisatie op het gebied van de edele metalen waarin C. J. A. Begeer, directeur van de edelmetaalfirma Begeer te Voorschoten, een belangrijke rol speelde. Kort na het begin van de bezetting kwam het werk van de internationale organisatie goeddeels stil te liggen en Oehlschlägel werd toen als Polizeiangestellter tolk en vertaler bij diverse Duitse instanties. Toen het archief van de internationale organisatie in '42 door het Nederlands Arbeidsfront bij Begeer werd weggehaald, liet Begeer in Berlijn protesteren en toen hij vandaar te horen kreeg, 'dat het beter was', zo verklaarde hij later, 'als wij een schijnsecretaris in Berlijn hadden', liet hij Oehlschlägel naar de Duitse hoofdstad vertrekken.' Wat deze daar aan contacten heeft gehad, is niet bekend, maar eind '42 was hij weer in Amsterdam terug en korte tijd later werd hij aan Lages'Aussenstelle verbonden waar hij zich als een bekwaam medewerker ontpopte. Geen wonder! Hij kende de Nederlandse verhoudingen veel beter dan de

XC1 POD-Den Haag: p.v. C. J. A. Begeer (r5 aug. 1945), p. 2

384 [PDF]
DE LIQUIDATIE VAN OEHLSCHLÄGEL

meeste SD' ers - spoedig was hij het die de contacten met een aantal belangrijke V-Männer van de Amsterdamse Aussenstelle onderhield. Een van de 'goede' bewakers van het Amsterdamse Huis van Bewaring aan de Weteringschans, D. L. G. Wakker, constateerde in september '44 dat Oehlschlägel naar verhouding voor veel meer illegale werkers de doodstraf aanvroeg dan zijn collega's, 'wat in zijn handen viel, was', aldus Wakker, 'onherroepelijk verloren Iedere SD'er was bang voor hem Lages beschouwde hem, Oehlschlägel, als de beste man van de SD Ik heb hem dan ook ... als de gevaarlijkste man doorgegeven aan de top van de illegaliteit", de Amsterdamse top, wel te verstaan.

XCDie top besloot, onder verantwoordelijkheid van het recherchebureau van de Amsterdamse Knokploegen een speciale groep te vormen om de gangen van Oehlschlägel en van diens contacten na te gaan. Een van de leden van de groep posteerde zich met een kijker in een perceel vanwaar men de toegang tot het SD-gebouw in de toenmalige Euterpestraatin het oog kon houden en telkens wanneer Oehlschlägel dat gebouw verliet, werd hij gevolgd, 'totdat hij', aldus een naoorlogs verslag van het recherchebureau

XC'iemand ontmoette, met deze sprak, briefjes overhandigde - was dat gebeurd, dan werd deze man weer gevolgd en werden diens adres en anteeedenten vastgesteld. Op deze wijze voortgaande, waren wij binnen vier weken in staat, de waarde van de SD-man Oehlschlägel vast te stellen benevens een aantal van zijn V-Männer. Tevens werd zijn uiterst gevaarlijke activiteitjuist in die tijd weer bewezen door het onder zijn leiding oprollen van een belangrijke groep in Utrecht, terwijl kort daarna een honderdtwintigtal personen uit de illegaliteit in Amsterdam-zuid eveneens door zijn activiteit werden gearresteerd. Uit deze en meerdere gegevens kwam de wenselijkheid en noodzakelijkheid van zijn eliminatie naar voren.'

XCTerzake werd overleg gepleegd met de commandant van de BS en de commandant van de Knokploegen in Amsterdam; besloten werd, Oehlschlägel van een auto uit met vier KP'ers te overvallen, met chloroform te bedwelmen, te ontvoeren, uitgebreid te verhoren en vervolgens te liquideren. Gehoopt werd dat, als Oehlschlägel op zekere dag eenvoudig verdwenen bleek te zijn, de SD represailles achterwege zou laten.

XC1 D. L. G. Wakker: Dit gebeurde in de Weterinçschans, p. 223-24. 2 Na de bevrijding: Gerrit van der Veenstraat.

385 [PDF]
TERREUR

XCDe overval werd uitgevoerd op 23 oktober, laat in de middag, in Amsterdam-zuid, op de hoek van de Beethovenstraat en de Apollolaan (enkele honderden meters van het SD-gebouw in de Euterpestraat), en hij mislukte in zoverre dat Oehlschlägel die te voet was en gemerkt had dat hij door een auto werd gevolgd, zich met kracht verzette en dat het flesje met chloroform op straat viel en brak. Toen Oehlschlägel om hulp ging roepen, joeg een van de KP'ers hem een kogel door het hoofd. De auto met de KP'ers verwijderde zich snel - zij hadden, mede doordat van alle kanten belangstellenden toestroomden, Oehlschlägels lijk niet kunnen meenemen.

XCIn het Huis van Bewaring aan de Weteringschans hoorde bewaker Wakker's avonds van een SD'er dat Lages ten aanzien van het nemen van represailles overleg had gepleegd met Rauter en Schöngarth en dat besloten was, dertig gevangenen dood te schieten. I Het werden er in werkelijkheid negen-en-twintig en Wakker kon constateren dat slechts een deel hunner Todeskandidaten waren - onder de slachtoffers bevonden zich verscheidenen die genoteerd stonden voor opzending naar Amersfoort, twee die in aanmerking kwamen voor vrijlating, en één misdadiger. De negen-en-twintig werden in de ochtendschemering van 24 oktober naar het plantsoen in de Apollolaan overgebracht, dicht bij de plek waar de aanslag had plaatsgevonden, en daar door de SD, wellicht zelfs door slechts één SD'er, doodgeschoten.' De lijken bleven twee uur lang liggen en werden vervolgens naar het crematorium Westerveld vervoerd en daar verast; de ringen daarentegen die de mannen hadden gedragen, werden bij het Huis van Bewaring afgeleverd en konden daar door de naaste familieleden van de gefusilleerden gehaald worden; onder die naaste familieleden waren, schrijft Wakker,zij tevoren weet hadden gehad van een aanslag die niet volgens de opzet was uitgevoerd en tot zoveel slachtoffers

1 Eén heeft na de bevrijding gesproken van vijftig. (Arr. rechtbank Amsterdam: p.v. zitting inz. O. Kempin (27 febr. 1950), p. 27 (getuige F. K. F. Viermann) (Doc 1-873, a-r), 2 De notulen van de z.g. Delta-Amsterdam d.d. 27 oktober '44 (Doc II-34I, b-I) vermelden: 'De C[ommandant] doet een mededeling betreffende het gebeurde in de Apollolaan, heeft over het geval nagedacht, weet niet door wie het is uitgevoerd, doet ook niet ter zake, komt er voornamelijk op aan dat zulke dingen in de toekomst niet meer op eigen houtje worden uitgevoerd.' Het is mogelijk dat met de comman dant van de BS te Amsterdam minder diepgaand overleg gepleegd is dan de Amster damse KP-leiding meende, maar ook dat die leiding en de BS-commandant jegens de Amsterdamse commandanten van de OD en de RVV niet wilden doen blijken dat

386 [PDF]
DE LIQUIDATIE VAN OEHLSCHLÄGEL

vrouwen, ook moeders en verloofden Bij enkelen had ik geen tijd meer soms, een stoel bij te schuiven, zij vielen als een blok neer. Eén jonge vrouw was er bij die zonder meer de aanwezige Duitsers uitschold voor 'moordenaars'; zij was niet opgewonden maar dodelijk bleek, het was haar aan te zien dat zij de strijd van haar man onder alle omstandigheden zou voortzetten. Zij waren pas getrouwd'

XCtegen een aanwezige SD'er zei zij: 'Het liefste hebben jullie van mlJ vermoord, maar hij zal gewroken worden.'!

XCBehalve dat negen-en-twintig gevangenen werden doodgeschoten, werden ook de twee villa's die aan de evenzijde van de Apollolaan op de hoek van de Beethovenstraat stonden, in brand gestoken. Een van die villa's was eigendom van een NSB'er die zijn gezin naar het oosten des lands had gezonden en daar zelf ook op de z jste vertoefde in verband met opdrachten die hij van de Kriegsmarine had gekregen. De man werd gewaarschuwd en zocht met zijn vrouwonmiddellijk Lages op. 'Bij ons binnenkomen', zo rapporteerde hij aan Mussert,

XC'overhandigde ik hem mijn papieren waaruit hem moest blijken dat ik sedert 1933 lid der NSB ben en ik mij, ofschoon mijn hoofdbedrijf in mei 1940 te Rotterdam door het bombardement geheel vernietigd was, vrijwillig en onbezoldigd ingezet heb voor de oorlogvoering. Hij nam deze papieren nauwelijks aan, smeet ze onmiddellijk op de hoek van de tafel met de woorden: 'War mir bekannt' ... Hij voegde er nog aan toe dat hij persoonlijk aansprakelijk en verantwoordelijk was voor deze daad! ... Ik (heb) hem gezegd ... dat ik verwacht had, een andere toon van hem te horen te krijgen, nl. een meer kameraadschappelijke. Hierop lachte hij cynisch en zei dat hij voor politieke gesprekken geen tijd had. Op mijn verzoek om schadevergoeding zei hij snauwend dat hij hiermee niets te maken had. Wij moesten ons maar tot de burgemeester wenden, "denn was wir vernichten. muss die Gemeinde Amsterdam. bezahlen' , 2

XCeen rapport dat ons vooral van belang dunkt wegens het beeld dat het van de fanaticus Lages geeft.

XCI D. L. G. Wakker: Ditgebeurde in de Weteringschans. p. 233. 2 Rapport z.d. van J.ew., bijlage bij de brief, 18 dec. 1944, van Mussert aan Seyss-Inquart (NSB, 29

387 [PDF]
TERREUR

Omtrent de liquidatie van Oehlschlägel en het gebeurde in de Apollolaan drongen tot leidende figuren van de illegaliteit in Amsterdam berichten door die niet geheel juist waren. Het gevolg was dat mr. F. Th. Dijckmeester, de aan het hoofdkwartier van de OD toegevoegde geheime agent van het Bureau Inlichtingen, op 24 oktober een telegram naar Londen zond', waaruit wij citeren: 'Op 23 oktober te 17 uur werd de Gestapo-agent Herbert Olschlagel komend uit een Duitse auto door een der inzittenden neergeschoten Hij bleek van te voren reeds te zijn gechloroformeerd en was in burger gekleed' (deze passage deed vermoeden dat Oehlschlägel door Duitsers was geliquideerd).

XC'Hij was instructeur van de vijftienhonderd à tweeduizend ... V-Männer en zeer gehaat bij het ondergeschikte Gestapo-personeel. In de loop van de nacht werd een geheel blok huizen op de plaats van de moord omsingeld, de mannen werden er uit gehaald en om vier uur werden de twee hoekhuizen aan de noordzijde van het kruispunt in brand gestoken ... Om 7.30 uur zijn negen-en-twintig mannen op afzichtelijke wijze ter plaatse in het openbaar vermoord. De slachtoffers werden in groepen van vijf aan elkaar gebonden en vervolgens successievelijk afgemaakt. De laatste groep van vijf trachtte weg te lopen doch dit mislukte nadat de middelste man was gedood ... Van de uit het huizenblok weggehaalde mannen werden er dertig weggevoerd om elders graafwerk te verrichten ... De Gestapo is over het gebeurde zeer zenuwachtig en het is van het grootste belang dat er via R[adio] O[ranje] grote ophef over gemaakt wordt. Noem de namen van de hoofden van de Dienststelle Amsterdam.'

XCDit telegram leidde er toe dat kapitein mr. C. L. W. Fock, hoofd van het Londense Bureau Inlichtingen (de rest van BI bevond zich in Eindhoven en stond daar onder leiding van majoor dr. J. M. Somer) in de ochtend van 26 oktober den Doolaard, de chef van Radio Oranje, bij zich riep. Er werd een tekst opgesteld die door de minister van justitie, mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, werd goedgekeurd en die in de middaguitzending van Radio Oranje als 'belangrijke regeringsmededeling' door den Doolaard werd voorgelezen. De door Dijckmeester vermelde, op belangrijke punten onjuiste gegevens werden volledig weergegeven en daaraan werd toegevoegd dat de regering zoveel mogelijk 'Gestapo-beulen' in handen zou trachten te krijgen en dan zou berechten. Lages en drie medewerkers van zijn Einsatzkommando werden met name genoemd. 'De regering herhaalt hierbij nadrukkelijk', aldus Radio Oranje, 'dat verantwoordelijkheid voor reeds uitgevoerde of alsnog uit

XC1

388 [PDF]
DE LIQUIDATIE VAN OEHLSCHLÄGEL

te voeren misdaden niet alleen ten laste gelegd zal worden van de genoemde bevelvoerders of van degenen die hen eventueel vervangen, maar ook van de ondergeschikte Gestapo-mannen persoonlijk die de hun gegeven bevelen ten uitvoer hebben gelegd.' Deze tekst werd in de avonduitzending van Radio Oranje herhaald.

XCWij voegen hieraan toe dat in de maanden die volgden, voor Radio Oranje verscheidene malen toespraken werden gehouden door kapitein P. Brijnen van Houten waarin SD'ers en V-Männerdie in Londen bekend waren, met naam en toenaam werden genoemd, telkens met de mededeling er bij dat zij hun gerechte straf niet zouden ontlopen; de gegevens voor die toespraken werden geput uit mededelingen van Engelandvaarders, uit rapporten van de Nederlandse en andere geheime diensten en uit in bezet gebied verschenen illegale uitgaven als Het Signalementenblad en Het Contra-Signaal, waarin de identiteit van gevaarlijke helpers van de SD was onthuld; in die illegale uitgaven kwamen enkele onjuistheden voor die ook in Brijnen van Houtens teksten terechtkwamen.

XCGelijk weergegeven, vernam Wakker kort na de aanslag op Oehlschlägel, dat Schöngarth en Rauter hun goedkeuring hadden gegeven aan de in Amsterdam te nemen represailles. Schöngarth is terzake niet gehoord en Rauter heeft het ontkend, ja deze laatste heeft in '47 verklaard dat hij zich vóór het gebeurde in Amsterdam danig was gaan ergeren aan het (door Schöngarth getolereerde) eigenmachtig optreden van de chefs der Eindat hij daartegen zelfs rechtstreeks bij Hitler had geprotesteerd en dat 'uiteindelijk na het geval in de Apollolaan te Amsterdam' bepaald was dat de beslissingen ten aanzien van het in het openbaar fusilleren vansteeds genomen moesten worden door Schöngarth, dat die beslissingen door hem, Rauter, moesten worden bekrachtigd, dat executies steeds moesten geschieden door een peloton van deen dat alleen debevoegd was, tot represailles te besluiten (die waren enkele weken tevoren in Putten door degenomen)' - Wölk, chef van hetheeft daar, eveneens in '47, nog aan toegevoegd dat

XC1 BG-Den Haag, proc. fiscaal: p.v. Rauter (30 dec. 1947) p. 10-II

389 [PDF]
TERREUR

na het gebeurde in Amsterdam was bepaald dat ten hoogste twintig Todeskandidaten tegelijk mochten worden gefusilleerd.'

XCZijn die verklaringen van Rauter en Wölk betrouwbaar? Uit de tijd zelf daterende stukken zijn terzake niet bewaardgebleven; dat Rauter rechtstreeks bij Hitler zou hebben geprotesteerd, achten wij onwaarschijnlijk maar van belang is wèl dat de gang van zaken met betrekking tot de Todeskandidaten van begin november '44 af over het algemeen in overeenstemming is geweest met wat Rauter en Wölk hebben meegedeeld. Inderdaad kunnen de formele verantwoordelijkheden ten aanzien van het fusilleren van de Todeskandidaten in de periode van begin november '44 tot aan de bevrijding duidelijker worden aangegeven dan in de maanden september en oktober. Wij schrijven 'formele verantwoordelijkheden' want de materiële bleven ons inziens liggen bij de Sachbear beiter en de chefs van de Einsatzkommandos. Was een Sachbearbeiter van oordeel dat een gearresteerde illegale werker, hetzij op grond van wat de SD al van zijn activiteit wist, hetzij op grond van zijn bekentenissen of van de bekentenissen van mede-gearresteerden, op de lijst van de Todes kandidaten moest worden geplaatst, dan bracht hij, al of niet via zijn Referatsleiter, rapport uit aan de chef van zijn Einsatzkommando; de plaatsing op de lijst van de Todeskandidaten moest dan door Schöngarth worden goedgekeurd en door Rauter bekrachtigd en het aantal Todeskandidaten dat als reactie op bepaalde daden van de illegaliteit bij wijze van represaille moest worden gefusilleerd, diende eveneens door Schöngarth goedgekeurd en door Rauter bekrachtigd te worden.

XCDat was de voorgeschreven weg - een weg die, menen wij, weinig meer was dan een formaliteit want van een zich verdiepen in de zaak was noch bij Schöngarth, noch bij Rauter sprake en evenmin bij de twee functionarissen aan wie Schöngarth meestal het verlenen van goedkeuring overliet: Deppner en diens opvolger Kolitz (die vrijwel niets van de Nederlandse verhoudingen afwist). Het kan wel zijn dat de rapporten van de Sachbearbeiter af en toe aan de staf van de BdS werden toegezonden, maar vaak werd een beknopt telexbericht of een telefonische mededeling voldoende geacht. Ons is geen enkel geval bekend waarin Schöngarth, Deppner, Kolitz en Rauter anders hebben beslist dan conform de voorstellen van de chefs der Einsatzkommandos wèl zijn soms door de Wehrmacht ingediende voorstellen tot het doen fusilleren van een groot aantal Todeskandidaten door die chefs gereduceerd of zelfs afgewezen, maar geen van die chefs heeft er zich bij zijn berechting op beroepen dat

XCI PRA-Den Haag: p.v. inz. J. H. L. Munt, p. II (getuige H. Wölk). 39

390 [PDF]
'ADMl NISTRA TIEVE BERECHTIN G'

hij er systematisch naar had gestreefd, minder Todeskandidaten van het leven te laten beroven dan regel was geworden (vaak vijf, soms tien, maar ook wel meer, afgezien nog van de represailles na de Z.g.aanslag op Rauter). Daarbij merken wij evenwel op dat Munt, de chef van het Einsatzkommando-Den Haag, onder de Todeskandidaten veelal eigenmachtig personen opnam die geen illegaal werker waren (voor illegale werkers koesterde hij, en dat deden ook andere Duitsers, een stille bewondering) maar die bij hem of bij de politie bekend waren als beroepsmisdadigers of betrapt waren bij plundering. Heel deze 'adrninistratieve berechting' betekende dat in de personen van Rauter, Schöngarth, Deppner, Kolitz en de chefs der Einsatzkommandos, zo schreef B. A. Sijes in '67 in de toelichting bij zijn lijst van Duitse oorlogsmisdadigers die, zo meende hij, alsnog berecht moesten worden (Deppner was een daarvan), 'de functies van openbaar ministerie en rechtbank verenigd waren, terwijl geen verdediger werd toegelaten en de mogelijkheid tot hoger beroep of gratie niet bestond.'

XCZo was het. Illegale werkers waren gearresteerd, waren verhoord en bleven gevangen zitten; wat hun persoonlijk lot zou zijn, konden zij slechts vermoeden - niets werd hun meegedeeld. Totdat zij op zekere dag samen met een aantal kameraden uit hun cellen werden gehaald en onder gewapend geleide naar een bepaalde plaats getransporteerd en daar kregen zij dan in veel gevallen in het Duits te horen dat zij als represaille wegens een bepaalde verzetsdaad ter dood gebracht zouden worden. Het executiepeloton stond klaar.

XCHoeveel personen in de bezette provincies benoorden de grote rivieren in totaal in de maanden van september' 44 tot aan de bevrijding volgens de geschetste 'administratieve berechting' zijn doodgeschoten (daarbij rekenen wij diegenen die na de z.g. aanslag op Rauter alsmede vlak voor de bevrijding van bepaalde plaatsen in het oosten en noorden des lands zijn gefusilleerd, niet mee), is niet precies bekend. Het werd door de organen van de bijzondere rechtspleging niet steeds nodig geacht, een volledig overzicht te krijgen van de represaille-acties waarbij bepaalde chefs vanof hun ondergeschikten betrokken waren - voor hen was voldoende wanneer de zaak met betrekking tot enkele van die acties 'rond' was. Het justitiële onderzoek is nog het volledigst 39

1 Doc 1-998, b-I en b-II-19. 2 Dit sluit de vijf Arnsterdammers in die begin februari '45 in Amsterdam werden doodgeschoten als represaille wegens de liquidatie van de procureur-generaal bij het Amsterdamse gerechtshof, de NSB'er mr. Feitsma. Onder die vijf bevonden zich een vice-president van de rechtbank en een van de raadsheren van het Hof. Van de tien overige in functie zijnde raadsheren (twee 'foute' waren omstreeks Dolle Dinsdag verdwenen) waren er twee: mr. Verdam en jhr. mr. P. I. H. M. van den Does de Willebois (bij wie zich naderhand mr. F. H. F. W. van Schaeek Mathon aansloot), die vervolgens uit protest de uitoefening van hun functie staakten; de overige raadsheren achtten niet alleen staken te gevaarlijk maar ook het publiekelijk herdenken van hun twee vermoorde collega's en het indienen van een schriftelijk protest bij de bezetter. Deze terughoudendheid had de instemming van een van de twee advocaten-generaal, mr. Versteeg (de tweede, mr. A. A. L. van Dullemen, had uit protest zijn functie neergelegd en was ondergedoken), en van de ontslagen Amsterdamse officier van justitie, mr. H. A. Wassenbergh. Deze laatste was begin' 43 de geweest van het protest van de rechterlijke macht tegen de wijze waarop gevangenen van de Nederlandse justitie waren mishandeld in het kamp te Ommen en in het Duitse kamp te Heerte waarheen velen hunner waren overgebracht. De wijziging in Wassenberghs houding kan men als tekenend zien voor de mate waarin de SD in de hongerwinter tot elke vorm van terreur in staat werd geacht. Het College van Vertrouwensmannen betreurde het overigens dat het voorbeeld van de mrs. Verdam en Ruys door geen van hun ambtgenoten was gevolgd. Onder de vijf Amsterdamse slachtoffers was er één, een leidende figuur uit de Raad van Verzet, die ten tijde van de aanslag op Feitsma al gevangen zat en was; dat de SD voor de overige vier niet ook een beroep deed op de was volgens Rauter gevolg van een bevel van Himmler die begin '44 bij een van zijn bezoeken aan Nederland kennis had gemaakt met Feitsma.

391 [PDF]
TERREUR 'TODESKANDIDATEN' NOORD-HOLLAND EN UTRECHT

geweest met betrekking tot Lages, anders gezegd: met betrekking tot de provincies Noord-Holland en Utrecht; in het dossier van Lages kwam een aantal stukken terecht' met gegevens betreffende de represailleexecuties, uitgevoerd tussen 8 september '44 en I7 april '45. Uit die stukken blijkt dat in totaal vierhonderdzeven-en-dertig personen zijn doodgeschoten", zulks met inbegrip van drie-en-vijftig die doodgeschoten werden als onderdeel van de veruit omvangrijkste represaille-actie van alle: die wegens de Z.g. aanslag op Rauter. Ook deze gegevens zijn evenwel niet kompleet - zij maken, wat Amsterdam betreft, melding van niet meer dan honderd slachtoffers die gefusilleerd kunnen zijn aan de zuidrand van Amsterdam bij de kwekerij 'Rozenoord' aan de Amstel maar daar zijn in werkelijkheid vermoedelijk honderdveertig personen gefusilleerd; bovendien ontbreekt in de gegevens met betrekking tot Lages een represaille in St. Pancras waar op I5 april wegens het opblazen van een spoorlijn twintig Todeskandidaten werden doodgeschoten. Het isJ.J.J.39

392 [PDF]

dus waarschijnlijk dat de SD-terreur alleen al in Noord-Holland en Utrecht een kleine vijfhonderd mensenlevens heeft gevergd.

XCUit de beschikbare gegevens blijkt dat na een aanslag op een spoorbaan meestal vijf Todeskandidaten werden gefusilleerd (maar op 15 april in St. Pancras dus twintig) en na het liquideren van een 'foute' politieman of van een Landwachter eerst vijf, vervolgens tien, tenslotte vijftien. Na aanslagen op individuele Duitse militairen werden meestal tien Todes kandidaten doodgeschoten, de liquidatie van de SD'er Wehner in Amsterdam leidde er toe dat aldaar (wij komen er straks nog op terug) medio maart zes-en-dertig Todeskandidaten het leven verloren. Opmerkelijk is dat op het liquideren van V-Männer (daarover meer in een volgend hoofdstuk) door de SD de gewoonte getrouw niet werd gereageerd.

XCGelijk reeds vermeld, vond het doodschieten van de Todeskandidaten (dat was een algemeen gevolgde regel) aan de openbare weg plaats. Een enkele maal werden de namen der gefusilleerden en werd de reden van de represaille op aanplakbiljetten of in de plaatselijke pers bekendgemaakt, maar dat gebeurde steeds pas nadat het executiepeloton zijn werk had gedaan. Bij die executies waren soms mannen van de Ordnungspolizei aanwezig om nabijwonende personen uit hun woningen te halen en voorbijgangers aan te houden - die moesten dan toeschouwer zijn. Dat die toeschouwers diep werden geschokt, spreekt vanzelf - ja de dwang die op hen werd uitgeoefend om te blijven kijken terwijl landgenoten in wie men zonder uitzondering verzetsstrijders zag, werden doodgeschoten, trof hen als een onuitsprekelijk stuitende vorm van barbarij.

XCBij 'Rozenoord' aan de Amstel kon een Amsterdammer, F. Hendrikx, directeur van een nabijgelegen tennispark, telkens weer zien, hoe 'de methodisch gründlich genomen maatregelen' werden getroffen die, zo schreef hij, 'aan het op te voeren drama een ongestoord en vlot verloop zouden verzekeren.' De eerste overvalwagens kwamen aanrijden, een 9 grote groep mannen van de Ordnungspolizei verspreidde zich met de wapens schietklaar

'Een stilte volgde dan als een somber voorteken van een naderend onheil, alleen nu en dan onderbroken door schel en bars geschreeuwde commando's. Het verkeer langs de weg was door een afzetting opgehouden en het wachten

393 [PDF]
TERREUR

was nu slechts nog op de komst van de laatste overvalwagen. Tot op de plek van de executie reed deze voor waarna de slachtoffers twee aan twee geboeid werden uitgeladen en in het gelid werden opgesteld.

XCVanaf mijn niet al te ver verwijderde schuilplaats kon ik de verbeten bleke gezichten waarnemen, zag ik de verwilderde haren van hun ontblote hoofden, zag ik in helle angst hun schrikogen turen in de verte naar ... dierbaren en vrienden, naar alles wat hun lief en heilig was.'

XCDan werd het vuurpeloton opgesteld, dicht bij diegenen die doodgeschoten zouden worden.

XC'De bevelvoerende commandant las hun in het Duits hun vonnis voor en eindigde de voorlezing met 'Führers Befehl',

XCNa een korte stilte weerklonk een commando en volgde het salvovuur. waarna de eerste slachtoffers in elkaar zakten, en de aan hen geboeide kameraad mede neerhaalden, snel daarop volgde een tweede en meerdere salvo's van machinepistolen en geweervuur.

XCEen ijzige stilte trad in terwijl de kruitdamp langzaam met de wind wegtrok over het sombere land.

XCDe beulen hadden hun taak volbracht. Zij ... overtuigden zich of zij hun werk 'goed' gedaan hadden, door de slachtoffers tegen de scheenbenen te schoppen. Gaven dezen nog een levensteken, dan volgde een pistoolschot in de nek."

XCVan 'Rozenoord' werden de lijken der gefusilleerden vrijwel onmiddellijk weggevoerd hetzij naar het crematorium 'Westerveld', hetzij naar een geïmproviseerde begraafplaats in de duinen bij Overveen. Met de transporten naar 'Westerveld ' belastte zich in de provincies N oordHolland en Utrecht een Amsterdamse begrafenisondernemer, een NSB'er, die zich niet ontzag, bij de bezetter zijn beklag te doen wanneer de betrokken gemeenten zijn rekeningen niet prompt betaalden; hij ontzag zich evenmin om soms, wanneer hij in één transport tien lijken had vervoerd, het op die rekeningen te doen voorkomen of er sprake was geweest van tien afzonderlijke transporten.

XCIn het ressort van Lages vond, afgezien van de represailles na de Z.g. aanslag op Rauter, de omvangrijkste represaille-actie op 12 maart '45

I F. Hendrix: (J94S), p. 7-8.

394 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' NOORD-HOLLAND EN UTRECHT

plaats, vijf dagen nadat Rauter zwaar gewond was geraakt: zes-en-dertig gevangenen werden toen doodgeschoten aan het Weteringplantsoen. Dit was een wraakactie wegens het feit dat SS-Hauptscharführer Ernst Wehner, die als Kriminol-Oberassistent werkzaam was bij het Einsatzkommando Amsterdam, in een vuurgevecht met illegale werkers was gesneuveld.

XCTwee dagen eerder, op Ia maart, had de SD een inval gedaan in een pand aan de Stadhouderskade tegenover het Weteringplantsoen waar zich de centrale post bevond van de 'Groep-zooo' - een illegale organisatie welke in '41 was opgericht door mej. ]. ]. van Tongeren, dochter van de Grootmeester der Vrijmetselarij. Van het cijfer 2000 uitgaande, had zij alle leden van de organisatie een eigen nummer gegeven en die nummers stonden genoteerd in een coderegister. Dat register werd in de centrale post bewaard maar toevallig bevond zich daar op de dag van de invalook de sleutel op de toegepaste code zodat de SD, het ene stuk met het andere combinerend, achter de identiteit van alle leden van de Groep-2000 zou kunnen komen. Veiligheidshalve was de codesleutel in de tuin begraven, maar men moest rekening houden met de mogelijkheid dat dat tweede stuk zou worden gevonden. Snel beraad leidde tot de conclusie dat enkele leden van de Groep-2000 zouden trachten, het tweede stuk op te graven en mee te nemen. Die leden drongen op I I maart het pand binnen dat door de SD bezetgehouden was. Daarbij ontstond een vuurgevecht - Wehner werd dodelijk getroffen.

XCOp maandagochtend 12 maart werden zes-en-dertig gevangenen uit het Huis van Bewaring aan de Weteringschans naar het Weteringplantsoen overgebracht. De Ordnungspolizei hield daar voorbijgangers aan en haalde een aantalomwonenden uit hun huizen. Deze mensen werden groepsgewijs gedwongen het eveneens groepsgewijs fusilleren van de gevangenen gade te slaan. Wie van die toeschouwers zich omdraaide of de ogen afwendde, 'werd', aldus de Clercq, 'in de juiste richting geschopt of met de kolf van een geweer bewerkt" Het fusilleren vond plaats voor een met aarde afgedekte schuilkelder die als kogelvanger diende? - vóór die schuilkelder lag een hoop stinkend afval. Vlak tegen die hoop werden de gevangenen opgesteld, telkens twaalf. Drie salvo's weerklonken. De dichter N. Slob:J.

I G. de Clercq: p. 54. 2 Door een kogel, afgevuurd door een van de leden van het executiepeloton, werd de predikant en theoloog dr. I Koopmans, een van de voormannen van het Hervormd verzet, dodelijk getroffen terwijl hij naar het gebeuren keek uit zijn woning aan de Stadhouderskade.

395 [PDF]
TERREUR

'Niemand sprak; geen kreet, geen kreunen, zelfs geen ademtocht, alleen 't bevel tot opmarcheren in een vreemde taal, nog harder dan de schoten, en wat tuimelende echo's langs de kade. Zwijgend is daarop het volk uiteengegaan; de doden lagen op een grote hoop - en ik, ik denk zo menigmaal: zij zijn niet heengegaan, de ongenoemden, die toch elk een naam, een lot, een hoop, een sprankje toekomst waren. Neen, ze zijn niet heen; in elk van ons sloeg dóór wat uit hun lijf die kleine kogel joeg, een bliksemflits gelijk, aan wijsheid, aan gelatenheid, aan levenswil ook, aan besef van wat dit broze, lieve leven is, en wàt de vrijheid"

XCNaast het Einsatzkommando van Munt ageerde in Den Haag tegen de 'illegaliteit nog een apart Kommando van de SD, geleid door SS-Ober sturmführer Friedrich Frank. Beide Kommandos maakten hun eigen gevangenen maar wanneer represailles moesten worden genomen, lag de beslissing wie er gefusilleerd zouden worden, bij Munt ·die dan evenwel aan Frank kon vragen of deze gevangenen in handen had die voor doodschieten in aanmerking kwamen. Munt wees in één geval een represaille-eis van de Wehrmacht geheel af en daarnaast streefde hij er, gelijk reeds opgemerkt, in het algemeen naar om het aantal te fusilleren illegale werkers te beperken door gevangenen aan te wijzen die in arrest zaten wegens plundering of andere commune misdrijven. Afgezien nog van de represailles wegens de z.g. aanslag op Rauter zijn ons uit Munts ressort de volgende represaille-gevallen bekend. In de nacht van 6 op 7 oktober werd sabotage gepleegd aan de spoorbaan tussen Rijswijk en Delft. Volgens Munt eiste toen Christiansen dat vijftien illegale werkers ter plekke moesten worden doodgeschoten en stelden Frank en hij vervolgens een lijst van twaalf op van wie Munt er nog twee zou hebben geschrapt. In elk geval werden aan de spoorbaan tien illegale werkers, allen Todeskandidaten, gefusilleerd. De Ordnungspo

XC, N. Slob: De diepzeeduiker (1945), p. 17.

396 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' ZUID-HOLLAND

lizei liet de lijken liggen; deze werden door de Nederlandse politie opgehaald.

XCDe spoorbaan in Delft werd in de nacht van 8 op 9 oktober opgeblazen door een Knokploeg; er werden toen als represaille vier huizen in brand gestoken en zes arrestanten gefusilleerd: volgens een rapport uit KPkringen vijf 'foute' Nederlanders die een roofoverval hadden gepleegd en één Nederlander die driemaal had ingebroken - 'dit loopt dus alles nog goed af', aldus het rapport. [

XCEind november kwam het tot een publieke terechtstelling in het centrum van Den Haag, op het Spui. Voor een filiaal van het kruideniersbedrijfSimon de Wit hetwelk gesloten en geblindeerd was, verzamelden zich enkele honderden personen, hoofdzakelijk vrouwen en opgeschoten jongens. 'Zij riepen', aldus later de filiaalhoudster, die naar buiten kwam,

XC, 'Wij hebben honger, dat begrijpt u toch niet.' Ik zag dat met bedoelde mensen niet te praten viel. Ik sloot de winkeldeur weer af Intussen had het publiek de schotten voor het raam reeds verwijderd. Toen ik boven was, hoorde ik glasgerinkel. In mijn winkel bevonden zich niets anders dan 30 kazen en enkele pakjes pudding en salade, al het andere waren lege kartons. Ik hoorde schieten en zag dat in de lucht geschoten werd'"

XCdat deed een patrouille van de Ordnungspolizei. Die patrouille arresteerde drie personen: twee vrouwen en eenjongen van vijftienjaar. De vrouwen hadden zich van niets meester kunnen maken, de jongen wel: hij had enkele pakjes puddingpoeder bij zich. Munt liet de jongen voor de winkel fusilleren (het lijk met daarop een bord: 'Ik ben een plunderaar', moest één of twee dagen blijven liggen); de twee vrouwen moesten bij dat fusilleren toekijken - zij werden nadien naar het Frauenkonzentrationslager Ravensbrück getransporteerd. Munt beweerde na de oorlog dat hij al die maatregelen op bevel van Schöngarth had genomen. Dat is mogelijk (nadere gegevens terzake zijn niet beschikbaar), maar mogelijk is óók dat Munt die geen eonsideratie had met plunderaars, in het geval op het Spui geheel op eigen initiatief heeft gehandeld.

XCOmstreeks 8 december werd in Den Haag op de Laan van Nieuw Oost-Indië een vaandrig van de Kriegsmarine, de zoon van een Duitse admiraal, doodgeschoten door drie mannen die, aldus C. Leemhuis, de'JJ.

1 Rapport, II okt. 1944, van 33' aan P. W. Hordijk (LO/LKP, 5 D). 2 PRA-Den Haag: p.v. inz. H. L. Munt (afgesl. 15 mei I947), p. 35 (getuige M. Ambachtsheer-van Belle) (Doc I-487, a-a).

397 [PDF]
TERREUR

met het onderzoek belaste Haagse politiefunctionaris, 'niets met de illegaliteit te maken hadden.' I Volgens Munt eiste Christiansen toen dat als represaille twintig illegale werkers zouden worden gefusilleerd en dat op de plek van de aanslag twee huizen zouden worden opgeblazen. De huizen werden vernield en op de ruïnes werden op IS december twaalf personen gefusilleerd: de drie inmiddels opgespoorde en gearresteerde daders, twee Nederlanders die bij de Feldgendarmerie werkzaamheden hadden verricht en met papieren van die Duitse militaire politie allerlei roofovervallen hadden uitgevoerd, en zeven illegale werkers van wie volgens Munt drie of vier door Frank ter beschikking waren gesteld. Munt zou bij die gelegenheid aan de Ortskommandant hebben gevraagd: 'Ist der alte Papa Christiansen noch so scharf auf Erschiessungen?' waarop de Ortskommandant zou hebben geantwoord dat hijzelf en Munt zouden worden opgehangen als er geen represaille werd genomen."

XCOp 3 I maart tenslotte liet Munt nog eens twaalf personen fusilleren als represaille voor het feit dat twee militairen van de Wehrmacht waren neergeslagen en van hun wapens beroofd. Volgens Munt zou Christiansen via de Ortskommandant het doodschieten van vijftien Nederlanders hebben geëist; van de twaalf die Munt liet doodschieten, was één door Frank ter beschikking gesteld en de elf overigen waren volgens Munt 'misdadigers', die ten dele voor zijn eigen Kommando, ten dele voor de Haagse recherche in arrest zaten.'

XCNa de bevrijding verdedigde Munt zich o.m. door er op te wijzen dat hij illegale werkers die hij als 'lichte gevallen' beschouwde, in de regel had vrijgelaten, dat hij zijnerzijds inzake represailles maar weinig contact met Schöngarth had gezocht en dat bij de stukken die hij aan Schöngarth had voorgelegd, vaak ook processen-verbaal waren van de Haagse politie. Wij merken bij het eerste op dat andere chefs van Einsatzkommandos hetzelfde hebben gedaan, bij het tweede dat de Haagse illegaliteit aanzienlijk minder actief was dan bijvoorbeeld de Amsterdamse, en bij het derde dat er inderdaad sprake was van een vrij nauwe samenwerking tussen de SD en een deel van de Haagse politie, hetgeen, zo menen wij, de SD niet in het minst disculpeert.

XC1 A.V., p. 2 (getuige C. Leemhuis) (a.v.). 2 A.v., p. 4.2 (getuige J. H. L. Munt) (a.v.).

398 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' ZUID-HOLLAND

In Rotterdam en omgeving werden in september en oktober maar ook nog in de eerste weken van november talrijke illegale werkers onder verantwoordelijkheid van Wölk neergeschoten zonder dat er sprake was van represailles; de betrokkenen waren betrapt op illegaal werk en werden op de dag van hun arrestatie of binnen enkele dagen gefusilleerd - men zou van een toepassing van het Niedermachungsbefehl kunnen spreken. Zo werden tussen 21 september en 23 november negen-en-dertig illegale werkers (èn nog twee personen die naar het bevrijde Zuiden hadden willen ontsnappen) op last van het Einsatzkommando-Rotterdam doodgeschoten. Op 25 oktober was evenwel sprake geweest van een represaille: vier Todeskandidaten werden toen voor het vuurpeloton geplaatst wegens een vuurgevecht, daags tevoren, tussen KP'ers en SD'ers waarbij één SD'er was gesneuveld. Vele andere Todeskandidaten volgden: op 28 november tien wegens een aanslag op de spoorbaan, op 22 december negen wegens een overval van een onbekende groep op het gebouw van Wölks Einsatzleommando, op 7 januari tien wegens het doodschieten van een Duitse soldaat door een dief (met dit geval had de illegaliteit niets te maken), op 18 februari tien wegens de liquidatie van de NSB-burgemeester van Nieuw Beijerland, op 20 februari tien wegens de liquidatie van een SD'er, op 12 maart (op het Hofplein) twintig wegens het neerschieten van een functionaris van de Ordnungspolizei 1 en diezelfde dag nog eens evenveel wegens de liquidatie van een Duitse SD'er en een Nederlandse helper, en tenslotte op 3 aprilopnieuw twintig wegens de liquidatie van een majoor van de Rotterdamse politie, een vurige NSB'er. Telt men al deze cijfers op, dan komt men tot een totaal van honderdvieren-vijftig slachtoffers (de slachtoffers na de z.g. aanslag op Rauter zijn daarin niet meegerekend).

XCEvenals Munt beweerde Wölk na de bevrijding dat hij in veel gevallen als represaille niet illegale werkers, Todeskandidaten dus, had laten fusilleren maar commune misdadigers; dat argument bracht hij evenwel niet naar voren tijdens zijn verhoren maar pas tijdens zijn proces, in juni '49. 'Idealisten heb ik', zo beweerde hij toen ook, 'nadat hun dossier wasJ.

1 Toen bij deze fusillering het salvo had weerklonken, stond een van de twintig slachtoffers nog recht overeind. De chef van het executiepeloton van de liep op de man toe en schoot hem dood met zijn pistool. Dat wekte bij de toeschouwers, aldus later een rapport van de bijzondere rechtspleging, 'nog meer het gevoel van walging tegen de Duitsers op ... , omdat men algemeen van oordeel is dat een man die na een executie nog in leven bleef, niet mocht worden doodgeschoten daar dit als een 'Godsoordeel' moest worden beschouwd.' (BG-Den Haag, parket proc. fiscaal: Rapport inz. H. Wölk (31 jan. 1948), p. 31 (Doc 1-1907, b-4))

399 [PDF]
TERREUR

afgesloten en ik dus geen interesse meer voor hen had, en nadat zij voor Sonderbehandlung' (d.w.z. voor definitieve plaatsing op de lijst der Todes kandidaten) 'in mijn handen waren gekomen, onmiddellijk doorgestuurd naar Amersfoort' (van waaruit velen naar het concentratiekamp Neuengamme werden getransporteerd). 'Kwam er nu een bevel tot het nemen van represailles, dan moest de BdS' (Schöngarth) 'op zijn, met de onze corresponderende lijst, op plunderaars teruggrijpen.'! Bij dit verweer merken wij op dat uit niets blijkt dat door de BdS plunderaars als Todeskandidaten werden beschouwd, dat Kolitz verklaard heeft dat op de door de chefs van de Einsatzkommandos ingestuurde lijsten van Todeskan didaten steeds slechts sprake is geweest van 'wapenbezit, sabotage en spionage", en dat wat Wölk heeft beweerd, in strijd is met de voorstelling van zaken die zijn Haagse collega Munt heeft gegeven, nl. dat hij commune misdadigers tersluiks, althans buiten medeweten van de BdS, aan de Todeskandidaten had toegevoegd.

XCUit het oosten des lands zijn (nog steeds: afgezien van het gebeurde na de Z.g.aanslag op Rauter en afgezien van de executies bij de nadering der bevrijders), voorzover ons bekend, drie-en-negentig Todeskandidaten gefusilleerd: zes-en-veertig in de Achterhoek en zeven-en-veertig in verband met gebeurtenissen in Overijssel.

XCWat in de Achterhoek gebeurde, was gevolg van een aanslag op een auto waarin vier Duitse militairen waren gezeten.

XCHalverwege Aalten en Varsseveld had een uit de KP voortgekomen Achterhoekse groep van de BS, ruim dertig man sterk, een afgelegen, onbewoonde boerderij betrokken. In een van de laatste dagen van februari werd die boerderij toevallig betreden door vier Duitse militairen die plaatsen moesten bepalen waar vèrdragend Duits geschut kon worden opgesteld. Zij troffen in de boerderij slechts één BS'er aan maar namen aan da.t er veel meer in de buurt waren en reden weg. Daarbij werden zij achtervolgd en gevangen genomen. De BS'ers boden hun een onderduikplaats aan; dat aanbod sloegen de vier Duitsers af. Ter beschermingJ.4

I BG-Den Haag: p.v. zitting inz. H. Wölk (IQ en II juni 1949), p. 59 (a.v., d-I). 2 Arr. rechtbank-Arnhem: Vonnis, 2 dec. 1950, inz. H. Kolitz, p. 5 (Doe I-940, a-ç).

400 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' OOSTELIJKE PROVINCIES

van hun eigen veiligheid en van die van alle hun bekende illegale werkers besloten de BS'ers vervolgens, de Duitsers dood te schieten. Aldus geschiedde. Zij hadden de lijken kunnen begraven en de auto laten verdwijnen maar zij kozen een andere oplossing. 'Aan de weg Varsseveld-Aalten was', aldus een naoorlogs rapport over dit gebeuren 1,

XC'een verse krater van een bominslag. Ze zetten de auto met de vier dode inzittenden op de rand van de krater, de lijken werden voorzien van stukken springstof en er werden ladingen aangebracht: een kleine onder de vooras, een grote onder de "'achteras. De mannen berekenden dat door de ontploffing alle sporen van de liquidatie zouden verdwijnen en de Duitsers bij het vinden van de auto overtuigd zouden zijn dat alles door de bominslag was gebeurd. Zij staken de lonten [onder de assenlaan en maakten dat zij wegkwamen.

XCHet resultaat was helaas geheel anders.

XCDe explosie van de kleine lading onder de vooras geschiedde het eerst en bracht slechts een kleine verwoesting aan. Maar door de ontploffing werd de tweede lont gedoofd waardoor de grote lading niet tot ontploffing kwam. Zo werden de Duitsers gevonden met lonten om hun benen gewikkeld en de stukken springstof op hun lichaam bevestigd.'

XCAls represaille werden zes-en-veertig politieke gevangenen uit 'De Kruisberg' gehaald en in een wei bij de bomkrater gefusilleerd.

XCWat de Overijsselse represailles betreft: wegens aanslagen op spoorlijnen werden op 13 oktober '44 zeven en op 31 maart '45 (een Duitse Rode Kruis-trein was toen ontspoord) vijf arrestanten van het Einsatz kommando-Zwolle bij Zwolle gefusilleerd; eind november werden er vijf gefusilleerd in het kamp Amersfoort wegens een aanslag op een 'foute' boer in Nieuwleusen en op 29 maart werden er wegens sabotagedaden bij Wierden en Rijssen dertig doodgeschoten bij de twee genoemde plaatsen; die dertig waren gevangenen van het Einsatzkommando-Almelo.

XCUit Drente is ons slechts één geval bekend van het doodschieten van Todeskandidaten: vijf gevangenen van het Einsatzkommando-Meppel, die begin april bij die plaats werden gefusilleerd wegens spoorwegsabotage.4

1 Doc 11-225. a-r.

401 [PDF]
TERREUR

XCIn Friesland werden op I8 november drie politieke gevangenen van de SD te Leeuwarden gefusilleerd aan de straatweg tussen Franeker en Harlingen als represaille voor het feit dat daar spijkers op de weg waren gestrooid. Ds. L. Holtrichter, christelijk gereformeerd predikant te Harlingen, was toevallig aanwezig toen uit de richting Franeker twee auto's naderden. 'Acht Duitsers in lange regenjassen met schouderbedekking kwamen', aldus zijn relaas,

XC'uit de eerste auto. De meesten hadden een karabijn bij zich. Eerst dacht ik: de heren gaan op de eendenjacht, daar is het weer nu juist geschikt voor. Een Duitser riep mij toe dat ik moest afstappen en blijven staan. Toen deed een andere Duitser de tweede auto open en daar kwamen drie burgers uit. Een van de drie burgers werd bij de kraag genomen en weggesleept. Het was nog een jonge man. Het werd nog vreselijker. Hij vroeg: 'Maar ge wilt me toch niet doodschieten?' Het antwoord was een slag met de kolf van het geweer op zijn hoofd, zodat het bloed er uit gutste. Hierop wilde ik gaan, maar mij werd duidelijk gemaakt: blijven staan of de kogel. Als versteend stond ik aan de grond. Een meter of zeven van de weg was een aardappelbult opgeworpen. Daar moest hij nu gaan staan. Toen namen een stuk of zes Duitsers het geweer en één commandeerde. Ze schoten tegelijk en het slachtoffer viel. De 'schutters' gingen ongeveer drie meter van hun slachtoffer staan.

XCDe andere twee burgers stonden bij de auto, door een Duitser vastgehouden. Ze moesten eerst het lot van hun medegevangene zien. Toen moest nummer twee komen. Deze ging voor de Duitsers liggen en smeekte hen om hem toch niet dood te schieten. 'Ik wil alles voor u doen, indien ge mij in leven laat', zo smeekte hij. Maar een harde schop in zijn rug, zodat hij wel een meter vooruit tuimelde, was het antwoord op zijn deerniswekkend vragen. Hij moest plaatsnemen naast zijn dode makker. Hetzelfde commando werd gegeven. De schoten dreunden en het tweede slachtoffer lag ter aarde.

XCNu de derde nog.

XCOnderwijl zijn tweede lotgenoot afgemaakt werd, zond hij een vurig gebed op tot God. Ik heb nog nooit zo horen bidden. Dit was bidden in het aangezicht van de dood. Eerst bad hij voor zijn vrouw. Of de Here haar wilde ondersteunen. Toen bad hij voor zijn zoon. Of God hem bewaren wilde en in het leven sparen. Zijn laatste woorden waren: 'Och Here, Here, die arme jongen.' Toen moest hij naar de slachtplaats. Geen der Duitsers behoefde hem te 'geleiden'. Met vaste gang zag ik hem er heen lopen. Hij ging naast de twee doden staan. Zoals dezen, met het gezicht naar de 'beulen'. Nog enkele ogenblikken. Weer werd het commando gegeven. De geweerschoten knetterden. 4

402 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' NOORDELIJKE PROVINCIES

XCHet derde slachtoffer viel ter aarde. De beulen staken een sigaret aan en lachten. Ik kreeg een wenk, ik kon doorgaan."

XCTwee dagen later, op 20 november, werden wegens spoorwegsabotage twee Todeskandidaten van het Einsatzkommando-Heerenveen doodgeschoten; datzelfde Einsatzkommando liet als represaille in januari één en in april, vlak voor de bevrijding, twee Todeskandidaten fusilleren en was tenslotte betrokken bij het doodschieten op 17 maart van tien in de buurt van Doniaga. Die laatste represaille was gevolg van het feit dat van twee mannen van de Wasserschutzpolizei die toevallig een boerderij betreden hadden waar een BS-groep bezig was een koe te slachten, bij de daarop volgende schietpartij één gedood en één gewond was; de boerderij werd door de SD in brand gestoken.

XCHet zwaarste represaillegeval van de SD uit Leeuwarden deed zich voor in Dokkum. Er waren daar in januari drie illegale werkers gearresteerd die op I januari naar Leeuwarden zouden worden overgebracht. Eén van die drie was een centrale figuur in de regionale illegaliteit - andere illegale werkers besloten een poging te ondernemen om de drie te bevrijden. Tussen Dokkum en Leeuwarden werd een brug opengedraaid. De SD-auto met de drie arrestanten werd bestormd; de man om wie de overvalondernomen was, kon, hoewel hij was gewond, worden bevrijd. Bij de schietpartij was een lid van Albrechts Einsatzkommando onmiddellijk gedood, een Belgische chauffeur dodelijk gewond. Albrecht zou zich, schrijft Wybenga, 'woedend beklaagd (hebben) dat zijn superieuren bepaalden dat er slechts twintig gevangenen mochten worden doodgeschoten, waarvan Groningen de helft zou 'leveren'.'

XCWybenga vervolgt:

XC'Om acht uur in de morgen van maandag 22 januari hield Albrecht tot zijn personeel een opzwepende rede om de mannen op te peppen voor de moordpartij, Zij kregen, zei hij, een eervolle taak.

XC, .. Met groot machtsvertoon (slechts vier mannen bleven in Leeuwarden) hield de stoet halt bij de eerste huizen van Dokkum. De gevangenen moesten voorover in de sneeuw gaan liggen en een SD'er werd weggestuurd om de burgemeester te halen, 'Dat zwijn moet er ook bij zijn, zodat hij kan zien wat er een volgende keer met hemzelf gebeurt', zei Albrecht volgens Horemans.

XCOndertussen wees Albrecht het vuurpeloton aan dat telkens vijf man moest neerschieten. Twee SD'ers moesten op één man richten, de een op het hoofd, de ander op de borst. Bij vergissing had hij elf man aangewezen, maar de Duit

I AangenaaId in H'H, Drost: p. 130.

403 [PDF]
TERREUR

ser ... die moest uitvallen, wilde zo graag aan dit heldenfeit meewerken, dat hij permissie kreeg om met twee anderen op een man te schieten. Telkens moesten de volgende vijf slachtoffers hun gedode voorgangers netjes in een rij op de rug leggen: 'Ordnung muss sein!'

XCBij de derde groep was een jongeman die niet in de rij durfde te staan; hij mocht zich voorover op de grond werpen, waar hij een nekschot ontving. Heel anders reageerde, volgens burgemeester Jonker, Lau Hulshof. Ongebroken, fier rechtop, bemoedigde hij de anderen door te zeggen: 'Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d'eerkroon dragen.'

XC... Toen het beulswerk geklaard was, gaf Albrecht de burgemeester een heftige uitbrander. Bovendien gelastte hij dat de lijken nog 24 uur moesten blijven liggen; vervolgens mochten ze begraven worden onder leiding van predikanten, maar daarbij mocht geen gereformeerde dominee het woord voeren. Toen begaven de helden zich naar het kwartier van de Crenzsthutz, waar ze op jenever werden onthaald."

XCNadien liet de SD uit Leeuwarden op 8 maart bij Franeker vijf Todeskandidaten doodschieten wegens een aanslag op een boerendochter die tolk was bij de SD, op 7 april in Makkum zes wegens allerlei illegale activiteit en op II april bij Dronrijp elf (onder hen drie broers) wegens sabotage aan een spoorweg en aan een brug over het van Harinxmakanaal. Bij deze laatste executie (er werden toen ook een SS'er en een V-Mann uit Den Haag doodgeschoten"), waarbij in totaal veertien slachtoffers hadden moeten vallen, was er één overlevende, Gerard de Jong. Hij heeft in april '48 aan een verslaggever van Anep-Aneta en, uitgebreider, in april '60 aan een van De Telegraafzijn herinneringen verteld. 'In overvalwagens', aldus dit laatste verslag",

XC'onder bewaking van twintig zwaar gewapende mannen ging 't Leeuwarden uit, richting Harlingen. Even vonkte bij mij de hoop dat wij ... naar Holland zouden gaan, maar bij Dronrijp werd ... deze hoop de bodem ingeslagen, want de colonne draaide van de hoofdweg af en even later stonden wij voor de geopende brug over het van Harinxmakanaal. ... Hier werd gestopt en wij moesten de wagens verlaten .

XC. . . De zon stond stralend aan de strakblauwe hemel en boven ons hoorden wij het brommerige gezang van de Geallieerde vliegtuigen. Stil in mijn hart bad ik om bescherming van deze Tommies. Ook de SD'ers hadden de vliegtuigen in de gaten en kregen plotseling veel haast. Wij werden de dijk afgeranseld en rond ons werd een kring van mitrailleurs opgesteld. Tegen de oever van het kanaal

XCI P.Wybenga: Bezettingstijd in Friesland, dl.lJl, p. 241-42. 2 Beiden waren van allerlei misdragingen beschuldigd. 3 De Telegraaf, 9 april

404 [PDF]
HET RELAAS VAN GERARD DE JONG

stelden zich acht man op met de karabijn in de aanslag en uit ons midden werden acht man als eerste groep voor het peloton gesleurd.

XCEen mist van razende woede kwam voor mijn ogen. Als schapen werden deze mensen naar de slachtplaats geleid en ik vroeg mij af of wij nu met ons allen geen poging konden doen om als één man naar het water te rennen en daar in te duiken, alles liever dan zo lijdzaam door deze bende te worden neergeschoten. Maar de aanblik van het tafereel verlamde mijn spieren en ik kon mij niet bewegen .

XC. . . Vóór mij hieven de moordenaars hun wapens op, richtten en er klonken korte knallen. Acht mensen in de kracht van hun leven sloegen achterover tegen de grond. Een van hen richtte zich weer op als een tijger in een woedende aanval op zijn moordenaar, maar enkele nieuwe knallen maakten een eind aan zijn stuipachtig verweer.

XCOnwezenlijk lagen deze lijken in het gras, maar of de dood zichzelf niet vertrouwde, gingen zijn handlangers langs elk slachtoffer om het een genadeschot door de hersenen te geven. Ik voelde mij misselijk en zag en dacht niets meer.

XCEnkele harde slagen brachten mij tot de werkelijkheid terug, het was mijn beurt, tezamen met vijf anderen ... zag ik even later de dood in de ogen. Mijn blik zwierf nog eenmaalover het water, over het vlakke Friese land en daarna zag ik een gezicht dat mij aanloerde langs de loop van een karabijn.

XCWat mijn hersens deden weet ik niet meer, ik kon niet meer denken of ik dacht aan alles tegelijk, het was als een benauwde droom en ik hoopte nog slechts wakker te kunnen schrikken.

XCEen scherp commando een vreselijke knal en een harde klap tegen mijn schouder maakten mij wakker; ik zag de mannen naast mij vallen als tinnen soldaten of als stenen standbeelden, die van hun voetstuk worden gestoten. Ik besefte echter direct dat ik niet dood was, dit kon de dood niet zijn.

XCAls in een reflexbeweging liet ik mij vallen, sloeg een halve slag om en drukte mijn gezicht in het klamme gras. Een stekende pijn in mijn schouder deed mij ineenkrimpen van pijn, maar ik besefte dat elke beweging mij zou verraden en dat ik een kans zou hebben als ik mij dood hield.

XCMaar toen overviel mij de gedachte aan het nekschot, ik zweette van angst.

XCIk hoorde rauwe bevelen schreeuwen en laarzen stampen en verwachtte elk ogenblik het laatste schot. Maar hoog boven mij in de lucht hoorde ik het machtige motorlied van de Tommies ; de moordenaars blijkbaar ook, want ze kregen steeds meer haast. Ik hoorde een paar van hen nader komen en hoorde ze zeggen: 'Tot ... tot'. Ze onderzochten hun slachtoffers, maar er kwam geen genadeschot, mogelijk waren ze bang zichzelf door hun geschiet aan de Tommies te verraden.

XCEindelijk was de beurt aan mij, een paar ruwe handen rolden mij om - 'Tot', zeiden de kerels en verdwenen haastig achter hun trawanten aan, die waarschijnlijkal in de auto's waren gestapt. Even later sloegen de automotoren aan en hoorde ik hen wegrijden. Het werd stil om mij heen, zelfs de Tommies waren verdwenen.

XC

405 [PDF]
TERREUR

heen te worden. Was ik toch dood? Neen, de pijn in mijn arm werd heviger. Plotseling beving mij weer een nieuwe angst: als ik daar bleef liggen, zouden ze straks terugkomen om de lijken op te halen en mij met hen levend te gaan begraven? Ik moest weg, weg, maar hoe, zouden ze mij niet zien?

XCJuist was ik van plan een poging tot ontsnappen te ondernemen en alles te riskeren, toen ik voetstappen hoorde. Zachtjes werd ik bij de arm gepakt, een stem fluisterde dat het goed volk was en ik opende mijn ogen. Vóór mij bukte zich een man in overall, hij gespte zijn riem los en begon mijn arm af te binden.

XCVanaf de melkfabriek van Dronrijp had mijn redder het gehele drama daar onder aan die dijk gezien en toen de beulen waren weggetrokken, had hij beweging gezien tussen de lijken. Ondanks waarschuwingen van anderen was hij op de onheilsplaats afgegaan.

XCPlotseling verscheen er een man op de dijk en mijn helper vluchtte, maar gelukkig was het loos alarm en keerde hij spoedig naar mij terug. Terwijl hij nog met mij bezig was, verscheen plotseling boven de brugleuning een Duitse uniformpet. De schrik moet ons beiden om het hart zijn geslagen. Maar de man onder de pet mompelde 'Schioeine' en wij begrepen dat van hem geen gevaar te duchten was. Het was een Duitser in Wehrmacht-uniform, een schipper op een aardappelboot, hij heeft alles wat er na die tijd met mij gebeurde geweten, maar moest blijkbaar niets van die Nazi-beulen hebben.

XCMijn redder onderzocht alle slachtoffers, maar kon voor hen niets meer doen. De inspanning en de pijn waren voor mij te zwaar geweest errhet werd schemerig voor mijn ogen; ik zag mijn kameraden, die daar zo onnatuurlijk dooreen lagen en toen werd alles zwart voor mijn ogen.

XCIk kwam weer bij toen men mij wat water in de mond goot. Ik voelde dat ik op een ladder lag en naar een bootje werd gedragen. Naar de overkant ermee en op een klein boerderijtje vond ik een liefderijk onderdak. AI spoedig kwamen de wijkzuster en de dokter en kon mijn arm behoorlijk worden verbonden.

XCHelden waren deze mensen, want mijn verdwijning kon nooit lang onbemerkt blijven. Al gauw kregen wij dan ook bericht dat er reeds naar mij werd gezocht. De avond viel en het huis waarin ik verbleef, was veel te dicht bij de plaats van het onheil. Ik moest weg en er werd besloten, dat ik onderdak zou zoeken bij het gemaal, midden in de uitgestrekte landen. Toen het goed donker was, ging ik op weg. 'Langs het water', hadden ze me gezegd, dan kwam ik er vanzelf. Maar het was aardedonker, en al gauw raakte ik het spoor bijster, vallend in greppels en over molshopen, mijn linkerarm als een lamme vlerk steunend, zocht ik mijn weg op goed geluk af. Mijn kleren hadden mijn helpers in het kanaallaten zakken en ik had oude boerenkleren aangekregen.

XCEindelijk zag ik de donkere contouren van het gemaal voor mij opdoemen. Hier vond ik een liefderijk onderdak bij een paar oude vriendelijke mensen, bij wie reeds twee onderduikers een onderdak hadden gevonden.

XCMaar veilig was het ook hier niet. Mannen van de verzetsbeweging kwamen mij de andere dag halen, en op een aardappelwagen werd ik naar de aardappelmeelfabriek gereden waar de bedrijfsleider mij in zijn woning verborg.'

406 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' NOORDELIJKE PROVINCIES

XCEnkele dagen later waren de bevrijders ter plaatse.

XCGelijk vermeld, dienden bij Dokkum tien gevangenen uit Leeuwarden, tien uit Groningen te worden doodgeschoten. De Groninger tien werden onder Haase's verantwoordelijkheid in feite uitgekozen door Lehnhoff en onder hen waren, zo verklaarde tijdens Haase's proces de rechercheur van de bijzondere rechtspleging die deze zaak had onderzocht, 'verschillende gevallen (die), ook van Duitse zijde gezien, als licht waren te beschouwen.' 1 Eén van die lichte gevallen was een Joodse onderduiker, in Winschoten gegrepen, die naar Westerbork moest worden overgebracht. Tegen een bij de SD gedetacheerde Nederlandse politieman zei Lehnhoff evenwel dat die onderduiker onder de tien moest worden opgenomen, 'dan raken wij', aldus werden Lehnhoffs woorden weergegeven, 'meteen op een mooie manier die Jood kwijt."

XCDit was de 'tweede man' van het Einsatzkommando-Groningen ten voeten uit. Maar hij was de enige niet die, gegeven Haase's slappe leiding, speciaal in de hongerwinter misdaad op misdaad kon stapelen, daarbij overigens bijgestaan door enkele Duitse SD'ers en uit het westen des lands afkomstige 'foute' Nederlandse politiemannen die allen in fanatisme en verscheidenen ook in sadisme zijns gelijken waren. Geen Einsatz kommando trad, aldus onze algemene indruk, wilder en onbeheerster op dan het Groningse. Had het van een V'-Mann of van een andere informant vernomen dat ergens een illegale groep bestond (die inlichtingen waren lang niet altijd juist en soms zelfs er geheel naast), dan werd een ploeg gevormd die er 's avonds of's nachts met de auto op uittrok en dan vaak de personen wier namen genoemd waren, in of bij hun woning neerschoot; trof de ploeg in de betrokken woning niemand aan, dan sloeg zij de inboedel kort en klein of stak zij het huis in brand. In één geval, medio maart' 45, bij een grote opsporingsactie van leden van de OD en de BS, liet Lehnhoff een Groninger, in wiens woning twee onderduikers waren gevonden, door een 'foute' Nederlandse politieman doodschieten, naar de politieman meende: louter omdat die Groninger een door Lehnhoff begeerde grote postzegelverzameling bezat; die verzameling werd inderdaad vervolgens uit een bankkluis gehaald en naar het Scholtenshuis gebracht.

XCI BG-Leeuwarden: p.v. proces B. G. Haase (IS juni 1949), p. 9 (getuige Luppens) (Doc 1-612, b-j). 2 A.v., p. II (getuige

407 [PDF]
TERREUR

XCIn diezelfde tijd, maart '45 dus, liet Lehnhoff met goedvinden van Haase twee vrouwelijke arrestanten doodschieten, Anda Kerkhoven en Diny Aikema; beider zaken waren overigens, aldus de eerder door ons geciteerde Nederlandse Polizeiangestellte, 'niet zo ernstig dat zij, van Duits standpunt bezien, voor de doodstraf in aanmerking kwamen, in het bijzonder niet die van Anda Kerkhoven', maar deze laatste, die gedeeltelijk van Indonesische afkomst was, was vooral door de Nederlandse Polizeiangestellte Z. Sleyfer mishandeld' en op het Scholtenshuis was Sleyfer toen bang gemaakt met het verhaal dat Anda Kerkhoven volgens z.g. Indonesisch gebruik niet zou rusten voor zij wraak op hem zou hebben genomen. Tijdens het proces tegen Haase verklaarde de even eerder door ons aangehaalde, bij de SD gedetacheerde politieman,

XC'dat Sleyfer daarna naar Lehnhoff is gegaan die er eerst niet van wilde weten dat Anda doodgeschoten werd, maar tenslotte toestemde, zeggend dat Diny Aikema dan ook doodgeschoten moest worden; dat voordien Sleyfer hem een liter jenever had aangeboden als hij bereid was, Anda dood te schieten?

XCde politieman had geweigerd - Anda Kerkhoven en Diny Aikema werden door andere helpers van de SD doodgeschoten en een van de moordenaars ondertekende op Lehnhoffs bevel een proces-verbaal 'waarin, in strijd met de waarheid, stond dat Diny Aikema in een vuurgevecht met terroristen om het leven was gekomen."

XCIn het nemen van represailles staken een element van wraak en een element van intimidatie, maar het algemene optreden van het Einsatz kommando-Groningen was zo wraakzuchtig en intimiderend dat represailles in de vorm van het neerschieten van Todeskandidaten niet zo veelvuldig voorkwamen. Afgezien van hetgeen in verband met de Z.g. aanslag op Rauter en hetgeen vlak voor de bevrijding van Groningen gebeurde, afgezien óók van de tien naar Dokkum overgebrachte arrestanten, is ons slechts het fusilleren bekend van drie groepen Todeskandi daten: twaalf op 25 september, zestien op 12 oktober en drie op 28 oktober. Bij de eerste groep bevonden zich twee arrestanten die in het geheel niet verhoord waren, en een Joodse onderduiker (èn een illegale werker die zo was mishandeld dat hij bijna geen tekenen van leven meer vertoonde),

XCI Sleyfer was in maart' 41 tolk geworden bij de Aussenposten-Leeuwarden. In augustus '44 was hij gewond geraakt door een aanslag, uitgevoerd door illegale werkers; na zijn herstel was hij in november '44 toegevoegd aan het Einsatzkommando-Gronin gen. 2 BG-Leeuwarden: Sententie inz. B. G. Haase (20 juni 1949), p. 27 (getuige E.C.D.). 3 A.v. (getuige H.B.).

408 [PDF]
'TODESKANDIDATEN' NOORDELIJKE PRoviNCIES

bij de tweede groep waren twee arrestanten die nauwelijks illegaal werk hadden gedaan, tot de derde behoorde een van de grote figuren van de Nederlandse illegaliteit: Iman J. van den Bosch, een van de oprichters van het Nationaal Steunfonds.

XCOns relaas is nog niet voltooid. Wij dienen nog de al enkele malen aangeduide, uitgebreide represailles te beschrijven die begin maart na de z.g. aanslag op Rauter werden genomen, alsook het doodschieten van talrijke Todeskandidaten in het oosten en noorden des lands onmiddellijk vóór de intocht der Canadese bevrijders. Dat laatste geschiedde krachtens een algemeen bevel van Schöngarth. Hij is het geweest die, in aansluiting op overeenkomstige bevelen die in Duitsland waren uitgegaan van het Reichssicherheitshauptamt, in januari '45 op een dienstbespreking, waar behalve de leidende figuren van Abteilung IV ook de chefs van de Einsatzleommandos aanwezig waren, opdracht gaf 'om', aldus Kolitz, 'in het uiterste geval' (d.w.z., aldus Haase: 'im FalIe der Alarmstufe 'drohender Ortskampj"l) 'arrestanten die zich aan ernstige vergrijpen hadden schuldig gemaakt en niet ·naar Duitsland konden worden weggevoerd, dood te schieteri'"; daarmee werden de Todeskandidaten bedoeld. De moorden die uit dit bevel van Schöngarth zijn voortgevloeid, zullen wij beschrijven in hoofdstuk I3.

XCIn dit hoofdstuk past wèl de beschrijving van de gevolgen welke uit de z.g. aanslag op Rauter zijn voortgevloeid maar voor wij daartoe overgaan, dienen wij stil te staan bij enkele merkwaardige gebeurtenissen die zich in de hongerwinter in de Haagse illegaliteit hebben afgespeeld en waarbij de SD ten nauwste betrokken is geweest.

Contacten in Den Haag

XC

XCGelijk vermeld, zijn, afgezien van de represailles na de z.g. aanslag op Rauter, in de hongerwinter in het ressort van Lages ca.vierhonderdvijftiga-33). 2 BG-Leeuwarden: p.v. zitting inz. F. Bellmer (3 I mei 1949), p. 23 (getuige H. Kolitz)

1 PRA-Groningen: p.v. B. G. Haase (afgesl. 8 mei 1947), p. 1. (Doc 1-612,

409 [PDF]
TERREUR

personen bij represaille-executies om het leven gebracht, in dat van Munt vijf-en-dertig, in dat van Wölk honderdvier-en-vijftig. Aan de normen van de SD gemeten, heeft Munt dus zekere matiging betracht - óók is hij de enige geweest die veelal niet illegale werkers liet doodschieten maar commune misdadigers, hetgeen uiteraard even onrechtmatig was.

XCWat die matiging betreft, kan van belang zijn geweest dat de semimilitaire verzetsgroepen in Den Haag minder talrijk en minder actief waren dan bijvoorbeeld in Rotterdam en in Noord-Holland. Op de vorming van de Binnenlandse Strijdkrachten komen wij in hoofdstuk 8 terug; daar zal blijken dat zij vooralook in Den Haag met grote moeilijkheden is gepaard gegaan. Wat Den Haag betreft, verdient evenwel nog een tweede factor vermelding: nergens was in de hongerwinter de illegaliteit zozeer door een verrader gepenetreerd als juist daar. SS Obersturmbannfûhrer Frank had namelijk een V-Mann in dienst die er in geslaagd was, een van de leidende figuren van de Haagse illegaliteit te worden': Albert Brinkman, 'nach meiner Ansicht', zo verklaarde voor de Enquêtecommissie H. K. O. Haubrock, een van de Sachbearbeiter van Abteilung IV van de staf van de BdS, 'neben van der Waals dey gyösste Vi-Mann, den unr gehabt haben. '2 Wij hebben Brinkman al genoemd in deel 7, waar wij vermeldden dat hij in '43 door de SD was gearresteerd (hij kreeg toen bij een vuurgevecht een kogel in een van zijn longen) en zwaar was mishandeld en dat hij zich nadien bereid had verklaard, de vijand diensten te bewijzen. Hij was toen overgebracht naar het gevangenisgedeelte van het seminarie te Haaren waar hij als celspion was opgesloten bij verscheidene geheime agenten van het Englandspiel en ook bij Siewert de Koe, de tweede leider van de spionagegroep 'Kees'. Nadat hij die taak had verricht, was hij vrijgelaten waarna hij zich naar Den Haag had begeven. Was aan Haagse illegale werkers bekend dat hij een tijd in Duitse gevangenschap was geweest? Vermoedelijk niet - in de illegaliteit gold immers de algemene regel dat wie na gevangenschap weer op vrije voeten kwam, werd gewantrouwd en dat alleen diegenen die men tevoren goed had gekend en die plausibel konden verklaren hoe zij er in geslaagd waren te worden vrijgelaten, weer tot het illegale werk werden toegelaten.

1 Wij vermelden in dit verband dat een andere gevaarlijke van de Johnny den Droog, in januari '45 in Gorssel, waar hij toen woonde, om het leven kwam; hij heeft waarschijnlijk zelfmoord gepleegd maar er is ook wel het vermoeden geuit dat hij door de uit de weg is geruimd. 2 Getuige H. K O. Haubrock, dl. IV c, p. I258.

410 [PDF]
VERRADER BRINKMAN

Wellicht heeft Brinkman een overtuigend verhaalopgehangen, wellicht was het aan diegenen met wie hij ging samenwerken, niet eens bekend dat hij in handen van de SD was geweest. Hoe dat zij, hij werd door velen volledig vertrouwd - daarbij liet hij ook wel eens doorschemeren dat hij betrekkingen had met de Britse Intelligence. Inderdaad, hij had vóór de oorlog allerlei diensten bewezen aan Seymour Bingham die tot mei '40 een van de Intelligence-officieren in Nederland was geweest. Nadien stond hij in de documentatie van de Britse Intelligence genoteerd als '4711'. Het is mogelijk dat in de periode tot zijn arrestatie en wellicht ook nadien berichten van '47II' bij MI-6 (de Britse spionagedienst) zijn binnengekomen - dat Brinkman van eind '42 af als Vi-Mann van de SD optrad, was in elk geval in '43 en '44 aan MI-6 niet bekend. Door de SD, die van zijn relatie met de Britse Intelligence afwist, werd Brinkman niet ten volle vertrouwd. Hij was, aldus Haubrock, 'fûr uns ein Fragezeichen. Er hat zwar Crosses [ûr uns prestiert . . . Doch ist der Verdacht, dass er Agent des British Intelligence Service war, nie ganz erloschen.'

XCFrank, als wiens V-mann Brinkman optrad en die hem als volledig betrouwbaar beschouwde", zorgde er in de lente van '44 voor (de gevangenen uit Haaren waren toen naar elders overgebracht) dat Brinkman nauwkeurige gegevens over de Raad van Verzet (de RVV) kreeg en ook stukken van de Raad die aan de SD in handen waren gevallen - mèt die gegevens en die stukken nam Brinkman contact op met Haagse RVV'ers. Hij noemde zich daarbij eerst 'Ab van Straten', daarna (van midden november '44 af) 'Sally'. Talrijke Haagse RVV'ers gingen graag met Brinkman in zee. Hij werd hun commandant (naar wij aannemen: met goedvinden van Jan Thijssen onder wie alle brigades van de RVV ressorteerden) en kwam dus, aangezien de toppen van de plaatselijke illegaliteit van september '44 af een intensief onderling contact onderhielden (er waren toen immers 'Delta's' gevormd waarin in de regel de plaatselijke leiders van de Knokploegen, van de groepen van de Raad van Verzet en van de OD zitting hadden), tot een vaste samenwerking met de KP en de OD. Het werk werd verdeeld. Inzake de operaties welke elke groep als deel van de BS wilde uitvoeren, werden vele gegevens uitgewisseld - al die gegevens kwamen bij Frank terecht.

1 A.V. 2 'Toen ik' aldus na de oorlog een secretaresse van de 'Frank eens zeide dat hij als hij eerlijk was, zulke mensen' 'toch moest verachten verklaarde hij mij dat Brinkman overtuigd nationaal-socialist geworden was en dat de zaak waarvoor hij streed, precies zo goed de zijne als die van de Duitsers was.' (de B.: 'Herinneringen' p. 42 (Doc 1-245, a-r j).

411 [PDF]
TERREUR

XCNiet alle Haagse RVV'ers zagen Brinkman als een betrouwbare figuur. Een hunner schreef begin oktober een briefje van maar één zin aan de leiding van de RVV in Amsterdam: 'Albert Brinkman vroeger wonende Zuider Amstellaan', thans wonende Noordeinde 10 A Den Haag telef. 110453 zegt brigadecommandant RVV te zijn, doch wordt hier beschouwd als niet te deugen." Het briefje belandde bij Gerben Wagenaar die een van de naaste medewerkers van Thijssen om inlichtingen vroeg. Die inlichtingen waren gunstig, zij het dat het korte tijd later tot een scherp conflict kwam, toen Brinkman na de arrestatie van de leider van de Leidse brigade van de RVV, 'Rudi', geheel eigenmachtig een nieuwe commandant voor die brigade benoemde. Op 20 oktober zond een Leidenaar, de communist 'Nico", 'in vliegende haast' de volgende waarschuwing tegen 'Ab van Straten' naar Amsterdam:

XC'Ik zou graag enig bericht ontvangen over een zekere van Straten comm[ andant] RVV Den Haag. Deze uiterst reactionaire figuur heeft het voor elkaar gekregen reeds enige malen de hele boel in gevaar te brengen door zijn verregaande nonchalance. Hoofdkwartierenmet telefoons, waar de bezoekers onthaald worden op borrels. Er wordt met overgrote onvoorzichtigheid met namen en adressen gewerkt. Het is meer dan ontstellend. Deze knaap heeft na de arr[estatie] van Rudi het bevel in Leiden achter de rug van de door R[udi] aangestelde personen op zich genomen. Gevolg was, dat hij de zo zorgvuldig opgebouwde samenwerking met OD en LO totaal kapot heeft gemaakt door het aanstellen van een onmogelijk persoon als Comm[andant] van de RVV. Alle wapens die tot nu toe behoorlijk over deze drie groepen, waarin de C[ommunistische] P[artij] in de RVV goede invloed had, waren verdeeld, zijn nu aan de OD getrokken. Gevolgen laten zich niet moeilijk raden. Deze heer bedient zich overigens van personen die niet ten onrechte door velen gewantrouwd worden. Ikzelfheb in geen enkelopzicht nauw contact met de RVV hier, maar ben eenvoudig van de achterwacht door het buitengewoon onvoorzichtig optreden volledig op de hoogte met vele namen, adressen en andere zaken die strikt geheim hadden moeten blijven. Overigens is het nog nooit zo'n grote rotzooi geweest als nu .

XC. . . Deze van Straten gedraagt zich ... hoogst gevaarlijk, op illegaal en op politiek gebied. Er is voor zijn reactionair drijven geen enkel tegenwicht nu Rudi weg is. We zijn totaal aan de wolven overgeleverd."

XCVoorzover bekend, bleef Thijssen (hij werd op 8 november gearresteerd) Brinkman vertrouwen. Wagenaar, die van eind november af met4

1 In Amsterdam; thans: Rooseveltlaan. 2 Brief 5 okt.1944 van 'van der Steen' (RVV, I g). 'Brief, 20 okt. 1944, van 'Nice' aan Kl.' (vermoedelijk: 'Beste Klaas') (a.v.).

412 [PDF]
VERRADER BRINKMAN

van der Gaag de RVV vertegenwoordigde in het college dat kolonel Koot, de commandant van de Binnenlandse Strij dkrachten, terzij de stond, vertrouwde Brinkman niet, hoewel hij van diens relatie met de SD niets afwist - Wagenaar was, zo vertelde hij ons in '58, een keer naar Den Haag gegaan om nadere gegevens over Brinkman te verzamelen. 'Ik had', zei hij, 'te horen gekregen dat hij iedere dag naar hetzelfde café ging om afspraken te maken. Dat was al fout. Eén keer ben ik zwak geweest en heb ik toch een afspraak met hem gemaakt, maar op het laatste moment ben ik niet naar hem toe gegaan." Wanneer precies die zaak zich had afgespeeld, wist Wagenaar zich niet te herinneren, maar uit een bewaard gebleven, niet ondertekend maar aan 'Preek' (Wagenaar) gericht briefje d.d. 23 novemberblijkt dat Wagenaar aan de hem schrijvende relatie had verzocht, 'voorlopig geen contact op [te] nemen met Ab uit Den Haag ... die', zo voegde die relatie toe, 'zoals u wel zult weten, nu Sally heet.'

XCOok van der Gaag had zijn twijfels ten aanzien van Brinkmans betrouwbaarheid. Hij legde ze eens voor aan van der Vlugt (de in hoofdstuk 3 genoemde Finse consul-generaal die tal van contacten had in Haagse illegale kringen), 'van der Vlugt', aldus in '50 van der Gaag aan de Enquêtecommissie, 'heeft mij toen bezworen dat Brinkman volkomen betrouwbaar was. 'Ik steek mijn hand voor hem in het vuur', zei hij. Ik heb toen geantwoord: 'Dat kan wel zijn, maar je moet nu eenmaal uiterst voorzichtig zijn' , - in tegenstelling tot Wagenaar liet van der Gaag het wèl tot een ontmoeting met Brinkman komen, 'hij heeft toen tien- of vijftienduizend gulden gekregen."

XCOver de besteding van de bedragen welke Brinkman ontving, waren er vaak moeilijkheden en Wagenaar ergerde zich vooral aan het feit dat Brinkman niet alleen de Haagse en Leidse brigades van de RVV maar ook de Leidse Knokploeg, op wie hij invloed had gekregen, allerlei operaties liet ondernemen welke althans door Wagenaar niet waren goedgekeurd. Men moest zich van Wagenaar niets aantrekken, zei Brinkman dan, 'hij was communist, niet te vertrouwen, en dergelijke'", 'de KP in Leiden heeft', aldus A. L. C. Meyering, een illegaal werker uit het westen des lands, 'acht à negen maanden voor Sally gestunt tegen de uitdrukkelijke orders van Freek in'S - al die tijd gaf Brinkman datgene wat hij van de organisatie, de activiteit en de plannen van de illegaliteit in Den Haag, Leiden en omgeving wist, aan de SD'er Frank door. 'Wat

XC1 G. Wagenaar, 2 mei 1958. 2 RVV,2 a. 'Getuige J. van der Gaag, Enq., dl. VII C, p. 237. 4 Getuige A. L. C. Meyering, a.v., dl. IV c, p. 1677. 5

413 [PDF]
TERREUR

staat er op zijn conto', vroeg de voorzitter van de Enquêtecommissie, mr. L. A. Donker, in '49 aan Haubrock; deze antwoordde: 'Etwa 90 % van dem, was das Kommando-Frank van Beginn 1944 bis zum Schluss bearbeitet hat", anders gezegd: bijna alle arrestaties welke het Sonderkommando-Frank van de Haagse SD uitvoerde, waren ook in de hongerwinter gevolg van Brinkmans verradersrol.

XCBijzonderheden omtrent dat alles zijn niet bekend. De Nederlandse justitie kon de rekening met Brinkman niet vereffenen: hij werd op zondag 6 mei '45, d.w.z. daags na de capitulatie van de Wehrmacht in westelijk Nederland maar nog vóór de intocht der bevrijders, in Den Haag doodgeschoten. Of dat geschiedde door SD'ers die toen nog op vrije voeten waren en Brinkman mogelijkerwijs als een bezwarende getuige beschouwden, dan wel door illegale werkers die het recht in eigen handen namen, is niet bekend - vast staat wel dat Brinkman samen met een eveneens doodgeschoten chauffeur die 'bij de politie bekend (was) als een zwarthandelaar en een collaborateur' (aldus A. L. C. Meyering), zonder dat enig nader onderzoek was ingesteld ('er is geen sectie op het Iijk verricht - ze hebben alleen de kogelgaten geteld'), door de bemoeienissen van illegale werkers die hem als een laatste slachtoffer zagen van de SD-terreur, een begrafenis kreeg met militaire eer, waar althans Meyering vandaan kwam, 'geschrokken van het stelletje zwarthandelaren en collaborateurs die achter de lijkstoet liepen."

XCBrinkmans weduwe bleef van zijn onschuld overtuigd. Haar had hij kort tevoren gezegd: 'Als je ooit in moeilijkheden komt ... , dan moet je de naam Bingham noemen." Inderdaad, zij ging in de zomer van '45 samen met een vriendin die allerlei relaties had in het Geallieerde milieu, naar de Canadese Field Security en kreeg van een ondergeschikte sergeant een ongestempelde verklaring mee" welke luidde:

XC'To whom it may concern. Brinkman, Albert, alias'4711 '. This man is registered in our files as an agent workingfor British. Intelligence and SD simultaneously. He was shot dead on 6 May 1945 by an unknown person. His work was of immediate value to us during the war years. '

XCOok aan de Britse Intelligence was toen dus bekend geworden dat Brinkman V-Mann van de SD was geweest. Het kan, gelijk gezegd, wel zijn dat hij zijn werk voor de SD heeft gecombineerd met het zenden

XC1 Getuige H. K. O. Haubrock, a.v., p. 1259. 2 Getuige A. L. C. Meyering, a.v., p. 1676. 3 Getuige L. Brinkman-Ficq, a.v., p. I37!. 4 Tekst:

414 [PDF]
VEHRADER BRINKMAN

van berichten aan MI-6, maar uit niets blijkt dat hij met medeweten, laat staan in opdracht van MI-6 zijn functie als V-Mann heeft aanvaard en vervuld.

XCAls zodanig heeft hij een verwoestend spoor getrokken door de illegaliteit in Den Haag en omgeving. Men moet, gezien Haubrocks verklaring, wel aannemen dat velen van de illegale werkers die door de activiteit van het Sonderkommando-Frank werden gearresteerd en via Amersfoort in Neuengamme belandden of als Todeskandidaten werden gefusilleerd, als slachtoffers van Brinkman dienen te worden gezien.

XCHet groeiende aantal arrestaties dat met name in Den Haag werd uitgevoerd, schiep daar bij leidende figuren van de illegaliteit een gevoel van grote onzekerheid. Bij de arrestatie-opdrachten welke Frank gaf, werd behoedzaamheid betracht: natuurlijk moest voorkomen worden dat Brinkman als Vi Mann werd ontmaskerd. Er werd dus steeds slechts van een deel van de door deze verstrekte gegevens gebruik gemaakt - had hij een bespreking gehad met vijf of zes illegale werkers, dan werden die nooit allen opgepakt maar slechts enkelen en die enkelen nooit onmiddellijk of tegelijk maar pas na enige tijd en de een na de ander. Er was voor die illegale werkers geen touwaan vast te knopen.

XCTijden van grote onzekerheid nu zijn bij uitstek die waarin door personen die in gevaar verkeren, steun wordt gezocht bij hen die de indruk wekken, dat gevaar te kunnen afwenden. In '44 gold dat laatste voor een inkoper voor de Wehrmachten de Waffen-S'S, Jan Haakman - een man, op wiens activiteit wij dienen in te gaan voor wij in het kader van dit hoofdstuk die van een aanzienlijk gecompliceerder figuur gaan beschrijven: Reinder Zwolsman. Niet dat wij Haakman en Zwolsman op één lijn willen stellen! Zwolsman deed belangrijk illegaal werk en Haakman viel in de bezetting louter van de ene louche affaire in de andere. Juist daarvoor bood die tijd, gegeven het ondoorzichtig karakter van de samenleving en de corruptie bij diverse Duitse organen, rijke mogelijkheden. Haakman is niet de enige geweest'die daarvan heeft geprofiteerd - in onze geschiedschrijving die, hoe gedetailleerd ook, toch steeds de hoofdlijnen in het oog moet houden, zouden wij hem wellicht niet speciaal hebben genoemd als hij niet met Zwolsman in aanraking was gekomen, en Zwolsman niet als deze niet via Haakman een contact

415 [PDF]
TERREUR

tussen de SD en enkele topfiguren van de Haagse illegaliteit had gelegd waarvan andere illegale kringen met grote ergernis kennis namen. Dat contact is bovendien voor de beoordeling van het beleid zowel van de SD als van de illegaliteit niet zonder betekenis geweest - zoals in een later hoofdstuk zal blijken, hebben elementen uit dat contact bovendien een rol gespeeld bij de z.g. capitulatiebesprekingen in april '45. Er is trouwens ook de al eerder in dit hoofdstuk aangestipte affaire van de uitlevering aan de SD van de ondergedoken SD'er Hillesheim - Zwolsman en Haakman zijn daar ten nauwste bij betrokken geweest.

XCEerst dus Haakrnan.

XCGeboren in Weesp in augustus 1899 (hij was bij het begin van de Duitse bezetting dus veertig jaar), was Jan Haakrnan achtereenvolgens bouwkundig opzichter, inspecteur van een spaarkas, Ürmant van twee bouwbedrijven en, van '30 tot '33, mede-exploitant van een Schevenings hotel. Na Hitlers Machtûbernahme trok hij naar Duitsland waar hij een filmbedrijf oprichtte; daarnaast riep hij in '35 in Nederland het Instituut voor Onderwijsfilms in het leven. Of die filmzaken florissant waren, weten wij niet, wèl dat Haakrnan over de belastingjaren '37-'38 en '38-'39 (pas van '41 afviel het belastingjaar samen met het kalenderjaar) een inkomen opgaf van respectievelijk f I 500 en f 1200 en dat hij volgens zijn aangifte over het belastingjaar '39-'40 in het geheel geen inkomen had op te geven. Dat inkomen bleek volgens zijn aangifte over het belastingjaar '4°-'41 opeens gestegen te zijn tot het in die tijd formidabele bedrag van f 9°000.' Wat was geschied? Haakrnan was in de zomer van '40 lid geworden van de NSB, had zich met schriftelijke aanbevelingen van een vooraanstaand NSB'er en van de Ortsgruppenfûhrer van de afdeling-Den Haag van het Arbeitsbereicn der NSDAP in den Niederlanden tot Duitse instanties gewend en was inkoper geworden van films, filmartikelen, cantine-artikelen en meubelen voor de Wehrmacht en de Waffen SS - korte tijd later raakte hij ook betrokken bij de omvangrijke zwarte inkopen die met medeweten van het Reichsleommissariat werden gedaan. Bij die zwarte inkopen liep hij begin '43 tegen de lamp. Hij werd gearresteerd en kreeg van de prijsbeheersing een boete opgelegd van f 5°0000. Daarvan hoefde hij geen cent te betalen: SD-relaties uit de economische sector, behorend tot de Sicherheitsdienst (Abteilung III van de

lOver '42 gaf Haakman een inkomen op van bijna f 42000, over '43 van nog geen f 3 000. Hij bezat geen inkomens boekhouding - een boekhouder die hij in de zomer van '42 in dienst had genomen, mocht slechts de gegevens met betrekking tot zijn vermogen aantekenen.

416 [PDF]
JAN HAAKMAN

staf van de BdS), zorgden er voor dat door de uitspraak een streep werd gehaald en dat hij uit de detentie werd ontslagen. De van Berlijn uit verordineerde Duitse zwarte inkopen waren inmiddels stopgezet, maar Haakman, in het land rondrijdend met een auto waarvoor hij van de SD de nodige papieren had gekregen en benzine ontving, zette de zwarte inkopen voort, zulks ten behoeve van de Waffen-SS en van individuele SD'ers, onder wie een van de functionarissen van Abteilung III, SS Hauptsturmfûhrer Walter MUller.

XCTerwijl Haakman die diensten aan de bezetter verleende, werd hij van een toenemende bezorgdheid vervuld. In de loop van '43 was hij gaan beseffen dat er een gerede kans bestond dat Duitsland de oorlog zou verliezen. In september, na de capitulatie van Italië, bedankte hij als lid van de NSB en omstreeks die tijd besloot hij, van zijn SD-relaties gebruik te maken om te pogen, landgenoten die voor kleine en grote vergrijpen waren gearresteerd, ook illegale werkers, vrij te krijgen. 'Ik heb', verklaarde hij in '46, toen hij in arrest zat, 'hierdoor willen bereiken dat ik goed maakte wat ik in de eerste bezettingsjaren naar mijn gevoel had verknoeid. Kosten noch moeite heb ik gespaard om dit doel te bereiken! ... Naar mijn mening heb ik voor mijn SD-relaties zeker ruim f 50000 uitgegeven." Bij dit betoog tekenen wij aan dat Haakman van '43 af de SD óók diensten is blijven bewijzen die een in Duitse ogen positief karakter hadden ' en dat hij na de bevrijding nog steeds een vermogen bezat van meer dan f 400000, gedeeltelijk bestaande uit panden die Joods eigendom waren geweest.J.J.wie ik', verklaarde hij in augustus '45, 'een tegenprestatie zou verlangen', het adres van de Beer op - adres, dat toen overigens al aan Krom bekend was, hetgeen

! Haakman achtte het dienstig om ook grote filantropische uitgaven te doen. 'Ik weet', aldus in '46 een van zijn assistenten uit de bezettingstijd, 'dat hij in die tijd' (d.w.z. in '44 en in de hongerwinter) 'f 5000 aan het Rode Kruis gaf, dat hij een kinderfeest gaf in de Dierentuin dat hem ongeveer f 50000 kostte en dat hij vele instellingen en particuliere personen aan geld en levensmiddelen hielp.' (PRA-Den Haag: p.v. inz. Haakman (afgesl. 5 sept.t çaó), p.62 (getuige H.A. 1. Dullaert) (Doe 1-603, b-rj), 2 A. v., p. 80. 'In '43 had Haakman bemiddeld bij de overdracht van effecten aan de door enkele gemengd-gehuwde Joden in ruil voor die overdracht waren de bedoelde Joden (zij kwamen volgens de geldende regels niet voor deportatie in aanmerking) niet gestraft. Een van die Joden, S. de Beer, dook in '44 onder maar ging in de hongerwinter weer op zijn oude adres wonen. Dat feit was aan Haakman bekend. In januari '45 hoorde Haakman, bij een van zijn bezoeken aan de bureaus van het van de Nederlandse politieman Chr. Krom, die in die tijd aan Franks was toegevoegd, dat Krom graag nog enkele adressen van op te pakken Joden zou vernemen. Enkele dagen later gaf Haakman aan Krom 'van

417 [PDF]
TERREUR

Eind '43 vroeg Haakman aan Müller of hij de lijst mocht inzien van vooraanstaande Hagenaars die bij een Geallieerde invasie van WestEuropa als gijzelaars zouden worden opgepakt (dat oppakken is niet doorgegaan). Müller willigde zijn verzoek in; 'ik begreep', verklaarde Müller in '46, 'dat Haakman de personen die hem bekend waren en op de lijst voorkwamen, wilde waarschuwen." Müller had tegen die dienstverlening geen bezwaar; ten huize van Haakman die in Den Haag woonde, kreeg hij te eten en te drinken wat zijn hart begeerde en alles wat hij en wat collega's nodig hadden om hun bestaan op te vrolijken, sterke drank en sigaretten in de eerste plaats, werd hun door Haakman kosteloos verstrekt. Bij wijze van contraprestatie vroeg Haakman dan ook wel om het vrijlaten van gevangenen of om het opleggen van lichtere straffen dan met de geldende regels in overeenstemming was. Dat streven had in een aantal gevallen succes (Haakman was via Müller in contact gekomen met functionarissen van Abteilung IV, onder wie Schreieder, en ook met Frank) en dat feit raakte in Den Haag in tamelijk wijde kring bekend. Tot personen die hun radiotoestel wilden behouden of een vergunning wilden hebben om's nachts buitenshuis te zijn maar ook wel tot diegenen van wie relaties door de SD waren opgepakt of die vreesden zelf gearresteerd te worden, drong door: 'Wend je tot Haakman en de zaak komt in orde' - wie dat deden, werden inderdaad in menig geval geholpen.

XCTot hen nu die een beroep op Haakman deden, behoorde in mei '44 Zwolsman die in die tijd diep in allerlei illegaal werk zat.

XCReinder Zwolsman, dertien jaar jonger dan Haakman, was in 1912 in Maassluis geboren. Hij doorliep een Rotterdamse hbs, ging op een kantoor werken, volgde een schriftelijke cursus voor makelaar en vestigde

XCwist. Haakman had evenwel nagelaten, de Beer te waarschuwen. 'Ik heb ingezien', zei hij in augustus '45, 'dat dit verzuim een grote fout is geweest, Ik heb van mijn handelwijze zeer veel wroeging gehad.' (POD-Den Haag: p.v. inz. A.P. (afgesl. 19 jan. 1946), p. 6 (getuige J. Haakman))

XCDe Beer werd naar Westerbork overgebracht en vandaar, aangezien de deportaties stil stonden (maar dat wist Haakman niet), niet doorgezonden; hij werd dus in Westerbork bevrijd.

XCI PRA-Den Haag: p.v. inz. J. Haakman, p. 28 (getuige

418 [PDF]
REINDER ZWOLSMAN

zich in '32 als zodanig in Den Haag. Hij was een bij uitstek ondernemende jongeman - korte tijd later werd hij samen met een compagnon bouwondernemer. Een moeilijk en riskant vak, vooral in de vooroorlogse crisisjaren; tweemaal, in '35 en in '38, werd hij failliet verklaard, tweemaal kwam hij die tegenslag spoedig te boven. Bij het begin van de bezetting handelde hij in onroerend goed en voerde hij ook nog enkele kleinere bouwwerken uit, eind '40 bedroeg, zo verklaarde hij in '46, zijn vermogen ongeveer f 100 000. Zijn zaken, ondergebracht in diverse naamloze vennootschappen, begin '44 samengevoegd in de n.v. 'Nassaulaan', breidden zich gestadig uit - het kwam blijkens een naoorlogs onderzoek van de rijksaccountantsdienst in totaal in de jaren '40 t.e.m. '44 tot ruim 300 officieel genoteerde transacties. Waren dat de enige? Vermoedelijk niet, althans: door de vennootschappen waarvan Zwolsman directeur of waarbij hij gedelegeerd commissaris was, werden van mei '42 af grote winsten gemaakt die niet in de boeken voorkwamen. Die z.g. zwarte winsten beliepen van mei '42 tot eind '44 ca. f640000. Daarvan werd een zeer aanzienlijk deel door Zwolsman persoonlijk opgenomen, niet alleen tot eind '44 maar ook in de laatste maanden van de bezetting. Op zichzelf waren alle transacties welke Zwolsman uitvoerde, in zoverre bonafide dat hij geen handel dreef met Duitsers, geen Joodse panden kocht en als aannemer geen diensten aan de Duitsers verleende; wat hij deed, speelde zich af in de Nederlandse sfeer - een sfeer waarin door velen zwarte winsten werden gemaakt.

XCDie winsten stelden Zwolsman in staat, zich als grand seigneur te gedragen. 'Grote drinkgelagen werden', zo verklaarde begin '46 een koopman die Zwolsman uit het midden van de jaren dertig kende, 'door hem aangericht in hotel 'De Mallejan' te Vierhouten en in de Corrida-bar te 's-Gravenhage waarbij ik zelf wel tegenwoordig ben geweest' - soms kostten die 'wilde avonden' hem wel f8 000, op één daarvan werd, zo vernam de koopman van een deelnemer aan het betrokken festijn, een auto uit Vierhouten naar Den Haag gestuurd louter 'om enige flessen nieuwe drank te halen. Ikzelf', aldus de koopman,

XC'heb hem enige keren in een uitgelaten stemming met een aantal vrienden en vriendinnen uit de Hofbräu op de Kneuterdijk zien komen. Dit was een beruchte NSB- en Moffenkroeg, evenals de Corrida-bar ... Een van de liefhebberijen van Zwolsman was om, waar hij feest vierde, de zaak te laten sluiten en alle aanwezigen voor zijn rekening te laten drinken, waarbij hij dan zelf voor barkeeper fungeerde en zodra zijn glas leeg was, met een zwaai alle glazen van de toonbank veegde en in andere glazen opnieuw inschonk. Ikzelf heb meegemaakt dat hij in het restaurant 'Den Hout' aan de Bezuidenhoutseweg

419 [PDF]
TERREUR

tafeltjes tegen elkaar liet zetten en hierop champagne liet plaatsen, waarop hij aan alle bezoekers gratis champagne verstrekte.' 1

XCGebeurtenissen als deze kwamen bij .buitenstaanders die er van vernamen, de naam van Zwolsman niet ten goede - een feit is intussen dat hij een groot deel van zijn particuliere inkomsten ten goede deed komen aan anti-Duitse activiteiten die, waren zij aan de bezetter bekend geworden, tot zijn onmiddellijke arrestatie zouden hebben geleid. Haakman ging pas eind '43 zijn Duitse relaties inschakelen om te 'bereiken dat ik goed maakte wat ik in de eerste bezettingsjaren naar mijn gevoel had verknoeid', en menige collaborateur deed pas na D-Day of zelfs pas na Dolle Dinsdag aanbiedingen tot financiële steun aan de illegaliteit -Zwolsman bood die steun al in een veel vroeger stadium. In '42 schonk hij geld voor de bouw van een geheime zender, in de zomer van dat jaar ging hij beroepsofficieren steunen die zich in mei aan de collectieve aanmelding hadden onttrokken, in '42-'43 ontvingen organisatoren van hulp aan ondergedoken Joden in totaal f60 000 van hem, in '43 gaf hij ca. f 30 000 aan de Zeemanspot (de clandestiene organisatie welke aanvullende uitkeringen deed aan de gezinnen van opvarenden van de koopvaardij en van de marine) en ca. f 5000 aan de LO en eind '43 gaf hij f ro 000 aan een spionagegroep die speciaal gegevens wilde verzamelen over de aan de kust gelegen Duitse troepen.

XCWij hebben eerder vermeld dat door Zwolsmans vennootschappen tot eind' 44 een zwarte winst werd gemaakt van ca. f 640000 - van dit bedrag en van de in de laatste maanden van de bezetting gemaakte zwarte winst (de grootte van dat laatste bedrag is niet bekend) gaf Zwolsman in totaal bijna f 400000 voor anti-Duitse doeleinden uit.

XCBegin '44 kwam hij in contact met Haagse SD'ers. Hij besloot toen om te trachten gearresteerde illegale werkers vrij te kopen. Dat lukte hem niet - hij had bij die SD' ers niet voldoende entrée. Op zekere dag hoorde hij evenwel van een Haagse accountant, G. W. Ringeling, dat Jan Haakman op dat gebied veel kon bereiken. Ringeling bracht hem met Haakman in aanraking. 'Ik weet', verklaarde Ringeling in '46,

XC'dat Zwolsman die eerst Haakman niet geheel vertrouwde, eerst met Haakman, naar hij zeide, 'steekproeven' had genomen. Daarna zei Zwols.man tegen mij datJ.

1 Rijksrecherche-Den Haag: p.v. inz. R. Zwolsman (3 jan. 1946), p. 3 (getuige A. Meyer) (Doc 1-1969, d-z),

420 [PDF]
REINDER ZWOLSMAN

hij er van overtuigd was dat Haakman een man was, die zeer veel bereiken kon.'

XCEen van diegenen die Zwolsman via Haakman vrij kreeg, was dr, E. Q. H. M. Hoelen, directeur van de Ursulakliniek, die een van de commissarissen was van de n.v. 'Nassaulaan'.

XCIn mei '44 kwam Zwolsman, zo vervolgde Ringeling,

XC'zeer geagiteerd op mijn kantoor. Hij zei dat de SD hem op de hielen zat en dat hij, wanneer er niet spoedig iets gebeurde, gefusilleerd zou worden. Hij was voor dit geval reeds naar Haakman geweest en deze zou al het mogelijke doen, de moeilijkheden bij de SD uit de weg te ruimen. Die middag moest hij te vijf uur bij Haakrnan terugkomen ... Toen Zwolsman naar Haakrnan ging, was ik er van overtuigd dat hij werkelijk in doodsangst verkeerde. Na dit onderhoud hoorde ik spoedig dat Haakrnan gedaan had weten te krijgen dat Zwolsman vrijuit ging. Hij werd zelfs niet gearresteerd."

XCDeze crisis overtuigde Zwolsman er ten volle van dat hij, wat hij bij de SD wilde bereiken, via Haakman moest laten lopen, sterker nog: hij achtte het nuttig om Haakman veel ruimer middelen ter beschikking te stellen. Een groot deel van de alleen zwart te verkrijgen artikelen die Haakman nodig had om diverse SD'ers te vriend te houden, liet Zwolsman kopen, een en ander over de periode vanjuli '44 tot aan de bevrijding tot een totale waarde van ruim £260000 (dit vormde dus het grootste deel van de bovengenoemde f 400000), waarvan f 120000 werd besteed aan sigaren, f75 000 aan sigaretten en shag en f30000 aan jenever.

XCIn augustus '44 ging Zwolsman feitelijke hulp verlenen aan het Londense Bureau Bijzondere Opdrachten (het BBO). Een van de marconisten van dit bureau, J. A. Steman, was, zoals wij in deel 7 vermeldden, op I april '44 in Noord-Brabant afgesprongen samen met de geheime agent Tobias Biallosterski. Ze hadden daar hun twee zenders begraven maar konden deze, toen zij enkele dagen later naar Noord-Brabant teruggingen, niet meer vinden - Biallosterski trok toen naar Londen, Steman bleef in bezet gebied. Hij ging daar samenwerken met de Hagenaar C. J. van Paaschen die een eigen spionagegroep had opgericht, de groep'Pieter' , en kon van augustus af, toen hem door het BBO een nieuwe zender was toegestuurd, de berichten van de groep-'Pieter' doorgeven. Van Paaschen ging dus als BBO-agent fungeren (het accent bij zijn werkJ.4

, PRA-Den Haag: p.v. inz. Haakman, p. 48 (getuige G. W. Ringeling).

421 [PDF]
TERREUR

werd van de spionage verlegd naar de voorbereiding van semi-militaire actie), Steman was zijn marconist en Zwolsman kon van Paaschen, met wie hij in contact was gekomen, en Steman op allerlei wijzen bijstaan.

XCDolle Dinsdag kwam, 5 september. Eén dag later besloot een SD'er, de al genoemde Hillesheim, onder te duiken. Hij was Kriminalsekretär geweest in Düsseldorf en in bezet Nederland medewerker geworden van Abteilung V van de staf van de BdS welke zich o.m. had toegelegd op de bestrijding van de zwarte handel. Hij was geen lid van de NSDAP, had zich van '41 af moeite gegeven, Nederlandse gevangenen vrij te laten, o.m. op aandrang van de Haagse cineast Henk Alsem, had zich geërgerd aan de willekeur waarmee het SD-apparaat optrad alsmede aan de corruptie van verscheidene SD'ers (zelfhad hij overigens ook op veel ruimer voet geleefd dan met zijn salaris in overeenstemming was) en was er tenslotte toe overgegaan, een dossier aan te leggen waaruit de misdragingen van een aantal SD'ers, vooral die van Frank, zouden blijken. Een van de redenen waarom hij op 6 september besloot, Zeist waar hij toen zijn werk verrichtte, te verlaten, was dat hij vreesde dat de samenstelling van dat dossier tot zijn superieuren was doorgedrongen. Hij liet zijn vrouwonderduiken in Zeist en reed per auto naar Den Haag waar hij zijn intrek nam bij een Nederlandse relatie, zekere Jan de Vries. Diezelfde dag nog ontmoette hij toevallig Alsem die hem mee naar huis nam en hem vervolgens vergezelde naar de woning van de Vries; Hillesheim gaf daar aan Alsem twee revolvers en een voorraad patronen. Die paar wapens waren Alsem bijzonder welkom want deze had zich in de opgewonden sfeer die zich omstreeks Dolle Dinsdag had ontwikkeld, in het hoofd gezet om met een eigen verzetsgroep waaraan hij de naam 'Korps Admiraal Doorman' had gegeven (genoemd dus naar de in de Slag in de Javazee omgekomen schout-bij-nacht Karel Doorman), tot actie over te gaan in het Haagse regeringscentrum waar de bureaus van het Reichsleommissariat en van de SD gevestigd waren. Alsem nam aan dat hij daar wapenvoorraden zou kunnen aantreffen welke verder optreden mogelijk zouden maken en zijn vertrouwen in het welslagen van zijn actie en in de spoedige komst der Geallieerde bevrijders was zo groot dat hij naam- en adreslijsten liet aanleggen van de vrijwilligers voor zijn 'Korps', onder wie zich talrijke middelbaar scholieren bevonden.

XCMededelingen omtrent Alsems activiteit drongen door tot Zwolsman en tot leidende figuren van de Haagse OD en van andere illegale groepen. Zij beschouwden Alsem als een fantast en vreesden niet ten onrechte dat een bestorming van de bureaus van het Reichskommissariat en van de SD tot een bloedbad zou leiden, wellicht ook tot zware represailles; zij 4

422 [PDF]
DE ZAAK HILLESHEIM

besloten Alsem van zijn bewegingsvrijheid te beroven. Dat vernam Alsem - op 9 september dook hij onder bij een mejuffrouw Pigeaud, maar niet dan nadat hij een aantal naam- en adreslijsten van zijn 'Korps Admiraal Doorman' overhandigd had aan zijn z.g. adjudant. Twee dagen later, II september, verschenen ten huize van mej. Pigeaud opeens Hillesheim en diens uit Zeist overgekomen vrouw, beiden hoogst nerveus; zij hadden gehoord dat het onderduikadres bij Jan de Vries was verraden en zij moesten nu elders onderduiken. In het telefoonboek zocht Hillesheim het adres op van een hem bekende eigenaar van een Haagse stoomwasserij ; per fiets begaven hij en zijn vrouw zich daarheen.

XCDe afwezigheid van Hillesheim zal wel vrij spoedig tot andere SD'ers zijn doorgedrongen en zij wisten voldoende van hem af om aan te nemen dat hij eerder ondergedoken was dan spoorloos verdwenen door enige actie van de Nederlandse illegaliteit. In de bewogen septemberweken kwamen zij niet aan een systematische opsporing toe maar toen zich na het terugtrekken van de Airbornes uit Oosterbeek de situatie benoorden de rivieren had gestabiliseerd en het SD-apparaat in Den Haag weer op volle toeren ging draaien, werd besloten, alle moeite te doen om Hillesheim in handen te krijgen. Vermoed werd dat deze in ofbij Den Haag een schuilplaats had gevonden - Frank kreeg de leiding van de opsporingsactie en wanneer het juist is dat deze wist dat Hillesheim vooral voor hèm bezwarende gegevens had verzameld, kan men zich indenken dat hij zich grote moeite wilde geven om Hillesheim te vinden. Maar hoe?

XCTegen Haakman zei Frank dat het zijn voornemen was, het 'Korps Admiraal Doorman' alsnog op te rollen; daarbij wekte hij de indruk dat Alsems z.g. adjudant, die tevoren allerlei SD-contacten had gehad, de door hem ontvangen naam- en adreslijsten aan de SD had overhandigd. Haakman vertelde dat aan Zwolsman, Zwolsman vroeg of niet iets kon worden gedaan om het oprollen van het 'Korps Admiraal Doorman' te voorkomen, Haakman kwam enkele dagen later met de mededeling terug dat Frank bereid was, actie achterwege te laten als hij hulp ontving bij het opsporen van Hillesheim - en Zwolsman besefte dat hij daarmee voor een moreel probleem was geplaatst dat overleg met anderen vergde.

XCZwolsmans contacten met de Haagse illegaliteit hadden zich in die tijd uitgebreid. Door dr. Hoelen, de directeur van de Ursula-kliniek, was hij in verbinding gebracht met de door de opperwachtmeester van de marechaussee J. van Soest geleide Haagse verkeersbrigade van de marechaussee en toen de Wehrmacht alle vervoermiddelen van de marechaussee in

423 [PDF]
TERREUR

brigade één personen- en één vrachtauto mocht behouden. Zwolsmans bedoeling was, die vervoermiddelen te gebruiken voor illegale doeleinden - zij konden bijvoorbeeld diensten bewijzen bij het transport van door van Paaschen aan te vragen en door het BBO te droppen wapens, maar ook voor het vervoer van leidende figuren uit de illegaliteit. In Den Haag behoorde daartoe A. van Velsen, die begin '43 samen met o.m. L. Neher het Nationaal Comité van Verzet had opgericht. Zwolsman kon er van eind september af zorg voor dragen dat van Velsen, als hij voor besprekingen in Amsterdam moest zijn, heen en terug kon rijden in zijn eigen auto of in de personenauto van de Haagse verkeersbrigade.

XCVan Velsen was het met wie Zwolsman op advies van dr. Hoelen de vraag besprak of het verantwoord was, de SD te helpen bij het opsporen van Hillesheim. Van Velsen meende van wel, indien althans vast zou komen te staan dat Hillesheim het niet waard was dat men zich grote moeite gaf om hem te beschermen en daarvoor ook grote risico's te aanvaarden. Enkele Haagse OD'ers gingen nadere gegevens over Hillesheim verzamelen - die gegevens, haastig bijeengebracht (Hillesheim werd er in afgeschilderd als een duitendief die niets op het Naziregime tegen had) waren negatief en na er kennis van te hebben genomen, had van Velsen er geen bezwaar tegen dat aan de SD de gevraagde dienst werd verleend. Hij meende evenwel dat daarbij drie voorwaarden moesten worden gesteld: actie tegen het 'Korps Admiraal Doorman' moest achterwege blijven, zo ook tegen diegenen die Hillesheim bij zijn onderduik hadden geholpen en vijf vooraanstaande Nederlanders moesten in vrijheid worden gesteld: prof. mr. B. M. Telders, voorzitter van de Liberale Staatspartij, Koos Vorrink, voorzitter van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, ir. J. A. Ringers, algemeen gemachtigde voor de wederopbouw (deze drie waren opgesloten in het concentratiekamp Sachsenhausen), dr. H. B. Wiardi Beckman, hoofdredacteur van de bladen van de Arbeiderspers (opgesloten in het concentratiekamp Dachau) en prof. mr. E. M. Meijers, de befaamde Leidse jurist (opgesloten in het Z.g. Altersghetto Theresienstadt). Frank, door Haakman van die voorwaarden in kennis gesteld, deed weten dat hij de derde niet kon inwilligen (dat was, zei hij, een zaak van het Reichssicherheitshauptamt), maar hij zegde toe, de leden van het 'Korps Admiraal Doorman' en Hillesheims helpers ongemoeid te zullen laten. Aan die toezegging heeft hij zich gehouden, maar wij tekenen daarbij aan dat wij er geenszins van overtuigd zijn dat de SD voldoende gegevens bezat om, als hij dat wenste,' tegen het 'Korps Admiraal Doorman' op te treden en dat van Velsen en Zwolsman

424 [PDF]
DE ZAAK HILLESHEIM

men. Zeker was slechts één ding: dat het Hillesheim het leven zou kosten als hij aan de SD in handen werd gespeeld.

XCHoe hem te vinden?

XCZwolsman vermoedde dat Alsem Hillesheims onderduikadres kende, maar Alsem was zelf ondergedoken, niet meer bij mej. Pigeaud doch op een tweede onderduikadres. Op 18 oktober kreeg Zwolsman reden om aan te nemen dat een Hagenaar, zekere Scheffer, dat tweede onderduikadres kende. De man werd onmiddellijk naar het bureau van de verkeersgroep van de marechaussee overgebracht en nadat hem was uitgelegd dat het niet om Alsem ging maar om het opsporen van een SD'er, zei hij waar men Alsem kon vinden. Zwolsman Iiet.deze laatste onmiddellijk door de marechaussee arresteren en naar hun bureau overbrengen. Alsem werd er onder sterke druk geplaatst om het onderduikadres van Hillesheim mee te delen. Na lang aarzelen gaf hij dat adres (bij de stoomwasserij-eigenaar) prijs; hij werd vervolgens boven in het bureau opgesloten. Haakman, inmiddels verschenen, belde Frank op - spoedig was deze ter plaatse, samen met enkele leden van zijn Sender kommando. Twee marechaussees vergezelden Frank vervolgens naar het huis van de stoomwasserij-eigenaar. Deze vertelde dat Hillesheim vertrokken was naar een derde onderduikadres en zei waar dat was. Hillesheim was er niet te vinden en toen de heer des huizes thuiskwam, bleek deze zo dronken te zijn dat hij niet gehoord kon worden. Hij werd meegenomen naar het bureau van de verkeersgroep - men was geen stap verder. Haakman stelde toen voor dat hij op Alsems eerste onderduikadres, bij mej. Pigeaud dus, huiszoeking zou doen. Dat leek Frank een goed denkbeeld maar voordat Haakman ter plaatse was, waren Zwolsman en een marechaussee er reeds en volgens hen troffen zij er allerlei gevaarlijke stukken aan: ledenlijsten van het 'Korps Admiraal Doorman' en illegale correspondentie, 'ook', aldus later een van Zwolsmans advocaten, 'allerlei particuliere stukken waaruit bleek dat dit onderduikadres van Alsem gefrequenteerd werd door de SD'er Wenzky' 1 (de chef van Abteilung V van de staf van de BdS) en een andere Rijksduitser. Zwolsman en de marechaussee lieten dat materiaal verdwijnen en keerden evenals Haakman naar het bureau van de verkeersgroep terug. Toen daar de derde onderduikbaas van Hillesheim zijn roes had uitgeslapen, deelde hij mee waar zich in zijn huis de schuilplaats bevond waarin, naar hij aannam, Hillesheim en zijn vrouw nog steeds verborgen zaten.

XCI A. Mout: 'Pleitnota inzake Zwolsman'

425 [PDF]
TERREUR

XCInderdaad, in die schuilplaats werden beiden gevonden. Hillesheims vrouw werd naar het Frauenkonzentrationslager Ravensbrück getransporteerd (zij overleefde de oorlog), Hillesheim-zelf werd een week later door een SS- und Polizeigericht ter dood veroordeeld en begin december opgehangen. I

XCDe SD in het algemeen en Frank in het bijzonder vonden dat Haakman en Zwolsman de aan hen gevraagde dienst uitstekend hadden verricht. Zwolsman kreeg papieren waaruit bleek dat hij voor de SD werkte en met verlof van de SD met zijn eigen auto mocht blijven rijden. Via Haakman bereikte hij in die tijd dat een van de naaste jeugdige medewerkers van van Velsen, mr. A. J. Andrée Wiltens, die in Utrecht gevangen zat, vrij kwam. Andrée Wiltens in zijn auto ophalend, nam Zwolsman, die door opperwachtmeester van Soest vergezeld was, enkele gevangenen van de Nederlandse justitie mee die van Den Haag naar Utrecht moesten worden overgebracht. Zoiets kwam vaker voor: bij de uitvoering van acties welke voor de illegaliteit van belang waren, bewees Zwolsman

1 Alsem kon op 19 oktober naar zijn onderduikadres teruggaan. Daar werd hij eind oktober vandaan gehaald door Zwolsman, begeleid door een marechaussee, die Alsem naar een katholiek krankzinnigengesticht overbracht waar hij hem liet opsluiten. Toen tot Alsem die beloofd had dat hij er zou blijven, doordrong dat hij voor onbepaalde tijd werd vastgehouden, trachtte hij via een verpleger aan wie hij zei dat hij de chef was van de Haagse illegaliteit, verbinding te krijgen met de buitenwereld. 'Nadat ik uitverteld was, zei hij' (d.w.z. de verpleger), aldus Alsem een klein jaar later: "Kijk eens, meneer, twee cellen verder ligt God de Vader, weer twee cellen verder liggen de Paus en de Keizer van China, verder hebben we nog twee Napoleonnen en nu wilt u mij wijs maken dat u de commandant van de ondergrondse bent! Hoe krijgt u me zo gek!" (Militaire politie, Den Haag: Rapport, 26 sept. 1945, betr. mededelingen van H. M. A. Alsem, p. 37 (Doe 1-27A, a-I)) Op I december vluchtte Alsem uit het katholieke gesticht. Zwolsman kwam er achter waar hij zich bevond en bracht hem onder bedreiging met een revolver naar het gesticht terug. Daar kreeg Alsem enkele dagen later bezoek van Zwolsman, een marechaussee, van Velsen en een van diens medewerkers. Van Velsen zei hem, aldus Alsem, 'dat zij niet meer wilden dat ik naar buiten optrad en aangezien zij wisten dat ik mij van deze bevelen niets zou aantrekken, hadden zij mij bij voorbaat maar geïnterneerd.' (a.v., p. 39). Enkele weken later kwam Zwolsman daaraan in het bijzijn van dr. Haelen nog toevoegen dat Alsem, wanneer hij pogingen in het werk zou stellen om contact te krijgen met de buitenwereld, aan de zou worden uitgeleverd.

426 [PDF]
ZWOLSMAN IN DE HONGERWINTER

diensten aan derden, ook wel aan de SD. Toen via Haakman bereikt was dat een vooraanstaand medewerker van het Nationaal Steunfonds vrij kwam, was een deel van de prijs die Zwolsman moest betalen dat hij vier SD-gevangenen uit Den Haag afleverde bij het concentratiekamp Amersfoort; in dat laatste geval had hij bedongen dat de vier betrokken illegale werkers in Amersfoort behandeld zouden worden als weigeraars van de arbeidsinzet. Ook voor andere transporten droeg Zwolsman zorg: in zijn auto nam hij personen mee die voor illegale besprekingen uit Den Haag naar Amsterdam moesten gaan, of omgekeerd (onder hen, behalve van Velsen, ook kolonel Koot en Drees, lid van het College van Vertrouwensmannen en voorzitter van de Contact-Commissie der Illegaliteit), hij zorgde voor het vervoer van van Paaschen en diens marconist Steman, hij bracht documentatie naar van Paaschen welke voor het BBO van belang was, hij reed ook wel personen die naar het Zuiden wilden ontsnappen, naar de dorpen aan de noordkant van de Biesbos. Al die tijd bleef hij via Haakman in verbinding met de SD'er Frank. Het spreekt vanzelf dat hij bij zijn werk menig angstig moment kende, het angstigste misschien wel eind november toen hem een actetas van Haakman in handen viel waaruit bleek dat deze nog steeds aan de SD rapporten uitbracht die wel degelijk een groot gevaar konden inhouden voor bepaalde illegale werkers. Zwolsman liet de betrokkenen waarschuwen en wist Haakman zo ver te krijgen dat deze een lid van de verkeersgroep der marechaussee als particulier chauffeur aanvaardde - die marechaussee bracht maandenlang aan Zwolsman een dagelijks rapport uit over Haakmans doen en laten Nuttig leek het Zwolsman ook, jegens Haakman te bewijzen dat hij, Zwolsman, wel degelijk met vooraanstaande illegale werkers in contact stond - het kwam tot een ontmoeting van Haakman met van Velsen en een van diens andere jeugdige medewerkers, E. P. Wellenstein; nog tijdens die ontmoeting (van Velsen en Wellenstein gebruikten er hun schuilnaam bij) onderstreepte Haakman zijn invloed door telefonisch met de SD te onderhandelen over de vrijlating van enkele KP'ers - inderdaad, die werden uit gevangenschap ontslagen.

XCHet bleek voor de SD van belang, te weten dat hij via Haakman leidende figuren uit de illegaliteit kon bereiken. In de loop van december rees namelijk aan Duitse kant het denkbeeld om in direct contact met die leidende figuren te bereiken dat de illegaliteit haar acties zou beperken; er zouden zich dan automatisch minder gevallen voordoen waarin de SD zou overgaan tot het fusilleren van Todeskandidaten. Inderdaad, in januari kwam het tot twee besprekingen

427 [PDF]
TERREUR

anderzijds van Velsen en andere vooraanstaanden uit de illegaliteit - op die besprekingen komen wij aanstonds terug, wij willen eerst ons relaas met betrekking tot Zwolsman en Haakman afronden.

XCZij bleven in de maandenjanuari t.e.m. april in nauwonderling contact staan. Het waren maanden waarin de illegaliteit in vrijwel het gehele bezette gebied met zekere regelmaat overging tot het plegen van overvallen bij beruchte zwarthandelaren en bij boeren van wie zij wist dat zij aanzienlijke hoeveelheden levensmiddelen hadden opgeslagen. Ook Zwolsman ging van begin maart' 45 af dit soort overvallen organiseren, met dien verstande dat hij er steun bij kreeg van de SD welke immers ook de bestrijding van de zwarte handel als officiële taak had. Was tot Zwolsman doorgedrongen dat op bepaalde adressen clandestiene voorraden te vinden waren (hij kreeg zijn inlichtingen van de marechaussee), dan ging hij die voorraden, gedekt door door de SD afgegeven vervoerbewijzen, ophalen met steun van de marechaussee. Dit soort overvallen uitvoerend, zeiden Zwolsman en de marechaussees dat zij namens de SD optraden en van datgene wat zij in beslag namen, ging een deel naar de SD toe. Vermelding verdient intussen dat in het kader van de acties met de vrachtauto van de marechaussee ook wel door het BBO afgeworpen, voor de Binnenlandse Strijdkrachten bestemde wapens opgehaald en naar Wassenaar getransporteerd werden (daar werden zij in de Ursula-kliniek verborgen) en dat Zwolsman op 10 maart een geheime agente van het BBO, mej. B. J. Gemmeke, van Nieuwkoop, waar zij was gedropt, in zijn auto naar Den Haag vervoerde (alleen doordat hij SD-papieren kon tonen, kwam hij daarbij bij Leiden een Duitse controlepost door).

XCEén overval, begin januari uitgevoerd, had een ander karakter: hij had de bedoeling, na te gaan of de inmiddels opgehangen SD'er Hillesheim een deel van zijn vermogen had weggewerkt via een relatie die met een Joodse vrouw was gehuwd - die relatie was een tijd in het concentratiekamp Vught, diens vrouw in Westerbork opgesloten geweest. Voor deelneming aan die overval werd Alsem, die met Hillesheim veel contact had gehad, door Zwolsman opgehaald uit het gesticht waarin hij werd vastgehouden en naar het bureau van de verkeersgroep overgebracht. 'Hier begon', zo verhaalde Alsem later, 'Zwolsman naar alle kanten te telefoneren Onderwijl liepen marechaussees in en uit, zaten op het schrijfbureau, gingen op stoelen zitten, liepen weer weg, kwamen weer terug, rookten dure sigaren die op dat moment zeker f 17,50 à f 20 per stuk kostten - vooroorlogse sigaren met bandjes die Zwolsman rijkelijk uitdeelde.

XCIk kon geen goed begrip krijgen over wat zich daar afspeelde;

428 [PDF]
ZWOLSMAN IN DE HONGERWINTER

schoot mij tekort om iets te begrijpen van een bureau van marechaussees waar een ondergrondse meneer voor commissaris speelde, kistjes sigaren uitdeelde, waar orders gegeven werden om benzine te kopen van f 20 tot f 30 per liter, enz. enz.'

XCBij Hillesheims relatie werden, aldus Alsem, de gehele correspondentie en boekhouding onderzocht: 'Een tien- à vijftiental marechaussees zaten in brieven en bescheiden te snuffelen welke later in koffers gepakt werden en in de auto's werden geladen. In de garage bevond zich een nieuwe Packard-automobiel die meegenomen is; op een andere plaats werden twee radio-apparaten gevonden, enige illegale bladen ... , alsmede een smalfilmprojectie-apparaat met de bijbehorende opnamecamera.' Alles werd meegenomen; de stukken werden in het bureau van de marechaussee zorgvuldig doorzocht (daarbij werd geen spoor gevonden van enig vermogen dat Hillesheim zou hebben weggewerkt), 'de in beslag genomen goederen werden aan de SD uitgeleverd.' Van een der marechaussees vernam Alsem enige tijd later', 'dat al deze invallen en huiszoekingen' (er waren er meer: alle met de bedoeling om stukken van of gegevens betreffende Hillesheim te vinden) 'geschiedden met medeweten en autorisatie van de SD waarvoor Ausweise waren afgegeven. Iedere actie geschiedde in overleg met Haakman.?

XCOvervallen op zwarthandelaren werden door van Velsen afgekeurd, maar BBO-agent van Paaschen keurde ze goed, overigens zonder enig overleg met Londen of Eindhoven - het spreekt vanzelf dat de slachtoffers, die bepaald niet allen tot de 'echte' zwarthandelaren behoorden (aan het 'vooronderzoek' door de marechaussee ontbrak nogal eens wat), de indruk kregen dat zij eenvoudig beroofd werden door marechaussees met een burger aan het hoofd (Zwolsman) die blijkens zijn papieren namens de SD optrad; die burger dreigde soms met zijn revolver of met een knuppel en nam ook grote geldbedragen en allerlei kostbaarheden in beslag die soms wèl, soms niet aan de betrokkenen werden geretourneerd. Levensmiddelen die in beslag werden genomen, werden door Zwolsman veelal doorgegeven aan de illegaliteit en deze kreeg in een later stadium ook de meeste in beslag genomen vervoermiddelen.tijd in Warmond en begin maart vestigde hij zich weer in Den Haag; hij had toen aan Zwolsman beloofd, zich van illegaal werk te zullen

I Milit. politie-Den Haag: Rapport betr. verklaringen van H. M. A. Alsem, p. 4[-42. 2 Na deelgenomen te hebben aan de overvallen die met Hillesheim in verband stonden, kon Alsem weer onderduiken bij mej. Pigeaud. Nadien verbleef hij enige

429 [PDF]
TERREUR

Had de SD er geen denkbeeld van dat de man die de door hem geautoriseerde overvallen uitvoerde, óók werkzaam was voor de illegaliteit? Er waren, nemen wij aan, vermoedens, maar zekerheid kreeg de SD niet, ook niet toen Steman, van Paaschens marconist, in maart werd gearresteerd - Haakman kreeg hem vrij. Begin april evenwel werd Zwolsman zelf gearresteerd, niet door de SD overigens maar door een Wehrmacht-instantie die er de lucht van had gekregen dat hij hulp had verleend bij wapentransporten ten behoeve van de BS. Die instantie droeg hem aan de SD over en de SD, door Haakman op de gebruikelijke "wijze bewerkt, liet hem spoedig lopen, Eind april gafvan Velsen Zwolsman opdracht, een arrestatieploeg te vormen welke onmiddellijk na de bevrijding in actie moest komen.

XCWij keren nu terug tot januari '45, d.w.z. tot de besprekingen welke plaatsvonden tussen de SD en enkele vooraanstaande vertegenwoordigers van de Haagse illegaliteit. Er zijn twee besprekingen geweest: de eerste op 9, de tweede op 23 januari. Wat de SD daarbij wilde bereiken, gaven wij al weer: de illegaliteit diende haar acties te beperken - Munt, de chef van het Einsatzkommando-Den Haag, had daarover in november al gedacht, Schreieder (de Referatleiter vzsi Abteilung IVdie zich op de bestrijding der spionage had geconcentreerd) legde het denkbeeld begin december via Deppner aan Schöngarth voor. 'Wanneer', zo verklaarde Schreieder later, 'de wapens door de illegaliteit op bepaalde plaatsen in opslag zouden worden gehouden en niet aan iedere willekeurige persoon zouden worden uitgereikt, waardoor vele strafbare handelingen zouden worden vermeden, (zouden) de represailles ... verminderen en wij dus in het algemeen een meer aanvaardbare toestand ... scheppen.' 1 Schöngarth keurde goed dat Schreieder naging wat hij kon bereiken en deze gaf vervolgens Frank in Den Haag opdracht om via Haakman contact te zoeken met de illegaliteit. Haakman schakelde Zwolsman in en deze begon met van Velsen te vragen, aan een bespreking met de SD deel te nemen. Driemaal weigerde van Velsen, maar toen eind december in Den Haag na de BS-commandant ook nog een tweede voorman van de BS was gearresteerd die talrijke namen en adressen kende, meende

XC1 BNV: p.v. J. Schreieder (25 jan. 1946), p. I (Doe 1-1969, r-r).

430 [PDF]
BESPREKINGEN MET DE 'SO' IN DEN HAAG

van Velsen dat het zin had, de uitnodiging wèl te aanvaarden, al ware het slechts om te voorkomen dat de twee BS-officieren (de BS-commandant had inmiddels in zijn cel zelfmoord gepleegd, maar dat wist van Velsen niet) zouden worden gefusilleerd. Van Velsen hoopte bovendien dat het mogelijk zou zijn, in het algemeen iets ten gunste van de gevangenen van de SD te bereiken. Hij nam voor die eerste bespreking die gehouden werd in het bureau van de SD op het Binnenhof, drie illegale werkers mee: zijn medewerker Wellenstein, een Haagse gereformeerde predikant: ds. J. C. J. Kuiper die een functie had in de LO (de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) en ter bevordering van het vrijlaten van gevangenen al eens contact had gehad met Munt, en de Haagse arts dr. W. F. Noordhoek Hegt die een belangrijke figuur was in de verzetsorganisatie der artsen, Medisch Contact. Ds. Kuiper en dr. Noordhoek Hegt gebruikten hun eigen naam, van Velsen en Wellenstein gebruikten een schuilnaam. Van de zijde van de SD waren bij de eerste bespreking aanwezig: Schreieder, Frank, de SD-man Bauer, medewerker van Abteilung IV, en SS-Obersturmbannführer dr. W. Ispert, die al vóór de oorlog druk in Nederland had gewroet. Van belang is dat van Velsen, alvorens op de uitnodiging in te gaan, overleg had gepleegd in kringen van het Nationaal Comité (niet evenwel met anderen) en dat Noordhoek Hegt de zaak had besproken in de kring van het Medisch Contact - ds. Kuiper handelde, voorzover ons bekend, louter op eigen verantwoordelijkheid, althans wat de LO betrof.

XCSchreieder opende de bespreking. Hij 'begon', aldus ds. Kuiper in '48 'met een soort apologie: hij trachtte de goede zijde van het nationaalsocialisme aan te tonen' I en vroeg vervolgens aan de vier Nederlanders hoe toch te verklaren was dat het verzet zich sinds '40 zo had uitgebreid. Van Velsen antwoordde dat het Nederlandse volk zich door SeyssInquart bedrogen achtte en wees voorts op de roofacties door de Wehr macht, op de Wehrmacht-razzia's en de pas ingezette Liese-Aktion ('wat de Duitse overheid op dit gebied doet, staat', zei hij, 'gelijk met het ontmannen van Nederland' 2) en op het mishandelen van gevangenen o.m. in het concentratiekamp Amersfoort; over dat laatste spraken ook Noordhoek Hegt en Wellenstein, van wie de tweede eerder in de bezetting een tijdlang in het kamp opgesloten was geweest. 'Hierop verklaarde ik,' aldus Schreieder een jaar later, 'dat ik deze punten zo als ze naar voren gebracht43

t Gemeentepolitie-Den Haag: p.v. inz.]. Schreieder (afgesl. 17 nov. 1948), p. 1 (getuige ]. C. ]. Kuiper) (Doe 1-1529, a-ç). 2 BNV: p.v.]. Schreieder (25 jan. 1946), p. 2.

431 [PDF]
TERREUR

waren, aan Rauter en Seyss-Inquart zou overbrengen' - wat het kamp Amersfoort betrof, vroeg hij om de namen van getuigen.' Vervolgens kwam Schreieder met het denkbeeld naar voren dat door Schöngarth was goedgekeurd: de illegaliteit moest haar wapens concentreren en de uitgifte daarvan onder controle stellen, 'hij trachtte', aldus ds. Kuiper, 'de indruk te maken dat hij opkwam voor de belangen van het Nederlandse volk." De vier Nederlanders antwoordden dat zij terzake geen beslissing konden nemen: zij wilden eerst overleg plegen met anderen (daarvoor kwamen in de eerste plaats de Contact-Commissie der Illegaliteit en de commandant van de ES, kolonel Koot, in aanmerking). 'Na deze officiële bespreking' (zij had een strak karakter gedragen) 'hebben wij', zo eindigde Schreieder,

XC'een gemoedelijk onder-onsje gehouden bij een glaasje jenever en over allerlei gesproken, waarbij de heren verklaarden dat zij net zo geïnteresseerd waren bij de bestrijding van de zwarthandel als de Duitsers. Afgesproken werd dat zij op hun wijze de zwarthandel zouden kunnen bestrijden zonder door ons daaraan gehinderd te worden. Afgesproken werd dat wanneer andere diensten eventueel in zouden grij pen, zij zich op mij konden beroepen."

XCDat deze'afspraken' gemaakt zijn, betwijfelen wij, maar van Velsen gaf op het hoofdpunt 'het resultaat van deze bespreking' (zij duurde ca. drie uur) in '48 positiever weer dan Schreieder in '46 had gedaan:

XC'Het resultaat van deze bespreking was de afspraak dat in het vervolg geen aanslagen meer zouden worden gepleegd op 'einzelne uniformierte deutsche Militä ren' dan in tweegevecht of uit [zelf1verdediging en dat Nederlandse burgers, die niet gewapend waren, niet meer zouden worden gefusilleerd.'

XCHij vervolgde:

XC'Schreieder stelde verder nog voor dat, teneinde een vermindering van het aantal represailles te bereiken, de wapens der illegaliteit zouden worden geconcentreerd en dat men niet tot uitdeling der wapens zou overgaan dan bij gebleken noodzaak.' 4

XCI Terzake werden enige tijd later de Lagerä/teste, Joep Schols, en de chef-kok gehoord en hun mededelingen leidden er toe dat het SS- und Polizeigericht een onderzoek liet instellen tegen Kotälla; dat had verder geen gevolgen. 2 Gemeentepolitie-Den Haag: p.v. inz. J. Schreieder. p. I (getuige J. C. J. Kuiper). 'BNV: p.v. J. Schreieder (25 jan. 1946), p. 2-3. 4 Gemeentepolitie-Den Haag: p.v. inz. J. Schreieder, P: 2 (getuige A. van Velsen).

432 [PDF]
BESPREKINGEN MET DE 'SO' IN DEN HAAG

XCAan het slot van de bespreking zei Frank volgens zijn secretaresse tegen van Velsen en Wellen stein (hij kende hun werkelijke namen niet) dat hij 'hun gezichten zou vergeten'.'

XCVan Velsen, Wellenstein en Noordhoek Hegt pleegden vervolgens opnieuwoverleg in eigen kring, maar dit vond niet plaats met de Contact-Commissie der Illegaliteit en evenmin met kolonel Koot; ook deze laatste (het blijkt uit andere stukken) zag het overigens als aanbevelenswaardig dat in beginsel geen aanslagen meer zouden worden gepleegd op loslopende Duitse militairen.

XCEen nieuwe bespreking was wenselijk. Zij vond op 23 januari plaats, weer in het gebouw van de SD op het Binnenhof; er waren nu twee nieuwe deelnemers: aan Duitse kant, waar Bauer ontbrak (deze was kort tevoren bij een inval in een woning door de illegaliteit doodgeschoten), Deppner, aan Nederlandse Zwolsman. Deze laatste was het die van Velsen, Wellenstein, ds. Kuiper en Noordhoek Hegt in zijn auto meenam naar het Binnenhof. Voor die tweede bespreking had van Velsen een memorandum opgesteld (het stuk is niet bewaard gebleven) en nadat de vijf Nederlanders aan Deppner waren voorgesteld, van Velsen en Wellenstein opnieuwonder hun schuilnaam, begon van Velsen met dit stuk voor te lezen. Terzake heeft Zwolsman de uitgebreidste verklaring afgelegd:

XC'Gelaakt werden het oppakken van mensen voor de arbeidsinzet, het fusilleren van gevangenen, de tegenwerking bij de voedselvoorziening van het westen, het optreden van de Landwacht (en] de mishandelingen in de concentratiekampen en gevangenissen. Het bovenstaande werd geacht in strij d te zij n met alle moraal en recht ... In verband met het vorenstaande konden de Nederlanders geen vertrouwen stellen in de Duitsers en kon er d us van inleveren van wapens? geen sprake zijn. Het enige waartoe de Nederlanders zich bereid verklaarden, was het nalaten van aanslagen op alleenlopende Duitsers in uniform.'

XCFranks secretaresse nam het stuk mee om het door te geven aan een typiste die het zou vertalen. 'Hierna', aldus weer Zwolsman,

XC'betoogde Schreieder dat de Duitsers van goeden wil waren en dat zij niet verantwoordelijk gesteld konden worden voor alle misdragingen in de lagere regionen, vooralniet voor die van de Landwacht. Tussen dr. Noordhoek Hegt en Deppner ontspon zich nu een gesprek over de kampen en de gevangenissen

XCI PRA-Den Haag: p.v. inz. J. Haakman, p. 34. 2 Bedoeld zal wel zijn: gecontroleerde afgifte uit centrale depots.

433 [PDF]
TERREUR

... Ds. Kuiper nam nog gauweven de gelegenheid te baat, een papier te vragen ter dekking van een voedseltransport uit Raalte. Dit be~ekende eigenlijk het einde van de officiële bespreking. Hierna bood Frank de aanwezigen sigaretten en een borrel aan , waarna zich afzonderlijke gesprekken tussen de aanwezigen ontsponnen.'

XCToen de bespreking was afgelopen, vertrokken de vijf Nederlanders gelijktijdig. Zij namen plaats in Zwolsmans auto, maar de motor weigerde te starten. Geen nood! Schreieder stelde de auto waarmee hij en Deppner uit Zwolle waren gekomen, ter beschikking om Zwolsmans wagen op te slepen tot de motor aansloeg. 'Sehen Sie, meine Herren', zei Schreieder daarbij, 'nun bemüht sich die Sicherheitspolizei schon um die Illegalität anzuschieben, damit der Laden làufi'

XCVolgens van Velsen was door de aanwezige SD'ers nog een derde bijeenkomst voorgesteld (dat lijkt ons aannemelijk: de SD had immers veel minder bereikt dan hij wilde) maar op die uitnodiging gingen de Nederlanders niet in.

XCWat hadden de twee besprekingen met SD'ers als positief resultaat opgeleverd? Eigenlijk alleen dat ds. Kuiper verlof kreeg voor een vrachtauto (deze nam kinderen mee) voor het halen van voedsel naar Raalte te sturen. Ten gunste van de gevangenen van de SD was niets bereikt. Van Velsen die gehoopt had, de SD tot een belangrijke beleidswijziging te kunnen bewegen (ons vermoeden is dat hij, had hij dat resultaat bereikt, daarmee de toppen van de illegaliteit had willen verrassen), bleef met lege handen zitten, mede omdat hij, zo hij dat al had gewild, niet de door de SD gevraagde contra-prestatie kon leveren - dat had slechts het hoofdkwartier van de BS kunnen doen en die instantie was van de hele zaak onkundig gelaten.

XCNa de bevrijding werd vooral het eigenmachtig optreden van van Velsen gelaakt die van Nederlandse kant de centrale figuur en de belangrijkste woordvoerder was geweest. In vroegere illegale kringen werd toen bovendien met name betreurd dat de twee besprekingen van Nederlandse zijde niet tot het einde toe strak waren gehouden. De gevolgenJ.

1 BNV: p.v. Schreieder (25 jan. 1946), p. 4.

434 [PDF]
BERECHTING VAN HAAKMAN EN ZWOLSMAN

van wat wij in deze paragraaf hebben beschreven, willen wij nu successievelijk weergeven voor Haakman, Zwolsman en van Velsen.

XCHaakman was het simpelste geval: dat van een collaborateur die, in contact blijvend met de SD, zich met succes had ingezet voor bet vrijlaten ook van politieke gevangenen. De bijzondere rechtspleging kon niet aantonen dat door zijn schuld Nederlanders van hun vrijheid waren beroofd; hij werd na twee-en-een-half jaar detentie in oktober '47 door de Haagse procureur-generaal, mr. J. Zaaijer, buiten vervolging gesteld op de overweging dat zijn schuld van zodanige aard was dat, in aanmerking genomen de in bewaring doorgebrachte tijd, oplegging van een straf of maatregel niet gerechtvaardigd was te achten. Tegen die beslissing tekende Haakman beroep aan: hij wenste buiten vervolging gesteld te worden op de overweging dat de tegen hem gerezen verdenking ongegrond was gebleken. In maart 'SI (de organen van de bijzondere rechtspleging waren inmiddels opgeheven) werd Haakmans beroep door de Haagse kantonrechter afgewezen. Publieke aandacht had zijn zaak nauwelijks getrokken.

XCBij Zwolsman was het tegendeel het geval.

XCGelijk vermeld, was hij enkele dagen vóór de bevrijding door van Velsen tot hoofd benoemd van een arrestatieploeg. Na de bevrijding sloeg hij dus aan het arresteren, maar dat deed hij slechts een paar dagen: er kwamen onmiddellijk klachten binnen over enkele van zijn activiteiten tijdens de bezetting en hij trok zich toen terug. In de daarop volgende weken werd hij een paar keer gearresteerd maar even vaak weer vrijgelaten. Mr. Zaaijer gaftoen opdracht, een breed onderzoek naar hem in te stellen ; daarbij kreeg mr. Zaaij er de overtuiging dat Zwolsman strafbaar was op grond van de uitlevering van de SD'er Hillesheim en van de in de laatste maanden der bezetting onder zijn leiding gepleegde overvallen. Begin december '45 werd Zwolsman gearresteerd, bij welke gelegenheid mr, Zaaijer een bericht in de pers deed verschijnen dat van grote animositeit jegens Zwolsman blijk gaf en aan diens naam aanzienlijke schade toebracht. Zwolsman stond begin november '46 terecht voor het Haags Bijzonder Gerechtshof. 'Het was', stelde mr. Zaaijer in zijn requisitoir,

'geen Nederlands belang waarvoor gewerkt is. Wat als een rode draad door de activiteit van Zwolsman heen loopt, is de zucht om gewichtig te doen en een rol te spelen. Op zichzelf is dit een onschuldig operettespel. Ik ben er van overtuigd dat Zwolsman innerlijk een goed Nederlander is, dat hij niet aan de Duitse kant heeft gestaan, dat hij inderdaad nuttig werk heeft gedaan en zelfs in het algemeen nuttig werk gedaan heeft. Het kardinale punt was dat echter voor hem niet. In

435 [PDF]
TERREUR

het centrum van de zaak stond de persoon Zwolsman die een rol moest spelen, soms ten gunste van de Nederlandse zaak, soms ten nadele',

XCen wanneer hij als procureur-fiscaal 'deze hele affaire in het algemeen' moest beoordelen (hij doelde op de affaire-Zwolsman en diens optreden in de hongerwinter),

XC'dan zit er een weerzinwekkend element in, en wanneer men deze protserigheid van jeneverdrinkers en sigarettenrokers beziet tegen de achtergrond van ons in de winter hongerend volk, dan zit er voor mij ook een beschamend element in.' 11

XCHet Bijzonder Gerechtshof was niet onder de indruk van mr. Zaaijers betoog; het kwalificeerde in zijn sententie" de uitlevering van Hillesheim als 'hulpverlening aan de vijand' maar meende dat Zwolsman

XC'niet onrechtmatig heeft gehandeld door in de toen voor hem bestaande noodtoestand, waarin hij voor de keuze werd geplaatst om of de groep-Alsem op te offeren öf een Duitser over wien ... de inlichtingen zeer ongunstig luidden, aan de SD over te leveren, dit laatste te doen.'

XCDe overvallen uit de eerste maanden van 45 achtte het Bijzonder Gerechtshof niet rechtmatig maar het meende Zwolsman ter~ake geen straf te moeten opleggen aangezien hij die overvallen had gepleegd met het oogmerk de vijand te benadelen. Het Hof achtte dit niet-opleggen van straf des te gepaster,

XC'nu ter terechtzitting is gebleken dat verdachte voor de nationale zaak op velerlei gebied verdienstelijk werk heeft verricht en niet is gebleken dat hij zich persoonlijk heeft bevoordeeld, doch wel dat hij grote financiële offers heeft gebracht, en ook niet is gebleken dat de bij de overvallen meegenomen goederen en gelden aan verdachte zouden zijn ten goede gekomen, doch aannemelijk is dat een en ander voor een groot deel voor goede doeleinden is besteed.'

XCNa deze uitspraak diende Zwolsman een klacht in tegen mr. Zaaijer en eiste hij heropening van het volgens hem hogelijk bevooroordeelde onderzoek. De klacht werd niet in behandeling genomen, de eis afge

, BG-Den Haag: Verslag zitting inz. R. Zwolsman, 6 nov. 1946, p. 46 (Doe 1-1969, a-r). 2 A.v.: Sententie inz. a.v., 20 nov. 1946 (a.v., a-2).

436 [PDF]
UITSPRAAK INZAKE VAN VELSEN

wezen. Velen waren er die nog steeds niet wisten hoe zij Zwolsman moesten zien: was hij nu een bonafide illegale werker geweest of een ten dele collaborerende avonturier? Zwolsman zelf mocht het als een publieke rehabilitatie zien dat hem in juli' 50, na stappen waaraan Koot en generaal]. W. van Oorschot, oud-hoofd van het BBO, steun hadden verleend, wegens 'moedige en beleidvolle daden in de strijd tegen de vijand' de Bronzen Leeuw werd toegekend.

XCOver dat 'beleidvolle' valt, dunkt ons, te twisten - het woord 'moedige' was terecht gebruikt. In tegenstelling tot vele anderen heeft Zwolsman 111 de bezettingsjaren herhaaldelijk zijn leven in de waagschaal gesteld.

XCNiet zozeer de zaak-Hillesheim maar vooral de twee bezoeken aan het SD-hoofdkwartier in Den Haag brachten deze na de bevrijding, toen hij afdelingschef was van het departement van overzeese gebiedsdelen, telkens weer in opspraak. Kon hij zijn functie blijven uitoefenen? In juli '46 stelde de minister een ereraad. in onder voorzitterschap van mr. J. Donner.' 'Inderdaad moet de raad erkennen', zo luidde het belangrijkste gedeelte van zijn uitspraak",

XC'dat deze bezoeken, al zijn ze dan goed afgelopen, een gewaagde onderneming vormden die belangrijke risico's meebracht voor een groot gedeelte der illegaliteit en voor de heer van Velsen zelve, en die met de aard en de strekking van het geheime verzet bezwaarlijk waren te rijmen .

XC. . . Intussen moet men zich hiervan rekenschap geven dat degenen die zich tijdens de bezetting met hun gehele persoon aan de goede zaak hebben gegeven, in tegenstelling tot hen die meer terzijde zijn blijven staan, zich telkens voor uitermate moeilijke beslissingen zagen geplaatst en dat men daarom met het geven van een oordeel in afkeurende zin de nodige terughouding heeft te betrachten. Alles samengenomen is de raad dan ook van mening dat men de heer van Velsen over zijn in deze gevolgde gedragslijn niet al te hard mag vallen'

XChij blééf afdelingschef; gezien zijn grote verdiensten als illegaal werker en inspirator op illegaal gebied ook naar óns oordeel terecht.J.J.

1 Leden waren prof. Cleveringa, mr. W. A. Pannenborgh, dr. W. Schuyt en Smallenbroek, die allen belangrijk verzets of illegaal werk hadden ge daan. 2 Tekst in mr. A. Mouts pleitnota inzake Zwolsman, p. II3-22.

437 [PDF]
TERREUR

XCWaarom sprak de door Donner gepresideerde ereraad van 'belangrijke risico's voor een groot gedeelte der illegaliteit'? Dat is duidelijk: de raad meende dat van Velsen het gevaar had onderschat dat hij, op het Binnenhof verschijnend, door de SD zou worden gearresteerd - en was het aan de SD niet toevertrouwd om dan alle gegevens uit hem te persen waarover hij als een der centrale figuren in het verzet beschikte? Het is duidelijk dat van Velsen meende dat hij op het vrijgeleide dat de SD hem, Wellen stein en de beide anderen had verleend, kon vertrouwen (Wellenstein had voor alle zekerheid een zelfmoordpil in zijn kleding verstopt). Inderdaad, de SD heeft hen tweemaal laten gaan, de tweede maal zelfs ondanks het feit dat van Velsen toen een in hoofdzaak negatieve boodschap had overgebracht. Duidelijk is óók, menen wij, dat van Velsen meende dat de SD in beginsel niet ongeneigd was tot terughoudendheid.

XCDat het tegendeel het geval was bleek begin maart, toen als represaille wegens de Z.g. aanslag op Rauter meer dan tweehonderdzestig Nederlandse gevangenen van het leven werden beroofd.

De zogenaamde aanslag op Rauter

XC

XCWij schrijven in de titel van deze paragraaf, zoals wij ook al verscheidene malen eerder deden, over de zogenaamde aanslag op Rauter; daarmee bedoelen wij duidelijk te stellen dat de illegale actie waarbij hij zeer ernstig gewond werd, geenszins de bedoeling had hem uit te schakelen - hij was niet meer dan een toevallig slachtoffer.

XCDie actie, uitgevoerd in de nacht van 6 op 7 maart, was het werk van een Apeldoornse eenheid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Zij beschikte niet over een vrachtauto en dat was in het bijzonder hinderlijk bij de wapentransporten. De groep had, aldus het in 1946 in de Apeldoornse uitgave Ik draag u op gepubliceerd relaas', 'nog in februari '45 een flinke hoeveelheid wapens in fietstassen en koffers over de voortdurend bewaakte brug naar Deventer moeten brengen. Deze wapens dienden voor de hergroepering van de verzetsgroepen in het district Salland.' De in de nacht van 6 op 7 maart uitgevoerde actie was overigens niet bedoeld om de wapentransporten onmiddellijk te vergemakkelijken, de achtergrond was de volgende: de sabotagecommandant van het district

XCJ Ik draag u op, p.

438 [PDF]
DE OVERVAL WOESTE HOEVE

Apeldoorn van de BS had op 6 maart vernomen dat bij een exportslachterij in Epe drie ton varkensvlees gereed lag welke op 7 maart door de Wehrmacht zou worden afgehaald; hij had zijn plaatsvervanger opgedragen, te pogen zich van die partij meester te maken. Men zou daartoe, aldus Ik draag u op, 'met een Wehrmacht-vrachtwagen en gekleed in Duitse uniformen, waarover men beschikte, kunnen voorrij den enige uren voordat de ... Duitsers zouden moeten voorrijden en dan op zijn gemak de partij kunnen inladen.' Er moest dus een vrachtauto bemachtigd worden.

XC'Dit was practisch zeer wel uitvoerbaar. De organisatie van het Duitse leger was in die dagen niet meer zo straf dat men een verdwenen wagen en enige verdwenen manschappen onmiddellijk zou missen. Er waren er reeds zovelen gedeserteerd of op andere wijze, bijv. zelfmoord, spoorloos verdwenen. Reeds eenmaal eerder had de ... groep op de Arnhemse weg ter hoogte van Terlet afgerekend met een wagen met Moffen waarmee ze nog een paar appeltjes te schillen hadden. De wagen werd in brand gestoken en de Moffen weggevoerd'

XCwij nemen aan dat deze Duitsers zijn geliquideerd. In elk geval: die overval bij Terlet had niet tot represailles geleid en de districtssabotagecommandant vertrouwde dat deze ook nu achterwege zouden blijven. Niet alleen de buit te maken vrachtauto moest dus spoorloos verdwijnen maar ook de chauffeur en de eventuele overige inzittenden. Zou men daar de tijd voor hebben? Dat was onzeker. Kolonel Koot had enige tijd tevoren tegen dit type overvallen ernstig gewaarschuwd - het is mogelijk dat die waarschuwing niet tot de leiding van de Apeldoornse BS is doorgedrongen.

XCOp de avond van 6 maart trokken vier Apeldoornse BS'ers uniformen van deaan. Om ca.uur begaven zij zich per flets naar Woeste Hoeve op de grote weg van Arnhem naar Apeldoorn. Zij lieten er in het pikdonker enkele auto's passeren die, naar het geluid van de motor te oordelen, geen vrachtauto waren. Omstreeks middernacht evenwel hoorden zij uit de richting-Amhem een auto naderen waarvan de motor zoveel lawaai maakte dat zij dachten dat het een vrachtauto was.

Ia

439 [PDF]
TERREUR

In werkelijkheid was het een Duitse personenauto, een open BMW, waarin Rauter, die van zijn hoofdkwartier te Didam onderweg was naar Apeldoorn (hij wilde er de volgende ochtend enkele besprekingen houden), rechts voorin zat; achterin zat een Duitse Oberleutnant. Rauter was zeer op zijn hoede. Enkele weken tevoren had hij door de Duitse militaire instanties een bevel laten verspreiden dat 's nachts auto's uitsluitend binnen bebouwde kommen gecontroleerd mochten worden; Duitse controles op een weg als die tussen Arnhem en Apeldoorn waren dus niet langer toegestaan. Toen hij bij Woeste Hoeve een stopsein zag, riep hij dan ook, aldus zijn naoorlogs verslag', de chauffeur en de Oberleutnant toe: 'Achtung,fertigmachen, vor uns wahrscheinlich Terroristen!' De chauffeur gelastte hij door te rijden maar de man, die niet een van Rauters vaste chauffeurs was, remde krachtig en de BMW kwam in de berm tot stilstand. Een van de vier BS'ers sprong op de motorkap, Rauter brulde hem toe dat hij het wachtwoord moest geven (en ook, aldus het relaas in Ik draag u op: 'Was ist denn los, Mensch, wissen Sie denn nicht wer wir sind?) - als antwoord volgde een salvo waarbij Rauter, wiens machinepistool weigerde, drie kogels kreeg door de vingers van zijn rechterhand, een door zijn kaak en een dwars door zijn borst (' ich spürte den Schuss alsob ein scharfes Messer durch den Körper gestossen wurde'). Ook de andere BS'ers begonnen met hun stenguns te schieten (meer dan tweehonderd kogels werden afgevuurd) - de chauffeur en de Oberleutnant werden vrijwel onmiddellijk dodelijk getroffen. Rauter, die door nog twee kogels was geraakt, door één daarvan opnieuw in zijn longen, was bij kennis, overwoog, toen het stil werd, het gevecht te heropenen met een pistool dat hij met zijn linkerhand had kunnen grijpen, maar hield zich muisstil toen een van de BS'ers hem met een zaklantaarn in het gezicht scheen. Die man hoorde hij roepen 'Hij is dood' - enkele minuten later hoorde hij een vrachtauto starten welke vervolgens de BMWpasseerde. Hij dacht dat dit de auto was waarmee de plegers van de aanslag zich verwijderden, maar die waren met de fiets gekomen en hielden zich schuil en volgens hen was de passerende auto 'een grote vrachtauto met Moffen', welke een paar seconden naast de BMW zou zijn gestopt en vervolgens haastig zou zijn doorgereden. Toen die vrachtauto was verdwenen, naderden de BS'ers opnieuw de BMW'Hun zaklantaarn', aldus Ik draag u op, 'is dan practisch uitgebrand. Daar men geen vermoeden heeft dat de inzittenden zulke hooggeplaatste officieren zijn, doet men weinig moeite om zich in het duister van de inhoud van de in de wagen aanwezige papieren' (Rauter

XCI Dit verslag dateert uit mei '46. (Doe 1-1380, b-28)

440 [PDF]
DE OVERVAL BIJ WOESTE HOEVE

had volgens zijn eigen relaas 'geheime Frontkarten und Akten' bij zich) op de hoogte te stellen. Men hoorde dat er wéér een auto naderde 'en dat werd voor de groep nu het sein van vertrek' - zij lieten de BMW dus staan.

XCRauter, die volgens zijn eigen relaas de hele nacht bij kennis bleef, hoorde nàg enkele auto's passeren, schoot ter waarschuwing zelfs tweemaal met zijn pistool in de lucht, maar werd pas door Duitse militairen gevonden toen het daglicht was geworden. Om half negen werd hij in het Duitse militaire hospitaal in Apeldoorn binnengebracht waar hij (hij had veel bloed verloren) onmiddellijk twee bloedtransfusies kreeg.'

XCDe BdS, Schöngarth, behoorde tot de eersten die ingelicht werden omtrent het gebeurde. Hij reed onmiddellijk uit Zwolle naar Rauters bureau in Apeldoorn, wisselde in het ziekenhuis een enkel woord met Rauter die er van overtuigd was dat de aanslag op hem gemunt was geweest" en ging toen naar Seyss-Inquart, Besloten werd, zware represailles te nemen.' Schöngarth heeft na de oorlog beweerd dat SeyssInquart hem zou hebben opgedragen, tweehonderd Todeskandidaten te laten fusilleren, Seyss-Inquart daarentegen dat van Himmler het bevel zou zijn ontvangen, vijfhonderd gijzelaars dood te schieten. Aangezien de Höhere SS und Polizeiführer Nordwest de persoonlijke vertegenwoordiger was van de Reichsfûhrer-SS, is het alleszins mogelijk (vast staat het niet) dat terzake overleg is gepleegd met Himmler of met diens secretaris of met Kaltenbrunner, de chef van het Reichssicherheitshauptamt, en dat daarbij hetzij door Himmler, hetzij door diens secretaris, hetzij door Kaltenbrunner op het doodschieten van vijfhonderd gijzelaars is aangedrongen, maar gijzelaars zaten nauwelijks meer gevangen en het executeren van gijzelaars werd in zijn algemeenheid door Seyss-Inquart afgewezen - het lag veel meer voor de hand dat de b~schikbare Todeskandidaten

XC1 Hij is eind maart naar een SS-hospitaal in Duitsland overgebracht waar hij verder herstelde. 2 Rauter meende (ten onrechte) dat de illegaliteit door het afluisteren van telefoongesprekken weet had van zijn tocht naar Apeldoorn en zag (eveneens ten onrechte) de woorden 'Hij is dood' als bewijs dat de plegers van de aanslag wisten wie zij hadden gedood. Het is natuurlijk heel wel mogelijk dat niet 'Hij is dood' was gezegd, maar 'Die is dood'. ) De verantwoordelijkheid daarvoor geven wij weer overeenkomstig de conclusies van dr. A. E. Cohen, gepubliceerd in Studies over Nederland in oorlogstfjd, dl. I (1972) pag. 288-300. 44

441 [PDF]
TERREUR

zouden boeten voor wat bij Woeste Hoeve was gebeurd; aangezien in totaal tweehonderddrie-en-zestig personen zijn doodgeschoten, houden wij het voor uitgesloten dat, zoals Schöngarth heeft beweerd, besloten zou zijn, tweehonderd Todeskandidaten van het leven te beroven - men heeft, vermoeden wij, wel degelijk op een hoger aantal gemikt. Schöngarths taak was het, het doodschieten van de Todeskandidaten te organiseren - die taak liet hij in zoverre aan de pas een week in functie zijnde opvolger van Deppner, Kolitz, over dat het deze was die op 7 maart en in de nacht van de 7de op de 8ste de chefs van de Einsatzkommandos (vroeger "Aussendienststellenleiter genoemd) opbelde en er bij hen op aandrong, elk voor hun ressort een vastgesteld aantal fusilleringen te organiseren. 'Eerst had men', aldus in '47 Schreieder (die in Zwolle zijn werkkamer met Kolitz deelde), 'alleen ter dood veroordeelden'(Todes kandidaten dus)

XC'willen nemen maar aangezien er hiervan niet voldoende waren, heeft men ook teruggegrepen op personen waarvan de zaak nog niet volledig was onderzocht. Kolitz heeft toen meerdere telefoongesprekken gehad en ik heb hem meermalen tegen de betrokken Aussendienststellenleiter horen zeggen, wanneer dezen hem een getalopgaven: 'Dat is niet genoeg. Je stelt mij er zoveel' (dan noemde hij een getal: zestig of tachtig) 'ter beschikking en het kan mij niet schelen waar je ze vandaan haalt.' 1

XCVolgens zijn verklaring uit de lente van '47 kreeg Lages in Amsterdam opdracht, vijf-en-zeventig gevangenen te laten doodschieten. Hij liet nagaan, hoeveel Todeskandidaten gevangen zaten; dat waren er negen-envijftig: drie-en-vijftig in Amsterdam, zes in Utrecht. Het cijfer werd-aan Kolitz doorgegeven en deze nam er genoegen mee. De drie-en-vijftig die in Amsterdam gevangen zaten, werden op 8 maart gefusilleerd bij 'Rozenoord' , de zes die in Utrecht waren opgesloten, in het Fort de Bilt. Aan Munt, de chef van het Einsatzkommando-Den Haag, die in dit geval ook gevangenen van het Einsatzkormnando-Rotterdam moest aanwijzen>,

XC1 PRA-Den Haag: p.v. inz. J. H. L. Munt (afgesl. 15 mei 1947). p. 18 (getuige J. Schreieder) (Doe. 1-487, a-4). 2 De belangrijkste gevangenen van het Einsatzkom mando-Rotterdam zaten in Scheveningen opgesloten. Met de selectie die in Den Haag geschiedde, had Wölk, de SD-chefte Rotterdam, voorzover bekend, geen persoonlijke bemoeienis. Hij heeft na de bevrijding beweerd dat hij in de nacht van 7 op 8 maart tweemaal door Kolitz werd opgebeld met verzoek, toch een aantal personen die in Rotterdam gevangen zaten, te laten doodschieten. Hiervoor leken, aldus Wölk, tien in aanmerking te komen maar het onderzoek in hun zaak was nog niet afgesloten en hij gaf niemand op. 'Ik wilde', verklaarde hij in de lente van '47, 'voorkomen dat 44

442 [PDF]
DE REPRESAILLES NA DE OVERVAL

werd meegedeeld dat hij tachtig gevangenen moest laten executeren. C. Leemhuis, chef van een groepj e Haagse politiemannen dat sinds okto ber '44 rechtstreeks voor de SD werkte, trof Munt op de ochtend van de 7de aan 'in', aldus Leemhuis,

XC'een zeer nerveuze stemming, een toestand waarin ik hem nooit gezien had. Hij vroeg mij, hoeveel arrestanten er nog voor mijn afdeling in arrest zaten. Ik noemde hem het getal twaalf ... Hij zei mij dat ... hij op bevel van de staf van de SD ... tachtig personen moest laten fusilleren. Ik ... protesteerde heftig tegen het ter beschikking stellen van de twaalf arrestanten die door mij of het onder mij dienstdoende Hollandse politiepersoneel waren gearresteerd .... Hij ... riep: 'Maar ik kan die mensen toch niet van de straat halen!' 'I 'Dit bevel is het verschrikkelijkste van mijn levcn ', zou Munt bij die gelegenheid hebben gezegd? - maar hij voerde het uit. Zoals wel vaker was geschied, besloot hij, in plaats van Todeskandidaten een aantal personen te laten doodschieten die voor commune misdrijven gevangen zaten. De Haagse politie had in de voorafgaande dagen zes-en-dertig personen gearresteerd die, aldus de politie, geplunderd hadden in het op 3 maart zwaar gebombardeerde Bezuidenhoutkwartier - Munt ging er bij de 'foute' hoofdcommissaris van politie op aandringen, die zes-en-dertig aan hem over te dragen; de hoofdcommissaris riep er de chef van de recherche bij, G. W. Valken, die alle medewerking weigerde en ook de opgemaakte processen-verbaal niet wilde afstaan. Munt liet toen de zes-en-dertig overbrengen naar de Cellenbarakken. Laat in de middag zei hij aan Kolitz dat hij de tachtig niet haalde, 'Kolitz' (aldus Munt) 'antwoordde hierop: 'Es ist ganz gleich toaher Sie die Personen nehmen' - vervolgens zou Munt er op hebben aangedrongen, het getal tachtig tot veertig te verlagen, maar 'hij antwoordde: 'Das leommt gar nicht in Frage. Es ist ein Befehl van hochster Stelle und daran ist nichts zu tun.' '3 Met Frank en de uit Rotterdam overgekomen vertegenwoordiger van' Wölk, SS-Untersturmführer Simon, maakte Munt toen de afspraak dat zij elk ongeveer een derde van de tachtig zouden aanwijzen - Munt moest dus voor een kleine dertig zorgen. Om elf uur 's avonds gaf zijnJ.J.

onschuldigen ... zouden boeten' (a.v., p. 12 (getuige H. Wölk)); daarbij tekenen wij aan dat Wölk, gelijk eerder vermeld, enkele dagen later (12 maart) in Rotterdam tweemaal twintig liet fusilleren. I PRA-Den Haag: p.v. inz. H. L. Munt, p. 3 (getuige C. Leemhuis). 2 A.v. 3 A.v. P·46.

443 [PDF]
TERREUR

plaatsvervanger telefonisch opdracht aan Berg, de Kommandant van het concentratiekamp Amersfoort, de volgende ochtend negen-en-veertig met name genoemde, door de SD naar Amersfoort gezonden gevangenen te laten doodschieten - er resteerden er een-en-dertig. Omstreeks middernacht ging Munt naar de Cellenbarakken, waar hij de zes-endertig wegens plundering of vermoedelijke plundering gepakte Hagenaars persoon voor persoon aan een verhoor onderwierp dat, voorzover bekend, bij de meesten niet langer duurde dan één of twee minuten. Vier-en-twintig verklaarden dat zij de goederen die ze bij arrestatie bij zich hadden, op straat hadden gevonden, twaalf zeiden (of gaven Munt althans de indruk) dat zij naar het Bezuidenhoutkwartier waren gegaan met de bedoeling om te plunderen; onder hen was een jongen van ca. vijftien jaar die misschien Munts vragen verkeerd heeft begrepen - de blikj es levensmiddelen die hij bij zich had toen hij werd opgepakt, waren hem althans geschonken door een bewoonster van het Bezuidenhoutkwartier die hij had geholpen, haar woning te ontruimen. Tot de twaalf behoorde een vader van tien kinderen - zijn leven werd door Munt gespaard, de elf overigen, onder hen de vijftienjarige jongen, werden in de ochtend van de 8ste maart samen met zeven-en-twintig Todeskandi daten in de Waalsdorper duinen gefusilleerd.

XCBij die acht-en-dertig gefusilleerden kwamen uit Munts ressort nog de negen-en-veertig (het totaal werd dus niet tachtig maar zeven-entachtig) die doodgeschoten werden bij het kamp Amersfoort: vijf groepen van acht en één van negen. 'Bij de terechtstelling van één groep is', aldus Lagerkommandant Berg, 'gebruik gemaakt van lichtspoormunitie' 1 het gevolg hiervan was dat de kleding die deze slachtoffers droegen, in brand vloog.'

XCVan diegenen die in het oosten des lands op verschillende plaatsen (Apeldoorn, Zwolle, Assen, Groningen) gevangener{ van de SD waren, werden bij Woeste Hoeve honderdzeventien gefusilleerd; er bevonden zich onder hen talrijke illegale werkers, o.m. Jan Thijssen die enkele maanden tevoren was gearresteerd, maar ook personen die wegens lichte

1 Boom, Subcomm. Utrecht: p.v. KP. Berg (afgesl. 7 mei 1947), p. 4 (Doc 1-81, a-r). 2 De vrouw van een der in Amersfoort gefusilleerden die slechts wist dat haar man, gearresteerd door de politiemannen van Leemhuis, naar het kamp was overge bracht, ging enkele weken later op het hoofdbureau van politie vragen of over zijn lot in Amersfoort iets bekend was. Informatie kreeg zij niet, wèl zei een van Leemhuis' ondergeschikten haar: 'Heeft uw man daar nog niet de kogel gekregen? U bent weduwe voordat u het weet.' (POD-Den Haag: p.v. E. M. ]iskoot-van Roon (8 okt. 1945), p. I (Doc 1-487, a-r i)

444 [PDF]
DE REPRESAILLES NA DE OVERVAL

overtredingen waren opgepakt, bijvoorbeeld doordat zij zich na acht uur 's avonds nog op de openbare weg hadden bevonden. 'Toen', aldus een officier van de Ordnungspolizei,

XC'het vuurpeloton met de fusillering zou aanvangen, werd aan de leden ... de vraag gesteld of allen wisten, welke verantwoordelijkheid zij op zich namen ... en een van de leden van het peloton heeft toen bezwaar gemaakt om aan deze executies, welke ook ik een ware mensenslachtingvond, deel te nemen' I de weigeraar, een Oberwachtmeister van de Ordnungspolizei uit Apeldoorn (zijn naam is niet bekend), werd ter plekke gearresteerd en daags daarna op bevel van Schöngarth doodgeschoten.

XCIn de loop van de 7de maart drong het tot de B'S-groep waaruit enkele leden de overval bij Woeste Hoeve hadden gepleegd, door dat de Duitsers vermoedelijk ter plekke represailles zouden nemen, althans dat groepen gevangenen daarheen zouden worden overgebracht. Besloten werd, een poging te ondernemen om het uitvoeren van executies te verhinderen. In de ochtend van de 8ste maart begaf de gehele groep zich per fiets naar Woeste Hoeve, zij nam haar wapenen in de fietstassen mee. Ze was pas ter plaatse toen de fusillering al achter de rug was, honderdvijftig man Ordnungspolizei en Waffen-SS waren bezig, de honderdzeventien slachtoffers langs de kant van de weg te leggen.

XCKorte tijd later arriveerde in Apeldoorn een speciale koerier van kolonel Koot die aan de Veluwse gewestelijke commandant van het Strijdend Gedeelte der BS (de BS was inmiddels gesplitst in het Strijdend Gedeelte en de Bewakingstroepen) het verzoek overbracht om nadere inlichtingen te verstrekken aangaande de gepleegde aanslag. Volgens de chef-staf van kolonel Koot wekte het ingediend rapport de indruk, 'dat de BS volkomen onschuldig aan deze zaak was' 2 in werkelijkheid is het tegendeel het geval geweest en wanneer wij eerder in dit deel de wijze waarop de overval bij de Oldenallerbrug is uitgevoerd die tot de represailles tegen Putten leidde, 'allerongelukkigst' hebben genoemd,

1 Boom-Utrecht: p.v. inz. Th. Verhülsdonk e.a. (afgesl. 13 dec. 1946), p. 53 (Doe 1-I760, a-I). 2 Aangehaald in van Ojen: p. 511.

445 [PDF]
TERREUR

dan is deze zelfde kwalificatie voor de overval bij Woeste Hoeve op haar plaats. Van de overval bij de Oldenallerbrug staat overigens vast dat hij conform gegeven orders heeft plaatsgevonden, en dat kan van de overval bij Woeste Hoeve niet worden gezegd.

XCWat daar in werkelijkheid was gebeurd, was slechts aan zeer weinigen bekend en in de illegale pers tekende zich op een enkele plaats de neiging af, de illegaliteit geheel vrij te pleiten. Het Parool noemde het

XC'hoogst twijfelachtig of de aanslag door Nederlanders werd gepleegd. De leiders der verzetsbeweging hebben er geen opdracht toe gegeven. Het is veeleer aannemelijk dat de schietpartij door Rauters vijanden uit de Wehrmacht of door NSB'ers werd georganiseerd of dat een der vele groepjes Duitse deserteurs die plunderend en rovend over de Veluwe trekken 1, voor de schoten verantwoordelijk is.' 2

XCIn haar bijeenkomst van 13 maart (daags dus na het fusilleren van nog eens zes-en-dertig Todeskandidaten in Amsterdam en veertig in Rotterdam) kon de Contact-Commissie der Illegaliteit het niet eens worden over de vraag, wanneer 'het neervellen van Duitse tegenstanders' verantwoord was - eens was zij het wèl 'over het feit dat de dood van een niet in noodweer of afweer van ernstige bedreiging gevelde Duitser het leven van de slachtoffers der represaille-maatregelen niet waard is.' 3 Een week later stond het voor de Contact-Commissie overigens 'nog geenszins vast dat de aanslag [op Rauter) door Nederlanders is gedaan.' 4 Dat laatste was dus wèl het geval geweest en die ene verzetsdaad, ondernomen met de bedoeling om een Duitse vrachtauto te bemachtigen, had tot het fusilleren geleid van tweehonderddrie-en-zestig Nederlanders.

XC'Putten' en 'Woeste Hoeve' zijn symbolen geworden van de terreur die de bezetter in de hongerwinter heeft uitgeoefend, maar dat werden zij pas na de bevrij ding. Voordien was, wat Putten betrof, aan velen slechts bekend dat een deel van het dorp in de as was gelegd en dat honderden

1 Omtrent het bestaan van dergelijke groepjes is na de bevrijding niets bekend geworden. 2 90 (17 maart 1945), p. I. 'CC: Notulen, 13 maart 1945, p. 2 (GAC, I A). 4 A.v., 20 maart 1945, p. I (a.v.).

446 [PDF]
MEER DAN DUIZEND SLACHTOFFERS

mannelijke inwoners waren weggevoerd, maar men wist niet dat zij bijna allen in Neuengamme of in de Aussenkommandos van dat kamp waren omgekomen; wat de Z.g. aanslag op Rauter aangaat: aan het gebeurde bij Woeste Hoeve werd door de bezetter geen enkele ruchtbaarheid gegeven - onbekend was dus dat Rauter zwaar gewond was en dat als represaille tweehonderddrie-en-zestig Nederlanders waren doodgeschoten. Natuurlijk, wat de Apeldoornse BS'ers en ook enkele omwonenden op de ochtend van 8 maart bij Woeste Hoeve hadden gezien, werd door hen doorgegeven en er zullen dus hier en daar wel berichten of geruchten de ronde hebben gedaan dat op die plaats meer dan honderd personen waren gefusilleerd, maar waarom dat was geschied, wisten eigenlijk alleen die BS'ers.

XCWaarom zweeg de bezetter?

XCWij veronderstellen dat hij in het geval van Rauter niet bekend wilde maken dat het gehele Duitse machtsapparaat de veiligheid van de Hohere SS- und Polizeifûhrer niet had kunnen waarborgen en wij veronderstellen voorts dat het feit dat hij over het algemeen geen publiciteit gaf aan de in de hongerwinter genomen represailles, ook niet aan die welke in Putten waren genomen, de strekking had om de activiteit van de illegaliteit niet te onderstrepen en niet bij de bevolking in het gehele bezette gebied telkens weer een felle verontwaardiging te wekken welke tot versterking van de rijen der illegale werkers zou kunnen leiden. Anders evenwel dan met de door Deppner gelaste executies in het eencentratiekamp Vught het geval was geweest, vonden de executies waartoe het in de hongerwinter kwam, niet in het geheim plaats. Zij waren, gelijk vermeld, openbaar, ja het doodschieten geschiedde veelal op punten die midden in stadscentra waren gelegen. Was ergens een executie voltrokken, dan drongen berichten en geruchten daaromtrent dan ook snel door tot de bevolking in de betrokken stad of streek maar van de terreur welke in het bezette gebied als geheel van september '44 af door de SD werd uitgeoefend (hij heeft, de represailles wegens de Z.g. aanslag op Rauter meegeteld, op zijn minst duizendnegen-en-negentig mensenlevens gevergd), had niemand een nauwkeurig overzicht.

XCDat nauwkeurige overzicht hadden ook de illegale werkers niet, zij het dat de meesten zich wèl bewust waren dat zij, als zij door hun geheime activiteit in handen van de SD vielen, grote kans liepen om korte tijd later publiekelijk te worden gefusilleerd. En toch: het illegale werk werd voortgezet, op aanzienlijk groter schaal zelfs dan voordien en met groter verbetenheid.

447 [PDF]

Hoofdstuk 6: Illegaal werk

XC

XCUit de voorafgaande hoofdstukken bleek reeds enkele malen dat in de hongerwinter sprake was van een zekere mate van coördinatie in het illegale werk. Die had zich in tweeërlei opzicht voltrokken: begin juli '44 hadden afgevaardigden van een groot aantal illegale organisaties in Amsterdam een Contact-Commissie gevormd en begin september was de oprichting bekend gemaakt van de Binnenlandse Strijdkrachten oftewel de BS; die BS waren gedacht als bundeling van de bestaande semi-militaire verzetsgroepen. Tot beide vormen van coördinatie was het initiatief genomen door de Nederlandse regering te Londen. Die regering had nog méér gedaan: zij had ook nog in bezet gebied in augustus het College van Vertrouwensmannen doen vormen dat als taak gekregen had, maatregelen voor te bereiden welke bij de bevrijding een vlotte overgang zouden waarborgen.

XCOp enkele plaatsen maakten wij al melding van het ingrijpen van de Contact-Commissie en het College van Vertrouwensmannen, bijvoorbeeld inzake de grote textielvorderingsactie van de Wehrmacht in enkele steden in het westen des lands in oktober en inzake de Liese-Aktion in december en januari. Aan het beraad in de Contact-Commissie en in het College van Vertrouwensmannen en aan de contacten van beide lichamen met de Londense regering zullen wij later in dit deel afzonderlijke hoofdstukken wijden en ook de moeizame vorming en de prestaties van de Binnenlandse Strijdkrachten alsmede de activiteit van de illegale organisaties waaruit de BS in eerste instantie werden gevormd: de Knokploegen, de Raad van Verzet en de Ordedienst, willen wij apart behandelen. Onder de titel 'Illegaal werk' komt in dit hoofdstuk dus niet alle illegale activiteit aan de orde waartoe het in de laatste fase van de bezetting is gekomen - wat beschrijven wij er wèl in?

XCOm te beginnen zullen wij stilstaan bij de specifieke moeilijkheden die zich in de hongerwinter bij alle illegale werk voordeden. Vervolgens zullen wij de ontwikkeling beschrijven van het medium dat op zichzelf een vorm van illegaal werk was en tegelijk aan alle andere vormen morele steun bood: de illegale pers. Daarna komen die andere vormen van

448 [PDF]
BEGRENZING VAN DIT HOOFDSTUK

ondergedoken spoorwegmannen), de verdere opbouw van geheime telefoonnetten, de spionage (de sabotage hoort in de twee volgende hoofdstukken thuis), de opbouw van geheime verbindingen met het bevrijde Zuiden, de 'pilotenhulp' (met name de hulp aan enkele honderden ondergedoken Airbornes) en tenslotte de activiteit van de illegale organisatie welke in toenemende mate als 'de bankier van de illegaliteit' ging fungeren: het Nationaal Steunfonds.

XCDaarna zullen wij in hoofdstuk 7 de moeilijkheden beschrijven waartoe het in de maanden september, oktober en november kwam tussen de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, kolonel Koot, en de commandanten van de twee groeperingen welke als eerste weer uit Engeland wapens en sabotagemateriaal hadden ontvangen: van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, en Thijssen, de commandant van de brigades van de Raad van Verzet. Hoofdstuk 8 zal vervolgens gewijd worden aan de verdere vorming en de activiteiten van de BS (met uitzondering van hun optreden in de bevrijdingsdagen). Bij de Contact-Commissie en het College van Vertrouwensmannen zullen wij stilstaan in resp. de hoofdstukken I I en 12 (in hoofdstuk I I óók bij de illegale CPN), in de tweede helft dus, wanneer wij ook het oorlogsverloop hebben geschetst (hoofdstuk 9)1 in beide colleges heeft namelijk het accent van het beraad niet zozeer gelegen bij het verzet maar eerder bij datgene wat na de bevrijding diende te geschieden.

Nieuwe moeilijkheden

XC

XCDe nieuwe moeilijkheden waaraan de illegaliteit in de hongerwinter het hoofd moest bieden, waren in de eerste plaats die van het dagelijks bestaan. In landen als Griekenland, Joegoslavië, Polen en de SowjetUnie, hier en daar ook in Frankrijk en Italië, hadden velen die zich daadwerkelijk tegen de bezetter wilden verzetten, zich in moeilijk toegankelijke gebieden teruggetrokken waar zij (het duidelijkst was dat in Joegoslavië geschied) een eigen maatschappelijk bestel hadden ingericht - in Nederland was de illegaliteit schuilgegaan in de bestaande maatschappij. Door de desintegratie van die maatschappij werd zij dan ook zwaar getroffen. De levensmiddelenvoorziening via de distributie daalde

XC1 Hoofdstuk 10 wordt gewijd aan de z.g. derde fase uit de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog.

449 [PDF]
ILLEGAAL WERK

tot op een peil waarop geen normale arbeid meer mogelijk was, laat staan illegaal werk dat niet alleen psychisch maar ook physiek hoge eisen stelde. Het werd dus voor de illegaliteit een gebiedende noodzaak om ten eigen behoeve levensmiddelen te gaan inzamelen (hoe dat geschiedde, zullen wij straks nader uiteenzetten). Even noodzakelijk werd het voor haar om voor brandstoffen te zorgen - die waren evenwel veel moeilijker te vinden dan levensmiddelen.

XCVoorts werd het ook voor illegale werkers een probleem om van de ene plaats naar de andere te trekken. Landelijk hadden zij in ruime mate gebruik gemaakt van de spoorwegen, niet alleen voor hun eigen vervoer maar ook voor dat van grote illegale zendingen (bijvoorbeeld pakken illegale bladen en pakken 'gekraakte' distributiebescheiden) - de Spoorwegstaking haalde een streep door al die faciliteiten en betekende daardoor een enorme hinder voor het illegale werk; dat werd voor zijn interlocale contacten vrijwel volledig afhankelijk van de flets. Wel te verstaan: het was voor mannen in de leeftijdsgroepen welke voor het spitten in aanmerking kwamen en die zich daaraan hadden onttrokken, veel riskanter om op de openbare weg te verschijnen dan voor vrouwen en meisjes - het werden dan ook in de eerste plaats vrouwen en meisjes die voor de verbindingen der illegaliteit gingen zorgen. Vóór midden september '44 hadden velen harer dat ook al gedaan, maar per trein - van midden september '44 af moesten zij fletsen. Er kwamen vele honderden van die fietsende 'koeriersters'.

XCSlechts weinige van de illegale groepen slaagden er in, voor hun werk de beschikking te krijgen over auto's. Soms konden garagehouders helpen, soms afdelingen van het Rode Kruis, soms de Gemeentelijke Geneeskundigeen Gezondheidsdiensten, maar voor elke rit was extrabrandstof nodig en moest men bovendien de beschikking hebben over de nodige vervalste papieren teneinde de menigvuldige wegcontroles zonder al te groot risico te doorstaan. Maakte men bijvoorbeeld gebruik van een ambulance van een GGD, dan moesten alle papieren aanwezig zijn met inbegrip van medische attesten die aantoonden waarom de vervoerde 'patiënt' van de ene stad naar de andere moest worden gebracht (slechts vooraanstaande figuren uit de illegaliteit kwamen voor zulk een gecompliceerde vorm van vervoer in aanmerking'). Het kwam er allemaal45

I Op een begin oktober in Amsterdam gehouden vergadering van 'De Kern' (een samenwerkingsverband van enkele illegale groepen waartoe de oprichter van het Nationaal Steunfonds, Walraven van Hall, begin '44 het initiatief had genomen en dat vooral diende om 'technische' informatie uit te wisselen) verscheen, aldus

450 [PDF]
SPECIFIEKE MOEILIJKHEDEN IN DE HONGERWINTER

op neer dat bij handelingen die tevoren tamelijk vlot waren verricht, de grote en hinderlijke frictie moest worden overwonnen welke voortvloeide uit het wegvallen van het openbare interlocale vervoer en uit de algemene schaarste. Elke grote illegale organisatie werd genoopt, een soort fourage-afdeling op te richten (of de bestaande uit te breiden) allereerst alom de talloze gebruiksvoorwerpen op te scharrelen waaraan men voor het werk behoefte had. De gasvoorziening viel weg - waar vond men voldoende noodkacheltjes? De electriciteitsvoorziening viel weg - waar vond men, als men er niet in slaagde stroom elandestien af te tappen, voldoende kaarsen of carbid of accu's?' Accu's waren, tenzij men een kristalontvanger bezat, onontbeerlijk voor het luisteren naar de radio-uitzendingen van Londen en Eindhoven maar vooralook voor het geheime radioverkeer. Niet dat het bezit van een accu voldoende was! Hij moest ook nog periodiek opgeladen worden. In Amsterdam was in de hongerwinter in het Natuurkundig Laboratorium van de Vrije Universiteit, waar men de beschikking had over een houtgasgenerator, een elandestien 'acculaadstation' gevestigd waar honderden accu's welke voor het illegale werk nodig waren, werden opgeladen - wij nemen aan dat elders in het land hier en daar overeenkomstige 'acculaadstations' in het leven werden geroepen.

XCBuitengewoon hinderlijk voor het illegale werk was nog één, eerder al aangestipte factor: de verlenging van de z.g. spertijd welke op

XCGrote Gebod, de vertegenwoordiger van de Landelijke Knokploegen met een auto voorzien van bet opschrift 'Voedse!commissaris' (en dus ook met de nodige papieren die 'bewezen' dat dat opschrift terecht was gebruikt). De vertegenwoordiger van de Raad van Verzet reed met een doktersauto. 'die van de Centrale Inlichtingendienst pronkte met een bord 'Telefoondienst' op de wagen en het NC' (Nationaal Comité van Verzet) 'spande de kroon met een SD-wagen' (de vertegenwoordiger van het NC was naar Amsterdam gereden in de auto van Zwolsman). 'Alleen de LO-man kwam te voet.' (Ad Goede in Hel Grote Gebod, dl. I, p. 113).

XC1 In het Algemeen Hoofdkwartier van de OD, gevestigd in de Koepelkerk aan het Leidsebosje te Amsterdam, had men tot begin '45 de bescbikking over clandestiene stroom. Toen die stroom wegviel, ging men op carbidverlichting over. Een Amsterdamse koperslager kon voor voldoende carbidlantaarns zorgen maar, aldus later de koster van de kerk, H. F. Westerveld, 'waar moest het carbid vandaan komen? Vastgesteld was dat bij een bedrijf aan de overkant van het IJ carbid in vaten voorbanden was. Aflevering geschiedde op bonnen van de Wehrmacht, ondertekend door of namens de Ortsleommandant. Formulieren, stempels en handtekeningen werden 'georganiseerd'. Nagegaan werd hoe aan de fabriek de procedure bij aflevering was. Tenslotte werd besloten op een bepaalde dag tegen sluitingstijd vier vaten af te halen, op zelf-ingevulde bonnen' - dat lukte. (HCY/JOYlildNederland, 18 april 1970). 45

451 [PDF]
ILLEGAAL WERK

5 september was bekendgemaakt: van acht uur 's avonds tot vier uur 's ochtends moest een ieder binnenshuis zijn. Zeker, de Nachtausweise werden illegaal nagemaakt maar daar waren ook weer andere vervalste papieren bij nodig: papieren die aantoonden dat men een beroep uitoefende dat het noodzakelijk maakte, 's avonds en's nachts op straat te zijn. Talrijke illegale werkers (wij weten niet hoevelen) kregen de beschikking over al die paperassen - en medio februari '45 werden alle bestaande Nachtausweise door de bezetter ingetrokken, hetgeen betekende dat voor nieuwe falsificaties moest worden gezorgd. Tezelfdertijd werd trouwens ook de spertijd verlengd: tot vijf uur 's morgens, en op I april '45 (de Canadezen waren toen bezig het oosten des lands te bevrijden) volgde een nieuwe verlenging: tot zes uur.

XCAfgezien nog van het feit dat van het bevrijde Zuiden uit allerlei steun kon worden gegeven aan het illegale werk, werd dat werk in de hongerwinter in vier opzichten gemakkelijker dan tevoren: meer personen waren bereid er aan deel te nemen, het clandestien verwerven van distributiebescheiden verliep vlotter, de clandestiene telefoonverbindingen werkten beter en men kreeg meer hulp van individuele Duitsers. Wat het eerste betreft: daar zat een schaduwkant aan vast in zoverre dat zich (wij komen er nog op terug) een zekere verwatering van de illegaliteit aftekende. Het vlotter elandestien verwerven van distributiebescheiden zullen wij beschrijven in de paragraaf 'Hulp aan onderduikers' en de uitbreiding van de clandestiene telefoonnetten in de paragraaf 'Telefoonverbindingen'. Over de hulp door Duitsers kunnen wij de volgende gegevens vermelden.

XCDe leiding van de spionagegroep- 'Albrecht' verwierf van februari '45 af unieke gegevens uit het hoofdkwartier van het in het westen des lands gelegerde Duitse Armee-Korps. Amsterdam kreeg kolonel Koot, de commandant van de BS, van twee Oostenrijkse officieren die verbonden waren aan de staf van de Ortskommandant, in de laatste maanden van de bezetting telkens afschriften van de bevelen die de Ortskommandant had doen uitgaan; in de hoofdstad had voorts de illegale groep die Vrij Nederland leidde, via een tussenpersoon, een pensionhoudster, contact met de secretaresse van Lages en gaf een functionaris van het wagenpark van de Ordnungspolizei telefonisch gecamoufleerde waarschuwingen door aan een hem bekende illegale werker telkens wanneer des nachts een 45

452 [PDF]
HULP DOOR DUITSERS

razzia zou worden gehouden. In Schagen deed een Oostenrijkse militair die bij de Nachrichtentruppen was ingedeeld, aan de plaatselijke illegaliteit alles weten wat hij uit het Duitse militaire telefoonverkeer had kunnen aB.eiden. In het Westland werd een Duitse onderofficier, 'Joop', wiens vader in een concentratiekamp was overleden, 'leverancier', aldus een plaatselijk relaas,

XC'van alle gewenste papieren: Fah rbefeh le, Ausu/eise, nachtvergunningen, vrijstellingen van arbeidsinzet en wat niet al, ook blanco formulieren met handtekening en stempel van de vestingscommandant'. Hij steelt zowaar een stafkaart van de vesting ... en daarbij levert hij uitvoerige gegevens omtrent de betekenis van alle tekens op deze kaart ... Dan weer ziet 'Joop' kans, wapenen mee te brengen. De ene keer zijn het Duitse handgranaten ... een ander maal is het munitie.' 2

XCIn Rotterdam was het de adjudant van de Ortskommandant, een Duitse baron, die, tot hij tenslotte moest onderduiken, velerlei hulp gaf aan het verzet - de secretaris van de Kamer van Koophandel, mr. W. F. Lichtenauer, kreeg van hem alle gewenste formulieren en stempelafdrukken. In Utrecht tenslotte ontving de commandant van de plaatselijke BS van een officier van de Ortskommandantur (een Rijksduitser die vóór de bezetting werkzaam was geweest in een fabriek te Zeist) regelmatig inlichtingen over troepenverplaatsingen - zij werden doorgegeven via een studente die voor de schijn een verhouding met de officier was aangegaan." Eveneens in Utrecht gaf eenjonge Duitse vrouw (wij kennen slechts haar voornaam: Luise) die telefoniste was bij de Wehrmachtkom mandantut (een hogere instantie dan een Ortskomrnandantur), ook al alles wat zij te weten kwam, aan het BS-commando door. Toen W. H. Nagel, een van de medewerkers van de BS-commandant (Strijdend Gedeelte) in het gewest Utrecht (gewest 8), Luise ontmoette, bleek zij samen te wonen met een Joodse onderduiker; in de laatste fase van de bezetting werd zij ingeschakeld in het clandestiene telefoonnet van de Centrale Inlichtingendienst. 'Een telefoonnummer van onze centrale werd haar', aldus later Nagel,

XC'toevertrouwd en als zij in haar centrale in de Kommandantur aan het Domplein een bericht gehoord had dat wij onverwijld moesten weten, dan wachtte zij tot

I De commandant van de van Holland. 2 'Rebel': p. 92, 99. l Deze officier verleende zijn medewerking in ruil voor een garantie dat hij na het einde van de oorlog in Nederland mocht blijven wonen; die garantie werd hem door de plaatselijke BS-commandant verleend.

453 [PDF]
ILLEGAAL WERK

zij alleen was en belde onze centrale op, een der weinige nog lopende nummers van het stadsnet. In zijn gecamoufleerde kelder ergens in de stad zat onze Ton' bij het inductietoestel en verbond dan met uitschakeling van alle andere verbindingen de Wehrmachtkommandantur met het stafkwartier van gewest 8 SG."

XCZiedaar onze gegevens. Zijn ze volledig? Stellig niet: wat min of meer toevallig is vastgelegd of aan ons is kenbaar gemaakt, kan slechts een deel zijn van wat zich in werkelijkheid heeft afgespeeld; er moet door individuele Duitsers meer hulp zijn verleend aan illegale groepen dan wij in het voorafgaande konden weergeven. Desondanks: het illegale werk bleef nog moeilijker en, mede door de SD-terreur, nog riskanter dan het voordien al was geweest.

XCDe menigvuldige razzia's van de Wehrrnacht, de Ordnungspolizei en de Landwacht maakten het voor mannelijke illegale werkers in de gezochte leeftijdsgroepen (in het westen des lands zeventien tot veertig, elders zeventien tot vijftig jaar) noodzakelijk om Of het geboortejaar op het persoonsbewijs dat zij gebruikten (veelal was dat niet het oorspronkelijk aan hen uitgereikte pb) te wijzigen Of de beschikking te krijgen over papieren die aantoonden dat zij behoorden tot een van de uitzonderingsgroepen welke niet voor wegvoering in aanmerking kwamen. Gevolg was dat de falsificatiegroepen het drukker kregen dan ooit.

XCWij noemden in deel 7 drie grote groepen die zich op het namaken van officiële bescheiden hadden geconcentreerd: de door Gerrit van der Veen in '42 opgerichte Persoonsbewijzencentrale (de PBC), de Persoonsbewijzensectie van de LO (de PBS) en de Falsificatiecentrale van de LO (de FC-LO), beide in '43 ontstaan. Voorzover ons bekend, is de PBC de enige illegale groep geweest die, na een moeizame aanloopperiode waarin nieuwe, primitieve pb's werden vervaardigd en gegevens in echte pb's werden gewijzigd (die pb's heetten dan 'vermaakt'), authentiek uitziende pb's liet drukken, nl. door de Amsterdamse drukker Frans Duwaer, en niet zo weinige: vermoedelijk waren tussen de 60 000 en 70 000 blanco pb's gedrukt toen, na de arrestatie van van der Veen medio mei '44, begin

XC, J.

B. Charles (ps, van W. H. Nagel): (1953), p. 135-36. I Getuige C. Rübsaam, dl. VII c, p. 349.

454 [PDF]
DE FALSIFICATIE-GROEPEN ILLEGAAL WERK

juni ook Duwaer werd opgepakt. Een van de laatste verzetsdaden van van der Veen was geweest dat hij eind april de Algemene Landsdrukkerij in Den Haag had overvallen waarbij een groot aantalongesneden vellen pb's was buitgemaakt _ de PEe kreeg aldus de beschikking over 10000 echte pb's waarvan evenwel nog slechts een derde was doorgegeven toen de rest bij huiszoeking door de Sicherheitspolizei werd ontdekt. Na de uitschakeling van van der Veen werd de leiding van de PEe overgenomen door twee Amsterdamse studenten: C. J. Rübsaam en S. A. de Lange. Het werk breidde zich in de hongerwinter uit (de groep zelf telde toen ca. honderdvijftig leden) en werd toen ook zorgvuldig gedecentraliseerd over verschillende, alle in Amsterdam gevestigde bureaus die louter door middel van koeriersters met elkaar in contact stonden: een bureau voor de interne organisatie, een voor de contacten buiten Amsterdam, een voor de afgifte van persoonsbewijzen en stamkaarten, een waar men stempels of afdrukken van stempels kon verkrijgen en een waar voor volledig afgestempelde documenten werd gezorgd (het 'legitimatiebewijzenkantoor'). De medewerkers die met de uitgifte van valse papieren en stempels te maken hadden, hadden elk verschillende drukkers, clichémakers en stempelmakers achter zich; hun werk werd gecoördineerd door een jong jurist, mr. H. W. Sandberg. Het was voor de PEe een groot voordeel dat zij in de hongerwinter via de procuratiehouder van de Amsterdamse stempelfabriek van de fa. Posthumus grote aantallen stempels van deze ervaren firma kon betrekken _ die werden, doordat Posthumus geen gas en electriciteit meer kreeg, vervaardigd met behulp van een veldsmidse welke in bedrijf werd gehouden met door de PEe ter beschikking gestelde cokes. Een tweede voordeel was het voor de PEe dat haar in een van de eerste maanden van '45 een exemplaar van het zetsel van de echte pb's, uit de Algemene Landsdrukkerij afkomstig, in handen werd gespeeld. De outillage werd perfect. 'Op het legitimatiebewijzenkantoor had men', aldus later Rübsaam, 'een boek met voorbeelden; wij hadden een ladenkast waar alles in zat' (d.w.z. de stempels die met de voorbeelden overeenkwamen). 'Als een legitimatiebewijs uitgeschreven moest worden, dan nam men het voorbeeldenboek en vond daarin precies hoe het moest worden ingevuld"geen machtiging of vergunning werd in het westen des lands door een Duitse autoriteit afgegeven of de PEe kreeg er spoedig een exemplaar van in handen; de tekst werd dan onmiddellijk nagemaakt en de stempels met inbegrip vanJ.

455 [PDF]

de handtekeningenstempels van vrijwel alle Duitse autoriteiten waren bij de PBC aanwezig. I Niet anders was het bij de clandestiene bureaus van de Falsificatiecentrale van de LO. Ze bezat in Den Haag een eigen fabriekje voor het maken van stempels en in Leidschendam een voor het maken van cliché's maar daarnaast waren nog verscheidene 'echte' clichéfabrieken alsmede drukkerijen en fotogtafische inrichtingen bij het werk van de FC-LO betrokken. Zij had, alle helpers meegeteld, tenslotte ca. negenhonderd vaste medewerkers. Haar voornaamste 'kantoren' bevonden zich in Den Haag en Zwolle. Het Haagse kantoor kreeg van de herfst van' 44 af maandelijks enkele duizenden blanco-pb's uit de Algemene Landsdrukkerij en wat het Zwolse betreft: 'toen', aldus Het Grote Gebod,'bij de hongertachten de IJsselovergangen werden gesloten' (dat geschiedde per I maart) 'kregen duizenden mensen van de Falsificatiecentrale valse Ausu/eise om de bruggen te passeren' (die moesten, als men levensmiddelen vervoerde, afgestempeld zijn door de bureaus van een van Seyss-Inquarts Beaujtragten en door de Ordnungspolizeîï.'Bij de razzia's voor de Organisation Todt' (vooral dus in de laatste drie maanden van '44) 'liep het storm voor veranderingen op de persoonsbewijzen' (daarin moest het geboortejaar worden gewijzigd)

XC'en om valse Sthanzausweise. Als men zo'n Schoneausu/eis had, dan werd aangenomen dat men hier aan de Duitse versterkingen werkte en hoefde men niet naar Duitsland. Door onze Schanzausweise bleef ook het verkeer tussen het westen en het oosten en noorden van het land nog mogelijk. De FC te Zwolle werd het centrale punt voor alle posten in het noorden van de LO, de Binnenlandse Strijdkrachten en de Trouw-groep.'2

XCHet was dit kantoor van de FC-LO dat eind '44 van een ambtenaar van de afdeling bevolking van het stadhuis te Zwolle de laatste vijfhonderd daar aanwezige blanco-pb's kreeg, 'en zo gebeurde het', aldus weer Het Grote Gebod,'dat de FC nog pb's uitgaf, terwijl de gemeente zelf

I De PEC en de fa. Posthumus hebben voorts belangrijke medewerking verleend bij het namaken van schatkistpromessen op welker verkoop in de hongerwinter een groot deel van de financiering van het Nationaal Steunfonds berustte (hierover meer later in dit hoofdstuk) en de PEC heeft tenslotte ten behoeve van de ES ook blokjes laten maken die er als dynamietblokjes uitzagen - op verscheidene punten, o.m. in het Centraal Station te Amsterdam, zijn door ES'ers de dynamietblokjes van de door die nagemaakte vervangen. 2 Antoon Coolen in dl. II, P·348.

456 [PDF]
DE FALSIFICATIE-GROEPEN

gestencilde nood-pb's moest uitgeven. Het kwam zelfs voor dat de gemeente-ambtenaar voor noodgevallen de hulp inriep van de Fe' 1 een merkwaardig voorbeeld hoe de illegaliteit de 'legaliteit' te hulp kwam.

XCWaren er nu alleen maar belangrijke falsiflcatiecentrales in Amsterdam, Den Haag en Zwolle? Zeker niet. De Persoonsbewijzensectie van de LO bezat al in de zomer van '44 clandestiene kantoren in wel tien steden benoorden de grote rivieren en door de enorm gestegen vraag naar valse papieren ontstonden daar in de hongerwinter ook nieuwe centra waar persoonsbewijzen 'vermaakt' en allerlei Duitse documenten nagemaakt werden, vaak met gebruikmaking van de ervaring en de hulpmiddelen van de bestaande falsiftcatiegroepen. De gebrekkige verkeersverbindingen maakten deze decentralisatie hoogst gewenst. Zo kreeg Leeuwarden een aparte centrale die als het 'Fabu' (falsificatiebureau) werd aangeduid. 'Na verloop van tijd', aldus Ypma in zijn geschiedenis van het Friese verzet,

XC'kon het bureau beschikken over ruim 100 verschillende stempels van gemeenten, politie en Polizei, Wehrmacht, marine en Rijkscommissariaat ... Het bureau had steeds de beschikking over twee werkplaatsen. Waren er op punt a 100 pb's en 500 Bescheinigungen en een kompleet stel stempels, dan was er op punt beenzelfde voorraad aanwezig. Moest men onverhoopt een adres ontruimen met achterlating van de inventaris, dan hoefde het werk niet te stagneren. Het archief was opgeborgen in de kluis van een bankgebouw."

XCDit Leeuwardens falsificatiebureau gaf ca. 2500 fietsenvrijstellingen uit en 8000 à 9000 Bescheinigungen welke vrijstelling gaven van het spitten; die laatste vrijstellingen waren gedrukt met gebruikmaking van het oorspronkelijke zetsel dat op een zaterdagmiddag door een van de personeelsleden van de betrokken drukkerij werd meegenomen en op maandagmorgen weer werd teruggebracht. Elk van die Bescheinigungen moest het bureaustempel en het handtekeningenstempel vertonen van de Arbeitsreferent van Scyss-Inquarts Beauftragter - van beide stempels bezat het Fabu kopieën doordat de bedoelde Arbeitsreferent een medewerkster van de illegale Je Maintiendrai-groep als zijn secretaresse had aangenomen. Naast dit alles werden door het Fabu ca. 2 500 nieuwe pb's uitgegeven en ca. 6500 vervalst.

XCPrecieze cijfers omtrent het totale aantal falsificaties die in de honger

1 K. van Dorp in a.v., dl. !, p. 610. 2 Y. N. Ypma: p. 175-76.

457 [PDF]
ILLEGAAL WERK

winter door de illegaliteit zijn vervaardigd, zijn niet beschikbaar - het moeten er honderdduizenden zijn geweest. Er was op dit gebied sprake van een gespecialiseerde en gedifferentieerde productie waardoor vrijwel alle verlangens welke door illegale groepen kenbaar werden gemaakt, konden worden ingewilligd, vaak in verbluffend korte tijd.

XCVeel moeilijker was het, die illegale groepen aan voldoende aanvullende levensmiddelen te helpen.

XCDat die aanvulling nodig was, behoeft geen betoog: met rantsoenen die tot op een kwart, ja tot op een zevende daalden van wat men nodig had om normale arbeid te verrichten, kon men geen illegaal werk doen, trouwens: al vóór de herfst van' 44 was het tot aanvulling gekomen. In de tweede helft van '43 waren enkele groepen die voor onderduikers zorgden, er toe overgegaan levensmiddelen in natura te verzamelen (niet dus bonnen voor die levensmiddelen): brood, peulvruchten, gort, havermout, suiker, kaas, boter en olie. Begin '44 werd hiervoor door het Nationaal Comité van Verzet, het Nationaal Steunfonds en de LO een aparte commissie opgericht, waarin met medeweten van ir. Louwes ook enkele ambtenaren van het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd zitting kregen. Dit apparaat, dat zich 'Natura' ging noemen, nam ook contact op met fabrikanten en groothandelaren in kleding, schoeisel, sigaretten en schrijfpapier. Het had met dat al in september '44 nog geen grote omvang aangenomen. Wat men bijeengekregen had, was aanvankelijk alleen naar onderduikers toegegaan, later ook wel naar die illegale werkers die er het meest behoefte aan hadden.

XCToen nu in september '44 de Binnenlandse Strijdkrachten werden opgericht, werd door de leiding van 'Natura' besloten, van de voorraden welke men in die tijd bijeen had, een klein deelonmiddellijk te verdelen en de rest in reserve te houden om er in een later stadium de BS mee te helpen. In oktober kwam het tot een eerste gevoelige daling van de rantsoenen - zij leidde er toe dat nagenoeg elke illegale groep zich ging afvragen hoe zij aan extra levensmiddelen kon komen. Wie van het bestaan van 'Natura' weet had, begon met daar een beroep op te doen maar 'Natura' kon, mede doordat het interlocale vervoer zo moeilijk was geworden, onmogelijk aan de gestegen vraag voldoen - en die vraag blééf stijgen. Het gevolg was dat het werk een veel breder karakter kreeg.

458 [PDF]
EXTRA-VOEDSEL VOOR ILLEGALE WERKERS

Inmiddels was het contact met het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstij d verbeterd: van midden september af had in Den Haag voortdurend overleg plaatsgevonden tussen drie hoofdambtenaren van ir. Louwes en drie vooraanstaande illegale werkers. Die zes hadden samen de z.g. Voedselorganisatie-Commissie (de VOC) gevormd: een commissie via welke de dienst van Louwes te weten kwam wat de illegaliteit nodig had (en aan de illegaliteit bepaalde acties kon ontraden) en via welke de illegaliteit vernam in welke gebieden overschotten lagen. 'Natura' alléén kon niet voor het vervoer zorgen. Talrijke illegale groepen, vooral de grote, richtten eigen fourage-afdelingen op en de grootste illegale organisatie in den lande, de LO, vormde een 'Instituut Noodhulp' dat hier en daar met het 'Natura' -apparaat samensmolt en niet alleen voor de LO en de Knokploegen maar ook voor de BS voedsel ging inzamelen. Geen organisatie had op het platteland talrijker en betere verbindingen dan de LO - het Instituut Noodhulp kon daarvan profiteren; het kreeg met name in de Haarlemmermeer, de Zaanstreek, de Kop van NoordHolland en Friesland zoveel medewerking dat de Contact-Commissie der Illegaliteit begin december het Instituut opdracht gaf, de extravoedselvoorziening van de gehele illegaliteit ter hand te nemen. Die centralisatie leek de Contact-Commissie mede daarom wenselijk omdat zich van oktober af gevallen hadden voorgedaan waarin illegale groepen bij boeren die als zwarthandelaren bekend stonden, voedselvoorraden in beslag hadden genomen; de inlichtingen evenwel waarop die groepen waren afgegaan, waren niet steeds juist geweest en bovendien was het naast die expedities door illegale werkers gekomen tot ware rooftochten door gewapende personen die zich voor illegale werkers uitgaven - een en ander bracht schade toe aan de naam van de illegaliteit en de ContactCommissie hoopte door centralisatie de bonafide inzamelingen duidelijk te scheiden van de rooftochten.

XCDoor de medewerking van de boeren en van het rijksbureau van Louwes dat in toenemende mate zijn officiële statistieken ging vervalsen (de cijfers voor de voorraden in de officiële depots welke de Duitsers konden inzien, werden te laag gesteld en het aldus verborgen deel van die voorraden ging naar de illegaliteit toe), slaagde het Instituut Noodhulp er in, grote hoeveelheden levensmiddelen in te zamelen, ja in januari en februari was het soms dit illegale apparaat dat de Centrale Keukens in staat stelde hun werk voort te zetten.' Met dat al was toch

XC1 Toen in Rotterdam eind november de electriciteitsvoorziening werd gestaakt, konden ook de koelen vrieshuizen niet langer functioneren. Er lagen hier grote,

459 [PDF]
ILLEGAAL WERK

van volledige doorvoering der centralisatie geen sprake. Elke illegale groep die in de herfst een redelijk goed werkende eigen fouragedienst bezat, hield deze in stand - óók de inbeslagnemingen gingen voort, soms door bonafide groepen, soms door zich voor illegale werkers uitgevende rovers.

XCHoeveel extra-voedsel in de hongerwinter aan de illegaliteit en de onderduikers is verstrekt dan wel (dat is i.n sommige steden in het westen gebeurd) voor de BS als militaire rantsoenen in reserve gehouden, is niet bekend. Plaatselijk waren er grote verschillen. Wij herinneren er aan dat in Haarlem in december de voedselhulp aan de schooljeugd werd georganiseerd nadat men had vernomen dat de illegaliteit in Haarlem-noord voldoende extra-voedsel had verzameld om niet alleen de illegale werkers maar ook hun kinderen extra-maaltijden te geven. Zoiets kan zich ook elders hebben voorgedaan en het verdient, wat Haarlem betreft, de aandacht dat het Instituut Noodhulp veruit het grootste deel van de levensmiddelen die het elandestien aanvoerde, aan de voedselvoorzieningsautoriteiten ter beschikking stelde, niet aan de illegale werkers. 'In het algemeen', aldus na de bevrijding ir. H. van Riessen, lid van het Centraal Bureau van de LO,

XC'begon men extra-voedsel te verschaffen aan de actieve illegale werkers, dan aan de vrouwen en gezinnen van onze gevangenen en van de zeelieden I, vervolgens via diaconieën en doktoren aan gezinnen waar honger geleden werd (deze groep kreeg na einde 1944 voorrang), daarna aan de gezinnen waarin onderduikers geplaatst waren ... en tenslotte aan de gaarkeukens."

XCvoor de Wehrmacht bestemde voorraden levensmiddelen. De LO-Rotterdam wist op een deel daarvan de hand te leggen - dat werd onder de burgerij verdeeld. In Friesland is het de Natura-commissie geweest die in de hongerwinter voedselhulp heeft geboden aan ca. drieduizend gezinnen waar gebrek werd geleden; hiervoor werden O.m. ingezameld 2500 kilo boter, 5500 pakjes smeerkaas, IS 000 kilo kaas, 12000 eieren, 8000 kilo bloem, 1400 flessen spijsolie, 500 kilo vet, bijna 1000 kilo erwten, bijna 1000 kilo zout en ook nog I 000 kilo cokes. De inkoop van dit alles vergde een bedrag van f 39000 dat voor een klein deel door het Nationaal Steunfonds, voor de rest door de Provinciale Waterleiding werd gefourneerd. 'Handelaars en fabrikanten werkten', aldus Het Grote Gebod,'aan de leveranties mee en verscholen ze achter vervalsingen in hun boeken.' (Antoon Coolen in Het Grote Gebod, dl. II, p. 278).

XCI De oud-gezagvoerder A. Filippo die in '41 en '42 'de Zeemanspot' had opgebouwd (de clandestiene organisatie welke hulp bood aan gezinnen van opvarenden van de koopvaardij en de marine), liet ook zelf enkele malen levensmiddelen per schip uit Friesland naar Rotterdam overbrengen. 2 H. van Riessen: 'Rapport over de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers' (z.j.), p. 32 (Doe I1-420, a-r),

460 [PDF]
EXTRA-VOEDSEL VOOR ILLEGALE WERKERS

Voorzover ons bekend, is de LO de enige illegale organisatie geweest die in de hongerwinter in de gelegenheid was, met enige regelmaat ook aan niet-illegale werkers voedselhulp te verschaffen, en hadden de overige illegale organisaties het al moeilijk genoeg om in hun eigen behoeften te voorzien (wat de illegale werkers betreft die voor groepjes onderduikers zorgden, sloot dat de behoeften van die onderduikers in). De Raad van Verzet had hiertoe, zo berichtte ons eind '80 van der Gaag, een aparte ploeg gevormd die 'vrijwel wekelijks op rooftocht uitging bij slecht aangeschreven boeren. De buit bestond vooral uit ruime voorraden roomboter.' 1 De redactie van Het Parool beschikte over goede relaties met predikanten in Amstelland die bij boeren in die streek extra-levensmiddelen inzamelden, Vrij" Nederland kon bij één gelegenheid een heel binnenschip charteren dat naar Friesland voer. 'Voor tien flessen jenever wordt er', aldus van Randwijk,

XC'met een tweetal jongens van de eigen organisatie ... een bemanning van Duitse soldaten gevormd die het schip door de controle zullen loodsen. Ze komen terug met aardappelen. In een kroegje op het Singel [te Amsterdam] wordt de geslaagde onderneming gevierd, de Duitsers er bij en ook de elfde fles jenever. Eén van de illegale werkers heette Albert. Hij had de leiding van de onderneming. Een bezopen Duitser zit met de arm om hem heen geslagen en lalt in gebroken Nederlands: 'A/bert ist Gatt. Der geest van Albert schweefde ûber de Süderse~.' De aardappels werden verdeeld met behulp van de politie?

XCin dit geval bleef niet alles binnen de Vrij"Nederland-groep. De Centrale Leiding van VN had overigens een eigen fourage-afdeling met eigen opslagplaatsen en zij zamelde niet alleen voedsel in maar ook motorolie, carbid, hout, schoenen, papier, inkt, fietsbanden, enz. enz.

XCDoor de bemoeienissen van het Instituut Noodhulp kreeg ter gelegenheid van Kerstmis '44 een groot deel van de illegale werkers in het westen des lands een pakket met levensmiddelen; velen ontvingen bovendien een extra-bonkaart voor levensmiddelen, maar toen midden januari een tweede uitreiking van die extra-bonkaarten plaatsvond, achtten de in de Contact-Commissie samenwerkende illegale organisaties het noodzakelijk dat nauwkeurig werd nagegaan of de vorige extra-bonkaarten inderdaad bij illegale werkers waren beland.

XCOnze gegevens over de hoeveelheden extra-levensmiddelen die aan

XC1 Brief, 30 dec. 1980, van J. van der Gaag. 2 H. M. van Randwijk: In de schaduw van gisteren. Kroniek van het verzet

461 [PDF]
ILLEGAAL WERK

illegale werkers werden uitgereikt, zijn schaars. Slechts het volgende is ons bekend.

XCIn Delft kregen midden december illegale werkers die een volledige dagtaak hadden, per week extra 1200 gram brood (officieel rantsoen I 100 gram), 125 gram kaas (officieel rantsoen 50 gram), ca. 100 gram olie (officieel rantsoen 55 gram) en 500 gram peulvruchten (officieel rantsoen 62 Y2 gram) alsmede voor de periode tot I februari (voor zes weken dus) 15 kg aardappelen (officieel rantsoen voor die periode: 6 kg) - illegale werkers die niet een volledige dagtaak hadden, kregen in beginsel één derde van deze extra-hoeveelheden.

XCIn Leiden ontvingen de medewerkers van de LO en de BS'ers in januari elk ruim 10 kg aardappelen extra maar kort nadien bestonden de voedselpakketten van de Leidse illegaliteit, zo werd begin februari in een rondschrijven van de LO bekendgemaakt, 'uitsluitend uit erwten en meel' (meel was uit de officiële distributie verdwenen) - die zouden, aldus dit rondschrijven, vervangen worden door 'suiker en melkpoeder' (beide uit de officiële distributie verdwenen).'

XCTenslotte weten wij van de illegale groep 'Rolls Royce' (RR, de straks te beschrijven 'koeriersdienst van de illegaliteit'), hoeveel extra levensmiddelen (de meeste waren aan RR ter beschikking gesteld door het Instituut Noodhulp) de leden dienden te ontvangen. De groep had van eind december af eigen 'eethuisjes' waar dagelijks stamppot werd verstrekt. Alle medewerkers kregen bovendien per week een brood van 800 gram extra (het officiële rantsoen was toen 1000 gram) alsmede 250 gram boter (op het officiële rantsoen was slechts 41% gram olie beschikbaar)." Blijkens een bewaardgebleven 'Regeling op het gebied der Naturavoorzieningen, ingaande 19-3-45'3 ontvingenleden van het kantoorpersoneel die niet van de 'eethuisjes' gebruik maakten, per week 600 gram brood en 125 gram boter extra (het officiële broodrantsoen was per 18 maart op 750 gram bepaald, het officiële rantsoen olie op 45 gram). Voorts kregen de 'leden van de buitendienst en medewerkers die lichamelijke arbeid verrichten', 600 gram brood en 250 gram boter extra, de 'lijninspecteurs' 1600 gram brood, 375 gram boter en 250 gram kaas extra (het officiële kaasrantsoen was nog steeds 50 gram) en tenslotte ontving een ieder die voor RR een fietstocht moest ondernemen, per tocht en per dag 400 gram brood, 35 gram boter en 35 gram kaas. Daarnaast gaf RR opfietsten, ontvingen bovendien per week nog eens 250 gram boter en 500 gram kaas (officieel rantsoen: 50 gram). } Exemplaar in Vrije Groepen Amsterdam, I

1 LO-Leiden: 'Mededelingen', 3 febr. 1945) (Doe Il-azo C, a-r). 2 Zij die veel

462 [PDF]
EXTRA-VOEDSEL VOOR ILLEGALE WERKERS

onregelmatige tijden aan alle medewerkers 'extra-verstrekkingen zoals zeep, gortmout enz.' en tenslotte waren er 'de bijzondere verstrekkingen, zoals die van aardappelen, uien enz.' - die bijzondere verstrekkingen werden 'verleend om de zorg van onze werkers voor het gezin waarin zij verkeren of, bij zelfstandig wonen, de zorg om een eigen potje te koken, te verlichten.' Een overeenkomstige hulp moet ook van andere illegale organisaties uit aan medewerkers zijn verleend - de uitbreiding van het illegale werk in de hongerwinter zou zich in de hongerprovincies niet hebben voorgedaan als de illegale werkers niet zekere hoeveelheden extra-levensmiddelen hadden ontvangen, zij het dat ook zij zich vaak of steeds hongerig voelden en ook in illegale milieus al door de kou, waartegen men zich slecht kon wapenen, veelontbering werd geleden.' Hoe dat zij, terecht wordt in het gedenkboek van de spionagegroep-'Albrecht' de algemene opmerking gemaakt dat er 'aan het eind van de bezettingstijd vrijwel niets meer (was), of de groep moest er zich langs eigen wegen van voorzien. Ze werd ten leste een maatschappijtje in de ontredderde maatschappij, want alleen zo kon het werk gaande blijven." De meeste illegale organisaties moesten in die ontredderde maatschappij óók een beroep doen op de zwarte markt: waar kon men anders bijvoorbeeld benzine, motorolie, sigaretten, cokes, carbid en accu's vin

XCJ Of een bepaalde organisatie extra levensmiddelen kon uitreiken, hing in de eerste plaats af van haar relaties ten plattelande. Die bezaten de LO en de LKP meer dan andere organisaties, bijvoorbeeld de groep welke in Amsterdam het illegale blad De Vrije Kunstenaar deed verschijnen. 'Op een vergadering van alle leiders van de verzetsgroepen (wat een onverantwoordelijk iets overigens!) kregen', schreeflater een der redacteuren, L. P. J. Braat, 'Jaap Bot' (een collega-redacteur) 'en ik tot onze verbijstering en verontwaardiging te horen dat andere, niet-linkse verzetsgroepen volop voedsel kregen. 'Wij krijgen kippen', zei een student met een sterk Gronings accent. 'Kippen, boter, iedere week.' Voor de mannetjes van De Vrije Kunstenaar was het lang moeilijk om af en toe een rookworst los te krijgen.' (L. P. J. Braat: Omkranste hiaten, p. 128).

XCVoordien had Braat goedgevonden dat in een kamer in zijn huis levensmiddelen werden opgeslagen voor 'het christelijk studentenverzet' (de niet-tekenaars van de Vrije Universiteit). 'Op een dag', zo bericht hij, 'reed een verhuiswagen voor, naast de chauffeur een - agent! Waar ze die opgeduikeld hadden, kwam ik nooit te weten. Er werd uitgeladen: zakken meel, mandflessen olie, pakken met suiker, tienliterflessen jenever, dozen echte Engelse sigaretten. Prompt zei de buurt: 'Braat is in de zwarte handel!' Terwijl ik surrogaat-tabak rookte, staken de heren studenten een 'echte' sigaret aan en gingen nimmer in op mijn schuchter verzoek, ook iets van al die heerlijkheden te hebben voor mijn gezin [en] voor onze hulp in de huishouding wier kinderen hongeroedeem hadden.' (a.v., p. 127-28). 2 Albrecht meldt zich (1945),

463 [PDF]
ILLEGAAL WERK

den? Enkele vooraanstaande illegale werkers hadden er evenmin overwegend bezwaar tegen om van tijd tot tijd een van de zwarte restaurants te bezoeken waar men, als men maar voldoende geld had, midden in de hongerwinter nog uitstekende maaltijden kon krijgen - niet ieder ging zulk een restaurant zonder gewetensbezwaren binnen. 'Herinner je je nog, Drees', deed van der Gaag ('Richard') in ' 58 aan zijn mede- Vertrouwensman weten,

XC'dat we eens samen op een morgen uit een vergadering van Vertrouwensmannen kwamen en je zei dat je zo'n honger had. Dat was in die tijd natuurlijk helemaal geen bijzonderheid, want we hadden altijd honger. Ik heb je toen overgehaald om eens voor één enkele keer zwart te gaan eten. Ik wist een adres vlak bij het Vredespaleis en we hebben tegen een afschuwelijke prijs echte biefstuk met vette jus en flensjes toe gegeten. Maar - de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het er bij mij met minder gewetenswroeging inging dan bij jou. Ik weet nog dat je zei: 'Richard, dat mogen we eigenlijk niet doen', en dat ik antwoordde: 'Drees, we moeten op krachten blijven."1

XCWij hebben zojuist de groep-Rolls Royce aangeduid als 'de koeriersdienst van de illegaliteit'. RR was overigens niet alleen een koeriersdienst maar ook een spionagegroep - spionagegroepen evenwel waren er méér, maar er was maar één algemene koeriersdienst. Wij spreken van 'algemeen' omdat, zoals reeds opgemerkt, menige illegale groep van enige omvang een eigen verbindingsdienst bezat die uit fletsende koeriersters bestond - de specifieke functie welke RR in september ging uitoefenen, was, een verbindingsdienst te onderhouden niet alleen ten behoeve van zichzelf maar ook van anderen. Die dienst kreeg in de steden die door het net werden bestreken, vaste bezorg- en afhaaladressen waarvan op vaste uren koeriersters vertrokken; dezen hadden in de regel de naar elders over te brengen post onder hun kleren verborgen.

XCRolls Royce (die naam werd begin oktober '44 door kolonel Koot aan de groep gegeven) was oorspronkelijk een groep geweest die, eind '43 ontstaan, inlichtingen over gevangenen inwon ten behoeve van een aantal, goeddeels uit socialisten bestaande Amsterdamse groepen die

XC1 J. van der Gaag: Tekst van een bandopname van zijn herinneringen als Vertrouwensman, 18 febr. 1958 aan W. Drees toegezonden (Collectie- W. Drees, map '1940

464 [PDF]
DE GROEP-ROLLS ROYCE

onderduikers verzorgden; nadat die groepen geweigerd hadden in de LO op te gaan, waren zij zich gaan aanduiden als 'de Vrije Groepen Amsterdam'. Bij het werk van die verzorgingsgroepen was de uitgever F. von Eugen betrokken - hij was het die tussen Dolle Dinsdag en het uitbreken van de Spoorwegstaking, voorziende dat het openbaar vervoer heel wel kon wegvallen, samen met anderen besloot, een koeriersdienst per fiets op te richten, aanvankelijk op het traject Amsterdam-Delft. Na het uitbreken van de Spoorwegstaking bleek die dienst van vitaal belang te zijn - de spionage kwam er haast vanzelf bij. 'Toen onze mensen op pad gingen, bleek', aldus later een van de andere leiders van RR, K. L. de Vries,

XC'dat men vrijwel automatisch militaire gegevens en informaties ging verzamelen. Wij gevoelden toen behoefte aan een deskundig adviseur op dit punt en kwamen in contact met de heer Beukema toe Water, die bereid was als militair deskundige op te treden, hoewel hij ook een eigen zenderverbinding had. Sindsdien zijn alle militaire informaties onder zijn adviserende leiding verzameld"

XCRR werd dus een van de 'leveranciers' van ir. F. K. T. Beukema toe Water die eind '43 de leiding van de spionagegroep-'Kees' had overgenomen en aan wie in juli '44 door het Londense Bureau Inlichtingen een eigen marconist met zender was toegevoegd, G. F. Hooyer. Op het spionagewerk van RR komen wij nog terug. De koeriersdienst waar het hier om gaat, breidde zich uit, naarmate het voor anderen gemakkelijk bleek hun post aan RR toe te vertrouwen. Van die faciliteit maakte kolonel Koot gebruik (voor de verbindingen met zijn gewestelijke commandanten) en voorts deden dat o.m. het College van Vertrouwensmannen, de spionagegroep-'Packard' en verschillende illegale bladen, waaronder Het Parool.'De afstanden', aldus het gedenkboek van RR,

XC'werden verdeeld in trajecten van 10 tot IS km tussen de verschillende 'stations'. Elk station bracht met eigen koeriersters de post aan zijn buurman. Zo reden Amsterdamse meisjes naar Halfweg, meisjes uit Halfweg naar Haarlem, Haarlemse meisjes naar Lisse, enz. enz. In de knooppunten: Amsterdam, Den Haag enz. geen post naar de kantoren maar naar correspondentie-adressen in plaats van aan geadresseerden. Geen plaatsnamen op de brieven maar cijfercode - het.zijn maar enkele van de talrijke veiligheidsmaatregelen."

XCNa enige tijd kende RR tweemaal per dag een verbinding v.v. Am

XC, Getuige K L. de Vries, Enq., dl. IV c, p. 1410-11. 2 RR. Ontstaan en werken van de

465 [PDF]
ILLEGAAL WERK

sterdam-Rotterdam (via Haarlem, Leiden en Den Haag) en eenmaal per dag Amsterdam-Alkmaar, Amsterdam-Amersfoort, Amsterdam-Gorinchem alsmede Leiden-Gorinchem, Rotterdam-Gouda en RotterdamGorinchem. Drie- of viermaal per week waren er tenslotte verbindingen Amsterdam-Apeldoorn, Amsterdam-Zwolle, Amsterdam-Doetinchem, Zutfen-Enschede en Zutfen-Zwolle. Het net van RR (wij hebben enkele vaste 'dwarsverbindingen' en incidentele andere verbindingen niet genoemd) bestreek dus met uitzondering van de drie noordelijke provincies (en het door de Duitsers bezette deel van Limburg) het gehele bezette gebied 1, zulks volgens een vaste, in weer en wind aangehouden dienstregeling: op het traject Amsterdam-Den Haag vertrok bijv. dagelijks de eerste koerierster om zes uur des morgens uit Amsterdam en de meegenomen post werd dan om ca. twaalf uur afgegeven aan het correspondentie-adres in Den Haag; de tweede koerierster verliet Amsterdam om twaalf uur twintig en haar post kwam ca. zes uur twintig des avonds in Den Haag aan - vroeg genoeg om het de Haagse stadskoeriersters mogelijk te maken, de post naar de eerrespondentie-adressen te brengen', en om de koeriersters van de geadresseerden in staat te stellen, daar de voor dezen bestemde brieven af te halen, ze te bezorgen en zelf weer vóór acht uur (het begin van de spertijd) binnenshuis te zijn. 'Bij de vele duizenden kilometers die toen gereden zijn, is er', aldus de Vries, 'nooit enig poststuk in verkeerde handen gevallen. Het is altijd zonder ongelukken afgelopen. Wel zijn er fouilleringen geweest, maar er is niets ontdekt."

XCBij de arbeid van RR waren uiteindelijk, de spionage meegerekend, in totaal tussen de duizend en vijftienhonderd personen betrokken; de staf in Amsterdam telde ca. tachtig personen en voor het werk was in de hongerwinter in totaal f 70000 nodig, een groot deel daarvan voor het 'zwart' aanschaffen van fietsbanden en papier (voor wat het Instituut Noodhulp aan levensmiddelen afstond, behoefde niet betaald te worden) - RR heeft die ho 000 ontvangen van het Nationaal Steunfonds.LO en de Knokploegen maakten veel gebruik van de koeriersdienst van Trouw. 2 Getuige K L. de Vries, Enq., dl. IV c, p.

I Van begin februari af werd van Utrecht uit een soortgelijke maar minder frequente koeriersdienst onderhouden door het Nationaal Comité van Verzet die o.m. verbin dingen had met Groningen en Leeuwarden. Van het bestaan van het RR-net was het Nationaal Comité van Verzet niet op de hoogte. De onderhield van Amsterdam uit dagelijkse fietsverbindingen met Gorinchem (via Den Haag, Rotter dam en Dordrecht), met Haarlem en de Zaanstreek en met de Betuwe (via Utrecht) en tweemaal per week met Groningen en Leeuwarden (via Amersfoort-Zwolle); de

466 [PDF]

Illegale pers

XC

XCVan het begin van de bezetting af had de illegale pers voor diegenen die er exemplaren van in handen kregen (aanvankelijk waren dat er naar verhouding niet zo velen geweest), een bron van informatie gevormd, maar zij was, zo schreven wij in deel v (in de aan de illegale pers gewijde paragraaf van hoofdstuk 7) 'ook, en misschien wel in de eerste plaats, een middel tot bezieling.' Niet anders was het in de hongerwinter, ja men mag wel zeggen dat beide functies toen belangrijker waren geworden dan ooit: de morele functie doordat van het trage oorlogsverloop, van de door de bezetter aangerichte vernielingen en gepleegde roof, van de door hem gehouden massale razzia's, van de door de SD gepleegde terreur maar vooral van de steeds wanhopiger worsteling tegen de honger en de koude immens deprimerende invloeden uitgingen, en de informatieve functie doordat met name na het wegvallen van de electriciteitsvoorziening bijna niemand meer naar de radio-uitzendingen uit Londen en Eindhoven kon luisteren.

XCIn '43 had de conÜscatie van de radiotoestellen er toe geleid dat in talrijke plaatsen illegale nieuwsbladen begonnen te verschijnen; zij werden gestencild in een oplaag die van enkele tientallen kon oplopen tot enkele honderden. Van mei '43 tot in de zomer van '44 deden omstreeks ISO van die nieuwsbladen hun intrede. Hun aantal nam toe na de Geallieerde landingen in Normandië en eerst recht toen de bevrijdingsstrijd mede op Nederlandse bodem werd gevoerd en de meeste gezinnen van de electriciteitsvoorziening werden afgesneden. Lidya E. Winkel becijferde in haar in '54 verschenen monograÜe De ondergrondse pers 1940-1945 dat tussen Dolle Dinsdag en de jaarswisseling '44-'45 niet minder dan 350 nieuwe nieuwsbulletins ontstonden waarmee het aantal uitgaven in deze sector van de illegale pers op ca. 500 werd gebracht.' Geen stad of andere plaats van enige omvang was er waarin niet in de hongerwinter één of meer van die illegale nieuwsbladen verschenen - zij werden het belangrijkste medium waaruit de bevolking informatie kon putten omtrent het oorlogsverloop."tienduizenden exemplaren boven de steden in bezet gebied werden afgeworpen door het z.g. Leaj/et Squadron van de in Engeland gestationeerde Amerikaanse

1 In Utrecht verscheen een illegaal nieuwsblad, dat door meisjes leerlingen van een ulo-school werd geproduceerd. 2 Die informatie kon men ook vinden in het door de redactie van Radio Oranje samengestelde nieuwsblad waarvan, als de weersomstandigheden het toelieten, 's nachts vele

467 [PDF]
ILLEGAAL WERK

XCEen deel van die nieuwsbladen, speciaal bedoeld om er regeringsmededelingen en andere officiële verklaringen in op te nemen, werd aanvankelijk door de samenwerking van enkele grote illegale z.g. opiniebladen uitgegeven, in een aantal steden onder de titel Oranjebulletin, elders onder de titel De Vrije Pers. Het eerste Oranjebulletin begon op 4 september, daags voor Dolle Dinsdag dus, in Utrecht te verschijnen door de gemeenschappelijke inspanning van De Geus, Ons Volk en Het Parool - spoedig verleenden de illegale bladen Je Maintiendrai, Slaet op den Trommele, Vrij" Nederland, De Waarheid en nog twee kleinere er hun medewerking aan. Amsterdam kreeg zulk een Oranjebulletin als vrucht van de samenwerking in eerste instantie van Ons Volk, Het Parool en Vrij" Nederland en hierbij voegden zich De Geus, De Ploeg, Trouu/ en De Vrije Katheder. Andere Oranjebulletins begonnen te verschijnen in Alphen aan den Rijn, Amersfoort, Den Haag (mede voor Delft), Groningen, Hengelo, Hilversum, Leiden en Zeist. In Rotterdam evenwel had de groep van De Waarheid bezwaar tegen de titeldaar werd het gemeenschappelijke nieuwsblad De Vrije Pers genoemd en diezelfde titel werd gebruikt in Dordrecht, Gouda, Haarlem, Leiden en Zutfen (in het Gooi verscheen nog een gemeenschappelijk blad dat De Gooise Koerier heette). De gemeenschappelijke oplaag van deze door de samenwerking van een aantal opiniebladen ontstane nieuwsbladen steeg van ca. 120000 tot ca. 220 000 exemplaren. Achtergrond van de samenwerking was de verwachting dat de bevrijding spoedig zou komen, maar toen deze uitbleef, rezen er bezwaren: er was verschillende illegale opiniebladen meer aan gelegen, de eigen identiteit te onderstrepen - zij gingen dus eigen nieuwsbladen uitgeven of concentreerden al hun krachten op de nieuwsbladen welke zij al produceerden voordat het tot de gemeenschappelijke uitgaven was gekomen dan wel terwijl die gemeenschappelijke uitgaven verschenen. In Amsterdam bijvoorbeeld, waar de Parool-groep op Dolle Dinsdag de eerste Parool-bulletins had uitgegeven, verliet de groep na enkele weken het samenwerkingsverband en ook Vrij" Nederland en Trouu/ gingen zich na enige tijd volledig inzetten voor de eigen nieuwsbladen. Van de Parool-bulletins verschenen tenslotte in het gehele bezette gebied telkenszou ons niet verbazen als dat slechts in weinig gevallen is geschied. Vooral de foto's die men in het blad kon vinden, werden

maar de verspreiding van dit blad was nogalonregelmatig en het schijnt dat de 'bommen' waarin de exemplaren waren verpakt, menigmaal bij in plaats van boven de steden werden afgeworpen zodat maar een beperkt aantal exemplaren lezers vond. De bedoeling was dat die lezers zouden doorgeven maar het

468 [PDF]
ILLEGALE NIEUWSBLADEN

ca. roo 000 exemplaren, van de Trouw-bulletins zelfs ca. 350000.1

XCMen dient deze illegale nieuwsbladen te zien als kranten: zij waren gevuld met het nieuws, zij werden elke dag dan wel eens in de twee dagen in de steden waar zij verschenen, op verschillende adressen gestencild (in de regel telden zij slechts twee pagina's) en dan bij die stencil posten door medewerkers of medewerksters van de betrokken organisatie afgehaald." Het spreekt vanzelf dat het voor elke illegale groep die dergelijke nieuwsbladen ging uitgeven, een enorme opgave vormde om voldoende papier, schrijfmachines, stencilmachines, stencilinkt, pakpapier en touw te vinden.

XCHet nieuws dat in de bladen werd opgenomen, was gedeeltelijk nieuws over het oorlogsverloop en over de regeringsbesluiten dat geput werd uit de radio-uitzendingen van de BBC, Radio Oranje en de Eindhovense zender 'Herrijzend Nederland' - de redacties hadden dus radiotoestellen nodig en voor deze waren, als men niet elandestien stroom kon aftappen, accu's onontbeerlijk. Ton Koot, medewerker van het Rijksmuseum te Amsterdam en in de hongerwinter redacteur van het aldaar verschijnend Vbl-Nieuios, begon te luisteren met een goedgevulde accu die verbonden was met een op het dak van zijn woning geplaatste windcharger, maar de accu raakte leeg en de windcharger weigerde dienst. Reserve-accu's werden ingeschakeld maar daar stond maar weinig spanning op, bovendien begon, aldus zijn relaas",

XC'het nu noodzakelijke in- en uitdragen der zware accu's ... argwaan te wekken. Buren informeerden bij buren waar dat voor was ... De honger verhoogde de argwaan, Men begreep niet of wilde niet begrijpen dat de accu's ook wel eens voor andere doeleinden nodig waren dan om licht te hebben. En men kon toch moeilijk buitenstaanders inlichten dat het hier een luisterpost betrof die dagelijks voor tienduizenden Amsterdammers het nieuws opving en redigeerde. En waar dit een enkele maal beslist moest worden gezegd (via tussenpersonen) was het ontmoedigende antwoord meer dan eens, dat hun dan de medewerking te gevaarlijk werd! Goddank waren er ook die er anders over dachten. En zo gelukte het telkens, net nog een accu te bemachtigen om een volgende uitzending te kunnen beluisteren.en wisten de verspreiders niet wie hun hoofdverspreider was. 3 Aangehaald in L. E. Winkel: De ondergrondse pers 1940-1945,

I In de provincie Groningen, waar het begin januari aanving te ver schij rien, verscheen in de stad Groningen een gedrukte versie. 2 Uit veiligheids overwegingen werden vaak tussenadressen gebruikt; dan wist de redactie niet waar gestencild werd, wisten de hoofdverspreiders niet waar zich de stencilposten bevonden

469 [PDF]
ILLEGAAL WERK

De Centrale Leiding kon niet helpen, immers ook daar moest geluisterd worden. Ten einde raad namen wij enige dokters in vertrouwen en ook zij gingen er op uit, hun patiënten langs, om accu's op te halen. Dikwijls stonden er verschillende accu's aan elkaar verbonden om de kleine restjes stroom uit elke accu te koppelen, wat dan voldoende stroom opleverde om nog net het belangrijkste nieuws van een uitzending op te vangen. En dan maar weer zien hoe het morgen gaan zou. We hebben wel twaalf accu's in een week in huis gehad. Soms binnengedragen in een aardappelzak, in een koffer, soms binnengedragen in een kinderwagen.'

XCBehalve nieuws over het oorlogsverloop en de regeringsbesluiten brachten de illegale nieuwsbladen ook informatie over belangrijke gebeurtenissen in bezet gebied die in de legale pers werden verzwegen; zo waren berichten over Duitse razzia's in een bepaalde stad steeds van belang voor de bewoners van andere steden. Voor dat binnenlandse nieuws hadden de illegale nieuwsbladen die met illegale opiniebladen verbonden waren, een veelheid aan bronnen. De samenstellers van Het Parool bijvoorbeeld (en dus ook van het Parool-bulletin) kregen in Amsterdam berichten van Parool-groepen elders die of door eigen koeriers of door koeriers van RR werden overgebracht; zij kregen berichten via het clandestiene telefoonnet van de Centrale Inlichtingendienst oftewel de CID (waarover straks meer); zij ontvingen dagelijks een door de CID opgesteld overzicht van het binnenlandse nieuws; zij ontvingen voorts een overzicht, samengesteld door de staf van kolonel Koot, en dan nog een derde overzicht, samengesteld door RR; zij konden tenslotte af en toe 'persconferenties' bezoeken die door kolonel Koot of het College van Vertrouwensmannen werden gehouden.'J.J.

I In Amsterdam kregen de samenstellers van bovendien dagelijks de complete berichtgeving van het Britse persbureau Reuter die opgevangen werd met de ontvreemde z.g. Hell-ontvanger van de Wij vermelden in dat verband dat H. H. van de Pol, president-directeur van het ANP, in de hongerwinter twee van de drie Hell-ontvangers had laten ontvreemden uit het kantoor van de ANP-Nieuwsdienst in Hilversum; in Den Haag gaf hij aanvankelijk de ontvangen Reuter-berichten (hij ving ze op met een antenne, gevormd door twee bedstellen met springveren) slechts aan enkele vertrouwde relaties door, 'pas in het voorjaar van 1945 hebben wij het', stelde hij later op schrift, 'gewaagd, uit te komen met een vrij uitgebreid (op stencil getikt) nieuwsbulletin Dat was dan voornamelijk bestemd voor het College van Vertrouwensmannen ... maar ook [voor] de door hen aangewezen Gemachtigden (toekomstige secretarissen-generaal van de departementen) en sommige leiders van de OD, KP, marechaussee en politie die met ons bekend waren.' (H. H. van de Pol: 'Het ANP in oorlogstijd' (1969), p. 40, (Doc 11-19, a-IS)).

470 [PDF]
ILLEGALE NIEUWSBLADEN

XCKopij als voor het Parool-bulletin samengesteld, ging naar diverse stencilposten toe. De Waarheid had er in Amsterdam voor de Waarheid bulletins vijftien, Het Parool had er zeven-en-twintig. Voor het Parool bulletin werd de kopij des nachts geschreven in een tekst van twee folio-pagina's. "s Morgens om kwart voor acht werd dat', zo zette Jan Meijer aan de Enquêtecommissie uiteen,

XC'afgesloten met het laatste BBC-nieuws. De oorspronkelijke kopij werd gehaald door een koerierster aan het correspondentie-adres, waar die kopij even tevoren was gedeponeerd. De koerierster bracht het weer naar een ander adres waar het in 28-voud werd ... gestencild ... Een half uur later gingen 27 exemplaren naar de drie hoofdgroepen van die bulletin-organisatie. Er waren namelijk 27 stencilmachines die, over geheel Amsterdam verspreid, hiervoor werkten. Die 27 enveloppen met bulletins werden in drie groepen van 9 verdeeld. Drie koeriersters gaven die weer door, op straat, in kerken of op kantoren, aan andere meisjes die van elkaar niet wisten waar ze woonden of wie ze waren ... De enveloppen met de kopij ... kwamen om ongeveer half tien, tien uur, bij de verschillende stencilgroepen. Daar werd die oorspronkelijke kopij op stencil getikt. Tussen elf en twaalf uur hadden zij elk hun oplaag van I 500 à 2 000 afgedraaid, die dan ook weer via waterdichte sluizen, zodat het nooit van onderaf kon worden opgerold, in pakjes van 100 werden verdeeld onder de hoofdverspreiders die vervolgens weer voor de verdere verspreiding zorgden. Omstreeks één uur begon de verspreiding van zo'n bulletin over de kantoren, de woonhuizen in Amsterdam en dat ging zo door tot's avonds toe. Van dat ene exemplaar van acht uur 's morgens waren er dus 's avonds 30 000 verspreid, waarvan elk door veel mensen werd gelezen."

XCHet spreekt vanzelf dat de opbouw van zulk een uitgebreide organisatie ter vermenigvuldiging en verspreiding van een illegaal nieuwsblad veel tijd (en vindingrijkheid!) vergde van diegenen die in de leiding van de illegale opiniebladen zaten - het was of zij naast een landelijk week- of maandblad opeens óók tien of meer plaatselijke dagbladen moesten gaan uitgeven. Die extra-inspanning bleef op die illegale opiniebladen niet zonder uitwerking: hun inhoud werd in verscheidene gevallen (dat gold o.m. voor Het Parool en Vrij Nederland) magerder dan vóór september '44 het geval was geweest.

XCWeer andere moeilijkheden vloeiden voort uit het feit dat vrijwel alle drukkerijen van de electrische stroom werden afgesneden. Waar men er niet in slaagde, elandestien stroom af te tappen, of 'goede' personeelsleden van een 'foute' drukkerij in te schakelen (dat lukte Het Parool in Utrecht notabene bij het bedrijf waar Volk en Vaderland werd gedrukt"),47

I Van begin november '44 af werd (het blad verscheen in Utrecht) een gestencild nieuwsblad. 2 Die samenwerking werd na enige tijd hervat in dier voege dat en samen een gingen uitgeven; de samenwerking werd door verbroken nadat eind november in het een door de geschreven artikel was verschenen dat van sympathie voor de republi keinse partij in de Spaanse burgeroorlog had getuigd. had al van begin '43 af systematisch een beroep gedaan op de hulp van beurtschippers. 4 De ze drukkerij leverde het zetsel, het drukken vond plaats bij een tweede 'foute

472 [PDF]
ILLEGALE OPINIEBLADEN

moesten werkzaamheden welke tevoren mechanisch waren verricht, met handkracht worden uitgevoerd. Deze en dergelijke moeilijkheden ten spijt, slaagden alle illegale opiniebladen er in, de productie voort te zetten - Het Parool kreeg zelfs een grotere oplaag dan tevoren en verscheen ook frequenter: eenmaal per week. Ook in Groningen moesten de drukkers van Trouw (dat blad had er verscheidene drukkerij en ingeschakeld) 1 tenslotte met de hand gaan zetten: 'Lettertje na lettertje moest', aldus het gedenkboek van de Groninger illegaliteit,

XC'gezet worden, een reuze karwei' Toen hebben we het systeem ingevoerd dat iedere drukker een gedeelte zette, bijv. een of twee artikelen. Al deze gezette artikelen werden per fiets opgehaald, 't lood kwam in de fietstassen en alles werd verzameld in de drukkerij die aan de beurt van drukken was. Daar werd de krant opgemaakt en gedrukt. Met zeldzame volharding en trouw hebben vele zetters en drukkers tot in de nacht gezet en nog eens gezet en volgehouden, want de krant moest verschijnen!"

XCVrij Nederland, dat in de hongerwinter in een gedrukte oplaag van ca. 100000 exemplaren verscheen, werd in die tijd in Groningen gestencild - de van de in Amsterdam gevestigde Centrale Leiding afkomstige kopij werd keer op keer door fietsende koeriersters naar het noorden gebracht.

XCEén in zijn soort nieuw illegaal blad begon in de hongerwinter te verschijnen: Metro, een product van de in Amsterdam opgerichte illegale drukkerij 'David'. Met tekst en tekeningen streefde Metro, dat in een oplaag van 10000 exemplaren uitkwam, naar een humoristisch reageren op de gebeurtenissen - van Randwijk noemde het blad in Vrij Nederland 'een symptoom van de toenemende verwildering van de geest, die geen smaak van wansmaak en geen humor van dronkemanslol weet te onderscheiden"; dat scherpe oordeel werd zeker niet door een ieder onderschreven.

XCWij vermelden dan verder dat zich in de hongerwinter op de sector van de illegale pers allerlei tegenstellingen gingen aftekenen: tegenstel

drukkerij te Utrecht waar 'goede' personeelsleden bovendien veel werk deden op het gebied van de falsificaties, grote hoeveelheden papier aan de illegale pers leverden en vooralook voor cliché's en speciaal zetsel zorgdroegen. I Begin '45 werd in de stad Groningen ten behoeve van Trouw f 5000 per maand bijeengebracht, in de rest van de provincie f 7000; een deel van dit geldt werd gebruikt voor de hulp aan onderduikers. 2 (Ver. van Groninger Oud-illegale Werkers) p. 93. 3 V, 8 (6 jan. 1945), p. 7.

473 [PDF]
ILLEGAAL WERK

ling tussen Je Maintiendrai dat het voor de Nederlandse Unie opnam en andere bladen die de Unie opnieuw fel bestreden; tegenstelling tussen De Waarheid en anti-communistische illegale bladen (gelijk al vermeld, komen wij op de illegale CPN in hoofdstuk I I terug); tegenstelling tussen een nogal bedachtzaam SDAP-blad als Paraat en het blad De Baanbreker dat van de naoorlogse SDAP een revolutionaire massapartij wilde maken, en tussen Paraat en Het Parool dat een herleving van de SDAP afwees, en tegenstelling vooral tussen Trouwen andere illegale bladen nadat Trouw in december de terugkeer van 'de antithese' (christelijk versus niet-christelijk) in de naoorlogse politiek wenselijk had genoemd. Wij komen op die tegenstellingen in hoofdstuk I I terug - zij hoorden essentieel bij een periode waarin de ineenstorting van Duitsland, d.w.z. de bevrijding, naderde. Al die tegenstellingen verhinderden overigens niet dat de illegale pers over de volle breedte van het politieke spectrum één was in de strijd tegen de bezetter: ondanks alle materiële en psychologische moeilijkheden werd die strijd voortgezet en gaven tienduizenden in den lande zich moeite voor de productie en distributie van illegale bladen, groot en klein, gedrukt of gestencild, waarvan het totaal aantal titels toen ver boven de vijfhonderd moet hebben gelegen.

XCZowelonder de drukkers als onder diegenen die met de redactie en distributie van illegale bladen te maken hadden, vielen er ook in de hongerwinter talrijke slachtoffers. Enkelen zullen wij in ander verband in dit hoofdstuk nog noemen - hier beperken wij ons tot de vermelding dat de jonge jurist mr. C_'H. de Groot, die in de tweede helft van' 42 nagenoeg geheel alleen Het Parool had voortgezet en die van september '44 af een van de belangrijkste organisatoren was geweest van de Parool bulletins, in een van de eerste dagen van maart '45 in Amsterdam door de SDwerd gearresteerd; hij was een van de drie-en-vijftig Todeskandidaten welke Lages als represaille wegens de z.g. aanslag op Rauter bij 'Rozenoord' aan de Amstelliet fusilleren.

XCVoor Trouw leek het probleem betrekkelijk eenvoudig: het hoopte als naoorlogs dagblad gebruik te kunnen gaan maken van de installaties van het anti-revolutionaire dagblad De Standaard. Ook Je Maintiendrai en Vrij Nederland zagen in de zomer van '44 geen grote problemen: er waren in het westen des lands voldoende drukkerij en welke voor de vervaardiging van een weekblad zouden kunnen zorgen. Moeilijker was de positie van De Waarheid en Het Parool: men kon De Waarheidwel zien als voortzetting van het communistische Volksdagblad maar de installaties van dat blad waren in '40 door de bezetter in beslag genomen en naar Duitsland weggevoerd - het waren bovendien vrij kleine installaties geweest en de redacteuren van De Waarheid wensten na de bevrijding met een groot dagblad te verschijnen; daarvoor moesten zij de beschikking krijgen over een groot bestaand krantenbedrijf. Voor Het Parool gold hetzelfde.

XCDe groep van De Waarheid kwam in september '44 tot een accoord met de directie van Het Algemeen Handelsblad: na de bevrijding zou De Waarheidworden gedrukt op de persen van Het Algemeen Handelsblad. Een overeenkomstig accoord troffen vertegenwoordigers van het RoomsKatholiek Werkliedenverbond die van het betrekkelijk kleine dagblad dat zij in Utrecht hadden uitgegeven: De Volkskrant, een groot landelijk dagblad wilden maken.

XCIn leidende kringen van Het Parool, was er vóór medio '43 niet over gedacht, de verschijning na de bevrijding voort te zetten maar later in dat jaar, vermoedelijk in september of oktober, vond op de heide bij het Noordbrabantse Best een bespreking plaats tussen de eigenlijke oprichter van Het Parool, Frans Goedhart', mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, mr.

XCdat het College van Vertrouwensmannen op 21 september aan de regering het volgende seinde: 'Vm stellen zich in overeenstemming met vertegenwoordigers illegale pers in Contact-Commissie' (Jan Meijer van Het Parool en Bruins Slot van Trouw)'op standpunt dat bladen Arbeiderspers kunnen verschijnen. Moeten geacht worden door bezetter te zijn opgeheven en door andere bladen vervangen, zij het onder zelfde namen.'(Enq., dl. V b, p. 516) (de kern van de zaak was dat zij in de zomer van '40 door de bezetter aan de eigenaren: SDAP en NVV, ontvreemd waren). Met een telegram van 29 september antwoordde toen Burger dat hij 'Arbeiderspers voorlopige ontheffing verschijningsverbod' had verleend. (a.v., p. 513)

XCHet probleem van de naam waaronder de bladen van de Arbeiderspers zouden gaan herverschijnen, was opgelost toen bleek dat in het bevrijde Zuiden een sociaaldemocratisch dagblad uitkwam onder de naam Het Vrije Volk.

XC1 Deze was in januari '42 in Duitse handen gevallen maar toen hij in augustus '43 als terdoodveroordeelde uit het concentratiekamp Vught naar elders moest worden overgebracht, had de begeleidende politie-agent hem de gelegenheid gegeven te ontsnappen.

476 [PDF]
DE ILLEGALE PERS BEREIDT HAAR VOORTZETTING VOOR

C. H. de Groot en enkele anderen. 'Daar', zo vertelde van Heuven Goedhart aan de Enquêtecommissie,

XC'heeft voor het eerst Kees de Groot ... gezegd: 'Wij moesten eigenlijk na de oorlog met dat ding doorgaan.' Toen zeiden wij allemaal: 'Hoe moet dat dan?' 'Een weekblad bijvoorbeeld', zei er een ... Tenslotte zeiden wij: 'Dan maar een dagblad, waarom géén dagblad?' I van Heuven Goedhart wees er toen op dat hij in '42 een maand of zeven een bescheiden maandbedrag had ontvangen van het bedrijf van het Utrechts Dagblad dat tot ergernis van de raad van commissarissen in uitgesproken pro-Duitse zin werd geredigeerd - hij had zich bereid verklaard, na de bevrijding hoofdredacteur van dit dagblad te worden, maar die toezegging had hij ingetrokken toen de raad van commissarissen, welke de indruk had gekregen dat hij allerlei illegaal werk deed, de maandelijkse betalingen had gestaakt. In Best stelde van Heuven Goedhart voor dat hij, ter voorbereiding van de naoorlogse verschijning van Het Parool, met de directie van het Utrechts Dagblad de nodige besprekingen zou voeren. Dat werd goedgevonden en de genoemde directie bleek tot medewerking bereid, hetgeen alleszins begrijpelijk was: zou men Het Parool kunnen gaan drukken, dan was er kans dat het bedrijf rendabel zou blijven. Vooral Frans Goedhart evenwel meende dat de beslissing om Het Parool in Utrecht te doen verschijnen, van te weinig visie getuigde: hij vond (en in die richting gingen ook anderen denken, met name de twee jeugdige redacteuren Jan Meijer en Wim van Norden) dat een landelijk dagblad in Amsterdam moest worden uitgegeven. Waar? Bij De Telegraaf Toen van Heuven Goedhart zich eind april '44 op weg begaf naar Londen, was nog geen beslissing genomen, behoudens dan dat de afspraak was gemaakt dat hij hoofdredacteur zou worden van het landelijk dagblad Het Parool tegen het maken van die afspraak had Frans Goedhart zich verzet; deze meende dat hij, 'Pieter 't Hoen', schrijver van De Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen waaruit begin '41 Het Parool was voortgekomen, er moreel recht op had, hoofdredacteur van het dagblad te worden, en hij vond bovendien dat van Heuven Goedhart, welke ook zijn kwaliteiten waren (en zij waren vele en grote), er naïeve denkbeelden op nahield over het communisme en de Sowjet-Unie.

XCIn juli werd van Heuven Goedhart in Londen benoemd tot minister van justitie en in augustus deed hij via het Bureau Inlichtingen Goedhart,J.

I Getuige G. van Heuven Goedhart, dl. V c, p. 183.

477 [PDF]
ILLEGAAL WERK

Meijer en van Narden weten dat hij er niet langer voor voelde, na de bevrijding hoofdredacteur van Het Parool te worden. Er waren toen al besprekingen gevoerd met de drukkerij van het Utrechts Dagblad, drukkerij Bosch. Begin september evenwel namen Meijer en van Narden contact op met De Telegraaf Er vonden toen drie gesprekken plaats tussen enerzijds F. H. J. Holdert, directeur van het Telegraaf-concern, en J. B. Th. Spaan, gemachtigde van de executeurs-testamentair van H. J. M. Holdert (oprichter en eigenaar van het Telegraaf-concern), en anderzijds Meijer en van Randwijk. In het eerste van die gesprekken hetwelk kort na de r-zde september (de dag van de grote Geallieerde luchtlandingen) plaatsvond, wezen die laatste twee er op dat, zo stelde Meijer in januari '48 op schrift,

XC'uit hoofde van het Londens Persbesluit De Telegraaf niet mocht verschijnen en Vrij Nederland en Het Parool wèl, dat op de dag der bevrijding de technische Telegraaf-installatie ongebruikt zou staan, dat juist die dagen voorlichting een nationaal belang zou zijn en dat zij zich wilden oriënteren of Vrij' Nederland en Het Parool op die installatie vervaardigd konden worden. De heer Holdert deelde mee dat hij de nauwkeurige tekst van het Persbesluit niet kende, dat hij een verschijningsverbod van De Telegraaf onrecht zou vinden, dat hij overigens bewondering had voor het werk der illegale bladen en dat hij, onder bepaalde voorwaarden, daarom bereid zou zijn, Vrij' Nederland en Het Parool gratis te drukken. Een dier voorwaarden zou zijn het medewerken dier bladen aan het verkrijgen van de verschijningsvergunning voor De Telegraaf"

XCuiteraard werd het inwilligen van die voorwaarde door Meijer en van Randwijk geweigerd. Er volgden nog twee besprekingen en men werd het er in beginselover eens dat Het Parool na de bevrijding als dagblad bij De Telegraaf zou verschijnen en Vrij Nederland als weekblad. Het vertrouwen van Meijer en van Randwijk in de erfgenamen van Holdert was evenwel niet onbeperkt - van Randwijk besloot, voor de naoorlogse verschijning van Vrij Nederland in zee te gaan met de Amsterdamse drukkerij 'Dico'" en Meijer ging na of Het Paroolwellicht bij Het Algemeen

XC, Brief, 30 jan. 1948, van J. Meijer aan J. Kraayenhof, aangehaald in het rapport 'Verhouding Het Parool-De Te/egraaf in 1944-1945' (14 sept. 1948) (Enq., punten j en 0, gestenc. bijl. 245). 2 Van Randwijk maakte zich er in die tijd zorgen over dat het Londense Vrij' Nederland onder die titel de publikatie in bevrijd Nederland zou voortzetten; begin januari vernam hij uit Londen dat de directie van het Londense blad slechts overwoog om na de bevrijding een weekblad voor Nederlanders in den vreemde uit te geven, hetwelk waarschijnlijk onder een andere naam zou verschijnen - dat werd het weekblad

478 [PDF]
DE ILLEGALE PERS BEREIDT HAAR VOORTZETTING VOOR

Handelsblad kon worden gedrukt; dat bleek onmogelijk doordat Het Algemeen Handelsblad alovereenkomsten had getroffen met De Waarheid en De Volkskrant en er zat dus voor Het Parool niet anders op dan met De Telegraaf een afspraak te maken welke een civiel-rechtelijk karakter droeg.' De zaak kwam er iets anders voor te staan toen het College van Vertrouwensmannen, optredend namens de regering, in maart besloot dat drukkerijen welke voor de naoorlogse productie van ex-illegale bladen nodig zouden zijn, gevorderd zouden worden - het College gaf toen na vooroverleg in een commissie van vertegenwoordigers van illegale opiniebladen waarin de beschikbare drukcapaciteit was verdeeld, machtigingen aan diverse illegale bladen: aan Trouw, dat het dagblad hoopte te worden van een Protestants-Christelijke Volkspartij, voor het vorderen van de drukkerij van De Standaard, aan De Waarheid voor het vorderen van de drukkerij van Het Algemeen Handelsblad in Amsterdam en van krantendrukkerijen in Den Haag, Rotterdam en Utrecht, en aan Het Parool voor het vorderen van de drukkerij van De Telegraaf en van krantendrukkerijen in Den Haag, Schiedam, Leiden, Utrecht en Amersfoort. 'De leiding van De Telegraaf', aldus weer Meijer,

XC'(verleende) in deze laatste maanden voor de bevrijding veel medewerking bij de voorbereiding van onze legale verschijning. Onze technici konden in het bedrijf poolshoogte nemen en gegevens verzamelen. Mede op verzoek van De Telegracifhielden wij in de eerste dagen van mei een goed bewapend commando in een naast De Telegraaf gelegen pand gereed om eventuele wanhoopsdaden der SS ten opzichte van gebouwen machines te verijdelen."

XCDe Vertrouwensmannen namen nog een initiatief: zij vreesden dat talrijke illegale bladen, waaronder plaatselijke nieuwsbladen die pas in de hongerwinter waren gaan verschijnen, na de bevrijding plaatselijke dagbladen zouden willen worden, en zij gaven derhalve eind april de regering in overweging, verschijningsverlof slechts te geven aan illegale bladen welke al vóór Dolle Dinsdag waren uitgekomen; vóór de bevrijding had de regering haar standpunt terzake nog niet bepaald.J.J.J.J.

I Goedhart schreef in februari '45 aan van Heuven Goedhart dat zich van de heren van de drukkerij Bosch had 'gedistantieerd i.V.m.het feit dat zij zoveel boter op hun hoofd bleken te hebben, hetgeen ons aanvankelijk helaas niet bekend was.' (brief, 8 febr. 1945, van F. Goedhart aan G. van Heuven Goedhart, punten j en 0, gestenc. bijl. 84). 2 Brief, 30 jan. 1948, van Meijer aan Kraayenhof.

479 [PDF]
ILLEGAAL WERK

XCAl met al waren het belangrijke besluiten welke door de leiding van een aantal grote illegale bladen waren genomen en men kon er de eonsequenties niet van overzien. Men zou dan na de bevrijding wel zonder levensgevaar aan de slag kunnen gaan maar zou het de dan verschijnende nieuwe bladen lukken, de wijde kring van sympathisanten en belangstellenden die tijdens de bezetting was gevormd, om te zetten in blijvende abonné's? Op redactioneel, technisch, organisatorisch en financieel gebied leek het ene probleem na het andere te rijzen. Hoe zouden de omstandigheden bij en onmiddellijk na de bevrijding zijn? Zou er papier zijn en stroom? Zouden de ex-illegale bladen zich kunnen handhaven in de concurrentieslag welke vroeg of laat zou ontstaan? Niemand wist het - het was afwachten.' Trouwens: de bevrijding wàs er nog niet; de strijd tegen de bezetter ging voort.

Hulp aan onderduikers

XC

XCHoeveelonderduikers zijn er in de hongerwinter geweest? Onder 'onderduikers' verstaan wij dan hen die permanent of min of meer permanent waren ondergedoken, niet diegenen die slechts voor korte tijd een ander adres opzochten, zoals op de dagen waarop grote razzia's plaatsvonden, door tienduizenden mannen werd gedaan. Niet die tijdelijke onderduikers maar de permanente hadden van meet af aan de illegale groepen voor grote problemen geplaatst: zij hadden in de eerste plaats onderduikadressen nodig gehad, voorts valse of 'vermaakte' persoonsbewijzen, dan ook nog (en vooral!) distributiebescheiden en tenslotte moest soms kostgeld voor hen worden betaald.

XCVoor Joodse onderduikers was van de zomer van '42 af over het algemeen gezorgd door kleine groepen, menigmaal door individueleJ.worden gevraagd (hetgeen één cent omzetbelasting insloot). Die prijzen werden door de andere groepen welke nieuwe dagbladen wilden gaan uitgeven,

1 Op één punt was dat afwachten bezwaarlijk: er moest voor de nieuw uit te geven dagbladen een prijs worden bepaald: een abonnementsprijs per week en een prijs per nummer. Die prijsbepaling vond midden in de hongerwinter plaats tijdens een korte ontmoeting van van Norden en W. de Pous, die hoofd was van de in Amsterdam; beiden hadden economie gestudeerd en hadden dus meer begrip dan anderen voor de bedrijfseconomische problemen waarmee men na de bevrijding zou worden geconfronteerd. Zij besloten dat de nieuwe dagbladen per nummer een dubbeltje zouden kosten en dat voor een weekabonnement een-en-dertig cent zou

480 [PDF]
HULP AAN ONDERDUIKERS VÓÓR SEPTEMBER '44

helpers die zich hun lot hadden aangetrokken. Enkele kleine groepen gingen eind '43 in Amsterdam en Den Haag een soort federatief verbond aan, waardoor de Vrije Groepen Amsterdam en de Vrije Groepen Den Haag ontstonden' - 'vrij' noemden die groepen zich omdat zij, gelijk reeds opgemerkt, aansluiting bij en onderschikking aan de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers afwezen. Het is deze LO geweest die na haar ontstaan in de herfst van '42 (d.w.z. pas enige tijd nadat de hulp aan Joden op gang was gekomen) een net was gaan opbouwen dat het gehele land bestreek - zij" heeft veruit de meeste onderduikers onder haar hoede genomen: in de eerste plaats diegenen die zich aan de arbeidsinzet in Duitsland wilden onttrekken, daarnaast ook Joden, beroepsofficieren die in mei '42 geweigerd hadden zich aan te melden (allen die dat wèl hadden gedaan, waren onverhoeds in krijgsgevangenschap naar Duitsland weggevoerd), studenten die in mei '43 geweigerd hadden zich naar het kamp Ommen te begeven waaruit zij naar Duitsland zouden worden getransporteerd, lagere beroepsmilitairen, reserve-officieren, -onderofficieren en gewone dienstplichtigen die medio' 43 geweigerd hadden aan speciale registraties deel te nemen welke de bedoeling hadden, allen die geen geldige vrijstellingspapieren konden tonen, naar Duitsland over te brengen, jongeren die in '4 2, '43 of '44 geweigerd hadden hun arbeidsdienstplicht te vervullen, en tenslotte dan al diegenen (burgemeesters, ambtenaren, politiemannen, marechaussees) die de uitoefening van hun functie hadden gestaakt.

XCDistributiebescheiden, vooral bonkaarten, konden nauwelijks nagemaakt worden - aanvankelijk, toen er maar weinig onderduikers waren, pasten diegenen die zich met de hulp aan onderduikers hadden belast, meestal de werkwijze toe dat zij binnen het distributie-apparaat ambtenaren opspoorden die bereid waren, 'achterom' bonkaarten af te geven; daartoe moesten wijzigingen worden aangebracht in de adrninistratiestaten - elke distributiedienst (er waren er in het gehele land ca. 500) kreeg namelijk van het Centfaal Distributiekantoor distributiebescheiden toegezonden in aantallen die klopten met het officiële aantal inwoners van de betrokken gemeente of gemeenten (menige distributiedienst op het platteland bestreek meer dan één gemeente), als opgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Die hulp- 'achterom' had in '44 een grote omvang aangenomen, mede doordat toen met de illegaliteit samenwerkende ambtenaren van het CBS er toe waren overgegaan, de cijfers van de aantallen inwoners per gemeente met I à 2 % te verhogen

XCI De Vrije Groepen Den Haag sloten ook groepen in Delft en Leiden

481 [PDF]
ILLEGAAL WERK

- de I à 2 % distributiebescheiden welke dan te veel werden ontvangen, konden voor de hulp-'achterom' worden gebruikt. Dat geschiedde in de zomer van '44 bij wel 90 % van alle distributiediensten en alleen al de LO was in die tijd in staat, elke maand 'achterom' ca. roo 000 bonkaarten te verwerven; men schat dat op die wijze door andere verzorgingsgroepen tussen de 30000 en 40000 bonkaarten in de wacht werden gesleept. Een effectieve vorm van hulp dus! Eén verzorgingsgroep was er (zij was zich in '41-'42 gaan vormen en werd van eind '43 af als 'de TD-groep' aangeduid ') die met beslistheid op het standpunt stond dat de hulp'achterom' voldoende was om alle onderduikers te helpen en die deswege het plegen van overvallen op distributiediensten of op transporten van distributiebescheiden (overvallen waardoor de normale gang van zaken verstoord en de hulp- 'achterom' vaak bemoeilijkt werd) scherp afkeurde - die kritiek van de TD-groep, in illegale besprekingen o.m. naar voren gebracht door haar voorman, de socialist A. Hendriks, werd door de LO-Ieiding afgewezen. 'Dat', zo schreven wij in deel 7,

XC'een groot aantalonderduikers bij de door de TD-groep toegepaste techniek baat vond, valt niet te betwisten, maar ... in feite had de LO-leiding die met de Knokploegen samenwerkte, een veel beter overzicht van het totaal aantal onderduikers dan de leiding van de TD-groep; de TD-leiding had, dunkt ons, de neiging de behaalde successen te overschatten en tegelijk was bij haar sprake van een duidelijke jaloezie op de prominente positie die de LO in de loop van '43 opgebouwd had. Vooral de socialist Hendriks maar ook andere vooraanstaanden uit de TD-groep, met name diegenen die uit de hoek der linkse jongeren kwamen, meenden dat er voor de LO eerder reden was, een toontje lager te zingen. Notabene: zijwaren, voor zij iets van de LO gemerkt hadden, al een jaar of langer bezig geweest met de hulp aan personen die door de bezetter gezocht werden! Zij hadden het spits afgebeten en nu kwam de LO zich presenteren als de'Landelijke Organisatie'! Wie zaten daar achter? De Gereformeerde Kerken met, zo meenden deze TD'ers, al hun kapitalen, èn de anti-revolutionairen!'

XCen wij haalden vervolgens in deel 7 deze, hoezeer ook gedempt uitge7 beschreven wij hoe deze opzet van Ranter mislukte, O.m. door tegenwerking van

1 TD was de afkorting van Tweede Distributiestamkaart. Van eind '39 af kreeg men zijn bonkaarten op vertoon van de distributiestarnkaart en van het bijbehorend z.g. inlegvel en er werd dan in de stamkaart een stempel geplaatst of er werd een coupon van het inlegvel afgeknipt. Rauter liet in de eerste helft van '44 een nieuwe stamkaart uitreiken, de tweede, en zijn bedoeling was dat de uitgifte van die nieuwe stamkaarten zou worden gekoppeld aan een effectieve controle van alle persoonsbewijzen. In deel

482 [PDF]
HULP AAN ONDERDUIKERS IN DE HONGERWINTER

drukte, toch veelzeggende passage aan uit het gedenkboek Verzetsgroep m 194°-1945:

XC'De verzorgingsgroepen konden de LO niet beschouwen als een organisatie, vrij van een bepaalde politieke achtergrond. Verder bestond er wantrouwen ten opzichte van de technische en organisatorische capaciteiten van de LO."

XCDat wantrouwen was ongegrond. Beter dan buitenstaanders wist de LO-Ieiding dat overvallen, als door de Knokploegen uitgevoerd, onmisbaar waren om in de noden der onderduikers te voorzien. De LO had er in de zomer van '44 ca. tweehonderdduizend onder haar hoede - de ene helft daarvan kreeg bonkaarten die 'achterom', de andere helft kreeg er die door overvallen verworven waren en daarenboven stond de LOleiding in die tijd maandelijks 40 000 à 50 000 bonkaarten aan andere groepen af, waartoe o.m. de Raad van Verzet en de Trouw-groep behoorden.

XCAan al die cijfers mag men de conclusie verbinden dat het totaal aantal onderduikers begin september '44 tussen de tweehonderdvijftigen de driehonderdduizend lag. Wel te verstaan: dat sloot de onderduikers in de zuidelijke provincies in. Anderzijds kwamen er in de hongerwinter benoorden de grote rivieren vermoedelijk nog wel verscheidene tienduizenden onderduikers bij, afgezien nog van de bijna dertigduizend spoorwegstakers van wie, zoals wij nog zullen uiteenzetten, een deel korte -, een deellange tijd onderdook, veelal met medenemen van hun vrouwen kinderen. Het is geen onredelijke veronderstelling dat bezet Nederland benoorden de grote rivieren ten tijde van de bevrijding omstreeks driehonderdvijftigduizend onderduikers heeft geteld.

XCHet is de LO geweest die ook in de hongerwinter voor het gros van deze onderduikers heeft gezorgd. De organisatie (op haar politieke opstelling komen wij in hoofdstuk II terug) had toen benoorden de grote rivieren wellicht omstreeks tienduizend medewerkers, waaronder een kleine duizend koeriersters - geen gemeente was er waar zij niet haar vertakkingen had. Eén zware last werd haar in die maanden van de schouders genomen: het was niet langer nodig, regelmatig bonkaarten te 'kraken'. Van de z.g. dubbele bonkaarten welke in september en oktober '44 gebruikt moesten worden, hadden de Knokploegen er in augustus 250 000 à 300000 buitgemaakt zodat de LO aanvankelijk over een flinke reserve beschikte (die reserve stelde de Knokploegen in staat om zonder

XC, Verzetsgroep TD 1940-1945

483 [PDF]
ILLEGAAL WERK

schade voor het verzorgingswerk eind augustus om te schakelen op de spoorwegsabotage); wel werden die dubbele bonkaarten op last van de bezetter spoedig ongeldig verklaard maar toen werd ook ter vereenvoudiging van de administratie bepaald dat allen die in het bezit waren van een oude bonkaart (dat sloot de onderduikers in), een nieuwe bonkaart konden krijgen (in het westen des lands: een noodkaart), zonder dat hij of zij die persoonlijk kwam afhalen - 'slechts af en toe', aldus Het Grote Gebod,'was het daarna nog nodig, ter aanvulling van onvoorziene regionale behoeften iets te kraken.' I Inderdaad, gekraakt werd er nog maar weinig, maar in januari werd plots bepaald dat wie een exemplaar van de derde noodkaart wenste te krijgen, zich toch weer persoonlijk met zijn tweede distributiestamkaart bij de distributiedienst moest aanmelden en dan bovendien twee bonnen van de oude bonkaart en een coupon van het oude inlegvel moest inleveren- - de LO ving die moeilijkheid op door o.m. ca. 100 000 extra coupons te drukken (ze waren uitsluitend voor het westen des lands bestemd) en met die coupons werden 'achterom' evenveel noodkaarten verworven. De LO kreeg er bovendien nog 70 000 bij doordat de Amsterdamse distributiedienst 50 000 ingeleverde coupons niet als ongeldig afstempelde maar ze aan de LO gaf om ze nog een keer te gebruiken en doordat een Rotterdamse Knokploeg met een overval op een transport 40 000 bonkaarten buitmaakte waarvan men de helft behield. Aan veel had de illegaliteit in de hongerwinter gebrek, maar over het algemeen niet aan distributiebescheiden, zij het dat illegale werkers die tot het LOjLKP-complex behoorden of daar goede verbindingen mee hadden, er beter aan toe waren dan vele andere verzetsdeelnemers. Tekenend was het dat de Rotterdamse KP in januari '45 van de 40 000 buitgemaakte bonkaarten slechts de helft behield - de andere helft werd bij de distributiedienst afgegeven omdat men zoveel kaarten niet nodig had.

XCZijn alle voor het verzet bestemde bonkaarten inderdaad bij illegale werkers en onderduikers terechtgekomen? Dat is onwaarschijnlijk - erJ.betekende een grote vergemakkelijking van het werk van de verzorgingsgroepen), schijnt het werk te zijn geweest

I Rogier van Aerde (ps, van A. H. F. van Rijen) in dl. I, p. 381. 2 Om te voorkomen dat in het ene deel van het land gekraakte bonnen in het andere deel zouden worden gebruikt, was het Centraal Distributiekantoor er in de lente van '44 toe overgegaan, achter op de bonnen van de bonkaart en de coupons van het inlegvel het nummer te drukken van de desbetreffende distributiedienst - dit was, wat het laatste in '44 geldige inlegvel betrof, op één coupon nagelaten en juist die coupon moest ingeleverd worden. Dat het CDK dat bepaalde (en die bepaling

484 [PDF]
DE 'VRIJE GROEPEN'

zijn er ook in de zwarte handel beland; onvermijdelijk was voorts dat er, waar enkele honderdduizenden bonkaarten aan de normale uitgifte werden onttrokken, personen waren die twee of zelfs meer bonkaarten in handen kregen - wendde een onderduiker zich met een verzoek om regelmatige hulp tot een van de Vrije Groepen, dan was het voor de betrokken groep moeilijk om na te gaan of de aanvrager misschien al hulp ontving van de LO. De LO ging dat soort misbruik tegen door in circulaires twijfelgevallen te signaleren en te waarschuwen tegen personen die op malversaties waren betrapt.

XCBlijkens bewaardgebleven stukken gaven de Vrije Groepen zich eenzelfde moeite om malversaties tegen te gaan 1 er is overigens over de activiteit van deze groepen in de hongerwinter niet veel bekend. De LO en de LKP hebben na de bevrijding een uitgebreide en voortreffelijke documentatie met betrekking tot hun verzetswerk opgebouwd, samengevat in Het Grote Gebod, maar behalve de TD-groep heeft geen van de andere verzorgingsgroepen toen een verslag, hoe beknopt ook, opgesteld. De weinige stukken van de Vrije Groepen die in de collecties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie terechtkwamen, hebben betrekking op de Vrije Groepen Amsterdam. Er blijkt uit, dat de vrees om buitenspel gezet te worden bij de naoorlogse zorg voor de dan opgedoken onderduikers (wij komen daarop in een later hoofdstuk terug) er in de herfst van '44 in Amsterdam toe leidde dat verzorgingsgroepen die tot in die tijd volledig zelfstandig waren gebleven, besloten zich aan te sluiten bij het federatieve verband van de Vrije Groepen Amsterdam oftewel de VGA. Eind november omvatte die VGA twaalf verschillende groepen. In die tijd werden ook de eerste besprekingen gevoerd om tot een landelijk contact te komen - dat contact werd in januari gelegd in een in Amsterdam gehouden vergadering. In een daar aangenomen beginselverklaring werd o.m. gesteld:

XC'Het Landelijk Contact Vrije Groepen gaat uit van de principiële opvatting dat de illegaliteit geen zelfstandige politieke actie dient te voeren, doch slechts tot taak heeft, de geest van verdraagzaamheid, zuiverheid, moed en karakter welke haar in de bezettingstijd heeft gekenmerkt, ook verder uit te dragen?

XC1 Voorbeelden in VGA, r a. 2 VGA: Rondschrijven, 27 dec. 1944, 'aan de bij het

485 [PDF]
ILLEGAAL WERK

die tekst richtte zich o.m. tegen Vrij" Neder/mld, Het Parool, de CPN en andere linkse verzetsorganisaties die bepleit hadden dat de illegaliteit wel degelijk een eigen politieke taak te vervullen had in de naoorlogse overgangstijd. Maar hoe te ijveren voor een opvatting als de geciteerde? De Vrije Groepen stonden buitenspelzij waren niet vertegenwoordigd in de drie secties (links, midden en rechts) die begin juli '44 eigen vertegenwoordigers in de Contact-Commissie der Illegaliteit hadden gekozen. Tot het beraad in de Contact-Commissie en, breder, in de Grote Adviescommissie der Illegaliteit wilden de Vrij e Groepen een eigen bijdrage leveren - vandaar ook de verdere aaneensluiting dier groepen; deze bleef evenwel voorlopig zonder effect. Wat het verzetswerk van de Vrije Groepen betreft: het Landelijk Contact heeft dat maar weinig bevorderd, zij het dat de Vrije Groepen in andere steden wellicht hun voordeel hebben kunnen doen met de ervaring die de Vrije Groepen Amsterdam hadden opgedaan. Die VGA had allerlei organen opgebouwd welke aan het Landelijk Contact ter beschikking werden gesteld: een centrale voor het vervaardigen van falsificaties, een 'bonnen- en natura-centrale' en een 'huisvestingsapparaat'; voorts bezat zij een 'financieel fonds' (dat ontving bijdragen van het Nationaal Steunfonds) en had zij een eigen inlichtingendienst, o.m. voor contacten met gevangenispersoneel; zij beschikte tenslotte over nauwe relaties met de koeriersdienst RR. Voor hoeveel onderduikers de Vrije Groepen in de hongerwinter hebben gezorgd, is niet precies bekend. Onze schatting is: voor enkele tienduizenden; onder hen waren ook talrijke spoorwegstakers.

De Spoorwegstaking en de zorg voor de stakers

XC

XCDe spoorwegstakers hebben alle verzorgingsgroepen voor grote proble·men gesteld. Die groepen werden namelijk geheelonverwacht voor een omvangrijke nieuwe taak geplaatst. Op staken stond de doodstraf niemand wist tot welke represailles de bezetter zou overgaan toen in de dagen, volgend op de 17de september waarop de regering via de Londense radio een algemene spoorwegstaking had gelast, in vrijwel het gehele land het spoorwegvervoer tot stilstand kwam. Een groot deel van de ca. dertigduizend personen die in dienst van de Nederlandse Spoorwegen hun arbeid hadden verricht, dook onder, vaak met medenemen van hun vrouwen

486 [PDF]
NA HET UITBREKEN VAN DE SPOORWEGSTAKING

gevallen voorgedaan waarin, als politiemannen en marechaussees waren ondergedoken, hun vrouwen en kinderen naar het concentratiekamp Vught waren getransporteerd - daaromtrent hadden berichten de ronde gedaan en, afgezien daarvan: men achtte de bezetter tot elke vorm van wraak in staat. Het kwam dus tot een gebeuren dat zich in die omvang in de gehele bezettingstijd nog niet had voorgedaan: in enkele dagen kwamen er opeens tienduizenden onderduikers bij.

XCBinnen de Nederlandse Spoorwegen was geen landelijke organisatie opgebouwd om voor die onderduikers te zorgen. Ieder die met de mogelijkheid van een staking rekening had gehouden, was er van uit gegaan dat deze slechts kort zou duren: hooguit enkele weken. Dat gold voor de directie: ir. W. Hupkes en ir. W. F. H. van Rijckevorsel (van hen beiden trad Hupkcs als feitelijk president-directeur op) en voor de voormannen van de spoorwegvakbeweging die vóór mei '42, toen het Nederlands Arbeidsfront werd opgericht, de Z.g. Personeelraad hadden gevormd en die nadien, toen ook de bij het NVVaangesloten Nederlandse Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel zichzelf ontbonden had 1, door de directie waren gehandhaafd; uit het midden van die Personeelraad was een z.g. bureau gevormd met G. ]oustra, voorzitter van de NVV-bond, als voorzitter. 'Hupkes', zo schreven wij in deel 10 a, 'gaf die Personeelraad graag zoveel mogelijk steun: hij vertrouwde aldus te bevorderen dat extremistische groepen na de bevrijding geen vat zouden krijgen op het spoorwegpersoneel. Natuurlijk was het hem niet ontgaan dat joustra' (deze had in '40-'41 zozeer naar 'de Nieuwe Orde' gelonkt dat 5 tot 10 % van de leden van zijn bond, veelal de meest actieve, verontwaardigd het lidmaatschap had opgezegd) 'sterke weerstanden had gewekt, evenmin trouwens dat velen in de samenleving er aanstoot aan hadden genomen dat slachtoffers van het Naziregime keer op keer door een Nederlands bedrijfwaren vervoerd. Met name in de illegale pers was daar vaak schande van gesproken.'

XCWat was voorbereid met het oog op een staking?

XCDe directie had, nadat zij in maart '44 aan het gehele personeel een maand extra salaris had laten uitbetalen (het z.g. invasiegeld), die bedragen, welke volgens een Duits bevel teruggestort moesten worden, bij de stations en werkplaatsen laten liggen - het 'invasiegeld' zou dienst kunnen doen als 'stakingsgeld' en zou de staking kort duren, dan zouden de personeelsleden, verondersteld dat men plaatselijk de betrokken be

XC1 De twee confessionele organisaties waren al in augustus en september '41, toen Seyss-Inquart het RKWV en het CNV had trachten gelijk te schakelen,

487 [PDF]
ILLEGAAL WERK

dragen in handen kreeg, zich met die uitkering kunnen redden. Voorts waren van mei-juni '44 af hier en daar 'driehoeken' gevormd door vertegenwoordigers van de OD en van het Nationaal Comité van Verzet en door de spoorwegdirectie opgegeven 'vertrouwensmannen' (meestal waren dat de stationschefs) maar de besprekingen in die 'driehoeken' droegen volgens A. J. c. Rüter ' een nogal vaag karakter, 'voorbereidingen voor een staking zijn', schrijft hij, 'locaal nergens getroffen, behalve misschien in Leeuwarden Op een directe order van de regering aan het personeel, over het hoofd der directie heen, rekende men zeker niet."

XCOp de avond van 17 september' 44 (eerste dag van de grote Geallieerde luchtlandingen) kwam die order dus als een komplete verrassing. Niettemin: behalve in sommige plaatsen in het westen des lands, in de provincies Groningen en Drente en voorts in Deventer, Zevenaar, Venlo en Roermond, werd het stakingsparooI onmiddellijk of binnen enkele dagen opgevolgd. Chefs die in staking gingen (zij waren aan velen bekend), doken in de regelonder, hetgeen tot gevolg had dat aanvankelijk van de Spoorwegen uit aan het bewerken van de werkwilligen en aan de zorg voor de stakers veelal geen leiding werd gegeven. Soms gingen die chefs zich daar spoedig toch mee bezig houden, soms deden dat de z.g. correspondenten van de Personeelraad. Op verreweg de meeste stations slaagde men er in, zich van de kas met het 'invasiegeld' meester te maken (vooral illegale groepen gaven zich daar moeite voor) maar wat ondernomen werd om de staking voorzover nodig uit te breiden en de stakers bij te staan, vormde, aldus Rüter, 'een reeks van locale improvisaties' en daar waar bij dat improviseren functionarissen van de Spoorwegen dan wel correspondenten van de Personeelraad geen rol speelden, ging de staking, schrijft hij, 'een niemandsland' vormen? waarin verschillende illegale organisaties grote activiteit gingen ontplooien. Die activiteit had, menen wij, als alles wat gedaan werd om de staking te doen slagen en de stakers bij te staan, de volledige sympathie van vrijwel de gehele bevolking: deze was er van overtuigd dat met de staking een zware slag was toegebracht aan de Duitse oorlogvoering en voelde de staking als een grandioze verzetsdaad waarop Nederland trots mocht zijn; dat de staking een tweesnijdend zwaard was en, los nog van mogelijke Duitse represailles, bij een iets langere duur grote moeilijkheden zou opleverenRUden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorloçstijd vomv: onze belangrijkste bron voor deze paragraaf 2 A.v., p. 176. 3

l Zijn in '60 door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie gepubliceerde werk

488 [PDF]
NA HET UITBREKEN VAN DE SPOORWEGSTAKING

voor de voedselvoorziening vooral van het westen des lands (alsook voor het illegale werk), werd door maar weinigen beseft.

XCOp die grote moeilijkheden was de regering tijdig en uitdrukkelijk gewezen. Louwes, de directeur-generaal van de voedselvoorziening, had haar in de zomer van' 44 via de spionagegroepen 'Kees' en 'Packard' doen weten dat er in het westen des lands slechts geringe voedselvoorraden lagen, en Six, de chef-staf van de OD, had haar op 12 september door de aan hem toegevoegde geheime agent Dijckmeester doen seinen dat de Spoorwegen bij een enigszins lange duurvan de oorlog onontbeerlijk waren voor de voedselvoorziening. Het besluit dat minister-president Gerbrandyen de minister van oorlog, van Lidth de Jeude, op 17 september hadden genomen (besluit waarbij eerst de z.g. ministers-kwartierrnakers en vervolgens de overige ministers zich neerlegden), was gebaseerd geweest op de verwachting dat de bezetter door de grote Geallieerde luchtlandingen genoopt zou worden, heel Nederland spoedig te ontruimen. Toen tien dagen later bekend werd dat de Britse Airbornes zich uit Oosterbeek hadden moeten terugtrekken, besefte men dat van die spoedige ontruiming geen sprake zou zijn. Erger nog: de regering werd door de groep-'Packard' óók ingelicht (de inlichting was van Louwes afkomstig) dat de bezetter bij voortzetting van de staking een voedselembargo voor het westen des lands zou afkondigen. 'Wat moet er geschieden met de spoorwegstaking?', schreef van Lidth op 28 september in zijn dagboek. 'Hoe wordt die weder opgeheven zonder grote schade voor betrokkenen? Wachten het oordeel van Shaef af'! - de staking was immers afgekondigd, aldus de uitgezonden regeringsinstructie, 'na overleg met het Opperbevel' en kon dus zonder nieuwoverleg met dat Opperbevel bezwaarlijk opgeheven worden. 'De spoorwegstaking', zo schreef van Lidth op loktober aan prins Bernhard, 'is voortreffelijk gelukt en heeft, naar ik verneem, uitnemende diensten bewezen' (inderdaad: de Bahnbeuollmäch tigte had twee weken nodig gehad om het spoorwegvervoer ten behoeve van de Wehrmacht weer enigermate op gang te brengen). 'Maar als de legerleiding verklaart dat deze geen militair belang meer heeft, dient aan de liquidatie te worden gedacht en die is nog niet zo eenvoudig."

XC1 Van Lidth: 'Dagboek', 28 sept. 1944. 2 Brief, I okt. 1944, van van Lidth aan prins Bernhard (map: 'Stukken prins Bernhard als BNS'

489 [PDF]
ILLEGAAL WERK

XCOp 2 oktober kwam bericht binnen van 'de legerleiding', t.W. van Montgomery's hoofdkwartier waaraan Shaef de beslissing had overgelaten. Van Lidth noteerde die dag: 'Bericht van 21St Army Group Command dat het de Spoorwegstaking wenst voort te zetten in het gebied beoosten de lijn Arnhem-Amersfoort' (d.w.z. in het gebied waar de trajecten lagen waarvan de Duitse militaire aanvoertreinen gebruik maakten) 'maar dat bewesten daarvan'the strike may be called off. Dat betekent praktisch dat de staking over het gehele gebied moet worden voortgezet. Een splitsing is onmogelijk" - dat was zij inderdaad. De regering moest Of de staking doen voortzetten èf haar voor het gehele land afgelasten; dat laatste werd door Montgomery en zijn staf ongewenst geacht en die afgelasting zou bovendien betekenen dat de regering zou bevorderen dat dertigduizend spoorwegstakers zich in een situatie zouden begeven waarin de bezetter een willekeurig aantal hunner zou kunnen oppakken en eventueel, ter intimidatie, terechtstellen. Die verantwoordelijkheid wilden Gerbrandy en van Lidth niet voor hun rekening nemen en wij veronderstellen (de notulen van de ministerraad zwijgen er over) dat hun standpunt door de overige ministers werd gedeeld.'

XCWenselijk was het dat de regering publiekelijk deed weten dat en waarom de Spoorwegstaking moest worden volgehouden. Vooral de staven van het Bureau Inlichtingen en van Radio Oranje drongen daar op aan en den Doolaard, de chef van Radio Oranje, schreef vervolgens een toespraak voor Gerbrandy" welke op 5 oktober werd uitgezonden.' In die toespraak werd erkend, 'dat de aanvoer van voedsel, die natuurlijk voor een overgroot deel des lands afhankelijk is van de spoorwegen' (dat ging te ver: de binnenvaart was niet minder belangrijk) 'thans ernstige moeilijkheden ondervindt ... Er dreigt zeer zeker in de grote steden hongersnood indien de bevrijding nog geruime tijd op zich zou laten wachten.' Zou er, als de staking werd afgelast, voldoende voedsel worden vervoerd en zouden er dan, zoals de bezetter Radio Hilversum had laten verklaren, steenkolen uit Duitsland komen? 'Tegenover Duitse aanbiedingen kunnen regering en volk', aldus de toespraak,49

1 Van Lidth: 'Dagboek', 2 okt. 1944. 2 Van die overige ministers heeft slechts Albarda, de minister van waterstaat onder wie de spoorwegen ressorteerden, aan de Enquêtecommissie meegedeeld dat hij wist, 'dat toen voor represaillemaatregelen tegen het ondergedoken personeel moest worden gevreesd.' (getuige Albarda, dl. VII c, p. 722). 3 Tekst: a.v., dl. VII b, p. 44. 4 De tekst werd door den Doolaard uitgesproken doordat Gerbrandy op de avond van de uitzending voor spoedberaad met Churchill was uitgenodigd; dit beraad betrof de hulpverlening aan bezet gebied van buiten af - meer hierover in hoofdstuk 14.

490 [PDF]
DE REGERING EN DE SPOORWEGSTAKING

'slechts één houding innemen: volstrekt wantrouwen, volstrekte afwijzing. Elke Nederlander die nadenkt, weet het, de bittere ervaring bewijst het: de Duitsers houden hun woord nimmer Indien de Spoorwegstaking zou worden opgeheven, dan is van hen geen generaal-pardon voor de stakers te verwachten doch slechts afschuwelijke weerwraak op de duizenden ondergedoken spoorwegemployé's die dan in de muil van de leeuw zouden lopen. De Duitsers zouden een weer functionerend spoorwegnet slechts misbruiken om alle nog resterende voorraden aan voedsel, grondstoffen, machinerieën enz. het land uit te slepen.'

XC'Het zwaarst wegende motief dat spreekt voor voortzetting van de staking hebben wij', aldus de toespraak, 'voor het einde bewaard.' Het was dit:

XC'Indien in Nederland de spoorwegen weer aan de gang gingen, dan zou het Geallieerde Opperbevel de taak moeten overnemen die thans met onzelfzuchtige toewijding en ten koste van bloedige offers door de stakende spoorwegmannen wordt uitgevoerd. Zij hebben het verkeer praktisch stilgelegd. Deze daad, die op de gehele wereld diepe indruk heeft gemaakt, strekt vanzelf hunzelf en heel Nederland ten roem, in weerwil van alle rampen ermee verbonden. Zou de staking ... worden opgeheven, dan zou de Geallieerde luchtmacht tussenbeide moeten komen in veel sterker mate dan thans reeds geschiedt ... Ook dan zou elk transport in het gehele nog bezette gebied stil komen te liggen Ook dan zouden de onvermijdelijke gevolgen zijn: dreigende hongersnood, stilliggende electrische centrales en gasfabrieken, en bovendien een onvermijdelijk aantal slachtoffers onder de burgerbevolking En dan, het ergste van alles met het oog op de toekomst, zouden de gevolgen tevens zijn een vernield spoorwegnet niet alleen onmiddellijk achter de frontlijn maar door het gehele land.

XCDe balans opmakende wordt de regering, ten volle de zedelijke verantwoordelijkheid aanvaardend voor het op 17 septernter genomen besluit, bevestigd in haar overtuiging dat met het opheffen van de Spoorwegstaking's lands belang in genen dele gediend zou zijn. Het parool blijft dus: ondanks alle moeilijkheden volhouden over de gehele linie, tot de vijand met Gods hulp uit ons land is geworpen.'

XCDaargelaten of al deze argumenten juist waren (wij komen er nog op terug), de toespraak was duidelijk: de staking moest worden voortgezet. Nu mocht men begin oktober nog de hoop koesteren dat de Geallieerden vóór het einde van het jaar heel Nederland zouden kunnen bevrij den',

XCI In Het Parool schreef F. J. Goedhart in oktober: 'Men (mag) aannemen dat de Nederlandse regering in Londen die ... goed op de hoogte is van de toestand in ons land, de verantwoordelijkheid voor voortzetting van de Spoorwegstaking met de daaruit voortvloeiende eonsequenties niet zou willen dragen, indien zij niet de 49

491 [PDF]
ILLEGAAL WERK

maar eind november was van die hoop niet veel meer over en midden december bleek Hitler de kracht te hebben tot het inzetten van het er aanvankelijk hoogst gevaarlijk uitziend Ardennen-offensief. Anderzijds was zich in het westen des lands inderdaad hongersnood gaan aftekenen. Wat in september en oktober was gezien als een tnogelijle gevolg van een lang volgehouden staking, was u/erkelijkheid geworden. Moest dus het stakingsparooi worden ingetrokken?

XCTrouw sprak er zich begin december met klem tegen uit: door de staking kon, meende het blad, de bezetter niet 'op grote schaal' gevangenen naar Duitsland voeren, 'in het westen geen arbeidskrachten voor de linies vorderen omdat hij ze niet vervoeren kan', en zijn oorlogsmaterieel niet snel verplaatsen - 'dat is een grote zegen!" De regering, die zich inmiddels grote moeite gaf om de voedselhulp uit Zweden op gang te brengen, wijzigde haar strakke standpunt niet. Via Radio Oranje verklaarde Gerbrandy op 2I november (zulks op verzoek van de ContactCommissie der Illegaliteit die om een nieuwe, duidelijk-positieve uitspraak had gevraagd) 'dat de Spoorwegstaking gedurende deze twee maanden niet alleen uitnemende diensten (had) bewezen aan de Geallieerde oorlogvoering', maar ook 'de faam van Neêrlands fel verzet feller dan ooit in de kring onzer bond- en strijdgenoten (deed) doorklinken', en twee maanden later, 25 januari, wees de regering via Radio Oranje opnieuw 'met nadruk ... op de noodzaak van onverzwakte voortzetting van de Spoorwegstaking; dit dient te geschieden in weerwil van de grote moeilijkheden in de voedselvoorziening."

XCOp die z yste evenwel, wellicht al iets eerder, deed Seyss-Inquart een aanbod dat de regering evenzeer opnieuw voor haar verantwoordelijkheid plaatste. Dat aanbod maakte hij kenbaar aan Hirschfeld en Louwes en het hield in dat per week en zo mogelijk steeds des nachts tien treinen met elk 500 ton aardappelen en vier treinen met elk 600 ton graan uit het noordoosten des lands naar het westen zouden rijden - treinen met Nederlands personeel. Aanvaarding van dit aanbod zou betekenen dat alleen al het aardappelrantsoen van de drie-en-een-half miljoen stedelingen in het westen zou kunnen worden verhoogd van één tot bijna twee-en-een-half kilo. Hirschfeld en Louwes legden het aanbod voor

XCzekerheid had dat de Geallieerde strijdmacht zeer binnenkort enige harde klappen zal gaan uitdelen die de bevrijding van ons land ten doel hebben en waarvoor het stilleggen van het Duitse verkeer in ons land een der voorwaarden is.' (Het Parool, 71, p. I).

XC1 TroULIJ, II, 17 A (begin dec. 1944), p. 3. 2 Tekst: Enq., dl. VII b, P.43. 49

492 [PDF]
DE REGERING EN DE SPOORWEGSTAKING ILLEGAAL WERK

aan het College van Vertrouwensmannen en dit college besloot, het oordeel van Hupkes in te winnen. Eén der Vertrouwensmannen, prof mr. J. Oranje, bracht daartoe samen met de Amsterdamse medicus prof dr. J. G. G. Borst (een van de voormannen van de verzetsorganisatie der artsen) op 27 januari een bezoek aan Hupkes op diens onderduikadres. Hupkes rekende uit dat voor het rijden van die goederentreinen ruim tweehonderd man personeel nodig was - waarom konden dat geen Duitsers zijn? Voor het oproepen van Nederlands personeel voelde hij niets, aangezien dan vermoedelijk de gehele staking zou verlopen; ook vreesde hij dat de bezetter aan het door hem te geven definitieve verlof bepaalde voorwaarden zou verbinden welke louter in het Duitse belang waren 1 hij wilde intussen geen veto over het Duitse voorstel uitspreken maar wenste dat het aan de regering werd voorgelegd met vermelding van zijn bezwaren. Die bezwaren werden in het telegram dat op diezelfde z-zstejanuari door de groep- 'Packard' werd verzonden, niet gememoreerd - het telegram is dus zo goed als zeker opgesteld en overgeseind voordat Oranje en Borst de opvatting van Hupkes aan derden hadden kenbaar gemaakt. 'Voedselvoorziening' (Louwes dus) 'waarschuwt', zo stond er in te lezen, 'dat de toestand in West-Nederland katastrofaal wordt, aangezien de vorst iedere aanvoer uit het noordoosten onmogelijk maakt. De voorraden in het westen zijn totaal uitgeput. Onmiddellijke hulp, zelfs ravitaillering uit de lucht, ... is dringend noodzakelijk.' Hierop volgde het Duitse aanbod, waaraan werd toegevoegd dat Seyss-Inquart zich al bereid had verklaard, enkele Duitse aardappeltreinen naar het westen te laten rijden ten behoeve van de Centrale Keukens. 'Seint omgaand uw standpunt. Interkerkelijk Overleg onderschrijft het bovenstaande? de strekking van de tekst was dat de regering verlof zou verlenen, het Duitse aanbod te aanvaarden (het Interkerkelijk Overleg had zich in werkelijkheid daarover niet willen uitspreken"). 'Omgaand'J.

1 Hupkes' vrees was niet ongerechtvaardigd; wij herinneren er aan dat in het z.g. regeringsprogram d.d. 23 januari dat vermoedelijk door de burgemeesters van Am sterdam en Rotterdam: Voûte en de NSB'er Müller, was opgesteld (beiden hadden regelmatig contact met Seyss-Inquart gehad), het laatste punt luidde: 'Het spreekt vanzelf dat, indien van Duitse zijde de nodige medewerking wordt gegeven voor het doen rijden van treinen ten behoeve van de voedselvoorziening in het westen des lands, van Nederlandse zijde de bindende verklaring zal moeten worden afgelegd, dat in dat gevalook voor de behartiging van dringende Duitse belangen, met inbegrip van die der zal worden gereden.' 2 A. C. Rüter: p. 403-04. 'Aan dit college was Seyss-Inquarts aanbod voorgelegd door Schwebel; het college antwoordde op 29 januari dat het al of niet geheel of gedeeltelijk

493 [PDF]

antwoordde de regering niet - zij liet tien dagen verstrijken voordat zij op 6 februari Louwes machtiging gaf, 'niettegenstaande einde vorstperiode' op het Duitse aanbod in te gaan, 'mits redelijke zekerheid bestaat dat betrokken personeel niet aan Duitse represailles ten offer valt'; bovendien moest Louwes de instemming verwerven van het College van Vertrouwensmannen en van de Commandant der Binnenlandse Strijdkrachten, kolonel Koot - nu, die 'redelijke zekerheid' was er niet en de Vertrouwensmannen en Koot waren het met Hupkes eens dat het rijden van een beperkt aantal treinen tot het verlopen van de gehele staking zou leiden, hetgeen ongewenst werd geacht.

XCIn februari konden de schepen van de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening de vaart over het Ijsselmeer hervatten en eind van die maand kwam in het westen des lands ook het eerste Zweedse voedsel in distributie - nadien werd van een gedeeltelijk of geheel afbreken van de Spoorwegstaking niet meer gerept.

XCHoe oordeelde de bevolking over de Spoorwegstaking toen eenmaal de hongersnood zijn intocht had gedaan?

XCDaarover zijn maar bitter weinig gegevens beschikbaar.

XCEnkele circulaires zijn bewaard gebleven van de Voedsel-Organisatiecommissie (de VOC) - het eerder gememoreerde orgaan waarin in Den Haag hoofdambtenaren van het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd samenwerkten met vooraanstaande figuren uit de illegaliteit teneinde deze laatste aan extra levensmiddelen te helpen. Eind januari '45, toen de voedselnood bijna op zijn hoogst was, werd in die circulaires (ze werden aan de illegale pers toegezonden) betoogd dat de bevolking steeds negatiever over de Spoorwegstaking ging oordelen:

afbreken van de Spoorwegstaking een zaak was van de belligerenten, maar: 'Geheel afgezien van het voorgaande menen de Protestantse kerken en de Rooms-Katholieke kerk, zonder thans in uitvoerige beschouwingen te willen treden' (de kerken meenden dat door de Spoorwegstaking een zeker element van 'schuld' aan Nederlandse zijde was komen te liggen) 'er op te moeten wijzen dat de leniging van de ernstige voedselnood in westelijk Nederland in de eerste plaats is een taak der bezettende macht.' (brief, 29 jan. I945, van het Interkerkelijk Overleg aan Schwebel in Touw: dl. II, p. I9I).

494 [PDF]
DE BEVOLKING EN DE SPOORWEGSTAKING

XC'Ieder die niet vrij is van verzetsgeest, zal voelen, dat gehoorzaamheid aan de regering ook nu nodig blijft, maar ieder die iets begrijpt van wat er in ons volk gebeurt, voelt het water tot aan de lippen stijgen. De vernietiging van de volkskracht is begonnen ... Komt er zeer binnenkort een ogenblik dat begrippen als 'principe' en 'gehoorzaamheid aan de regering' ridicuul worden, indien men ze stelt naast het beeld van een volk dat begonnen is onder te gaan? Deze vraag hoort men meer en meer, zelfs hier en daar in verzetskringen, bevestigend beantwoorden ... Het volk, dat al nauwelijks meer pro-Geallieerd is, is zeer zeker anti-staking. Alle verzetsmoreel smelt weg met het laatste eten.' I

XCLag het inderdaad zo dat 'het volk''nauwelijks meer pro-Geallieerd' en 'zeer zeker anti-staking' was? Er is, dunkt ons, reden tot twijfel. Uit de circulaires van de VOC spraken de opvattingen van de organisatie van ir. Louwes - Louwes en Hirschfeld waren de afkondiging van de Spoorwegstaking vrij spoedig gaan zien als een ernstige beleidsfout van de regering. Dat betekende niet dat zij hunnerzijds bereid waren, de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor een gedeeltelijk of geheel afbreken van de staking"- elke instructie daartoe diende van de regeringJ.

I Aangehaald in A. C. Rüter: p. 40I. 2 Van eind september af wees Hirschfeld personen van wie hij wist dat zij contact hadden met de illegaliteit, op de gevolgen van een voortzetten van de Spoorwegstaking. 'Ik had', schreef hij op de z Sste in zijn dagboek, 'in deze dagen reeds het gevoel, dat een zekere apathie zou optreden omdat men vreesde iets te kunnen doen dat Londen of het 'Verzet' zou kunnen mishagen. Ik achtte het nodig te trachten deze apathie te doorbreken' 'Londen' zowel als 'het 'Verzet" werden door Hirschfeld als nogal onverantwoorde Iij ke instanties gezien. Een dag later, 29 september, schreef hij: 'Op die dag kreeg ik bezoek van de heer de Bruyn' (A. C. de Bruyn, de voorzitter van het opgeheven RKWV) 'dien ik over de situatie inlichtte. Hij was zeer verbolgen over de Spoorwegstaking, Londen had die niet mogen afkondigen' (mr. dr. L. G. Kortenhorst, een zwager van Waltersom, betoogde in die dagen dat de regering niet eens het formele recht had gehad om tot die afkondiging over te gaan). 'Men zou in Nederland zelf wel beslissen of er gestaakt zou moeten worden' (het was de Bruyn kennelijk niet bekend dat Hupkes en de regering het er in juni '44 over eens waren geworden dat de regering, zodra de Geallieerde militaire operaties daartoe aanleiding gaven, instructie zou geven tot een algemene spoorwegstaking). 'De heer de Bruyn zou over de Spoorwegstaking spreken; ik wees hem er op dat ik geen verzoek deed.' Op 2 oktober noteerde Hirschfeld: 'De heer de Bruyn kwam mij inlichten over een gesprek dat hij met de Spoorwegmensen had' (wie dat waren, weten wij niet - wellicht de voormannen van de katholieke vakbond, wellicht ]oustra, wellicht ook Hupkes). 'Dezen zagen het gevaar van de hongersnood blijkbaar wel in, doch meenden zonder bevel van Londen niet te mogen handelen, Ik had het gevoel dat de heer de Bruyn in zijn gesprekken wellicht de indruk gewekt had als had ik invloed willen uitoefenen' - had Hirschfeld dat niet inderdaad gewild?

495 [PDF]
ILLEGAAL WERK

uit te gaan. Het op 27 januari naar Londen gezonden telegram toont duidelijk aan dat Louwes voorstander was van een gedeeltelijk afbreken en Hirschfeld en hij waren niet de enigen die beseften dat de Spoorwegstaking in drie opzichten een schakel was geweest in de causaliteitsketen welke tot de hongerwinter had geleid: het wegvallen van het goederenvervoer langs de rail had de voedselvoorziening vooral van het westen des lands ernstig bemoeilijkt, op de staking was het Duitse voedselembargo gevolgd hetgeen het in een beslissende periode onmogelijk had gemaakt, met binnenschepen voldoende levensmiddelen naar het westen te transporteren, en de staking had bevorderd dat de Duitse autoriteiten het toenemende lijden van het Nederlandse volk met onverschilligheid gadesloegen. Wij veronderstellen evenwel dat die causaliteitsketen (als schakel passen daar óók nog de grootscheepse vorderingen van de Wehr macht in waardoor de binnenschippers bijzonder huiverig waren geworden om naar het westen te varen) door de brede massa niet werd overzien en dat zij, zoals zij van meet af aan tijdens de bezetting had gedaan, veel primitiever reageerde: de bezetter, en de bezetter alléén, was de schuld van alle rampspoed. 'De Spoorwegstaking', had H. M. van Randwijk eind oktober in Vrij" Nederland geschreven, 'heeft met onze voedseltekorten niets te maken. De vijand gebruikt de staking slechts als een voorwendsel, zoals hij altijd zijn wandaden verbloemt. Wanneer hier honger komt, is er maar één schuldige: Duitsland! Wanneer hier gebrek aan licht, aan gas en water komt, is er maar één schuldige: Duitsland!')

XCTe bedenken valt bij dit alles ook nog dat de afschuw van de bezetter, los nog van de dagelijkse worsteling tegen de honger en de koude die onder zijn regime gevoerd moest worden, in hoge mate werd versterkt door zijn algemeen beleid: door de systematische razzia's, door de grootscheepse vernielingen, inundaties en roofpartijen en door de SD terreur. Was 'het volk nauwelijks meer pro-Geallieerd'? Zeker, het was ten diepste teleurgesteld dat de Geallieerde strijdkrachten niet bij machte waren geweest, de barrière van de grote rivieren te overschrijden, en die teleurstelling zal zich wel geuit hebben in scherpe verwijten, maar het haakte, aldus onze veronderstelling, sterker dan ooit naar de intocht der bevrijders.

XCWat eerstgenoemd besluit betreft: in hoofdstuk I schreven wij reeds dat wij bepaald niet van een onverantwoord besluit willen spreken. Het was genomen in overleg met Hupkes die zijnerzijds wist te handelen in de geest van de Personeelraad en terzake contact had gehad met Six die als belangrijk representant van de illegaliteit kon worden beschouwd - het was voorts genomen op verzoek van Shae[ en het hing samen met de grootscheepse, tevoren aan de regering bekende, poging van Field Marshal Montgomery om over de grote rivieren tot het Ijsselmeer door te dringen; 'de veronderstelling', schreven wij, 'was gewettigd dat aan die poging steun zou worden verleend, wanneer als gevolg van de staking het gebruik dat de Wehrmacht maakte van het Nederlandse net, althans in de eerste periode der operaties volledig zou worden ontregeld - en die eerste periode zou beslissend kunnen zijn. Zeker', zo schreven wij verder, 'zowel bij Gerbrandy als bij van Lidth heeft een overmaat aan optimisme een rol gespeeld, maar men dient te beseffen dat het voor hen politiek en psychologisch nauwelijks mogelijk was, het verzoek van Shaef naast zich neer te leggen; daar kwam nog bij dat zij wisten dat er in bezet gebied op werd gerekend dat de regering op het juiste moment de staking zou gelasten. Het besluit er toe was riskant, maar risico's, grote risico's zelfs, zijn inherent aan alle oorlogvoering.'

XCWat het beleid van de regering inzake de voortzetting van de staking aangaat, willen wij eerst de argumenten wegen die genoemd werden in de voor Gerbrandy geschreven toespraak welke Radio Oranje op 5 oktober uitzond. Het waren er drie:

XCI. Werd de Spoorwegstaking opgeheven, dan zou de bezetter tot een 'afschuwelijke weerwraak' overgaan op de spoorwegstakers. Ons commen taar: achteraf beschouwd is er eerder reden om aan te nemen dat de bezetter, zich verheugend over de behaalde politieke overwinning, zich van die weerwraak zou hebben onthouden, maar dat men in Londen meende dat het wel degelijk tot ernstige represailles tegen opgedoken stakers zou komen, was in de herfst van '44 en ook in de maanden die volgden, een gewettigde veronderstelling.

XC2. 'De Duitsers zouden een weer functionerend spoorwegnet slechts misbruiken om alle nog resterende voorraden aan voedsel, grondstoffen, machinerieën enz. het land uit te slepen.'Ons commentaar: achteraf beschouwd heeft de Spoorwegstaking de bezetter niet verhinderd, uit bezet'

497 [PDF]
ILLEGAAL WERK

gebied alles weg te slepen wat van zijn gading was, maar de verwachting dat deze roof vergemakkelij kt en versneld zou worden als de Nederlandse treinen weer reden, was alleszins redelijk.

XC3. ('het zwaarst wegende motief') Werd de staking opgeheven, dan zou het komen tot zware Geallieerde bombardementen op het N ederlandse net, waarvan 'dreigende hongersnood, stilliggende electrische centrales en gasfabrieken' het gevolg zouden zijn, waardoor slachtoffers zouden vallen onder de burgerbevolking en waardoor, 'ergste van alles met het oog op de toekomst', het spoorwegnet 'door het gehele land' zou worden vernield. Ons commentaar: het voortgezette Duitse spoorwegvervoer heeft de Geallieerden genoopt, het Nederlandse net herhaaldelijk te bombarderen; dat de Duitse treinen, alle bombardementen en beschietingen ten spijt, zijn blijven rijden, maakt het waarschijnlijk dat hervatting van het werk de voorziening van het westen wel degelijk ten goede zou zijn gekomen, en de Spoorwegstaking heeft niet verhinderd dat de bezetter nagenoeg al het rollend materieel van de Nederlandse Spoorwegen heeft geroofd alsmede delen van het net - de ontreddering door die roof was groter dan die welke door nog zwaardere Geallieerde bombardementen zou zijn ontstaan; anderzijds zouden die bombardementen vermoedelijk veel slachtoffers onder de burgerij hebben gemaakt.

XCAan deze drie argumenten voegde Gerbrandy er in zijn toespraak van 21 november nog twee toe:

XC4. De staking had sinds 17 september 'uitmuntende diensten bewezen aan de Geallieerde oorlogvoering.'Ons commentaar: dat mag gegolden hebben voor de periode tot i oktober, maar nadien had de Bahnbeuoll mdchtigte weer een eigen Duits spoorwegbedrijf in werking dat, voorzover bekend, in de behoeften van de Wehrmacht kon voorzien - zulks vergde wèl dat enkele duizenden Duitse spoorwegmannen die in Duitsland moeilijk gemist konden worden, in Nederland moesten worden ingezet.

XC5. De staking deed 'de faam van Neêrlands fel verzet feller dan ooit doorklinken' in de kring der Geallieerden. Ons commentaar: dit argument was juist. De Spoorwegstaking is in de laatste fase van de tweede wereldoorlog Nederlands naam ten goede gekomen; dat betekende evenwel tegelijkertijd dat een besluit tot gehele of gedeeltelijke opheffing van de staking de regeringjegens haar bondgenoten enjegens de publieke opinie in de Geallieerde landen in een penibele positie zou hebben gebracht.

XCAchteraf beschouwd is dus op de juistheid van de in Gerbrandy's

498 [PDF]
BEOORDELING VAN HET REGERINGSBELEID

beoordeelt men de zaken naar de tijd waarin zij zich afspeelden, dan kan het geheel van de argumentatie niet terzijde geschoven worden. Let men er dan daarenboven op dat de georganiseerde illegaliteit bepaald wenste dat de staking zou worden voortgezet en dat, naar wij veronderstellen, een regeringsinstructie om de staking geheel of gedeeltelijk op te heffen de publieke opinie in bezet gebied in verwarring zou hebben gebracht, dan menen wij dat er alle reden is om het regeringsbeleid, voorzover het op voortzetting van de staking was gericht, in beginsel begrijpelijk, ja verantwoord te achten. Veel vrijheid van handelen had de regering trouwens niet. Zij zat aan haar eigen instructie min of meer vast, ook toen haar duidelijk werd dat deze, mede door de erop gevolgde Duitse represailles, bijdroeg tot het sterven van duizenden mensen I zij kon moeilijk anders doen dan doorgaan op de ingeslagen weg en dat deed zij dan ook, maar niet zonder goede redenen.

XC'Ten aanzien van haar oproep tot volhouden van de staking tijdens de verschrikkelijke hongerwinter heeft', zo oordeelde de Enquêtecommissie tien jaar later,

XC'de regering de stemming in den lande juist gepeild. Indien de staking zou zijn opgeheven (gesteld dit ware mogelijk geweest), dan zou dit een funeste invloed hebben gehad op het moreel van de bevolking. Aldus is de Spoorwegstaking, opgezet als een strategisch middel in de oorlogvoering, geworden tot een spectaculaire verzetsdaad van het Nederlandse volk, een daad waarvan met name de psychologische betekenis in de oorlogvoering niet hoog genoeg geschat kan worden."

XCMaar wat dan te denken van het regeringsantwoord op het door Louwes geïnspireerde telegram van 27 januari - telegram waarin het gevaar van een massaal sterven duidelijk werd onderstreept ('de voorraden in het westen zijn totaal uitgeput') en welks 'strekking was dat de regering verlof zou geven tot een beperkte hervatting van het Nederlandse spoorwegbedrijf? In haar antwoord d.d. 6 februari verleende de regering dat verlof maar zij bond het aan twee stringente voorwaarden: er moest 'redelijke zekerheid' zijn dat de bezetter geen represailles zou nemen tegen het weer in dienst komend personeel en een in bezet gebied

XC1 De slachtoffers van de hongerwinter kan men niet alleen aan de Spoorwegstaking toeschrijven, wèl heeft die staking alléén in zoverre buiten bezet gebied nog slachtoffers gevergd dat het van 17 september '44 af niet langer mogelijk was, uit Nederland voedselpakketten toe te zenden aan de Nederlandse krijgsgevangenen in Duitsland en aan de overige gevangenen in tuchthuizen en concentratiekampen aldaar - hierop komen wij terug in hoofdstuk 10. 2 Enq., dJ. VII a, p. 39I.

499 [PDF]
ILLEGAAL WERK

te nemen besluit om op Seyss-Inquarts aanbod in te gaan, diende goedgekeurd te worden door het College van Vertrouwensmannen en de Commandant der Binnenlandse Strijdkrachten, kolonel Koot. De Enquêtecommissie heeft zich, hoewel haar de zaak in hoofdlijnen bekend was, over deze afwijking van de principiële lijn in het regeringsbeleid niet uitgesproken, Rüter heeft als zijn oordeel gegeven dat 'er iets onbevredigends (blijft) in het feit dat zij' (de regering) 'de instanties in bezet gebied de vrijheid van besluit liet, of liever opdrong, over een maatregel die een zo zware eonsequentie kon hebben als het verlopen van de Spoorwegstaking." Wij kunnen onzerzijds deze kritische noot in Rüters beoordeling niet onderschrijven: wat kon de regering, geconfronteerd met de mogelijkheid dat een beperkte hervatting van het treinvervoer een massaal sterven zou voorkomen, anders doen dan tot die hervatting machtiging geven? En was het niet verstandig dat zij de definitieve beslissing om op Seyss-Inquarts aanbod in te gaan, overliet aan twee instanties die de situatie in bezet gebied beter konden overzien dan zijzelf? Opmerkelijk is in dit geheel slechts dat zij niet tevens als voorwaarde stelde dat de Contact-Commissie der Illegaliteit haar goedkeuring diende te verlenen aan een beleidsombuiging welke, dat was duidelijk, overleg vergde met de bezetter. Wij merken hierbij op dat deze commissie ook bij de capitulatie-besprekingen met de bezetter die in april plaatsvonden, buitenspel werd gezet.

XCBij dit alles tekenen wij nog aan dat de regering naar ons oordeel slechts het recht had om op voortzetting van de Spoorwegstaking aan te dringen wanneer in haar algemene beleid twee elementen voorkwamen welke wij nog niet hebben genoemd: zij diende zich alle mogelijke moeite te geven om de hulpverlening van buiten af op gang te brengen (dat zij dat heeft gedaan, zal uit hoofdstuk 14 blijken) en zij moest bevorderen dat in bezet gebied aan de dertigduizend spoorwegstakers alle bijstand werd verleend waaraan dezen behoefte hadden.

XCTot die zorg voor de spoorwegstakers keren wij nu terug.

XCToen het spoorwegbedrijf in het overgrote deel des lands eenmaal tot stilstand was gekomen, was de eerste benauwende vraag die velen zich stelden, welke represaillemaatregelen de bezetter zou nemen tegen de

XC1 A. J. C. Rüter: Rijden en staken, p. 404. 5

500 [PDF]
ORGANISATIE VAN DE HULP AAN SPOORWEGSTAKERS ILLEGAAL WERK

stakers. Dat bleek mee te vallen. De stakers werden als het ware beschermd door de massaliteit zelve van hun aantal èn door het feit dat zij over vrijwel het gehele land waren verspreid. De bezetter had de krachten niet om hen op te sporen en hij had bovendien in de eerste stakingsweken, toen hij de Geallieerde doorbraak over de grote rivieren moest afweren, andere, nog klemmender zorgen - nadien kwam er in twee opzichten wijziging in de situatie: een spoedige Geallieerde doorbraak werd onwaarschijnlijk en het Duitse treinvervoer kwam weer op gang, zodat de bezetter, wat zijn eigen belangen betrof, in een hervatting van het Nederlandse vervoer nauwelijks geïnteresseerd was. Tot een scherp optreden tegen de stakers kwam het eind september-begin oktober slechts in Amersfoort waar ernstige bedreigingen tegen de stakers werden bekendgemaakt en de verlaten woningen van enkelen hunner door manschappen van Helle's SS-Wachbataillon werden opgeblazen. Er werd geëist dat de Amersfoortse spoorwegmannen op 9 oktober hun werk zouden hervatten - twee dagen eerder, op de 7de, werden bij de grote razzia die wij in hoofdstuk 2 beschreven, omstreeks vijfhonderd weggevoerd; diezelfde dag werden twaalf stakers die door de bezetter waren gearresteerd, doodgeschoten, niet evenwel vanwege de staking maar als represaille wegens sabotage van het net door een illegale groep.' Op de ode meldden zich toen een kleine tweehonderd stakers aan, maar de meesten hunner, bewerkt door meer strijdbare elementen, legden na enige tijd hun werk toch weer neer. Voorts werden in het noorden en oosten des lands nogal eens aparte, op spoorwegpersoneel gerichte opsporingsacties ondernomen en daar werden veel woningen van stakers toegewezen aan Duits spoorwegpersoneel. Meer geschiedde niet. 'Represailles tegen de stakers werden', aldus K. Norel in Het Grote Gebod, 'niet op grote schaal genomen. Het gevolg was dat het overgrote deel van het spoorwegpersoneel weer opdook en naar huis terugkeerde' (soms na enkele weken, soms pas na enkele maanden); 'praktisch bleven alleen de leidende functionarissen onder water. Het huisvestingsprobleem werd daardoor veel lichter? - maar dat probleem was er aanvankelijk wel degelijk geweest en bovendien: het mocht dan waar zijn dat men niet van hard ingrijpen tegen de stakers hoorde, niemand was er volledig zeker van dat het daartoe niet alsnog zou komen. Aanvankelijk werd dat vrij algemeen verwacht - in verscheidene plaatsen hadden illegale groepen toen uit

I In Utrecht werden enkele hoofdambtenaren van de spoorwegdirectie gearresteerd; zij kwamen om in de concentratiekampen in Duitsland. 2 K. Nore! in dl. II, p. 66.

501 [PDF]

voorzorg door met hen samenwerkende gemeentelijke ambtenaren de persoonskaarten van spoorwegstakers en hun gezinsleden uit de bevolkingsregisters laten lichten.'

XCIn de meeste plaatsen was er aanvankelijk voldoende geld voor de stakers beschikbaar; het 'invasiegeld' werd daarvoor gebruikt, zij het dat het, gelijk vermeld, vaak moeite kostte het te bemachtigen. Al in de tweede helft van september werd voorts in menige plaats door illegale organisaties gecollecteerd ten behoeve van de stakers, soms zelfs huis aan huis. Zo bracht men in Haarlem f 40000 bijeen, in Gouda f 43000 en in Den Haag, alleen al door een collecte bij het hoofdbureau van de PTT en bij een aantal grote bedrijven, f 50000. Waar men plaatselijk, doordat de 'invasiekas' moeilijk bereikbaar was, niet voldoende geld had om de stakers onmiddellijk bij te staan, sprongen vertegenwoordigers van het Nationaal Steunfonds in de bres. Een moeilijkheid bij dat alles was natuurlijk dat men voor de distributie van de gelden de namen en de onderduikadressen van de stakers moest kennen. Daar waar de vertrouwensmannen van de directie of de correspondenten van de Personeelraad een actieve rol speelden, kon die moeilijkheid meestal na enige tijd worden opgelost: zij beschikten over personeelslijsten en uitbetalingsstaten die een eerste aanknopingspunt boden - die vertrouwensmannen en correspondenten waren evenwel lang niet overal actief en waar zij niet naar voren traden, werd de staking, om Rüters formulering te herhalen, 'een niemandsland' - een gebied, 'waar velen te hulp binnentrokken en hun voorzieningen improviseerden. Die velen', schrijft hij terecht, 'hebben een zeer belangrijke bijdrage geleverd tot het slagen der actie in de eerste en beslissende periode. Zij hebben bovendien de staking gelicht uit de hiërarchische voegen van het spoorwegbedrijf (niet tot genoegen der hiërarchie) en gemaakt tot een nationale zaak."

XC'Niet tot genoegen der hiërarchie' - waarom niet?

XC'Men dient', schrijft Rüter,

XC'in het oog te houden dat de stakingsleiding der spoorwegen meer dan één motief en meer dan één doel had. Zij streed voor de Nederlandse zaak, zonder twijfel, en voor het naakte bestaan van het spoorwegpersoneel, maar ook, de heer Hupkes in de eerste plaats, voor de handhaving van het gezag der directie en van de discipline in het bedrijf onder chaotische omstandigheden. Zij streed eveneens

XC1 Dat gebeurde O.m. in Amsterdam zulks ondanks het feit dat daar in juli tien ambtenaren van het bevolkingsregister waren gearresteerd wegens hulp-'achterom'; van die tien waren er zes in augustus in het concentratiekamp Vught doodgeschoten. 2 A. J. C. Rüter: Rijden en staken, p. 244.

502 [PDF]
ORGANISATIE VAN DE HULP AAN SPOORWEGSTAKERS

voor de plaats van de Nederlandse Spoorwegen in Nederland na de bevrijding, voor het herstel der oude vakverenigingen, in het bijzonder van de Nederlandse Vereniging, zij streed tegen extreme politieke invloeden, met name communistische, op het personeel. Vandaar dat de heer Hupkes en de Personeelraad zich niet alleen inspanden om de staking te doen slagen, maar daarbij bovendien de erkenning van de leiding van directie en Personeelraad af wilden dwingen.' I

XCLeiding hoe? In dier voege dat ten spoedigste de hulp aan de stakers aldus zou worden georganiseerd of, voorzover nodig, gereorganiseerd dat de vertrouwensmannen der directie en de correspondenten van de Personeelraad voor de uitbetalingen van de normale lonen en salarissen zouden zorgdragen en dat de bewijsstukken dienaangaande, de kwitanties dus, in het bezit van de directie zouden komen: die stukken zouden het overtuigend bewijs leveren dat, het mocht dan waar zijn dat de Nederlandse Spoorwegen in de jaren '40-'44 de bezetter grote, door velen afgekeurde diensten hadden bewezen, de Spoorwegstaking een zaak van diezelfde Nederlandse Spoorwegen was geweest - tegelijkertijd zou bewezen worden dat de leiding van de grootste vakbond, de Nederlandse Vereniging voor Spoor- en Tramwegpersoneel, het mocht dan waar zijn dat zij in de jaren '4°-'41 naar de 'Nieuwe Orde' had gelonkt, ten nauwste bij de staking betrokken was geweest. Problemen bij dat alles waren dat noch de directie, noch de Personeelraad de tienduizenden stakers aan onderduikadressen kon helpen (dat deed vooral de LO en hier en daar in het oosten van het land de TD-groep), dat zij niet het grote bedrag konden fourneren dat voor de uitbetaling van de lonen en salarissen (en van de pensioenen) nodig was: bijna f 8 mln per maand, en dat zij aanvankelijk niet eens over verbindingen beschikten die het gehele bezette gebied bestreken.

XCOp dat laatste punt nu werd aan Hupkes spoedig hulp aangeboden, en wel door de TD-groep, welker leiding, gekant als zij was tegen de LO en tegen het even gecentraliseerd opgebouwde NSF, er met kracht naar ging streven om zich van een zo groot mogelijk deel van de hulp aan de spoorwegstakers meester te maken, mede om aldus aan te tonen dat háár verzetstaetiek en niet die van de LO dejuiste was geweest.' Die hulp van de TD-groep werd door Hupkes gaarne aanvaard - hij werd er minder afhankelijk door van de LO.liteit, dat de TD-groep nog vóór het einde der bezetting ging verspreiden - boekje waarin, aldus het gedenkboek van de Grote Adviescommissie

I A.v., p. 4 1 9. 2 Diezelfde behoefte bleek uit een boekje,

503 [PDF]
ILLEGAAL WERK

XCAan de voormannen van de LO en van het NSF stond een geheel andere conceptie voor ogen dan aan Hupkes en de Personeelraad. Die voormannen wensten dat de hulp aan de spoorwegstakers plaatselijk geleid zou worden door commissies van drie, 'driehoeken', bestaande uit vertegenwoordigers van de LO, het NSF en de Spoorwegen, dat de illegale werkers van de LO voor de uitkeringen zouden zorgdragen, dat die uitkeringen, zoals bij de LO en het NSF gebruikelijk was, het karakter zouden dragen van (vrij lage) steunbedragen en dat de kwitanties van de uitbetalingen, zoals gebruikelijk, in het bezit zouden komen en blijven van het NSF dat immers aan de regering rekening en verantwoording zou moeten afleggen van alle gelden die het van begin '44 af tegen regeringsgarantie had geleend. Daar kwam dan nog bij dat er bij de voormannen van de LO en van het NSF, alsook in andere illegale kringen, aanzienlijke weerstanden bestonden om Joustra een prominente rol te laten spelen en hem daardoor, dat was duidelijk, in de gelegenheid te stellen zich na de bevrijding als volledig gerehabiliteerd te beschouwen.

XCDe botsing van deze twee concepties is door Rüter grondig onderzocht

XConverantwoordelijke wijze' en 'een in het algemeen rancuneuze toon' 'de structuur der illegaliteit (werd) blootgelegd.' De Contact-Commissie der illegaliteit was 'van mening, dat hier door de organisatie TD zeer lichtvaardig werd omgesprongen met de belangen der totale illegaliteit.' (H. W. Sandberg: Grote Adviescommissie der Illegali teit. Witboek over de geschiedenis van het georganiseerde verzet voor en na de bevrijding (1950), p. 107 (verder aan te halen als: Witboek GAC)).

XCEr is van de TD-groep een uit november '44 daterend stuk bewaardgebJeven (RvO, Collectie brochures, 35 I) dat alleen maar aantoont hoe weinig de groep van de prestaties der andere illegale organisaties afwist; in het stuk werd voorgesteld, de' illegaliteit in drie sectoren in te delen: 'Partijenconvent plus communisten' (met de illegale pers slechts 'als ondergroep, daar deze zich toch geheel of voor 't grootste gedeelte op politiek terrein beweegt'), voorts 'de technische groepen', waaronder de TD-groep ('geen afzonderlijke plaats zou men hier behoeven in te ruimen aan het NSF en het Solidariteitsfonds van De Waarheid, daar deze instellingen louter een uitvoerende, geen beoordelende functie bezitten of dienen te bezitten') en tenslotte 'de paramilitaire groepen als OD, RVV en LKP.'

XCIn diezelfde tijd karakteriseerde een der belangrijkste medewerkers van de TDgroep in de provincie Groningen, G. J. Boekhoven, het werk van de Knokploegen als: 'het vagabondisme hoogtij laten vieren onder het mom van nationale verheffing Wij met hoogstens honderd medewerkers in het hele land hebben mogelijk gemaakt dat twee-vijfde van alle onderduikers elke maand een bonkaart uitgereikt kregen en alles wat ze verder nodig hadden.' (rapport, 5 nov. T944, van G. J. Boekhoven, Doe Il-294 B, a-y) Boekhoven, een hoogst verdienstelijk illegaal werker, werd injanuari '45 met talrijke medewerkers van zijn groep gearresteerd en als Todeskandidat

504 [PDF]
SPOORWEGSTAKING EN BEDRIJFSPOLITIEK DER SPOORWEGEN

en even nuchter als helder beschreven. Het is een botsing geweest die zich op het hoogste niveau heeft afgespeeld tussen enerzijds Hupkes en ]oustra en anderzijds de oprichter van het NSF, Walraven van Hall, en zijn naaste en belangrijkste medewerker, zijn broer mr. G. van Hall, die men moet zien als de man die het aangaan van leningen door het NSF coördineerde. Op 19 november brachten de gebroeders van Hall een bezoek aan Hupkes bij wie zij ook ]oustra aantroffen. De twee concepties kwamen daar scherp tegenover elkaar te staan - er ontstond o.m. een felle woordenwisseling tussen ]oustra en Walraven van Hall. joustra betoogde dat in Amsterdam en Haarlem de steungelden aan de stakers door communistische groepen werden verdeeld of binnenkort verdeeld zouden worden en wenste dat het NSF aan die groepen (opposanten tegen zijn vakbond) geen gelden ter beschikking zou stellen - Walraven van Hall antwoordde o.m.: 'dat het de taak van het Steunfonds was, de wagen van de staking te trekken, maar niet het karretje van de directie of de Personeelraad" ; hij weigerde, de voor communistisch uitgemaakte groepen in Amsterdam en Haarlem in de steek te laten.

XCMen werd het er tenslotte over eens dat het NSF de staking zou financieren, dat lonen en salarissen, niet willekeurige steunbedragen, zouden worden uitbetaald, en dat het NSF zou bevorderen dat de correspondenten van de Personeelraad volledig in het werk betrokken zouden worden - voorts was, zo schreef Walraven van Hall korte tijd later aan Hupkes, 'komen vast te staan dat het NSF haar arbeid alleen kan verrichten indien zij de totale verantwoordelijkheid voor het financiële gedeelte op zich neemt'; 'de verantwoordingsstukken' (o.m. de door de stakers getekende kwitanties) zou het NSF onder zich houden.'

XCDit accoord droeg het karakter van een compromis - niet lang duurde het of Hupkes en ]oustra gingen pogingen in het werk stellen om de zaak meer naar zich toe te halen dan was overeengekomen. De gebroeders van Hall schakelden het College van Vertrouwensmannen in, het college onderschreef hun conceptie in een aan Hupkes gerichte brief van Vertrouwensman Neher ('wordt onder de gegeven omstandigheden de leiding der uitkeringsmaatregelen geforceerd in handen gelegd van leden van de Personeelraad, dan ... ontstaan er beroeringen die de grote zaak der oorlogvoering zouden kunnen schaderr") - en Hupkes en ]oustraJ.

1 A. C. Rüter: p. 367. W. Hupkes, aangehaald in a.v., p. 368. aangehaald in a.v., p. 370. 2 Brief, 30 nov. 1944, van W. van Hall aan 3 Brief, z.d. van L. Neher aan W. Hupkes,

505 [PDF]
ILLEGAAL WERK

gingen voort op de ingeslagen weg. Het conflict spitste zich tenslotte toe op de vraag wie de kwitanties in handen zou krijgen; deze vormden, schrijft Rüter terecht, 'in de politiek van de heer Hupkes het sluitstuk ... Waren zij in handen van de andere partij, dan kon deze voor het heden de leiding, voor de toekomst 'de eer van de staking' opeisen, wat geen van tweeën paste in het systeem van de heer Hupkes. [Want] dit kon niet alleen een mogelijk verwijt, dat de Spoorwegen niet of niet voldoende voor hun personeel gezorgd hadden, een schijn van grond geven, maar bovendien de staking een niet onbelangrijk deel van haar rehabiliterende potentie ontnemen.'!

XCEind december '44 werd op dit punt een nieuw compromis getroffen: de kwitanties der stakers zouden noch in het bezit blijven van het NSF noch in dat komen van de Spoorwegen, maar gedeponeerd worden bij een neutrale instantie (dat werd een bankkantoor in Utrecht) - erkend werd evenwel dat die kwitanties comptabele stukken van de Spoorwegen waren en dus uiteindelijk in het bezit der Spoorwegen zouden komen. Wat de uitbetalingsapparaten aanging, werd afgesproken dat het NSF daarop toezicht zou blijven uitoefenen en dat de correspondenten van de Personeelraad er zoveel mogelijk een leidende rol in zouden spelen. Van belang was ook nog dat in diezelfde tijd de TD-groep, welker Utrechtse vertegenwoordiger een onhandige poging had ondernomen om het NSF bij Hupkes in diskrediet te brengen, door Hupkes in vèrgaande mate terzijde werd geschoven - niet onbegrijpelijk: hij had, nu hij de strijd met het NSF, men zou kunnen zeggen: op punten, had gewonnen, de TD-groep niet meer zo nodig. Een belangrijke strijd! Belangrijk, ons inziens, vooralomdat hij heeft aangetoond dat de spoorwegdirectie en de bestuursleden van de NVV-bond, ]oustra vooral", zich bewust waren, tevoren een beleid te hebben gevoerd dat sterke weerstanden had gewekt - hoe anders te verklaren dat men zich zoveel moeite gaf, de 'bewijsstukken' voor de staking in handen te krijgen? Haar 'rehabiliterende potentie' moest blijkbaar terdege worden uitgebuit - uitgespeeld ook tegen meer linkse elementen die greep trachtten te krijgen of zouden trachten te krijgen op het spoorwegpersoneel.

1 A.V., p. 37 2. 2 Hij is in verband met zijn bemoeienissen met het steunwerk eind maart '45 samen met E. Kupers, voorzitter van het vroegere NVV, in Apeldoorn gearresteerd; beiden zijn na twee weken vrijgelaten. Joustra heeft tijdens zijn detentie niets aan de meegedeeld van het vele dat hij van het steunwerk wist. Vermelding verdient dat hij zich door het land kon bewegen doordat Hirschfeld en Louwes hem een schijn-aanstelling hadden gegeven als inspecteur van de Centrale Keukens.

506 [PDF]
SPOORWEGSTAKING EN BEDRIJFSPOLITIEK DER SPOORWEGEN

XCIs die strijd nu, behalve aan de toppen, ook plaatselijk uitgevochten? Lang niet overal, maar in bepaalde steden in het westen, met name in Haarlem en Amsterdam, was het tot scherpe conflicten gekomen. Alleen al in Amsterdam moest voor ca. drieduizend man spoorwegpersoneel worden gezorgd en daarenboven nog voor ca. zestienhonderd gepensioneerden. Het Solidariteitsfonds van de CPN bewees hier aanvankelijk grote diensten, de regelmatige uitbetalingen kwamen er met hulp van de LO en het NSF pas in december op gang. Toen moest eerst nog een poging van de correspondent van de Personeelraad om de LO geheel uit te schakelen, worden verijdeld. Het is vooral dit Amsterdamse milieu geweest dat de gebroeders van Hall in kennis heeft gesteld van de grote bezwaren die tegen joustra en andere bestuursleden van de NVVvakbond bestonden.

XCElders in het land zijn de 'locale improvisaties' waartoe het na het uitbreken van de staking kwam, over het algemeen niet met onderlinge moeilijkheden gepaard gegaan, behalve dan in de provincie Groningen waar de TD-groep overhoop kwam te liggen met de LO. Moeilijkheden waren er wèl van andere aard, in de eerste plaats op financieel gebied.

XCIn de zuidelijke provincies, waar de voorman van het NSF, de Eindhovenaar A. J. Gelderblom, van 18 september af afgesneden was van zijn contacten in de nog bezette delen van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, bracht in de regel de LO de gelden bijeen waaraan de spoorwegstakers behoefte hadden. Wat het oosten en noorden des lands betrof, kostte het vaak veel tijd voordat de eerste grote geldtransporten uit Amsterdam binnenkwamen, steeds door koeriersters uitgevoerd. In Twente was de bezorgdheid dat men de spoorwegstakers niet in voldoende mate kon steunen, een van de factoren die er een Knokploeg toe bracht, een overval te plegen op het bijkantoor van de Nederlandse Bank te Almelo, waar het voor die tijd formidabele bedrag van f 46 mln werd buitgemaakt - gelden die men evenwel niet kon gebruiken (de nummers der bankbiljetten waren genoteerd) en die bovendien spoedig door de Duitsers werden opgespoord. In Friesland hadden oorspronkelijk de LO en het NSF, deze laatste groep in de persoon van Iman van den Bosch, de stakingsleiding in handen, maar toen de provinciale LO-leiding en van den Bosch waren gearresteerd, namen TD'ers de leiding over welke pas na hun uitschakeling door arrestatie weer aan de LO toeviel. In Utrecht speelde bij het steunwerk het vakbondskader de belangrijkste rol - de provincies Noorden Zuid-Holland boden een meer gevarieerd beeld waarin, gelijk reeds vermeld, de scherpe conflicten niet ontbraken.

507 [PDF]
ILLEGAAL WERK

rondbrengen van de gelden (de lonen en salarissen plus extra-betalingen ter compensatie van gederfde overuren en van de gebruikelijke gratificaties), de taak op zich namen om voor de stakers en hun gezinnen enig extra voedsel te verzamelen. Zo waren tallozen in de weer om de stakers de overtuiging te geven dat zij konden rekenen op de daadwerkelijke steun van een hun welgezinde bevolking.

XCZoals al meegedeeld, moest per maand bijna f8 mln worden rondgebracht. Rondgebracht is in totaal ruim f 63 mln. Daaraan hebben de Spoorwegen zelf met hun 'invasiegelden' , met hun stations- en andere kassen en met hun bank- en girosaldi (daarover kreeg men de beschikking ten behoeve van de pensioen-uitkeringen) bijna f 28 mln bijgedragen; een bedrag van ruim f I mln is ter beschikking gesteld door particulieren en enkele overheidsinstellingen; de rest, ruim f 34 mln, meer dan de helft dus, nam het NSF voor zijn rekening - de zwaarste last die 'de bankier der illegaliteit' ooit te torsen had gekregen (hoe het NSF een zo groot bedrag in handen wist te krijgen, zullen wij later in dit hoofdstuk uiteenzetten). Het is dus vooral het NSF geweest dat, gebruik makend van een regeringsmachtiging om meer geld te lenen, bevorderde dat dertigduizend stakers in hun verzetshouding konden volharden. 'Staken', schreven wij in ons vorige deel, 'was voor deze groep arbeiders die, vergeleken met andere groepen, een redelijk goed verzorgd bestaan had gehad waarin bovendien (dat vergde het bedrijf) ordelijkheid en hiërarchie een grote rol hadden gespeeld, bij uitstek een sprong in het duister.' Bovendien: veruit de meesten van die spoorwegmannen waren niet zo jong meer; in '40 (latere cijfers ontbreken) was 84 % van het personeel al ouder geweest dan veertig jaar. En toch: de staking werd voortgezet en volgehouden.

XCDaarbij hebben, constateert Rüter, Hupkes en de Personeelraad de doeleinden die zij zich uit overwegingen van bedrijfs- en vakbewegingspolitiek gesteld hadden, 'verwezenlijkt in een mate die men, gegeven de verwarde situatie, zeer hoog moet aanslaan. De stakingsleiding der Spoorwegen werd als zodanig erkend, het bedrijf trad de oorlog uit met het aureool van het verzet boven het vliegend wiel, het gezag van de directie was gehandhaafd, de discipline had slechts betrekkelijk weinig geleden [en 1 Joustra (kon) de staking ... smeden tot een machtig wapen tegen de oppositie, die hem en de Nederlandse Vereniging opportunistische politiek in de eerste tijd der bezetting verweet'! - dat is één kantJ.

1 A. C. Rüter: p. 4I9.

508 [PDF]
SPOORWEGSTAKING EN BEDRIJFSPOLITIEK DER SPOORWEGEN

van de zaak. De andere is dat de mogelijkheden voor directie en Personeelraad om de staking effectief te leiden, beperkt waren. Zij konden er ook maar een deel van het geld voor opbrengen: voor de rest (het grootste deel) zorgde het NSF, hetwelk de regering achter zich wist. Evenwel: 'Hoe belangrijk het werk in de top ook is geweest, de stakers', schrijft Rüter, 'hebben daarvan slechts de vruchten kunnen genieten, doordat plaatselijk overal figuren gereed stonden die het werk deden dat hun hand te doen vond.' Zo werd deze 'verzetsdaad van dertigduizend mensen ... in het fundament gedragen door een brede laag van betrekkelijk willekeurigen. Aan waarde verliest de staking daardoor allerminst' I wij zijn geneigd, een positiever formulering te kiezen: juist daaraan heeft de staking haar bijzondere waarde ontleend; niet in het militaire vlak ligt deze, maar in het morele.

Telefoonverbindingen

XC

XCGelijk reeds opgemerkt, heeft de illegaliteit het in de hongerwinter o.m. in zoverre gemakkelijker gehad dan voordien dat de clandestiene telefoonverbindingen in belangrijke mate waren verbeterd - een verbetering welke trouwens door het uitvallen van het publieke vervoer hoogst wenselijk was geworden.

XCOver de clandestiene telefoonverbindingen schreven wij reeds in de delen 7 en Ia a van ons werk, waarin wij de gebeurtenissen in bezet gebied behandelden respectievelijk van mei '43 tot juni '44 en van juni '44 tot eind september van dat jaar. Er werd, zoals uit die voorafgaande delen bleek, in de zomer van '44 elandestien een intensief gebruik gemaakt van enkele dienstnetten en van het (nog niet volledig geautomatiseerde) gewone telefoonnet van de PTT. Wat die dienstnetten betreft: in Amsterdam was in de lente van '44 na langdurige voorafgaande werkzaamheden door een controleur van het Gemeentelijk Energiebedrijf, J. Carels, en dr. M. Rutgers van der Loeff, werkzaam bij het laboratorium van het GEB, onder leiding van een chef-monteur, J. de Bruin, een elandestien net aangelegd met talrijke verbindingen in Amsterdam en Noord-Holland; dit net, dat sinds eind mei '44 een centrale

XCI A.v., p. 4

509 [PDF]
ILLEGAAL WERK

post bezat in het lijkenkamertje van een weeshuis in Amsterdam-zuid, stond ten dienste van de OD. Het was aangesloten op een landelijk elandestien telefoonnet: het net van de Centrale Inlichtingendienst.

XCDie CID was opgebouwd door een ondergedoken politiefunctionaris uit Enschede, W. E. Sanders - hij had voor zijn telefoonverbindingen clandestiene schakelingen kunnen gebruiken die van eind '42 af waren aangelegd door twee technici van de PTT, J. H. Schuilenga en J. P. Posthuma. De telefoonnummers van de aansluitingen welke via die clandestiene schakelingen tot stand kwamen, waren begin '44 meegedeeld aan topfiguren van de LO en de LKP LO'ers waren toen plaatselijk geheime telefoonposten permanent gaan bezetten; omstreeks juni '44 stond de in Den Haag gevestigde centrale post van de CID met dertig van die plaatselijke posten in verbinding en op dat CID-net werd na enige tijd tevens de centrale post van het OD-net in Amsterdam aangesloten. Van begin september '44 af kon ook van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, voor zijn telefoonverbindingen een beroep doen op de CID die toen elandestien het dienstnet van het hoofdbestuur van de PTT was gaan gebruiken in plaats van het gewone telefoonnet dat telkens met afsluiting werd bedreigd.

XCVoorts maakte, zoals wij in vroegere delen vermeldden, de spionagegroep-'Albrecht' voor het doorgeven van berichten van de lente van '44 af gebruik van de dienstnetten van de provinciale electriciteitsrnaarschappijen in Noord-Brabant en Limburg.

XCAl die geheime verbindingen bleken van groot belang toen het front in september '44 in Nederland kwam te liggen: van Den Haag uit kon Sanders op 12 en 13 september belangrijke inlichtingen doorgeven aan een Intelligence-officier in het pas bevrijde Eysden, van Utrecht uit werden via het dienstnet van de Nederlandse Spoorwegen van 22 september af uit het hoofdbureau van de Spoorwegen bijna een maand lang nauwkeurige gegevens betreffende de loop van Duitse treinen (als ook andere, door de OD verzamelde spionage-gegevens die uit Amsterdam naar Utrecht werden getelefoneerd) doorgegeven aan de Geallieerde Intelli gence in Nijmegen en de groep-'Albrecht' was in staat om van de electrische centrale bij Geertruidenberg uit tot begin november, toen dat gedeelte van Noord-Brabant werd bevrijd, de belangrijkste door de groep verzamelde inlichtingen telefonisch te berichten aan de in Eindhoven gevestigde staf van het Bureau Inlichtingen. 'Albrecht' gaf voorts in Limburg een tijdlang via het net van de Provinciale Limburgse Electriciteitsmaatschappij uit het bezette Roermond inlichtingen door naar het bevrijde Maastricht en gebruikte van eind september af het dienstnet

510 [PDF]
eLA NOESTIEN E TELEFO ON V ERB I NOl N G EN

van de Provinciale Gelderse Electriciteitsmaatschappij om van Bennekom uit inlichtingen door te geven naar Nijmegen.

XCDe verbinding uit het hoofdbureau van de Nederlandse Spoorwegen naar Nijmegen ging op 16 oktober verloren - op die dag werd de organisator van die verbinding, W. J. Heukels, met enkele medewerkers door de SD gearresteerd (hoe de SD achter Heukels' werk is gekomen, is niet bekend '). De verbinding Bennekom-Nijmegen, waarvan in oktober een intensief gebruik is gemaakt om de ontsnapping van een grote groep op de Veluwe ondergedoken Airbarnes te organiseren (operatie 'Pegasus 1'), werd op 16 november door de Duitsers verbroken (zij hakten de kabel door), hetgeen bijdroeg tot de mislukking van' Pegasus II' (beide operaties zullen wij nog in dit hoofdstuk beschrijven).

XCEen derde verbinding kwam eind september tot stand toen de uitgever von Eugen, een van de voormannen van de koeriersdienst RR, van Amsterdam uit telefonisch contact kreeg met het pas bevrijde Oss. Hij sprak daar met een officier van het Bureau Inlichtingen. De burgemeester van Oss, de schrijver Louis de Bourbon, werd er bij gehaald en kon voor von Eugens betrouwbaarheid instaan; nadien werden aan von Eugen vragen van militaire aard gesteld die hij met behulp van de CID beantwoordde. Deze verbinding bleef ongeveer een week in stand. In Amsterdam werd zij onderhouden van het kantoor van de rijksbelastingen uit - zij werd verbroken omdat het risico dat men in Amsterdam liep, te groot werd geacht."

XCMen ziet: gedurende enkele weken hebben de Geallieerden grote voordelen kunnen ontlenen aan de clandestiene telefoonverbindingen. Het Special Farces Headquarters (het deel van Eisenhowers hoofdkwartier dat richtlijnen gaf voor de inzet van semi-militaire verzetsgroepen) koesterde overigens groot wantrouwen jegens dit communicatiemiddel (het werd mogelijk geacht dat de Duitsers het zouden gebruiken voor het doorgeven van misleidende berichten) en op een gegeven moment werd zelfs bevel gegeven, voor het contact met de Geallieerden geen gebruik meer te maken van de telefoon. Van bezet gebied uit werd daartegen geprotesteerd en het bevel werd ingetrokken, maar kort nadien

1 Heukels en een van zijn medewerkers zijn in januari '45 als gefu silleerd. 2 Hoogstwaarschijnlijk is dit gevolg geweest van het feit dat de op 30 september of loktober een relaas had weergegeven van R. Kiek, de oorlogsver slaggever van het Algemeen Nederlands Persbureau (Anep) te Londen waarin Kiek had verteld hoe hij (van Veghel uit) elandestien had kunnen telefoneren met een plaats in nog door de vijand bezet gebied (Den Bosch).

511 [PDF]
ILLEGAAL WERK

waren er in het geheel geen clandestiene telefoonverbindingen meer met bevrijd gebied en in het grootste deel van de hongerwinter zijn de clandestiene telefoonverbindingen dus uitsluitend van betekenis geweest voor de interne communicaties in het bezette deel des lands.

XCDe belangrijkste verbindingen waren die van de CID.

XCDeze groep had aanvankelijk in Den Haag haar centrale post gedecentraliseerd ondergebracht in een twaalftal panden - die posten werden in de hongerwinter samengevoegd tot een dag en nacht bezette centrale post, gevestigd in het gebouw van de Octrooiraad, die door de tien medewerkers en medewerksters niet mocht worden verlaten. Die nieuwe post kreeg de naam van 'Het klooster'. 'Deze club', aldus een van de naaste medewerksters van Sanders, mej. W. van den Donk,

XC'heeft daar maanden achtereen binnen gezeten, eten, drinken, slapen, baden, alles gebeurde in het gebouw. Er werd gedamd en geschaakt enz. enz., maar vooral werd er hard gewerkt Dit (werd) soms bijna te machtig Op een gegeven moment gingen enkele personeelsleden tekenen van overspanning vertonen De meesten kregen vitamine-injecties."

XCGelijk al vermeld, maakte de CID eerst rechtstreeks gebruik van het gewone telefoonnet en vervolgens van het dienstnet van de PTT; dat laatste net gaf aansluiting op het gewone telefoonnet.' In een later

XC, W. van den Donk: 'Het verslag van een koerierster' (z.j.), p. 13 (Doe I!-419 B, b-r). 2 Voor de belangrijke verbinding Den Haag-Rotterdam werd gebruik gemaakt van de dienstlijn der Spoorwegen die in beide steden aan het CID-net werd gekoppeld. 'Het lamme was', aldus een relaas over het werk van de CID, 'dat de stations gesloten waren in verband met de Spoorwegstaking, en zowel te Rotterdam als Den Haag zwaar werden bewaakt. We hebben het spreekwoord toegepast: de brutalen hebben de halve wereld. In een lijnwerkerspakje, met een pet van de PIT op, zijn we op klaarlichte dag de spoorlijn opgewandeld en zo naar het station. De Duitse schildwacht maakte een gemoedelijk praatje en hij vond het heel gewoon dat een man van de PIT bij de telefooncentrale wezen moest. Toen wij de sleutel van bet gebouw uit onze zak haalden (van een stakend spoorwegman gekregen), zag hij geen wolkje aan de lucht en onder het oog der Duitse wacht is de spoorverbinding aan ons net gekoppeld. Op bet station te Rotterdam ging het net zo en wij hebben geregeld met Rotterdam getelefoneerd.' (K. Norel in De vijand u/ederstaan. Historische schetsen van de Landelijlee Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, Landelijke Knokploegen en Centrale Inlichtingendienst (r946), p. 204).

512 [PDF]
DE CENTRALE INLICHTINGENDIENST

stadium, t.W. van begin november '44 af, toen de bezetter geleidelijk de sterkstroomvoeding van het gewone telefoonnet buiten werking ging stellen, werd overgeschakeld op de met zwakstroom gevoede Z.g. inductor-verbindingen van de electriciteitsbedrijven 1, van Den Haag uit eerst alleen met Amsterdam, Utrecht en Rotterdam, later ook met Haarlem, Leiden, Gouda, Hilversum, Amersfoort, Ermelo en Apeldoorn. Bij het technische werk voor het gebruik maken van al deze verbindingen waren steeds Schuilenga en Posthuma ten nauwste betrokken; zij droegen er zorg voor dat in de panden die als CID-posten gingen fungeren, hele telefooninstallaties werden opgebouwd. Begin' 45 legden zij ten behoeve van de CID 's nachts met hulp van een BS-groep uit Deventer een eigen nieuwe telefoonkabel door de Ijssel, waarna het CID-net werd uitgebreid met posten in Deventer, Zwolle, Hengelo en Enschede. In Rotterdam was de voornaamste CID-post gevestigd in een kamer van het kantoor van de Heineken Brouwerij (men had van daaruit verbindingen met ca. veertig punten in de stad). In Amsterdam moest de CID-post niet minder dan dertien maal worden verplaatst - even vaak moest de gecompliceerde apparatuur afgebroken, door de stad vervoerd en opnieuw opgebouwd worden. In Amersfoort bezat de post van de CID, ondergebracht in het huis van een bakker, twintig lij nen; de apparatuur was er gemonteerd tegen een stuk van het plafond dat, als er gevaar dreigde, met behulp van een veer en een contragewicht werd weggeklapt zodat de apparatuur onzichtbaar werd - er kwamen wel Duitsers in de ruimte waarin het stuk van het plafond omlaag kon worden geklapt en zij merkten er niets verdachts in op.

XCHet spreekt vanzelf dat dit CID-net grote diensten heeft bewezen aan de CID zelf en aan de organisaties die van het bestaan van het net op de hoogte waren; dat gold voor de LO en de LKP, maar van het net kon ook gebruik worden gemaakt door de hoofdkwartieren van de OD en van de BS. Speciale betekenis kreeg het net eind april '45, toen de Canadezen op de Veluwe stonden. De CID-verbinding ErmeloUtrecht-Amsterdam maakte toen van 26 april af direct contact mogelijk tussen enerzijds prins Bernhard en zijn staf en anderzijds de leiding van de BS - wij komen hierop in de laatste hoofdstukken terug, maar willen5 I

I Daarvoor werden de meetlijnen gebruikt die langs de hoogspanningslijnen lagen: meetlijnen die regelmatig doorgemeten konden worden om de zekerheid te hebben dat het hoogspanningsnet goed functioneerde. In de kabels van die meetlijnen zaten steeds meerdere paren aders, ook reserve-paren, en om ontdekking tegen te gaan werd voor het illegale werk in beginsel steeds gebruik gemaakt van die reserve-paren.

513 [PDF]
ILLEGAAL WERK

hier vermelden dat bij het werk van de CID-post in Ermelo een blinde jongeman was betrokken die de gevoerde gesprekken met grote snelheid stenografisch kon opnemen.'

XCIn Amsterdam en Noord-Holland werd ook het door Carels, Rutgers van der Loeff en de Bruin opgebouwde clandestiene telefoonnet in de hongerwinter intensief gebruikt. Evenals het laatste CID-net was dit net voor de interlokale verbindingen gebaseerd op inductorlijnen van het provinciale electriciteitsbedrijf. In september '44 kon men van Amsterdam uit Haarlem, Hilversum en Alkmaar bereiken - in de loop der maanden kwamen daar successievelijk Amstelveen, Wormerveer, Hoorn en Blaricum bij. Een eigen verbinding met Den Haag en Rotterdam kreeg dit van Amsterdam uitgaande net eind oktober, een met Utrecht begin januari.

XCDe centrale was, gelijk reeds vermeld, aanvankelijk gevestigd in een weeshuis in Amsterdam-zuid (ze was daar gecamoufleerd als luchtbeschermingspost) - ze werd in maart '45 verplaatst naar de nok van de toren van het onderstation van het Gemeentelijk Energiebedrijf in de Marnixstraat; er werd daar een vloer geconstrueerd en op die vloer werd een installatie opgebouwd met vijftig lijnen. In Amsterdam waren op dit net o.m. het hoofdkwartier van de OD in de Koepelkerk, de telefoonpost van de CID, het hoofdkwartier van kolonel Koot en alle districtscommandanten van de BS aangesloten. Carels construeerde daarenboven een apart elandestien telefoonnet voor de in Noord-Holland opererende geheime agenten van het Londense Bureau Bijzondere Opdrachten. Al die verbindingen moesten stuk voor stuk apart door PTT'ers worden aangelegd - er werden dus op klaarlichte dag werktentjes van de PTT op de openbare weg opgesteld om het nodige graaf- en laswerk te verrichten. Informeerde een Duitser waar al die arbeid toe diende, dan werd geantwoord dat de Wehrmacht wenste dat een kabelverzakking ongedaan werd gemaakt. Het systeem was tenslotte zo perfect dat ook telefonischeCanadese pers er juichend op kon wijzen dat bij de bevrijding van Nederland zelfs blinden belangrijke medewerking hadden

1 Een van de bij dit contact betrokken officieren van het Bureau Inlichtingen deed hiervan mededeling aan Canadese oorlogsverslaggevers, hetgeen er toe leidde dat de

514 [PDF]
HET TELEFOONNET VAN CARELS EN RUTGERS VAN DER LOEFF

conferentiegesprekken mogelijk werden gemaakt. Van Amsterdam uit kon bijvoorbeeld majoor Kok, hoofd van de spionagesectie (sectie V) van het hoofdkwartier van de OD', van het net gebruik maken voor telefonische besprekingen met de hoofden van de spionagesecties in de verschillende gewesten. 'Ik had', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'twee telefoons. Dan belde ik de centrale post op en zei: 'Ik wil mijn hoofden sectie V in de gewesten 12' (Haarlem), '10' (Utrecht) 'en 8' (Amsterdam) 'binnen tien minuten of zo gauw het kan, aan de telefoon hebben,' Dan kwamen die heren zich melden bij de centrale post en dan zei de centralist tegen mij: 'Mijnheer de Veer' (of hij noemde een andere schuilnaam - ik heb, behalve mijn persoonsbewijs-schuilnaam, drie schuilnamen gehad) 'hier zijn voor u de hoofden van sectie V.' Dan kreeg ik die heren aan mijn telefoon en konden wij elkaar allemaal horen praten."

XCMet gebruikmaking van het net-Carels en van het CID-net was het tenslotte mogelijk, de bevelen van kolonel Koot gelijktijdig door te geven aan de gewestelijke commandanten van de BS in het gehele bezette gebied, behalve in de noordelijke provincies.

XCDe CID en Carels c.s. zijn niet de enigen geweest die in de hongerwinter clandestiene telefoonnetten of -verbindingen hebben aangelegd en gebruikt. In Noord-Holland had de BS een eigen elandestien telefoonnet; dit was eerst gebaseerd op het bedrijfsnet van het provinciaal electrisch bedrijf maar dat werd begin '45 buiten werking gesteld. Er werd toen een nieuw telefoonnet aangelegd, waartoe, aldus de geschiedenis van het gewest Noord-Holland der BS,

'de meest fantastische geleidingen aan elkaar (werden) gekoppeld: telefoonlijnen van de Duitse ongebruikte telexlijnen, sterkstroomkabels en boven grondse sterkstroomleidingen (er was immers geen electriciteit meer!) De trots van het gewest was de telefonische centraalpost 'Poddi' in Hoorn. Door ruim 80 km luchtlijn en 70 km kabel was zij met een tiental plaatsen verbonden in de noordelijke districten en had daardoor directe verbinding met het com

XCI De officiële naam was 'Sectie V (Genie)' - onder die sectie ressorteerden o.m. de verbindingen en de spionage. 2 Getuige J.

515 [PDF]
ILLEGAAL WERK

mando-Noord, de commandant der afwerpterreinen en de gewestelijke Stormtroepen. De post zelf bevond zich in een bijkeuken waar een blinde muur voor gemetseld was.'!

XC'Poddi' was dag en nacht door PTT'ers bezet. Gemiddeld werden over deze ene post per etmaal vijftig tot zestig gesprekken gevoerd, maar in april '45 werden dat er driehonderd.

XCOok in Haarlem en omstreken had de BS een eigen telefoonnet, aanvankelijk gebaseerd op 'gewone', later op inductor-verbindingen. Een in het perceel van een arts ondergebrachte centrale telde zeventien aansluitingen, één daarvan met de centrale van Carels in Amsterdam. Via dit net konden tijdig o.m. de waarschuwingen worden doorgegeven die voortvloeiden uit het afluisteren van de telefoongesprekken van een aantal Duitse bureaus in Haarlem - werk van de LO dat in mei' 44 was begonnen en in de hongerwinter werd voortgezet en uitgebreid. Van Den Haag uit werd in de loop van de hongerwinter een apart elandestien telefoonnet opgebouwd ten behoeve van het Nationaal Comité van Verzet (niet zo vreemd: Neher, een der oprichters van het NC, was specialist op het gebied van het automatisch telefoonverkeer en was, toen hij eind '42 door de bezetter werd ontslagen, directeur van de telefoondistricten Den Haag en Rotterdam) - dat net begon als een hulpmiddel voor de NC'ers die van begin september '44 af in Den Haag 'Mededelingen' uitgaven ter informatie van leidende figuren uit diverse illegale groepen en van de illegale pers. Het kleine, enkele malen verplaatste bureau waar die 'Mededelingen' geredigeerd en vervaardigd werden, had aanvankelijk drie eigen telefoonlijnen en een aansluiting op het clandestiene net van de CID, maar in april' 45 beschikte het over een net van inductor-verbindingen met Amsterdam, Delft, Rotterdam, Dordrecht, Gouda, Leiden en Alphen aan den Rijn, 'vier dagen voor het bekendworden der capitulatie moest', aldus het na de bevrijding verschenen laatste nummer van de 'Mededelingen', 'wegens de overstelpende drukte een aparte telefonist worden aangenomen."

XCTenslotte willen wij vermelden dat in Leeuwarden eind februari '45, in opdracht van de Friese Knokploegen, van de verhuizing van de SD gebruik werd gemaakt om in het gebouw waarin het Einsatzkommando van Grundmann en het Sonderkommando van Albrecht hun intrek namen,

! (Neder!. Binnen!. Strijdkrachten) (1947), p. II3-14. 2 NC: 'Slotmedede lingen', 28 mei 1945, p. 2 (NC, 6 a).

516 [PDF]
ANDERE CLANDESTIENE TELEFOONNETTEN

het Burmaniahuis, microfoontjes in te bouwen in de belangrijkste telefoontoestellen.' Technici van de PTT hadden die microfoontjes verbonden met aparte lijnen die afgeluisterd konden worden in een pakhuis achter een boekwinkelmen kon zo van 4 maart af de gesprekken volgen die o.m. in de werkkamers van Grundmann en Albrecht werden gehouden. Zes illegale werkers deden in groepen van twee dienst op de luisterpost; het was een buitengewoon zware opgave, want zij konden via de geheime verbinding volgen hoe arrestanten van de SD gruwelijk werden mishandeld. 'Maar men hoorde ook', aldus Het Grote Gebod, 'de namen van verraders, men hoorde bevel tot arrestatie geven en plannen beramen voor nieuwe razzia's ... Het was mogelijk, tientallen mensen op tijd te waarschuwen die anders in handen van de SD gevallen zouden zijn."

XCBlijkt niet uit datgene wat wij in deze paragraaf over de telefoonverbindingen hebben weergegeven, hetzelfde wat al duidelijk werd toen wij over de illegale pers schreven? De ontreddering en de onttakeling van de maatschappij ten spijt, slaagde de illegaliteit er in om van de nog bestaande technische mogelijkheden een effectiever gebruik te maken dan ooit.

XCNiet anders was het op de belangrijke sector van de spionage: alle bestaande spionagegroepen breidden hun activiteit uit, de aantallen geheime agenten en geheime zenders namen toe en er werd tenslotte een situatie bereikt waarin de Wehrmacht vrijwel geen machinegeweerpost kon verplaatsen zonder dat de nieuwe opstelling binnen enkele dagen via het Bureau Inlichtingen kenbaar werd gemaakt aan de Geallieerde staven.aan Londen bevond waarin gevraagd werd, het bureau van de SD in Leeuwarden te bombarderen. 2 Anne de Vries in Het Grote Gebod, dl. II, p.

, De verhuizing was gevolg van het feit dat de SD bij de arrestatie van twee illegale werkers een koffertje had gevonden met stukken, waarbij zich een ontwerptelegram

517 [PDF]

Spionage

XC

XCIn vorige delen hebben wij er op gewezen dat de 'ouderwetse' spionage in de vorm van het naar de Geallieerden doorgeven (hetzij door middel van een zender, hetzij door middel van rapporten welke het land uit werden gesmokkeld) van in bezet gebied verzamelde geheime gegevens slechts één van de middelen was waarmee de Geallieerde staven zich een denkbeeld vormden van kracht en dislocatie van de Wehrmacht en van de plannen van de Wehrmacht-leiding. Van veel belang was daarnaast het opvangen en decoderen van de radiotelegrammen die binnen de Wehr macht werden gewisseld. Dat decoderen vond plaats bij een grote dienst die de Britten op een landgoed, Bletchley Park, hadden opgebouwd. De van Bletchley Park uitgaande strikt geheime berichten (ze werden, steeds door speciale officieren, slechts aan de hoogste Geallieerde bevelhebbers getoond) droegen de algemene aanduiding' Ultra' en wij hebben er in ons vorige deelo.m. op gewezen dat die 'Ultra' -berichten van grote betekenis zijn geweest voor het verloop van de strijd in Normandië na D-Day. Ook de verplaatsing van de twee tankdivisies van de Waffen-SS waarmee de Britse Airbornes bij Arnhem en de Amerikaanse bij Nijmegen te maken kregen, was in de 'Ultra' -berichten weergegeven - dat aan die gegevens onvoldoende aandacht werd besteed, lag niet aan Bletchley Park.

XCDe 'ouderwetse' spionage nu die in de hongerwinter in bezet Nederland werd bedreven, heeft een deel van haar betekenis ontleend aan het feit dat Bletchley Park uit en met betrekking tot Nederland van de herfst van' 44 af maar heel weinig Duitse radiotelegrammen kon opvangen - de Wehrmach! in Nederland stond namelijk met de hogere instanties van de Wehrmacht in Duitsland nagenoeg uitsluitend in verbinding per telefoon en per telex. Blijkens het gedetailleerde beeld dat Ralph Bennett, een van de vroegere stafleden van Bletchley Park, in zijn in '79 gepubliceerde studie Ultra in the West' heeft gegeven van 'het gebruik dat in West-Europa van D-Day af is gemaakt van de 'Ultra' -berichten, heeft Bletchley Park in oktober '44 kunnen vaststellen dat de kwaliteit en de mobiliteit van het Duitse Vijftiende Leger zwaar hadden geleden, en in november dat de Heeresgruppe H was gevormd, dat een heel Armee-Korps uit het westen van Nederland werd teruggetrokken en dat van de twee Duitse divisies welke West Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren hadden verdedigd, vrij

XC1 Ralph Bennett: Ultra ill ilte Wesi. TIle Normandy Carnpaign of 194-1-19-15 (I979), p. 158, 160. 5 1

518 [PDF]
HET BUREAU INLICHTINGEN IN DE HONGERWINTER

wel niets meer over was, maar dat zijn de enige' Ultra' -berichten waarvan Bennett met betrekking tot bezet Nederland melding maakt. Had het van' Ultra' afgehangen, dan zouden de Geallieerde militaire staven dus maar heel weinig van de Wehrmacht benoorden de grote rivieren hebben geweten - dat zij daar praktisch alles van wisten, was te danken aan de spionagegroepen en aan hun samenwerking met het Bureau Inlichtingen van de Nederlandse regering.

XCWij willen eerst op de activiteit van het Bureau Inlichtingen (BI) ingaan, hetwelk, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, in september '44 was gesplitst: een deel van de staf was in Londen gebleven, een deel was naar Eindhoven verplaatst (en daar uitgebreid). Zowel in Londen als in Eindhoven had BI directe verbindingen met diverse Geallieerde Intelligence instanties. Die verbindingen boden de waarborg dat de uit bezet gebied binnenkomende berichten (per radio en in de vorm van rapporten, een tijdlang ook per telefoon) onmiddellijk te bestemder plaatse belandden, zodat er, voorzover dat zinvol was, zonder tijdverlies op kon worden gereageerd; zo werd van de uit Utrecht telefonisch overgebrachte inlichtingen met betrekking tot het Duitse militaire spoorwegvervoer gebruik gemaakt om van midden september tot midden oktober ca. zestig Wehr macht-treinen te laten aanvallen door jagers en jagerbommenwerpers van de Second Tactical Air Force.

XCBegin september stond BI van Londen uit in vast radiocontact met zes spionagegroepen: de groep-'Albrecht', de groep-'Packard', de Geheime Dienst Nederland oftewel de GDN, de groep-'Kees', de 'Dienst-Wim' en de Radiodienst van de Raad van Verzet; bovendien kreeg BI begin september weer rechtstreeks radiocontact met het hoofdkwartier van de OD, hetgeen o.m. betekende dat spoedberichten van de sectie V per radio konden worden doorgegeven. Zoals bleek uit het gedeelte in het vorige hoofdstuk waarin wij de activiteit van Zwolsman beschreven, was er nog een achtste groep: de groep- 'Pieter' , maar zij stond via haar geheime agent niet met BI in contact maar met het (bij de sabotage en de voorbereiding van de semi-militaire strijd betrokken) Bureau Bijzondere Opdrachten (het BBO). Het BBO gaf de berichten van de groep-'Pieter' onmiddellijk aan BI door.

XCVan maart '43 t.e.m. augustus '44 had BI in totaal zes-en-twintig 5 1

519 [PDF]
ILLEGAAL WERK

geheime agenten (verbindingsagenten, marconisten en microfotografen) naar bezet gebied gezonden en van hen waren op I september nog negentien in actie. In de nacht van I op 2 september werd de zeven-entwintigste agent gedropt: A. A. M. van Rijsewijk - hij had een speciale transformator bij zich die bestemd was voor de Si-phone 1 van de aan Six toegevoegde geheime agent Dijckmeester, maar nog veel meer, n1. 'een halve wagon bagage', vertelde Somer, hoofd van het BI, aan de Enquêtecommissie: 'hij heeft meegenomen een eigen radio-set; een set voor Smid, de operator van de Brauw' (M. A. Smid enjhr. mr. R. de Brauw waren begin augustus gedropt, de Brauw ook met een S-phone); 'goederen voor ... d' Aulnis' (mr. P. L. baron d' Aulnis de Bourouill, gedropt in juni '43)

XC'waaronder twee sets en kristallen en drie sets voor de groep-'Packard'. Hij had dus zeven sets bij zich en verder alle mogelijke levensmiddelen, fietsbanden, pistolen en munitie. Van Rijsewijk is ... ontvangen door een receptie-comité van d' Aulnis. Hij had een dergelijke hoeveelheid bagage bij zich dat dit nodig was. De containers voor de 'Packard'-groep, waaronder de drie sets, werden per abuis niet gedropt, de piloten hadden vergeten ze uit te gooien'2

XCeen betreurenswaardige fout, maar toch: hoe duidelijk tonen deze gegevens over het begin van de missie van deze ene geheime agent aan, welk een vlucht het werk van het Bureau Inlichtingen had genomen sinds het in maart '43, anderhalf jaar eerder, zijn eerste agenten had uitgezonden!

XCMen kan die ontwikkeling ook in cijfers uitdrukken. Telegrammen over technische aangelegenheden van het zendverkeer niet meegerekend, had BI in het gehele jaar '43 in totaal 376 telegrammen verzonden en ontvangen; in het eerste halfjaar van '44 waren het er I091 geweest, in de drie maanden juli, augustus en september '44 werden het er I 549 (per maand gemiddeld 513), maar in de periode oktober '44 t.e.m. mei '45 ontving en verzond BI-Londen 2708 telegrammen, BI-Eindhoven 3 876 (samen per maand gemiddeld ca. 900).

XCTussen BI-Londen en BI-Eindhoven werd een zekere werkverdeling aangehouden. 'Het zenden van agenten', zo zette Somer aan de Enquêtecommissie uiteen, 'gebeurde ook wel vanuit Eindhoven, maar dat moest met de koerierslijnen gebeuren, met de groep-'Albrecht', met boten' (door de Biesbos).

XCI Een zendapparaat waarmee men gecodeerde teksten kon doorgeven aan een persoon die zich bevond in een vliegtuig dat op grote hoogte in de buurt cirkelde - desgewenst kon men zo ook 'gewoon' spreken. 2 Getuige J. M. Somer, Enq., dl. IV c, p. r86I.

520 [PDF]
HET BUREAU INLICHTINGEN IN DE HONGERWINTER

'Het voornaamste bezwaar van de kleine kano's en andere bootjes was, dat vooral radiomateriaal slecht kon worden overgebracht. Dat materiaal met toebehoren en benodigdheden voor de groepen was betrekkelijk zwaar en de kano's hadden weinig plaats.' ... In de tweede plaats was natuurlijk het grote bezwaar bij het transport uit Eindhoven dat agenten desnoods wel met één enkele set door een gedeelte van het land konden reizen, hoewel dat reeds zeer veel risico's met zich bracht - wanneer men echter een agent in Groningen moest hebben ... dan kon een koerier niet met vier, vijf containers en radio-seis, waar alle mogelijk bagage bij was, door bezet Nederland reizen. Vandaar dat wij de agentendroppings met veel bagage rustig uit Londen hebben voortgezet en ons uit Eindhoven voornamelijk hebben bepaald tot koeriersposr, het brengen van boodschappers: personen die voor de regering overkwamen."

XCBI-Londen maakte gebruik van de 'oude' radioverbindingen, BIEindhoven in zoverre van nieuwe dat het telegrammen ging wisselen met de binnenlandse zendernetten van de RVV, de OD en de LKP - er werd daarbij, aldus een van de officieren van BI-Eindhoven, 'verreweg het meeste gewerkt met het zendernet van de RVV, vrij veel met de OD, en met de KP, naar ik meen, heel weinig." Die drie genoemde zendernetten werden ook uitgebreid, waartoe (maar dan telkens vanwege de moeilijkheden bij de crossings één set tegelijk) nieuwe of verbouwde zenders naar het noorden werden getransporteerd. Daarnaast werden door Philips gebouwde zenders van Engeland uit boven bezet gebied gedropt - toestellen die daar door marconisten niet van BI maar van de genoemde illegale groepen werden bediend. 'Alle binnenkomende gegevens gingen', aldus weer Somer, 'regelrecht naar Brussel, naar de staf van de Second Army' (het Britse Tweede Leger) 'terwijl bij BI de Intelligence van de Canadian Army' (het Canadese Eerste Leger) 'was gehuisvest die voor dit leger de militaire berichten verwerkte."

XCIn totaal stuurde BI-Eindhoven ter bevordering van de spionage (wat BI voor de 'pilotenhulp' heeft gedaan, komt nog aan de orde) van begin oktober '44 tot begin april '45 veertien geheime agenten door de linies" - drie van hen werden bij hun crossing gearresteerd, één verloor bij de crossing zijn zendapparaat. van de overige tien werkten vier zelfstandigJ.J.5

I Er konden door de Biesbos wel (dat waren maar kleine toestellen) naar het noorden worden gebracht; transporten van 'gewone' zenders vonden slechts een enkele maal plaats. 2 Getuige M. Somer, dl. IV c, p. r863. 3 Getuige L. Pot, a.v., p. I971. 4 Getuige M. Somer, a.v., p. r864. 5 Nadere bijzonderheden, maar slechts met vermelding van de schuilnamen: dl. IV b, p. 73.

521 [PDF]
ILLEGAAL WERK

(één een maand lang zonder succes in Duitsland) en werden er vijf toegevoegd aan de groep-'Albrecht' en één aan de groep-Tackard'.'

XCUit Engeland volgden op van Rijsewijk in de periode tot midden april '45 nog tien geheime spionage-agenten van BP - één van hen, de laatste, verdronk in de Loosdrechtse plassen bij zijn landing, één sneuvelde in een gevecht met de SD en drie werden er gearresteerd; van die drie overleed er één tijdens zijn gevangenschap te Utrecht en werden er twee gefusilleerd bij Woeste Hoeve. BI leed evenwel in de hongerwinter nog meer verliezen doordat van de negentien agenten die vóór I september '44 van Engeland waren uitgezonden en die op die datum nog in actie waren, nadien niet minder dan tien in Duitse handen vielen; van hen werden vier gefusilleerd in het kader van de represailles wegens de Z.g. aanslag op Rauter, werd één gefusilleerd in april, werd één dodelijk getroffen bij een poging tot vluchten, kwam één (de Brauw) om het leven doordat hij naar Neuengamme was getransporteerd en overleefden drie hun arrestatie: één van die drie werd bij de bevrijding in gevangenschap aangetroffen, de tweede werd medio april '45 samen met een gearresteerde marconist van het BBO en een eind '44 gearresteerde marconist van BI (deze laatste was na zijn komst in bezet gebied in oktober nauwelijks actief geweest) door de SD'er Haubrock met medeweten van Schreieder in de gelegenheid gesteld, naar het bevrijde Zuiden te gaan 3, de derde (hij was toegevoegd aan de 'Packard' -groep) werd in novemberJ.J.5

I Gelijk reeds vermeld, zond BI van Eindhoven uit ook insuline en andere medica menten naar bezet gebied en bovendien blanco (maar al van de gemeente-aanduiding voorziene) persoonsbewijzen die bij de bevolkingsregisters in het bevrijde Zuiden waren verzameld - in totaal werden ca. 1300 van die pb's noordwaarts geëxpedieerd. De veiligheid die zij boden, was, aldus 'spoedig betrekkelijk. Er kwamen n1. zoveel pb's uit het zuiden in omloop, veelalovergebracht door dat het bezit er van gevaarlijk werd door het wantrouwen dat de Duitsers er tegen begonnen te koesteren.' (A. Ornta en W. Ooms in dl. I, p. 622). 2 Naamlijst met enkele bijzonderheden in M. Somer: Zij" 1943-1945 (1950), p. 250. l verklaarde Haubrock aan de Enquêtecommissie, (in de gedrukte tekst staat abusievelijk (getuige H. K. O. Haubrock, dl. IV c, p. 1257). Haubrock had met de drie mee willen crossen, maar bij de ontmoeting met hen liep iets mis, zodat hij in Den Haag bleef; hij had aan een van de drie (zij crossten niet, maar bleven in bezet gebied) meegedeeld op welk adres hij in Den Haag zou onderduiken na de intocht der Geallieerden.

522 [PDF]
HET BUREAU INLICHTINGEN IN DE HONGERWINTER

door de SD in Groningen gearresteerd, ontsnapte volgens eigen zeggen na twee dagen uit het Scholtenshuis (en belandde rondzwervend tenslotte in Arnhem), maar hij had al op de eerste dag talrijke namen en adressen genoemd, waardoor in Groningen, Friesland, Drente en Utrecht illegale werkers werden gearresteerd, in de drie noordelijke provincies bovendien vier BI-agenten die met hem contact hadden gehad. 'Hij heeft mij later', aldus Somer, 'toegegeven dat hij niet flink genoeg is geweest en dat hij te gauw heeft doorgeslagen en wel wat meer weerstand had kunnen bieden ... Ik heb mij niet aan de zijde geschaard van de mensen die hem verguisd hebben.' 1 Wij willen de BI-agenten die in de hongerwinter actief waren, niet allen met name noemen (over de BBO-agenten zullen wij schrijven zodra wij het over de sabotage en de BS hebben) maar maken voor drie hunner een uitzondering: d'Aulnis, de Brauwen K. Ch. Mooiweer.

XCD'Aulnis was na zijn komst in bezet gebied (juni '43) nog steeds volledig actief; hij werkte soms wel voor drie of vier inlichtingengroepen tegelijk waarbij zijn ijver even groot was als zijn gevoel voor security. Als een eerzaam burger woonde hij in Amsterdam, maar niet dan nadat hij in '44 op een valse naam met de vrouw van zijn keuze in het huwelijk was getreden. Zijn vrouw verwachtte in de hongerwinter haar eerste baby. BI gafbij een van de droppings een voor haar bestemde baby-uitzet mee: een tekenend voorbeeld dat de officieren van BI bedacht waren op de behoeften van hun agenten in de ruimste zin des woords.

XCDe Brauw, de eerste verbindingsagent met het College van Vertrouwensmannen, werd medio oktober '44 in een schuilplaats in Leiden gearresteerd - men had hem in Engeland verzekerd dat zijn S-phone niet uitgepeild kon worden, 'hij heeft', vertelde H. J. de Koster die nauw met hem samenwerkte, 'hele foliovellen achter elkaar voorgelezen.' De S phone werd evenwel toch uitgepeild, het blok huizen waarin zich de woning bevond die door de Brauw werd gebruikt, werd door een groot aantal Duitsers omsingeld; 'dat heeft 24 uur geduurd', aldus de Koster. 'De Brauw had een bijzonder goede schuilplaats. Deze is pas ontdekt doordat een van die mensen in die schuilplaats zenuwachtig is geworden en haar heeft verraden." Nadien bleef de Brauw maandenlang in Den Haag in arrest. Toen nu in het kader van de represailles wegens de Z.g. aanslag op Rauter enkele BI-agenten werden gefusilleerd, kwam Haubrock na overleg met enkele hem bekende illegale werkers tot de conJ.J.

I Getuige M. Somer, a.v., p. 1859. 2 Getuige H. de Koster, a.v., p. 1390.

523 [PDF]
ILLEGAAL WERK

clusie dat het veiliger zou zijn, de Brauw naar het concentratiekamp Neuengamme te sturen. Aldus geschiedde. Het was goed bedoeld maar liep verkeerd af: de Brauw kwam om het leven tijdens de evacuatie van N euengamme.

XCMooiweer tenslotte, begin juni '44 naar bezet gebied gezonden om er als de tweede aan de groep-'Albrecht' toegevoegde codist-marconist te fungeren, trok, na eerst van de Biesbos, later van Rotterdam en Boskoop uit met veel succes gewerkt te hebben, eind november naar Eindhoven maar liet zich in de Nieuwjaarsnacht opnieuw droppen; hij was toen in het gezelschap van een nieuwe marconist voor de groep-'Albrecht', nam bovendien een nieuwe zender mee voor Smid, voorts fIO 000 voor deze marconist, f60000 voor de groep-'Albrecht' en f30000 voor de 'DienstWim' - hij moest bovendien in het oosten des lands een nieuwe dropping regelen ten behoeve van de groep-'Albrecht'. Tot die dropping kwam het in februari en Mooiweer begon daarna te zenden, eerst uit Nijverdal, vervolgens uit het Friese Langweer. 'Hij is', aldus Somer, 'tweemaal heen en weer geweest ... hij ontwikkelde ontzaglijk veel initiatief' I, hij was, vond le Poole die leiding gaf aan de 'Dienst-Wim' tot hij zich op het secretarisschap van het College van Vertrouwensmannen moest concentreren, 'voortreffelijk'.'

XCNiet alleen met de Geallieerde militaire staven en met de Britse geheime dienst,werkte het Bureau Inlichtingen nauw samen maar ook met de Amerikaanse geheime dienst, hetoftewel hetOp zichzelf zou het rationeel zijn geweest als de Amerikanen de contacten op spionagegebied met bezet Nederland aanen BI zouden hebben overgelaten, maar de preponderante positie die de Verenigde Staten in de algemene Geallieerde oorlogvoering en ook bij de veldtocht in West-Europa gingen innemen, bracht met zich mee dat hetnaast(en de Britseeen eigen activiteit wilde gaan ontplooien het moest daartoe, wat Nederland betrof, op spionagegebied samenwerken met BI. Tot die samenwerking kwam het zowel in Londen als in Eindhoven.

XC1 Getuige J. M. Somer, a.v., p. I852. 2 Getuige J. le Poole, a.v., p.

524 [PDF]
HET 'OFFICE OF STRATEGIC SERVICES'

XCHet OSS was bij die eigen activiteit in de eerste plaats geïnteresseerd in gegevens over en uit Duitsland. De organisatie zond tussen oktober '44 en april '45 ca. honderdvijftig geheime agenten naar Duitsland die identificatiepapieren hadden als buitenlandse arbeiders. Zij werden 'blind' (d.w.z. zonder 'ontvangstcornité's' en aanloop-adressen) boven Duitsland gedropt, allen uitgerust met een S-phone, en hun opdracht was, vooral gegevens uit te zenden over het Duitse vervoerswezen. Die ca. honderdvijftig agenten waren grotendeels Polen, Fransen, Belgen en Nederlanders - hoeveel Nederlanders er onder hen zijn geweest, weten wij niet. Wij houden het voor mogelijk dat een deel hunner zonder bemoeienis met Nederlandse autoriteiten door het OSS gerecruteerd is in Frankrijk en België - in elk geval werden door het OSS in samenwerking met BI pas van begin januari '45 af Nederlanders als geheim agent uitgezonden. Dat werden er in totaal negen I: twee om de spionagegroep-'Kees' te helpen bij de opbouw van een spionagenet in Duitsland, drie om militaire gegevens te verzamelen in West-Duitsland, vier om hetzelfde te doen in Tirol. Die vier werden 'blind' gedropt op 24 april, d.w.z. in een periode waarin het Geallieerde Opperbevel er zich ernstige zorgen over maakte dat de Duitsers zouden trachten, in het Alpengebied hun militair verzet nog lange tijd vol te houden.

XCNiet alleen de spionagegroep-'Kees' maar ook andere groepen zoals de Radiodienst van de RVV en de groep-'Albrecht' werden door het OSS gestimuleerd om gegevens in Duitsland te gaan verzamelen; voorzover ons bekend, is de groep-'Albrecht' de enige geweest die daarbij enig succes heeft gehad. Het OSS heeft, zo komt het ons voor, de moeite onderschat die het kostte om deze vorm van spionage van bezet Nederland uit effectief te organiseren.

XCIs, wat wij weergaven, nu alles wat het OSS met inschakeling van Nederlanders of op Nederlands grondgebied heeft ondernomen oftrachten te ondernemen? Wij betwijfelen het. Volgens een rapport van Christiansens staf aan de Heeresgruppe B werden eind oktober '44 'drei mit Pallschirm abgesetzten amerikanischen Agenten, die u/eisse Armbinden'KP Oranje I'bei sich trugen', bij Nunspeet 'aufgegriffen und erschossen'? (deze drie komen niet in de gegevens van BI voor) en voorts werd, buiten BI om, in november een in Indië geboren Indische Nederlander, ir. B.IV b, p. 72 (Bijlage V). 2 Bericht, 25 okt. 1944, van de I c van de WBN aan de Ic van de Heeresgruppe B

I Nadere bijzonderheden maar sle-chts met vermelding van de schuilnamen: a.v., dl.

525 [PDF]
ILLEGAAL WERK

Schrader, als OSS-agent gedropt in Groningen. Schrader had zijn ingenieurstitel in Bandoeng behaald, had vervolgens in Utrecht Indologie gestudeerd en ook nog een zeevaartdiploma verworven; hij was, na in bezet Nederland verbonden te zijn geweest aan het departement van landbouw, visserij en voedselvoorziening, in '43 samen met Burger (deze vond hem 'een hyper-intelligent ventje") als Engelandvaarder in Londen gearriveerd. Toen het ass hem uitzond (hij kreeg o.m. een S-phonemee), had Schrader als opdracht, eerst een spionage-organisatie op te bouwen met ambtenaren die hij uit zijn eigen ambtelijke loopbaan kende en vervolgens te gaan spioneren in Duitsland; hij mocht daarbij niet samenwerken met bestaande illegale groepen of met agenten die door de Nederlandse of Britse geheime diensten waren uitgezonden.

XCIn februari '45 werd Schrader in de buurt van de stad Groningen gearresteerd, samen met de boer die hem huisvesting had verschaft, en diens zoon. Hij deed aan de SD een aantal mededelingen over de Britse oorlogseconomie welke niet van belang waren ontbloot (zo zei hij o.m. dat de RAF al aan het experimenteren was metstraaljagers) en verklaarde zich jegens Schreieder bereid om medewerking te verlenen aan een Spiel met het OSs. Dat Spielleverde niets positiefs voor de Duitsers op'>

XCVooral het werk van de spionagegroepen was op goede interlokale verbindingen aangewezen: elke groep moest bij haar leiding de gegevens centraliseren welke naar BI dienden te worden doorgegeven. Daar was bovendien vaak grote haast mee; had bijvoorbeeld een verkenner geconstateerd dat een Duits hoofdkwartier of de staf van een onderdeel van de Wehrmacht gevestigd was in een bepaald gebouw, dan bestond, als die gegevens onmiddellijk werden doorgeseind, de mogelijkheid dat de Second Tactical Air Force of toestellen uit Engeland dat gebouw tijdig zouden aanvallen (Duitse hoofdkwartieren en staven van onderdelen

1 Getuige Burger, dl. IV c, p. 3 I 1. 2 In april nam Schreieder Schrader mee naar Den Haag. Overdag zat Schrader daar in een cel, 's avonds was hij bij Schreieder thuis; later in die maand kreeg hij van Schreieder papieren om door bezet gebied zuidwaarts te gaan teneinde zich weer bij het aan te melden, hetgeen hij deed. Na de bevrijding vestigde hij zich in het buitenland. Op pogingen tot contact van de zijde van de Enquêtecommissie is hij niet ingegaan.

526 [PDF]
DE GROEP-'ALBRECHT'

werden veelvuldig verplaatst). Het snel doorgeven van gegevens naar de leiding van de spionagegroepen vormde geen probleem toen de treinen nog reden maar na het uitbreken van de Spoorwegstaking waren ook de spionagegroepen aangewezen op fletsende koeriersters. De groep- 'Albrecht' die in de hongerwinter ca. achthonderd medewerkers en medewerksters had, telde ca. honderd van die koeriersters - één van die koeriersters, die het traject van Zwolle naar het westen des lands voor haar rekening placht te nemen, legde alleen al in de laatste drie maanden van '44 meer dan 10000 km per fiets af, soms fietste zij van Zwolle naar Rotterdam (150 km) op één dag om dan de volgende dag weer naar Zwolle terug te fletsen. Ook voor 'Albrecht' was het moeilijk, aan goede fietsen te komen (de groep vormde op enkele plaatsen in het land fietsendepots - fietsbanden kwamen met de droppings mee) en voorts was het uiteraard noodzakelijk, de koeriersters maar ook de andere medewerkers (de verkenners bijvoorbeeld die dag in, dag uit op pad waren) van extra-levensmiddelen te voorzien. 'Albrecht' richtte daartoe een eigen fourage-afdeling op. Het werk van de groep werd, als dat van de illegaliteit in het algemeen, in de hongerwinter gekenmerkt door een grote gedrevenheid, zodat zelfs het gevaar van overwerktheid opdoemde - om die te voorkomen, gaf de leider van de groep, mr. C. Brouwer, de gehele groep met Kerstmis '44 drie dagen 'vakantie'.

XCAan de basis van 'Albrecht' werkten de verkenners die voortdurend op pad waren om nieuwe gegevens te verzamelen en deze, voorzover daartoe aanleiding was, in kaart te brengen. Zij waren georganiseerd in twintig ondergroepen die een in vèrgaande mate zelfstandig karakter hadden. Menige ondergroep verwierf gegevens van uitzonderlijke betekenis. Zo wisten enkele Noordbrabantse verkenners zich eind oktober meester te maken van al het kaartmateriaal van de Kampfgruppe-Chill. Dordrechtse verkenners stelden spoedig vast dat generaal von Zangen het hoofdkwartier van het Duitse Vijftiende Leger had ondergebracht in Park Merwesteyn - dat hoofdkwartier werd op 24 oktober zwaar geteisterd door in Engeland opgestegen Mosquitoes. Ook het transport en het afschieten van de V-wapens werden nauwkeurig geobserveerd (een Rotterdamse verkenner reed eens als clandestiene passagier mee op een trein die V-wapens vervoerde teneinde vast te stellen waar precies met die treinen werd gerangeerd en wat de afmetingen van de V-wapens waren). De waarde van de spionage werd nog verhoogd toen 'Albrecht' in februari' 45 inlichtingen begon te ontvangen uit het hoofdkwartier van het in het westen van Nederland gelegerde Armee-Korps 'Albrecht' kreeg zodoende, aldus het gedenkboek

527 [PDF]
ILLEGAAL WERK

van de Duitse legerorganisatie in Nederland' en 'voorts raakte de groep bekend met de verdedigingsplannen van verschillende vakken, onder meer die van de vesting-Amsterdam, de Hauptkampfiinie AmsterdamGouda, de vesting-Hoek van Holland en die van het gehele zuidelijke front. Methodisch is dit de glorieperiode van de groep geweest."

XCIn totaal deed 'Albrecht' in de hongerwinter meer dan tweeduizend rapporten (en tweehonderdvijftig schetskaarten) aan het Bureau Inlichtingen toekomen; daarbij zijn de radiografisch overgebrachte spoedberichten en de overzichten welke elandestien telefonisch werden doorgegeven, niet meegeteld. Bijna alle rapporten van 'Albrecht' betroffen militaire aangelegenheden; daarnaast bevatten zij belangrijke gegevens op het gebied van de volksgezondheid, afkomstig van de hoofdinspecteur voor de volksgezondheid dr. C. Banning (meestal waren het ook koeriersters van 'Albrecht' die de uit het bevrijde Zuiden of uit Engeland ontvangen medicamenten door het gehele bezette gebied vervoerden).

XCDe zendpost van 'Albrecht' bevond zich in de zomer van '44 midden in de Biesbos; zij werd in september naar Rotterdam overgebracht vanwaar, aldus het gedenkboek, 'vrijwel een non-stop contact met de overkant' plaatsvond, 'niet zelden zes uur per dag'2 - eind oktober, toen men de indruk had dat de Funkfahndung het Rotterdamse zendadres had vastgesteld, volgde een verhuizing naar Boskoop. Naast de 'gewone' zender kreeg 'Albrecht'S-phones: acht in totaal, die door twee speciale instructeurs door de Biesbos naar het noorden waren meegenomen; zeven van die S-phones bleven in het westen des lands, de achtste ging naar het oosten (naar de Achterhoek) - daar (en in Friesland) ging tenslotte, gelijk reeds vermeld, ook Mooiweer, de voornaamste marconist van 'Albrecht', opereren.

XCSpeciale betekenis had het werk van 'Albrecht' zolang van de electrische centrale te Geertruidenberg uit dagelijks samenvattingen van alle verzamelde gegevens telefonisch doorgegeven konden worden naar BIEindhoven - maar het werd steeds moeilijker om van Rotterdam uit dwars over de grote rivieren Geertruidenberg te bereiken; met name de controle op de brug bij Geertruidenberg (het Keizersveer) werd steeds scherper. Niet ver van die brug werd in de tweede helft van september een elandestien roeibootveer in gebruik genomen - het werd na het uitbreken van de Spoorwegstaking 'een racepartij zonder weerga'3 om te waarborgen dat de in Rotterdam verzamelde en geschifte gegevens twee

XC1 Albrecht meldt zich, p. 49. 2 A.v., p. 87. 3 A.v., p.

528 [PDF]
DE GROEP-'ALBRECHT'

maal per dag Geertruidenberg bereikten - alleen al hierbij waren vijftien koeriersters ingeschakeld. Om over de Bergse Maas te komen moest eerst de Merwede worden gepasseerd (zie kaart I op pag. 537). Dat geschiedde via het veer Gorinchem-Werkendam. De Duitsers evenwel onderzochten menigmaal of personen die van de veerpont gebruik maakten, verdachte stukken bij zich hadden; die moeilijkheid werd omzeild doordat enkele postbestellers bereid werden gevonden, de voor Geertruidenberg bestemde enveloppe van 'Albrecht' in hun postzak te doen. Alles ging goed tot op r6 oktober de Onskommandant van Gorinchem op het denkbeeld kwam, de op het genoemde veer aanwezige postzakken te laten controleren - de 'Albrecht'-enveloppe kwam voor de dag, twee postbestellers werden gearresteerd 1 en de verbinding was stuk. Het was dit gebeuren dat Brouwer en zijn naaste medewerkers er toe bracht, alles op alles te zetten om een nieuwe clandestiene verbindingslijn op te bouwen via de Biesbos. Een al eerder gemaakt plan om de bestaande telefoonkabels over de Merwede en de Bergse Maas te verbinden met een clandestiene kabel door het Land van Altena (daarvoor was in Rotterdam voor f 30 000 al tien kilometer kabel gekocht), werd niet uitgevoerd - 'had men', aldus weer het gedenkboek, 'geweten dat het noorden nog ruim een half jaar bezet gebied zou zijn, dan was zeker anders beslist."

XCGelijk reeds vermeld, beschikte 'Albrecht' over nóg een clandestiene telefoonverbinding: tot 16 november was de lijn Bennekom-Nijmegen in werking (van die lijn die door 'Albrecht' was gevonden, werd ook gebruik gemaakt door de groep Geheime Dienst Nederland). Na die datum evenwel kon 'Albrecht' voor het snel doorgeven van zijn belangrijkste gegevens niet langer gebruik maken van de telefoon.

XCBrouwers hoofdkwartier bleef de gehele hongerwinter door in Rotterdam gevestigd; 'voor ons', zo zei hij in '57, 'was Amsterdam als het ware 'te hoog'." Inderdaad, Amsterdam lag te noordelijk, maar Brouwer had ook bezwaren tegen het Amsterdamse milieu. De leider van 'Albrecht', die grote durf paarde aan grote voorzichtigheid, was van mening dat een groep als de zijne haar werk beter verrichtte naarmate zij de contacten met andere illegale organisaties beperkte. Slechts voor de Knokploegen maakte hij een uitzondering (hij had een nauwe relatie met

I De SD'er Haubrock heeft hun verdediging (ze zouden niet geweten hebben dat zij een enveloppe voor 'Albrecht' in hun postzak hadden) aanvaard, hoewel hij er geen geloof aan hechtte, en de arrestanten na korte tijd in vrijheid gesteld. 2 p. 100. 3 C. Brouwer, 9 okt. 1957.

529 [PDF]
ILLEGAAL WERK

van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de LKP) - voor de in wezen politieke worsteling evenwel die zich in Amsterdam afspeelde binnen de Contact-Commissie der Illegaliteit en in het hoofdkwartier van de BS, had hij geen belangstelling, laat staan waardering. Contact met het hoofdkwartier van de BS ging hij uit de weg - in januari zond hij het een- of tweemaal een afschrift toe van de in militair opzicht uitermate belangrijke rapporten welke hij (via de Biesbos) aan BI placht te doen toekomen, en daar bleef het bij, ondanks herhaald aandringen van de zijde van het BS-hoofdkwartier.

XCSectie V van het hoofdkwartier van de OD, die zich in de periode januari-augustus '44 in aansluiting op eerder verricht werk verdienstelijk had gemaakt door aan BI een groot aantal rapporten toe te zenden over de waterstaatkundige toestand, de bruggen, de spoorwegen, de electrische centrales, de waterleidingen en het brandweerwezen (rapporten die gefotokopieerd en op film gezet waren bij de fototechnische dienst van het Amsterdamse Gemeentelijke Energiebedrijf), ging zich in de hongerwinter steeds groter zorgen maken over de mogelijkheid dat de Wehr macht in de laatste fase van de strijd vrijwel het gehele westen des lands onder water zou gaan zetten. Majoor Kok droeg er zorg voor dat een bruikbaar noodgemaal werd ontworpen - vijf van die gemalen werden in een machinefabriek te Wormerveer geconstrueerd. Koks rapporten hadden ook in de hongerwinter vaak betrekking op de waterstaatkundige toestand. Van de vernieling van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam en van het spoorwegnet werd eveneens een nauwkeurig beeld gegeven, zulks onder vermelding van de materialen welke nodig waren om de schade te herstellen. Daarnaast kon sectie V Londen inlichten over de lichte zeestrijdkrachten van de Kriegsmarine die van Hellevoetsluis, Hoek van Holland en Ijmuiden uit werden ingezet tegen de Geallieerde scheepvaart naar en van Antwerpen. Voorts werden gegevens verzameld over de Duitse V-wapens - BI ontving bericht over welke routes zij vervoerd en op welke plaatsen zij afgevuurd werden, en die gegevens leidden menigmaal tot Geallieerde bombardementen zowel in het westen des lands als in Overijssel.

XCIn de hongerwinter werden de rapporten van sectie V in de regel via de Biesbos naar Eindhoven gebracht maar in de herfst van '44 gingen zij

530 [PDF]
SECTIE V VAN DE o n

een tijdlang naar de Belg S. Kirschen toe ('Captain King'), die in de nacht van 14 op 15 september met een Engelse sergeant en twee Frans-Canadese marconisten op de Veluwe was gedropt en aanvankelijk door Dijkman, de commandant van de Veluwse RVV-brigade, was ondergebracht in een boerderij te Scherpenzeel. Spoedgegevens van sectie V werden, van midden september tot midden oktober doorgegeven aan Heukels in Utrecht die telefonisch met Nijmegen in contact stond, nadien overgeseind door de aan het hoofdkwartier van de OD toegevoegde geheime agent Dijckmeester, in sommige gevallen ook wel door de tot het z.g. binnenlandse net van de OD behorende geheime zenders van welke de belangrijkste eind september verbinding hadden gekregen met BI-Eindhoven. Op dat binnenlandse net van de OD komen wij in het volgende hoofdstuk terug.

XCWat de andere in de hongerwinter actieve splOnagegroepen betreft, willen wij het volgende vermelden.

XCVan de al vóór september '44 bestaande groepen was de door Beukema toe Water geleide groep-'Kees', die ca. vijf-en-zeventig vaste medewerkers telde, van bijzondere betekenis door haar contact met het apparaat van de voedselvoorziening, ook met Louwes persoonlijk. Voor haar werd een Nederlander die een groot leverancier van de Wehrmachtwas geweest, een belangrijke inlichtingenbron en zij kreeg voorts, zoals reeds vermeld, inlichtingen van RR, voorzover deze koeriersdienst der illegaliteit tevens spionagegroep was. De geheime agent de Brauw werkte, tot hij gearresteerd werd, nauw met 'Kees' samen.

XCDe inlichtingen van de door H. Deinum en ir. M. Vader geleide groep-'Packard', welke, gelijk reeds vermeld, aanvankelijk betrekking hadden gehad op de weersomstandigheden, namen in de hongerwinter een algemener karakter aan - een aparte groep, de Organisatie-G, ook wel 'de MlD-groep' genaamd" gaf aan 'Packard' belangrijke gegevens door over de Wektmacht in het westen des lands en over de Duitse V-wapens. De gegevens over de V-wapens werden in Wassenaar gecoördineerd door de Delftse hoogleraar dr. ir. J. H. W. Uytenbogaert, die een grondige kennis had van de raketballistiek. 'De veelvuldige Duitse ver

I MID: Militaire Inlichtingendienst.

531 [PDF]
ILLEGAAL WERK

plaatsingen der actiecentra werden regelmatig telegrafisch gemeld, zodat', schrijft Somer, 'de RAF op jacht kon gaan en het de vijand terdege lastig maakte ... (Uytenbogaert) speelde het klaar om uit brokstukken van bij mislukte afschietingen gebarsten projectielen een complete V-I te construeren, welke direct na de bevrijding aan de verbaasde Britse Intelligence kon worden getoond." 'Packard' beschikte door de hulp van Blover verschillende geheime zenders.

XCAanzienlijk groter dan de 'Packard' -groep was de door W. Schoemaker van Den Haag uit geleide Geheime Dienst Nederland oftewel de GUN.2 Zij telde tenslotte ruim twaalfhonderd medewerkers en medewerksters, onder wie ca. honderd koeriersters. Er was in de hongerwinter veel extra voedsel en veel geld nodig om een zo grote organisatie draaiend te houden. Wat het voedsel betreft: per schip kon Schoemaker 40 ton levensmiddelen uit Friesland laten komen - een aparte fourage-afdeling vulde die hoeveelheden aan en bracht ook verder alles bijeen wat de groep nodig had. Met die fourage-afdeling was een aparte knokploeg verbonden die de voorraden van zwarthandelaren ging kraken en tot januari '45 (de GDN kreeg toen geld van BI, minder overigens dan zij had gevraagd") ook grote geldbedragen in de wacht sleepte. Scheemaker ging daar niet uitgesproken zuinig mee om, 'er zijn', vertelde aan de Enquêtecommissie ir. Th. P. Tromp, die min of meer zijn mentor was geweest, 'dingen gebeurd ... die niet door de beugel konden. Zo is hij eens ergens gaan eten, hetgeen een diner werd van f 500; dat werd op één avond verslingerd.':' Niet al het inlichtingenwerk van de GDN werd even zinvol geacht: de groep plaatste bijvoorbeeld verkenners in de grote steden die alle passerende Duitse auto's telden en hun nummers noteerden. 'Ik heb', aldus Tromp, 'gezegd: 'Schei er mee uit, dat is mensen in gevaar brengen en micro's maken die niet nodig zijn.' '5 Met dat al had BI-Eindhoven voor het werk van de GDN als geheel buitengewone waardering; het heeft, zo haalde Tromp een uitlating van Somer aan, 'wat betreft omvang en kwaliteit, mèt dat van de groep-'Albrecht', ver bovenaan ... gestaan."J.

1 M. Somer: p. 218. 2 De groep duidde zich in de hongerwinter aan als 'Miki' of 'Reinart': haar archiefwas toen ondergebracht in het gebouw van de Haagse GGD en daar was ook haar fotodienst gevestigd. 'BI subsidieerde de GDN-groep in totaal met ruim f 380 000, maar Schoemaker wist zich daarnaast nog bijna f 220 000 te verschaffen, ten dele door leningen, ten dele (bijna f r zo ooo) door 'kraken'. 'Getuige Th. P. Tromp, dl. IV c, p. 1638. 5 A.v. 6 A.v., p. 1639.

532 [PDF]
ANDERE SPIONAGEGROEPEN

XCTenslotte RR - de algemene koeriersdienst van de illegaliteit van welke wij eerder vermeldden dat deze groep, voorzover zij zich op de spionage ging toeleggen, scholing ontving van Beukema toe Water, de leider van 'Kees'. RR ging, evenals de GDN deed (er is, waar zoveel groepen op de spionagesector werkzaam waren, onvermijdelijk veel dubbel werk verricht), in het gehele bezette gebied (behalve in de drie noordelijke provincies waarmee RR ook geen koeriersverbindingen onderhield) nauwkeurige gegevens verzamelen over het Duitse wegvervoer, maar de groep stelde daarnaast rapporten over de V-wapens en op waterstaatkundig gebied samen. Haar centrum bevond zich in een accountantskantoor in de binnenstad van Amsterdam.

XCDe toeneming van het aantal geheime agenten van BI en van het aantal in werking zijnde geheime zenders alsook de uitbreiding van de activiteit der spionagegroepen noopten de bezetter tot extra krachtsinspanningen. Zijn Funkfahndung was in volle actie waardoor geheime zenders werden uitgepeild - wij vermeldden trouwens reeds dat van de negentien spionage-agenten die BI vóór I september '44 naar bezet gebied had gezonden en die op die datum nog in actie waren, tien door de SD werden uitgeschakeld en van de na die datum alsnog ingezette elf spionageagenten vier. Ook de spionagegroepen leden verliezen (wij kunnen die niet nauwkeurig aangeven). Desondanks nam de spionage een steeds groter omvang aan en werd zij ook door de snelle acties van de Geallieerde luchtmachten, welke zij menigmaal mogelijk maakte, steeds effectiever. Van belang was evenwel vooral dat, toen de Geallieerde strijdkrachten in maart en april tot de bevrijding van Oost- en NoordNederland overgingen en doordrongen op de Veluwe, het Duitse verdedigingsstelsel geen geheimen meer voor hen had; dat vergemakkelijkte in hoge mate de militaire operaties en beperkte de verliezen.

XCAan Duitse kant waren van de herfst van '44 af maatregelen genomen om spionage, op welke wijze ook, tegen te gaan. Dreigend met onbeperkte strafmaatregelen door de SD verbood Rauter eind november met een bekendmaking in de pers het fotograferen in de openlucht. I Een

I Zoals uit de in dit deel voorkomende illustraties blijkt, hebben verscheidene fotografen zich van dit verbod niets aangetrokken; met name van de hongerwinter hebben zij een indrukwekkend beeld vastgelegd.

533 [PDF]
ILLEGAAL WERK

maand later ging van Himmler een bevel uit aan de eenheden van de Waffen-SS om voortaan op de auto's waarvan bevelhebbers gebruik maakten, geen speciale aanduidingen te plaatsen en aan die auto's geen lage nummers meer te geven. 'Die Erkundungsergebnisse des feindlichen Nachrichtendienstes erstredeen sich ', aldus een circulaire die op Oudejaarsdag van Christians ens hoofdkwartier uitging',

XC'auf den gesamten niederländischen Raum. Sie uinfassen geheimeuhaltende Tatsachen auf fast allen Gebieten der militärischen Kriegfûhrung, darunter soldie von erheblicher Be deutung. Nur durcli iueitgehendste Unterstützung des Feindes seitens der niederldndischen Bevölkerung u/urde sie ermoglidu, Es ist eru/iesen, dass insbesonders niederländische Angestellten und Arbeiter deutscher Dienststellen, die zuni Teil sagar Vertrauungsstellen innehalten, dem Gegner die Masse des Verratsmaterials ge/iefert hotten,'?

XCIn de circulaire werd vervolgens voorgeschreven dat buitenlandse burgers voortaan de dienstvertrekken van bureaus van de Wehrmacht niet mochten betreden, dat buitenlanders niet meer werkzaam mochten zijn bij het Duitse militaire telefoonverkeer en slechts met speciale vergunning Weltrmacht-terreinen mochten betreden, dat de verblijfplaats van militaire staven niet langer kenbaar mocht worden gemaakt met borden en dat buitenlandse burgers niet langer mochten meerijden in auto's van de Wehrmacht; voorgeschreven werd tenslotte dat alle militairen minstens tweemaal per maand gewezen moest worden op het spionage- en sabotagegevaar (het moest hun' endlick in Fleisch und Blut übergehen, dassjegliche Vertrauensseligkeit gegenüber der Bevölkerung das Blut der Kameraden an den Front kosten kann') en dat ruimten waar geheime bevelen e.d. werden geschreven of bewaard, permanent moesten worden bewaakt. In diezelfde tijd, zo stond in een door Rauter uitgegeven bevel vermeld, kregen speciale officieren opdracht, alle Weltrmacht-telefoongesprekken af te luisteren om, zodra 'geheime ader reiehswichtige Dinge' werden vermeld (dat mocht in het geheel niet), zich van de identiteit van de spreker te vergewissen. 'Wenn aucn die Niederländer zum aktiven Widerstand sich uie niger eignen' (Rauter bedoelde sabotage- en guerrilla-activiteit),

XC'sa eignen sie sicli hen/orragend zum Spionagedienst. Mit der deutschfreundlichsten Miene der Well betreibt der Betreffende Spionage, a/me dass es gutg/ällbige Deutsche merken. leh uerbiete ab sofort die Besehaftigun.g van niederländischen Stenotvpistinnen bczu/. Sekretä

1 Exemplaar in 10 c. 2 Wij weten niet op grond van welke feiten deze passage geschreven werd, maar het kan zijn dat een vondst als van de 'Albrecht" enveloppe er aanleiding toe heeft gegeven.

534 [PDF]
DUITSE MAATREGELEN TEGEN DE SPIONAGE

rinnen in den Dienststellen des SS und Polizeibereiches ... Sie schreiben die intimsten Dingen an Freundinnen und Bekannten, wobei die Sdireiberin nicht weiss, u/er z.B. der Geliebte der Freundin ist."

XCHet hielp allemaal niet. Tegen de inschakeling in de illegaliteit van personen als Lages' Duitse secretaresse die met de Vrij" Nederland-groep en de Wehrmacht-offlcier uit de staf van het in het westen des lands gelegen Armee-Korps die met de groep-'Albrecht' in contact stond, hielp geen rondschrijven en geen bevel. Week in, week uit gingen honderden berichten van militaire aard de lucht in en werden talrijke gedetailleerde spionagerapporten het bezette gebied uit gesmokkeld.

XCDat laatste geschiedde hoofdzakelijk via de Biesbos.

Crossen

XC

XCDe gehele hongerwinter door is naar het bevrijde Zuiden gecrosst, om te beginnen al dwars over de grote rivieren: over de Rijn tussen Arnhem en Wageningen, zolang de Geallieerden daar een groot deel van de Betuwse oever in handen hadden, over de Waal ter hoogte van het Land van Maas en Waal en aansluitend daarop over de Maas en de Bergse Maas - wij hebben van al die crossings geen overzicht. Ze waren moeilijk: de gebieden die toegang gaven tot de rivier welke tegelijk frontlijn was, waren een verboden zone (wie zich daar zonder geldige papieren bevond, liep kans om als spion te worden doodgeschoten), er werd door de Wehrmacht en de Waffen-SS druk gepatrouilleerd en alle boten en bootjes waren er in beslag genomen. Toch slaagden telkens weer enkelingen of kleine groepjes er in, hetzij naar het bevrijde Zuiden, hetzij naar het bezette Noorden over te steken. Onder hen bevonden zich individuele vluchtelingen maar ook wel geheime agenten of vertegenwoordigers van illegale groepen - de verscheidenheid zelve van deze crossers leidde er toe dat na de oorlog geen samenvattend beeld van de bedoelde riviercrossings is vastgelegd.

XCTen aanzien van de vooral door haar regelmaat veruit belangrijkste verbinding: die door de Biesbos, ligt de zaak anders. Hier was het één groep: de groep-'Albrecht', welke als voornaamste organisator optrad en die er zorg voor droeg dat er een hecht verband ontstond tussen de

I Bevel, 8 jan. 1945, van Rauter 10 c).

535 [PDF]
ILLEGAAL WERK

omstreeks twaalf illegale werkers die van Sliedrecht en Werkendam uit (zie kaart I) telkens weer de gevaarlijke taak op zich namen om met kano's en andere kleine bootjes in donkere nachten zuidwaarts over te steken naar de zuidelijke oever van Hollands Diep en Amer en die hetzelfde traject noordwaarts aflegden.

XCWaarom de groep-'Albrecht' de Biesbos-crossings bevorderde, gaven wij al weer: midden oktober was de postverbinding naar Geertruidenberg, dat toen nog in Duitse handen was, verbroken. 'Albrecht' bevond zich in de Biesbos op bekend terrein: tot begin september '44 was de zendpost van de groep op een boerderij in dit gebied gevestigd geweest en bovendien werd de groep, voorzover werkzaam in de zuidelijke provincies, geleid van het aan de Biesbos grenzende Land van Altena uit. 'Albrecht' had in die streken uitnemende helpers van wie enkelen de Biesbos vanjongsafkenden als hun broekzak. Er stonden in deze doolhof van kleine waterwegen met riet en rijshout dat in de winter drie tot vier meter hoog was, hier en daar bomen - goede kenners van het landschap behoefden in de duisternis slechts het silhouet van zulk een boom te zien om precies te weten waar zij waren.

XCNa de vondst van de 'Albrecht'-enveloppe op de pont GorinchemWerkendam hadden medewerkers van 'Albrecht' eerst, om Geertruidenberg toch te bereiken, een vaste route opgebouwd van Sliedrecht uit dwars door de Biesbos naar het plaatsje Nieuwendijk en vandaar via Hank naar Geertruidenberg. De Biesbos was in die tijd nog niet door de Wehrmacht bezet maar dat veranderde toen de Geallieerden begin november de Bergse Maas en het Hollands Diep bereikten: op tal van punten in de Biesbos werden toen Duitse militaire posten gevestigd. De boodschappers die vervolgens de zendingen van 'Albrecht' naar bevrijd gebied gingen brengen, maakten gebruik van het brede water van de Nieuwe Merwede dat zij van Sliedrecht uit door smalle vaarten bereikten - 'begin december (kon)', aldus het gedenkboek van de groep-'Albrecht', 'gesproken worden van een regelmatige dienst", zij het dat er per maand omstreeks volle maan enkele nachten waren waarop niet kon worden gecrosst. De leiding van de crossings lag zowel in Sliedrecht als op de Brabantse wal (in Lage Zwaluwe) in handen van leden van de 'Albrecht'groep. Een moeilijkheid ontstond toen de Wehrmacht medio maart '45 de Nieuwe Merwede geheel versperde door er ruim twintig rijnaken tot zinken te brengen en er een mijnennet in op te hangen. Voor de crossings

p. 103.

536 [PDF]
DOOR DE BIESBOS

J, De crossingroutes door de Biesbos De westelijke route (Sliedrecht-Lage Zwaluwe) is gebruikt van eind november '44 tot medio maart '45, De oostelijke route (Werkendam-Drimmelen) die in haar zuidelijk deel een variant had, is gebruikt van eind november '44 tot begin januari '45 en opnieuw van medio maart '45 tot aan de bevrijding, Bij sommige tochten vonden afwijkingen van de vaste routes plaats die meestal samenhingen met de aanwezigheid van Duitse u/achtposten. De vaste Duitse wachtposten zijn met een ster aangegeven, De kaart toont de Biesbos bij eb,

XCuit Sliedrecht moest toen een nieuwe route worden vastgesteld - dat werd de route van Sliedrecht naar Werkendam en vandaar dwars door de Biesbos naar Drimmelen, Naast de cross-route Sliedrecht-Lage Zwaluwe had 'Albrecht' er in november, december en begin januari ook een van Werkendam naar Drimmelen; de crossers van deze route maakten, nadat een hunner was gearresteerd, later in januari gebruik van de route die in Sliedrecht begon en hoofdzakelijk de Nieuwe Merwede volgde - ook deze Werkendamse crossers kwamen vast te zitten toen de Nieuwe Merwede werd versperd

537 [PDF]
ILLEGAAL WERK

en ook zij gingen toen de nieuwe route volgen welke weer dwars door de Biesbos liep.

XC'Het is moeilijk', aldus Albrecht meldt zich 1,

XC'een juiste voorstelling te geven van de gevaren en moeilijkheden die zich bij elke crossing voordeden. Wat een zelfbeheersing en doorzettingsvermogen kostte het om de lading behouden op zijn plaats te brengen. Wat een lichaamskracht vergde het om onder ongunstige weersomstandigheden meester te blijven van de situatie. Want mooi weer of stevige bries, mist of strenge vorst, de dienst ging door ... We zien'

XCen dan volgt het herinneringsbeeld (zie hierbij kaart I) dat in het sobere gedenkboek van de groep-'Albrecht' is vastgelegd":

XC'We zien hen weer vertrekken uit bezet gebied: Alblas en Koos in hun kano's, Dove Jan en Grijze Jan in hun V-bodems, Albert en Kees in hun roeiboot. Het is avond. Een lichte bries streelt de waterspiegel. Geen maan is te zien. Als die opkomt hopen ze al in Brabant te zijn. Buiten loopt niemand meer, want het is acht uur geweest en de Duitsers zijn onverbiddelijk. Voorzichtig hebben enkele passagiers plaats genomen in de ranke vaartuigen, de post is aan boord, en daar glijdt het convooi de rivier op. Het gaat goed. Zonder dat ze gezien of door de Duitse posten gehoord zijn, verdwijnt Sliedrecht achter hen. Slechts het silhouet is nog kort zichtbaar. De andere oever van de Merwede komt in zicht, en enige tijd wordt onder beschutting daarvan oostwaarts gevaren. Moffen zijn er aan deze zijde niet, maar het is oppassen voor de kribben; nu en dan brengt een stroomversnelling een kano even uit de koers. De Helsluis wordt bereikt. Geen Mof op post. Voorzichtig vaart het gezelschap de sluispoort binnen. De sluismeester doet zijn plicht, geluiden van neerstortend water breken de nachtelijke stilte en even later zijn de boten geschut op het waterpeil van het Wantij. Dwars door de kreken van de oostelijke tong van het Eiland van Dordrecht wordt in de richting van de Otters luis gevaren. Zo ver wagen de crossers zich intussen niet. De Duitsers hebben deze sluis bezet. Er wordt gestopt bij een dam. Een vermetele sigaret, die gloeit, wordt gedoofd. Allen stappen uit. De kano's en de roeiboot worden over de dam gesjord. 't Water wordt uit de boten gehoosd, de stenguns worden schietklaar gemaakt. Allen zijn gereed om in te stijgen. Plotseling riemengeplas. Een roeiboot nadert vanuit de Nieuwe Merwede. Geen nood. De hoekige gestalte, die hardnekkig aan de riemen trekt, is al herkend. Het is Aaike, op weg naar bezet gebied. Morgen denkt hij naar Brabant terug te varen. Handen worden geschud, er wordt gefluisterd; alles schijnt veilig te zijn. Vereende krachten brengen Aaikes boot over de dam heen in het Wantij. Weer worden handen

XCI A.v., p. 105. 2 A.v., p.

538 [PDF]
'DE MOFFEN MERKEN NIETS'

geschud, men gaat in de boten, en weldra vaart het gezelschap op de Nieuwe Merwede. Het wordt uitkijken. Aan beide zijden van de rivier zijn Duitse mitrailleurposten. Het is zaak het midden van de rivier te houden. Koos geeft de koers aan. De Ottersluis is al gepasseerd. Hoge masten aan weerszijden van de rivier tekenen zich af. Het is het hoogspanningsnet, dat Dordrecht met Brabant verbindt. De Kop van 't Land moet dus in de buurt zijn. Ieders waakzaamheid verscherpt, bijna geen geluid wordt gehoord, het riemengeplas verstomt.' De ebstroom zal hen voorbij dit gevaarlijke punt brengen. De rivier is hier het smalst. Aan weerszijden een waakzame Duitse post. Een drietal stormboten ligt gereed om in te grijpen.

XCAlles gaat naar wens. De Moffen merken niets. De varenden vermaken zich inwendig over het gezwets van de schildwachten, dat duidelijk hoorbaar is. De mitrailleurs blijven vandaag zwijgen. De riemen trekken weer, in kalm tempo bewegen de peddels der kano's zich. Ook de post aan de Spieringsluis houdt zich rustig. Er wordt iets dichter bij de Brabantse wal gevaren, want aan de noordwal zijn op regelmatige afstanden wel vijftien mitrailleurposten, die stuk voor stuk roet in het eten kunnen gooien. Enkele kilometers verder aan de zuidwal wordt de Brabander gepasseerd. Ditmaal hier geen vuurpijl, die stoort. Alle schippers weten intussen hoe ze hierop reageren moeten. Zo snel mogelijk naar de oever varen, waarvandaan de pijlopstijgt. Een hel verlicht worden op het water zou het de mitrailleurschutters al te gemakkelijk maken. Elke crosser heeft dit al een paar maal meegemaakt. De ranke kano is dan in het voordeel boven de logge roeiboot en is sneller in het beschuttende oeverriet verdwenen. Maar alles blijft rustig. De sterren staan aan de hemel en nu en dan schiet in de verte de vurige straal van een V-2 omhoog. In flink tempo wordt de ebstroom benut. Plotseling buigt Koos naar de noordwal af, de anderen volgen. De Deen is dichtbij. Het is oppassen; het laatste punt van enig gewicht op de zuidwal moet gepasseerd worden. Ook hier hebben 'wilde crossers' al meermalen een veer moeten laren." Het gevaar is spoedig geweken en de zuidwal wordt weer opgezocht. Aan de golfslag is te merken dat men het Hollands Diep nadert. Steeds dieper duiken de kano's in de golven, en geen der inzittenden blijft droog. Er is inmiddels een stevige bries opgestoken. Veiligheidshalve wordt wat dichter bij de kant gevaren, en dat is goed gezien. Eén der kano's schept een flinke gulp water, en met veel

, 'Om het geluid te dempen', aldus 'werden zakken of gummilappen om de roeiriemen gebonden en ook vaak om de kop van het schuitje. Het knoersend geluid dat de spanen veroorzaakten, werd onderdrukt door om de roeipinnen een doekje te knopen ... Reden van bezorgdheid vormden dikwijls de eenden diebij het geringste geluid schichtig opvlogen.' (Anne de Vries in dl. II, p. ro6). 2 Volgens C. Baardman in zijn boek (1955) bevonden er zich begin '45 Oostenrijkse militairen en 'elke morgen kwam de commandant van deze Oostenrijkers met een lachend gezicht de sluiswachter vertellen hoeveel boten van de crossers in de voorbije nacht gepasseerd waren.' Korte tijd later werd die Oosten rijkse bezetting 'vervangen door bloeddorstige Russen in Duitse dienst.' (p. 210-II).

539 [PDF]
ILLEGAAL WERK

stuurmanskunst gelukt het nog net de oever te bereiken voordat het bootje omslaat. Nadat het overtollige water is geloosd, wordt de tocht vervolgd. Het felst jagen de golven bij de Jacomien, het punt waar de Nieuwe Merwede en de Arner ineenvloeien. Merkwaardig, hoe de kano's steeds weer uit de golven opduiken. De opvarenden hebben geluk. Reeds zien zij de streep van de Brabantse vastewal voor zich. De golfslag mindert. Nog even wordt de Amer in oostelijke richting opgevaren, en dan zwenken alle boten de haven van Lage Zwaluwe binnen. Het einddoel is bereikt'

XCmen ziet: hier is een crossing beschreven waarbij goeddeels van de Nieuwe Merwede gebruik werd gemaakt. De beschreven tocht duurde vier uur, maar het gebeurde wel dat onderweg een storm opstak die eerst moest uitrazen en dan dienden de crossers wel eens een hele dag, in het riet verscholen, te wachten voordat zij hun tocht konden voortzetten. Geregeld werd door Duitsers op de Nieuwe Merwede gepatrouilleerd en werden er lichtkogels afgeschoten ('dan', zei een crosser eens, 'voelde je jezelf naakter dan in je nakende nakie' s middags om twaalf uur op de Dam in Amsterdam"), soms was er mist (dan voeren de crossers op hun kompas), soms, d.w.z. eind december en vooral eind januari, waren er hevige sneeuwstormen (door ijsgang moest men in januari het erossen een week lang staken). In februari en vooral in maart en april werd het erossen extra gevaarlijk: de Wehrmachtwas waakzamer, de nachten waren korter geworden. In die korte nachten was het vaak onvermijdelijk om tegen de stroom in te erossen - toen in februari het smeltwater de rivieren in Nederland deed wassen, was de vloedstroom soms niet krachtig genoeg om de tocht noordwaarts mogelijk te maken. Die tocht noordwaarts was steeds zwaarder dan de tocht zuidwaarts: hij duurde gemiddeld ongeveer twee uur langer. Pas in maart werd het erossen in zoverre iets gemakkelijker dat men de beschikking kreeg over modern, met motoren uitgerust, Amerikaans materieel: 'schitterend', aldus Albrecht meldt zich, 'maar alleen te gebruiken bij ruw weer omdat het niet geruisloos genoeg liep.? Tevoren had men al enkele kano's gebruikt met op accu's lopende motoren maar die waren in bezet gebied gemaakt (in Albrecht meldt zich is daarbij terecht een uitroepteken geplaatst).

XCSlechts één keer werd een crossing-boot door een Duitse stormboot buitgemaakt. Crosser Aaike van Driel viel toen in Duitse handen; op 30 april werd hij bij Utrecht gefusilleerd. Hij had vaker met succes gecrosst dan wie ook: drie-en-vijftig keer.54

I Ad Goede in dl. p. 397. 2 p. 110.

540 [PDF]
BETEKENIS VAN DE BIESBOS-CROSSINGS

XCEr zijn in totaal, alle tochten zuidwaarts en noordwaarts bijeengeteld, driehonderdvier-en-zeventig door de groep-'Albrecht' georganiseerde crossings geweest; daarnaast nog zes-en-zestig andere georganiseerde crossings waarbij KP'ers een belangrijke rol speelden.' De grootste frequentie werd in de eerste helft van april bereikt, 'toen een vrijwel dagelijkse verbinding tussen bezet en bevrijd gebied bestond. In deze periode kon het gebeuren dat op een brief van Amsterdam naar Eindhoven na vier dagen het antwoord in Amsterdam ter tafel lag."

XCDe crossings door de Biesbos zijn in de eerste plaats van eminente betekenis geweest voor het contact tussen het Bureau Inlichtingen en de illegaliteit. Talloze rapporten werden door de crossers meegenomen, telkens verpakt in een waterdichte zak (de kano's en andere vaartuigen liepen menigmaal half vol water) welke verzwaard was met een steen: dreigde men in Duitse handen te vallen, dan kon de zak onmiddellijk overboord worden gezet. Daarnaast gingen talloze stukken noordwaarts - ook kleine zendapparaten. een enkele keer wapens en eind februari grote hoeveelheden insuline welker tijdige aankomst de levens redde van duizenden lijders aan suikerziekte. Tenslotte waren de cross-routes van groot belang om geheime agenten naar bezet gebied te brengen en van bezet gebied uit personen naar het bevrijde Zuiden op wier komst aldaar prijs werd gesteld: boodschappers van de illegaliteit en personen die over bijzondere deskundigheid beschikten voor de heropbouw van het bevrijde Zuiden of voor de voorbereiding van die van het Noorden (enkele ingenieurs van de rijkswaterstaat, de directeur van het Rotterdamse havenbedrijf, de directeur-generaal van de energievoorziening) - ook werden veertig, oorspronkelijk op en bij de Veluwe ondergedoken Airbornes door de crossers naar het Zuiden gebracht. Van der Gaag, lid van het College van Vertrouwensmannen, maakte begin '45 van de weg via de Biesbos gebruik om naar Londen te gaan en naar bezet gebied terug te keren - eind april ging hij via dezelfde weg voor de tweede maal naar Londen, nu vergezeld door Neher. Brouwer zelf, de leider van 'Albrecht', crosste in maart voor besprekingen met BI-Eindhoven en ging

XC1 Bij één gelegenheid zijn van het zuiden uit twaalf boten tegelijk gecrosst, waarvan vier met wapens waren volgeladen. 2 Albrecht meldt zich, p. I I 1. 54

541 [PDF]
ILLEGAAL WERK

toen weer naar bezet gebied terug. Hoeveel personen in totaal als 'passagiers' hebben gecrosst, is niet bekend - het zijn er, gegeven het feit dat in totaal vierhonderdveertig keer is gecrosst, misschien wel vele honderden geweest.

XCHet spreekt vanzelf dat alles wat met de crossings uit Sliedrecht en Werkendam te maken had, zo goed mogelijk geheim werd gehouden. Dat lukte maar ten dele. Wie met verlof van 'Albrecht' naar het Zuiden mocht oversteken, kreeg een wachtwoord waarmee hij zich in Sliedrecht ofWerkendam moest aanmelden bij een bepaald adres. Niet ieder zweeg daarover, zodat na enige tijd het wachtwoord om de paar dagen werd veranderd. Er kwamen in Sliedrecht en Werkendam wel mensen aan, die links en rechts vroegen waar zij zich moesten vervoegen om naar het Zuiden vervoerd te worden. Deze en dergelijke gebeurtenissen wekten bij de bewoners van de panden aan de Merwede waar de boten overdag verborgen waren en de 'echte' passagiers zich moesten aanmelden, grote bezorgdheid - met dat al slaagde de bezetter (hij wist natuurlijk dat er regelmatig door de Biesbos werd gecrosst) er niet in, die panden te ontdekken en het werk, waarbij meer dan zes maanden lang van vaste adressen gebruik werd gemaakt, ging door.

XCNagenoeg geheel is dit werk geweest dat ondernomen is van bezet gebied uit; daar is trouwens ook het initiatief genomen. Er is aan dit initiatief, dat zij erkend, steun verleend. BI deed dat in hoge mate; gelijk vermeld, stelden de Amerikanen tenslotte modern materieel ter beschikking; de Canadezen verleenden hulp aan de crossings doordat zij de voor hun artillerie bereikbare Duitse militaire posten in de Biesbos herhaaldelijk onder vuur namen; het in het bevrijde Zuiden aanwezige detachement van MI-g (de afdeling van de Britse geheime dienst die bemoeienis had met de 'pilotenhulp') leerde de crossers op zijn Z.g. Baat School op Tholen hoe zij met de gevoelige motoren van het moderne materieel moesten omgaan - dat detachement stelde een keer zelfs voor dat het de gehele crossing-organisatie onder zijn hoede zou nemen. Dat werd door de crossers geweigerd: zij stelden er prijs op, onafhankelijk te blijven, zulks te meer toen de tegenstellingen welke zich aan de top van de illegaliteit hadden geopenbaard, tot hen doordrongen; ook de rivaliteit tussen de verschillende geheime diensten maakte op hen een onaangename indruk. Zij wisten dat zij een uitermate gevaarlijke maar ook uitermate belangrijke taak uitvoerden en zij deden dat niet zonder gepast zelfbewustzijn; kwamen zich in Sliedrecht of Werkendam passagiers aanmelden die het wachtwoord niet kenden, dan werden dezen, ongeacht hun maatschappelijke positie, onverbiddelijk geweerd. Dat overkwam 54

542 [PDF]
BETEKENIS VAN DE BIESBOS-CROSSINGS

bijvoorbeeld prof. dr. G. A. van Poelje, de in de zomer van '40 door de bezetter ontslagen secretaris-generaal van het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen, die na de bevrijding (dat hadden de Vertrouwensmannen inmiddels vastgesteld) op zijn post zou terugkeren. Hem had de Londense minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, dr. G. Bolkestein, begin februari via de Vertrouwensmannen gevraagd, naar Londen te komen - van Poelje werd met een auto naar Sliedrecht gebracht en keerde onverrichterzake terug. Misschien zouden de mannen van 'Albrecht' in zijn geval wel over het bezwaar zijn heengestapt dat hij het wachtwoord niet kende, maar Braat, de redacteur van De Vrije Kun stenaar, die een maand later als passagier kon crossen, kreeg van Aaike van Driel te horen dat deze persoonlijk in de bewuste nacht had geweigerd, van Poelje, 'dat oude mannetje dat een oproep uit Londen had' (van Poelje was zestig jaar), mee te nemen. 'Ik dacht: zoiets gaat maar jammeren als er een gevaarlijk ogenblik mocht komen en trouwens, er zijn al genoeg oude mannen bij elkaar daar in Londen!"

'Pilotenhulp)

XC

XCIn de delen 5 en 7 van ons werk hebben wij, aansluitend bij het toenmalige spraakgebruik, onder het algemene begrip 'pilotenhulp' alle clandestiene hulp laten vallen aan militairen van de mogendheden die met Duitsland in oorlog waren: hulp aan militairen die uit krijgsgevangenschap in Duitsland waren ontsnapt (dat waren vooral Walen", Fransen en Polen, 'soms ook Russen) en hulp aan bemanningen van de Geallieerde luchtmachten die zich boven bezet Nederland met hun parachute hadden kunnen redden of wier toestel daar een noodlanding had gemaakt. De ontsnapte Russische krijgsgevangenen werden in Nederland verborgen gehouden maar de Walen, Fransen en Polen wilden zuidwaarts trekken en hetzelfde gold voor de bemanningen van de Geallieerde luchtmachten: dezen hadden trouwens opdracht, zich zo enigszins mogelijk weer bij hun onderdeel te voegen; uit Nederland vergde dat een tocht door België en Frankrijk naar Spanje. Ten behoeve van die afvoer werden in bezet gebied verschillende 'pilotenlijnen' opgebouwd en in deel 7 verJ

I L. P. Braat: p. 145. 2 De Vlaamse krijgsgevangenen waren, evenals de Nederlandse, in '40 door Hitler vrijgelaten.

543 [PDF]
ILLEGAAL WERK

meldden wij als onze schatting dat, afgezien nog van verscheidene duizenden Waalse, Franse en Poolse militairen, in totaal tot aan D-Day hulp is verleend aan tussen de vijftienhonderd en tweeduizend 'piloten'.

XCGoeddeels is dat hulp geweest door zelfstandig optredende Nederlandse illegale werkers maar in juni' 43 werd door MI-9 in samenwerking met BI een geheime agent gedropt om een eigen 'pilotenlijn' op te zetten: de Engelsman (zijn vader was Nederlander) Dignus ('Dick') Kragt. Deze trok een Joodse onderduiker, Joseph Piller, als zijn voornaamste helper aan. Kragt en Piller kregen hun 'piloten' meestal toegespeeld door de LO en zij hadden na enige tijd een eigen zendverbinding met Londen zodat zij de identiteit van hun 'piloten' (men moest er steeds op bedacht zijn dat Duitse V-Männer zich voor 'piloten' uitgaven) konden verifiëren. De 'piloten' van Kragt en Piller werden naar België afgevoerd waar zij door Belgische groepen die met MI-9 in contact stonden, werden overgenomen. Daarnaast was er een Nederlandse illegale groep, 'Fiat Libertas', die (met onderbrekingen) van de zomer van '43 af ook in zendcontact met Londen stond - deze groep (er waren nog andere) bracht tot in de lente van '44 vele honderden 'piloten' naar Brussel.

XCHoeveel 'piloten' begin september '44 in bezet Nederland aanwezig waren, weten wij niet - wèl dat het detachement van MI-9 dat aan het Geallieerde hoofdkwartier was toegevoegd: IS-9 (WEA)t, aan Chris Lindemans toen hij in de nacht van 14 op I5 september door de linies werd gezonden, opdracht had gegeven, aan de Noordbrabantse illegaliteit mee te delen dat de in Noord-Brabant aanwezige 'piloten' ter plaatse moesten blijven in afwachting van hun bevrijding. Wij nemen trouwens aan dat de Nederlandse 'pilotenhulp'-groepen in het algemeen na D-Day (6 juni '44) hun 'piloten' niet naar het zuiden hebben laten vertrekken: zij wisten dat die tocht riskant was en zij rekenden er op dat de Geallieerden binnen afzienbare tijd heel Nederland zouden bevrijden.

XCIn de tweede helft van september schiep het oorlogsverloop een geheel nieuwe situatie: het front kwam aan de moeilijk te passeren grote rivieren te liggen en op en bij de Veluwe hielden zich enkele honderden Airbornes schuil, van wie een deel gevangenneming door de Duitsers had weten te voorkomen, een ander deel door Nederlandse illegale werkers geholpen was, uit krijgsgevangenschap te ontsnappen.

XCWat die eersten betreft: alleen of in kleine groepjes zwierven er Airbornes op de Veluwe rond, zich overdag schuilhoudend. Een deel van

I 9

544 [PDF]
HULP AAN DE 'AIRBORNES'

hen viel in Duitse handen, een deel werd gevonden door illegale werkers van wie een aantal op zoek naar Airbornes de Veluwe op trok. 'Telkens', aldus Het Grote Gebod,'vonden onze mannen' (maar ook vrouwen deden dat werk) 'in de bossen, in het akkerland of in eenzame schaapskooien groepj es uitgeputte Britten en toen het krankzinnigengesticht te W olfheze moest worden ontruimd' (begin oktober) 'zaten daar de kelders vol met Engelsen. Onder de hoede van het Nederlandse Rode Kruis zijn zij er uitgehaald en als zwaar zieken op wagens weggereden."

XCWat de tweede groep aangaat: toen de Airhornes op 18, 19 en 20 september vergeefse pogingen ondernamen om van Oosterbeek uit tot de kleine schare door te dringen die op de avond van 17 september de Rijnbrug in Arnhem had bereikt, en toen zij tenslotte naar de 'perimeter' in Oosterbeek terugvloeiden, waren er verscheidene Airbornes die, van hun onderdeel afgesneden, een schuilplaats vonden bij Nederlandse burgers. De bevolking van Arnhem evenwel moest op 26 september evacueren - de Airbornes, inmiddels in burgerkleding gestoken, gingen mee op pad maar lieten (zij hadden geen persoonsbewijzen) op de Veluwe de stoeten evacué's in de steek om in het terrein een nieuwe schuilplaats te zoeken. Na de evacuatie van Arnhem werden aldaar in het Diaconessenhuis nog enkele honderden gewonde Airbarnes verpleegd, onder hen de bevelhebber van de brigade parachutisten die benoorden Heelsum was geland, Brigadier J. W. Hackett; hij was in Oosterbeek door een Duitse granaat getroffen en zijn maag was daarbij op veertien plaatsen geperforeerd. Hackett, die in het Diaconessenhuis met succes een operatie had ondergaan, werd door ir. P. C. Kruyff (leider van de Arnhemse illegale groep die in de dagen van strijd bij Arnhem in telefonisch contact had gestaan met Oosterbeek en Nijmegen) het ziekenhuis uit gesmokkeld en naar Ede gebracht - ook anderen werden zo aan hun afvoer naar de krijgsgevangenenkampen in Duitsland onttrokken om in allerlei vehikels, sommigen in de tanks van melkauto's van zuivelfabrieken, naar Ede en andere plaatsen te worden vervoerd. Nog andere Airbornes hielp men wegkomen uit het militaire hospitaal dat de Waffen-SS in het Koninklijk Paleis Het Loo bij Apeldoorn had ingericht en uit het in de Willem III-kazerne gevestigde noodhospitaal en er waren tenslotte Airhornes die, als zij per trein uit Apeldoorn of elders naar Duitsland werden vervoerd, tijdens hun transport vrijwelonmiddellijk na vertrek wisten te ontsnappen en die dan na één of enkele dagen in contact kwamen met Neder

1 dl. II, p. 63.

545 [PDF]
ILLEGAAL WERK

landers die hen Of zelf konden helpen àf doorgaven aan een illegale groep.

XCVelen van die Airbornes-onderduikers werden, zoals Hackett, bij burgers gehuisvest (en kregen dan veelal na enige tijd een vals pb), maar anderen werden in de gelegenheid gesteld, zich in holen in de bossen, in schuurtjes of in schaapskooien schuil te houden; daar moest dan regelmatig drinkwater en voedsel naar toe worden gebracht.

XCIllegale werkers waren er die er al kort na het einde van de strijd bij Oosterbeek (26 september) toe overgingen, Airbornes 's nachts met bootjes de Rijn over te zetten (dat deed een illegale werkster uit Ede, D. Nijhoff-van der Meer, dat deed een illegale werker uit Wageningen, Kees Mulder', dat deden wellicht ook anderen) - gevolg van de geslaagde overtocht van die eerste ontsnappende Airbarnes was dat het tot de Geallieerde staven en met name ook tot de officieren van MI-g doordrong dat zich vermoedelijk op de Veluwe nog een groot aantal Airhornes bevond. Hoe kon men hen in veiligheid brengen? Dat vergde contact met personen die op hun beurt met groepen van die Airhornes verbinding hadden.

XCDe officieren van MI-g kregen er een eerste denkbeeld van hoe het er met de hulp aan de Airborn.es op de Veluwe voorstond, toen een Canadese sergeant, Leo Heaps, op 5 oktober uit het door de Duitsers bezette deel van de Betuwe bij Tiel de Waal kon oversteken. Heaps was als krijgsgevangene eerst naar de Harskarnp, vervolgens naar Stroe gebracht, was met twee anderen uit de trein gesprongen die hem naar Duitsland moest brengen, was toen in Putten terechtgekomen bij Piet Oosterbroek, lid van de RVV-brigade Veluwe, en Oosterbroek had hem via Dijkman, commandant van de brigade, bij de geheime agent Kirschen gebracht (' Captain King') die door Dijkman in een als woning ingericht kippenhok op een boerenerf bij Scherpenzeel was ondergebracht." Het waren RVV'ers geweest die Heaps naar de Waal hadden gebracht. De Canadees werd in Eindhoven onmiddellijk in contact gebracht met een van de stafofficieren van MI-g uit Londen die met het oog op de mogelijke afvoer van de Airbornesvan de Veluwe, naar het Continent was gekomen: Major Airey Neave. Heaps vertelde Neave van zijn contact met Kirschen

1 Mulder placht diegenen die hij de rivier overzette, bijeen te brengen in een grafkelder op de Algemene Begraafplaats te Wageningen. 2 De inrichting van die woning had eerder plaatsgevonden ten behoeve van geëvacueerden tot Dolle Dinsdag zat er een onderduiker met zijn gezin maar die personen waren toen naar het westen des lands teruggegaan.

546 [PDF]
'AIRBORNES' OP DE VELUWE

en dat betekende dat Neave, als hij dat wenste, kon pogen om via Kirschen met de Airbornes, althans met een aantal hunner, in contact te treden, maar Neave wist toen al dat uit Nijmegen elandestien getelefoneerd kon worden met Bennekom en had al telefoongesprekken kunnen voeren met illegale werkers van wie hij mocht aannemen dat zij, nadat de nodige afspraken waren gemaakt, op zekere nacht grote groepen Airbarnes naar de Rijn zouden kunnen brengen; daarvoor werd een punt uitgekozen bij Wageningen en de operatie kreeg de codenaam 'Pegasus' - wij zullen van 'Pegasus I'spreken omdat er nog 'Pegasus II' op is gevolgd. 'Pegasus I' kon evenwel mislukken en het leek Neave dus verstandig, in omgekeerde volgorde de ontsnappingsweg op te bouwen waarvan Heaps gebruik had gemaakt: over de Waal dus bij Tiel.

XCZijn hoop dat die route zonder al te veel gevaar kon worden gevolgd, werd versterkt toen na Heaps ook de commandant van een van de bataljons parachutisten van de Airbornes, Lieutenant-Colonel David Dobie, via Tiel wist te ontsnappen. Neave besloot toen definitief om een ontsnappingsweg Ede-Tiel te laten vormen (operatie-' Windmill') en zond daartoe een Britse officier en een Amerikaanse parachutist naar Tiel die opdracht hadden, zich overdag schuil te houden en te allen tijde in uniform te blijven (vielen zij de Duitsers in handen, dan zouden zij zich dus op hun militaire status kunnen beroepen). De bedoeling was dat de officier en de parachutist met gebruikmaking van adressen van de RVV de route naar Ede zouden opbouwen - Neave wist toen al dat de positie van de ondergedoken Airbornes steeds moeilijker werd.

XCIn de nacht van II op 12 oktober werden de Britse officier en de Amerikaanse parachutist bij Tiel de Waalovergezet (in het bootje dat hen ophaalde, bevond zich een hoofdambtenaar van Buitenlandse Zaken, dr. J. H. van Roij en, die als afgezant van het College van Vertrouwensmannen op weg was naar Londen) - verder dan Tiel kwamen zij niet; zij werden er, nadat zij zich overdag in burgerkleren op straat hadden gewaagd, zes dagen later gearresteerd' - 'Windmill' was dus mislukt.

XCNeave had al reden aan te nemen dat' Windmill' op moeilijkheden was gestuit, toen hij op 19 oktober Colonel Dobie in aanwezigheid van Heaps

XC, Neave schreef later, 'that both men had disobeyed a written order to stay in uniform and out of sight' (Airey Neave: Saturday at MI-9. A history of underground escape-lines in North-West Europe in 1940-1945 by a leading organizer at MI-9 (I969), p. 288), maar ons komt het voor dat dit bevel zich niet liet verenigen met de opdracht die aan de twee militairen was gegeven. Het echtpaar dat hun huisvesting had verleend, werd doodgeschoten, de Brit werd later in een.krijgsgevangenenkamp aangetroffen, de Amerikaan is spoorloos verdwenen.

547 [PDF]
ILLEGAAL WERK

II. Pegasus [ en Pegasus II Voor Pegasus [ werd verzameld bij Nol in 't Bos en de daar bijeengekomen groep volgde in de nacht van 22 op 23 oktober '44 van Oranje Nassau-Oord een pad naar de uiterwaarden waar zij de Rijn kon oversteken, Voor Pegasus II werd verzameld in Lunteren. De bedoeling was dat de daar gevormde groep in twee nachtelijke marsen de Rijn zou bereiken bij Heteren, Zij leu/am in de nacht van 16 op 17 november in goede orde bij een punt, iets benoorden de straatweg Arnhem-Ede-Amsterdam, maar raakte verstrooid toen zij in de daaropvolgende nacht die straatweg trachtte te passeren,

XChet gehele plan voor 'Pegasus [' liet ontvouwen aan de bevelhebber van het Britse Tweede Leger, Lieutenant-General MilesDempsey, Dat moest daarom gebeuren omdat hulp van het Tweede Leger nodig was teneinde de ontsnappende Airbarnes van de zuidelijke Rijnoever uit zoveel mogelijk hulp te geven: de daar in stelling liggende Amerikaanse 101

C.

548 [PDF]
'PEGASUS I'

ten boten zijn om hen de Rijn te laten oversteken en tijdens dat oversteken moesten kanonnen gereedstaan om eventueel in te grijpen; bovendien zouden in elk geval ter misleiding Wageningen en Renkum worden beschoten. Dobie had, aldus Heaps, meer dan een uur nodig om Dempsey te vertellen hoe het er met de Airbornes op de Veluwe voorstond en wat de bijzonderheden waren van 'Pegasus I' - de operatie welke Neave en Dobie in de nacht van 23 op 24 oktober wilden ondernemen. , When Dobie finished', aldus Heaps, 'there was a silence that seemed intermi nable. But it could not have lasted more than several seconds. Then Dempsey only said three words: 'Get them out. "1 Telefonisch werd naar Bennekom bericht doorgegeven dat zoveel mogelijk Airbarnes in de nacht van maandag 23 op dinsdag 24 oktober moesten trachten iets ten oosten van Wageningen (zie kaart II) de uiterwaarden te bereiken. Op de zoste evenwel werd in Bennekom een razzia op spitters gehouden - het bericht daaromtrent, telefonisch doorgegeven, leidde er toe dat 'Pegasus I' een etmaal vervroegd werd: de operatie zou in de nacht van zondag op maandag worden uitgevoerd. Een toeval wilde dat de bevolking van Bennekom (dat enkele kilometers benoorden Wageningen ligt) de vrijdag van de razzia ook bevel kreeg, daags daarna het dorp te verlaten - gevolg hiervan was dat zich op zaterdag langs de wegen in en in de buurt van Bennekom zoveel burgers met bagage voortbewogen dat een groot aantal Airbornes, steeds door Nederlandse illegale werkers vergezeld, zich die dag onontdekt naar de uitspanning Nol in 't Bos kon begeven, iets ten noordwesten van Renkum; ze moesten daar in de openlucht overnachten. Een andere groep werd, in twee vrachtauto's verborgen, op zondag uit de schaapskooi bij Oud-Reemst (bezuiden Otterlo) naar Nol in 't Bos gebracht. Toen het zondagavond donker was geworden, liep men in kleine groepjes naar het daags tevoren ontruimde herstellingsoord Oranje Nassau-oord; daar was men niet meer dan twee kilometer van de rivier verwijderd.

XCDe Britse officier die van Ede uit de voorbereidingen had getroffen, had de Rijnoever bij Wageningen zorgvuldig laten verkennen; hij wist dat de Duitsers er om de honderd meter machinegeweerposten bezaten en dat een patrouille elk half uur van post naar post trok, maar er liep van Oranje Nassau-oord een pad waarlangs men tussen twee machinegeweerposten door bij de Rijn kon komen; een illegale werker uit Bennekom, H. van der Poll, had voorgesteld, van dat pad gebruik te maken.

XCToen het donker werd, bevonden zich bij Oranje Nassau-oord ruim

XCI Leo Heaps: The Grey Goose oj Arnhem (1976), p. 175.

549 [PDF]
ILLEGAAL WERK

honderddertig Airhornes alsmede enkele Nederlanders, onder wie twee marine-officieren: twee van de acht die er in geslaagd waren, uit hun kamp in Duitsland te vluchten. In totaal zouden honderdacht-en-dertig personen trachten over de Rijn te komen. Het weer was gunstig: er kwam mist, men kon niet meer dan een paar meter voor zich uit zien. Een lange colonne werd gevormd, ieder hield een touw vast en zo ging het tegen elfuur voorwaarts met een Nederlandse gids, Jan Peelen, aan het hoofd. De honderdacht-en-dertig man 1 liepen zo voorzichtig mogelijk (elk krakend takje kon hen verraden). Twee patrouillerende Duitsers kwamen zij tegen - die werden na een korte wisseling van schoten krijgsgevangen gemaakt en meegenomen. De rivierdijk werd bereikt. Op hun buik kropen de ontsnappenden vervolgens door de uiterwaarden. Ze waren niet precies op het met Neave en Dobie afgesproken punt beland en hun lichtsignaal werd pas na enige tijd van de zuidelijke oever af opgemerkt, maar om half twee waren de laatsten in veiligheid." Amerikaanse militairen waren daartoe, terwijl kanonnen Wageningen en Renkum onder vuur namen, in vijf-en-twintig Canadese roeiboten de Rijn overgestoken.

XCZo was 'Pegasus I' een groot succes geworden. Dat stimuleerde Neave (Dobie was inmiddels naar zijn onderdeel teruggekeerd) om de operatie te herhalen: hij wist dat maar een deel van de Airhornes had kunnen wegkomen en dat zich volgens diegenen die bij 'Pegasus I' waren ontsnapt, nog ongeveer honderdvijftig Airbornes op de Veluwe bevonden. Neave besloot dat bij' Pegasus II' de Rijn op een ander punt en met andere middelen overgestoken zou worden. Hij koos een punt uit dat een kilometer of vier verder oostwaarts lag, bij Heteren, en hij besloot, voor 'Pegasus II' geen roeiboten te gebruiken maar twaalf boten met buitenboordmotoren welke haastig van geluiddempers werden voorzien. Er ging telefonisch bericht naar Bennekom dat' Pegasus II' in de nacht van 17 op 18 november kon worden uitgevoerd en dat in die nacht en in de twee volgende nachten om twaalf uur aan de Betuwe-oever van de Rijn alles in gereedheid zou zijn. Bij 'Pegasus II' was evenwel de coördinatieJ.

1 G. Peelen, een broer van Jan Peelen, schrijft in zijn relaas dat zich onder hen 'tien Nederlandse jongens bevonden.' (p. 74). 2 Onder diegenen die ontsnapten, was een Geallieerde sergeant die een tijdlang verpleegd was in Paleis Het Loo; daaruit had hij een stuk gordijnkoord meegenomen dat hij enkele weken later aan koningin Wilhelmina deed toekomen. De koningin deed toen aan de directeur van haar kabinet weten dat de sergeant dat stuk koord maar zelf als souvenir moest houden, 'dit alles heel vriendelijk en menselijk s.v.p. schrijven.' (notitie, z.d., van koningin Wilhelmina aan G. C. W. van Tets van Goudriaan, archief kab. der koningin).

550 [PDF]
'PEGASUS II'

van wat benoorden en bezuiden de Rijn moest geschieden, minder goed dan bij 'Pegasus 1'. De telefoonverbinding Nijmegen-Bennekom werd op 16 november verbroken - nadien kon Neave de Airbarnes slechts bereiken via de geheime agenten Kragt en Kirschen, maar het radioverkeer met hen vond via Londen plaats, hetgeen telkens tij d kostte.' Ook in andere opzichten waren de omstandigheden ongunstiger geworden. De gehele zuidelijke Veluwezoom was ontruimd en er bevonden zich daar meer vijandelijke militairen dan ten tijde van 'Pegasus 1'. Het kan zijn dat die ook veel waakzamer waren geworden; in een Londense krant was door een fout van de censor een, zij het in vage termen gesteld, relaas over' Pegasus I' verschenen - men moest rekening houden met de mogelijkheid dat de vijand (in Lissabon en Stockholm konden de Duitsers de gehele Britse dagbladpers lezen) daarvan kennis had genomen. In elk geval leek het noodzakelijk, diegenen die aan 'Pegasus II' zouden deelnemen, verder van de Rij n te concentreren dan bij 'Pegasus I' het geval was geweest - maar dat betekende dat zij in het donker een langere route zouden moeten afleggen. Kragt en Piller hielden 'Pegasus II' voor onuitvoerbaar maar Neave legde hun negatief advies terzijde, o.m. omdat hij meende dat men de Nederlanders die hulp boden aan de Airbornes, niet langer gevaar mocht laten lopen dan strikt noodzakelijk was.

XCHet was de bedoeling dat bij 'Pegasus II' ongeveer honderdtwintig personen zouden ontsnappen, een groot aantal Airbarnes (onder hen Keith Banwell, die deelgenomen had aan de overval bij de Oldenallerbrug), een aantal militairen van de Royal Air Force, daarnaast ook nog een Fransman, een Rus en enkele Nederlanders; onder die laatsten bevonden zich Johan Doorn, samensteller van het illegale blad De Oranjekrant en lid van de Raad van Verzet", W. J. van Hoorn Alkema, secretaris van Jan

1 Kirschen was eind oktober uit Scherpenzeel, waar teveel mensen van de aanwezig heid van zijn zender wisten, naar een punt in de buurt van Lunteren verhuisd; daar waren op 3 november bij een binnenbrandje zijn zender en zijn codeboek verloren gegaan. Hij bezat toen nog een reservezender die in Maarn was verborgen en hij kreeg, na brutaalweg een ongecodeerd bericht te hebben uitgezonden, spoedig een nieuw codeboek waarna hij het zenden van Maarsbergen uit hervatte. Op r8 oktober had Neave bij Garderen een geheime agent van MI-91aten droppen, de Nederlander A. du Bois, samen met een marconist wiens naam niet bekend is. De zender van de marconist begaf het na één dag zodat du Bois geen medewerking kon verlenen aan' II'. Hij werd op I december gearresteerd en is op 8 maart '45 gefusilleerd bij Woeste Hoeve; het lot van zijn marconist is onbekend. 2 Wij bedoelen het topcollege, niet de organisatie.

551 [PDF]
ILLEGAAL WERK

Thijssen, een afgezant van de spoorwegdirectie, ir. H. C. A. van Eldik Thieme, en een van de Personeelraad der Spoorwegen, H. Leeuw. Verzameld werd op een boerderij bij Lunteren; de afstand vandaar naar de Rijn bij Heteren was omstreeks twintig kilometer. Dat traject was te lang om in één nacht af te leggen; het was derhalve in tweeën gesplitst - men zou in de nacht van de rode op de 17de naar een punt in de buurt van de straatweg Ede-Arnhem lopen (t.w. naar een bosperceel dat iets hoger lag dan de omgeving, met vijvers in de buurt waaruit men drinkwater kon halen), zich daar op de 17de schuilhouden om dan te trachten in de volgende nacht de Rijn te bereiken. Bij dat alles zou men dus zowel de grote weg als de spoorweg Ede-Arnhem en bovendien de grote weg Wageningen-Arnhem moeten oversteken. De nachtelijke tocht vond plaats in een losse formatie. Ieder was in uniform (ook de Nederlanders die zouden ontsnappen hadden Britse uniformen gekregen en Britse militaire identiteitsbewijzen, zo ook de Nederlandse illegale werkers die als gidsen fungeerden), er was een gewapende voorhoede van zes man en een aanzienlijk sterkere gewapende achterhoede: als de Duitsers aanvielen, zou die achterhoede moeten trachten hen tegen te houden.

XCIn de nacht van de rode op de 17de ging alles goed; men liep door een gebied waar zich maar weinig Duitsers bevonden en bereikte het bosperceel. Overdag op de I7de werd men daar niet ontdekt. Toen het donker was geworden, begon men het tweede traject af te leggen en daarbij liep alles mis. Men was de straatweg Ede-Arnhem nog niet over toen men bemerkte, zich dicht bij een Duitse post te bevinden. Een deel van de groep bleef liggen, een deel trok zuidwaarts verder, een deel ging oostwaarts; het deel dat zuidwaarts verder trok, raakte bij de straatweg in een gevecht met Duitsers gewikkeld, 'er ontstond', aldus Boeree in zijn Kroniek van Ede, 'een onbeschrijfelijke verwarring. Sommigen renden de straatweg over, anderen vluchtten in het bos terug. Alle verband' was verbroken, het waren slechts kleine troepjes die op eigen verantwoording een goed heenkomen zochten."

XCOok de groep die oostwaarts was getrokken, raakte bij het oversteken van de straatweg in gevecht met de Duitsers, maar uit die groep wisten vier personen, onder hen een gewonde, en voorts Leeuwen een van de Nederlandse gidsen, de Rijn bij Heteren te bereiken, zij het pas lang na middernacht. Op de r Sde overdag hielden zij zich schuil in de uiterwaarden. 's Avonds laat op de t Sde verscheen in een kano een Geallieerde55

I Th. A. Boeree: p. 184.

552 [PDF]
'PEGASUS II'

verkenner. Hij had voor één man plaats. De gewonde werd aan boord getild, de kano stak van wal en sloeg om in de sterk gezwollen rivier - beiden inzittenden verdronken. Kort na middernacht verscheen een motorboot en deze bracht de drie overige mannen in veiligheid. In de nachten die volgden, kwamen nog vier anderen die aan de Duitsers waren ontsnapt, elders over de Rijn; in totaal wisten dus niet meer dan zeven mannen de Betuwe te bereiken - 'Pegasus II' was mislukt.

XCHoeveel militairen en anderen bij 'Pegasus II' zijn omgekomen, is niet precies bekend (Johan Doorn heeft er het leven bij gelaten'), maar de meesten die aan de fatale nachtelijke mars hadden deelgenomen, slaagden er met hulp van hun gidsen in, weer hun onderduikadressen te bereiken. Volgens Piller waren er, afgezien van diegenen die de Rijn over waren gekomen, zes-en-dertig vermisten. Voorzover niet gesneuveld of gewond werden die personen naar het gebouw van de Feldgendarmerie te Ede opgebracht; onder hen waren zes Nederlandse illegale werkers, van wie er twee als gids hadden gefungeerd. Allen waren, gelijk vermeld, in Britse uniformen gestoken en hadden Britse militaire identiteitspapieren, maar de gidsen die geen woord Engels spraken, vielen onmiddellijk door de mand en 'volgens de Engelse soldaten werden zij', schrijft Boeree, 'ernstig mishandeld waarbij hun de voortanden uit de mond werden geslagen." - beiden werden enige tijd later als Todeskandidaten gefusilleerd. Onder de gevangenen bevonden zich van Eldik Thieme en van Hoorn Alkema (deze laatste was gewond); hun ware identiteit bleef verborgen en zij beleefden de bevrijding als krijgsgevangenen. Keith BanweIl daarentegen, die ook gevangen was genomen, trof het slechter: de SD wist van zijn betrokkenheid bij het illegale werk af (wellicht als gevolg van het feit dat, gelijk eerder vermeld, Berend Dijkman, de commandant van de brigade-Veluwe van de RVV, op IS november met al zijn stukken in Duitse handen was gevallen) en bracht hem naar Berlijn over; daar werd Banwell aan zware verhoren onderworpen. Nadat hij daarin niets had losgelaten, werd hij in het concentratiekamp Auschwitz opgesloten. Hij is daar door de Russen bevrijd.

XCI Op weg naar Lunteren om aan 'Pegasus II' deel te nemen is hij op de 17de bij Ede bij een beschieting door een Geallieerd vliegtuig dodelijk getroffen. Doordat hij geen papieren bij zich had waarop zijn werkelijke naam stond, is pas geruime tijd na de bevrijding vastgesteld wat met hem was gebeurd. 2 Th. A. Boeree: Kroniek uan Ede, p. 187·

553 [PDF]
ILLEGAAL WERK

Na de mislukking van 'Pegasus II' zaten er nog ongeveer zestig Airbornes op en bij de Veluwe verborgen, van wier verblijfplaats Kragt en Piller via hun contacten op de hoogte waren. Er waren er meer, en om hen en andere 'piloten' op te sporen en in veiligheid te brengen werden in december, januari en maart door BI in samenwerking met [5-9 zes geheime agenten in bezet gebied ingezet'; één hunner kon geen berichten verzenden, één gaf slechts militaire inlichtingen door, de overige vier konden de opdracht uitvoeren, maar hoeveel 'piloten' zij in veiligheid hebben gebracht, is niet bekend. Alleen van de groep die Kragt en Piller onder hun hoede hadden genomen, weten wij meer af.

XCKragt werd in kennis gesteld van het bestaan van de ontsnappingsweg door de Biesbos. Zijns inziens was het heel wel mogelijk, Airbornes in burgerkleren en voorzien van valse persoonsbewijzen en andere papieren naar Sliedrecht te brengen - zij moesten dan, door Nederlandse helpers begeleid, van hun onderduikadressen daarheen fietsen, onderweg van nieuwe onderduikadressen gebruik makend. In februari waren generaal Hackett die in Ede weer op krachten was gekomen, en twee andere officieren de eersten die deze route volgden en na hen deden dat nog zeven-en-dertig andere Airbarnes. Allen kwamen veilig over. Begin april ontving Kragt de instructie, deze afvoer te staken - de bevrijding van de Veluwe was op handen.

Nationaal Steunfonds

XC

XCHet Nationaal Steunfonds, de 'bankier van de illegaliteit', is in de hongerwinter tot zijn breedste ontplooiing gekomen." Hoe deze illegale organisatie was ontstaan, beschreven wij in deel 7, n1. in hoofdstuk 6 in de paragraaf waarin wij blijkens de titel (' 'Zeernanspot' jNationaal Steunfonds') twee verzetsgroepen tegelijk behandelden; die combinatie was gevolg van het feit dat het Nationaal Steunfonds (het NSF) uit 'De Zeemanspot' is ontstaan.

XC'De Zeernanspot' was in '41 tot stand gekomen toen de bezetter de rederijen had gedwongen, de wekelijkse of maandelijkse uitkeringen aan

XC, Lijst met nadere gegevens, maar met vermelding van de schuilnamen: Enq., dl. IV b, p. 72 (Bijlage IV). 2 Wij baseren deze paragraaf hoofdzakelijk op de door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in I960 gepubliceerde studie van prof. mr. P. Sanders: Het Nationaal Steunfonds. Bijdrage tot de geschiedenis van definanciering van liet verzet 1941-1945 en op hoofdstuk 9 ('Nederlandse Spoorwegen en Nationaal Steunfonds') uit Rüters werk Rijden en staken.

554 [PDF]
HET NATIONAAL STEUNFONDS VÓÓR SEPTEMBER '44

de gezinnen van opvarenden van de koopvaardij wier schepen voor de Geallieerden voeren, te verlagen tot de normen van Maatschappelijk Hulpbetoon. Er waren toen enkele comité's gevormd om aan die gezinnen (en aan de gezinnen van marinepersoneel, later ook aan die van personeel van de landmacht en van de marechaussee, die door een soortgelijke Duitse maatregel werden getroffen) aanvullende bedragen uit te keren (via Radio Oranje had de regering meegedeeld dat zij die bedragen na de bevrijding aan de geldgevers zou terugbetalen) - die comité's werden geleidelijk in een door de Rotterdamse oud-gezagvoerder A. Filippo geleide organisatie samengevat welke zich 'De Zeemanspot' noemde. Aldus werden in totaal bijna 4 700 gezinnen van opvarenden van de koopvaardij, bijna 1400 gezinnen van marinepersoneel en bijna 300 gezinnen van landmachten marechaussee-personeel gesteund, tezamen gedurende de gehele bezetting met f 5,2 mln, hetgeen neerkwam op een gemiddelde maandelijkse steun per gezin van ca. f 40.

XCHet bijeenbrengen van de bedragen welke voor die uitkeringen nodig waren, was in de loop van '42 de verantwoordelijkheid geworden van een firmant van een bankiers- en effectenkantoor te Zaandam, Walraven van Hall, die een tijdlang koopvaardij-officier was geweest en die, voor hij met 'De Zeemanspot' in aanraking kwam, samen met zijn broer, de Amsterdammer mr. Gijs van Hall, al gelden had ingezameld ten behoeve van de Februaristakers en van de nabestaanden der eerste gefusilleerde illegale werkers. Het was Walraven van Hall die eind '41 op het denkbeeld kwam, ten behoeve van de 'Zeernanspot' uitsluitend op zoek te gaan naar grote bedragen (f I 000 of een veelvoud daarvan): men zou de geldgevers dan minder vaak moeten benaderen. Die geldgevers kregen als kwitantie een willekeurig waardeloos effect waarvan het nummer werd genoteerd met een cijfer er bij dat aangaf uit hoeveel maal duizend gulden het betrokken geleende bedrag bestond. Die administratie werd bijgehouden door Gijs van Hall die tevens als kassier ging fungeren.

XCIn '42 zamelden de van Halls meer dan f 500 000 in. Toen zij in maart '43 in moeilijkheden kwamen doordat de bankbiljetten van fIOOO opeens van onwaarde werden verklaard, kwam een voor hen uiterst nuttig contact tot stand met een aantal belastinginspecteurs die toen en later bereid bleken te zijn, met allerlei kunstgrepen belastinggelden welke zij onder zich hadden, aan de van Halls ter beschikking te stellen. Die groep belastinginspecteurs (zij heeft ook rechtstreeks in talrijke gevallen steun verleend) heeft de van Halls in totaal aan bijna f 5,4 mln geholpen.

XCIn '43, toen het onderduiken een grote omvang ging aannemen, besloten de van Halls hun actie belangrijk uit te breiden door steun te

555 [PDF]
ILLEGAAL WERK

gaan verlenen aan gezinnen van onderduikers. Filippo wees die uitbreiding af: hij vreesde dat de steunverlening via de 'Zeemanspot' (deze ging zelfstandig verder) er door in gevaar kon komen. Het was de organisatie met de ruimere doelstelling welke eerst als het 'Landrottenfonds' en nadien als het 'Nationaal Steunfonds' werd aangeduid.

XCIn de kas van dat NSF zijn, naast de al vermelde bijna f 5,4 mln van 'het Belastingverzet', in de eerste plaats giften terechtgekomen: tot het einde der bezetting ca. f 6 mln. Daarnaast ging ook het NSF grote bedragen lenen, per lening veel grotere dan de 'Zeemanspot' had gedaan, nl. bedragen van minstens f 25 000. Gij s van Hall benaderde daartoe in de eerste plaats de twaalf grootste banken, van welke tien tot medewerking bereid bleken te zijn; die tien lieten daartoe nadien gefingeerde leningen opnemen. Voor de hypotheekbanken, de levensverzekeringsmaatschappijen, de spaarbanken en de Indische cultuurmaatschappijen trokken de van Halls specialisten aan, 'lening-agenten', die in de regel eveneens grote bedragen wisten los te krijgen. In totaal werd door het NSF tot begin september '44 vermoedelijk ca. f 9 mln bijeengebracht.

XCDie 'inzamelingskant' werd door de van Halls strikt gescheiden gehouden van de 'uitbetalingskant' welke vooral wat de hulp aan de gezinnen van onderduikers betrof, een grote omvang ging aannemen. Hiervoor werd een landelijke organisatie opgebouwd die aanvankelijk door drie personen werd geleid: Walraven van Hall, Iman van den Bosch (een functionaris van Philips die in verband met een spionagekwestie eind '42 in Groningen was ondergedoken) en de Eindhovenaar A. Voorwinde (deze werd, toen de SD de lucht van zijn werk had gekregen, door A. J. Gelderblom opgevolgd). Aan die 'uitbetalingskant' werd het systeem gevolgd dat voor de uitbetaalde gelden (deze werden gedistribueerd van Amsterdam uit waar de bankier mr. H. ter Meulen als 'hoofdkassier' was gaan fungeren) kwitanties werden gevraagd - Walraven van Hall stelde zich namelijk op het standpunt dat, mede op grond van het feit dat de regering alle geleende gelden zou moeten terugbetalen (aanvankelijk gold dit slechts voor de 'Zeemanspot' maar van Hall nam aan dat de regering vroeg of laat haar garantie zou uitbreiden), vast moest staan dat de gelden op een verantwoorde wijze besteed waren. Administratieve zorgvuldigheid zou voorts misbruik van gelden tegengaan. Die zorgvuldigheid vergde óók dat men niet lukraak tot uitbetalingen zou overgaan. Daarvoor werden normen vastgesteld en medewerkers van het NSF, 'onderzoekers', gingen telkens na, welke steunbedragen op grond van die normen uitgekeerd moesten worden aan diegenen die voor steunverlening in aanmerking leken te komen.

556 [PDF]
HET NATIONAAL STEUNFONDS VÓÓR SEPTEMBER '44

XCTen behoeve van de uitbetalingen werd het land in de loop van '43 in drie-en-twintig districten verdeeld. De districtshoofden gingen plaatselijke hoofden, de plaatselijke hoofden 'onderzoekers' aanstellen; hadden die 'onderzoekers' positief gerapporteerd, dan ving het werk van de 'uitbetalers' aan. De gehele organisatie telde tenslotte bijna negentienhonderd vaste illegale werkers en werksters; zij werkten allen onder schuilnaam. Koeriersters onderhielden de verbindingen.

XCIn november '43 kwam de Top van de LO in contact met Walraven van Hall en deze Top besloot begin december, een deel van de LO-taak aan het NSF over te dragen: de LO zou haar onderduikers financieel blijven steunen, maar de steun aan hun gezinnen zou door het NSF worden overgenomen. In diezelfde tijd werd een aantal groepen welke voor ondergedoken Joden zorgden, aan het NSF aangehaakt. Ten behoeve van die Joodse onderduikers (in hun gevallen behoefden geen kwitanties te worden getekend) ontving de door de leiding van het NSF opgerichte 'Vakgroep]' tot begin september '44 ca. fr mln.

XCWat de overige ondersteunden betreft: uit de maandstaten die Gijs van Hall bijhield, blijkt dat medio augustus '44 door het NSF £2,7 mln was uitgekeerd aan de 'Zeemanspot' en in totaal f 6,2 mln voor andere uitgaven; daarvan was bijna fr mln naar de 'Vakgroep]' gegaan - hoe het resterende bedrag van ruim f 5,2 mln moet worden verdeeld, weten wij niet, zij het dat er aanwijzingen zijn dat het NSF injuli-augustus '44 per maand tussen de f roo 000 en f 200 000 uitbetaalde aan andere illegale organisaties en dat het toen, afgezien van de Joodse onderduikers (het NSF heeft uiteindelijk ca. achtduizend van die onderduikers gesteund), steun verleende aan de gezinnen van (naar schatting) ca. tienduizend andere onderduikers - deze ca. tienduizend 'steungevallen' zouden in de hongerwinter oplopen tot vijf-en-veertigduizend. Dat oplopen moet al in de tweede helft van augustus zijn begonnen - het 'Financieel verslag van het Nationaal Steunfonds' vermeldt namelijk dat ten behoeve van de eigen steungevallen omstreeks Dolle Dinsdag al f 5,8 mln ter beschikking was gesteld.'

1 Men vindt in Sanders' op de pag. 178-79 de 'Staat van inkomsten en uitgaven van het NSF' (zulks zowel tijdens de bezetting als na de bevrijding), maar deze staat vermeldt slechts gerubriceerde totaalcijfers. Meer gede tailleerde gegevens zijn te vinden in het in mei I949 uitgebrachte 'Financieel verslag van het Nationaal Steunfonds', waarvan een exemplaar berust bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Ook dit verslag bevat evenwel, wat de bezettingstijd betreft, vrijwel uitsluitend cijfers welke op die gehele periode slaan.

557 [PDF]
ILLEGAAL WERK

XCMen ziet: het werk van het NSF had zich, sinds het als 'Landrottenfonds' was begonnen, in de zomer van '44 belangrijk uitgebreid. Die uitbreiding had een hechte grondslag gekregen toen Walraven van Hall in januari '44 een door minister-president Gerbrandy ondertekende en door een geheime agent van Blovergebrachte brief had ontvangen waarin de regering zich garant had gesteld 'voor de terugbetaling', aldus de tekst,

XC'van een bedrag, groot ten hoogste dertig miljoen gulden, hetwelk bestemd is voor ondersteuning van ondergedokenen, personen die zich hebben onttrokken aan de plicht tot melding voor krijgsgevangenschap of arbeid in Duitsland, en hun gezinnen, en voor andere, met hulpacties verband houdende doeleinden te uwer beoordeling, met dien verstande dat voorlopig beschikt wordt over een bedrag van ten hoogste tien miljoen gulden. Over het resterende bedrag van ten hoogste twintig miljoen gulden zal niet worden beschikt dan nadat uwerzijds gegevens over de behoeften voor een bepaalde tijdsduur zijn verstrekt en dezerzijds daaraan goedkeuring is verleend'

XCde regering wenste dus nader bericht van het NSF te ontvangen, maar dat bericht bleef door allerlei oorzaken uit en zo werd het begin augustus voordat de regering in een 'tweede machtiging', welke door de geheime agent de Brauw werd meegenomen, goedkeurde dat het NSF overging 'tot opname en distributie van het resterende bedrag van twintig miljoen gulden'; zij ging er verder accoord mee dat die gelden mede besteed zouden worden 'voor steunverlening aan ondergrondse groepen en organisaties in hun strijd tegen de vijand.' Tot die steunverlening was, gelijk vermeld, het NSF reeds eigener beweging overgegaan.

XCEind september nu ontstond ook voor het NSF een in veelopzichten nieuwe situatie. Als er iemand was die besefte dat, nu de bevrijding kennelijk nog enige tijd en misschien wel geruime tijd op zich zou laten wachten, de illegaliteit behoefte had aan meer geld, dan Walraven van Hall! Begin '44 had hij het initiatief genomen tot de oprichting van 'de Kern' (de coördinatie-vergadering van een aantal leiders van illegale organisaties welke wekelijks onder voorzitterschap van zijn vriend J Buys plaatsvond) - hij wist voldoende van het werk van de LO, de Knokploegen, de OD en de Raad van Verzet af om te begrijpen dat zij, alsook de illegale bladen, meer geld nodig zouden hebben. Hij was voorts ten nauwste betrokken geweest bij de vorming van een hoofdkwartier voor de begin september van Londen uit opgerichte Binnenlandse Strij dkrachten, en daar kwam nu, van 17 september af, de Spoorwegstaking bij! Als de 'invasiekassen' der NS waren uitgeput, zou voor dertigduizend spoorwegstakers en hun gezinnen moeten worden gezorgd - Walraven

558 [PDF]
GELDTEKORT BIJ HET NSF

van Hall wilde die stakers aanvankelijk slechts steunen met de bij het NSF gebruikelijke, nogallage bedragen maar de spoorwegdirectie stond er op dat al haar employé's hun normale loon of salaris uitbetaald zouden krijgen, waarvoor, gelijk eerder vermeld, maandelijks een bedrag nodig was van bijna fS mln (de pensioenen inbegrepen),

XCDe leiders van het NSF (na het uitbreken van de Spoorwegstaking waren dat in feite de gebroeders van Hall, aangezien Gelderblom in Eindhoven bevrijd was en van den Bosch in het verre Groningen zat) stonden met dat alles voor twee problemen: hoe konden zij bereiken dat de regering haar garantie verhoogde en hoe konden zij het zoveel grotere bedrag dat mogelijkerwijs nodig was, effectief in handen krijgen? Het eerste probleem was in wezen simpel (en werd ook opgelost, zij het niet zonder moeilijkheden'), het tweede was veel belangrijker en ook veel ingewikkelder.

XCKritiek was de situatie vooral in de tweede helft van september. Het NSF had toen f I '/2 mln in kas; het kreeg evenwel als gevolg van een

1 Uit de in het vijfde Enquêteverslag opgenomen telegramwisseling tussen het College van Vertrouwensmannen en de regering dl. V b, P: 514-20) blijkt het volgende, Op 2 november werd de regering ingelicht dat 'tranche van f 20 mln nog voor twee maanden voldoende' was, 'Spoorwegstaking alleen eist reeds ca, f6 mln per maand , Verzoeke te berichten of te zijner tijd op goedkeuring overschrijding limiet van f 30 mln kan worden gerekend.' Begin december was op dit verzoek nog geen antwoord ontvangen - de Vertrouwensmannen verzonden op de 8ste een rappèl, Later in december kwam bij de aan de OD toegevoegde geheime agent Dijckmeester het bericht binnen dat de regering voor de maanden januari, februari en maart '45 haar krediet telkens met f 5 mln verhoogde, De Vertrouwensmannen lieten toen op 12 januari seinen dat dat 'geheelonvoldoende' was en dat bovendien 'in verband met nieuwe (de een 'zeer belangrijke verhoging krediet nood zakelijk' was; voor die verhoging vroegen de Vertrouwensmannen f80 mln aan, De regering verhoogde toen met een telegram d.d. IS januari haar krediet voor de drie eerste maanden van '45 tot f 33 mln, Korte tijd later keerde van der Gaag, een der Vertrouwensmannen, uit Londen terug (via de Biesbos, gelijk reeds vermeld) - hij bracht bericht mee dat Gerbrandy mondeling het extra-krediet van f80 mln had goedgekeurd. Op 3 maart drongen de Vertrouwensmannen op een telegrafische bevestiging aan en daarna verhoogde de regering met een telegram d.d. 21 maart haar 'voorlopig krediet' (vermoedelijk werd daarmee. de oorspronkelijk toegezegde f 30 mln bedoeld) 'met f 50 mln. Mocht na enige tijd meer nodig blijken, dan kan tot f 80 mln gegaan worden' (d.w.z, dat de verhoging dan f80 mln in plaats van f50 mln zou bedragen). Wij tekenen hierbij aan dat het NSF tijdens de bezetting in totaal bijna f84 mln heeft uitgegeven; daarvan bestond evenwel, zoals wij al vermeldden, bijna f6 mln uit giften die buiten de regeringsgarantie vielen.

559 [PDF]
ILLEGAAL WERK

bespreking welke op verzoek van Walraven van Hall plaatsvond tussen C. F. Overhoff, voorzitter van de Amsterdamse Vereniging voor de Effectenhandel, en voormannen van acht Amsterdamse bankinstellingen, de beschikking over f 3 'Iz mln; daarmee was men, zo werd gemeend, tot midden oktober uit de zorgen. Midden oktober was echter duidelijk, dat de militaire operaties der Geallieerden in Noord-Brabant en Zeeland betrekkelijk langzaam verliepen - hoe kwam het NSF aan voldoende bankbilj etten? Te bedenken valt hierbij nog dat de Nederlandse Bank begin september had bepaald dat niemand bij de banken per week meer dan f IOO aan contanten mocht opnemen, tenzij die contanten nodig waren voor het uitbetalen van lonen en salarissen (en pensioenen en wachtgelden).

XCDe bankbiljetten welke het NSF nodig had, lagen in voldoende hoeveelheden eigenlijk slechts op één plaats: bij de Nederlandse Bank. De gebroeders van Hall betoogden toen jegens de directies van de acht Amsterdamse bankinstellingen dat zij het NSF wellicht zouden kunnen helpen als zij eigen bankbiljetten-reserves gingen opbouwen; daardoor zou bovendien het gevaar worden bezworen dat de bij de Nederlandse Bank berustende 'nationale' voorraad door één bombardement verloren zou gaan. Gevolg van dit betoog was dat de bedoelde banken, voorzover zij dat niet al hadden gedaan, grote bankbiljettenreserves gingen vormen - die biljetten werden prompt aan het NSF overgedragen, d.w.z. geleend. De Kasvereniging te Amsterdam, die toevallig op Dolle Dinsdag een exorbitant hoog bedrag aan bankbiljetten in kas had, stelde een groot deel daarvan aan het NSF ter beschikking, andere banken wendden zich tot de Nederlandse Bank en werden daar geholpen doordat de kassiergeneraal, mr. C. W. Ritter, buiten medeweten van de 'foute' directie aan zijn medewerkers had doen weten dat de grootscheepse verkoop van bankbiljetten aan de banken die er om vroegen, op een speciale regeling berustte. Het NSF kreeg zodoende per maand de beschikking over ruim f8 mln. Daarmee werd in de maanden november en december het financieringsprobleem opgelost. Tegen de jaarwisseling beseften de van Halls evenwel dat de steunverlenende banken hun medewerking zouden moeten gaan staken: iedere maand moesten alle banken hun kassaldo opgeven aan de Nederlandse Bank en men moest aannemen dat de 'foute' directie argwaan zou gaan koesteren indien, terwijl de industrie vrijwel stillag en in de handel nog maar weinig omging (wij herinneren aan de formulering uit een voor Berlijn bestemd Duits rapport, waarin het gehele westen des lands 'wirtschaftlich tot' was genoemd), acht Amsterdamse banken hun kassaldo's maandelijks met grote bedragen bleven 56

560 [PDF]
DE AFFAIRE VAN DE VERVALSTE SCHATKISTPROMESSEN

verhogen. Er was voor het NSF een nieuwe fmancieringswijze nodig, wenselijk was het bovendien daarbij na te gaan of het mogelijk was, de financiën, afgezien uiteraard van giften die bleven toevloeien, uit één bron te putten (dat denkbeeld hadden de van Halls al in de zomer van '44 overwogen).

XCHet was Gijs van Hall die een vernuftige oplossing bedacht welke onmiddellijk de instemming kreeg van zijn broer. Gijs van Hall had in het begin van de jaren '30 in de Verenigde Staten in het bankwezen gewerkt en daar was toen, zo vertelde hij in '50 aan de Enquêtecommissie,

XC'een reusachtig schandaal geweest, veroorzaakt door een Zweedse maatschappij, Kreuger en Toll. De heer Ivar Kreuger had een aantal banken opgelicht door valse schatkistpromessen in onderpand te geven. Ik heb dit verhaal destijds in de finesses gehoord, omdat de bank waarbij ik toentertijd werkte, zeer nauw gelieerd was met de bankier van Kreuger en Toll, zodat ik van a tot z heb gehoord, hoe deze man het had gedaan .... Ik dacht: dat wat de heer Kreuger kon, zouden wij ook wel kunnen, laten wij het dus eens met vals schatkistpapier proberen."

XCSchatkistpromessen zijn door de schatkist uitgegeven, genummerde, gedateerde en door de Algemene Rekenkamer afgestempelde schuldbewijzen, elk groot minstens f roo 000, krachtens welke de schatkist na twaalf maanden het vermelde bedrag aan de (eventueel met name genoemde) toonder van het stuk terugbetaalt: schuldbewijzen voor kortlopende staatsleningen dus. Nu was het niet de bedoeling van de van Halls, nagemaakte schatkistpromessen in het economisch verkeer te brengen - zij beseften dat die falsificaties heel welontdekt zouden kunnen worden en voorts dat het krediet van de staat en dat van het bankwezen, na de bevrijding een schok zouden krijgen indien zich het bericht zou verspreiden dat nagemaakte schatkistpromessen in omloop waren gebracht. Nagemaakte stukken waren nodig, maar dan zo dat ze niet in circulatie zouden komen. Ergens moest men dus in een depot echte schatkistpromessen door nagemaakte vervangen; de echte zouden dan op normale wijze kunnen worden verkocht, de opbrengst daarvan zou aan het NSF ter beschikking gesteld, d.w.z. aan de Nederlandse regering geleend worden, die opbrengst zou na de bevrijding door de staat aan de verkopers van de echte promessen worden vergoed en men zou dan in het depot waar de echte promessen uit waren gelicht, de nagemaakte eenvoudig kunnen vernietigen.

I Getuige G. van Hall, dl. VII c, p. 202.

561 [PDF]
ILLEGAAL WERK

XCHet was Gijs van Hall bekend dat de Hoofdgroep Industrie een Fonds voor de stilgelegde bedrijven beheerde dat door Hirschfeld was opgericht en dat de bedoeling had, bedrijven die door gebrek aan grondstoffen waren stilgelegd, in staat te stellen, wachtgelden aan hun arbeiders te betalen met subsidies uit het Fonds, opgebracht door bedrijven in dezelfde branche die nog doorwerkten. Het Fonds had in de eerste periode van de bezetting nuttig werk kunnen doen, maar toen op grote schaal bedrijven werden gesloten, waren in de betrokken branches te weinig bedrijven blijven doorwerken om de subsidiëring van de wachtgelduitkeringen mogelijk te maken. Dat zou bovendien van begin september '44 af volslagen onmogelijk zijn geweest, immers: door het wegvallen van de energievoorziening lag vrijwel de gehele industrie stil. Het Fonds had toen zijn activiteit gestaakt - het had niet veel meer dan f 100 000 in kas. Dat laatste feit was maar aan zeer weinigen bekend.

XCIr. den Hollander, voorzitter van de Hoofdgroep Industrie en beheerder van het Fonds, zegde aan de van Halls zijn medewerking toe. Hij ging aan enkele bankiers meedelen dat zijn Fonds in de voorafgaande jaren grote beleggingen had gedaan maar deze, nu het terwille van de wachtgeldbetalingen over aanzienlijke bedragen wilde beschikken (in werkelijkheid werd, gelijk in hoofdstuk I vermeld, de financiering van die wachtgelden goeddeels door de staat verricht), wenste te verkopen. Die beleggingen bestonden, zei hij, uit schatkistpromessen.

XCWaar vond men die?

XCDe Rijkspostspaarbank had een groot bedrag aan promessen in de kluis van de Nederlandse Bank te Amsterdam in depot liggen. Werden nu (uiteraard met medeweten en goedvinden van de directie van de Rijkspostspaarbank) die echte promessen door nagemaakte vervangen, dan zou ir. den Hollander de echte stukken aan een aantal banken kunnen verkopen z.g. ten behoeve van het Fonds voor de stilgelegde bedrijven - het geld zou in werkelijkheid naar het NSF gaan.

XCDe directie van de Rijkspostspaarbank, benaderd via mr. L. J. A. Trip, de in '41 ontslagen president van de Nederlandse Bank, en mr. R. J. H. Patijn, voorzitter van de Beleggingsraad (deze raad had toezicht o.m. op het beleggingsbeleid van de Rijkspostspaarbank), was tot medewerking bereid I en ir. den Hollander bezocht samen met Gijs van Hall de directiesJ.

I De directie vroeg wè! om een schriftelijke goedkeuring; goedkeuringen, in heel voorzichtige termen gesteld, verwierf zij van Trip en van de waarnemend thesaurier generaal van het departement van financiën, dr. Ridder. De desbetreffende verlcla ringen werden bij een notaris gedeponeerd. I De echte schatkistpromessen waren gedrukt op papier dat behaard was met haartjes in blauwe, paarse, groene en rode kleur. Dat papier was nergens te krijgen. Een van de medewerkers van de PBC kwam toen op het denkbeeld, vier glasplaten te bestrijken met menie in de vier genoemde kleuren; daarvan werden cliché's gemaakt waarmee bij een offset-drukkerij in Den Haag het papier werd gedrukt. Het papier werd vervolgens bedrukt bij een drukkerij in Amsterdam met gebruikmaking van drie, door een Amsterdamse clichéfabriek gemaakte cliché's: voor de grijze ondergrond, voor de rand en voor de tekst - dat driemaal drukken vond telkens plaats in een andere kleur. Er werd een pers bij gebruikt die met de voet in beweging werd gebracht, vermoeiend werk, maar 'je werd er bij de toenmalige koude', aldus de bedrijfschef van de betrokken drukkerij, 'tenminste warm van.' (P. Sanders: p. I27). Voor de datum van uitgifte en de vervaldatum werden nagemaakte stempels gebruikt; ook het stempel van de Algemene Rekenkamer was nagemaakt. Nagemaakt werd tenslotte de handtekening van de waarnemend Agent van het 111 inisterie van financiën te Amsterdam die de schatkistpromessen verkocht had, en ook de naam van de Rijkspostspaarbank werd met de hand geschreven. Wat de nummers waren van de promessen die voor inwisseling aan de beurt waren, vernam men telkens van mr. Ritter - die nummers werden dan gedrukt bij weer een andere drukkerij in Amsterdam. 'Men ziet', schrijft Sanders terecht, 'dat ook de vervalsing lang geen sinecure vormde.' (a.v.) Hij vermeldt in dat verband dat de directeur van de Haagse offset-drukkerij eind maart werd gearresteerd wegens het drukken van illegale bladen. Een Amsterdamse steendrukker, die al een vaste relatie was van de PBC, nl. van mr. H. W. Sandberg, nam toen het drukken van het papier voor de nagemaakte promessen over, waartoe

562 [PDF]
DE AFFAIRE VAN DE VERVALSTE SCHATKISTPROMESSEN ILLEGAAL WERK

van vijf banken die goedvonden dat hij ten behoeve van zijn Fonds bij hen een nieuwe rekening opende; hij zou wekelijks grote bedragen opnemen of laten opnemen en hij zou zijn rekeningen op peil houden door aan de banken schatkistpromessen te verkopen, echte uiteraard. Nog twee problemen waren inmiddels opgelost: met medeweten van Trip verklaarde de kassier-generaal van de Nederlandse Bank, mr. Ritter, zich bereid, telkens persoonlijk de promessen van de Rijkspostspaarbank door nagemaakte te vervangen en de door de van Halls benaderde Persoonsbewijzencentrale slaagde er met veel moeite in, een goede imitatie van de echte promessen te vervaardigen '; er was wel verschil in kleur, maar men nam aan dat dit bij eventuele controle door derden in de kluis van de Nederlandse Bank welke slechts met een kaars verlicht kon worden, niet zou opvallen. Er restte een derde probleem: de schatkistpromessen van de Rijkspostspaarbank stonden op naam van die instelling en zij placht haar promessen niet te verkopen. Voor die verkoop moest men de beschikking krijgen over promessen die verhandelbaar waren. Hier sprong de Kasverenigingevenwel elk vel achtmaal moest worden bedrukt: viermaal aan de voorzijde, viermaal

563 [PDF]

in de bres; bij die Amsterdamse bank berustte n1. f I 80 mln aan verhandel bare schatkistpromessen die eigendom waren van de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank te Eindhoven. De directeur van de Kasvereniging, mr. A. J. d' Ailly, verklaarde zich bereid, die promessen af te staan in ruil voor de promessen welke op naam van de Rijkspostspaarbank stonden.' Daarmee was de zaak rond.

XCDe verdere gang van zaken was nu deze dat medewerkers van het NSF aan mr. Ritter, zo vaak dat nodig was (het is omstreeks vijftien keer geschied) pakken nagemaakte promessen ter hand stelden en dan van hem de echte ontvingen die hij uit de kluis had gelicht (de kluismeesters kregen daar steeds een andere plausibele verklaring voor), dat die NSFmedewerkers vervolgens de echte promessen bij de Kasvereniging inwisselden, dat zij de promessen van de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank afleverden bij de vijf Amsterdamse banken waar den Hollander zijn nieuwe rekeningen had geopend en dat den Hollander aan het NSF wekelijks op zijn minst vijf door hem geëndosseerde chèques deed toekomen, elk groot f 400 000 - het NSF kon dus per week op zijn minst f 2 mln krijgen. Die gelden werden bij de vijf banken opgenomen door de kassier-generaal van het NSF, mr. ter Meulen - deze moest daartoe op zijn minst vijfmaal de banken bezoeken want meer dan f 400 000 (4 000 biljetten van f roo) gingen niet in zijn koffertje.

XCHet NSF heeft tijdens de bezetting in totaal, gelijk reeds vermeld, ruim f84 mln uitgegeven - daarvan is bijna f 50 mln ter beschikking gekomen door de operatie met de schatkistpromessen."

XCWaar zijn de gelden van het NSF in de hongerwinter aan besteed?

XCWij memoreerden al dat het fonds de Spoorwegstaking steunde met ruim f 37 mln. Voor de Binnenlandse Strijdkrachten bleek ruim f 4,3 mln nodig te zijn. Door het NSF is voorts f 380 000 ter beschikking gesteld om gearresteerde illegale werkers vrij te kopen. Uiteraard heeft hettotaal voor f 5 I mln aan schatkistpromessen aan de banken verkocht maar het disconteren van die promessen kostte ruim f I

, Mr. d'Ailly wenste dat zijn medewerking door de regering zou worden goedge keurd; die goedkeuring werd verleend in het eerder vermelde telegram van 12 april '45 met de afgesproken toepasselijke slagzin 'Laat bruin maar trekken'. 2 Er is in

564 [PDF]
BESTEDINGEN DOOR HET NSF

voortgezette 'normale' steunwerk veel geld gevergd: de 'Vakgroep J' kreeg in de hongerwinter f3,7 mln, de 'Zeemanspot' f 2,5 mln en voor de overige 'eigen' steungevallen werd fr6,5 mln ter beschikking gesteld. Daarnaast heeft het NSF in de hongerwinter bijna f 2,8 mln doen toekomen aan diverse andere groepen die onderduikers steunden (daarvan f 580000 aan de LO) en aan een brede scala van andere illegale organisaties, aan welke in totaal in de hongerwinter ruim f 5 mln ter beschikking werd gesteld: o.m. bijna f 500000 aan diverse illegale bladen (daarvan alleen al f 250 000 aan Vrij Nederland) 1, bijna fr mln aan acht spionagegroepen", bijna f 370 000 aan de PBC, bijna f860 000 aan de KP, bijna h20000 aan de RVV, ruim f420000 aan de OD, ruim f350000 aan het NC en f 50 000 aan de TD-groep. Het NSF heeft voorts aan de ContactCommissie der Illegaliteit en het College van Vertrouwensmannen de nodige financiële middelen verstrekt, resp. f 28 000 en fr r 000. Verder ontving de 'Natura' -organisatie f800 000 en uiteraard moest het NSF ook zijn eigen werkzaamheden blijven financieren.

XCWij nemen aan dat een aanzienlijk deel van de organisatie-onkosten (totaal van '42 af: ruim f 370 000) in de hongerwinter is gemaakt, maar weten niet hoe groot dat deel is geweest. Toen en eerder heeft de Top geen onkosten gedeclareerd: alles wat door de gebroeders van Hall, door van den Bosch, door Voorwinde en Gelderblom, door anderen ook die nauw bij het werk van de Top waren betrokken, en door zeer velen op lager niveau, ten behoeve van het NSF is uitgegeven (de reis- en verblijfkosten kunnen niet anders dan aanzienlijk zijn geweest), hebben zij uit eigen zak betaald.

Gevolgen van verraad

XC

XCVan den Bosch en Walraven van Hall zijn beiden in de hongerwinter in Duitse handen gevallen en gefusilleerd. Dat wij op hun lot iets dieper ingaan dan op dat van de talloze andere illegale werkers voor wie hetzelfde heeft gegolden, geschiedt vooralomdat het ons gepast lijkt, aan het slot van dit hoofdstuk opnieuw duidelijk te doen uitkomen hoe uiterst riskant het illegale werk was, met name doordat overal verradersgerd. 2 De GDN ontving het grootste bedrag: f 325000; voorts ontvingen o.m. de 'Packard'-groep f240000, de CID fr60000 en de groep-'Kees'

I Geld van het NSF werd door om principiële redenen gewei

565 [PDF]
ILLEGAAL WERK

op de loer lagen en uit de arrestatie van één illegale werker andere arrestaties konden voortvloeien.

XCVan den Bosch was, zoals wij reeds schreven, eind '42 in Groningen ondergedoken. Het spreekt vanzelf dat hij als lid van de Top van het Nationaal Steunfonds daar maar vooralook elders talloze besprekingen moest voeren (hij noemde zich daarbij 'van den Berg') - in de hogere regionen vloeiden uit het illegale werk vrijwel dagelijks nieuwe kleine en grote moeilijkheden voort en met name met de Friezen, die voor onderschikking aan het landelijk geleide NSF niets voelden, had van den Bosch vaak problemen. Hij was zich bewust belangrijk werk te doen maar als oud-marine-officier voelde hij in zijn hart eigenlijk meer voor een directer wijze van bestrijden van de vijand, zoals hij die in zijn Eindhovense tijd op het gebied van de spionage had kunnen toepassen. Toen dan ook begin september opdracht was gegeven tot vorming van de BS, deed hij onmiddellijk zijn best om in de provincie Groningen de KP en de OD (de RVV had er geen 'brigades') tot elkaar te brengen - hij werd de eerste commandant van de BS in het gewest Groningen, welke taak hij combineerde met zijn werk voor het NSF in het noorden des lands. Als BS-commandant moest hij herhaaldelijk besprekingen voeren met de commandanten van de KP en de OD. Op 18 oktober nu was een bespreking belegd met zijn naaste medewerker, Fré Legger, en de KPcommandant, Henk de Ridder. Zij zou in Groningen gehouden worden in een woning aan de Parklaan - ze was (niet bekend is door wie) aan de SD verraden en SD'ers bevonden zich al in de woning toen de deelnemers aan de bespreking de een na de ander aanbelden; zij werden toegelaten en dan onmiddellijk besprongen en geboeid. Dat lot trof de Ridder en Legger alsmede twee koeriersters die na de bespreking nieuwe opdrachten zouden krijgen. De koerierster van van den Bosch, mej. M. H. J. de Wilde, slaagde er in, van de voorkamer uit waar zij geboeid zat, van den Bosch toen hij op de voordeur toeliep, een teken te geven. Hij liep onmiddellijk snel weg, een SD'er schoot op hem dwars door de ruit en trof hem in de schouder, hij liep door, strompelde tenslotte de zaak van een fietshersteller binnen aan wie hij haastig alle bezwarende papieren die hij bij zich had, overhandigde, en werd in die zaak door de SD die gezien had waarheen hij zich had begeven, gearresteerd.

XCAls 'van den Berg' was van den Bosch aan talrijke illegale werkers in het noorden bekend en die schuilnaam kende ook de SD. Van den Bosch evenwel gebruikte sinds de bevrijding van Eindhoven (18 september) weer zijn normale persoonsbewijs -hij nam aan dat de SDin het noorden geen weet zou hebben van de verdenking welke de SD in Eindhoven

566 [PDF]
IMAN VAN DEN BOSCH DOODGESCHOTEN

twee jaar eerder jegens hem had gekoesterd. Zo was het ook: de Groninger SD wist niet meer dan dat hij zekere van den Bosch in handen had gekregen die kennelijk verwacht werd op een illegale bespreking ~ maar aan die bespreking hadden twee illegale werkers deelgenomen: de Ridder en Legger, die beiden een revolver op zak hadden.

XCNa in een ziekenhuis te zijn verbonden, werd van den Bosch op de zolder van het Scholtenshuis opgesloten, 'hij had daar', aldus later mej. de Wilde, 'vreselijke pijnen doordat de kogel nog in zijn lichaam aanwezig was en er niets aan gedaan werd.' I Jegens de SD volhardde hij in een hardnekkig zwijgen, maar zijn NSF-medewerkers in Groningen beseften terdege in welk gevaar hij zich bevond. Voorzichtige pogingen om hem tegen betaling van f 100000 vrij te kopen, hadden geen resultaat. Mej. de Wilde werd naar Borkum overgebracht maar van den Bosch werd (de Groninger SD maakte het zich gemakkelijk), hoewel men jegens hem slechts vermoedens kon koesteren, op de lijst van de Todeskandidaten geplaatst en toen op 28 oktober drie hunner bij wijze van represaille zouden worden gefusilleerd, was hij een van de drie. Dat drietal werd overgebracht naar Westerbork en daar doodgeschoten. Bij een naoorlogs onderzoek bleek dat van den Bosch zich had kunnen onttrekken aan het beruchte nekschot, 'hij zag kans', aldus zijn opvolger als leider van het NSF in het district-Groningen, 'zich met het aangezicht tot de moordenaars te wenden en hij ging de dood in met de woorden 'Leve de koningin! ".2

XCDe arrestatie van Walraven van Hall was indirect gevolg van een bespreking ter voorbereiding van het werk van de Stichting 1940~I945. Daarover dienen wij eerst iets mee te delen.

XCIn de loop der jaren was in kringen van illegale werkers het besef gegroeid dat het taak was van de illegaliteit, te waarborgen dat na de bevrijding op redelijke wijze zou worden gezorgd voor de nabestaanden van omgekomen illegale werkers alsook voor nog in leven zijnde illegaleJ.Nationaal Steunfonds in de provincie Groningen' (z.d.), p. 8 (Collectie-L. H. de Langen,

1 BG-Leeuwarden: p.v. zitting inz. B.G. Haase (14 juni 1949), P: IS (getuige M. H. Stouten-de Wilde) (Doc I-612, b-z), 2 L. H. de Langen: 'Geschiedenis van het I Van '40 afhad elke illegale groep naarvermogen steun verleend aan de nabestaanden van gearresteerde of omgekomen leden van de groep. 2 Hij heette in werkelijkheid anders, 'van Arke!' was zijn schuilnaam. ' Het was eveneens Jan Meijer die de naam 'Stichting 1940-1944' had bedacht.

567 [PDF]
ILLEGAAL WERK HET VERRAAD VAN 'VAN ARKEL' EN ZIJN GEVOLGEN

werkers die daaraan behoefte zouden hebben.' Daartoe waren na allerlei vooroverleg op 13 oktober '44 vertegenwoordigers van omstreeks twintig illegale organisaties in Amsterdam samengekomen waar zij besloten hadden tot oprichting van een stichting: de Stichting 1940-1944, zoals zij toen werd genoemd. Er was een concept-stichtingsacte opgesteld door een zes-en-twintigjarige Amsterdamsejurist, van Arkel", die, hoewel nog niet afgestudeerd, al verbonden was aan een gerenommeerd advocatenkantoor waarmee de leiding van Het Parool contact had opgenomen ter voorbereiding van de verdediging van enkele gearresteerde medewerkers - het was Jan Meijer, de vertegenwoordiger van Het Parool, die, een denkbeeld van Wim van Norden volgend, ter vergadering op de mogelijkheid wees dat van Arkel een concept-oprichtingsacte voor de Stichting zou opstellen.' Voor die Stichting moest een bestuur worden samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van een beperkt aantal illegale groepen. 'Daar wij als LO', aldus bijna twee maanden later het Centraal Bureau van de LO aan de leden van de Top dezer organisatie, 'niet wensten dat we ditmaal, zoals in de [Grote] Adviescommissie enkele malen voorheen gebeurd is, weer in een hoekje gedrukt zouden worden, hadden we een voorstel ingediend': het bestuur zou bestaan uit vertegenwoordigers van het NSF, het NC, Vrij Nederland en de LO alsmede uit drs. P. A. Verburg, die begin '44 enkele illegale brochures had gepubliceerd (De Nieuwe Wijnzak) waarin hij onder allerlei andere plannen voor wat na de bevrijding diende te geschieden, ook het eerste concrete plan had ontwikkeld ter oprichting van een instelling als de Stichting. De candidatuur van Verburg werd afgewezen, 'daar hij geen grote groep achter zich heeft.' De LO-man stelde toen voor, in het bestuur een vertegenwoordiger van Trouw op te nemen en de linkse groepen drongen er toen op aan, het college met een vertegenwoordiger van De Waarheid uit te breiden. Beide voorstellen werden goedgekeurd. 'De verdeling is dus niet slecht', berichtte het CB van de LO, 'en de vergaderingen' (er waren na 13 oktober nog enkele gehouden) 'verlopen in een buitengewoon goede sfeer ... De eerste weken hebben we ons vermaakt met juridische poespas, die onze illegale oren zeer vreemd aandeed, maar voor de goede gang van zaken zeker noodzakelijk is. Wel zijn we van mening

568 [PDF]

dat hoe meer juristen er op een vergadering zijn, hoe minder er gedaan wordt.'!

XCBij al die vergaderingen plachten de bestuursleden, zo enigszins mogelijk, allen aanwezig te zijn; dit waren van Velsen (NC), Buys (NSF), Teus van Vliet (LO), J. Smallenbroek (Trouw), mr. A. H. van Namen (Vrij' Nederland) en Bob Gillieron (De Waarheid). Aanwezig was voorts steeds van Arkel, inmiddels als juridisch adviseur aanvaard, naast wie nog een tweede juridisch adviseur was benoemd: mej. mr. M. A. Tellegen, een van de leidende figuren van het Ne.

XCVan Arkel nu had, buiten medeweten van zijn vrouw, een verhouding met een bij hem inwonende onderwijzeres die in de organisatie van Het Paroo/had gewerkt. Die onderwijzeres was in september '44 als verspreidster van Het Parool door de Landwacht gearresteerd - de vrees dat zij naar een concentratiekamp zou worden overgebracht, ging van Arkels daden bepalen. Hij bracht eind december een bezoek aan de Aussenstelle van de SD te Amsterdam en werd daar te woord gestaan door Kriminalsekretär F. e. Viebahn. Deze zette van Arkelonder druk met het dreigement dat hij van Arkels echtgenote zou inlichten over diens relatie met de onderwijzeres en maakte duidelijk dat hij wist dat van Arkel samenwerkte met mej. Tellegen - van Arkellichtte Viebahn toen in over de vergaderingen van het Stichtingsbestuur, Viebahn liet doorschemeren dat hij bereid was, de onderwijzeres vrij te laten als van Arkel hem vertelde, waar en wanneer de volgende vergadering zou worden gehouden, en van Arkel zei dat die op 12 januari zou plaatsvinden in zijn woning. Meer nog: hij sprak met Viebahn in een tweede gesprek af dat hij, om geen verdenking tegen zijn persoon te doen ontstaan, bij de inval door de SD zich samen met een der bestuursleden zou verschuilen in een schuilplaats in de voorzijkamer - uit die schuilplaats kon men onder de grond naar het aangrenzende pand kruipen. Van belang was ook nog dat van Arkel aan zijn medewerking een voorwaarde verbond: de personen die daardoor in handen van de SD vielen, mochten niet worden doodgeschoten; Viebahn beloofde op erewoord dat zulks niet zou geschieden en legde die verklaring af met goedvinden van Lages en Rauter - dezen was het er kennelijk in de eerste plaats om te doen, zoveel mogelijk leidende figuren van de illegaliteit uit te schakelen; hun nieuwe V-Mann, van Arkel, kon daarbij belangrijke diensten bewijzen. Bovendien kon het, nu Hitlers Ardennen-offensief was mislukt en Duitslands nederlaag nog

XCI CB-LO: 'Mededelingen aan Topleden' (10 nov. 1944), p. 4 (LO/LKP, I

569 [PDF]
[LLEGAAL WERK

maar een kwestie van tijd leek, voor hooggeplaatste figuren in het SS en SD-complex van belang zijn, prominente Nederlandse illegale werkers als gijzelaars in handen te hebben.

XCOp 12 januari waren van Velsen en mej. Tellegen verhinderd, aan de vergadering ten huize van van Arkel deel te nemen. De SD deed er een inval en arresteerde Buys, Smallenbroek en van Namen - van Arkel verstopte zich met van Vliet in de schuilplaats maar daarin verborg zich ook Gillieron. Van Vliet en Gillieron kropen naar het aangrenzende pand en verlieten dat na enige tijd, van Arkel kwam weer in zijn eigen woning te voorschijn en ging's middags naar Viebahn die bitter teleurgesteld was dat de SD niet ook van Vliet in handen had gekregen, van wiens belangrijke rol in de LO de SD veel afwist. Nog diezelfde dag werd de onderwijzeres in vrijheid gesteld.

XCAlvorens naar het nabijgelegen pand te kruipen had van Vliet aan van Arkel gezegd dat deze hem zou kunnen bereiken via een adres op de Amsterdamse Keizersgracht. Op ongeveer 19 januari nam van Arkel via dat adres weer contact met van Vliet op en hierop volgden een ontmoeting en een bespreking in breder kring waaromtrent van Arkel Viebahn niet inlichtte. Viebahn evenwel bleef dreigen dat hij de echtgenote van van Arkel zou inlichten over diens verhouding en onder die druk zei van Arkel wanneer en waar de volgende vergadering van de Stichting zou plaatsvinden: op vrijdag 26 januari in de Jan Luykenstraat (bij het Rijksmuseum). Viebahn beloofde dat hij slechts van Vliet, als deze met zijn fiets wegreed, zou arresteren en wel als Z.g.fietsendief (dat gaf een goede kans dat het V-Man.n-schap van van Arkel niet aan derden bekend zou worden). Die opzet werd gevolgd.

XCVan Vliet bleek een aantekening bij zich te hebben die aldus luidde: 'Zaterdag 12.30 uur Landw. Lg?' 'Landw.' was de aanduiding van het door van Randwijk voorgezeten Landelijk Werkcomité der illegaliteit, hetwelk (gelijk eerder vermeld) de acties tegen de Liese-Aktion. coördineerde. Van Vliet gaf het vergaderadres prijs: Leidsegracht 15 ('Lg') te Amsterdam; daarbij nam hij aan dat zijn illegale kameraden hadden gezien dat hij was gearresteerd, dat daaromtrent onmiddellijk bericht was doorgegeven en dat men dus niet de volgende dag naar een vergaderadres zou gaan dat hem bekend was. Het schijnt dat enkele waarschuwingen tijdig werden doorgegeven, maar die waren blijkbaar niet duidelijk genoeg, althans: enkele leden van het Landelijk Werkcomité hielden zich aan de afspraak, verschenen op zaterdag om half een aan de Leidsegracht en werden er bij het binnenkomen (de SD had het pand een half uur tevoren bezet) overvallen. Gearresteerd werden Walraven van Hall, een

570 [PDF]
HET VERRAAD VAN 'VAN ARKEL' EN ZIJN GEVOLGEN

predikant die Trouw vertegenwoordigde, Frits Nieuwenhuysen (vertegenwoordiger van het Ne), dan de zoon van een Amsterdamse reder die enkele malen kolonel Koot persoonlijk had ontmoet, en tenslotte een koerierster. Van Randwijk bleef op vrije voeten, 'Een innerlijke stem had mij gezegd: even wegblijven', vertelde hij ons in '58. 'Nee, er was ook een waarzegger geweest die had gezegd dat ik twee weken lang extra gevaar liep. In elk geval: ik kwam met opzet iets later dan half één en zag toen net dat de arrestanten de auto's in werden geduwd."

XCUit het verhoor van de predikant bleek dat Trouw werd gedrukt bij de Amsterdamse drukkerij van S. J. P. Bakker. Viebahn en enkele andere SD'ers deden daar op maandag 29 januari een inval. Bakker had het drukken van Trouw voortgezet hoewel het pand naast het zijne sinds kort door de Duitsers was bezet. Tegen zijn vrouw had hij gezegd: 'Er gebeurt niets bij geval, wij zijn in Gods hand. Het is mijn vaste overtuiging, dat wij de goede strijd strijden en als het moet, dan moeten wij ook de volle eonsequenties daarvan dragen. De mensen kunnen niet buiten de illegale pers." Allen die in de drukkerij aanwezig waren, werden gearresteerd: Bakker zelf en zeven personeelsleden, onder wie drie leden van het kantoorpersoneel. De SD was nog bezig met het doorzoeken van de drukkerij toen Wim Speelman kwam aanlopen.

XCDeze student van de Vrije Universiteit, in '4°-'41 hoofdverspreider van het 'eerste' en 'tweede'Vrij' Nederland, in de herfst van '41 organisator van het 'derde' (hij was het geweest die toen samen met van Namen van Randwijk als hoofdredacteur had aangetrokken), begin '43 de man die op grond van principiële bezwaren tegen van Randwijks opvattingen Trouw had opgericht, en nadien landelijk leider van de grote groep die Trouw liet drukken en verspreiden, was in december '42 enkele weken in handen van de Amsterdamse SD geweest - hij was toen uit de SD-gevangenis in het seminarie te Haaren ontsnapt. Toen hij de drukkerij van Bakker binnenstapte, had hij er perfect uitziende identiteitspapieren bij zich maar hij werd door Viebahn herkend en onmiddellijk gearresteerd.

XCDe SD hield zich aan de toezegging die aan van Arkel was gedaan: Buys, van Namen en Smallenbroek, die er persoon voor persoon bij uitstek voor in aanmerking kwamen om als Todeskandidat te worden behandeld, bleven tot de bevrijding in arrest; zij wisten overigens van de aan van Arkel gedane toezegging niets af en verwachtten dus niet

XC1 H. M. van Randwijk, 5 nov. 1958. 2 Aangehaald in Th. Delleman: Opdat wij niet vergeten, p. 36 1. 57

571 [PDF]
ILLEGAAL WERK

anders dan dat ook zij op zekere dag zouden worden gefusilleerd. Van Vliet, die geheel was gesloopt door de intense spanningen van het illegale werk waaraan hij als een der belangrijkste leiders van de LO zo lang had deelgenomen, verklaarde zich bereid zich moeite te geven opdat het gehele LO-archief minus alle daarin voorkomende namen aan de SD zou worden overgedragen in ruil waarvoor vijftig naar concentratiekampen in Duitsland overgebrachte LO'ers in vrijheid zouden worden gesteld (deze ruil werd door het Centraal Bureau van de LO afgewezen), stelde vervolgens voor Viebahn een gedetailleerd rapport over de ontwikkeling van de illegaliteit en een schema van haar structuur op en deed tenslotte uitgebreide mededelingen over het clandestiene telefoonnet van de CID (de leider daarvan, Sanders, en zijn medewerkster mej. van den Donk vielen daardoor haast in handen van de SD). De rederszoon, die eveneens een uitnemende staat van dienst had in de illegaliteit, zweeg een week lang en geraakte toen, gekweld door hevige maagpijnen en angst voor de dood, in een staat van verwarring; hij lichtte de SD in over het clandestiene telefoonnet van Carels en Rutgers van der Loeff, wees er op dat men beiden vermoedelijk in handen kon krijgen als SD'ers gingen posten bij de werktentjes van de PTT, vulde het door van Vliet opgestelde schema aan met gegevens over de BS, maakte aan de SD de naam van kolonel Koot bekend en verstrekte een signalement van Koots verbindingsagent met het BBO, Tobias Biallosterski.

XCDrukker Bakker en vier van zijn personeelsleden (het administratieve personeel werd vrijgelaten) werden op 9 februari als Todeskandidaten in Zaandam gefusilleerd, de aan Trouw verbonden predikant, Walraven van Hall en van Nieuwenhuysen werden op 12 februari in Haarlem-noord voor een executiepeloton geplaatst, met Speelman gebeurde vijf dagen later bij Halfweg hetzelfde. Uit Speelman, Walraven van Hall en van Nieuwenhuysen had de SD geen woord weten te krijgen, evenmin trouwens uit Buys, van Namen en Smallenbroek.

XCDat de SD een inval had gedaan bij van Arkel en dat hij van Vliet had gearresteerd nadat deze aan een bespreking met van Arkel had deelgenomen, deed aan de top van de Amsterdamse illegaliteit het vermoeden postvatten dat van Arkel in beide gevallen verraad had gepleegd. Van Arkel zelf begreep heel wel dat men verdenking tegen hem was gaan 57

572 [PDF]
HET VERRAAD VAN 'VAN ARKEL' EN ZIJN GEVOLGEN

koesteren. Hij dook eerst in Amsterdam onder, samen met zijn vriendin, ging toen naar Den Haag, vandaar weer naar Amsterdam en opnieuw naar Den Haag. Het recherche-apparaat van de Knokploegen werd aan het werk gezet om hem op te sporen en had tenslotte succes. Toen van Arkel voor de derde maalna zijn verraad in Amsterdam woonde, werd zijn onderduikadres ontdekt en begin maart werd hij door drie KP'ers die in gezelschap waren van mej. van den Donk, aangehouden. De KP'ers zeiden dat hij, door mej. van den Donk begeleid, voor hen uit moest lopen naar een illegale bij eenkomst. 'Ik vond het toch wel erg naar', schreef zij later, 'om hem er heen te brengen, want ik wist wat hem te wachten stond.' 1 Van Arkel verscheen voor Sanders en van Riessen, voorzitter van het Centraal Bureau der LO. Hij begon met te ontkennen maar legde nadat hij twee uur lang door Sanders scherp was ondervraagd, onder tranen een volledige bekentenis af. Die bekentenis stelde hij ook op schrift. Het stuk werd hem voorgelezen, hij ondertekende het en zette er zijn vingerafdruk bij. Daarna gaf men hem een kop thee te drinken waarin een tablet cyaankali was gedaan; dat tablet had zich evenwelonvoldoende opgelost. Er restte toen niet anders dan hem dood te schieten. Een KP'er belastte zich met die taak. Van Riessen droeg er zorg voor dat zijn weduwe, die wel vermoed had welke rol haar man had gespeeld maar geen zekerheid had, door een predikant werd ingelicht.

Slot

XC

XCWij menen dat uit dit hoofdstuk overtuigend is gebleken hoezeer het illegale werk zich in de hongerwinter heeft uitgebreid. Wel te verstaan: belangrijke aspecten van dat werk (de activiteiten van de KP, de RVV en de OD alsmede van de Binnenlandse Strijdkrachten en van de illegale CPN) hebben wij nog niet beschreven - desondanks spreken de tot dusver vermelde gegevens, dunkt ons, reeds een duidelijke taal.

XCWij noemen er enkele.

XCDe falsificatiegroepen werkten met een tevoren niet bereikte snelheid en perfectie. Het aantal illegale nieuwsbulletins steeg van ca. I50 tot ca. 500 en deze bulletins, waarvan die welke door de grote illegale opinie

1 W. van den Donk: 'Het verslag van een koerierster', p. }2.

573 [PDF]
ILLEGAAL WERK

bladen werden uitgegeven, oplagen kregen van 100000 of zelfs (Trouw) van 350000, namen in ruime mate de functie over welke tevoren door de BBC en Radio Oranje was vervuld; zij waren het in de eerste plaats die de bevolking inlichtten hoe het er met de oorlog voorstond. Voortgezet werd de verschijning van de landelijke illegale opiniebladen (en drukker Bakker had gelijk: 'De mensen kunnen niet buiten de illegale pers'). Het aantal 'permanente' onderduikers (de spoorwegstakers inbegrepen) steeg van tweehonderdvijftigà driehonderdduizend tot (naar schatting) driehonderdvijftigduizend - elke groep die grote of kleine aantallen onderduikers onder haar hoede had, zette onverdroten de hulpverlening voort. Spionage werd op groter schaal en effectiever bedreven dan ooit tevoren. Het isolement waarin zich de bezette gebieden benoorden de grote rivieren bevonden, werd doorbroken door middel van de crossing-routes in de Biesbos en tenslotte werd de financlering van de illegaliteit uitgebreid en gecentraliseerd (en dus vergemakkelijkt) in een mate' die zich niet eerder had voorgedaan.

XCSchrijven wij dat die groei van het illegale werk zich voordeed in de hongerwinter, dan mag daaraan worden toegevoegd: en ondanks de hongerwinter. De materiële moeilijkheden welke de illegale groepen moesten overwinnen, waren groter dan ooit: na acht uur 's avonds mocht niemand zich meer op de openbare weg bevinden, er was geen openbaar vervoer meer, geen gas, nauwelijks electriciteit, nauwelijks brandstof; wat de officiële distributie in het westen des lands verstrekte, was niet in de verste verte voldoende om actief te blijven; in oktober en november waren grote razzia's aan de orde van de dag (kleinere werden ook nadien gehouden) - juist de mannen die in de leeftijdsgroepen vielen waarin men zich de grootste krachtsinspanning kan getroosten, liepen elke dag gevaar, als dwangarbeider te worden opgepikt. Dan: het industriële bedrijfsleven dat, hoe ingekrompen ook, tot september' 44 tal van goederen was blijven produceren waaraan men voor het illegale werk behoefte had, was vrijwel stilgelegd. En tenslotte: de SD, de grote tegenstander van de illegaliteit, was numeriek sterker geworden door het toevloeien van krachten uit België en Noord-Frankrijk en hij trad bruter op dan ooit: het zonder vorm van proces fusilleren van de Todeskandidaten, meestal aan de openbare weg, was daar de meest tekenende uitdrukking van - de worsteling tussen de illegaliteit en de SD en zijn helpers (op het liquideren van die helpers in de hongerwinter komen wij nog terug) nam een bij uitstek grimmig karakter aan.

XCLaat ons tenslotte niet vergeten dat illegale werkers, voorzover zij vóór Dolle Dinsdag aan het illegale werk hadden deelgenomen, al een ze

574 [PDF]
TERUGBLIK

nuwslopende tijd achter de rug hadden. September werd een maand vol wilde hoop - des te dieper was de teleurstelling dat de vijand zich benoorden de grote rivieren kon handhaven. Die teleurstelling moest overwonnen worden en temidden van een bevolking welke in het westen des lands grauw ging zien van de honger, moest men de last en de spanning van het illegale werk verder torsen. Zeker, dat werk gaf een diepe voldoening en ook werd, juist in de ten top stijgende moeilijkheden, de kameraadschap misschien sterker beleefd dan ooit, maar toch: de laatste loodjes wogen het zwaarst. 'In veel verzetsmensen leefde', aldus later dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot, hoofdredacteur van Trouu/ en lid van de Contact-Commissie, 'naarmate de oorlog ten einde spoedde, de begrijpelijke, natuurlijke en oirbare wens om het einde te halen. Daarin lag een grote verzoeking. De verzoeking namelijk om iets gevaarlijks dat gedaan moest worden, niet te doen of, nog erger, aan anderen over te laten' I de meesten brachten het op, die verzoeking te weerstaan.

XCTreffend achten wij het hoe de illegaliteit de inkrimpende mogelijkheden van de desintegrerende maatschappij met steeds groter effectiviteit is blijven benutten. Misschien is dat nergens duidelijker geworden dan in wat wij schreven over de clandestiene telefoonverbindingen en over het werk van het Nationaal Steunfonds. Het is niet mogelijk en in zekere zin niet eens billijk om de talloze illegale acties welke in de bezettingstijd zijn ondernomen, met elkaar te gaan vergelijken - wij menen desondanks te mogen schrijven dat er in vijf bezettingsjaren geen enkele actie is ondernomen welke voor de illegaliteit als geheel en voor de steun aan allen die als onderduikers de vijand afbreuk wilden doen, groter positief effect heeft gehad dan de vernuftige affaire van de vervalste schatkistpromessen; zij vormde een bij uitstek verhelderende illustratie van wat wij eerder schreven: dat de vijand in bezet Nederland met doeltreffendheid alleen bestreden kon worden van de bestaande maatschappij uit.

XCBij de publieke opinie heeft de naam van de illegaliteit in de hongerwinter schade geleden. Ten dele was dat het gevolg van gebeurtenissen die zich omstreeks Dolle Dinsdag afspeelden. De verwachting dat deJ.J.

1 A. H. S. Bruins Slot in Delleman: p. 370.

575 [PDF]
ILLEGAAL WERK

bevrijding op handen was, leidde er toe dat talloze personen die zich steeds van het illegale werk verre hadden gehouden, haastig aansluiting zochten bij illegale groepen en veelalook werden geaccepteerd - feit, waar de betrokkenen jegens derden graag van gewaagden. Toen prins Bernhard op 3 september de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten via Radio Oranje had aangekondigd, 'doken', aldus een in april '45 in Utrecht geschreven rapport,

XC'plotseling uit alle gaten en hoeken personen op, sterren van groot en klein formaat, lieden van wie men het bestaan niet wist en die ... echt op de loer hadden gelegen om, wanneer zij de tijd dáár achtten, hun slag nog even te slaan, dikwijls ten koste van de Oude Rotten, zo nodig gebruik makend van hun ellebogen om zich zodoende van een goede plaats op de eerste rang te verzekeren. Een vooraanstaand persoon van de Nederlandse Spoorwegen drukte dit heel aardig uit, n1.: 'mensen die de zogenaamde knoopsgatenjeuk kregen.' '1

XC'Plotseling', zo schreef later van Randwijk, hoofdredacteur van Vrij Nederland,

XC'kon het verzet kamers, woon- en werkruimten krijgen in de imposantste banken en kantoorgebouwen en villa's. De organisatie waarin ik werkte, kreeg een heel buitenverblijf aangeboden met tennisbanen en zwembad, 'voor de dappere jongens om uit te rusten als het straks allemaal voorbij was.' Een drankfirma leverde elke week zo'n twintig liter jenever aan een groep. Bij ambtenaren kon je in en uit lopen alsofhetje oom was. Gerenommeerde politici van wie men al die jaren niets gehoord had, wilden plotseling graag eens praten en zochten contact met de illegaliteir.?

XCWij nemen aan dat er onder diegenen die in september '44 met de illegaliteit in aanraking trachtten te komen, verscheidenen waren die weer enige distantie namen toen bleek dat de strijd nog lang niet voorbij was, maar het feit bleef bestaan dat met name in de Binnenlandse Strijdkrachten heel wat 'laatkomers' werden opgenomen - vooral zij waren het die er toe bijdroegen dat de illegaliteit ietwat ging verwateren. Daar kwam nog bij dat die illegaliteit terwille van de BS de beschikking kreeg over meer wapens. 'De enkeling', aldus Het Grote Gebod,

1 Rapport, 7 april 1945, van 'van Marle', aangehaald in L. op ten Noort: 'Beknopte illegale geschiedenis van de OD (RW en NBS) in Utrecht' (z.d.), p. 44 (min. van def.: Centraal Archievendepot, 126/76). 2 H. M. van Randwijk: P·294·

576 [PDF]
VERWATERING DER ILLEGALITEIT

'die met een defect pistool een distributiekantoor overviel, had plaats gemaakt voor jonge kerels die met stens en zware Remington-pistolen 's nachts langs de wegen trokken: kilo's springstof in hun broekzak en een handvol slagpijpjes achteloos in de zak van hun jas'!

XCveel van die wapens en sabotagemiddelen werden gebruikt in de strijd tegen de vijand of daarvoor zorgvuldig in reserve gehouden (dat gold dan voor de wapens), maar er waren ook illegale werkers die met dat gloednieuwe materiaal in hun eigen noden gingen voorzien. 'Er komen', aldus begin oktober de 'Mededelingen' van het Centraal Bureau van de LO, 'uitwassen voor. Weliswaar zijn het excepties en zijn dergelijke zaken uit eigen kring' (die sloot de Knokploegen in)

XC'niet bekend, maar het CB ziet het toch als zijn taak tijdig te waarschuwen. De normen van wat goed en wat kwaad is, worden steeds meer verlegd. Er moet gewaarschuwd worden tegen niet-verantwoorde aanslagen die scherpe represailles uitlokken.' Roofovervallen door illegale werkers en wat er zich voor uitgeeft, zijn aan de orde van de dag en het CB moet scherp daartegen stelling nemen. Illegale werkers die zich voeden met wittebrood en paling, zijn geen werkers meer maar eters, zegt het CB."

XCDeze en dergelijke verschijnselen namen in de loop van oktober toe en aan het eind van de maand achtte het Centraal Bureau van de LO het geraden, op grote behoedzaamheid aan te dringen bij het in beslag nemen van voorraden bij zwarthandelaren. Onder het hoofd 'Roofovervallen' stond in de 'Mededelingen' van het CB d.d. 3loktober het volgende te lezen:

XC'Men is op het ogenblik aardig op weg, de illegaliteit in ons land impopulair te laten worden. De. overvallen op boerderijen van Z.g. zwarthandelaars nemen hand over hand toe. Tevens is het de laatste dagen voorgekomen dat grote officiële instellingen als de Veecentrale en de Akkerbouwcentrale van hun gelden zijn beroofd. Wij willen er ernstig op wijzen dat ook deze ongeorganiseerde strooptochten onze syrnpathie niet hebben.' Ons land mag niet als een decor dienen

1 Kees Bauer in dl. J, p. 519. 2 Dit zal wel gedoeld hebben op het gebeurde te Putten. 'Aangehaald door Ad Goede in dl. I, p. I I4. 4 Bij de Akkerbouwcentrale werd f 40000 ontvreemd 'door zogenaamde KP' ers', aldus de 'Mededelingen' van het Nationaal Comité van Verzet d.d. I6 november. Het waren echter wèl bonafide illegale werkers die deze 'kraak' hadden uitgevoerd, althans: zij boden de f 40000 aan het Nationaal Steunfonds aan, 'het NSF heeft echter geweigerd, dit onrechtmatig verworven geld te aanvaarden en voor steundoeleinden

577 [PDF]
ILLEGAAL WERK

voor een Wild West-opvoering. Het kan inderdaad nodig zij n, bepaalde personen die zich in deze tijd misdragen, op hun houding attent te maken, desnoods met kracht van wapenen; maar ook hier dient met zorg en overleg tewerk te worden gegaan en zeker in overeenstemming met de eer der illegaliteit.'

XCOnder het hoofd 'Voedselvoorraden' volgde daarop o.m.: 'Een buitenstaander zei ons: om tegenwoordig goed gevoed te zijn, dient men NSB'er, zwarthandelaar of illegaal werker te zijn."

XCTen aanzien van het plegen van overvallen bij zwarthandelaren nam de Kern, op I november bijeenkomend, een nog strakker standpunt in dan het CB van de LO had gedaan: illegale groepen mochten dergelijke overvallen in het geheel niet uitvoeren, 'mocht men', aldus het verslag van de vergadering, 'grote voorraden levensmiddelen bij ... zwarthandelaren weten te liggen, dan dienen de ondergrondse organen ter plaatse in contact te treden met de CCD.' Onder het hoofd 'Houding en levenswijze van ondergrondse werkers' vermeldt dat verslag voorts: 'Klachten van niet-illegale burgers dat illegale werkers veel te royaal leven. 'Als je maar illegaal werkt, dan heb je een herenleventje: veel eten, veel roken en geld genoeg', werd in Amsterdam gehoord."

XCHadden waarschuwingen als de geciteerde enig effect? Wij vrezen van niet. Wij zijn overigens van mening dat de woorden die daarin aan buitenstaanders in de mond werden gelegd, te ver gingen. 'Om tegenwoordig goed gevoed te zijn, dient men NSB'er, zwarthandelaar of illegaal werker te zijn' - dat mocht gelden voor zwarthandelaren, maar NSB'ers bezaten alleen dán twee bonkaarten (en ook met twee bonkaarten was men van eind '44 af niet 'goed gevoed'), als zij naaste verwanten hadden die als vrijwilliger in Duitse militaire dienst waren, en de meeste illegale werkers, zij mochten dan extra-levensmiddelen krijgen (beschei, 'Mededelingen van het CB der LO van 3I oktober', p. I (LOjLKP, I A). "Binnen!. berichten en verslag Kern-vergadering, I november',

te benutten.' Het bedrag werd vervolgens 'door de Samenwerkende Illegale Groepen' bij de Haagse politie ingeleverd. (NC: 'Mededelingen', I6 nov. I944, p. I (NC, 6 a)). In Rotterdam werd in november door een van de Knokploegen, zonder overleg met de leiding van het district-Rotterdam van het NSF, f I '/, mln buitgemaakt bij een overval op een postkantoor - daarvan werd f y, mln door de leiding van het district Rotterdam van het NSF aanvaard maar het bedrag werd na de bevrijding door het bestuur van de Stichting NSF aan de KP geretourneerd; dat bestuur achtte 'een dergelijke wijze van financiering onnodig en daarom onjuist.' ('Financieel verslag van h"1 "~tionaal Steunfonds'. p. 15)

578 [PDF]
KRITIEK OP DE ILLEGALITEIT

den hoeveelheden, zoals uit de door ons weergegeven cijfers bleek), leden wel degelijk honger, zij het in mindere mate dan de rest van de' bevolking. 'Als je maar illegaal werkt, dan heb je een herenleventje: veel eten, veel roken en geld genoeg' - ook dat was een veel te ver gaande generalisatie. Intussen: naar verhouding waren de meeste illegale werkers iets beter af; dat wekte jaloezie en die jaloezie werd in generalisaties als die welke wij weergaven, uitgedrukt. Misschien stemde het deze en gene onder hen die ze in de mond namen, ook wel tot tevredenheid dat hij eindelijk iets negatiefs kon zeggen over de illegaliteit - wie als buitenstaander tot dusver een stille bewondering had gekoesterd voor wat zij presteerde, zal in menig geval wel niet vrij zijn geweest van emg schuldgevoel bij het overdenken van de eigen passieve houding.

XCIn dit hoofdstuk hebben wij de activiteit van de illegale werkers in de hongerwinter nog maar ten halve beschreven; wij willen nu onze aandacht richten op de Binnenlandse Strijdkrachten en dan eerst op de drie formaties waaruit deze oorspronkelijk dienden te worden gevormd: de Ordedienst, de Raad van Verzet en de Landelijke Knokploegen,

579 [PDF]

Hoofdstuk 7: Koot, Thijssen en van Bijnen

XC

XCHet was koningin Wilhelmina geweest die, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, eind augustus '44 op het denkbeeld was gekomen dat, analoog aan wat in Frankrijk was geschied, waar de semi-militaire verzetsgroepen gecombineerd waren tot de Forces Françaises de l'Intérieur en geplaatst onder een in Londen werkzame bevelhebber, ook de Nederlandse semi-militaire verzetsgroepen in één verband moesten worden samengevat en onder een buiten bezet gebied fungerende bevelhebber geplaatst: prins Bernhard. Daaruit was voortgevloeid dat de prins op zondag 3 september (de dag waarop de Britse tanks Brussel bereikten) was benoemd tot, zo heette het in een op zondagavond door Radio Oranje uitgezonden mededeling van de koningin, 'bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten onder het opperbevel van generaal Eisenhower. Prins Bernhard', zo heette het verder, 'neemt hierbij de leiding op zich van het gewapend verzet in Nederland.'

XCDat 'gewapend verzet' had op dat moment vrijwel niets te betekenen. Drie geheime organisaties waren er (en aan die drie was in Londen ook gedacht) welke voor het bieden van dat verzet, hetgeen de sabotage insloot, in aanmerking kwamen: de Ordedienst (de OD), de Raad van Verzet (de RVV)' en de Landelijke Knokploegen (de LKP). De OD was nagenoeg verstoken van wapens en sabotagemiddelen en de RVV en de LKP hadden er nog maar heel weinig ontvangen; de RVV was pas op I september door het Nederlandse Bureau Bijzondere Opdrachten (het BBO) en de Britse Special Operations Executive als het ware erkend als ontvanger en distribuant van alle te zenden wapens en sabotagemiddelen en er hadden vóór zondagavond 3 september, de droppings van wapens en sabotagemiddelen in het kader van het Englandspiel niet meegerekend, welgeteld drie droppings plaatsgevonden: één in de nacht van 27 op 28 augustus welke was opgevangen door de LKP, één in de nacht van 3 I augustus op I september en één in die van 2 op 3 september welke beide laatste waren opgevangen door RVV-groepen respectievelijk in Zuid

I Wij zullen in dit hoofdstuk daar waar van het RVV-complex sprake is, de term 'Raad van Verzet' reserveren voor het college dat aan de top stond van de RVV.

580 [PDF]
EERSTE SYSTEMATISCHE SPOORWEGSABOTAGE

Limburg en op de Veluwe. Alleen de LKP was er in geslaagd, het droppingmateriaal onmiddellijk te vervoeren zodat diverse Knokploegen in de nacht van 3 op 4 september konden overgaan tot een nogal grootscheepse spoorwegsabotage.

XCDie spoorwegsabotage werd door de Knokploegen voortgezet - zij waren er uitnemend op voorbereid door Johannes A. van Bijnen ('FrankKP') die op 25 augustus door de Top van de LKP benoemd was tot Landelijk Sabotage-Commandant. Hij stond via de BBO-agent L. A. de Goede in rechtstreeks zendcontact met Londen - rechtstreeks zendcontact had óók de oprichter van de RVV, Jan Thijssen, die eind augustus hoofd was geworden van het z.g. Operatie-Centrum van de RVV; Thijssen had op dat moment zelfs een dubbel zendcontact, want bij hem bevond zich niet alleen de BBO-agent L. G. Mulholland maar ook de geheime agent A. W. M. Ausems die begin '44 door het Bureau Inlichtingen was uitgestuurd. Via Mulholland was op 3! augustus van Londen uit aan Thijssen gevraagd ofhij na overleg met de OD, de 'knokploegen LO', 'en andere hiervoor in aanmerking komende organisaties', maar eventueel geheel alleen, kon berichten of de leiding van de prins werd aanvaard - Thijssen had op 4 september o.m. geantwoord: 'De ondergrondse strijders begroeten met vreugde in ZKH prins Bernhard hun opperbevelhebber', en hij had dat antwoord doen uitgaan zonder overleg met de OD, de LKP of andere organisaties, ja zelfs zonder overleg met zijn medeleden van de Raad van Verzet. De meesten van die medeleden zaten in Amsterdam ondergedoken - hij en van Bijnen kwamen daar maar zelden.

XCIn hun afwezigheid nu werd Amsterdam het punt waar de besluiten werden genomen die in de lijn lagen van een eenwording en verdere opbouw van 'het gewapend verzet in Nederland'. Eenwording vergde, zo werd het daar door de naastbetrokkenen gezien, dat de RVV en de LKP alsmede de OD, als ook deze wapens en sabotagemiddelen zou ontvangen, niet apart zouden opereren, zij het volgens centrale aanwijzingen van de prins, maar dat zij hun krachten zouden bundelen; dat laatste werd ook om politieke redenen wenselijk geacht: verscheidenen zagen de RVV als een organisatie waarin communisten veel invloed hadden - had men die RVV doen opgaan in een wijder verband, dan zou het gevaar zijn bezworen dat de CPN na de bevrijding wellicht de beschikking zou hebben over een eigen gewapende organisatie van oud-verzetsstrijders. Daar kwam bij dat aangenomen werd (wat men omtrent de Farces Françaises de I 'In térieur had gehoord, wees in die richting) dat het Geallieerde Opperbevel wapens en sabotagemiddelen in groter hoeveelheden in bezet Nederland zou droppen, naarmate 'het gewapend

581 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

verzet' daar in hoger mate een eenheid was. Er vloeide uit die gedachtengangen voort dat op 9 september in Amsterdam een z.g. Top-Driehoek werd gevormd waarin de OD, de RVV en de LKP waren vertegenwoordigd; dat besluit werd, vo oral oak op krachtige aandrang van Walraven van Hall en van leidende figuren van het NC, mede genomen door M. W. Rombout, voorzitter van de Top van de LKpl, en van der Gaag, lid van de Raad van Verzet. 'Groot was', schreven wij in ons vorige deel, 'de verontwaardiging van Thijssen en van Bijnen toen zij van het gebeurde vernamen. Notabene: zij waren in Rotterdam gebleven omdat Rotterdam uit militair oogpunt hoogst belangrijk was, belangrijker dan Amsterdam, en daar was nu, zo voelden zij het, buiten hun aanwezigheid, ja zonder dat men hen om advies had gevraagd, beschikt over hun beider organisaties, en door wie? Door, aldus hun visie, de OD en het Nationaal Comité die zich nooit met het semi-militair verzet hadden beziggehouden!' Beiden hadden de OD steeds beschouwd als een laakbaar passieve organisatie - Thijssen had met jhr. P. J. Six, de chef-staf van de OD, grondig overhoop gelegen: hij was eind '43 door Six uit de OD gezet, was toen het binnenlandse zendernet dat hij voor de OD had opgebouwd, kwijtgeraakt, maar was onmiddellijk een nieuw zendernet gaan opbouwen - hij moest van een eenwording waarbij OD'ers leidende functies zouden krijgen, niets weten. Zo ook van Bijnen: deze schreef in die dagen aan zijn Gewestelijk Sabotage-Commandant in het westen des lands: 'Als Rob' (Rombout leefde onder de illegale naam Rob Kooymans) 'de KP persé wil torpederen, moet hij zo doorgaan."

XCOp 10 september, één dag na de vorming van de Top-Driehoek, verzocht de in Amsterdam gevestigde Contact-Commissie der Illegaliteit de regering telegrafisch? om 'omgaand' per telegram te bevelen 'om leiding acties opperbevelhebber' (prins Bernhard) 'in volle omvang te stellen in handen van Driehoek Knokploeg-Raad van Verzet-Ordedienst te Amsterdam' - dat denkbeeld werd in Londen niet overgenomen; aan de twee betrokken ministers: Gerbrandyen van Lidth, noch aan de prins, was duidelijk wat die 'Top-Driehoek' was, en de prins voelde er niet voor, 'de leiding' van door hem te gelasten acties 'in volle omvang' over te dragen aan een in bezet gebied zetelend college. Het op 12 september8 sept. 1944, van J. A. van Bijnen voor P. W. Hordijk (LOjLKP, 4 C). 'Tekst: Enq., dl. VII a,

I In deel loa hebben wij hem abusievelijk aangeduid als R. Rombouts. 2 Notitie,

582 [PDF]
ER WORDT OP 'SUBORDINATIE' AANGEDRONGEN

verzonden antwoord van de regering' zei niets over enige landelijke leiding der semi-militaire acties en droeg de Contact-Commissie slechts op, 'in verschillende centra waar eenheid ontbreekt, commandanten aan te wijzen voor actief verzet.'

XCOp 13 september sprak van Bijnen in Amsterdam met Walraven van Hall die hem zei dat de Top-Driehoek, aldus Thijssens verslag van wat hij van van Bijnen vernam, 'besloten had, voor het gehele land op te treden als intermediair tussen de Binnenlandse Strijdkrachten en de bevelhebber van die krachten ... , dat dit orgaan reeds de nodige burelen voor de speciale taken van de bevelvoering had geschapen en dat dit orgaan overal in den lande de Binnenlandse Strijdkrachten zou gaan organiseren' - Thijssen en van Bijnen vonden dit 'vanuit militair oogpunt een monstrum'"; zij deden een gemeenschappelijke protestbrief toekomen aan de Contact-Commissie en Thijssen deed ook zijn beklag in Londen. In Amsterdam evenwel ging de ontwikkeling verder. De TopDriehoek kreeg er een andere naam: 'Delta-C' ('Delta-Centrum'), ging zich installeren in een geheim hoofdkwartier, t.w. in de lege winkel- en kantoorruimte van een porceleinfirma aan de Nes te Amsterdam, en deed op 16 september via de kanalen van de CID twee mededelingen uitgaan": 'mededeling no. I' 'aan KP, OD, RVV en alle andere ondergrondse organisaties en haar regionale en plaatselijke vertakkingen', waarin gezegd werd dat het 'Delta-Centrum' nu functioneerde, dat KP, OD en RVV 'met spoed gewestelijke, districtsen plaatselijke driehoeken' moesten vormen en dat 'alle ondergrondse organisaties zich voor actieve verzetshandelingen' dienden te 'onderschikken aan Driehoeksbevelvoering', en 'mededeling no. 2', louter gericht aan de Top-KP en de Raad van Verzet waarin de Contact-Commissie der Illegaliteit op 'subordinatie aan Driehoeksbevelvoering' aandrong en waarin het Delta-Centrum vroeg om 'onmiddellijke overkomst gevolmachtigde afgevaardigde KP (resp. RVV) voor bevelvoering Delta-C.' Desgewenst konden dus Thijssen en van Bijnen persoonlijk plaatsnemen in het gemeenschappelijke bevelsorgaan - beiden (wij nemen aan dat zij op 17 september mededeling no. 2 ontvingen) bleven in Rotterdam. Zij zagen op die I7de en in de daaropvolgende dagen nauwelijks een taak voor het Centrum. De grote Geallieerde luchtlandingen waren begonnen en deze hadden op hen, zo schreven wij in ons vorige deel, 'het effect dat zij, beseffend dat de door hen geleide sabotage-opera~es nu voor de Geallieerde legers van

XCI A.V. 2 J. Thijssen: 'Verslag' d.d. 15 sept. 1944 (RVV, 1 a). 3 Beide stukken in

583 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

extra-grote betekenis zouden zijn, minder dan ooit bereid waren, hun commandoposten in Rotterdam te verlaten om in Amsterdam zitting te nemen in 'een praatcollege' (die term had van Bijnen gebruikt'), dat vermoedelijk nauwelijks van de' grond zou komen: het einde van de bezetting leek opnieuw op handen,'

Kolonel Koot en de 'Delta's'

XC

XCJuist de verwachting dat de Geallieerden binnen afzienbare tijd in heel Nederland zouden doordringen waarbij het wenselijk was dat overal centraal geleide Binnenlandse Strijdkrachten in actie zouden komen, stimuleerde diegenen die in Amsterdam het initiatief hadden genomen tot de 'Driehoeksbevelvoering' om op de ingeslagen weg voort te gaan: een in bezet gebied opererend ondergronds leger had dan een in bezet gebied opererende staf en een aldaar aanwezige bevelhebber nodig, Er wàs al een bescheiden hoofdkwartier, er was ook al een verb in dings agent met Londen (de BBO-agent Tobias Biallosterski-), Six kon een capabele chef-staf voorstellen: de kapitein der genie M. de Boer, na mei '40 functionaris van de Nederlandse Spoorwegen, die als medewerker van de OD een belangrijk aandeel had gehad aan de uitwerking (op de z,g, Donderdagmiddag-bijeenkomsten 3) van algemene aanwijzingen voor spoorwegen andere sabotage" - maar wie zou bevelhebber worden?

XCDie vraag werd in de middag van dinsdag 19 september besproken in een vergadering te Amsterdam waar o.rn. aanwezig waren: de drie leden van het Delta-Centrum (Six, van der Gaag en Rombout), voorts voor de OD mr. C. J. F. Caljé, vertegenwoordiger van de OD in de Kern en in de Contact-Commissie, voor de RVV Johan Doorn, Gerben WagenaarJ.geweest: als functionaris van de Spoorwegen was hij vrijgelaten op verzoek van

I Getuige L. Scheepstra, dJ. VII c, p. 215. 2 Biallosterski was op 8 september samen met zijn marconist A. de Vos in bezet gebied gedropt teneinde als verbin dingsagent van de RVV in Noord-Holland te fungeren maar had zich, zodra hij door van der Gaag omtrent de Top-Driehoek was ingelicht, onmiddellijk aan die Driehoek, spoedig dus aan het Delta-Centrum, ter beschikking gesteld. 3 Dit waren bijeen komsten, van de lente van '44 af gehouden, waaraan vertegenwoordigers van de OD, de RVV en de LKP hadden deelgenomen. 4 In deel 8 vermeldden wij dat kapitein de Boer in '42 uit krijgsgevangenschap was vrijgekomen doordat hij, uit de behoefte om weer aan het illegale werk deel te nemen, ziekte had voorgewend. Dit is onjuist

584 [PDF]
TOPBERAAD IN AMSTERDAM

en Marinus Couvée (alle drie lid van de Raad van Verzet), voor de LKP Liepke Scheepstra (het enige nog in leven zijnde lid van de 'oude' Top van de LKP), voor de LO G. Pruys, voor het NC Neher, voor het Nationaal Steunfonds Walraven van Hall en voor de CID Sanders - ook de Boer en Biallosterski namen aan de bespreking deel. I Er werd allereerst besloten, het Delta-Centrum uit te breiden tot zes leden: Six en Caljé voor de OD, van der Gaag en Doorn voor de RVV - de keuze voor de LKP wilde men aan van Bijnen overlaten. Maar het bevelhebberschap! Had generaal Winkelman, opperbevelhebber van landen zeemacht tijdens de Duitse invasie in mei '40, zich in Nederland bevonden, dan zou de keuze op hem zijn gevallen, maar Winkelman zat in Duitsland krijgsgevangen. Nu had Six al in augustus '42 toen hij begonnen was met de opbouw van een nieuwe OD, aan Winkelmans voorganger, generaal 1. H. Reynders, gevraagd of deze, als het ooit tot uitgebreid semi-militair verzet in Nederland zou komen, daarvan als bevelhebber de leiding zou willen nemen - Reynders, nog steeds diep gekwetst door het feit dat hij begin februari '40 als opperbevelhebber was afgezet, had geantwoord dat hij die taak alleen op zich zou willen nemen op uitdrukkelijk verzoek van de regering ('als de regering', had hij min of meer gezegd, 'mij niet goed genoeg gevonden heeft voor de leiding van het legale verzet, dan acht ik mij niet goed genoeg voor de leiding van het illegale"). Was dat nog steeds Reynders' standpunt? Niemand wist het. Er werd besloten dat een delegatie naar hem toe zou gaan, bestaande uit Caljé en Pruys, en dat zij, als hij zou weigeren, de kolonel van de generale stafV. E. Wilmar zou benaderen die in de zomer van '42 een tijdlang commandant van de OD was geweest.

XCNa overleg met Scheepstra besloot Pruys, onmiddellijk twee boodschappers (wij weten niet, wie dat zijn geweest) naar Rotterdam te sturen teneinde van Bijnen in te lichten .

XCDeze en Thijssen beseften op dat moment heel wel dat de benoeming van een landelijke bevelhebber wenselijk was en hadden daarbij al enkele dagen eerder aan generaal Reynders gedacht, maar zij zagen die bevelhebber als een schakel tussen prins Bernhard en henzelf (zij overwogen ook, hun hoofdkwartieren te combineren tot één 'Operatie-Centrum') - aan een boven hen geplaatst hoofdkwartier of Delta-Centrum hadden zij geen behoefte, zij wilden de rechtstreekse commandanten blijven vanJ.

1 Wij kennen niet alle namen van de aanwezigen ter vergadering, in totaal volgens Six 'een man of achttien, schat ik.' (getuige P. Six, dl. VII c, p. 53). 2 I. H. Reynders, 26 okt. 1955.

585 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

hun eigen groepen: van Bijnen van de Knokploegen, Thijssen van de Z.g. brigades van de RVV.

XCWat van Bijnen op de avond van de rçde in eerste instantie van de twee boodschappers hoorde, maakte op hem een alleszins bevredigende indruk. Hij besloot dat de LKP in het Delta-Centrum zou worden vertegenwoordigd door Pruys, toen nog voorzitter van het Centraal Bureau van de LO, en een van zijn naaste medewerkers, de KP'er A. G. Kloots. 'Er heeft zich', schreefhij in een brief die hij de volgende ochtend vroeg bij Thijssen liet afgeven,

XC'een volkomen nieuwe figuur voorgedaan en bovendien een volkomen acceptabele. Ik kreeg vanavond bezoek van twee heren ... die het nu eindelijk maar eens gewaagd hebben om naar Rotterdam te komen. Het blijkt nu dat de heren vanmiddag een vergadering hebben gehad, waarin zij tot het besluit zijn gekomen, dat de flguur als volgt behoort te zijn: Ajllied] H[igh] Clommand] - Pr. B. - binnenlands bevelhebber - O[peratie] C[entrum], waarnaast als adviseur voor de bevelhebber zouden optreden zes heren, twee voor iedere verzetsorganisatie. Wij hebben de bevelhebber waarom wij gevraagd hebben; de Driehoek staat er volkomen naast; wij hebben operatief vrijheid van handelen.

XCDe voorgestelde figuur is er een die ook door jou volkomen geaccepteerd zal worden. Nu heeft men mij gevraagd om vandaag' mee naar hem toe te gaan en ik voel daar iets voor. De uitnodiging is uiteraard ook voor jou bedoeld. Om half negen staat de wagen gereed. Ga nu mee, dan is de zaak ineens uit de wereld Ik stel er prijs op, ook in deze zaak gezamenlijk met je op te treden. Ga je niet mee, wat ik me in dit geval niet voor kan stellen, dan ga ik alleen."

XCWij weten niet op welk uur Thijssen van Bijnens brief las - hij was in elk geval niet present toen de auto vertrok waarin zich de twee boodschappers en van Bijnen bevonden. Van Bijnen ontmoette in Den Haag Pruys, en Caljé bezocht generaal Reynders; hij nam daarbij de Haagse officier van justitie mr. G. J. de Lint mee, een medewerker van de OD die in '39-'40 op het Algemeen Hoofdkwartier onder Reynders had gediend.

XCReynders bleek niet van standpunt te zijn veranderd: hij weigerde. Caljé vroeg hem toen wat hij van kolonel Wilmar dacht. Reynders was niet enthousiast en zei dat men beter kolonel Koot kon vragen, 'hem', zei hij, 'zit de illegaliteit in het bloed."

XCCaljé bracht verslag uit aan Pruys - deze was alleen. In het gesprekJ.

, Woensdag 20 septem ber. 2 Brief, 19 sept. 1944, van A. van Bijnen aan]. Thijssen (RVV, I f). 'I. H. Reynders, 26 okt. I955.

586 [PDF]
VAN BIJNEN WEIGERT ONDERSCHIKKING

namelijk dat hij met van Bijnen had gevoerd, was aan laatstgenoemde gebleken dat de mededelingen welke hij de vorige avond had ontvangen, onvolledig waren geweest of dat hij ze volslagen verkeerd had geïnterpreteerd: er was geen sprake van dat Thijssen en hij hun operationele vrijheid zouden behouden - bevelen, had Pruys gezegd, zich speciaal op Caljé beroepend, zouden uitgaan van het Delta-Centrum, d.w.z. van de bevelhebber, optredend namens de leden van dat Centrum (met daarin twee vertegenwoordigers van de OD!) en bijgestaan door een eigen staf. Gevolg was dat van Bijnen geen lust had in Den Haag te blijven. Hij keerde naar Rotterdam terug waar hij nu met Thijssen kon spreken. Deze laatste tekende onder van Bijnens brief aan: 'Daarna v. Amstel' (Caljé) 'gezegd nu Delta toch bevelv[ oerende ] figuur. Dit door Fr[ank] geweigerd.' Mede namens van Bijnen zond Thijssen onmiddellijk een telegram naar ,Londen waarin hij voorstelde, de bevelhebber te 'plaatsen in Opera tieCentrum RVV waar meeste en beste verbindingen voor onmiddellijke leiding beschikbare strijdkrachten en aan hem toevoegen Driehoek in adviserende functie. Zouden ons met deze oplossing volkomen kunnen verenigen.'! Beiden ondertekenden voorts een gemeenschappelijke brief aan de Contact-Commissie der Illegaliteit waarin zij in antwoord op 'mededeling no. 2' d.d. 16 september schreven dat zij in beginsel bereid waren, persoonlijk zitting te nemen in het Delta-Centrum, dat evenwel 'de militaire toestand van het ogenblik' hun 'aanwezigheid bij de troep' vergde, dat zij order hadden gegeven, 'vertegenwoordigers van RVV en KP aan te wijzen voor de regionale en plaatselijke Driehoeken' en dat zij 'de schakel Delta C' tussen de bevelhebber en henzelf 'alsmede bevelvoering via de Driehoeken van militair standpunt bezien een monstrum' achtten."

XCIn Den Haag was inmiddels méér gebeurd.

XCSamen met Pruys en de Lint zocht Caljé kolonel Wilmar op. Deze bleek voor het hem aangeboden bevelhebberschap niet veel te voelen: hij vond het tijdstip te vroeg en zei voorts dat hij op een later moment alleen dan bevelhebber zou willen zijn als de OD, de RVV en de LKP volledig opgeheven zouden worden -nu, Caljé, Pruys en de Lint beseften dat geen van de drie organisaties bereid zou zijn, op dat tijdstip die voorwaarde in te willigen.J.sept. 1944 (het bewaard gebleven exemplaar is onjuist gedateerd: 19 september), van J. Thijssen en J. A. van Bijnen aan de CC (GAC, I

1 Telegram, 20 sept. 1944, van Thijssen aan het BBO (LO/LKP, 5 G). 2 Brief, 20

587 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XCZij begaven zich naar Koot, legden deze uit dat de (nog te vormen) Binnenlandse Strijdkrachten behoefte hadden aan een bevelhebber, dat zich bij die vorming, gegeven de bestaande tegenstellingen, grote moeilijkheden zouden voordoen - was hij, zo werd hem gevraagd, desondanks, nu Reynders en Wilmar hadden geweigerd, bereid zich beschikbaar te stellen, d.w.z. te handelen in de geest van de bespreking welke daags tevoren in Amsterdam had plaatsgevonden? Zijn naam, zo werd hem gezegd, was daar niet gevallen maar Caljé, Pruys en de Lint vertrouwden dat de leden van het Delta-Centrum en de andere voormannen der illegaliteit die in Amsterdam samen waren geweest, slechts verheugd zouden zijn indien een ervaren oud-beroepsofficier in de tamelijk hoge rang van kolonel het hem aangeboden bevelhebberschap zou aanvaarden.

XCZonder lang na te denken zei Koot 'ja'. Hij zei ook nog dat hij zich bepaald in Amsterdam wilde vestigen: 'Den Haag is zo'n ontzettend kletsgat, dat weet ik uit ondervinding; ik wens in de massa op te gaan en Amsterdam kent mij niet." Hij liet zijn vrouw (hij was in '23 gehuwd) een koffertje pakken, nam afscheid van haar, stapte in de auto, werd in Amsterdam op een onderduikadres ondergebracht en begaf zich de volgende ochtend naar het voor hem ingerichte hoofdkwartier in de Nes - de eerste plaats van vestiging; er zouden nog vijf andere volgen, telkens betrokken omdat men wist of vermoedde dat de SD het pand had gelocaliseerd van waaruit de Binnenlandse Strijdkrachten werden geleid.

XCAls zoon van een Nederlandse vader en een Chinese moeder was Henri Koot" in december I883 op Bali geboren. Zijn vader had als architect in Indië carrière gemaakt bij het departement van burgerlijke openbare werken. Na de hbs in Soerabaja doorlopen te hebben, kwam de jonge Koot in I90I voor het eerst naar Nederland om er het onderwijs te volgen aan de Koninklijke Militaire Academie; bij het officiersexamen werd hij er no. 3 uit zijn jaarklas. Een periode van militaire dienst in Indië volgdeJ.

1 Getuige H. Koot, dl. VII c, p. r64. 2 Voor zijn levensschets volgen wij de in '78 door de Sectie Krijgsgeschiedenis der Koninklijke Landmacht gepubliceerde studie van G. van Ojenjr.:

588 [PDF]
HENRI KOOT

maar toen hij in 1911 opnieuw naar Nederland kwam, nl. voor het volgen van de lessen aan de Hogere Krijgsschool, bleek dat voorgoed te zijn. In ,14 werd hij bij de Generale Staf tewerkgesteld - in de eerste wereldoorlog ontwikkelde hij zich tot een bekwaam kenner van geheimschriften; verscheidene buitenlandse codes wist hij met verrassende snelheid te 'breken'. Na de oorlog werd hij, nu als burgerambtenaar, hoofd van de codedienst van Buitenlandse Zaken totdat hij tot zijn pijnlijke verrassing per 1januari '33 wegens bezuiniging werd ontslagen. Op diezelfde datum kwam hij evenwel weer in actieve dienst bij de Generale Staf. Hij was voorts lector in het Maleis aan de Indologische faculteit te Utrecht. Zijn colleges aldaar zette hij tot '39 voort; daarnaast gaf hij in de jaren '30 lessen aan de Hogere Krijgsschool en stond hij de Nederlandse Geheime Dienst, GS-III, met zijn kryptografische kennis terzijde. Hij had een fabelachtig gevoel voor talen en was een harde werker.

XCAls reserve-officier (in '37 was hij tot kolonel bevorderd) werd hij bij de vorming van het Algemeen Hoofdkwartier verbonden aan GS-III. Met de in mei '40 geleden nederlaag had hij geen vrede. Als chef van het kabinet van kapitein Breunese, commandant van de Opbouwdienst, wilde hij zich moeite gaan geven, een anti-Duitse kern om zich heen te vormen maar daarvoor ontbrak de tijd. Medio september '40 werd hij namelijk samen met enkele andere oud-officieren van GS-III door de SD gearresteerd op grond van de valse aanklacht van een onder hem dienende korporaal dat hij en die officieren voorbereidingen hadden getroffen om in geheim contact te treden met Engeland. Hij werd na drie maanden vrijgelaten maar verloor zijn positie bij de Opbouwdienst. Nadien was hij werkzaam op het secretariaat van de Nederlandse Unie, totdat deze beweging in december '41 door de bezetter werd verboden. In het kader van het Rode Kruis zette hij vervolgens in '42 een grote actie op touw om pakketten te doen toekomen aan de in krijgsgevangenschap afgevoerde beroepsofficieren en die actie breidde hij in de zomer van '43 uit, toen ook vele duizenden reserve-officieren en lagere beroeps- en reservemilitairen naar de krijgsgevangenenkampen in Duitsland verdwenen (hij kreeg een vrijstelling op grond van zijn werk). Wegens het schrijven van een als anti-Duits beschouwd artikel in het tijdschrift Het Nederlandse Rode Kruis werd hij in april '44 voor de tweede maal gearresteerd, toen na drie weken vrijgelaten, maar wèl veroordeeld tot een boete van f300 - bovendien moest hij op bevel van het Reichskommissariatper 1 september zijn functie bij het Rode Kruis neerleggen.

XCGrotere eenheden had hij nooit gecommandeerd, maar dat soort

589 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

ook niet onder zich krijgen. Van meer belang was dat hij (en dat had Reynders goed gezien) een natuurlijke affiniteit had tot het illegale werk. Zeker, hij had er geen persoonlijke ervaring in maar hij bezat een zuiver gevoel voor security en kende geen angst, dat laatste mede vanwege zijn mystiek-fatalistische inslag en zijn christelijk geloof (hij was lidmaat van de Hervormde Kerk) die hem beide er toe gebracht hadden, de beschikkingen van het lot steeds gelaten te aanvaarden. Ook de uitnodiging die op 20 september tot hem werd gericht, trof hem, zo veronderstellen wij, als zulk een beschikking. Natuurlijk was hij zich bewust dat hij, door haar te aanvaarden, zijn leven op het spel zette, maar daar stond hij nauwelijks bij stil: hij wenste een goede zaak te dienen.

XCDat 'dienen' was bij kolonel Koot geen frase. Hij was de bescheidenheid zelve; dat bleek ook uit de illegale naam die hij koos: 'de Klerk'. 'Zijn enige wens was', aldus later C. F. Overhoff, gewestelijk commandant van de BS in Amsterdam, 'onbekend te blijven en te eniger tijd weer in het grote leger der naamlozen onder te gaan'; het kwam in het leven, zo placht Koot uiteen te zetten, op 'de drie K's' aan: 'Karakter, Kennis en Kunde', en van die drie was de eerste K veruit de belangrijkste.' 'Een bijzonder mens', noemde Wagenaar hem jegens ons in '58.'Volkomen eerlijk en heel vriendelijk; een prachtkerel. Hij zocht geen eer. Hij heeft steeds fair willen zijn en bovendien: het minste werk was hem goed genoeg. Als hij ergens op bezoek kwam waar nog het kacheltje aan moest, ging hij rustig als eerste cokes kloppen."'Een zeer eenvoudig man', aldus zijn secretaresse op het BS-hoofdkwartier. 'Hij zei nooit een woord te veel. Wat mij verder opviel was dat hij heel weinig at. Meestal hadden we genoeg te eten maar Koot gaf vaak zijn eten weg. Elke dag om zes uur verzonk hij in stilte; dan had hij, zei hij, psychisch contact met zijn vrouw in Den Haag. Zijn eigen leven vond hij niet belangrijk."

XCHet is, menen wij, die bescheiden terughoudendheid geweest, die kolonel Koot in staat heeft gesteld, in zoverre effectief als bevelhebber der BS te functioneren dat hij geen confiicten schiep maar veel, zij het niet alle, bestaande conflicten uit de weg wist te ruimen dan wel er hun scherpte aan te ontnemen. Hij was het tegendeel van een drijver, wel conservatief in zijn opvattingen maar ruim genoeg om te beseffen dat ook communisten een werkzaam aandeel dienden te hebben aan de activiteit van de BS. Zaten daar bezwaren aan vast? Dat was dan een zaak voor na de bevrijding wanneer anderen het weer voor het zeggen zouden

XCI C. F. Overhoff: 'Oorlogsherinneringen' (1949), I, p. 82 (Doe 1-1292, a-r). 2 G. Wagenaar, 16 mei 1958. 3 M. R. Tuininga-Boissevain, 3 I aug. 1970. 59

590 [PDF]
H EN RI KOOT

hebben - de politiek had hij steeds aan die anderen overgelaten; 'ik was politiek ongeschoold', zei hij in '49 aan de Enquêtecommissie (daaraan toevoegend: 'en dat ben ik nu nog' ') - voor de menselijke tegenstell i ngcn in de illegaliteit kon hij begrip opbrengen, voor de politieke nauwelijks. Trouwens, men kan zich indenken dat alleen al die menselijke tegenstellingen hem met hun felheid ietwat verbaasden, ja ontstelden, toen hij er, zodra hij zijn functie begon uit te oefenen, mee werd geconfronteerd. Tegen de Utrechtse BS-officier W. H. NageLzei hij eens: 'Ik ben dan wel de commandant, maar ik voel mij eigenlijk meer scheidsrechter. Wat is er toch een ruzie tussen de verschillende illegaliteiten! ... Als de Binnenlandse Strijdkrachten op het ogenblik, waarnaar wij allemaal zo vurig verlangen, zullen moeten optreden, zal er een bloedbad komen als wij niet eensgezind zijn.' 'Zo ongeveer sprak hij', aldus Nagel. 'Ik vond hem een wijs man."

XCGelijk vermeld, betrok kolonel Koot opseptember zijn eerste, nog maar primitief ingerichte hoofdkwartier. Kapitein de Boer ging als chefstaf fungeren, voor de functie van adjunct-chef werd de reserve-eerste luitenant-vlieger jhr. O.E. E. L. Wittert van Hoogland aangetrokken. Bureaus werden geformeerd voor de verschillende taken waarmee de staf zich moest belasten (wij komen er in het volgend hoofdstuk op terug) - wat voor al die arbeid nodig was: behalve secretaressen ook tafels, stoelen, schrijfmachines, papier, extra-levensmiddelen, brandstoffen, fietsen, fietsbanden, werd door Walraven van Hall en zijn helpers te voorschijn getoverd; van Hall werd, samen met Six en Neher (hem kende Koot reeds uit de eerste wereldoorlog toen Neher als employé van het Haagse telefoonbedrijf hem had geholpen bij het afluisteren van de telefoongesprekken van buitenlandse legaties) Koots belangrijkste adviseur op het terrein van de illegaliteit.

21 A.

XCVan dat alles was nog maar weinig geregeld, toen de nieuwe bevelhebber op de eerste dag van zijn functie-uitoefening,september, een bevel zond aan de OD, de RVV, de LKP en alle 'regionale en plaatselijke Delta's' (die waren nog maar hier en daar gevormd) waarin hij gelastteJ

21 , Getuige H. Koot, dl. VII c, p. I72. 2 B. Charles (ps. van W. H. Nagel): p. I32.

591 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

dat alle van het Allied High Command en van de regering afkomstige telegrammen aan zijn hoofdkwartier moesten worden toegezonden, bepaalde dat alleen dat hoofdkwartier opdrachten mocht geven aan de Delta's en om opgave verzocht van de aanwezige wapens, munitie en sabotagemiddelen. Koot trachtte dus enige greep te krijgen op het verzetswerk van Thijssen en van Bijnen. Vijf dagen later, 26 september, ging hij aanzienlijk verder, toen hij, de structuur van de Knokploegen en de RVV-brigades doorbrekend, 'alle gewestelijke en plaatselijke Delta's' opdroeg, 'om onverwijld eenhoofdige leiding te kiezen voor alle sabotage-, behoudsen gevechtshandelingen, voorafgaande aan de bevrijding' - van dat bevelontvingen Six, Thijssen en van Bijnen een afschrift.' Koot gedroeg zich dus of hij reeds ten volle door de RVV en de LKP (de OD bood geen moeilijkheden) was aanvaard.

XCInderdaad, op de leden van het Delta-Centrum die hem nog niet hadden gekend, had hij een sympathieke en kundige indruk gemaakt, maar er was in den beginne toch wel aarzeling. 'Ik moet zeggen', zo schreef ons in '80 Kloots, die naast Pruys de LKP in het Delta-Centrum vertegenwoordigde,

XC'dat aanvankelijk in mijn kring en ook in die van de RVV nogal wat twijfels omtrent de geschiktheid van deze Indische militair bestonden. Hij was tenslotte als codespecialist, afkomstig van de Generale Staf, veel meer een kamergeleerde dan een partisanen-aanvoerder. Het feit dat hij Knil" was en geen KL', was voor ons wel een prae. Daarbij kwam dat hij een bijzonder beminnelijk man bleek te zijn ...

XCOndanks de goodwill evenwel die hij wist te verkrijgen, is ook hij niet in staat geweest, de grote verschillen in opvattingen en mentaliteit in de organisatie onder hem te overbruggen"

XCgeen wonder! De BS waren niet opgericht terwijl er op semi-militair gebied een vacuüm bestond - er waren reeds twee organisaties actief, door krachtige persoonlijkheden geleid en beide beschikkend over eigen verbindingen met Londen: de LKP en de RVV. Kloots kreeg korte tijd later in plaats van Pruys, die LO-man was (en bovendien als voorzitter van het Centraal Bureau van de LO werd afgezet, waarover meer in

XC1 Bevel, 26 september 1944, van H. Koot (bij!. 14 bij M. de Boer: 'Verslag betreffende de leiding der Binnen!. Strijdkrachten en van de daaraan voorafgegane coördinatie van het gewapend verzet in bezet Nederland' (3 I aug. 1949) (verder te citeren als: de Boer: 'Verslag ... BS') (Doe 11-500 A, b-I en b-2). 2 Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. ' Koninklijke Landmacht. 4 Brief, 20 april 1980, van A. G. Kloots (Doe 1-911 A, a-I). 59

592 [PDF]
KOOTS EERSTE BEVELEN

hoofdstuk II), Scheepstra ('Bob-KP') naast zich - zü beiden werden bij het werk van de 'sectie-Maquis' (later 'Bureau Operaties' geheten) van Koots hoofdkwartier betrokken, 'een sectie met een interessante naam', aldus Kloots,

XC'die evenwel bitter weinig kon uitrichten ... Bob en ik moesten volstaan met af en toe het geven van een advies, het onderhouden van wat contacten, en zo nu en dan opstellen van een militaire order, die dan in het circuit verdween maar waarvan zelden iemand te weten kwam of hij welontvangen was en zo ja, ook uitgevoerd. In feite konden wij in deze sectie geen enkele activiteit van belang ontplooien, want opdrachten aan de LKP en de RVV moesten uiteraard nog steeds via Frank en Lange Jan 1 lopen, c.q. door hen gegeven worden. Zij immers waren nog steeds de commandanten en beschikten ook nog steeds over eigen verbindingen, zelfs met Engeland, die uitstekend functioneerden.'

XCInderdaad, tussen Koot, Thijssen en van Bijnen konden moeilijkheden niet uitblijven; zij hebben in de laatste week van september en in de maanden oktober en november veel van Koots aandacht gevraagd. Daarnaast waren er nog twee belangrijke vraagstukken: de benoeming van gewestelijke commandanten voor de BS, zulks in overleg met de gewestelijke Delta's, en de verhouding tussen kolonel Koot en zijn militaire superieur, prins Bernhard.

XCOp de benoeming van de gewestelijke commandanten komen wij in het volgend hoofdstuk terug - hier willen wij slechts opmerken dat die functie waarbij men, zo werd gemeend, leiding zou moeten geven aan de gevechtshandelingen van goed-uitgeruste guerrilla-eenheden, tot ergen'lis van de meeste RVV'ers en KP'ers in de regel werd toevertrouwd aan officieren die uit het kader van de OD afkomstig waren. Op de verhouding tussen kolonel Koot en prins Bernhard willen wij nu reeds ingaan.

XCVreemd genoeg werd aanvankelijk noch de regering noch de prins ingelicht dat opseptember in Amsterdam een bevelhebber was gaan functioneren die in bezet gebied als het ware de rechtstreekse en exclusieve vertegenwoordiger zou zijn van de prins. Dat droeg bij tot een

21 1 Thijssen. 2. Brief, 20 april 1980, van A. G. K1oots.

593 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

heilloze verwarring. Verwarring was er toch al: 'Het is onbegrijpelijk', seinde het Bureau Inlichtingen op 18 september aan de aan Six toegevoegde geheime agent Dijckmeester, 'wie thans het bevel voert. Is dit Driehoek of Delta-Centrum ? Of zijn Driehoek en Delta-Centrum identiek?" Inderdaad, zij waren identiek, maar toen-dat duidelijk was, kwam er nieuwe verwarring doordat de prins, nog niets wetend van Koots benoeming, op 25 september via Radio Oranje 'de organisaties, uit welker midden leden aan het gewapend verzet deelnemen', opdroeg, plaatselijke verzetsleiders te benoemen. 'In de gevallen', zo heette het verder, 'waarin onverhoopt niet tijdig tot overeenstemming kan worden geraakt, wordt de aanwijzing van de plaatselijke leider overgelaten aan de gezamenlijke beslissing van de centrale leiding der organisaties, welke bekend staan als: KP, OD en RVV' - in die constructie was voor Koot in het geheel geen plaats. Evenmin werd diens functie genoemd toen de prins op 26 september via Dijckmeester een telegram zond aan 'Driehoek en Contact-Commissie' waarin hij, zijn bekendmaking via Radio Oranje verduidelijkend, schreef dat er slechts één Driehoek mocht zijn: die aan de top, 'geen plaatselijke en regionale Driehoeken toegestaan." De prins wenste dus dat de leiders van alle in een bepaalde plaats of streek actieve illegale groepen een gevechtscommandant zouden aanwijzen ('bij voorkeur', aldus het telegram van de zöste, 'met ervaring actief verzet') en dat, als zij het niet eens zouden worden, de Top-Driehoek voor die aanwijzingen zou zorgdragen - die Top-Driehoek zou dan verder fungeren als een orgaan voor het doorgeven van zijn bevelen. In bezet gebied evenwel was men al verder: er waren hier en daar al plaatselijke en regionale Delta's gevormd (en daarin waren niet alle illegale groepen vertegenwoordigd, maar alleen de OD, de RVV en de KP) en boven die Delta's stond Koot met zijn staf.

XCOp de 27Ste werd in Londen een telegram van Dijckmeester gedecodeerd waarin bericht werd, 'dat sedert 20 september een ervaren beroepsofficier optreedt als commandant Delta op verzoek van OD, KP en RVV'} - de prins begreep er niets van: wie was die beroepsofficier en wie had hem benoemd? Koot van zijn kant liet Biallosterski op 2 oktober seinen dat hij graag in zijn functie bevestigd zou worden door de prins, aange

I Telegram, 18 september I944, van BI aan F. Th. Dijckmeester (Vollgraff: 'Overzicht telegrammen', p. 54). 2 Telegram, 26 september 1944, van prins Bernhard aan F. Th. Dijckmeester (a.v., p. 57). 3 Telegram, 26 september 1944, van F. Th. Dijckmeester aan BI (AOK, map 'Telegramwisseling Vertrouwensmannen over bestuurskwesties').

594 [PDF]
PRINS BERNHARD WORDT INGELICHT

zien zijn bevelhebberschap 'door enkelen niet aanvaard' werd.' 'Situatie centraal commando allerminst duidelijk', seinde Londen op de 8ste. 'Wie commandeert Delta-Centrum en.wat is Hans' functie daarbij?' (de functie van Biallosterski, die de schuilnaam 'Hans' droeg) 'Wie benoemde u als commandant Top-Driehoek? Sein uitvoerig hoe verhoudingen zijn en wie wat is." Koot zond toen een telegram ('Ct. BS is degene die leraar is geweest in de kryptografte') aan generaal-majoor J. W. van Oorschot, chef van GS-III tot het Venlo-incident en in Londen hoofd van het BBO, uit welk telegram aan van Oorschot die Koot sinds jaren kende, duidelijk werd dat laatstgenoemde de geheimzinnige commandant was van het Delta-Centrum (en dus van de BS in bezet gebied). Hieruit vloeide voort dat de prins (ook hij kende Koot) een telegram deed uitgaan waarin hij deze in zijn functie als Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten bevestigde - dat telegram werd op 20 oktober in Amsterdam gedecodeerd. Een en ander betekende dat diegenen die niet bereid waren, het gezag van Koot te erkennen, zich tot 20 okto ber op het standpunt konden plaatsen dat hij zijn functie uitoefende zonder enige machtiging van de regering of van prins Bernhard.

XCDe verwarring die zich had voorgedaan, maakte de prins duidelijk dat, wat het bezette gebied betrof, aan zijn bevelhebberschap van de Nederlandse strijdkrachten heel wat haken en ogen vastzaten. Natuurlijk had hij, evenals de betrokken ministers dat hadden gedaan, beseft dat er tegenstellingen waren tussen de OD en de RVV, maar van welk een scherpte die waren geworden, had men in Londen niet geweten. De prins moest wel aannemen dat elk bericht dat hem uit bezet gebied zou bereiken, niet vrij zou zijn van eenzijdigheid - hoe het dan te interpreteren? Eind oktober besloot hij, aan zijn staf (deze was eerst bij Brussel gevestigd en van begin november af in Breda) een aparte afdeling toe te voegen waarin de OD, de KP en de RVV zouden zijn vertegenwoordigd. Vertegenwoordiger van de KP werd J. J. F. Borghouts, die als 'PeterZuid' Gewestelijk Sabotage-Commandant was geweest in het zuiden des lands en daar na de bevrijding commandant was geworden van de Stoottroepen, en de RVV en de OD werden in de staf van de prins vertegenwoordigd door, respectievelijk, E. H. M. Hoogeweegen, commandant van de brigade-Rotterdam van de RVV, en Caljé. Hoogeweegen was op 25 oktober door Thijssen door de linies gestuurd, Caljé op 4 oktober door Six (met Koots instemming) - het was de bedoeling dat

XC, Van Ojen: De BS, p. 166. 2 Telegram, 8 oktober 1944, van BI aan F. Th. Dijckmeester (Vollgraff: 'Overzicht telegrammen', p. 57).

595 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

Caljé, na aan de prins de situatie te hebben uitgelegd en op meer droppings ten behoeve van de OD te hebben aangedrongen, naar bezet gebied zou terugkeren maar de prins hield Caljé, toen deze zich kort na de zoste kwam aanmelden, vast, beseffend dat hij in de hem voorgelegde conflicten tussen de OD, de LKP en de RVV alleen dan aanvaardbare beslissingen kon nemen als hij was voorgelicht door drie personen die konden vermoeden welke standpunten Six, van Bijnen en Thijssen zouden innemen. Dat die drie personen er naar zouden gaan streven, die beslissingen te beïnvloeden in de geest van de organisaties waaruit zij afkomstig waren, spreekt vanzelf.

XC'Inmiddels' (wij citeren van Ojens werk over de BS) 'ontstonden de Driehoeken in verschillende streken en plaatsen; sommige waren goed geconstrueerd' (die bestonden dus uit erkende vertegenwoordigers van de OD, de RVV en de LKP), maar andere, schrijft hij, waren gemaakt 'als het ware met een losse spijker en een touwtje', weer andere bestonden uitsluitend 'in schets op papier', waren nog pas 'in het stadium van voornemen of hadden zelfs dat nog niet bereikt. Bij een terugblik krijgt men inderdaad de indruk dat, in algemene zin genomen, de Deltavorming een inleidende fase tot de BS-formatie is geweest en gaarne wil men de gang van zaken in die zin interpreteren, doch in werkelijkheid is veelal van enige geleidelijkheid geen sprake geweest. In de ene plaats werd door het tot stand komen van een BS-eenheid de verdere ontwikkeling van een Delta afgeknepen, in een andere hield een stevig Deltaverband de bundeling tot BS te lang tegen.' I Met betrekking tot de vorming van de Delta's en het functioneren van die verbanden zijn maar heel weinig stukken bewaard gebleven. Een Delta diende te bestaan uit vertegenwoordigers van de OD, de RVV en de LKP - hun eerste taak was, een regionale of plaatselijke BS-commandant aan te wijzen en die commandant moest dan verder in overleg met die Delta gaan opereren, m.a.w. bepalen op welke wijze hij de uit Amsterdam ontvangen bevelen van kolonel Koot kon uitvoeren. Dat alles zou vlot kunnen verlopen indien er harmonie was tussen de drie genoemde organisaties, maar deze was vaak verre te zoeken en bovendien

XCI Van Ojen: De BS, p. 162-63.

596 [PDF]
BESPREKINGEN IN ROTTERDAM

hadden de RVV- en LKP-vertegenwoordigers de neiging, de tijd welke zij aan besprekingen in Delta-verband moesten geven, als verloren tijd te beschouwen: het werk in het verband van hun eigen organisatie zagen zij als veel belangrijker.

XCEen notitie d.d. maandag 9 oktober van Hoogeweegen aan Thijssen I geeft ons met betrekking tot Rotterdam een duidelijk beeld van wat zich daar in de Delta (de Rotterdamse Knokploegen werden er in vertegenwoordigd door Samuel Esmeijer, 'Paul-KP') aan het afspelen was. De Delta was op vrijdag 6 oktober bijeengekomen (de aanwijzing van de prins: 'geen plaatselijke en regionale Driehoeken toegestaan', werd irreëel geacht) en had 'van Rijn' (de door de bezetter in '41 ontslagen commissaris van politie H. M. C. A. Staal) benoemd tot 'eenhoofdige bevelvoerder Rotterdam' - Staal was door van Bijnen naar voren geschoven. 'Duidelijk is mij echter', schreef Hoogeweegen,

XC'dat hij van het illegale leven, typerend karakter RVV en KP als zodanig, niet voldoende afweet, echter volkomen realiseert hij zich het karakter van de OD; temeer omdat het hem niet ligt [dat hij], als hij de vraag stelt: 'Wat doet de OD dan precies ?', het illustere antwoord krijgt: 'Als er op de hoeken van de straten één agent geplaatst wordt als de Geallieerden hier zijn, dan zetten wij er twee O'Dvlieden bij.' '

XCOp zaterdag 7 oktober hadden Hoogeweegen, Esmeijer en de ODman elk apart met Staal gesproken 'en heb ik', aldus Hoogeweegen, 'wijselijk het laatste onderhoud aangevraagd. Zodoende kon ik hem meer peilen en meer voor ons streven bewerken', maar daar stond weer tegenover dat Staal was ondergedoken 'in een huis waar Paul regelmatig verkeert, dus heeft hij uit de aard der zaak zeer veel contact met hem.' Op zondag 8 oktober hadden Hoogeweegen, Esmeijer en de OD-man wederom gedrieën met Staaloverlegd. Esmeijer, die toen ca. tweehonderdvijftig KP'ers had bewapend, had ca. 100 wapens over - Hoogeweegen had ca. honderd man bewapend 'en begin gebruik te maken van overschot KP'; Staal wilde ook de OD van wapens gaan voorzien, 'maar komen wij vrij gauw tot het feit dat OD heden geen enkele stoottroep geformeerd heeft' (tot het formeren van die stoottroepen had Six op I mei '44 bevel gegeven). Dan volgt nog in Hoogeweegens notitie een paragraaf over de grote bezwaren die men binnen de RVV en de LKP tegen de hele BS-vorming koesterde: 'Politiek. Hiervan begrijpt hij'

I RVV, I g.

597 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BIJNEN

(Staal) 'slechts zeer weinig en heb ik getracht hem daar zo veel mogelijk van op de hoogte te brengen', anders gezegd: Hoogeweegen poogde de BS-commandant te Rotterdam er van te doordringen dat hij de RVV en de LKP zoveel mogelijk hun eigen gang moest laten gaan.

XCAmsterdam is de enige plaats waar wij de besprekingen in Deltaverband nauwkeurig kunnen volgen: de beknopte notulen van die besprekingen zijn namelijk bewaard gebleven.' Wij beperken ons tot de hoofdzaken en gaan vooreerst niet verder dan tot begin oktober.

XCOp 14 september werd afgesproken dat de Amsterdamse KP een plan zou opstellen om de grootste electrische centrale te Amsterdam: de Centrale Noord, te beschermen tegen vernieling door de Wehrmacht op die vergadering kwam het tot een conflict met de RVV-man die de belangrijkste beslissingen wilde nemen buiten aanwezigheid van het 'hoofd Delta-Amsterdam' (de vroegere garnizoenscommandant, luitenant-kolonel W. A. Boswijk, een van de naaste adviseurs van Six en vertegenwoordiger van de OD in de Delta-Amsterdam).

XCOp 19 september (de Geallieerde luchtlandingen hadden inmiddels plaatsgevonden) werd besloten dat de KP en de OD een plan zouden opstellen voor wat in Amsterdam op militair gebied kon worden ondernomen - in verband met het wapentekort had de OD slechts ca. vijftig man beschikbaar, de KP zeventig tot tachtig, zo ook de RVV, en daarbij kwamen dan nog tien man van de Persoonsbewijzencentrale, 'en studenten', en 'ca. tweehonderd man politie, waarvan ongeveer zestig in Noord.'

XCOp 20 september bleek dat de RVV 'in het Centrum onrust (wilde) verwekken door schietpartijen. OD daarentegen acht het juister, zich allereerst tot de te beschermen objecten te bepalen', de KP wenste voor de Centrale Noord 'minstens vijftig bewapende mannen' te hebben, 'men is er zich echter wel van bewust dat al deze plannen slechts opgaan wanneer inderdaad de gehele Duitse bezetting Amsterdam van te voren verlaat en slechts een Sprengkommando over is gebleven.'

XCOp 21 september werd opgenomen over hoeveel wapens men eigenlijk beschikte, 'dat kwam ongeveer op: OD enige pistolen"; RVV 20 korte wapens' (revolvers, pistolen)', '3 lange wapens' (geweren), '17 Duitse handgranaten, 12 Engelse handgranaten en voldoende springstof; KP 50Thijssen schreef dat de RVV-groepen in Amsterdam in werkelijkheid al de beschikking hadden over 'ro revolvers, veel springstof en r80 machinepistolen'

, Doe II-34I, b-I. 2 Dit gegeven werd op de volgende vergadering door de OD man gecorrigeerd: pistolen, I jachtgeweer en I geweer.' 3 Wij herinneren er aan dat, zoals wij in ons vorige deel vermelden, Gerben Wagenaar op 16 september aan

598 [PDF]
BESPREKINGEN IN DE 'DELTA-AMSTERDAM'

korte wapens, 5 machinepistolen, misschien 20 karabijnen (politiegroep) en misschien ook nog een politiegroep van ca. veertig man die oorspronkelijk bij OD waren en volgens opgave van OD thans bij KP zijn aangesloten. Tenslotte komen nog' (d.w.z. zouden bij een dropping arriveren) 'Ia maal I I stens.'

XCOp 23 september kwam het tot 'een discussie over het al of niet blijven bestaan van de Driehoek na uur U' (na de bevrijding). 'Naar de mening van OD houdt op dat moment de Driehoek op te bestaan en treedt een bijzondere staat van beleg in. Daarna wordt OD door de militaire bevelhebber belast met het handhaven van orde en rust' overste Boswijk wenste dat alle KP'ers zich dan ter beschikking zouden stellen van de OD.

XCOp 24 september vroeg het 'Bureau Delta A.' aan het Delta-Centrum of dat Centrum 'een volledig uitgewerkt plan voor ieder object' (d.w.z. ieder te beschermen object) voorgelegd wenste te krijgen (Koot antwoordde: alleen voor 'de door u beoogde grotere ondernemingen').'

XCOp 25 september kon de RVV-man meedelen dat een dropping (via Biallosterski geregeld) er toe had geleid dat in Amsterdam 120 stenguns waren aangekomen 50 zouden er naar Amsterdam-Noord worden overgebracht, 'waar volgens opgave van KP nu een groep van vijftig mariniers gereed zit', '50 stuks blijven ter beschikking van RVV voor de Centrale-Oost (Hoogte Kadijk). De overige zullen voorlopig worden uitgedeeld voor de instructie van de leden OD, KP en RVV.'2

XCOp 27 september kwam het tot een scherp conflict: kolonel Koot had, gelijk weergegeven, bevolen dat alle Delta's 'onverwijld' een 'eenhoofdige leiding' moesten kiezen 'voor alle sabotage-, behoudsen gevechtshandelingen, voorafgaande aan de bevrijding' - er moest dus een commandant-Amsterdam worden aangewezen. Overste Boswijk betoogde dat hijzelf daar in de eerste plaats voor in aanmerking kwam: 'hij was', aldus de notulen,

XC'plaatselijk commandant voor en tijdens de oorlog Ook moet men het

'plus handgranaten' (brief in RVV, I f) ~ wij weten niet of de RVV vertegenwoordiger in de Delta-Amsterdam, de communist Max Meyer (een oud Spanje-strijder), slecht was ingelicht of dat hij opzettelijk een onjuiste opgave deed. I Brief, 24 sept. 1944, van het Bureau Delta-Amsterdam aan het Delta-Centrum en antwoord d.d. 27 sept. 1944 (Doc 11-34I, b-a). 2 Op 29 september kwamen er door de zorgen van de KP 'uit Alphen' nog wat wapens bij: Ia I2 geweren 'met bajonet' en I (lichte mitrailleur).

599 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

verzetswerk zeker niet uitsluitend als z.g. knokwerk opvatten, maar het wordt ongetwijfeld een militaire operatie ... Hij geeft toe, in deze jaren geen knokwerk te hebben verricht, maar ongetwijfeld heeft hij toch het nodige gedaan en hij beschikt bovendien over grote militaire ervaring. Ook is hij reeds officieel aangewezen als leider OD na het uur U en heeft als zodanig reeds bekendmakingen laten drukken welke door hem getekend zijn.

XC· .. RVV voelt meer voor een neutrale figuur, zij hebben iemand op het oog die ook hoofdofficier was.

XC· .. KP memoreert vervolgens de geschiedenis der KP en de verhouding tot OD, welke niet altijd even schitterend is geweest ... OD blies steeds hoog van de toren maar vroeg, als puntje bij paaltje kwam, KP om de vuile was te doen. Zodoende is er bij KP een weinig hoge dunk over OD ontstaan.

XC· .. RVV deelt mee dat dezelfde argumenten ook voor haar gelden.

XC· .. KP en RVV wensen na het uur U niet opzijgedrukt te worden door een OD-kliek ... KP accepteert geen O'D-Ieiding na het uur U ... Mogelijk gaan KP en RVV met de legers verder mee naar het front.'

XCOp 29 september wees overste Boswijk er op dat de OD-Ieiding op I mei de vorming van stoottroepen had gelast maar dat 'de Duitsers steeds zeer fel tegen OD (waren) geweest' en hij 'ontkende ten stelligste dat de OD hoog te paard zou zitten, dit zou natuurlijk hier en daar ook wel eens zijn voorgekomen, maar gold zeker niet algemeen' - hij wilde overigens zijn plaats in de Delta-Amsterdam aan een andere OD'er afstaan en dan zou de nieuwe Delta de commandant kunnen aanwijzen.

XCOp 30 september nam de overste (naar wij veronderstellen: diep teleurgesteld, ja diep gegriefd) afscheid, reserve-majoor W. C. Roest van Limburg werd zijn opvolger voor de OD.

XCOp 2 oktober (Walraven van Hall, 'de olieman', nam aan de vergadering deel) werden twee candidaten voor de post van commandantAmsterdam uitvoerig besproken - men werd het niet eens. Het dispuut werd, zoals behoorde, aan kolonel Koot voorgelegd en hij besliste, in overeenstemming met het Delta-Centrum, dat reserve-majoor C. F. Overhoff, voorzitter van de Vereniging voor de Effectenhandel en chefstaf van Boswijk, BS-commandant zou worden. Dat besluit wekte het ongenoegen op van de vertegenwoordigers van de RVV en de KP: op de vergadering van 6 oktober waar Overhoff voor het eerst aanwezig zou zijn, kwamen zij demonstratief een half uur te laat. 'Onderling begrip zal nodig zijn om het werk te volbrengen', zei Overhoff in een kort openingswoord. 'Hij heeft geen enkele ambitie en stelt zich uitsluitend ter beschikking voor de goede zaak'; ten bewijze daarvan nam hij in zijn functie als BS-commandant de schuilnaam 'Knecht' aan.

600 [PDF]
BESPREKINGEN IN DE 'DELTA-AMSTERDAM'

XCHet spreekt vanzelf dat men besprekingen als in de Delta-Amsterdam gevoerd, zien moet als de resultante van besprekingen in eigen kring: de deelnemers kwamen een ochtend of een middag bijeen en pleegden vooren nadien uitgebreid overleg binnen de eigen groep. Als de vertegenwoordigers van de KP en de RVV volgens de notulen van de Delta-Amsterdam zeiden dat zij na de bevrijding 'niet opzijgedrukt' wilden worden 'door een OD-kliek', dan kan men aannemen dat zij zich in eigen kring nog wel krasser hebben uitgedrukt. Kennelijk maakte kolonel Koot die zijn hoofdkwartier in Amsterdam had, zich grote zorgen over het feit dat juist daar de aanwijzing van een BS-commandant tot felle disputen leidde - Walraven van Hall heeft stellig met medeweten van Koot aan de beslissende vergadering op 2 oktober deelgenomen om daar, zoals hij placht te doen, op eendracht aan te dringen.

XCWat in Amsterdam in Delta-verband gebeurde (en Hoogeweegens Rotterdamse notitie wijst in dezelfde richting), toont vóór alles aan dat, afgezien nog van de geringe gecombineerde sterkte (in Rotterdam ca. 10 oktober omstreeks tweehonderdvijftig man, in Amsterdam op 19 september ca.vierhonderd, onder wie tweehonderd man politie) en afgezien ook van het grote wapentekort, de BS althans in de twee genoemde steden weinig meer waren dan een opzet, een plan, een denkbeeld. Wilde men van die BS een realiteit maken die op semi-militair gebied enig gewicht in de schaal kon werpen, dan diende men de sinds '43 gegroeide tegenstellingen tussen de OD, de RVV en de LKP te overwinnen en dat zou veel moeite kosten. Het was niet zo dat die drie organisaties onmiddellijk als het ware opgingen in de BS - aanvankelijk bleven vooral de RVV en de LKP in volle omvang bestaan, zulks geheel volgens de.inzichten van hun leiders: Thijssen en van Bijnen.

XCGaan wij nu de conflicten beschrijven welke zich tussen die twee onderling en tussen hen beiden en kolonel Koot voordeden, dan is het noodzakelijk dat wij eerst weergeven wat na de Londense oproep tot vorming van de BS (3 september) door de OD, de RVV en de KP afzonderlijk is verricht. Vooral het beleid van Thij ssen en van Bijnen kan immers slechts begrepen worden uit de praktijk van hun eigen illegale werk.

601 [PDF]

Six en de OD

XC

XCSix had zich met de OD een dubbele taak gesteld: de organisatie diende deel te nemen aan de bevrijdingsstrijd en zij moest na de bevrijding het militair gezag uitoefenen - bij dat laatste was, zoals wij in voorafgaande delen al deden uitkomen, een van zijn motieven dat hij revolutionaire woelingen wilde voorkomen. Begin september '44 kon hij evenwel slechts constateren dat hij op beide punten geen medewerking van de regering had ontvangen.

XCBij de heropbouw van de OD waarmee Six in juli '42 een begin had gemaakt, had, mede door het uitblijven van wapens, het accent gelegen bij het voorbereiden van de uitoefening van het militair gezag, maar op 16 augustus '44 had hij een brief ontvangen van de minister van oorlog, van Lidth (wij haalden die brief reeds aan in de delen 7, 9 en 10 a), waarin was gewezen op de in Londen opgebouwde organisatie van het Militair Gezag en waarin voorts o.m. stond:

XC'Bijzondere staat van beleg ... treedt in werking wanneer en naarmate grondgebied door vijand ontruimd .. Regering acht hoogst ongewenst dat gedurende daaraan voorafgaande vacuüm-periode een ander militair gezag onder ander regime zou optreden ... Taak OD in eventuele vacuüm-periode moet zijn, zich plaatselijk organiseren en beschikbaar stellen aan betrouwbare plaatselijke overheid tot handhaving orde en rust.'

XCDe regering wenste dus dat het gezag in de vacuüm-periode bij de burgerlijke overheid zou berusten. Het lag in de lijn van dat beleid dat zij in de tweede helft van augustus in bezet gebied het College van Vertrouwensmannen deed vormen dat o.m. tot taak kreeg om op de bevrijdingsdag als haar vertegenwoordiger met een proclamatie naar voren te treden. Begin september evenwel beschikte dat College nog niet over eigen binnenlandse verbindingen en had het evenmin de eigen proclamatie gereedliggen. Op maandag 4 september nu, daags voor Dolle Dinsdag dus, kwam, zoals wij in deel 10 a vermeldden, een soort compromis tussen de Vertrouwensmannen en Six tot stand: de Vertrouwensmannen gingen er accoord mee dat bij de bevrijding de Algemene Bekendmakingen welke Six had laten opstellen, allerwege zouden worden aangeplakt (enkele passages in de teksten zouden dan gewijzigd worden) en Six aanvaardde dat die bekendmakingen zouden worden ondertekend door de commissaris der koningin en de gewestelijke of districtscommandant van de OD - daarmee had hij, schreven wij in ons

602 [PDF]
HET BELEID VAN SIX

vorige deel, 'niet alleen bereikt dat aan ordemaatregelen getroffen was wat hij van '42 af wenselijk had geacht, maar ook dat de OD na de bevrijding als enige officieel erkende formatie naar buiten zou mogen optreden.'

XCDat was hem toch niet voldoende. Wel deed hij op 12 september de Contact-Commissie der Illegaliteit weten dat in het vacuüm de orde zou worden gehandhaafd door het College van Vertrouwensmannen, de commissarissen der koningin en de burgemeesters en dat de taak van de OD 'uitsluitend' zou bestaan 'in het leveren van militaire bijstand op verzoek van vorenbedoelde civiele autoriteiten", maar de Contact-Commissie vernam niet dat hij op diezelfde dag zijn gewestelijke commandanten had geïnstrueerd, een repressieve militaire censuur voor te bereiden", Ruim veertien dagen later trouwens, op 28 september, deed hij die gewestelijke commandanten een rondschrijven toekomen waaruit bleek dat hij toch weer verder ging dan de regering wenste"; zeker, hij wees er die commandanten op dat ten aanzien van de onderschikking van de OD 'de uitdrukkelijke order van de regering ... dient te worden gevolgd', maar daaraan werd toegevoegd: 'Een en ander verhindert niet dat in noodtoestand waarin het civiele gezag tot ordehandhaving niet bij machte is, de militaire taak van de OD kan medebrengen, dat de OD-commandant gerechtigd en zelfs verplicht is, de nodige orde- en veiligheidsmaatregelen te nemen."

XCDan was er de tweede taak: de OD wilde deelnemen aan de bevrijdingsstrijd. De organisatie had evenwel nauwelijks wapens en de vorming van de Stoottroepen, waartoe Six op 1 mei '44 last had gegeven, was slechts hier en daar gelukt. Bitter teleurgesteld was Six geweest toen hij begin september uit Londen had vernomen dat vooreerst slechts op de terreinen van de RVV gedropt zou worden en dat de OD, voorzover hij wapens en sabotagemiddelen zou ontvangen, deze via de RVV zou krijgen - nu, hij twijfelde er geen seconde aan dat hij, als hij van de medewerking van Thijssen afhankelijk was, met lege handen zou blijvenJ.J.J. J.

I Brief, 12 sept. 1944, van P. Six aan de CC punten j en 0, gestene. bijl. 369). 2 Bericht, 12 sept. 1944, van P. Six aan de gewestel. commandanten van de OD (Doe II-582, b-r). 3 A.v., 28 sept. 1944 punten g en h, gestene. bijl. 152). 4 Begin oktober waarschuwde van Randwijk in opnieuw tegen de pretenties van de OD: in het vacuüm was, schreefhij, 'geen enkele groep gerechtigd zich als gezag op te werpen.' V, 2 (6 okt. 1944), p. 3). Wij vermelden in dit verband dat de VlV-groep in september '44 een eigen stoottroep ging vormen, het z.g. Vendel dat vendelontving zijn eerste wapens van de door mej. van Tongeren geleide Groep-zooo.

603 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BIJNEN

zitten. Op 24 september seinde hij aan de regering en prins Bernhard I dat de OD bestond 'uit meer dan honderdduizend man, veelal met zorg in goede militaire formaties ingedeeld' (dat 'meer dan honderdduizend' was slechts een hoogst onzekere optelsom van de personen die reëel aan het OD-werk deelnamen, enkele duizenden misschien, en de overigen die op zijn best hadden doen weten dat de OD, als het zo ver was, een beroep op hen kon doen). Voor die OD nu, aldus het telegram van Six, was

XC'door de minister van oorlog bij herhaling bepaald dat deze als militaire macht zaloptreden. Daartoe zijn echter wapens nodig. RVV en KP beschikten tot voor kort over geen tweeduizend man, al zal dit aantal door aanhaken van losse groepen aanmerkelijk groeien. Afwerpterreinen OD zijn met veel zorg uitgekozen en u reeds anderhalf jaar geleden opgegeven. In afwachting van de door u toegezegde wapens werden deze terreinen lange tijd bewaakt. Daarop geen wapens ontvangen. Ook aan uw bericht, dat wapens voorlopig via RVV-afwerpterreinen voor OD zouden worden afgeworpen, is geen gevolg gegeven. Daarmee is zelfs geen begin gemaakt ... Leiding van Delta's is in de meeste gewesten in handen der OD-commandanten, aangezien veelal opper- en hoofdofficieren met autoriteit. Hun toch reeds moeilijke taak mag niet onnodig door u worden verzwaard. Verzoeke derhalve gaarne omgaand bericht of wapens ook op eigen terreinen OD zullen worden afgeworpen."

XCZo was de situatie in september' 44 deze dat aan de OD geen gezagsuitoefening was toegestaan en dat de organisatie landelijk nog vrijwel ongewapend was. Daarmee is echter niet alles gezegd. Zonder dat zulks door de betrokkenen ten volle werd beseft, was in die maand het illegale machtscentrum in Amsterdam komen te liggen: daar vergaderde de Contact-Commissie der Illegaliteit, daar was een van de twee vergaderadressen van het College van Vertrouwensmannen (het andere was in Den Haag) en vooral: daar werd het hoofdkwartier van de Binnenlandse Strijdkrachten opgebouwd. Van de vorming van die BS was Six een overtuigd voorstander; hij verwachtte dat goed gewapende en goed geoefende Binnenlandse Strijdkrachten de bezetter vooral vlak vóór de bevrijding meer schade zouden kunnen berokkenen en dat zij ook meer

I Telegram, 24 sept. 1944, van P. ]. Six aan BI (Vollgraff: 'Overzicht telegrammen', p. 52). 2 De door de OD opgegeven afwerpterreinen voldeden niet aan de eisen van de Britse luchtmacht; dat werd pas medio september '44 aan Six bericht maar het desbetreffende telegram was nog niet ontvangen en gedecodeerd toen hij zijn klacht van de 24Ste september uitte. Het BBO had hem medio september ook doen weten dat hij nieuwe afwerpterreinen kon opgeven in het oosten en noorden des lands.

604 [PDF]
HET BELEID VAN SIX

objecten als electrische centrales, bruggen, sluizen en dijken tegen vernieling zouden kunnen beschermen dan aan losse kleinere formaties mogelijk zou zijn, anders gezegd: hij dacht in dezelfde lijn als het Geallieerde opperbevel, de Nederlandse regering, de geheime diensten in Londen, de Contact-Commissie der Illegaliteit en invloedrijke voormannen van die illegaliteit als Walraven van Hall en Neher - Thijssen en van Bijnen daarentegen zouden zich, zolang zij aan hun eigen kleinere formaties vasthielden, steeds meer isoleren.

XCDaar kwam bij dat Six in het hoofdkwartier van de BS veel sterker stond dan Thijssen en van Bijnen: Thijssen handelde alsof dat hoofdkwartier niet bestond en van Bijnen had er zich slechts node in laten vertegenwoordigen. Verder had kolonel Koot, de commandant van de BS, met Six meer affiniteit dan met diens twee grote tegenspelers. Ook was de OD in het Delta-Centrum, het beleidsorgaan van Koot, aanzienlijk sterker vertegenwoordigd dan de LKP en de RVV. Pruys en Kloots, de twee LKP-vertegenwoordigers, waren niet tegen Six opgewassen en voor de twee RVV-vertegenwoordigers: Doorn en van der Gaag (met wie, zoals nog zal blijken, Thijssen grondig overhoop lag) gold hetzelfde.

XCIntussen: hoeveel invloed Six ook had in Koots hoofdkwartier, daarmee was de zaak nog niet beslist. Koot was ondergeschikt aan prins Bernhard en Six besefte ten volle dat hij voor zijn gedachtengangen niet alleen bij Koot maar vooralook bij de prins steun moest vinden. Het wekte bij hem dan ook grote beduchtheid toen eind september bij het Delta-Centrum het (overigens onjuiste) bericht binnenkwam dat Thijssen door de linies was gegaan teneinde persoonlijk met prins Bernhard te spreken. Onmiddellijk gaf Six toen aan Caljé opdracht, zich naar de prins te begeven. Caljé kwam, gelijk reeds vermeld, pas kort na 20 oktober in het hoofdkwartier van de prins aan maar voordien was daar reeds een andere OD-functionaris gearriveerd, reserve-ritmeester H. W. L. Frowein, een van de naaste medewerkers van de OD-commandant in het Gooi. Frowein had voor zijn vertrek uitgebreid met Six gesproken. Hij vervoegde zich op 2 oktober bij het hoofdkwartier van de prins en kon Six enkele dagen later een lang telegram sturen 1 waarin het wel 'ontoelaatbaar' werd genoemd, 'dat de OD in welke vorm ook een monopoliepositie met exclusieve rechten voor zich alleen opeist', maar waarin ook deze belangrijke passage voorkwam: 'De bezwaren tegen Lange Karel'?

1 Tekst d.d. 6 okt. I944 in Vollgraff: 'Overzicht telegrammen', p. 63-66. 2 Thijssen, die meestal als 'Jan' of 'Lange Jan' werd aangeduid, heette 'Karel' of 'Lange Karel' in zijn contact met het Bureau Inlichtingen.

605 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

'van RVV werden met aandacht aangehoord en waren voor het grootste gedeelte bekend. U zult nu ook wel vernomen hebben dat Karel hier niet is aangekomen en zelfs niet hierheen is vertrokken Ik kan u verzekeren dat men er hier nu volkomen van overtuigd is dat Lange Karel niet de aangewezen man is om ondanks zijn prima functionerende radioverbinding berichten voor anderen zonder enig voorbehoud en censuur zijnerzijds door te geven. Derhalve is het van het grootste belang dat de directe radioverbinding AHK-OD en O[pperbevelhebber) NBS tot stand komt.'

XCInderdaad, die directe radioverbinding welke tijdwinst betekende (Six kon de prins altijd via de omweg over Londen bereiken), kwam enige tijd later tot stand. Trouwens, ook de eigen zendverbindingen binnen bezet gebied ging de OD in belangrijke mate activeren: van november '44 af stond het hoofdkwartier van de OD in regelmatig contact met niet minder dan 13 zendstations in vrijwel het gehele bezette gebied. Weliswaar werden de meeste van die stations begin '45 door de Duitsers uitgepeild en opgerold 1, maar het gehele net was toen voor het hoofdkwartier van de OD minder belangrijk geworden, zulks om twee redenen: een technische en een algemene. De technische was dat, gelijk in het vorige hoofdstuk uiteengezet, de clandestiene telefoonverbindingen steeds beter gingen functioneren, de algemene dat er, naarmate de Binnenlandse Strijdkrachten een duidelijker structuur aannamen, voor de OD als zodanig steeds minder eigen taken overbleven. Die taken waren

XC1 Het had ir. J. P. Heyboer die de opbouw van dat zendernet had geleid, veel moeite gekost er de apparatuur voor bijeen te scharrelen en deze was, Heyboer besefte het, verre van perfect: er moest te lang op één golflengte worden uitgezonden. Inderdaad, de meeste van die zenders werden na enige maanden door de Funkfahndlmg uitgepeild. Dat geschiedde ook met de twee centrale stations van de OD, die zich in Blaricum en Amsterdam bevonden - bij de overval op de Amsterdamse zender viel ir. Heyboer in Duitse handen; hij is op 14 april '45 gefusilleerd. Alleen al deze overvallen op de OD-zenders hebben aan bijna zestig illegale werkers het leven gekost. 'Hoewel het personeel', aldus ir. W. J. L. Dalmijn, die in de zomer van '44 Heyboers centrale functie had overgenomen, 'zeer goed op de hoogte was van de tekortkomingen in de apparatuur van de Binnenlandse Radiodienst bij langdurig bedrijf, heeft het niet geaarzeld, met de in wezen gevaarlijke apparatuur onafgebroken de dienst gaande te houden' (W. J. L. Dalmijn: 'Verslag betr. de Binnenlandse Radiodienst van de OD over het tijdvak september 1944 tot mei 1945' (z.j.), p. 19 (Doc 11-582,i-8)). Dalmijn rekende later uit dat de codetelegrammen die in de hongerwinter via dit zendernet waren uitgewisseld, tezamen een boek zouden vullen van ca. 450 pagina's. De leiding van dit radioverkeer bleef overigens niet bij het hoofdkwartier van de OD berusten maar werd eind '44 overgenomen door het Eindhovense bureau van BI; het binnenlandse zendernet van de OD werd dus een directe leverancier van inlichtingen ten behoeve van de Geallieerde oorlogvoering.

606 [PDF]
INSCHAKELING VAN DE 00

namelijk geleidelijk bij de BS komen te berusten. De BS (wij komen er nog op terug) werden verdeeld in een Strijdend Gedeelte en in Bewakingstroepen - het Strijdend Gedeelte zou de militaire bijdrage moeten leveren waarvoor ook de OD zich had willen inzetten en de Bewakingstroepen zouden het orgaan worden dat na de bevrijding het Militair Gezag terzijde zou staan. Zowel bij het Strijdend Gedeelte als bij de Bewakingstroepen werden talrijke OD'ers ingedeeld, in alle gewesten werden OD'ers commandant van de Bewakingstroepen en in de meeste ook van het Strijdend Gedeelte, en Six werd tenslotte door prins Bernhard tot landelijk commandant van de Bewakingstroepen benoemd. Het kostte na al deze ontwikkelingen Six niet veel moeite om, toen de prins er eind maart op aandrong, de aanduidingen OD, KP en RVV geheel te laten vervallen, nog iets verder te gaan door te besluiten, de OD op te heffen. Dat deed hij in de verwachting dat op zijn minst ook de RVV tot opheffing zou overgaan - toen de RVV dat weigerde, herriep hij zijn besluit.

XCDoor de RVV-weigering werd de mogelijkheid opengelaten dat deze groepering na de bevrijding toch weer in zelfstandigheid een zekere mate van activiteit zou gaan ontplooien. Six had dat graag willen voorkomen, maar dat was hem mislukt. De situatie zou na de bevrijding overigens deze zijn dat eventuele extremistische woelingen door het Militair Gezag zouden worden tegengegaan en dat dit daartoe mede de beschikking zou hebben over de Binnenlandse Strijdkrachten, opererend onder gewestelijke commandanten die vrijwel allen uit de OD afkomstig waren.

XCMet dat alles had Six, die bijna drie jaar tevoren met de opbouw van de 'derde' OD was begonnen, ondanks alle tegenslagen in wezen zijn doel bereikt.

Thijssen en de RVV

XC

XCVoordat wij de scherpe conflicten gaan beschrijven tussen Thijssen enerzijds en anderzijds zijn medeleden van de Raad van Verzet, kolonel-Koot en tenslotte ook van Bijnen, is het, gelijk reeds gezegd, wenselijk dat wij een beeld geven van hetgeen de RVV-groepen in de periode van hun zelfstandigheid onder Thijssens leiding hebben verricht. Die verrichtingen in de maand september '44 beschreven wij reeds in ons vorige deel - wij herhalen er uit dat de RVV-groepen enkele schepen tot zinken en enkele treinen tot ontsporing wisten te brengen, hier en daar telefoon

607 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

kabels doorzaagden, voorts auto's van de Wehrmachtonbruikbaar maakten en tenslotte enkele verraders liquideerden. Daarbij onderstreepten wij evenwel dat de gegevens welke omtrent de RVV-groepen bewaard zijn gebleven, onvolledig zijn - hetzelfde geldt voor de periode die eind september begon, toen de Airbornes zich bezuiden de Rijn hadden teruggetrokken.

XCWij hebben van de activiteit van de RVV-groepen in die periode één detailbeeld en wij beschikken over enkele algemene gegevens.

XCHet detailbeeld is neergelegd in J. A. van Nie's, in '46 verschenen 'Bericht voor Grote fan', waarin voor de periode september-december '44 is vastgelegd wat de schrijver, hervormd predikant te Hoogeveen, persoonlijk gezien en gehoord had omtrent de lotgevallen van wat Thijssen de 'brigade-Twente' van de RVV placht te noemen: een groep ondergedoken illegale werkers van wisselende sterkte, maar toch niet meer krachten tellende dan enkele tientallen, die volgens Thijssens aanwijzingen sabotage wilden bedrijven. De groep (wij vullen van Nie's gegevens aan met enkele die wij in ons vorige deel vermeldden), geleid door de beroepskapitein A. F. Lancker, had begin september haar centrum in een loods ten noordoosten van Almelo; ze had toen twee revolvers. Kort nadien kreeg zij de beschikking over een personen- en een vrachtauto. Wapens en sabotagemiddelen ontving zij uit Engeland nadat zij in de nacht van 8 op 9 september hetjedburgh-team van majoor Brinkgreve had opgevangen. Dat team had een S-phone en een Eureka-toestel' bij zich, het bracht ook koffie, tabak en schoenen mee (goeddeels veel te kleine paren). Via Brinkgreve ontvingen de RVV'ers tot eind september 12 containers met wapens en sabotagemiddelen, waardoor zij volgens de aan Thijssen uitgebrachte rapporten in staat waren geweest, vier Duitse troepentreinen tot ontsporing te brengen en vier spoorwagons die munitie vervoerden, op te blazen; ook liquideerden zij twee verraders. Dat alles ging met grote moeilijkheden gepaard - telkens weer dachten de RVV'ers dat zij ontdekt waren en moesten zij hun wapens en sabotagemiddelen elders onderbrengen, hetgeen veel sjouwwerk met zich bracht. Eind september was de 'staf' van de 'brigade' volledig uit elkaar geslagen. Ze wist zich te hergroeperen, verloor toen het contact met Brinkgreve die als het ware overliep naar de Knokploeg-Twente (van wie hij vond dat ze veel effectiever opereerde), maar kreeg in oktober een nieuwe verbindingsagent: G. B. Buunk, die in de nacht van 5 op 6 juni gedropt

XCI Een soort radar-apparaat waarop een vliegtuig dat een dropping moest uitvoeren, recht kon aanvliegen.

608 [PDF]
DE RVV-BRIGADE TWENTE

was als codist voor Thijssens verbindingsman A. W. M. Ausems en (naar wij vermoeden) door Thijssen naar Lancker was gestuurd. Ausems en Buunk waren BI-agenten; hiermee kan hebben samengehangen dat, althans volgens de Nie's beschrijving, de Twentse RVV' ers hoofdzakelijk spionage gingen bedrijven. Wat in die beschrijving opvalt is, hoe geïsoleerd zij waren en hoezeer zij, ongeacht de steun die zij ten plattelande vonden, van de ene schuilplaats naar de andere werden opgejaagd.

XCAlgemene gegevens betreffende de RVV -groepen in de vier weken die op de terugtocht van de Airbornes volgden, zijn neergelegd in het rapport dat Thijssen op 27 oktober op diens verzoek aan kolonel Koot deed toekomen'. 'De brigades-Veluwe, -Twente en -Achterhoek zijn', schreef hij daarin, 'sinds begin september volledig in actie met sabotage, overvallen op vijandelijk verkeer, dienst op afwerpterreinen en wapentransporten. Brigade-Veluwe' (deze was het die de overval bij de Oldenallerbrug had uitgevoerd, welke tot de represailles tegen Putten had geleid) 'verricht omvangrijke gevechts-intelligence in samenwerking met detachement-S[pecialj A[ir} S[ervicej' (d.w.z. met het detachement van de SAS-agent Kirschen)

XC'en transporteerde evaders van bruggehoofd-Arnhem 2 Brigade-Rotterdam verzorgde dienst op afwerpterreinen en wapentransporten en bracht verscheidene blokkadeschepen tot zinken" De brigade-Den Haag organiseerde onder moeilijke omstandigheden op voortreffelijke wijze haar korps en verzorgde goede inlichtingen omtrent het raketwapen."

XCDe brigade-Noord-Holland Noord, voor een deel bestaande uit oud-strijders van de RVV, die reeds anderhalf jaar opmerkelijke sabotage-acties hebben uitgevoerd en reeksen provocateurs hebben opgeruimd, trad door een reeks spoorwegaanslagen met succes op tegen Duitse pogingen om materieel weg te voeren.'

XCThijssens rapport d.d. 27 oktober bevatte ook een opgave van 'de troepensterkte'; zijn cijfers sloegen, schreef hij, op 'het aantal geoefende manschappen waarop staat kan worden gemaakt': 'Zwolle 100, Twente

XC, Exemplaar in RVV, I a. 2 In hoofdstuk I vermeldden wij dat Dijkman, de commandant van de brigade- Veluwe, op II oktober aan Thijssen schreef, dat hij zich 'kapot (werkte) zonder noemenswaardig resultaat te bereiken.' 3 Volgens opgave van Hoogeweegen telde deze brigade eind september ca. vierhonderd manschappen - voor hen waren toen naar Hoogeweegens schatting 'ca. 30 stens, 200 handgranaten en enkele pistolen' beschikbaar. (brief, 28 sept. 1944, van E. H. M. Hoogeweegen aan J. Thijssen (RVV, I f)). 4 Deze brigade werd, zonder dat Thijssen het wist, door de verrader Albert Brinkman geleid.

609 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

450, Achterhoek aoo, Veluwe 600, Utrecht 50 (onder OD-bevel), NoordHolland Noord 200 (?), Haarlem 600 (?), Den Haag 350, Amsterdam 200 (?), Leiden 200 (ressorteert onder Den Haag), Rotterdam 500, Gouda IS0'. 'Opgemerkt wordt', tekende Thij ssen hierbij aan, zulks ter verklaring van zijn vraagtekens, 'dat de cijfers van Noord-Holland Noord, Amsterdam en Haarlem niet door mij kunnen worden gecontroleerd, aangezien B[rigade] C[ommandant] Noord-Holland Ed' (Gerben Wagenaar!) 'sinds september onder Driehoek werkt' - anders gezegd: Wagenaar had zich, wat de activiteit van de RVV-groepen in Noord-Holland betrof, geheel van Thijssen losgemaakt.

XCWat te denken van Thijssens cijfers?

XCZij moeten, menen wij, precies zo geïnterpreteerd worden als de 'meer dan honderdduizend man, veelal met zorg in goede militaire formaties ingedeeld', waarvan Six repte in zijn telegram van 24 september: zij waren een hoogst onzekere optelsom van de personen die reëel aan het RVV-werk deelnamen en de overigen die op zijn best hadden doen weten dat de RVVeen beroep op hen kon doen. Het lijdt voor ons in elk geval geen twijfel dat Thijssens opgave als zou de RVV eind oktober de beschikking hebben gehad over (wij elimineren even de drie vraagtekens) in totaal acht-en-dertighonderd 'geoefende manschappen waarop staat kan worden gemaakt', ver bezijden de werkelijkheid is geweest.

XCBegin september hadden zich grote moeilijkheden voorgedaan tussen Thijssen en de overige leden van de Raad van Verzet, t.w. Doorn (die de vergaderingen van de Raad voorzat), Marinus Couvée, Johan Engel, van der Gaag en Wagenaar. Die moeilijkheden waren voortgevloeid uit de aanvulling van het College van Vertrouwensmannen met een vertegenwoordiger van de Raad van Verzet. De regering had, toen zij begin augustus dit college instelde, daarin vijf leden benoemd: Bosch van Rosenthal, Cramer, prof. Cleveringa, Drees en van Sons beeck, maar zij had die vijf toen tevens opgedragen, aan hun gezelschap vertegenwoordigers van het Nationaal Comité van Verzet en van de Raad van Verzet toe te voegen. In hun eerste vergadering (Utrecht,augustus) stelden

24 I Binnen de RVV heette Wagenaar 'Ed', in zijn contacten met andere organisaties 'Freek'.

610 [PDF]
THIJSSEN IN CONFLICT MET ZIJN MEDE-RAADSLEDEN

de vijf benoemden vast dat zij die twee vertegenwoordigers alleen tegelijk in hun midden zouden opnemen en constateerden zij dat de regering er niet aan had gedacht, ook het gereformeerde c.q. anti-revolutionaire volksdeel te doen vertegenwoordigen - zij besloten, Londen om verlof te vragen, prof. mr. J. Oranje, hoogleraar aan de (gesloten) Vrije Universiteit, aan hun college toe te voegen. Dat verlof werd aangevraagd in een telegram d.d. I I september waarin Oranje werd aangeduid als 'de vader der prinsen' - Gerbrandyen van Heuven Goedhart (de minister van justitie die auctor intellectualis was geweest van het plan om het College van Vertrouwensmannen in het leven te roepen) waren er, na, aldus van Heuven Goedhart, 'een hele dag puzzlen' I, achtergekomen wie met de aanduiding 'vader der prinsen' werd bedceld"; tot diens opneming in het college verleende de regering verlof op I9 september.

XCVoor de vertegenwoordiging van het Nationaal Comité hadden de Vertrouwensmannen gedacht, en graag gedacht, aan een vrouw: mej. mr. M. A. Tellegen, maar de leiders van het Ne stelden vast dat het Neher zou zijn die hun organisatie zou gaan vertegenwoordigen - wie precies bij het beraad betrokken zijn geweest dat tot die beslissing leidde, weten wij niet.

XCOmtrent de gang van zaken bij de Raad van Verzet is meer bekend.

XCDaags na Dolle Dinsdag, 6 september dus, had Cramer, die opdracht had gekregen, met de Raad contact te zoeken, in Amsterdam een ontmoeting met van der Gaag en Wagenaar. Cramer vroeg hun of zij, vertelde van der Gaag later aan de Enquêtecommissie, 'op zeer korte termijn, liefst nog dezelfde dag of binnen 48 uur, een lijstje van drie personen ... konden overleggen? - anders dan bij het Nationaal Comité het geval was geweest, wilden de Vertrouwensmannen, die communisten uit hun college wilden weren en aan wie bekend was dat Wagenaar tot de illegale CPN behoorde, de definitieve keuze van de vertegenwoordiger van de Raad van Verzet zelf maken. Van der Gaag en Wagenaar meenden dat slechts één lid van de Raad er voor in aanmerking kwam, op het lijstje te worden geplaatst: Doorn (illegale naam: 'Henk') die behalve dat hij voorzitter en lid was van de Raad ook sinds begin' 42 het illegale blad De Oranjekrant had uitgegeven. Van der Gaag zond eenJ.J.

I Getuige van Heuven Goedhart, dl. V c, p. 270. 2 'Misschien heeft men', dacht Somer, hoofd van het Bureau Inlichtingen, 'bedoeld ZKH prins Bernhard.' (brief, 12 sept. 1944, van M. Somer aan Gerbrandy (AOK, map: 'Telegramwisseling Vm over bestuurskwesties')). 3 Getuige van der Gaag, dl. V c, p. 482.

611 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

koerierster naar Doorn toe die diep ondergedoken zat in Maarn 1 en Doorn spoedde zich naar Amsterdam waarbij hij, aangezien hij alle wegen treincontroles wilde vermijden, het traject Utrecht-Amsterdam aflegde in een binnenschip. Naast Doorn werd Frans Goedhart (in die tijd weer 'Pieter 't Hoen' van Het Parool) op het door de Raad van Verzet in te dienen lijstje geplaatst - meer dan twee namen kon van der Gaag evenwel niet aan Cramer kenbaar maken. Cramer zei toen: 'Zet er maar een naam bij, want het College van Vertrouwensmannen wil drie namen hebben, zet uw eigen naam er bij.' 'Ik heb', aldus van der Gaag,

XC'gezegd: 'Dan moet u goed begrijpen, dat ik het alleen doe op uw verzoek en niet om gekozen te worden. Ik heb nooit aanraking gehad met regeringscolleges en ik ken dat werk niet.' Ik heb er aan toegevoegd: 'Wij willen Henk. Dit is een man die zich altijd voor politiek heeft geïnteresseerd en die verbindingen heeft met regeringsinstanties. Hij is eerlijk en moedig en heeft veel doorgemaakt' - ik dacht nog bij mezelf: en het is geen communist, gezien zijn Oranjekrant'?

XCDe drie candida ten werden door de Vertrouwensmannen besproken. Doorn vonden zij, blijkens de nummers van De Oranjekrant welke zij onder ogen hadden gehad, nogalonevenwichtig en ook Frans Goedhart die als eigenzinnig bekend stond en bovendien in zijn artikelen in Het Parool een radicale vernieuwing van het partijwezen voorstond, zagen zij liever niet in hun midden verschijnen - hun keuze viel op van der Gaag. Deze begreep daar niets van ('ik weet nog niet', zei hij in ' 50 aan de Enquêtecommissie, 'waarom ze mij hebben gekozen") maar weigerde persoonlijk niet en in een daaropvolgende samenkomst met Doorn, Couvée en Wagenaar (een samenkomst waar ook Cramer aanwezig was en Johan Engel, die zeer aan Thijssen verknocht was, ontbrak) werd goedgevonden dat van der Gaag zitting zou nemen in het College van Vertrouwensmannen.

XCNog vóór die beslissing (zij was in afwezigheid van Thij ssen genomen) had Thijssen van van der Gaag persoonlijk gehoord hoe de voordracht luidde en dat van der Gaag zelf ('Richard') onder geen beding plaats zou nemen in het College. 'Hij zei mij met nadruk', schreef Thijssen op 19 september (twee dagen na het begin van de grote Geallieerde luchtlandingen) in een 'aan mijn medeleden van de Raad' gerichte brief" 'dat,

1 Doom was in februari '44 opgesloten in het concentratiekamp Amersfoort en daaruit eind augustus ontsnapt. 2 Getuige]. van der Gaag, dl. V c, p. 482. 3 A.v. , RVV, I f.

612 [PDF]
THIJSSEN IN CONFLICT MET ZIJN MEDE-RAADSLEDEN

mocht onverhoopt de keus op hem vallen, hij in ieder geval zou weigeren.' Nu had hij toch 'ja' gezegd, wan~, aldus Thijssen, 'bij kennismaking met de andere vertrouwenslieden (was) hem gezegd, dat deze aanwijzing een bevel was en dientengevolge kon hij niet weigeren. Hiertegenover merk ik op', schreefThijssen,

XC'dat ik mij met deze gang van zaken niet verenig. Het is wel het grootste paskwil dat wij ooit in deze oorlog hebben meegemaakt, dat een onzer op een dergelijke wijze zichzelf in een vertegenwoordigende functie plaatst en dit, terwijl het niet-aanvaarden van het door ons allen voorgestelde lid van de Raad een dusdanige discriminatie betekent dat wij naar mijn mening ons onmiddellijk uit dit college dienen terug te trekken .

XC. . . Ik verzoek de Raad, deze aangelegenheid in stemming te brengen, zo nodig schriftelijk ... Wenst Richard zich niet terug te trekken, dan dient hij de Raad te verlaten.'

XCOp diezelfde rode september richtte Thijssen voorts een scherpe brief tot Wagenaar' wien hij verweet, goedgevonden te hebben dat de RVV zou zijn vertegenwoordigd in het Delta-Centrum, hetwelk, zo gafThijssen van der Gaags woorden weer, 'in dit tijdsgewricht wel de verantwoordelijkheid zalovernemen van de mannen die nu in het vuur staan. Je houde mij ten goede', zo ging Thijssen verder,

XC'dat ikjou, vroeger een principiële vrijheidsstrijder, vraag: waar halenjullie onder deze omstandigheden de lust vandaan, om kostbare tijd van flinke, intelligente mannen te besteden aan zulk een gedoe? Blijf toch een fatsoenlijke en vóór alles nuchtere kerel, laat je niet opwinden door de gebeurtenissen, zie toch in dat het al heel mooi is als enkele brigades van ons en van [de] KP, die de belangrijkste objecten moeten verzorgen, en daarvoor enige capaciteiten bezitten, hiervoor nog wat wapens krijgen; dat het meer dan absurd is om, terwijl het Geallieerde leger hier binnenvalt en onze mensen op vele plaatsen in de strijd zijn, nog een geheel nieuwe, militair onbruikbare organisatie op touw te gaan zetten en te verlangen dat wij daar onze tijd aan geven, nieuwe bevelsinstanties tussen A[llied} H[igh} C[ommand} en troep te schakelen en burelen te gaan vormen, zoals Frank" mij vertelde, en nog meer papierverknoeiers aan het werk te zetten.

XCBegrijp mij goed: ik kam de Driehoeksidee niet af, ik neem aan dat ze goed had kunnen werken en na de oorlog nog enige tijd van belang zal zijn, maar dit goede idee of nog liever de bereidheid van de OD om hieraan mede te werken komt te laat, daar is nu geen tijd voor, voor bevelvoering tijdens gevechtshandelingen deugt het ding niet en daarom vormt het op het ogenblik een ernstige

1 A.v. 2 Van Bijnen.

613 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

belemmering voor de mensen die thans in het gehele land het enig noodzakelijke werk doen .

XC. . . Doe mij een groot genoegen en hou deze volstrekt persoonlijke brief voor je, gooi hem in het vuur waar hij thuis hoort na mijn gedachten overgebracht te hebben. En een laatste raad: houd Richard in het oog. De gang van zaken met de vertrouwenslieden-affaire bevalt mij niet, de man is mij te politiek of diplomatiek of hoe je het noemen wil. Ik accepteer zijn geste in geen geval. Ik heb hem gevraagd mijn plaats in de Driehoek tijdelijk waar te nemen, maar dan ook alleen als mijn plaatsvervanger, dus als iemand die daar mijn mening naar voren brengt en tot dat doel met mij contact onderhoudt. Frank heeft op dezelfde wijze een man aangewezen.'

XCHet enig gevolg van deze beide brieven was dat 'de Raad [van Verzet], voorzover in vergadering aanwezig' (Engelontbrak nog steeds 1), op 2 I september aan Thijssen een brief zond? waarin hem werd voorgehouden dat hij 'bij herhaling' telegrammen had doen uitgaan 'uit naam van doch zonder voorkennis van de Raad', dat de Raad dat aan Londen kenbaar had gemaakt (hij had Thijssen dus gedesavoueerd), dat Thijssen zich ten onrechte als 'Commandant-RVV' was gaan aanduiden, dat het DeltaCentrum was gevormd op bevel van de prins ('inmiddels is de eenhoofdige leiding aangewezen in de persoon van een bekwaam militair wiens naam om begrijpelijke redenen niet genoemd mag worden'), dat de Raad van der Gaag en Doorn had gekozen als zijn afgevaardigden in het Delta-Centrum en dat er geen sprake van was dat van der Gaag in de zaak van het College van Vertrouwensmannen 'zichzelf gepousseerd zou hebben'. 'Wij hebben', zo las Thijssen verder,

XC'je herhaaldelijk gevraagd ter bespreking naar Amsterdam te komen, daar vier van de zes leden aldaar aanwezig zijn, terwijl Johan [Engel] bij voorbaat heeft verklaard, met de te nemen besluiten accoord te gaan. De verwikkelingen die zijn gerezen, zijn dus allerminst schuld van de Raad, doch spruiten voornamelijk voort uit jouw gebrek aan waardering voor de mening der overige Raadsleden.'

XCScherper nog:

XC'In verband met een en ander meent de Raad jouweigenmachtige handelwijze te moeten afkeuren .

XC. . . Wij vertrouwen dat je dit schrijven op zijn juiste waarde zult weten te

XC1 Hij kwam spoedig nadien naar Amsterdam om aan het overleg in de Raad van Verzet deel te nemen. 2 RVV, I f.

614 [PDF]
THIJSSEN IN CONFLICT MET ZIJN MEDE-RAADSLEDEN

schatten. Er waren dingen die rechtgezet dienden te worden. Dit geschiedt volkomen sans rancune onzerzijds en met volkomen waardering voor jouw capaciteiten. Wij hopen dat de samenwerking goed zal blijven'

XCnu, daaraan was in en door deze briefwisseling de basis komen te' ontvallen, zeker aan Thijssens kant. Notabene: hi} had in april '43 het initiatief genomen tot de oprichting van de Raad van Verzet, zijn medeleden persoonlijk gevraagd met hem de Raad te vormen, gezorgd voor uitstekende radioverbindingen met Londen, twee geheime agenten (Ausems en Mulholland) opgevangen, het Operatie-Centrum gevormd en geleid - om dan thans een terechtwijzing te ontvangen van zijn medeleden van de Raad was hem onverdragelijk; hij kon er slechts het bewijs in zien dat zij danig onder de invloed waren geraakt van de (zo zag hij het) door Six gedomineerde Amsterdamse groep die haar uiterste best deed, hem en van Bijnen de feitelijke leiding van de semi-militaire operaties te ontrukken.

XCWij nemen aan dat Thijssen de brief van zijn medeleden van de Raad van Verzet in de avond van de z rste of op de zzste voor zich had liggen - op de zzste ontving hij een telegram van de prins waarin deze hem er op wees dat hij zich 'aan Driehoek (had) te onderwerpen. Prins verzoekt u mee te delen dat hij met dit gekrakeel niet wenst te worden lastig gevallen.'!

XCVijf dagen later, 27 september, kwam bij kolonel Koot een telegrafisch bericht uit het hoofdkwartier van de prins binnen (wij maakten er al melding van): 'jan repeatjan oj RVV arrived with prince' - dit bericht (zijn oorsprong is duister) was onjuist, maar voordat zulks in Amsterdam bekend was, had de onmiddellijk bijeengekomen Raad van Verzet besloten, Thijssen uit te stoten.

XCEnkele dagen later (de precieze datum is niet bekend) verscheen Thijssen in Amsterdam. De scherpste kantjes van de met de Raad van Verzet gerezen conflicten werden bijgeslepen, zijn uitstoting werd ongedaan gemaakt en hij voerde een eerste bespreking met kolonel Koot. Aan deze zei hij, 'dat hij', aldus later Koots chef-staf, de Boer, 'ingevolge

I Telegram, 22 sept. 1944, van prins Bernhard aan]. Thijssen (LO/LKP, 5 G).

615 [PDF]
KOOT, TH1JSSEN EN VAN B1JNEN

bevel van prins Bernhard rechtstreeks onder diens bevelen stond' (zulk een 'bevel van prins Bernhard' is nimmer uitgegaan) 'en de C[ommandant] B[innenlandse] S[trijdkrachten]' (kolonel Koot) 'niet wenste te erkennen, tenzij deze hem zijn aanstelling tot CBS kon tonen." Dat laatste was Koot onmogelijk (gelijk al weergegeven, ging pas op 2 oktober het telegram uit waarin deze de prins verzocht, zijn benoeming te bekrachtigen) - reden te meer voor Thijssen om Amsterdam te verlaten met het vaste voornemen, zich van de kolonel, zijn staf en het gehele Delta-Centrum niets aan te trekken.

XCIn Rotterdam vond hij voor dat voornemen steun bij van Bijnen. Deze laatste en hij zonden op loktober een brief aan kolonel Koot waarin zij er op wezen dat zij eigen radioverbindingen met Londen en de prins hadden alsmede eigen radioverbindingen met hun verzetsgroepen, zodat het veel rationeler was indien de prins hun zijn opdrachten rechtstreeks zou doen toekomen in plaats van via kolonel Koot.

XCEnkele dagen later trok Ausems, de uit de RVV afkomstige geheime agent, die een grote verering voor Thijssen koesterde, op verzoek van de Raad van Verzet naar Amsterdam. Wat hij daar van Koots hoofdkwartier zag, beviel hem allerminst. 'Men heeft', rapporteerde hij telegrafisch aan het Bureau Inlichtingen te Londen,

XC'kornplete burelen ingericht met fraaie titels, huistelefonen, secretaressen, enz. Men telefoneert met Eindhoven via een zogenaamde privélijn." Men geeft bevelen en contrabevelen, maar niemand is actief strijdend. Men roept mensen naar Amsterdam voor wie elk uur kostbaar is ... Voorbeelden: Capt. King' werd uitgenodigd naar Amsterdam te komen, eveneens Karel', johan" en ik. Onze algemene ervaring is deze: zijn ze gek geworden? Ik persoonlijk zal zorgvuldig alle contact met OD en Driehoek vermijden, tenzij u mij daartoe uitdrukkelijk bevel geeft. Deze mensen kunnen goede militairen zijn, van illegaal werken en daarin resultaten herhaal resultaten behalen, hebben zij geen kaas gegeten. Mijn onafhankelijke positie laat mij toe, hier vrij te kunnen spreken .... Ervaringen Amsterdam maken mij zeer bang voor goede afloop indien Driehoek en OD zich intensief gaan bezig houden met RVV en KP. Stoottroepen OD daarom beter op te lossen in verband RVV en KP.'"

1 M. de Boer: 'Verslag ... BS', p. 13. 2 Vermoedelijk doelde dat op de RR telefoonverbinding met Oss - een dergelijke verbinding van Amsterdam uit met Eindhoven is ons onbekend; mogelijk is ook dat Ausems de 'OD-verbinding' Amsterdam-Utrecht-Nijmegen op het oog had. a 'De SAS-agent Kirschen. 4 Thijssen. 5 Johan Engel. 6 Telegrammen, 6 en 7 oktober 1944, van A. W. M. Ausems aan BI (Londen) in: 'Arnold' (Ausems): 'Driehoekskwesties en ontslag Jan' (juni 1945), p. II (RVV, 7 d).

616 [PDF]
HET RAPPORT VAN AUSEMS

Met dat laatste voorstel gaf Ausems slechts weer wat Thijssen en van Bijnen beiden dachten. Deze twee hadden elkaar gevonden in hun gemeenschappelijke afkeer van 'Amsterdam': Thijssen gaf op 6 oktober zijn brigade-commandanten uitdrukkelijk opdracht, ten nauwste met de Knokploegen samen te werken ('wapens, ontvangen op RVVof KPafwerpterreinen in uw ressort, moeten gedistribueerd worden in gemeen overleg' 1) en een gelijke opdracht richtte van Bijnen tot de leiders der Knokploegen - van beide stukken ontving het Delta-Centrum afschriften. Nog geen week later, op 12 oktober, voerde Thijssen, Amsterdam passerend (hij was op weg naar Drente waarheen hij zijn 'Opera tieCentrum' wilde verplaatsen), samen met Johan Engel een tweede gesprek met kolonel Koot, waarin hij voor de OD (hij kende het telegram van 24 september waarin Six van de 'meer dan honderdduizend man' had gerept) geen goed woord over had: hij gaf Koot een beeld van de tegenwerking die hij van mei '43 af van Six had ondervonden, noemde blijkens het verslag dat hij aan Koot, Doorn, van der Gaag en van Bijnen deed toekomen", 'het overgrote deel van het Ol.i-kader' 'mensen die gaarne op de minst gevaarlijke wijze van hun vaderlandsliefde wilden blijk geven' en wier 'kletszucht honderden slachtoffers' had gekost, ja: 'O'Dvhouding en OD-mentaliteit', aldus zijn verslag, 'zijn begrippen die zo langzamerhand in de kringen der illegale werkers spreekwoordelijk zijn geworden voor gebrek aan energie, vrees voor daden en voor represailles, halfhartige vaderlandsliefde en gebrek aan opofferingsgezindheid, dilettantische werkwijze en goedkope bevrediging van eerzucht De OD (heeft) steeds de ontwikkeling van het verzet in ons land in de weg ... gestaan en de Jan Saliegeest aangekweekt.' Hoe reageerde Koot op deze ten aanzien van de OD wel zeer eenzijdige en onbillijke litanie? 'Hij coupeerde', aldus Thijssens verslag,

XC'mijn relaas betreffende [de] OD met de mededeling dat dit alles geschiedenis is en niet meer terzake doet ... Hij zei mij dat het hem opgevallen was dat de functionarissen van de OD, waarmee hij tot nu toe kennis had gemaakt, geen van allen leden aan de geschilderde tekortkomingen en naar zijn mening even goede verzetslieden waren als de leden van de andere organisaties waarmee hij kennis had gemaakt ... Hij zei dat naar zijn mening de leden van de OD even goede soldaten zouden blijken te zijn als de leden van de andere organisaties.'J.

I Opdracht, 6 okt. 1944, van Thijssen aan de brigadecommandanten van de RVV, aangehaald in a.v., p. 16. 2 Verslag d.d. 13 okt. 1944 in RVV, I d.

617 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XCVermoedend dat in een groot aantal gewesten tot de OD behorende officieren BS-commandant zouden worden, tekende Thijssen bij voorbaat protest aan. Koot evenwel, aldus Thijssens verslag,

XC'verklaarde de mening te zijn toegedaan dat de leiding van het verzet in handen van ervaren militairen behoort te worden gelegd en lichtte dit als volgt toe: 'Volgens uw opvatting zou een soldaat het meest geschikt zijn voor commandant, omdat die alleen de wapens gehanteerd heeft. En zegt u nu eens zelf: wat heeft u persoonlijk op het gebied van het actieve verzet gedaan?' ,

XCwoorden van Koot die, gesteld al dat zij zo zijn geuit, in elk geval door Thijssen onjuist werden geïnterpreteerd, want dat Thijssen belangrijk illegaal werk had verricht, was aan Koot bekend. Thijssen evenwel, lichtgeraakt en geprikkeld als hij was, hoorde in die woorden slechts een persoonlijke belediging. Geen wonder dat er op zakelijk gebied geen accoord tot stand kwam: Koot betoogde dat het gewapend verzet van Amsterdam uit zou worden geleid, Thijssen zei dat van Bijnen en hij in elk geval de leiding wilden houden over hun eigen groepen, en wilde men eenheid, dan kon men, zei Thijssen, de uit RVV'ers, KP'ers en OD'ers te vormen eenheden het best het karakter geven van 'autonoom opererende brigades'. Wie de activiteit van die brigades zou moeten coördineren, liet hij in het midden. Gaat het te ver, te veronderstellen dat hij op die rzde oktober aan zichzelf dacht? Wij menen van niet.

XCEen bevestiging van die veronderstelling zien wij in het feit dat Thijssen (wiens tocht naar Drente niets had opgeleverd en die weer naar het westen was teruggekeerd) nog geen twee weken later, 24 oktober, tot een felle aanval op de Knokploegen overging. Hem hadden berichten bereikt dat in het oosten en noorden des lands OD'ers tot BS-commandant waren benoemd zonder overleg met de commandanten der RVVbrigades (blijkens zijn eigen overzicht had de RVV overigens geen groepen in de noordelijke provincies) en bovendien had hij vernomen dat RVV-groepen hier en daar door Knokploegen waren tegengewerkt - zo had de Knokploeg-Twente Brinkgreve met zijn jedburgh-team als het ware afgesnoept van de RVV-brigade. Dat alles had bij Thijssen grote verontwaardiging gewekt. Hij richtte op 24 oktober een lang memorandum tot kolonel Koot (van Bijnen ontving er afschrift van) I waarin hij bepleitte dat de Binnenlandse Strij dkrachten gereorganiseerd zouden

I punten g en h, gesrenc. bijl. 116 en LOjLKP, 5 G, gedeeltelijk afgedrukt in dl. VII b, p. 36.

618 [PDF]
THI]SSENS KRITIEK OP DE KNOKPLOEGEN

worden volgens de denkbeelden die hij op de r zde aan Koot had voorgelegd. In het stuk gaf hij hoog op van hetgeen de RVV-groepen onder zijn leiding zouden hebben bereikt, haalde hij opnieuw fel uit naar de OD, erkende hij dat de Knokploegen vóór september '44, zij het dat 'gezag leiding onzeker' was (dit was er volslagen naast), 'vele overvallen op distributiekantoren en gevangenissen' hadden gepleegd, maar van de activiteit der Knokploegen van september af gaf hij een veelongunstiger beeld:

XC'Voorzover dezerzijds te overzien, tijd voornamelijk moeten besteden aan opbouw sabotage-organisatie, waarvoor slechts geringe basis aanwezig was. Opgemerkt dat contact in den lande over het algemeen matig is, gezien telkenmale stoten op geïsoleerde KP-groepen.

XCVoorts duidelijk dat KP leden veelal reeruteert uit jonge man n en van een bepaald type; groot verschil met het kaliber van de mensen die RVV meest heeft aangetrokken; hierdoor veel moeilijkheden, vooral met kader. Neiging tot samenwerking met andere groepen gering, pogingen om [zich] aan bezwaren geringe krachten te ontworstelen door aantrekken groepen van RVV door aanbieding van wapens (bij herhaling waargenomen), veel bezwaren door jeugdige overmoed en zelfoverschatting.

XCGevechtsprestaties : onder leiding liaison-officier RVV' begin september goede resultaten spoorwegsabotage, nadien echter opmerkelijk weinig actie bespeurd.

XCAfwerpterreinen : veel terreinen aangeboden en veel geïncasseerd, echter veel wapens in handen van vijand door slordige gronddienst en distributie ... In het vak-Veluwe werd mijn aandacht getrokken door bet boogst slordige wapenbeheer van de KP ... Onlangs bij Vierhouten 54 containers op de heide gevonden. Volgens omwoners zijn deze met normale lichten door KP-leden geïncasseerd; deze waren echter in te gering aantal aanwezig om ze te kunnen bergen en zijn na medenemen van zoveel mogelijk sigaretten e.d. gevlucht!'

XCVoorts:

XC'De KP. . tracht, uitgaande van een onvoldoende basis aan mankracht en organisatorische ervaring, met soms zeer verwerpelijke middelen een zekere suprematie te verwerven. Wij moeten dit afwijzen omdat de KP nimmer blijk heeft gegeven, over voldoende zin voor organisatie te beschikken, omdat de KP nog steeds zijn kadermoeilijkheden niet heeft kunnen overwinnen en daardoor nog steeds hinderlijke uitingen van losbandigheid en onvoorzichtigheid demonstreert. '61

, Bedoeld werd de geheime agent de Goede die naar Thijssen was toegezonden maar tenslotte met van Bijnen in zee was gegaan.

619 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

XCHoe reageerde van Bijnen, hoe reageerde Koot?

XCBij van Bijnen deed Thijssens onverhoedse aanval op de Knokploegen de deur dicht. 'Onze vriend Lange Jan heeft het', schreef hij korte tijd later aan Borghouts (met deze stond hij via de Biesbos in regelmatig contact),

XC'plotseling te kwaad gekregen en heeft aan Delta C[ommandant] een hoogst singulier document gezonden. Zo singulier dat zelfs ik, die toch enige kennis van zijn karakter heb, min of meer verrast was. Het geheel bestond nl. uit een uiterst scherpe aanval op [de] KP (en natuurlijk ook op [de] OD), zo doorspekt van vunzigheidjes, leugens en feitendraaierij, dat ik er slechts op reageerde met de woorden: "C'est la guerre.' 'I

XCKoot bleek het door Thijssen opgestelde memorandum naast zich neer te hebben gelegd toen Thijssen hem op 25 oktober, daags na het schrijven en verzenden van het stuk, bezocht. Hun gesprek vond weer plaats in Amsterdam en Thijssen was er bij vergezeld door Hoogeweegen, Wagenaar, de geheime agent Mulholland, de arts D. Eskes, 'inspecteur Oost-RVV', en wellicht nog enkele andere RVV'ers. Koot die door de omvang van dat gezelschap bepaald verrast was ('Thijssen was', zei hij later aan de Enquêtecommissie, 'omstuwd door een hele garde"), begon met Thijssen op zijn nummer te zetten: hij las het telegram voor waarmee prins Bernhard hem, Koot, in zijn functie had bevestigd en stelde aan Thijssen de pertinente vraag of deze zijn gezag aanvaardde. Thijssen zei 'ja'. Koot las vervolgens een ander telegram van de prins voor waarin deze, onder verwijzing naar het feit dat de Binnenlandse Strijdkrachten in het bevrijde Zuiden gesplitst waren in Stoottroepen en Bewakingstroepen, opdracht gaf, diezelfde splitsing in het bezette Noorden door te voeren. Koot maakte duidelijk dat de Bewakingstroepen (hij wilde liever van 'Verzetstroepen' spreken) goeddeels met de OD zouden samenvallen, waarop, aldus Thijssens verslag van dit onderhoud', 'alle aanwezige RVV-functionarissen antwoordden dat naar een ieders gedegen ervaring ... de OD niet in staat is, enige verzetstaak tot een goed einde te brengen.' Thijssen betoogde verder dat de indeling van de BS radicaal moest worden gewijzigd, dat er veelal nieuwe commandanten moesten worden benoemd en dat Koot bij dat alles 'de bestaande verbindingen voorJ.J. J.

I Brief,2 nov. 1944, van A. van Bijnen aan F. Borghouts (LOjLKP, 4 F). 'Ge tuige H. Koot, dl. VII c, p. 164. 3 Verslag d.d. 26 okt. 1944: a.v., dl. VII b, P·37·

620 [PDF]
THIJSSEN OPNIEUW BIJ KOOT

organisatie en bevelvoering en het contact met de eigen vertrouwde leiding zoveel mogelijk intact (moest) laten', waaraan hij nog toevoegde 'dat de normale brigadesterkte bij [de] RVV (wisselde) tussen een half en een heel bataljon' - hij noemde daarbij 'enige globale getallen van troepensterkten' (dat zullen wel de opgeblazen cijfers zijn geweest die in zijn enkele dagen later geschreven rapport ook voorkwamen). Koot zei vervolgens dat hij geen behoefte meer had aan een Operatie-Centrum van de RVV; hij wenste dat dat centrum in zijn staf opging, dat de RVV-groepen aan het Strijdend Gedeelte (de Stoottroepen) van de BS zouden worden toegevoegd en dat Thijssen naar Amsterdam zou komen teneinde er als 'wapenchef' de leiding te krijgen bij de verdeling van de gedropte en alsnog te droppen wapens. Thijssen weigerde.

XCNaar zijn Operatie-Centrum teruggekeerd, nodigde hij kolonel Koot per brief uit, een rondrit door bezet gebied te maken ('veilig onderdak kan ik steeds waarborgen') teneinde zich te overtuigen van 'de irnportantie van de bestaande gevechtsformaties [der RVV] en het kaliber van hun chefs' - hij herhaalde zijn verzoek, de organisatie van de RVVgroepen en van de Knokploegen intact te laten.'

XCKoot deed het tegendeel. Op 28 oktober liet hij een bevel uitgaan aan alle 'plaatselijke en gewestelijke commandanten C.q. Delta's' (Thijssen, van Bijnen en Six alsook prins Bernhard ontvingen er afschrift van» waarbij hij de BS in Stoottroepen en Verzetstroepen verdeelde; bij deze troepen zouden de benamingen KP, OD en RVV vervallen. De Stoottroepen zouden worden ingedeeld in zes rayons waarvoor alsnog 'commandanten' zouden wqrden benoemd: Noord (de drie noordelijke provincies), Overijssel, Achterhoek, Centrum (de Veluwe, de Betuwe en de provincie Utrecht), Noord-Holland en Zuid-Holland. 'Ten behoeve van het optreden van Stoottroepen' trok hij de operatie-centra van Thijssen en van Bijnen bij zijn staf aan. 'KP, OD en RVV', zo heette het verder, in Koots bevel,

XC'blijven hun organisatorische werkzaamheden voortzetten, doch onthouden zich zorgvuldig van elke bemoeienis op het gebied van actief verzet; dit behoort tot mijn bevelsbevoegdheid en die van de commandanten der Stoottroepen en Verzetstroepen. Vraagstukken over voeding, kleding, legering enz. van vroegere leden kunnen deze organisaties blijven behartigen.'J.

1 Brief, 26 okt. 1944, van Thijssen aan H. Koot, a.v., p. 37. 2 Exemplaar in RVV, 5 b.

621 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XCTenslotte bepaalde Koot dat de afwerpterreinen van de KP, de OD en de RVV voortaan ter beschikking zouden staan van de rayon-commandanten der Stoottroepen.'

XCHet was Koot duidelijk dat van Thijssen geen loyale medewerking bij de uitvoering van dit bevel te verwachten was. Thijssen afzettend was hij zeker van de steun van de overige leden van de Raad van Verzet alsook van de vertegenwoordigers van de LKP in het Delta-Centrum bij wie Thijssens aanval op de Knokploegen grote verontwaardiging had gewekt. Op I november hakte Koot de knoop door: hij zond Thijssen een scherpe brief (afschriften werden gezonden aan de Raad van Verzet, aan de brigadecommandanten van de RVV en aan de prins)" waarin hij Thijssen 'sabotage en verzet tegen elk gezag dat niet het uwe is', verweet; hij onthief hem 'met onmiddellijk inwerkingtreden van dit bevel' van het commando over het Operatie-Centrum van de RVV en over de daaronder ressorterende brigades, belastte een waarnemer met dit commando en droeg Thijssen op, de leiding van zijn radioverbindingsnet 'onmiddellijk' aan die waarnemer over te dragen. 'Eerlijkheid gebiedt mij', aldus de laatste passage van Koots brief, 'u als aftredend commandant mijn waardering uit te spreken voor hetgeen u organisatorisch hebt bereikt.'

XCThijssen antwoordde dat hij met de door kolonel Koot benoemde waarnemer niets te maken wilde hebben, dat hij Gerben Wagenaar tot zijn opvolger benoemde en dat hij weigerde, zijn radioverbindingsnet (hij zag het als zijn eigen creatie en het net maakte formeel niet deel uit van de RVV) over te dragen. Als 'HRD' ('Hoofd Radiodienst') zond hij Koot, wiens handelwijze hij 'onbegrijpelijk' noemde, een aggressieve brief ('ge hebt geen illegale ervaring - ge hebt niet deelgenomen aan actief verzet')", waarin hij meedeelde dat hij tegen diens beslissingen bij prins Bernhard in beroep ging. Koot lichtte onmiddellijk de prins in waarom hij Thijssen had afgezet; dat was, berichtte hij, al onvermijdelijk geworden doordat de OD en de KP elke verdere samenwerking met Thijssen hadden geweigerd. 'Mijn bezorgdheid grote kwetsbaarheidJ.

1 Het denkbeeld, de gewestelijke commandanten (Strijdend Gedeelte) onder zes rayon-commandanten te plaatsen was afkomstig geweest van Kaats chef-sta(kapitein de Boer; deze was van oordeel dat het grote moeilijkheden bood om van Amsterdam uit voldoende toezicht uit te oefenen op wat de gewestelijke commandanten verricht ten in de dertien gewesten waarin de BS benoorden de grote rivieren waren inge deeld. 2 dl. VII b, p. 38. Brief, 2 nov. 1944, van Thijssen aan H. Koot (a.v., p. 39-41). I Telegram 4 nov. 1944, van H. Koot aan prins Bernhard (a.v., p. 42). 2 Teiegram,7 nov. I944, van prins Bernhard aan H. Koot (Collectie-mr. Ch. H. F. van Houten, map 'BS-tijd' (RvO)). 3 Brief, 7 nov. 1944, van de Raad van Verzet aan Thijssen dl. VII b, p. 42). 'Gerben Wagenaar heeft in 'SI aan de Enquêtecommissie verklaard dat hem de brief van 7 november onbekend was, 'in eerste impuls zou ik', voegde hij er aan toe, 'zeggen (wilt u dit niet in het stenogram opnemen ?): dit is een achterbaks gedoe geweest', (getuige G. Wagenaar, a.v., dl. VII c, p. 480-8r), en Johan Engel heeft aan dezelfde commissie verklaard dat hij op 3 november als enige tegen de verzending van de brief had geopponeerd, 'Freek' (Wagenaar) 'en Johan Doorn wilden mij overhalen, er aan mee te werken.' (getuige A. Engel, a.v., p. 773). Wij stellen hier tegenover dat in het archief van het Bureau Inlichtingen een telegram d.d. 24 november '44 bewaard is gebleven waarin Wagenaar aan Hoogewee gen, die zich toen in het hoofdkwartier van prins Bernhard bevond, seinde dat aan Thijssen 'door unaniem besluit van de Raad [van Verzet]' was verzocht, zich terug te trekken. (B. Marinus: 'De Raad van Verzet in het Koninkrijk der Nederlanden' (1962), p. yö), 5 Op 17 november berichtten de Vertrouwensmannen zulks telegrafisch aan de regering en daarop volgde op de 18de nog een telegram aan Gerbrandy waarin gezegd werd dat slechts 'enkele eigengereide elementen' het gezag schaadden 'van overigens algemeen warm gewaardeerde Delta-commandant.' dl. V b, p. SI8 en dl. VII a, p. 321).

622 [PDF]
KOOT ZET THIJSSEN AF KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

illegaliteit door te verwachten verdere machinaties zijde Jan en mij onbekende aanhang doet mij u verzoeken', seinde hij, 'Jan onmiddellijk te uwent te ontbieden stop eveneens verzoeke Jans radioverbindingen en actie-mogelijkheden met uw gezag te beknotten en aan banden te leggen.' 1 De prins evenwel, die de tegenstellingen in bezet gebied niet ten volle peilde, weigerde Koots verzoeken in te willigen, ja hij vond dat de kolonel zijn boekje te buiten was gegaan. 'U mag niet', seinde hij terug, 'verbinding Karel' (Thijssen) 'met prins verbreken stop u hebt geen bevoegdheid om zelfstandig topleiders der erkende organisaties zonder grondig overleg en toestemming van mij te ontslaan." Met instemming van het Delta-Centrum trok Koot zich van dit telegram van de prins niets aan. De Raad van Verzet (Couvée, Doorn, Engel, van der Gaag en Wagenaar) die 'in een speciaal hiervoor bijeengeroepen Raadsvergadering op vrijdag 3 november' vastgesteld had dat Thijssen verzocht zou worden zich uit de Raad terug te trekken (dat verzoek werd neergelegd in een brief d.d. 7 november? waarin aan Thijssen ook werd meegedeeld dat de Raad 'vanaf heden elk officieel contact' met hem verbrak"), besloot Doorn door de linies te zenden teneinde het aan Thijssen verleende ontslag toe te lichten en Koot seinde op de r6de aan prins Bernhard dat Doorn die missie met zijn toestemming vervulde. De missie kreeg ook de krachtige steun van het College van Vertrouwensmannen."J.J.J.62

623 [PDF]

XCDoorn trachtte, gelijk in het vorige hoofdstuk vermeld, in het kader van 'Pegasus II' samen met Thijssens secretaris, van Hoorn Alkema (deze zou Thijssens kijk op de situatie weergeven), over de Rijn te komen. Doorn kwam daarbij om het leven en van Hoorn Alkema viel in Duitse handen. Zouden zij het hoofdkwartier van de prins hebben bereikt, dan zou overigens elke discussie over de positie van Thijssen nakaarten zijn geweest: 'Lange Jan' was op 8 november door de SD gearresteerd.

XCThijssens naaste medewerkers waren diep verontwaardigd toen zij vernamen dat hij door kolonel Koot was afgezet. De commandant van de RVV-brigade-Zwolle zond een schriftelijk protest aan Koot toe waarvan van Bijnen afschrift ontving ('Wij zijn onder Jan begonnen en zullen zo eindigen."), de commandant van de brigade-Twente, kapitein Lancker, uitte zijn gevoelens in een brief aan van Hoorn Alkema ('Van het ontslag van Jan snap ik niets ... Ik heb het gevoel dat we in de soep worden gereden'"), de commandant van de brigade-Rotterdam, Th. A. W. Ruys (opvolger van Hoogeweegen die naar het Zuiden was vertrokken), deed Koot weten dat zijn mannen en hij diens besluit 'met grote ontsteltenis' hadden vernomen ('omdat wij allen Jan waarderen en in hem als commandant het grootste vertrouwen stelden"), Eskes stuurde een woedend schrijven aan Koot: 'Gij ontziet u niet', beet hij deze toe, 'onze Commandant, die wij uit ervaring als een onkreukbaar mens en uit de resultaten als de beste aanvoerder uit ons midden kennen, op infame wijze de in de strijd verworven distinctieven af te rukken." Er zijn wellicht meer protesten geweest, maar er zijn er niet meer bewaard gebleven.

XCWeinig fantasie is nodig om zich in te denken wat in die dagen in Thijssen zelf omging. Hij voelde zich door Koot (met zijn vijand Six op de achtergrond) terzijde geschopt, lafhartig in de steek gelaten door de62

1 Brief, 17 nov. 1944, van de commandant van de RVV-brigade-Zwolle aan H. Koot EE-I). 2 Brief, Ia nov. 1944, van A. F. Lancker aan W. van Hoorn Alkema (RVV, 2 a). 3 Brief,9 nov. 1944, van Th. A. W. Ruys aan H. Koot (Collectie-Th. A. W. Ruys (RvO)). 4 Tekst van de brief d.d. 5 nov. 1944 in het verhoor van Koot, dl. VII c, p. 166-67.

624 [PDF]
THI]SSEN VERBITTERD

overige leden van de Raad van Verzet die zo lang zijn makkers waren geweest in de illegale strijd. Op 4 november zocht hij Kirschen, 'Captain King', op in Maarn. 'Lange Jan', schreef Kirschen in zijn aantekeningen,

XC'brengt ons jenever, rookt zijn pijp en vertelt de laatste voorvallen uit de verzetsbeweging. Hij blijft langer plakken dan gewoonlijk Hij lijkt moe, gebukt onder het gewicht van de verantwoording die hij nu al zoveel jaren draagt. Zijn stem is minder scherp en hij schijnt er plezier in te scheppen bij ons te blijven"

XCduidelijk is, menen wij, dat het Thijssen moeite kostte, zich weer in het westen des lands in het strijdgewoel te storten. Het conflict met van Bijnen wilde hij bijleggen, beseffend dat hij deze had gekwetst. Hij zond van Bijnen op 5 november een brief toe? waarin hij schreef dat hij 'een allemachtig smerige trap onder de riem' had gekregen, aannam dat van Bijnen daaraan had meegewerkt doordat deze op zijn ontslag zou hebben aangedrongen, maar ook opmerkte dat het geenszins zijn bedoeling was geweest, van Bijnen persoonlijk te kwetsen met de kritiek op de Knokploegen welke in zijn memorandum van 24 oktober was vervat. Hij had nog geen antwoord ontvangen.', toen hij op 8 november, zoals hij placht te doen, met een auto van het Rode Kruis, gedekt door valse papieren, naar Amsterdam reed. Hij had een van de medewerkers van zijn Radiodienst, Tom Schadd, alsook Eskes bij zich en dezen vergezelden hem toen hij een gesprek voerde met kolonel Koot waarbij Six, Scheepstra ('Bob-KP'), Doorn, van der Gaag en Wagenaar aanwezig waren. 'Die bespreking', zo vertelde deze laatste aan de Enquêtecommissie, 'had ten doel, enige toenadering tussen de standpunten te bewerkstelligen, hetgeen echter ... niet is gelukt. Jan Thijssen ... kreeg opdracht, de zaak over te dragen' (opnieuw dus). 'Jan wilde er geen gevolg aan geven' (hij'J.J.6 2

, S. Kirschen: p. 142. 2 Exemplaar in Collectie-Th. A. W. Ruys. 3 Thijssens brief bereikte van Bijnen pas op 12 november en deze, die toen nog niet wist dat Thijssen was gearresteerd, schreef een antwoordbrief op de r jde. 'Zie, Jan', stond er o.m. in, 'ik had en heb het volgende bezwaar tegen je: je bent bij al je naar mijn mening volkomen enige zaak in haar ware proporties te zien Ik heb ... geen invloed uitgeoefend op je ontslag En datjij, na twee maanden samenwerken de moed hebt (ik zou haast pathetisch worden en zeggen: de treurige moed) om mij van zoiets te verdenken, is voor mij het zoveelste bewijs voor mijn bovenverkondigde stelling omtrent je abnormale subjectiviteit.' (brief, 13 nov. 1944, van A. van Bijnen aan Thijssen (RVV, 2 a)).

625 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

hield derhalve vast aan het standpunt dat hij in zijn brief aan kolonel Koot van 2 november had neergelegd) 'en er heerste een gespannen sfeer. Hij ging met een auto naar Den Haag en Rotterdam. Ik moest ook naar Den Haag, doch was er een tegenstander van in auto's te rijden omdat het al te gevaarlijk was' (Wagenaar ging per fiets). 'Ik heb gezegd: ga niet met de auto!'! - een advies dat Thijssen, vertrouwend op zijn valse papleren, verwlerp.

XCDe Rode Kruis-auto waarin hij en Eskes, z.g. als functionarissen van het Rode Kruis, meereden, werd op de autoweg Den Haag-Rotterdam aangehouden. V-Mann Brinkman had de SD'er Frank gewaarschuwd dat er die dag op die autoweg een wapentransport zou passeren - de SD wist dat gedropte wapens soms in Rode Kruis-auto's werden vervoerd. Frank had de SD'er Haubrock, die door andere SD'ers werd bijgestaan, met de controle belast. 'Der Fahrer', verklaarde Haubrock in '49 aan de Enquêtecommissie,

XC'halte einen Fahrbefel, au] dem das Datum nicht gut war, es war radiert, das Datum war verändert. Ieh bat die Leute auszusteiçen, urn den Wagen durchsuchen eu können. Und wie der Herr TIlij'ssen var mir stand, in seiner Länge (er war ungefähr zwei Meter gross, sein Photo halte ieh bei mi; in meiner Brieftasche"), da kam ieh au] die Idee: 'Das ist jan Thijssen.' Und dann ist er verhafiet worden.'

XCOok de chauffeur en Eskes werden gearresteerd. Thijssen had de brief van I november bij zich waarmee kolonel Koot hem had afgezet. Urenlang ontkende hij dat hij Jan Thijssen was, maar, aldus Haubrock:

XC'ZMm Schluss sagte er: 'Ich will Ihnen was sagen: ieh weiss, dass ieh verraten worden bin, ich fûhle mich van diesem Augenbliek ab nicht mehr als Niederländer sondern als staten loser

XC.. Es ist eine politische Angelegenheit. Und sagen Sie mir jetzt, u/er mich oerraten hat, dann konnen u/ir gut zusammenarbeiten,' Da u/ir u/ussten, dass Thijssen links orientiert sei, haben u/ir (Frank) angedeutet, dass er van der 'rechten Seite der Politie' verraten worden sei. Darauf antu/ortete Thijssen: '[aiuohl, das stimmt ... ' Dabei haben !IIiI' es gelassen. Das passte am besten seinerzeit in unsere Arbeit'<:

1 Getuige G. Wagenaar, dl. IV c, p. 1535. 2 SD'ers hadden vaak de foto's van zwaargezochte illegale werkers bij zich. De kende de naam van Jan Thijssen _ zijn foto bevond zich op de met zijn pb corresponderende persoonskaart die in '41 bij de Rijksinspectie voor de bevolkingsregisters was opgeborgen. Van die stukken bij de Rijksinspectie heeft de een intensief gebruik gemaakt. 3 Getuige H. K. O. Hau broek, dl. IV c, p. 1266-67.

626 [PDF]
THIJSSEN NA ZIJN ARRESTATIE

inderdaad, de SD achtte het in het belang van de bezetter, de bestaande tegenstellingen in de illegaliteit te verscherpen en uit te buiten.'

XCFrank en Haubrock waren zich bewust dat hun een van de belangrijkste leiders van de illegaliteit in handen was gevallen. Schreieder werd gewaarschuwd en kwam uit Zwolle onmiddellijk naar Den Haag, zijn codespecialist May en twee van zijn secretaressen meenemend. Thijssen, aldus May, '/egte eine ausgezeichnete Haltung an den Tag, gab alles was ihn selbst betrof, an, hat jedoch keine Namen und keine Adressen van anderen Personen genannl, mil denen er xusammengearbeitet halte, sojern sich diese Leute noch in Freiheit befanden.'? Tientallen namen en adressen waren Thijssen bekend - hij hield ze alle geheim. Ook de rol die Eskes in de RVV had gespeeld, verzweeg hij, zodat deze naar een spitterskamp bij Arnhem werd gestuurd (waaruit hij spoedig wist te ontsnappen). Hij deed wèl mededelingen over zijn conflict met de OD en kolonel Koot (op dat punt stond hij trouwens zwak, doordat hij bij zijn arrestatie Kaats brief van I november bij zich had en misschien ook nog andere stukken) - na enige tijd vertelde hij de SD ook over zijn contact met 'Captain King', wiens onderduikadres bij Scherpenzeel hij opgaf, wel wetend dat Kirschen dat adres al een week of twee eerder had verlaten.J.

1 Terwijl Brinkman in RVV-kringen het bericht verspreidde dat Thijssen door een RVV'er was verraden, was Thijssen zelf, misleid door de SD'ers Frank en Haubrock, er van overtuigd dat Six de telefonisch een tip had gegeven of had laten geven met betrekking tot zijn autorit. Van Hoorn Alkema kreeg enige tijd later een briefje van een meisje dat in een cel naast die van Thijssen had gezeten; het briefje bevatte een boodschap die zij op verzoek van Thijssen uit haar hoofd had geleerd. 'In het briefje stond', aldus later van Hoorn Alkema, 'dat hij nu wist wie hem verraden had, zonder te zeggen wie.' (getuige W. van Hoorn Alkema, a.v., p. 1712). Inderdaad, onder die RVV'ers die het nauwst met Thijssen hadden samengewerkt, waren er verscheidenen die er van overtuigd waren dat 'de OD' (en zij dachten dan meestal aan de chef-staf van die organisatie, Six) Thijssen in handen van de vijand had gespeeld. Die veronderstelling leek bevestigd te worden toen Frank en andere SD'ers tijdens hun verhoren in '45-'46 hun verzinsel uit november '44 gingen herhalen, meestalom in het gevlij te komen bij 'linkse' rechercheurs van de Bijzondere Rechtspleging, zei Haubrock toen hij door de Enquêtecommissie onder' ede werd verhoord, (getuige H. K. O. Haubrock, a.v., p. 1266). Aangezien het ons bekend is dat er tot de huidige dag (1981) oud-leden van de RVV zijn die aan de verraad-hypothese vasthouden, althans deze niet verwerpen, stellen wij er prijs op als onze opinie vast te leggen, niet in te zien dat er reden is tot twijfel aan de juistheid van de verklaring welke Haubrock onder ede heeft afgelegd. Six was er, menen wij, geenszins de man naar om een laaghartigheid te bedrijven als hem toen en later in RVV-kringen is aangewreven. 2 E. G. May: (juni 1946), a.v., dl. IV b, p. 19.

627 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XCNa enige tijd liet Schreieder hem naar Zwolle overbrengen. De verhoren werden daar voortgezet. Zij en het gevonden materiaal stelden de SDin staat, in december '44 enjanuari '45 via diverse V-Männerenkele, z.g. van de RVV uitgaande schrifturen te verspreiden met scherpe aanvallen op de OD die van verraad werd beschuldigd, op kolonel Koot en op prins Bernhard - de Raad van Verzet waarschuwde tegen deze vervalsingen, o.m. in De Waarheid. Al die tijd zat Thijssen in Zwolle gevangen, wetend dat hij een Todeskandidat bij uitstek was, vertrouwend misschien op de steun welke hem was toegezegd door Schreieder, maar betwijfelend of die steun op het beslissende moment van voldoende waarde zou zijn. Zijn gemoedsstemmingen vindt men uitgedrukt in een aantal van de inscripties welke hij op de muur van zijn Zwolse cel aanbracht, denkend aan het risico dat hij had genomen door, waarschuwingen ten spijt, van de Rode Kruis-auto gebruik te maken ('Hier vervloekt men zichzelf'), denkend aan zijn vrouw, zijn dappere kameraad in het verzet ('Haast buigt mij 't moede hoofd ter rust / 0, waar' het van uw arm omvangen / in 't luist'ren naar uw toverzangen / en van uw mond in slaap gekust .. .'), denkend aan de glorie van zijn illegale werk, zijn door Londen zo warm gewaardeerde Radiodienst (' Pas besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour perséuerer (Prins Will em I)'), denkend aan zijn wellicht snel naderend levenseinde (' Mourir, c'est partir un peul''Het hart kent zijn eigen droefheid alleen') - maar dan braken toch weer de formidabele wilskracht en ontembare energie door die hij in zijn gehele illegale loopbaan aan de dag had gelegd: 'Ons slaat geen stormwind neder!'

XCSchreieder was niet in staat hem te redden toen Kolitz zijn naam op de lijst liet plaatsen van de Todeskandidaten die na de Z.g.aanslag op Rauter uit Zwolle naar Woeste Hoeve moesten worden overgebracht om er te worden gefusilleerd. Op de executieplaats trachtte Thijssen als enige te ontkomen. Dat mislukte.

XCThijssens arrestatie bracht aan delen van het RVV-werk een klap toe. Dat gold nog het minst voor de Radiodienst waarbij hij bekwame medewerkers had aangetrokken die in staat waren, de arbeid voort te zetten. F. van der Laaken werd de nieuwe chef. De eerste moeilijkheid welke deze moest opvangen, was dat BBO-marconist Mulholland bij de grote Rot

628 [PDF]
DE RVV NA THI]SSENS UITSCHAKELING

terdamse razzia van Ia en I I november werd gegrepen en naar Duitsland weggevoerd. Het zendbedrijf lag een korte periode stil - toen het werd hervat, kreeg het belangrijke steun van het Eindhovense bureau van BI, hetwelk de Radiodienst had leren waarderen als een rijkelijk vloeiende bron van spionageberichten en andere informatie. Het aantal zenders van de Radiodienst, alle onderling verbonden via vaste koerierslijnen, bedroeg eind '44 meer dan tien - zij gaven alle hun berichten naar Eindhoven door. Als marconisten traden meestal marconisten van de KLM op, niet marconisten van BI. Het typerende van de Radiodienst was immers dat hij, precies als de zenderorganisaties van de OD en de LKP, in bezet gebied was opgebouwd.

XCBegin '45 werd gepoogd, nieuwe zenders te plaatsen beoosten de Ijssel; ze werden door van der Laaken persoonlijk de IJsselovergebracht. Precies als de 'eigen' zenders van de OD waren die van de Radiodienst betrekkelijk gemakkelijk uit te peilen - in februari gingen er niet minder dan vijfverloren: drie in het westen des lands, een op de Veluwe en een in Overijssel. Bij de overval op de Overijsselse zender viel van der Laaken samen met Eskes in Duitse handen.' Als chef van de Radiodienst werd hij opgevolgd door Schadd. Wij herinneren er aan dat BI-Eindhoven volgens het getuigenis van een van zijn officieren 'verreweg het meeste (heeft) gewerkt met het zendernet van de RVV' (met de Radiodienst dus), meer dan met de zendernetten van de OD en de LKP. Thijssens werk heeft in dat opzicht een duidelijke voortzetting gevonden - voortzetting overigens zonder band met de RVV en buiten het hoofdkwartier van de BS om.

XCMet de RVV-brigades lag dat laatste in zoverre anders dat zij, hoewel· zij na Thijssens arrestatie als aparte groepen in stand bleven, toch meer werden ingevoegd in de structuur van de BS. Omgekeerd werden na Thijssens uitschakeling de banden tussen de Raad van Verzet en verschillende RVV-brigades veellosser. Contact met de RVV-brigade Rotterdam was er bijvoorbeeld nauwelijks meer. Trouwens, de gehele activiteit van6 2

1 Eskes werd eind maart, van der Laaken begin april bij Hattem gefusilleerd. Ook werd daar de BI-agent Buunk gefusilleerd die bij kapitein Lanckers RVV-groep was gebleven en die in dezelfde periode als van der Laaken en Eskes was gearresteerd. Daags voor de arrestatie van Buunk werd in Wierden het huis overvallen waarin kapitein Lancker met enkele andere illegale werkers en een Duitse deserteur onder gedoken was; bij de daarop volgende schietpartij werd één SD'er doodgeschoten en een tweede gewond, kapitein Lancker sneuvelde. Het illegale werk in Overijssel was door nog meer slagen getroffen: begin maart was majoor Brinkgreve bij Losser doodgeschoten.

629 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

de Raad verminderde in belangrijke mate. De Raad bestond van de tweede helft van november af nog maar uit drie personen: van der Gaag, Wagenaar en EngelEngel kon Thijssens verdwijnen moeilijk verwerken, van der Gaag gaf steeds meer tijd aan zijn werk in het College van Vertrouwensmannen en Wagenaar aandat in het kader van de illegale CPN.

XCIn het Delta-Centrum werd, toen Doorn verdwenen bleek te zijn, Wagenaar naast van der Gaag de vertegenwoordiger van de RVV. Wagenaar kreeg in Kaats staf de belangrijke functie welke aanvankelijk door Koot aan Thijssen was aangeboden: die van 'wapenchef'. Wagenaar kreeg dus de taak om, in nauwe samenwerking overigens met het Bureau Operaties en het Bureau Organisaties, te bepalen hoe de gedropte wapens moesten worden verdeeld. Viel dat van Amsterdam uit te regelen? Heel moeilijk: de wapens die in een bepaalde provincie werden gedropt, werden in de regel verdeeld volgens de aanwijzingen van de gewestelijk commandant van de BS, tenminste als die commandant voldoende gezag had. Overigens droeg een Knokploeg die het risico had genomen om een bepaalde zending op te vangen en de wapens te vervoeren en te verbergen, er wèl zorg voor dat de eigen illegale werkers als eersten werden bewapend. Wat Wagenaar in zijn nieuwe functie betreft: veel hing er van af of hij een goed contact had met de opvangploegen - het schijnt dat hij de wapendistributie nog het beste in de hand heeft gehad in de provincie Noord-Holland; van groot belang was daarbij dat de droppings aldaar werden geregeld via de zender van Biallosterski die als geheim agent aan Kaats hoofdkwartier was toegevoegd.

XCGelijk gezegd: na Thijssens arrestatie bleven de RVV-groepen als aparte groepen in stand - van wat zij als zodanig verrichtten, is maar heel weinig bekend doordat in de BS-rapporten in de regel niet is aangeduid of bepaalde acties door RVV'ers dan wel door KP'ers of anderen zijn uitgevoerd en de RVV, anders dan de LKP, na de bevrijding geen eigen documentatie heeft opgebouwd. Dat laatste is niet onbegrijpelijk: wij menen dat na die bevrijding een remmend effect is uitgegaan van het pijnlijke conflict tussen Thijssen en de overige leden van de Raad van Verzet en bovendien was de RVV, anders dan bijvoorbeeld de LKP (en de groep-'Albrecht'), nogal heterogeen van samenstelling. Men mag de RVV bepaald niet zien als een communistische organisatie (in de Raad van Verzet was Wagenaar de enige CPN'er') maar er zaten hier en daar,

XC1 Van der Gaag maakte zich er zorgen over dat de RVV de naam had, een communistische organisatie te zijn. 'Dit is', schreef hij eind maart aan Ruys, de commandant 63

630 [PDF]
DE CPN EN DE RVV

vooral in Amsterdam en de rest van Noord-Holland, ook op belangrijke posten nogal veel communisten in. Dat dezen met ijver aan het BS-werk hebben deelgenomen, is buiten kijf, ja ook zij namen in de genoemde provincie veelal de bij uitstek zware taak van de liquidaties op zich; in Haarlem en omgeving werden die menigmaal uitgevoerd door drie tot de RVV behorende, jeugdige illegale werksters, onder wie de vier-entwintigjarige Jannetje Johanna Schaft, die medio april '45 door de SD doodgeschoten werd I diezelfde illegale werksters slaagden er in de Kerstnacht van '44 in, vijf kisten munitie te stelen uit de duikbootbasis van de Kriegsmarine bij de IJ muidense haven en lieten later bij Santpoort een Duitse munitietrein in de lucht springen.

XCHet feit dat communisten tot de RVV behoorden en daarin ook vooraanstaande posities bekleedden, wekte elders in de illegaliteit de vrees dat de illegale CPN via de RVV bezig was, bepaalde machtsposities te veroveren, en dat CPN'ers er bovendien naar streefden, van de wapens die ten behoeve van de BS werden gedropt, een zo groot mogelijk deel aan partijgenoten toe te spelen, zulks met de bedoeling dat dezen die wapens niet alleen zouden gebruiken in de eventuele strijd met de Duitsers maar ze na de bevrijding zouden vasthouden teneinde de CPN de beschikking te geven over eigen militaire machtsmiddelen. InDe Waarheid waren menigmaal beschouwingen verschenen waarin, al werd ook de parlementaire demoeratie voorshands aanvaard, het achterdeurtje van de z.g. dictatuur van het proletariaat bleef openstaan - pogingen om

XCvan de RVV-brigade Rotterdam, 'pertinent onwaar: Er bevinden zich in onze gelederen communisten, maar de politieke activiteit beweegt zich niet in deze richting Het ongelukkige gerucht dat de RVV communistisch zou zijn, moet uit de wereld geholpen worden.' (brief, 24 maart 1945, van J. van der Gaag aan Th. A. W. Ruys (RVV, gt)). I Jannetje Johanna ('Jo') Schaft (in de illegaliteit was zij bekend onder de naam 'Hannie') was in september '20 in Haarlem geboren in een socialistisch gezin. Bij het begin van de bezetting studeerde zij rechten in Amsterdam. Via de hulp aan Joodse medestudenten raakte zij meer en meer in het illegale werk betrokken waarbij zij in de tweede helft van '43 een bij uitstek actief lid werd van de RVV-groep in Haarlem. Zij was toen reeds betrokken bij liquidaties van helpers van de vijand. Haar in '76 door Ton Kors gepubliceerd levensverhaal (Hannie Schaft. Het levensverhaal van een vrouw in verzet tegen de nazi's) toont aan dat zij zich min of meer als communiste beschouwde; ze was evenwel niet lid van de illegale CPN. Zij werd op 21 maart '45 bij een doorlaatpost van de Wehrmacht bij Haarlem gearresteerd doordat zij nummers van De Waarheid en een revolver bij zich bleek te hebben. Aangezien zij bekend had dat zij vijfliquidaties had verricht, werd zij op 17 april '45 in de duinen bij Overveen doodgeschoten. Het bevel daartoe werd door Lages gegeven; deze heeft hoogstwaarschijnlijk gehandeld in opdracht van Deppners opvolger

631 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

zoveel mogelijk wapens in handen te krijgen waren met dergelijke gedachtengangen verenigbaar. Is dat nagestreefd?

XCZij die dat gedaan hebben, hadden in de hongerwinter en later alle reden om het geheim te houden. Als vaststaand feit kunnen wij hier slechts, op gezag van Wybenga, vermelden dat zich in Friesland een geval heeft voorgedaan waarbij werd ontdekt dat wapens welke tijdens de hongerwinter en kort na de bevrijding uit een opslagplaats van de ES waren ontvreemd, teruggevonden werden bij een communist' - dat initiatief zou zijn uitgegaan van twee in Friesland ondergedoken Duitse communisten: 'intellectuele fanatici', schrijft Wybenga, wier 'opzet (was) te penetreren in het Friese gewapende verzet." Het is geenszins onmogelijk dat zich elders overeenkomstige gevallen hebben voorgedaan. Hoe dat zij, vooral in kringen van de OD en van de LO-LKP waren verscheidenen er van overtuigd dat er in de RVV communisten zaten die bij hun illegale werk de na de bevrijding door hen verwachte machtsstrijd niet uit het oog verloren en dus ook voornemens waren, de aan RVV-groepen uitgereikte wapens vast te houden.'J. c.J.

1 P. Wybenga: dl. III, p. 290. 2 A.v., p. 289. 3 Omgekeerd waren er communisten resp. RVV'ers die hun tegenstanders in de BS verdachten van het streven, gebruik te maken van de bezettingsomstandigheden om bepaalde RVV'ers uit te schakelen. Wij maakten al melding van de (ongegronde) veronderstelling dat Thijssen aan de zou zijn verraden door Six. Een min of meer overeenkomstige verdenking rees begin '45 in Haarlem en omgeving en werd nadien een element van wat na de bevrijding de 'Velser affaire' heette. De commissie-Schöffer, bestaande uit prof. dr. I. Schöffer, prof. mr. A. C. 't Hart en dr. H. Blom, heeft· in de jaren '77 en '78 in het kader van het haar door de minister van justitie opgedragen onderzoek betreffende het opsporings en vervolgingsbeleid inzake P. N. Menten, ook aan die 'Velser-affaire' aandacht besteed. Uit de desbetreffende paragraaf in haar in '79 ver schenen rapport 1945-1976 (pag. 228-29) blijkt het volgende. Medio januari was door een tot de RVV behorende, in de buurt van Haarlem opererende knokploeg een inval gepleegd in een boerderij om ten behoeve van de illegaliteit geld, levensmiddelen en bonnen te bemachtigen. De boer was daarbij doodgeschoten. Toen nu was komen vast te staan dat die inval niet had plaatsgevonden in opdracht van hogere instanties van de RVV of van de BS, werd na breed overleg met leiders van de regionale illegaliteit door de Haarlemse substituut-officier van justitie, mr. N. G. Sikkel, die in die tijd BS-commandant was in het gewest Noord-Holland Zuid (en na de bevrijding procureur-fiscaal werd bij het Bijzonder Gerechtshof te Amsterdam), besloten, de knokploeg van de RVV uit te schakelen door haar leden, die intussen ook bij een kruidenier waren hadden ontvreemd, wegens dat laatste geval vast te zetten. Een niets vermoedende koerierster van de knokploeg (een van het drietal meisjes van wie Hannie Schaft er een was) gaf aan een met Sikkel in BS-verband samenwerkende politieman uit Velsen een lijstje met de namen en

632 [PDF]
DE CPN EN DE RVV

XCOp I7 november '44 kwam in de Delta-Amsterdam de vraag aan de orde 'hoe men er' (aldus de notulen) 'tegenover zal staan wanneer ook hier de toekomstige regering, evenals thans in België geschiedt, order geeft aan alle verzetsgroepen de wapens in te leveren' (in België was die inlevering vier dagen eerder gelast door de minister van oorlog, waarna de drie communistische ministers uit de regering waren getreden - gebeurtenissen die in bezet Nederland bekend waren doordat de BBC en Radio Oranje er melding van hadden gemaakt). 'Het enigjuiste antwoord op deze vraag', aldus de vertegenwoordiger van de OD in de DeltaAmsterdam, 'is: na uur U natuurlijk alle wapens inleveren!' De vertegenwoordiger van de RVVevenwel, de communist Max Meyer, 'ziet een politieke kant aan deze kwestie' en een tweede communist die aan

XCadressen van de leden van de knokploeg en dezen werden medio februari gearresteerd. Er werd toen evenwel door andere politiemannen, van wie enkelen 'fout' waren, verband gelegd tussen de diefstal bij de kruidenier en het neerschieten van de boer en het gevolg was dat zeven leden van de knokploeg aan de SD werden overgedragen van wie er vijf als Todeskandidaten werden gefusilleerd. Uiteraard voelde de koerierster zich schandelijk bedrogen. 'Waarschijnlijk (het komt slechts terloops in enkele [naoorlogse] verhoren aan bod) had zij', schrijft de comrnissie-Schöffer, 'het vermoeden dat bij haar opdrachtgevers van de BS politieke motieven hadden meegespeeld en de liquidatie van juist meer links geachte RVV'ers op zijn minst met enige onverschilligheid tegemoet was gezien.'

XCZonder dat wij ook maar de suggestie zouden willen wekken dat het door de commissie-Schöfferweergegeven 'vermoeden' juist is geweest, willen wij aan hetgeen de commissie heeft gerapporteerd, toevoegen dat mr. Sikkel de RVV in NoordHolland inderdaad als een potentieel gevaar zag voor het naoorlogse Nederland. In een brief d.d. 3 oktober '44 welke bestemd was voor zijn zwager, minister-president Gerbrandyen welke door Caljé aan Gerbrandy werd ter hand gesteld, schreef mr. Sikkelo.m., 'dat RVV voor een belangrijk gedeelte (in Noord-Holland bijv., als ik wèl geïnformeerd ben, zeer, zeer overwegend) uit communisten bestaat Angstig onzeker (blijft) het antwoord op de vraag in hoeverre bij deze groep politieke tendensen werkzaam zijn en of, indien daarin vertrouwen gesteld wordt, dat vertrouwen niet te eniger tijd bloedig zal worden beschaamd. Als ik zeg 'bloedig', bedoel ik dat letterlijk en wel aldus: de werkelijk actieve leden van deze groep waren, vergis ik mij niet, tot voor kort slechts weinigen. Ik meen bemerkt te hebben dat men daar de laatste tijd, zeer recent, actie ontwikkelt tot uitbreiding van het aanhangersaantaJ, enerzijds ter vergroting van 'aanspraken', anderzijds ter opbouwing van een uitgebreider politieke (= communistische) partijorganisatie.

XCMen late zich daardoor niet verblinden, immers: de bijkomers zijn voor een belangrijk deel dan geen lieden die beogen de RVV te steunen in haar werkzaamheden betreffende verzet tegen de vijand, doch lieden die slechts beogen na de bevrijding en na het vertrek der Geallieerde strijdkrachten de communistische eisen kracht bij te zetten door stemmen-aantal èn, misschien, door wapengeweld.' (brief, 3 okt. 1944, van N. J. G. Sikkel aan Gerbrandy, Collectie-]. C. Bührmann, I d (RvO)).

633 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

de discussie deelnam, 'is het er zonder meer niet mee eens dat de wapens na uur U onmiddellijk zouden moeten worden ingeleverd, wanneer de wettelijke regering hiertoe order geeft. Er vindt een korte discussie over dit onderwerp plaats, doch een eenstemmig oordeel wordt er niet geheel over verkregen."

XCVoorzover uit de notulen blijkt, is het onderwerp nadien in de DeltaAmsterdam niet meer besproken. Men kan zich overigens indenken dat de mededelingen van de niet-communisten die in die Delta zaten: in Amsterdam, de hoofdstad, wil de RVV na de bevrijding een door de wettige regering gegeven bevel tot wapeninlevering naast zich neerleggen, onmiddellijk bij anderen bezorgdheid wekten dan wel de al bestaande bezorgdheid versterkten - een bezorgdheid die nog steeg toen de crisis in België op 25 november tot een roerige demonstratie leidde waarbij de gendarmerie ging vuren op een stoet die riep dat de comrnunisten aan de macht moesten komen, en vooralook toen Griekenland in december in een staat van volledige burgeroorlog kwam te verkeren waarbij, afgezien van andersdenkenden, communisten en anti-communisten scherp tegenover elkaar stonden. Het Centraal Bureau van de LO dat begin november aan alle leden van de LO-Top had bericht, 'dat de RVV in vele grote steden communisten benoemd hebben tot leider' en 'dat de CPN grote gewapende groepen heeft", schreef begin februari in uitdrukkelijk als 'geheim' aangeduide 'Topmededelingen',

XC'dat in de RVV heel duidelijk communistische belangen behartigd worden. De RVV houdt onmiskenbaar het gevaar voor revolutie in ... In Amsterdam is in ieder geval de leiding communistisch en in Noord-Holland boven het IJ is de RVV ... uitgesproken communistisch.'

XCScheepstra die de Knokploegen in het Delta-Centrum was gaan vertegenwoordigen en die sterk onder invloed stond van Bruins Slot, beschouwde de CPN als een groot potentieel gevaar" en Six was er van

1 Delta-Amsterdam: Notulen, 17 nov. 1944. 2 CB-LO: 'Mededelingen Topleden', 10 nov. 1944, p. 5 (LO/LKP 1 A). 3 CB-LO: 'Geheime Topmededelingen', I II, 4 febr. 1945, p. 2 (a.v. 1 B). 4 Scheepstra richtte op 17 januari een brief tot twee Overijsselse KP-leiders die hem verweten hadden dat de LKP-Ieiding in december de z.g. beginselverklaring van de LO, de LKP en het Schoolverzet (meer hierover in hoofdstuk II) had mede-ondertekend. 'Jullie weten niet', schreefScheep stra, 'dat er plaatsen in het land zijn waar de communisren bewapend zijn en reeds weken vóór de verklaring hun standpunt tegenover (de] KP stelden als: als er na de bevrijding één KP'er zijn neus buiten steekt, schieten wij hem er af. ... (De] CPN

634 [PDF]
OPHEFFING VAN DE RVV?

overtuigd dat de communisten vroeg of laat zouden trachten de RVV geheel in hun greep te krijgen. Kolonel Koot daarentegen ('ik was politiek ongeschoold') maakte zich over de RVV en de illegale CPN veel minder zorgen" niettemin ging ook hij er in maart naar streven, de RVVals zodanig volledig uit te schakelen. Gelijk eerder vermeld, besloot Six in die tijd, de OD op te heffen - Koot legde toen aan de Raad van Verzet het voorstel voor dat met de RVV hetzelfde zou gebeuren: de organisatie diende, meende de kolonel, ook formeel geheel op te gaan in de BS. De Raad van Verzet weigerde. 'Waar', aldus het antwoord van de Raad d.d. 26 maart", 'door de jongste militaire operaties' (Britten en Amerikanen waren over de Rijn)

XC'de mogelijkheid is geschapen dat ook het nog bezette deel van ons vaderland binnen afzienbare tijd zal zijn bevrijd, acht de Raad van Verzet het tegenover hen, die gedurende de jaren der bezetting in zijn gelederen hebben gestreden, maar vooralook tegenover de nagedachtenis van hen die bij de vervulling van1(J.J.

kan handelen in opdracht van Moskou. Zie Griekenland, enz. enz. Overigens werken wij op goede voet samen met Freek, de leider RVV (communist).' (brief, 17 jan. 1945, van L. Scheepstra aan 'Cor' en 'Daantje', a.v., EC-4). 1 In februari had het Bureau Inlichtingen uit Den Haag het volgende telegram ontvangen: 'Extremistische linkse elementen zeer actief met cellenbouw [en inne ming sleutelposities ook bij illegaliteit, gebruik makende van gedeeltelijk apathische gedeeltelijk opstandige gevoelens o.a. door hongersnood bij bevolking waarbij zelfs wapensteun van Duitse zijde.' Met de vraag' werd dit telegram op 10 februari aan kolonel Koot toegezonden. Deze antwoordde op II maart: in (Teksten in Vollgraff: 'Overzicht telegrammen', p. 61-62). Wij nemen aan dat Koot, alvorens dit telegram te verzenden, Gerben Wagenaar heeft geraadpleegd en vermelden in dit verband dat Carels (de man van het geheime telefoonnet), naar hij ons in '64 schreef, in de loop van februari van de Amsterdamse KP-leider vernam, 'dat KP en RVV geregeld wapens verduisterden en dat hij samenspeelde met Gerben.' Carels had dat aan Koot en Overhoff, de Amsterdamse BS-commandant, gerapporteerd, 'er werd een voorzichtig onderzoek ingesteld, er kwam natuurlijk niets uit de bus.' Carels: brief 1963-64, p. 33 (Doe 1-217, a-g)). Ook prins Bernhard maakte zich in die tijd zorgen over een mogelijke bewapening van de CPN. Hij schreef op 18 februari het concept voor een lang telegram aan kolonel Koot waarin O.m. de volgende passage voorkwam: 'Ben uitermate verontrust omtrent berichten bewapening CPN met door ons afgeworpen materiaal. Verzoeke onderzoek en zo mogelijk achterhalen en voorkomen door nauwer toezicht' (Collectie Ch. H. F. van Houten, map 'BS-tijd'). Deze passage werd geschrapt in de versie van het telegram die naar Koot uitging. 2 RVV,4 b.

635 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

hun plicht onder zijn vaandel zijn gevallen, niet verantwoord, op dit moment tot opheffing van zijn organisatie over te gaan.

XCBovendien heeft de Raad van Verzet, naast de andere organisaties, in de illegaliteit een zekere taak te vervullen, blijkende uit zijn vertegenwoordiging in de GAel, zodat ook op deze grond thans nog niet tot liquidatie kan worden overgegaan.

XCHij heeft echter reeds eerder zijn troepen in de volle omvang ter beschikking gesteld en meent daarmee voldoende aan uw verlangens tegemoet te zijn gekomen.'

XCDie 'troepen' kwamen te ressorteren onder de inmiddels benoemde commandant van het Strijdend Gedeelte der BS. Desondanks: Koots poging om te bereiken dat er na de bevrijding geen RVV meer zou zijn, van welks prestige de communisten gebruik zouden kunnen maken, was mislukt.

XCTekenend is het dat zodanige poging met betrekking tot de Knokploegen, voorzover ons bekend, achterwege bleef. Bij Koot en zijn naaste politieke adviseurs kunnen hierbij twee overwegingen hebben gegolden: zij wisten met zekerheid dat de Top van de LKP elk voorstelom de organisatie op te heffen zou afwijzen en zij beschouwden de Knokploegen als bij uitstek gezagstrouw.

Van Bijnen en de Knokploegen

XC

XCVoordat wij op van Bijnens beleid ingaan willen wij, zoals wij bij Thijssen en de RVV deden, eerst de activiteit beschrijven van de door hem gecommandeerde Knokploegen.

XCIn deel 10 a gingen wij niet verder dan tot eind september. Het waren in die periode de Knokploegen die van het begin van de maand af in grote delen des lands (alleen in het noorden niet) tot een grootscheepse spoorwegsabotage overgingen en in Rotterdam, Ijmuiden en Amsterdam enkele schepen tot zinken brachten die er voor in aanmerking kwamen, door de Duitsers als blokkeringsschepen te worden gebruikt; voorts belemmerden hier en daar de volgens van Bijnens denkbeelden georganiseerde Burgerverzetsgroepen het Duitse wegvervoer. Met het Londense BBO (en via het BBO met het Special Farces Headquarters van Shae] en met

XCI De Grote Adviescommissie der Illegaliteit, namens welke de Contact-Commissie optrad.

636 [PDF]
VAN BIJNENS BELEID

prins Bernhard) stond van Bijnen in contact via BBO-agent de Goede. Zijn in Rotterdam gevestigd hoofdkwartier had rechtstreekse verbindingen met zijn vier Gewestelijke Sabotage-Commandanten: E. J. Gernaat in Gewest I (Friesland, Groningen en Drente), K. Stoove in Gewest II (Overijssel en Gelderland), J. J. F. Borghouts ('Peter-Zuid') in Gewest III (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) en P. W. Hordijk ('Peter-Noord') in Gewest IV (Noord- en Zuid-Holland en Utrecht). Bovendien was van Bijnens hoofdkwartier van begin september af aangesloten op het clandestiene telefoonnet van de CID en kwam hij korte tijd later tot een nauwe samenwerking met de groep-'Albrecht' die, gelijk eerder vermeld, tot begin november het Bureau Inlichtingen in Eindhoven kon bereiken van de electrische centrale bij Geertruidenberg uit en nadien goede cross-verbindingen had door de Biesbos; trouwens, de KP had ook eigen verbindingen door dat gebied.

XCTen aanzien van de sabotage getuigde van Bijnen van een bezonken oordeel: hij woog telkens de voor de Geallieerde oorlogvoering te behalen voordelen af tegen de nadelen voor de burgerbevolking. De activiteit van de Burgerverzetsgroepen zette hij stop nadat de Wehrmacht met represailles was gaan dreigen maar hij gaf opdracht haar te hervatten toen, onmiddellijk na het begin van de grote Geallieerde luchtlandingen, de belemmering van het wegverkeer het effect van de spoorwegstaking kon versterken. Zo ook ten aanzien van de spoorwegsabotage: toen Stoove besloten had deze op de Veluwe te staken in verband met de in hoofdstuk I vermelde dreiging met represailles welke de Apeldoornse Ortskommandant op 30 september met luidsprekerauto's had bekendgemaakt, schreef van Bijnen aan Stoove dat hij zich

XC'verplicht (voelde), er op te wijzen dat momenteel Nederland op het punt staat volledig leeggeroofd te worden, terwijl bovendien ook grote militaire belangen op het spel staan. Ik geef toe dat u de situatie ter plaatse beter kunt beoordelen dan ik. Anderzijds ben ik wellicht meer dan u in staat het geheel te overzien en de eonsequenties van verzets- of sabotagedaden te doordenken. In het algemeen mag de sabotage van vijandelijk vervoer slechts onder zeer bepaalde ernstige omstandigheden worden stilgelegd. In aangelegenheden van een omvang en importantie als deze moet helaas het koele verstand beslissen'!

XCvan het kortaf geven van bevelen was bij van Bijnen geen sprake. Met hart en zielleefde hij met zijn jongens mee - geen Knokploegleider was

I Brief, dd. 12 okt. 1944, van]. A. van Bijnen aan K. Stoove (LO/LKP, 4 E).

637 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

er die hij niet had ingescherpt dat de acties tegelijk doortastend en behoedzaam moesten zijn. Wie hem kende, ging voor hem door het vuur. Vergissingen bij de keuze van personen aan wie hij een verantwoordelijke taak had toevertrouwd, waren zeldzaam bij hem. Moeilijkheden kreeg hij op dat gebied slechts in het noorden waar, zoals in deel IQ a vermeld, een groot deel van de Friese KP'ers zich in september teleurgesteld uit de streek bij Zwolle (ze hadden daar de IJsselbrug tegen vernieling willen beschermen) had moeten terugtrekken. De leiding van Gernaat werd in Friesland door de KP afgewezen - van Bijnen moest zelfbegin oktober naar het noorden reizen om er orde op zaken te stellen. Er werd toen een compromis getroffen waarbij Gernaat in functie bleef maar greep op de situatie kreeg deze niet.

XCVan Bijnens Rotterdamse hoofdkwartier (er werkten zes jeugdige krachten en Hordijk was er als zijn plaatsvervanger en directe adviseur vaak aanwezig) functioneerde vlot. Vooral aan de verbindingen besteedde van Bijnen veel zorg - hij liet er in oktober een aparte, dag en nacht bemande Auto- en Motordienst voor oprichten die voor stalling, onderhoud, reparaties en wijzigingen (auto's welke bij een bepaalde actie waren gebruikt, werden onmiddellijk in een andere kleur overgespoten en kregen dan ook andere nummerborden) gebruik kon maken van de garage in het Beursgebouwen van een officiële Werkstätte van de Wehr macht (Nederlandse arbeiders verleenden daar steun aan de KP).

XCVerbindingen en transportmiddelen waren voor van Bijnen van speciale betekenis omdat zij de basis vormden voor het ontvangen en vervoeren van de gedropte wapens en sabotagemiddelen. Hij vroeg deze aan via de Goede en nog een tweede BBO-agent, Serp Postma, die begin augustus in bezet gebied was gedropt samen met zijn marconist G. H. Reisiger - het had enige tijd geduurd voordat Postma van Bijnen had weten te vinden. Nadien was de situatie deze dat de Goede bij de droppings in het westen des lands bemiddelde en Postma bij die in het centrum en oosten; voor beider werk had van Bijnen grote waardering. Heel begrijpelijk: niets was voor hem belangrijker dan het contact met Londen. Daar zat overigens veel aan vast: organiserend werk dat een groot deel van van Bijnens tijd (bij Thijssen lag het niet anders) in beslag nam. Eerst moesten droppingvelden worden gezocht die alle via het BBO aan de Royal Air Force dienden te worden voorgesteld, hetgeen tot veelvuldige telegramwisselingen leidde: de meeste voorstellen werden namelijk door de RAF verworpen, bijvoorbeeld omdat de nachtelijke oriëntatie boven de bewuste streek moeilijk was of Duits luchtafweergeschut zich

638 [PDF]
DROPPING BIJ PUTTEN

dan vijf-en-twintig KP'ers dagelijks op zoek naar droppingterreinen - begin november berichtte de provinciale KP-leider, Cor Been, aan van Bijnen, 'dat ... 20 afwerpterreinen met zorg waren uitgekozen, waarvan er tot nu toe nog maar 16 zijn afgekeurd.'!

XCHoe het bij een dropping toeging waarbij aan moeilijkheden geen gebrek was, leert de door de commandant van een speciale droppingploeg opgestelde en aan Hordijk toegezonden beschrijving van de dropping welke bij Putten plaatsvond in de nacht van zaterdag 30 september (de dag van de represaille-dreiging in Apeldoorn) op zondag loktober (de dag van het bijeendrijven van de mannelijke inwoners van Putten):

XC'Nadat wij wederom enige nachten tevergeefs hadden gewacht, verscheen op 30 september zaterdag om 9.15 uur het vliegtuig. Wij waren op onze post en seinden overeenkomstig de gestelde regelen .... Het vliegtuig vloog ... in op de dwarsrichting van onze opstelling. Doorvliegende in dezelfde lijn werd de lading bestaande uit 25 containers ineens losgelaten ongeveer 1 à 1 '/2 km. hemelsbreed uit onze opstelling. Je begrijpt onze stemming op dat moment. Wij snelden naar de plaats des onheils en constateerden het volgende:

XCa. een container was precies op een boerderij gevallen dwars door de stroozolder en een zware eiken dwarsbalk om vervolgens op de vloer van de deel terecht te komen. Het geval stond rechtop met gespannen touwen aangezien de parachute als een prop in het gat zat gepropt. Vijf meter verder zat het boerenechtpaar dat gelukkig met de schrik vrij kwam. Het was een grote ravage.

XCb. Een koe in het achterliggende land ~erd getroffen en moest onmiddellijk door ons worden afgemaakt.

XCc. In totaal 7 containers waren in de lucht losgegaan met het gevolg dat de inhoud, bestaande uit stens met munitie, over enkele kilometers verspreid lag. Doordat alles tegelijk werd losgelaten sloegen de containers tegen elkaar ell gingen los. Het was een rotherrie van j ewelste.

XCd. Enige containers lagen op de zandweg. De rest in de bossen en weilanden. Eén hing boven in een boom. De laatste lag 2 à 2'12 km uit het terrein.

XCWij hadden een sterke bezetting en zijn onmiddellijk aan het werk gegaan. Enige wachten werden uitgezet. Verschillende omliggende bewoners constateerden de dropping hetgeen geen wonder was, gezien de herrie en het vroege uur (9.15). Tegen de ochtend hadden wij het grootste gedeelte geborgen en in de gereedstaande wagen gestopt, welke tegen zonsopgang vertrok. Bij daglicht borgen wij het verspreid liggende losse materiaal bij elkaar, ongeveer 2 containers vol.

XCDoch nog was het niet genoeg. In het in de nabijheid gelegen dorp waren tweeJ.

, Brief, z.d., van C. Been aan A. van Bijnen (a.v., 4 A).

639 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

Duitsers gedood en zondagochtend begonnen daar de moffen razzia's op grote schaal. Het gevolg was dat vluchtelingen de bossen bevolkten.

XCDrie dagen heeft dat gijritje geduurd ....

XCInmiddels was de vroeg vertrokken wagen wederom ter plaatse verschenen. Hij kon niet naar Apeldoorn aangezien het daar niet safe scheen te zijn. Wij zetten hem 10 km verder ergens goed neer. Hij kon daar niet blijven aangezien de Moffen ook daar razzia's hielden en de wagen bijna insloten. De jongens vonden echter nog een gat en ontvluchtten via een grote omweg met de wagen weer terug. Wij hebben hem toen maar weer opgeborgen en zijn maandagochtend weer met de wagen vertrokken en daar had hij rust op een goed plaatsje. De situatie ter plaatse was nu zo langzamerhand oudragelijk. Heel de week praatte men over het geval. Het was hopeloos. Ik besloot de streek te verlaten. De ploeg vertrok en enige lieden bleven achter ter regeling van de lopende zaken. Ik waarschuwde de Gewestelijk Sabotage-Commandant II te Apeldoorn en vroeg hem het terrein te liquideren. Na enige dagen kregen wij contact met Tonnie.' Dat ging best. Het losse restje werd door hem meegenomen en kwam goed over. Het contact met Apeldoorn was weg. Enige lieden waren gepakt en gefusilleerd. Het gevolg was dat de top de benen nam en alle mannen met vacantie stuurde. Het was ten hemelschreiend. Niets kon je meer vinden .

XC. . . Opgemerkt zij, dat wij hier zitten in een practisch onbekend terrein, waar wij ons niet ten volle zullen kunnen ontplooien. De Tommies zijn hier wel dichtbij. Het is constant feest. Wij voeren hier practisch niet veel uit momenteel. Behalve een beetje rommelen met gevluchte Engelsen doen wij niets. Wij vieren verlangen eigenlijk naar de ploeg van Rotterdam. Daar horen wij en daar kunnen wij ons productief maken. Maar dat alles doet niets ter zake .

XC. . . N.B. Nog iets. Ik heb de getroffen boer schadevergoeding. toegezegd. Na de oorlog komt dat goed. Die vent heeft zich prachtig gehouden, ondanks alles, en heeft een grote pluim verdiend. De piloot die dat voor elkaar gebracht heeft i, niet wijs geweest. Dat is geen oorlogvoeren meer. Dat is bangelijk kinderwerk naar mijn mening. Gaarne zou ik zien, dat daar werk van gemaakt werd aan de overzijde. Zo kunnen wij niet werken .... Wij zijn geen stukken vlees, die er op wachten geconserveerd te worden. Het is nu goed gegaan, maar het had anders kunnen zijn."

XCMen ziet: de in de nacht van 30 september op loktober bij Putten gedropte wapens werden in eerste instantie op de Veluwe opgeborgen. Vandaar vond dan het verdere transport plaats in grote of kleine hoeveelheden. Bij grote hoeveelheden werden bij transporten van de Veluwe vaak vrachtauto's van de Nederlandse Arbeidsdienst gebruikt en ook wel auto's van de marechaussee, meegenomen door een aantal chau.ffeursdie

XC1 Vermoedelijk was dit een KP'er uit de provincie Utrecht. 2 Rapport, 10 okt. 1944,

640 [PDF]
BEWAPENING DER KNOKPLOEGEN

waren ondergedoken.' Van Bijnen kon soms beschikken over een wagenpark van wel twintig auto's en vrachtauto's - de lezer kan zich voorstellen, hoeveel moeite het telkens kostte, daar banden, benzine en olie voor te vinden.

XCIn ons vorige deel vermeldden wij dat van Bijnen ten behoeve van zijn Knokploegen tot 14 september in totaal 80 containers had ontvangen. Daar kwamen in de vier daarop volgende weken alleen al in het noorden en westen des lands (de gegevens voor het oosten ontbreken) 148 containers bij. 'In het algemeen', zo rapporteerde hij op IS oktober aan kolonel Koot, 'is de verhouding wapens: sabotagemateriaal ongeveer 3: 1.' Hij schreef voorts:

XC'In Rotterdam is KP thans volledig bewapend, althans voorzover het de kerngroepen betreft. Ik ben thans begonnen aan het bewapenen van de kerngroepen om Rotterdam, d.w.z. in Dordrecht, Vlaardingen, Maassluis, Schiedam enz . . . . In het algemeen is de situatie wat KP betreft, deze dat op de vermoedelijke brandpunten bewapening aanwezig is, doch dat deze over het geheel nog zeer veel te wensen laat."

XCDe KP maakte in die tijd een duidelijk onderscheid tussen de 'kerngroepen' of'kernploegen' (de eigenlijke Knokploegen) en de 'aangetrokken groepen': personen die graag in KP-verband zouden meestrijden maar voor wie voorlopig geen wapens en sabotagemiddelen beschikbaar waren. In de stad Utrecht waren eind september vier Knokploegen met tezamen veertig KP'ers, 'geen aangetrokken groepen (geen wapens)', berichtte Been aan Hordijk. 'Als ik er een dag op uit ga, krijg ik net zoveel mensen als ik wil, dat is geen kunst.' De provincie Utrecht telde toen, afgezien van de stad Utrecht, zes Knokploegen met ca. zeventig KP'ers en daar waren ca. driehonderd anderen 'aangetrokken'. Hun bewapening was toen nog schamel: voor ca. honderdtien KP'ers waren 13 stenguns, 17 geweren, 4 karabijnen, ca. 8 (ouderwetse) geweren en ca. 50 pistolenvan ca. 20 km worden vervoerd. 2 Rapport, 15 okt. 1944, van J. A. van Bijnen aan H. Koot (LO;LKP,

I De eerste voor de Friese Knokploegen bestemde wapens, ca. 2 ton, werden eind september afgeworpen bij Zweelo, ca. 20 km ten zuidoosten van Beilen. Met drie KP'ers en twee man van de waterpolitie wilde Piet Oberman, leider van de Friese Knokploegen, de zending gaan ophalen met de motorboot van de waterpolitie uit Sneek. Die boot kwam niet verder dan bij Beilen doordat de beweegbare spoorbrug in het Oranjekanaal door de Duitsers was vastgezet (de spoorbrugwachter was staker geworden). De zending moest toen des nachts in een boerenwagen over een afstand

641 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

beschikbaar, 'munitie practisch nihil. Dit is de nuchtere waarheid.' 1 In Amsterdam bevonden zich begin oktober ca. honderd KP'ers en ca. zevenhonderd man in 'aangetrokken ploegen'. Samuel Esmeijer, de commandant van de Rotterdamse Knokploegen, rapporteerde op 9 oktober aan Hordijk dat de ca. twèehonderd Rotterdamse KP'ers de beschikking hadden over 176 stenguns, 20 karabijnen, 66 pistolen en 150 (van de Duitsers gestolen) handgranaten - de KP'ers in Den Haag hadden toen maar 30 stenguns (en 4 karabijnen), die in Dordrecht uitsluitend 25 stenguns, die in Vlaardingen 10. 'Voor RVV of stoottroepen OD liggen nu', aldus Esmeijer, 'klaar: 16 karabijnen, 107 stenguns, 126 handgranaten, 30 granaten' (die konden alleen gebruikt worden als men kanonnen bezat van hetzelfde kaliber) 'en 24 geweren? - duidelijk is dat de Knokploegen in de eerste plaats zichzelf hadden bewapend.

XCIn het westen des lands was Rotterdam de stad waar de KP numeriek het sterkst en bovendien het best bewapend was. Geen wonder! Van Bijnen en Hordijk hadden er hun actiecentrum en de Rotterdamse KP-leider Esmeijer, zoon van een leraar van de Christelijke Ambachtsschool aan de Cordelweg", was een rustige en evenwichtige figuur van wie een groot gezag uitging. Zijn Knokploegen waren, gelijk reeds vermeld, goed gewapend - ook beschikten zij over talrijke Duitse uniformen. Het hoofdkwartier, aanvankelijk gevestigd in de genoemde school, was op Dolle Dinsdag te bekend geworden; het werd verplaatst naar een loterijkantoor aan de Diergaardesingel.

XCWat de in Rotterdam ondernomen acties betreft, voegen wij (voorlopig niet verder gaande dan tot eind november) aan wat wij terzake reeds vermeldden toe dat KP'ers er eind september met veel moeite in slaagden, de leidingen naar de door de Duitsers in de Maastunnel aangebrachte explosieven op een moeilijk te controleren punt onklaar te maken. Eind september ging de Rotterdamse KP, zulks op voorstel van het DeltaCentrum, tot actie over tegen de Nederlandse arbeiders die, ter voorbereiding van de vernieling der haveninstallaties, gaten in de kademuren hadden aangebracht en van wie een deel, ook nadat die arbeiders op 22opgenomen. Nadien was hij blind aan het linkeroog. Zulk een daad van laffe wraak kon de haat welke de KP'ers jegens de SD koesterden,

L Brief, 3 0 sept. I944, van C. Been aan P. W. Hordijk (a.v.). 2 Rapport: a.v., D. 3 Uit woede dat zij de zoon niet in handen had kunnen krijgen, had de Rotterdamse midden juli '44 de vader uit zijn huis gehaald; hij was in het stadscentrum zo mishandeld dat hij zwaar gewond in een ziekenhuis moest worden 1 Blijkbaar is die 21 000 voor een deel gebruikt om gelden die de Rotterdamse Knokploegen in september hadden geleend, terug te betalen. 2 Rapport, 26 okt. 1944, van 'Arend' (LOjLKP, 5 D).

642 [PDF]
BEWAPENING DER KNOKPLOEGEN KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

september waren ontslagen, ander werk voor de Wehrmacht was gaan verrichten. Het kantoor van een van de aannemers die door de Wehrmacht waren ingeschakeld, werd eind september door een Knokploeg bezet, die de uitvoerder (de aannemer was niet aanwezig) en de Baufûhrer ies plaatse doodschoten en de ca. dertig aanwezige arbeiders waarschuwden dat hun, als zij hun werk voortzetten, hetzelfde lot zou wachten - de Knokploeg verdween met medenemen van het aanwezige geld en van de naam- en adreslijsten van alle arbeiders die bij de betrokken aannemer in dienst waren. Enkele dagen later, 4 oktober, pleegde de Rotterdamse Knokploeg van 'J os' een overval op het postkantoor bij het station Delftse Poort. Er werd een bedrag van bijna f I 140 000 buitgemaakt; daarvan nam de Knokploeg van 'Jas' bijna f40000 op, zij gafvoorts f690000 aan Esmeijer, frooooo aan de Geheime Dienst N ederland en fr 85 000 aan enkele andere illegale relaties - eind oktober had zij nog f125 000 in kas. Esmeijer stond van de door hem ontvangen f 690 000 f 500 000 aan de leiding van het districtRotterdam van het NSF af en f 70 000 aan andere illegale relaties en reserveerde f 50 000 voor het Rotterdamse KP-werk ('waarvan', zo werd aangetekend, 'uitgegeven over sept/okt f z r 000"); hij hield f70000 in kas." Ook in het oosten des lands werd door de KP een belangrijke 'geldkraak' uitgevoerd. Mede teneinde in Twente en elders in Overijssel de steun aan de spoorwegstakers mogelijk te maken pleegden vijf leden van de KPAlmelo, na terzake van het Special Farces Headquarters verlof te hebben gekregen (de Twentse Knokploegen stonden daarmee in contact via het Jedburgh-team van majoor Brinkgreve), op IS november een overval op het plaatselijk bijkantoor van de Nederlandse Bank. Gelijk al vermeld, werd daarbij het voor die tijd formidabele bedrag van f 46 mln buitgemaakt. Het Special Farces Headquarters had doen weten dat van het te bemachtigen geld slechts het deel dat voor de financiering van het illegale werk nodig was (de steun aan onderduikers inbegrepen) mocht worden gebruikt en dat de rest moest worden vernietigd of tot na de bevrijding verborgen. De KP'ers begonnen met de gehele buit te verstoppen in de hooiberg van een boerderij. Twee weken later werd een LO'er gearresteerd die pb's had ontvangen van een KP'er die een tijdlang employé wasf

643 [PDF]

geweest van het bankkantoor te Almelo en aan de overval had deelgenomen. De gearresteerde LO'er gaf het ontmoetingsadres van de KP'er prijs (een café), bij wie zich, toen hij werd gearresteerd, nog een tweede lid van de KP-Almelo bevond die ook een van de overvallers was geweest. Beiden werden aan zware verhoren onderworpen waarin zij niets loslieten. Vervolgens werden zij geconfronteerd met de directeur van het bijkantoor van de Nederlandse Bank, een NSB'er, die zei dat hij zijn ex-employé als overvaller herkende. Toen daarna aan de twee werd beloofd dat zij zouden worden vrijgelaten als zij vertelden waar de f 46 mln was verstopt, bezweken zij voor die verleiding. Het geld werd door de SD opgehaald - de twee KP'ers, de chauffeur die de buit had vervoerd, de boer bij wie ze was verstopt en de caféhouder en zijn broer werden allen naar concentratiekampen in Duitsland getransporteerd; de caféhouder was de enige die daar in leven bleef.

XCBeide overvallen: de Rotterdamse en de Almelose, lokten elders in de illegaliteit kritiek uit. In Amsterdam werd de Almelose overval door de leden van de Kern, aldus het verslag van de Kern, 'zeer betreurd en er werd verzocht aan de aanwezigen, hun organisaties mee te delen niets van dit geld aan te nemen. Nogmaals werd er op gewezen dat deze geldovervallen' (de Kern dacht ook aan de Rotterdamse 'kraak') 'ten strengste afgekeurd moesten worden.'Kolonel Koot deed een rondschrijven uitgaan" naar de gewestelijke commandanten van de BS ennaar de OD, de KP en de RVV waarin hij het de taak noemde van BS'ers, dit soort overvallen te voorkomen, 'indien u voor de NBS geld nodig hebt, kan dit bij mij worden aangevraagd.' Ook het Centraal Bureau van de LO keurde de Almelose overval in een van zijn 'Mededelingen' af, maar ontving toen uit Twente, aldus de 'Mededelingen' d.d.december;' 'hevig verontwaardigde brieven die ons verzekerden dat deze overval het normale karakter droeg van een echte kraak, uitgevoerd door een bonafide KP, in opdracht van bonafide groepen .... Gaarne bieden we ons excuus aan.'

1 23

XCWij herinneren er aan dat het beleid van de leiding van het district

1 'Verslag Kern, week 13 (GÁC, I a). 2 Exemplaar in LO/LKP, 4 A. I A.

644 [PDF]
DE 'GELDKRAAK' TE ALMELO

Rotterdam van het NSF na de bevrijding door het bestuur van de Stichting Nationaal Steunfonds werd gedesavoueerd: aan de Stichting LO/LKP werd toen het afgestane bedrag van f 500000 terugbetaald - het werd door laatstgenoemde stichting gebruikt om haar documentatiewerk te financieren,

XCNa de kraak op het postkantoor bij het station Delftse Poort (4 oktober) bereidden de Rotterdamse Knokploegen een overval voor die op 24 oktober in de vooravond zou worden uitgevoerd: een op de gevangenisafdeling van het hoofdbureau van politie aan het Haagse Veer. In de ochtend van die dag zouden KP'ers bovendien op een plaats in het centrum van de stad belangrijke documenten overnemen van iemand die beweerd had met de SD in contact te staan. Dit was een val geweest: het kwam die ochtend bij de afgesproken plaats tot een schietpartij; één SD'er en één KP'er werden gedood, twee KP'ers gevangen genomen. Esmeijer had die dag veiligheidshalve zijn vader naar een ander adres overgebracht. Dat had hij goed gezien: 's middags kwam de SD de vader ophalen; toen deze bleek te zijn verdwenen, werd zijn woning in brand gestoken.

XCDe overval op het hoofdbureau van politie ging door. De KP'ers, door enkele koeriersters vergezeld, kwamen bijeen in de bestuurskamer van de Christelijke Ambachtsschool.' Esmeijer zette er het plan voor de actie uiteen. 'Sympathiek en vastberaden geeft hij', aldus later de bij de bespreking aanwezige directeur van de school, 'met zachte stem instructies .... Geen spoor van moedeloosheid ofinzinking. Met een vastberaden trek om de dunne lippen staat hij daar, met een notitieboekje in de hand, waaruit de ingewijden niet de tekenaar' (Esmeijer was een begaafd tekenaar en bovendien een begaafd violist) 'doch wel de fijne tacticus herkennen."

XCDe tweede overval verliep geheel volgens plan. De cantinechef van het hoofdbureau was voor medewerking gewonnen: hij liet van zijn naast

I Zij konden het normale vergaderadres in het loterijkantoor niet gebruiken, aange zien de mogelijkheid bestond dat een van de des ochtends gevangen genomen KP'ers dit adres had moeten prijsgeven. 2 Chr. Ambachtsschool Rotterdam: (I945), p. 6.

645 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

de cantine gelegen woning uit een groep van twintig zwaargewapende KP'ers tot de cantine toe waar vier hunner een SS-uniform, één een politie-uniform aantrokken. Die vijf werden na een telefoontje aan de hoofdbewaker op de vierde verdieping (de cellen bevonden zich op de vijfde) tot het gevangenisgedeelte toegelaten, overvielen op de vierde verdieping de hoofdbewaker en twee agenten en op de vijfde een paar andere bewakers en enkele Landwachters. Zes-en-veertig gevangenen, onder wie vijf-en-dertig politieke gevangenen" werden bevrijd, zulks terwijl de 'foute' hoofdcommissaris van politie in zijn kamer zat te werken. Esmeijer verliet als laatste het hoofdbureau. Buiten stonden vijf auto's van de KP klaar om de bevrijden naar onderduikadressen te brengen: vier personenauto's en een vrachtauto, merk Ford, die gepantserd was. 'Ik reed de pantserford met achttien bevrijde gevangenen', vertelde die avond 'Blonde Henk'. 'Mijn wagen was de achterste, ik liet mijn lichten schijnen. Wát een gezicht: vier wagens vol met bevrijde gevangenen en onze jongens met stens op de treeplanken!"

XCPrestaties als deze versterkten de KP'ers in hun overtuiging dat er geen illegale werkers waren die in sterker mate dan zij de vijand te lijf gingen. Van de acties van de 'brigades' van de RVV merkten zij weinig en van de werkzaamheid van de OD in het geheel niets. Het prestige van de RVV-groepen leed trouwens schade toen tot de KP'ers doordrong dat die groepen opdracht hadden gekregen, telefoonkabels door te snijden, terwijl toch (maar dat wist de RVV blijkbaar niet) het gehele telefoonnet voor het illegale werk van veel betekenis was. 'C~mmandanten RVV ontvingen', zo rapporteerde Stoove begin oktober aan van Bijnen (die het rapport aan Thijssen doorzond),J.Rotterdam: De verzetsbetveging en de Christelijke Ambachtsschool te Rotterdam 1940-1945,

1 Onder de elf overigen 'zat', aldus de directeur van het loterijkantoor, 'van alles en niet veel goeds'. Een van die elf gaf aan de beschrijvingen van de KP'ers, hij werd door de Knokploeg van ~Jos' neergeschoten. Toen bleek dat de man deze aanslag had overleefd en in het ziekenhuis aan de Coolsingel was opgenomen, werd hij door leden van dezelfde Knokploeg in dit ziekenhuis geliquideerd. (G. P. de Vries: (I945), p. 3 I). 2 Chr. Ambachtsschool

646 [PDF]
'ONZE JONGENS MET 'STENS' OP DE TREEPLANKEN!'

'opdracht tot doorsnijden telefoonkabels. Aangezien de betrokken commandanten meenden niet over voldoende afgerichte mensen te beschikken, deden zij een beroep op mij. Ik was van mening dat deze opdracht niet afkomstig kon zijn van A[l/iedJ H[igh ] Cjommand] en weigerde mijn medewerking te verlenen. Toen de RVV-commandanten bleek dat de opdracht inderdaad niet van AHCafkom stig was, reageerden zij door zich spontaan aan te melden bij [de] KP. Ook de ondercommandanten sloten zich bij [de] KP aan en werden, daar wij toevallig over wapens beschikten, door ons bewapend, hetgeen ik overigens vanzelfsprekend vond. Ik kan mij voorstellen dat top-RVV een en ander niet bepaald prettig vindt."

XCDe aansluiting van RVV-groepen bij de KP was geen algemeen verschijnsel. RVV-groepen waren er die, zelfstandig blijvend, zich zo snel mogelijk trachtten uit te breiden. OD-groepen deden hetzelfde. Daarnaast meende de OD dat zijn officieren er in de eerste plaats voor in aanmerking kwamen, de belangrijkste functies te krijgen in de nieuwe bevelsstructuren die in BS-verband werden opgericht. Harmonie tussen de drie groeperingen was vaak ver te zoeken. Eind september schreef Been, die toen kort tevoren door Hordijk was ingezet als KP-commandant in de provincie Utrecht, dat hij daar 'de rottigste baan (had) die hij ooit gehad (had)' ('je wordt van alle kanten verneukt en ze werken je van de OD en RVV tegen zoveel ze kunnen")? - met name de Deltavorming stuitte niet alleen binnen de RVV maar ook binnen de KP op grote weerstanden. Een Knokploeg die, elders door de SD opgejaagd, in de herfst van '44 aan een bestaande Haagse Knokploeg werd toegevoegd, kon het met die ploeg uitstekend vinden, maar de hogere leiding in Den Haag, d.w.z. het gewestelijk commando van de BS, was, aldus een verbitterd relaas, 'een sterrenhemel. Het regende namelijk ex-majoors, ex-kolonels en overste's tot generaals toe. Al deze lieden hadden eigen, zeer geheime banen met eigen bureaus en administraties. Resultaat: een papierwinkel waar niemand meer uitkwam? - een ietwat overdreven voorstelling van zaken, stellig, maar niet overdreven is vermoedelijk dat de Haagse Knokploeg opdrachten van de BS-leiding in Den Haag ontving die op onjuiste inlichtingen bleken te berusten. Er worden er in het geciteerde relaas vier genoemd; wij geven de 'tweede stunt' weer:J.

1 Rapport, 5 okt. I944, van K Stoove aan A. van Bijnen (RVV, 4 q). 2 Brief, 20 sept. I944, van C. Been aan P. W. Hordijk (LO/LKP, 5 C). 3 'Claesz Cornpaen (I945 of I946), p. 6.

647 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XC'Ergens op de Laan van Meerdervoort woonde een oude dame die in het bezit zou zijn van een snelvuurgeweer. Opdracht was om dit op te gaan halen, als wachtwoord moest men zeggen 'gestuurd te zijn door Nettie de naaister.'

XC'Snelvuurgeweer, wat snelvuurgeweer, ik weet van geen snelvuurgeweer! Gaat u alstublieft weg, onmiddellijk weg, ik roep de politie! Snelvuurgeweer, en dat op mijn leeftijd, een schande is het, dat is het!'

XCTableau.

XC's Avonds had de leider van het stel een begin van muiterij te bezweren."

XCDe algemene kijk die de KP'ers hadden op de van Londen uit opgelegde samenwerking in het verband van de Binnenlandse Strijdkrachten vindt men duidelijk uitgedrukt in Het Grote Gebod, waar in het aan de Landelijke Leiding der Knokploegen gewijde gedeelte het volgende staat:

XC'De NBS had de grote fout dat zij alles dooreenmengde en daardoor een rem werd op het actieve verzet. In plaats van een voor de hand liggende combinatie der drie organisaties en een verdeling der taken van sabotage voor LKP en RVV en bewakingsdiensten voor de aD, werd nu overal een felle strijd om de macht gevoerd, waarbij de een niet voor de ander wijken wilde ... De hele idee van samensmelting van zo verschillend geaarde en gerichte elementen was ... een betreurenswaardige domheid. Plannen werden doorkruist, draden in de knoop getrokken; het was een warboel waar men niet uitkwam en welke het actieve verzet paralyseerde. De vorming der NBS ... (trok) [verder] tal van waardeloze en schadelijke elementen aan en (maakte) een menigte van SD-penetraties mogelijk. .. Overal werden, dikwijls totaal nutteloze, vergaderingen gehouden?

XC- scherpe kritiek, zoals men ziet. Daargelaten of zij juist is (dat willen wij aan het slot van het volgende hoofdstuk bezien) - zo werd het door de KP'ers gevoeld en misschien wel door niemand sterker dan door hun Landelijke Sabotage Commandant.

XCVan Bijnen had voldoende algemeen inzicht om te begrijpen dat uit de vorming van de onder bevel van prins Bernhard staande Binnenlandse

XC, A.v., p. 7-8. 2 Rogier van Aerde (ps. van A. J. H. F. van Rijen) in Hel Grole Gebod, dJ. r,

648 [PDF]
KRITIEK VAN KP'ERS OP DE BS

Strijdkrachten belangrijke consequenties zouden voortvloeien. Hij voorzag dat, als de Geallieerden voldoende wapens zouden droppen, in een latere fase van de bevrijdingsstrijd wellicht militaire acties mogelijk zouden worden waarbij men behoefte zou hebben aan de leiding van ervaren militairen I hij had er dan ook geen bezwaar tegen dat voor de topleiding van de Binnenlandse Strijdkrachten een beroep zou worden gedaan op een opperofficier; daarbij dacht hij aanvankelijk aan generaal Reynders. Eerder in dit hoofdstuk vermeldden wij evenwel dat van Bijnen, die naar Den Haag was gegaan met het oog op het gesprek dat daar met Reynders zou worden gevoerd, teleurgesteld naar Rotterdam terugkeerde toen hem duidelijk was gemaakt dat het Delta-Centrum een 'bevelvoerende Üguur' zou worden, anders gezegd: dat de bevelen voor de Knokploegen voortaan niet meer van Rotterdam uit door hem gegeven zouden worden maar door het Amsterdamse Centrum waarbij zich een Commandant zou gaan bevinden. Samen met Thijssen zond hij vervolgens op 20 september een brief aan de Contact-Commissie der Illegaliteit waarin zij 'de schakel Delta-C' tussen prins Bernhard en henzelf 'alsmede bevelvoering via de Driehoeken' (regionale en plaatselijke) 'van militair standpunt bezien een monstrum' noemden. De gehele zomer van '44 was van Bijnen rusteloos in touw geweest om, ter bestrijding van de Duitse bezetter, de Knokploegen op hun sabotagetaak voor te bereiden - nu moest hij van midden september af tot zijn pijnlijke verrassing een nieuwe, geheelonvoorziene strijd voeren: een binnen het eigen kamp, waarbij hij, geheel in overeenstemming met het gevoelen van zijn KP'ers, tot het uiterste wilde opkomen voor zijn zelfstandige positie.

XCOp 24 september (kolonel Koot was toen drie dagen in functie) voerde van Bijnen een eerste gesprek met de Delta-Commandant, waarin Koot erkende dat hij weinig of niets van het semi-militaire verzet wist, ~n vanJ.(notitie, 17 sept. 1944, van J. A. van Bijnen aan K Stoove, LOjLKP, 4 D)

1 Tekenend achten wij het dat hij op 17 september opdracht gaf aan Stoove, onmid dellijk de luitenant-ter-zee tweede klasse Ch. 1. F. Douw van der Krap uit Arnhem naar Rotterdam te sturen. Van Bijnen had enkele dagen eerder van Stoove vernomen dat deze in verbinding stond met Douw van der Krap, dieuit het krijgsgevangenen kamp Stanislau was ontsnapt, in Warschau twee weken aanwezig was geweest na de op I augustus uitgebroken grote opstand en later in augustus met hulp van en samen met de Philips-directie in Warschau naar Nederland had kunnen entsnappen. Van Bijnen schreef op de 17de aan Stoove dat hij Douw van der Krap 'Commandant Rotterdam' wilde maken, 'dit is in dit geval het belangrijkste commando in ons land'.

XCHet was Stoove onmogelijk, de uitnodiging aan Douw

649 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

Bijnen zei dat hij in Rotterdam wilde blijven. Nadat hij vervolgens aldaar opnieuwoverleg had gepleegd met Thijssen (zij hadden besloten, nauwer te gaan samenwerken), zonden Thijssen en hij op 29 september een brief aan kolonel Koot' waarin zij van die nauwere samenwerking mededeling deden, voorts berichtten dat zij hun eventuele meningsverschillen rechtstreeks aan prins Bernhard zouden voorleggen en tenslotte de tot op die dag van de prins uitgegane bevelen aldus interpreteerden dat het DeltaCentrum en zijn Commandant slechts waren 'een orgaan voor de distributie van de algemene bevelen en voor het bevorderen van het systeem van eenhoofdige bevelvoering in die streken waar tussen verschillende formaties nog geen overeenstemming is bereikt' - welnu: de LKP en de RVV waren het eens geworden. Terwijl dit schrijven in voorbereiding was, ontving van Bijnen bericht van zijn op 18 september in Eindhoven bevrijde Gewestelijk Sabotage-Commandant III, Borghouts, dat deze (zoals wij in ons vorige deel vermeldden) er in was geslaagd, op de zoste en z rste lange besprekingen te voeren met prins Bernhard in diens hoofdkwartier bij Brussel. 'Kerel', zo antwoordde van Bijnen in een uitvoerige brief d.d. 28 september",

XC'wat heb ik gezwoegd en gepiekerd, gevloekt en geknarsetand over die verrekte bewapening. En dan te bedenken, dat de heren nu met de regelmaat van een klok afgooien. Als er nu maar drie .slagzinnen' doorkomen, halen we minachtend de neus op. Vijf of zes per avond wordt nu normaal.

XCEnfin, volgende oorlog beter.

XCDe bewapening loopt dus, hoewel het nog lang niet is wat het zijn moet, want er zijn fantastische hoeveelheden nodig.

XCNu de hoofdzaak: je initiatief om naar Brussel te stuiven is werkelijk splendid. Ik ben zo blij als een gek dat ... je er in geslaagd bent, tot P[rins] B[ernhard] door te dringen en onze belangen te bepleiten, waarmee je tevens de belangen van ons vaderland ten zeerste gediend hebt. Het mag in alle objectiviteit gezegd worden, dat het merendeel van alles wat tot dusver is gepresteerd, op rekening komt van onze jongens.'

XCVan Bijnen stortte vervolgens Zijn gal uit over het Delta-Centrum. 'Men (heeft)', schreef hij,J.J. 5 B). 2 LOjLKP,4 D. 'De slagzinnen waarmee in de Londense radio-uitzendin

1 Brief, 29 sept. 1944, van A. van Bijnen en Thijssen aan H. KOOI (LOjLKP,

650 [PDF]
VAN BIJNENS BRIEVEN AAN BORGHOUTS

'alles geprobeerd om via de beroemde Driehoek ons werk te torpederen en onmogelijk te maken. Onmogelijk wat men voorstelde in driehoofdige leiding. Aangezien dit militaire kolder was, heb ik dit absoluut geweigerd en dit met mijn beruchte hardnekkigheid koppig volgehouden tegen alle smaad, bedreiging en vleierij in. Het spel was te doorzichtig. Na drie weken fel volhouden I heb ik nu eindelijk mijn zin. Er is nu een eenhoofdige leiding die benoemd is door de Driehoek, waarin van ieder der organisaties twee leden zitting hebben." Deze Driehoek is politiek oppermachtig maar heeft met de militaire zaak niets te maken. Dat behoort uitsluitend tot het terrein van de commandant, een kolonel, voor zover ik na kan gaan een eerlijk en volkomen a-politiek man, die niets weet van sabotage, hetgeen hij dan ook ruiterlijk erkende. Het gevolg is natuurlijk dat Lange Jan en ik, beschouwd als wèl deskundigen, machtiger zijn dan ooit en dat de commandant alleen daar is om operatieve beslissingen te nemen, hetgeen in feite hierop neerkomt dat hij, normalerwijs, de orders van A[lIied} H[igh} Clommand] opvolgt.

XCMaar deze man is wel voor andere dingen bruikbaar, n1. voor het strikt militaire apparaat. . Een plan om alle actieve verzetters, dat zijn dus KP, RVV plus Stoottroepen OD te verenigen tot een mobiele brigade onder mijn commando heb ik getorpedeerd, daar het met een tijdsfactor tegen ons niet practisch uitvoerbaar is.' Overigens kan P[rins] B[ernhard] gerust zijn: de eenheid is er. Formeel: in Driehoek en eenhoofdige leiding. Praktisch: RVV en KP zijn het roerend met elkaar eens. Het ideaal: 'Alle Mensdien toerden. Brüder' schijnt nabij'. Jan en ik hebben reeds gezamenlijk bevelen samengesteld, enz.'

XCWat bedoelde van Bijnen met de woorden: 'Deze man' (kolonel Koot) 'is wel voor andere dingen bruikbaar, n1. voor het strikt militaire apparaat'? Het volgende: van Bijnen wilde een strikte scheiding aangebracht zien tussen de sabotage en de guerrilla enerzijds en anderzijds het deelnemen met grotere eenheden aan gevechtshandelingen zodra de Geallieerden eenmaal naderden; de voorbereiding van dat laatste wilde hij aan kolonel Koot overlaten. Niet dat hij dacht dat dat iets om het lijf zou hebben! 'Ik tracht', schreef hij aan Thijssen op 13 oktober' (hij was toen teruggekeerd van zijn bezoek aan het noorden des lands en wist dat Thijssen daags tevoren in Amsterdam met kolonel Koot had gesproken),

XC'de diverse gew. commandanten te overtuigen dat zij het maquis-werk dienen

I Op 7 september was in Amsterdam tot de vorming van de Top-Driehoek beslo ten. 2 Voor de LKP de LO-man Pruys en de KP'er Kloots. ' Dit was een plan van Pruys en Kloots; wat de door van Bijnen genoemde 'tijdsfactor' betreft: hij rekende er kennelijk op dat de Geallieerden na 'Arnhem' spoedig een nieuwe stoot over de rivieren zouden ondernemen. 4 RVV,4 q.

651 [PDF]
KOOT, TH1JSSEN EN VAN B1JNEN

over te laten aan KP-RVV en wel onder eigen leiding, terwijl film taak eerst begint met de gevechtshandelingen. Hieronder te verstaan het optreden in groter militair verband, waartoe het naar mijn persoonlijke, zij het niet tegen betrokkenen uitgesproken, mening niet zal komen. Ik heb de diverse heren commandanten, die ik hierover sprak, kunnen overtuigen en hoopte nu dus na overleg met jou, Delta C voor dit plan te winnen'

XCmaar van gemeenschappelijk optreden met Thijssen kon voorlopig geen sprake zijn want deze was, gelijk eerder vermeld, naar Drente vertrokken.

XCVoor zijn plan trachtte van Bijnen toen prins Bernhard te winnen. Om dat te bereiken, zond hij op 16 oktober een lid van de Top van de LKP, Piet de Beer ('Witte Piet'), naar het bevrijde zuiden met een lange aan Borghouts gerichte, maar in feite voor de prins bestemde brief' waarin hij eerst reageerde op de noodtoestand die zich in bezet gebied had ontwikkeld. 'De vijand is bezig', schreef hij,

XC'ons uit te moorden, uit te putten, leeg te roven. De honger dreigt. Echte honger. Gebrek aan het allernoodzakelijkste. Het Nederlandse volk ... is een merkwaardig volk: het wil ieder passief verzet plegen, zo lang dat nodig blijkt. Maar actief? Neen, dat ligt het Nederlandse volk niet. Het is geen volk van guerrillastrijders, geen militair volk. De actieve verzetsgroepen, ook wij, vooral wij, worden onpopulair. Wij immers plegen het actieve verzet dat rechtstreekse, aanwijsbare represailles oplevert. Spoorlijn stuk? Zes, zeven, tien mensen gefusilleerd. Onrust in de omgeving, angst. Schuldvraag. Antwoord: KP of RVV. Meestal KP. Ook hiertegen vechten wij, verbij sterd, hard, zoals alleen KP dit kan.'

XCEr volgde een beeld van wat van Bijnen op zijn tocht naar het noorden had gezien:

XC'Het allerergst zijn de colonnes mannen, voortsjokkend langs de wegen, naar een onbekende bestemming, een onbekend doel. Gebogen hoofd, slepende gang, onderworpen. Maar je tast hun verzet, je voelt de uitstraling van hun haat.

XCKerel, ik kan zelfs niet trachten je te vertellen welk een haat zich hier in de laatste zes weken heeft opgehoopt, geconcentreerd. Een ijskoude haat, waartoe ik mijzelf met mijn vrienden nooit in staat heb geacht en die nu altijd bij ons is... Ik heb altijd getracht, groot te zien, ook in geschiedenis. Hier kan ik dit niet meer. Ik kan me niet meer op het standpunt stellen dat deze mensenlevens volkomen onbelangrijk zijn ... Ik zie hier alleen hoe het vleesgeworden sadisme mijn volk ten onder doet gaan. Hier past slechts: haat. Mijn jongens, de kern

I LOjLKP,4 E.

652 [PDF]
VAN BIJNENS BRIEVEN AAN BORGHOUTS

groepen, rukken aan de ketting als nijdige honden. Ze grommen te willen toebijten. Maar: nu niet, nog niet.

XCWij doen wat we kunnen, maar er is maar één mogelijkheid: aanvallen, nu! Over veertien dagen is Nederland volkomen uitgeput, uitgehongerd, uitgeroofd. Moet ik nu aanvallen? Mijn beste mensen offeren? Zonder nuttig effect te bereiken? Alleen maar om te sterven in schoonheid? Quien sabe?' Ik niet. En daarom speel ik troef, d.w.z. ik gehoorzaam aan mijn bevelen en ik wacht, wacht. Eindeloos. Enfin, laat ik ophouden met dit pathetisch gedoe! Het heeft weinig ander nut, dan jou een inzicht te geven in de situatie en je, naar ik hoop, nog vastberadener te maken. Overigens deed het ook mij goed, mijn opinies en gevoelens eens in woorden te kristalliseren.'

XCNa die ontboezeming kwam van Bijnen 'terzake: de situatie op 'verzetsgebied'. Er is', schreef hij, 'slechts één woord voor: droevig.' Kolonel Koot miste 'volkomen, maar dan ook volkomen, het inzicht in de mogelijkheden en vooral de onmogelijkheden van het maquis-werk', zijn bevelen waren, 'enkele héél goede buiten beschouwing gelaten', 'om dol van te worden', de invloed van de OD steeg - hij had nu weer een bevel ontvangen dat inhield dat de z.g. beschermingstaken volgens aanwijzingen van sectie V van de OD (majoor Kok dus) moesen worden uitgevoerd,

XC'ik pas voor de eer ... Dit gaat niet, positief niet ... Je weet dat ik, om het nu maar eens duidelijk te zeggen, de pest heb aan die verfoeilijke Ol.r-mentaliteit, dat 'attentisme' ... Ik verdom het om aan te zien dat zij ... het gehele verzetswerk in handen nemen, om er nog maar niet van te spreken dat in de zes provincies, waarin een gewestelijk commandant gekozen werd, zes O'D' ers commandant zijn ... Als het niet zo tragisch was, zou men er om kunnen lachen.

XCDan sprak ik er nog niet van dat zij als G[ewestelijkJ C[ommandantJ de wapens inpikken die op onze afwerpterreinen komen, waarvoor mijn jongens het risico lopen. En ik kan niets doen, want Delta C is immers de commandant?

XCMen krijgt nu deze figuur: RVV en KP commanderen ieder hun eigen onderdelen, die echter ook weer ondergeschikt zijn aan de eenhoofdige leiding. Hoe kan dit? Antwoord: het kan niet! Zeker niet, als de eenhoofdige leiding dan bovendien nog een Ol.r-man is. En natuurlijk is hij dat meestal. Hij is de man met militaire kennis, hij heeft de sterren en balken. Dat hij niets, letterlijk niets weet van maquis-werk, dat de waarde van zijn militaire kennis (ik neem nu gemakshalve aan dat die aanwezig is) gelijk is aan nul, doet blijkbaar niet terzake. Deze mensen hebben niets geleerd en niets vergeten ... Deze mensen denken in militaire termen. Ocharme! Zie deze ondervoede, ongetrainde, niet wapen

I Wie weet het?

Indextermen: Kok, J.
653 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

vaste mensen zonder vuurervaring optreden tegen geregelde troepen. Resultaat: slachting. Van onze mensen dan, wel te verstaan. Nuttig effect: nihil. Geef mij mijn kleine, maar uitgezochte KP, stuk voor stuk rnannen met verzetservaring en ik doe er wonderen mee. Wel te verstaan: op I'naquis-gebied. Wat ik in de eigen organisatie gedaan heb is: instruerend optreden. Ik u/eet, dat het straks onmogelijk is voor mij, meer dan algemene bevelen en aanwijzingen te geven. Ik uieet dat het onmogelijk is, straks een gewest te commanderen als bijv. Overijssel of welke andere provincie ook. Ik u/eet dat ik bijv. in Rotterdam niet eens van West naar Zuid kan komen. Ik u/eet dat zelfs de snelste verbinding altijd vele uren achter de tactische feiten aanhinkt en dat tenslotte slechts de man ter plaatse die kan beoordelen.

XCEn onder die omstandigheden mijn jongens toe te vertrouwen aan ODmensen met siebzigjein-und-siebzig-mentaliteit?' Aan Delta C met idem, idem?

XCAlleen op uitdrukkelijk en positief bevel van de opperbevelhebber en anders niet .

XC. . . Ik heb aan het schrijven van deze brief een nacht opgeofferd, want overdag heb ik geen tijd.

XCIk heb dit niet gedaan omdat ik het zo prettig vond. Ik kom al slaap genoeg tekort. Wat ik vanje verwacht is dat je, in samenwerking met Piet, alles zult doen om de prins nauwkeurig in te lichten ... Hoe je het doet kan me niet schelen. Dat laat ik aan jou over. Wil je gedeelten van deze brief als basis nemen: best. Wil je hem in zijn geheel aan PB laten lezen, ook al goed ... Doe je best, kerel. Je dient er een waarlijk Nederlands belang mee. Good luck en tot spoedig weerziens.'

XCDaags na het verzenden van deze brief trok van Bijnen opnieuw naar Amsterdam. Kolonel Koot kon hij niet ontmoeten, wèl diens chef-staf, kapitein de Boer, aan wie hij zei dat hij een lange brief naar het Zuiden had gezonden, dat hij wenste dat zijn Gewestelijke Sabotage-Commandanten door het Delta-Centrum zouden worden erkend, dat hij zich het recht voorbehield, zijn Knokploegen aan het gezag van het Centrum te onttrekken (hij wist dat kolonel Koot nog niet door prins Bernhard in zijn functie was bevestigd) en dat hij het bevel inzake de beschermingstaken niet kon aanvaarden. 'Het spreekt natuurlijk vanzelf', schreef hij aan Gernaat,

XC'dat het materiaal dat op de afwerpterreinen neerkomt, niet bestemd is voor OD-attentisten. Eerst worden onze eigen mensen grondig bewapend. De rest interesseert mij niet ... Laat je door niets en niemand intimideren. Vecht tegen [de] OD-mentaliteit als een razende Roland. Doe ik ook."

XC1 Toespeling op de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. a Brief, 18 okt. 1944, van J. A. van Bijnen aan E. J. Gernaat (LO(LKP, 2 B).

654 [PDF]
WOHDT VAN BrJNEN 'DELTA-COMMANDANT'?

XCPiet de Beer arriveerde op 20 oktober in Eindhoven. Borghouts gaf van Bijnens brief naar Brussel door waar de prins zich bevond en kon aldaar op de z jste samen met de Beer een lang gesprek voeren met de prins, die in het gezelschap was van majoor van Houten en ritmeester Frowein. Borghouts bepleitte er, zo berichtte hij aan van Bijnen, 'dat één man moest worden belast met de leiding van het actieve verzet in Nederland.' Voor die functie kwamen, betoogde Borghouts, slechts twee personen in aanmerking: 'Lange Jan' en 'Frank' - de prins moest maar kiezen. 'De reactie was', aldus Borghouts, 'precies wat ik verwachtte dat ze zou zijn. Eénparig klonk het uit drie monden: 'Lange Jan nooit'. 'Welnu', heb ik gezegd, 'dan blijft verder geen keus. Dan moet Frank commandant ofwel Delta-Commandant worden."

XCDe Beer nam de voor van Bijnen bestemde brief van Borghouts mee naar Engeland, deed daar één oefensprong uit een vliegtuig, werd gedropt boven bezet gebied en enkele dagen na de bespreking bij de prins had van Bijnen Borghouts' brief voor zich liggen, kort dus nadat hij kennis had genomen van de kwetsende aanval op de Knokploegen waartoe Thijssen in zijn memorandum van 24 oktober was overgegaan. 'Commandant ofwel Delta-Commandant'! Hij zag er tegen op. 'Mijn eerste reactie', zo schreef hij op 2 november aan Borghouts, 'was: 'is ie nou helemaal een haartje ... Ik heb geen zorgen genoeg zonder dat?', maar hij had zijn naaste vrienden in het verzet geraadpleegd, voor en tegen afgewogen, vertrouwde dat hij ondanks Thijssens aanval goed zou kunnen samenwerken met de RVV'ers en was 'tot de conclusie gekomen dat ik zal moeten accepteren en deze wel zeer zware verantwoordelijkheid op de schouders nemen als de taak mij opgedragen wordt' - accepteren, ondanks het feit dat hij zich, zo schreef hij, door al het 'geklets en gekonkel, geknoei en gedraai' 'zorgelijk en vermoeid' voelde.'

XCMaar Borghouts was voorbarig geweest.

XCSterker nog dan in de voorafgaande weken was de prins in de laatste week van oktober gaan beseffen dat de verhoudingen aan de top van de Binnenlandse Strijdkrachten een volslagen warboel dreigden te worden. Dat de tegenstellingen tussen de OD, de RVV en de LKP bezig waren zulk een scherpte van te nemen dat, zo leek het, de drie organisaties steeds

XCI Brief 24 okt. f944, van J. J. F. Broghouts aan J. A. van Bijnen (LO/LKP, 3 F). 2 Brief,2 nov. 1944, van J. A. van Bijnen aan J. J. F. B<;JrghoL1ts(a.v., 4 F).

655 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BIJNEN

meer als kemphanen tegenover elkaar gingen staan, vervulde hem met grote bezorgdheid. Thijssen had hij op 22 september al doen weten, 'dat hij met dit gekrakeel niet (wenste) te worden lastig gevallen', maar het gekrakeel duurde voort en werd steeds luider. Hij droeg er na het gesprek met Borghouts en de Beer zorg voor dat het Special Farces Headquarters op I of 2 november het Delta-Centrum een 'aan alle Binnenlandse Strijdkrachten in Nederland' gericht telegram deed toekomen van de volgende inhoud' :

XC'Met grote bezorgdheid hebben wij de uitwisseling van berichten gevolgd, welke betrekking hebben op de onenigheid die blijkbaar bestaat tussen bepaalde ondergrondse organisaties. Wij, Britten, hebben ons alle moeite gegeven, u van wapens te voorzien met het doel dat u zoudt helpen de Duitsers uit uw land te trappen, wanneer de juiste tijd gekomen zal zijn. Door hun tegenwoordige houding doen de ondergrondse organisaties precies wat de Duitsers gaarne zouden willen dat zij doen. Zij verkwisten kostbare tijd. Komt alstublieft tot elkaar en lang leve uw koningin - van uw Britse bondgenoten."

XCWas het nu bevorderlijk voor de eendracht indien van Bijnen 'commandant ofwel Delta-Commandant' zou worden? De prins ging aarzelen - Thijssens vertegenwoordiger Hoogeweegen zal er wel op gewezen hebben dat men dat de RVV niet kon aandoen en wij nemen aan dat Caljé en Frowein die de OD vertegenwoordigden, op de positie van deze organisatie hebben gewezen. De prins hakte toen de knoop door door op I november (de dag waarop Thijssen door Koot ontheven werd van het bevel over de RVV-groepen) aan Koot, Thijssen en van Bijnen het volgendetelegram te zenden":

XC'Ik keur ten zeerste af steeds weerkerende onderlinge verwijten, waarbij eigen verzetsmentaliteit hoger wordt aangeslagen dan die van anderen Voor mij bestaat ... geen verschil in verzetsmentaliteit doch wel in geschiktheid voor organisatie en uitvoering van onderscheiden taken. Alleen op dit laatste verschilligt in het onzelfzuchtig naamloos elkaar dienen, God, Oranje en Vaderland ter ere!' (a.v., p. 320--21). 'Tekst in het verhoor van P. J.

1 Tekst: dl. VII a, p. ]20. 2 Kolonel Koot nam dit telegram dat op 3 november was gedecodeerd, op 4 november in een speciale dagorder op waarin hij sprak van 'een zeer zeker verdiend verwijt ... Laat het ernstig manende woord van onze Britse bondgenoten, aan wie wij oneindig meer verschuldigd zijn dan wapens alleen, voor u evenals voor mij het verlossende woord zijn dat ons er op wil wijzen dat onze kracht als vogelvrij verklaarde Geuzen, neen heel de kracht van Herrijzend Nederland,

656 [PDF]
PRINS BERNHARD GEEFT NIEUWE BEVELEN

behoort de differentiëring in bevelvoering te zijn gebaseerd. Daarom bepaal ik nu het navolgende:

XC1. Chef-stafOD, Frank-KP en Karel-RVV zullen persoonlijk ... zitting nemen in Delta-Centrum in plaats van vertegenwoordigers.

XC2. Commandant-Delta treedt op als militair adviseur doch heeft beslissende stem indien in Delta geen eenstemmigheid van gevoelen kan worden bereikt.

XC3. Voorbereiding en uitvoering van specifiek sabotageen guerrillawerk in kleiner verband dient na gemeenschappelijk overleg in principe ... in handen te worden gesteld van KP en RVV, eventueel aangevuld met voor dit werk geschikte vrijwilligers uit OD.

XC4. Voorbereiding en uitvoering van door mij gewenst en eventueel nader aan te geven gewapend optreden in groter verband en ter ondersteuning van Geallieerde legeroperaties dient na gemeenschappelijk overleg in principe ll1 handen te worden gesteld van gewapend gedeelte Binnenlandse Strijdkrachten onder leiding van beste krachten OD met militaire ervaring, ongeacht rang of leeftijd.'

XCUit dit telegram bleek dat de prins wat het te verrichten verzetswerk betrof, de door van Bijnen geopperde scheiding had overgenomen: scheiding tussen 'sabotage- en guerrillawerk' enerzijds en 'gewapend optreden in groter verband' anderzijds. De leiding van dit alles wilde hij dus toevertrouwen aan Six, Thijssen en van Bijnen met kolonel Koot als adviseur en als man die de beslissingen moest nemen als die drie het niet eens zouden worden.

XCKoot legde zich bij het bevel van de prins neer, en gaf het, voorzover het een scheiding aanbracht tussen 'specifiek sabotage- en guerrillawerk in kleiner verband' en 'gewapend optreden in groter verband', aan de gewesten door, maar het was hem al vanwege de weigering van Six en van Bijnen om met Thijssen samen te werken onmogelijk terug te komen van het besluit waarbij hij Thijssen van zijn commando over de RVVgroepen had ontheven.

XCVan Bijnen reageerde heel anders: in zijn persoon zou, ware hij commandant van de BS geworden, de LKP een preponderante positie hebben gekregen - nu was ze toch weer met de RVV en de OD op één lijn geplaatst. Bovendien verloor hij zijn zelfstandigheid; er lag het niet mis te verstane bevel van de prins voor hem: hij moest zitting nemen in het Delta-Centrum, 'dat praatcollege', zei hij weer tegen Hordijk.' Hij deed het, maar hij had daarbij geen ander voornemen dan er zijn uiterste best te doen om zijn KP'ers naar voren te schuiven.

I Getuige P. W. Hordijk, a.v., p. 400.

657 [PDF]
KOOT, THI]SSEN EN VAN BI]NEN

XCAan leden van de Top van de LKP, alsook aan leidende figuren van de LO, had zich in die tijd de indruk opgedrongen dat communisten veel invloed hadden in de RVV. De Top van de LKP had eind augustus alle Knokploegen onder van Bijnen geplaatst en nu was deze notabene nauw met de RVV gaan samenwerken! Rombout, voorzitter van de Top, had van Bijnen op 2 november een brief gestuurd 1 waarin het scherpe verwijt was vervat dat deze de beginselen van het LOjLKP-verzet uit het oog had verloren. '(Ik) heb', schreefRombout, 'altijd afgekeurdje samengaan met de RVV, een politiek die ik verderfelijk acht voor ons land en voor' onze LKP. Wat toch is het geval? De leiding van de RVV is in handen van overtuigde communisten die, zeker, in volle overtuiging de oorlog hebben verklaard aan het nationaal-socialisme doch slechts om ons daarvoor in de plaats te geven een minstens even gevaarlijke vorm van dictatuur.' Tegen dit verwijt nu ('in vele opzichten een verrassing') verdedigde van Bijnen zich in een lange, ongedateerde brief> waarin hij er op wees dat hij 'van uit mijn en ons aller levensbeschouwing' (van Bijnen was katholiek) 'zowel OD als RVV als potentiële vijanden' had gezien. 'De vraag was nu', ging hij verder,

XC'hoe bestrijd ik deze beide vijanden zonder daarbij het militaire probleem volkomen te verwaarlozen. Oplossing: neem RVV onder controle en bestrijd daarmee OD die militair gezien het belangrijkste is. Indien men slaagt in het uitschakelen van OD en het beperken van de macht of de potentiële macht van RVV, kan men zich daarna, als de tijdsfactor dit toestaat, keren tegen de RVV.'

XCWat de RVV betrof, was 'het met alle mogelijke middelen voorkomen van wapenleveranties' aan deze organisatie een van zijn 'tactische middelen' geweest; daardoor was hij er, meende hij, in geslaagd, 'bij RVV aanzienlijke verwarring te stichten en haar groei, althans politiek gezien, aanmerkelijk af te remmen zonder daarbij de militaire belangen uit het oog te verliezen. Vergeet vooral niet dat ik stelselmatig Lange Jan en de Raad van Verzet tegen elkaar in het harnas joeg.' Zijn 'aanval op de OD' had gefaald toen hij niet tot Delta-Commandant was benoemd, 'voor mij persoonlijk een bitter ogenblik'. Hij was nu van plan, in het Delta

XC1 LO/LKP, EC-4.

658 [PDF]
VAN BIJNENS 'MERKWAARDIGE BRIEF'

Centrum 'in principiële kwesties, die kunnen leiden tot versteviging van de politieke RVV-invloed', samen te gaan met de OD, aangezien deze 'in ieder geval rechtse beginselen had.'

XCEen merkwaardige brief! Hebben deze en dergelijke politieke overwegingen inderdaad in de maanden september en oktober van Bijnens beleid jegens de OD en de RVV bepaald? Slechts in deze ene, nogal Machiavellistische brief heeft hij de zaak zo voorgesteld. Dat pleit op zichzelf niet tegen het waarheidsgehalte van de brief, maar in dat stuk verzweeg hij dat hij bij twee gelegenheden (op de dag van de grote Geallieerde luchtlandingen, 17 september, en op 6 oktober) zijn Knokploegen had geïnstrueerd ten nauwste met de RVV-groepen samen te werken en deze zo mogelijk ook van wapens te voorzien - onze indruk is dat hij in zijn brief aan Rombout eerder zijn best deed, de Top-LI<P een argumentatie voor te leggen waarmee deze genoegen zou nemen, dan dat hij uitkwam voor het hoofdmotief dat zijn beleid jegens de OD en de RVV had bepaald: de overtuiging dat zijn Knokploegen het effectiefst tegen de vijand optraden, dat het wenselijk was dat zij dat in de grootst mogelijke zelfstandigheid deden, en dat, als men dan al tot een bundeling van het semi-militair verzet wilde overgaan, hij' er in de eerste plaats voor in aanmerking kwam, als landelijk bevelhebber op te treden. Zijn brief was trouwens niet vrij van innerlijke tegenspraak: zou, wie de RVVals een communistisch gevaar zag, niet in de eerste plaats met de 'op rechtse beginselen' gebaseerde OD zijn samengegaan?

XCDat samengaan met de OD bleef van Bijnen afwijzen. Toen hij persoonlijk in het Delta-Centrum werd opgenomen, zag het er naar uit dat in twaalf van de dertien gewesten waarin gewestelijke commandanten Strijdend Gedeelte moesten worden benoemd, de keuze op een OD'er zou vallen. Hij zag een mogelijkheid, toch nog iets voor de KP te redden. Kolonel Koot had blijkens zijn bevel van 26 oktober boven de gewestelijke commandanten van de BS (Strijdend Gedeelte) zes Rayon-Conimandanten willen plaatsen - op dat denkbeeld werd nu in het DeltaCentrum dieper ingegaan. In twee opzichten werd het gewijzigd: er zouden niet zes nieuwe functionarissen worden benoemd doch slechts vier, en die vier zouden niet Rayon-Commandant worden doch RayonVerbindingsofficier. Van Bijnen nu beschouwde het als een groot succes dat de keuze voor die vier op KP'ers viel: dr. J. W. Duyff in Noord-, Holland, Hordijk in Zuid-Holland en Utrecht, Stoove in GelderlandOverijssel, Gernaat in de drie noordelijke provincies. Meer nog: die Rayon- Verbindingsofficieren zouden niet aan kolonel Koot rapport uitbrengen maar aan hèm - men kreeg dus de figuur dat Koot als Com

659 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

mandant der Binnenlandse Strijdkrachten de Gewestelijke Cornmandanten en de Rayon-Verbindingsofficieren onder zijn bevelen had maar dat er, schrijft van Ojen, 'daarnaast, daartussen en daardoorheen een tweede commandant' was, formeelondergeschikt aan Koot, 'doch zelfstandig beschikkend over diens verbindingsofficieren. Beschouwd van een militair standpunt uit had men hier te doen met een gedrochtelijk geval.'!

XCWat van Bijnen er mee beoogde, was, menen wij, duidelijk: via de Rayon-Verbindingsofficieren wilde hij het 'sabotage- en guerrillawerk in kleiner verband' uit het geheel van de BS lichten en onder eigen leiding nemen. De r yde november waarop het Delta-Centrum met de benoeming van de vier Rayon-Verbindingsofficieren accoord ging, was voor hem een grote dag, 'de dag van het verzet', zei hij tegen Hordijk." Hij besefte overigens dat het eindeloze moeite zou kosten, te bereiken dat zijn vier KP'ers, die formeel niet meer waren dan verbindingsofficieren, greep zouden krijgen op het beleid van de Gewestelijke Commandanten van de BS en dat zulks zou leiden tot reeksen conflicten en reeksen discussies waarvan hij, man van de daad, gruwde.

XCHad hij er de kracht nog voor?

XCIn zijn brief van 2 november aan Borghouts (brief, waarin hij zich bereid had verklaard, Koot op te volgen) had hij zich 'zorgelijk en vermoeid' genoemd - de vermoeidheid werd er niet minder op. Hij leed voorts onder de scheiding van zijn gezin, hij had last van zijn maag, alleen met pervitine hield hij zijn energie op peil maar het gebruik van dat middel leidde telkens weer tot extra-grote vermoeidheid en kwam de helderheid van zijn denken en zijn evenwichtigheid niet ten goede.' Sterker nog evenwel dan de spanning van het illegale werk vrat aan hem, dunkt ons, het besef dat hij er niet in was geslaagd, zijn Knokploegen zelfstandig te houden. Dat had een diepe verbittering in hem gewekt - verbittering tegen kolonel Koot, tegen Six, ook tegen de prins die zich, zo zag hij het, door partijdige adviseurs had laten bepraten om zijn benoeming tot opvolger van Koot niet te laten doorgaan.

I Van Ojen: p. 207. 2 dl. I, p. 402. 3 Wijverrnelden in dit verband dat de broer van de grote KP-leider Johannes Post, Marinus Post, die in het westen des lands een nogal zelfstandig opererende Knokploeg leidde, op 20 oktober in handen van de SD viel doordat hij, die veelvuldig pervitine had gebruikt, bij een vlucht over de daken na een schietpartij plotseling onder een afdak in slaap was gevallen - daar werd hij door de SD gevonden; hij werd op I7 november in Alkmaar als gefusilleerd.

660 [PDF]
'GEEF MIJ WAT NIEUWE MOED'

XCEen gedichtje schreefhij in die dagen, 'Driekoningentriptiek', waarvan de eerste strofe getuigt van zijn verslagenheid: 'Driekoningen, driekoningen, geef mij wat nieuwe moed. De oude is versleten, maar niemand mag het weten voordat ik sterven moet."

XCOmstreeks 20 november reed van Bijnen in een auto met chauffeur naar Zutfen teneinde er zich van te vergewissen of de man die als Gewestelijk Commandant-Achterhoek (Strijdend Gedeelte) was gedacht, geschikt zou zijn als 'vechtcommandant' ; hij vond van niet en zond op donderdag 23 november een kort schriftelijk rapport toe aan kolonel Koot en de leden van het Delta-Centrum." Op vrijdag ging hij naar Apeldoorn voor een gesprek met Stoove. Enkele dagen eerder had de Apeldoornse SD een inval gedaan in het gebouw van de Kamer van Koophandel te Utrecht waar het gewestelijk commando van de BS bijeen was en bij die gelegenheid (de bijeenkomst was verraden) was ook de BBO-agent Postma gearresteerd. Op vrijdag 24 november bleek dat Postma met een aantal andere arrestanten opgesloten zat in de Willem Hl-kazerne te Apeldoorn. Of Stoove dan wel van Bijnen dat als eerste had vernomen, weten wij niet, wèl dat van Bijnen Stoove opdracht gaf, op de kortst mogelijke termijn een overval voor te bereiden op de kazerne; daarbij veronderstelde hij dat Jan Thijssen, die uit de gevangenis in Den Haag was verdwenen (deze was, gelijk eerder vermeld, naar Zwolle overgebracht), óók in Apeldoorn opgesloten zat.

XCUit Apeldoorn reed van Bijnen naar Amsterdam, waar hij nog diezelfde vrijdag een bericht opstelde, inhoudend dat zijn Rotterdarnse hoofdkwartier 'in verband met de gewijzigde bevelvoering' van maandag 27 november af verplaatst zou zijn naar Amsterdam.' In de loop van zaterdag begaf hij zich naar het onderduikadres van zijn vrouwen zoon om bij hen het weekend door te brengen. Peter Hordijk, aldus van Bijnens vrouw, kwam met hem mee." 'Mijn man zou', vertelde zijn vrouw twee-en-een-half jaar later aan Ad Goede,

XC, Hel Crote Gebod, dl. I, p. 401. 2 LO/LKP, 4 F. 'A.v. "Het kan zijn dat een andere KP'er is meegegaan - Hordijk althans wist zich in '81 dit gebeuren niet te herinneren.

661 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

'met Peter een of ander plan uitwerken; ze hadden een heel fijne fles wijn bij zich. Ik had een kruik met klare op de kop getikt. Ik zeg: 'Jullie met je gezuip, breng de wijn naar de kelder, ben je bedonderd. Ik denk er niet aan,jullie moeten je hersens bij elkaar houden.' Ik kom terug en zeg: 'Drink dan wat goeds' en zet de kruik op tafel. Hij had een paar borrels op toen Peter naar de keuken kwam en zei: 'Er is niets met hem te beginnen.' Ik ga naar hem toe en hij waggelde naar boven en viel als een blok in bed. Ik zeg: 'Kruip er onder, blijf maar liggen.' Dat was om een uur of vier. Ik ga naar boven om een uur of zes, heb losgemaakt wat hem kon knellen en om elf uur ga ik naar bed en maak hem even wakker. Ik zeg: 'Heb je even lekker geslapen?' 'Ja, maar zo kort. Ik kan niet meer.' Ik heb hem uitgekleed en toen zei hij: 'Alsjeblieft, kind, laat me slapen, het is een rotboel, dit en dat', en toen kwamen alle verhalen naar buiten.

XCNadat hij de hele nacht geslapen had, zou hij 's ochtends mee gaan fletsen. Toen we ergens gingen zitten, viel hij weer in slaap.' I

XCOp maandag zat van Bijnen met smart te wachten op nader bericht van Stoove. Hij hoorde niets. Dat verbaasde hem niet geheel want hij had de indruk gekregen dat Stoove dicht bij het einde van zijn krachten was. Maar hoe moest dan de overval op de Willem Hl-kazerne georganiseerd worden? Hij besloot 's middags weer naar Apeldoorn te gaan en Esmeijer, de Rotterdamse KP-commandant, specialist in het organiseren van overvallen, in zijn auto mee te nemen. Tegen Hordijk zei hij dat zij, mocht dat nodig zijn, zelf de overval op de kazerne zouden organiseren. 'Ik heb', zei Hordijk aan de Enquêtecommissie, 'Frank persoonlijk gewaarschuwd zelf niet mee te gaan, gezien de functie die hij bekleedde en het werk dat nog verricht moest worden."

XCIn Apeldoorn bleek dat Stoove niet veel had bereikt; deze had weinig vertrouwen in de overval op de kazerne en van die kazerne was nog niet eens een situatietekening aanwezig maar alleen een nogal primitieve kaartschets - van Bijnens 'nijdige reactie' (aldus Het Grote Gebod) was: 'Dan zal ik het zelf wel doen'." Esmeijer en hij besloten te beginnen met op de volgende dag, dinsdag 28 november, de situatie bij de kazerne persoonlijk te gaan verkennen. 'Ongetwijfeld', aldus Het Grote Gebod, 'is dit zelf gaan van Frank een grote fout geweest, welke men alleen verklaren kan door het grote belang dat hij hechtte aan deze onderneming die hij in de gegeven omstandigheden zonder persoonlijk ingrijpen

I Ad Goede: Verslag van gesprek met mevr. van Bijnen, I6 april I947, p. 7 (LO/LKP, ED-4). 2 Getuige P. W. Hordijk, dl. VII c, p. 402. 3 dl. I, P·4 0 3·

662 [PDF]
VAN BIJNEN SNEUVELT

hopeloos zag mislukken' I zeker, die factor heeft een rol gespeeld, maar gaat men te ver met daarnaast te veronderstellen dat van Bijnen uit de ergernis en uit de frustraties van de voorafgaande maanden als het ware vluchtte in een directe, levensgevaarlijke actie waarvan de risico's hem eerder aantrokken dan afschrikten? Het was of er een onbewuste kracht in hem werkte die hem, commandant van een organisatie waaruit zoveel strijders waren gesneuveld of de vijand in handen gevallen, ook zelf de dood deed zoeken.

XCDe bossen bij de Willem III-kazerne waren een Sperrgebiet waarin veelvuldig werd gepatrouilleerd en om de kazerne lag een prikkeldraadversperring. Dinsdagochtend lieten van Bijnen en Esmeijer de auto met de chauffeur bij het Sperroebiet wachten. Een SD'er merkte de auto op en bleef haar in het oog houden. Intussen gingen van Bijnen en Esmeijer te voet verder. Esmeijer liep moeilijk (enige tijd tevoren had hij bij een overval een kogel in zijn knie gekregen) en van Bijnen had in tegenstelling tot Esmeijer de revolver die hij steeds bij zich had, niet meegenomen. Stoove had hun aangeraden, met het oog op mogelijke fouillering geen wapens te dragen - van Bijnen had dat advies opgevolgd, Esmeijer niet en daarbij had van Bijnen zich neergelegd.

XCDicht bij de prikkeldraadversperring gekomen namen zij de situatie op. Een Duitse officier naderde, vroeg naar hun papieren en gelastte een soldaat, hen te fouilleren. Op dat moment trok Esmeijer zijn revolver en schoot. Het wapen ketste. Hij sloeg er de soldaat mee neer en van Bijnen en hij namen de vlucht. Esmeijer werd op slag doodgeschoten door de officier, van Bijnen werd in de buik getroffen door de kogels van een passerende patrouille. Bij fouillering vond men het schetsj e dat, hoe primitief ook, aantoonde dat aan een overval op de kazerne was gedacht. Van Bijnen werd als' Terrorist' op het prikkeldraad geworpen waar men hem uren liet liggen. Toen hij nog tekenen van leven vertoonde, werd hij het noodhospitaal in de kazerne binnengedragen. Hij weigerde er elke mededeling en stierf er in de loop van de dag.

XCAls represaille werden twaalf illegale werkers en een op zijn onder

I A.v.

663 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

duikadres gearresteerde Amerikaanse 'piloot', die allen in de Willem III-kazerne gevangen zaten, door de Apeldoornse SD doodgeschoten. De chauffeur van van Bijnens auto kwam om in een concentratiekamp en de geheime agent Postma werd op 2 december in Apeldoorn gefusilleerd.'

XCVan Bijnens uitschakeling betekende dat van het instituut der RayonVerbindingsofficieren niet veel terecht kwam. In het Delta-Centrum werd hij opgevolgd door Hordijk, hetgeen betekende dat één van de vier Rayon- Verbindingsofficieren niet aan de uitoefening van zijn functie toekwam; Duyff in Noord-Holland deed dat wèl, maar dat was eigenlijk een provinciale, geen interprovinciale post. Stoove, gesloopt door de spanningen waaraan hij het hoofd had moeten bieden, wellicht ook gekweld door zelfverwijt om wat in Apeldoorn was geschied, trok zich uit het illegale werk terug en Gernaats gezag werd in de drie noordelijke provincies afgewezen.

XCDit alles betekende niet dat de Knokploegen verdwenen, wèl dat er na het sneuvelen van van Bijnen geen gecoördineerd, op actie gericht verband meer was tussen hen. De groepen van de RVV waren door de uitschakeling van Thijssen ietwat in de lucht komen te hangen - met de Knokploegen geschiedde door de uitschakeling van van Bijnen hetzelfde. Die uitschakeling had bovendien in de maanden december '44 enjanuari en februari '45 (over de situatie in maart en april zullen wij in het volgende hoofdstuk schrijven) op hen het effect dat zij, voorzover zij dat niet al waren, afkerig werden van het werken in BS-verband: liever onderstreepten zij hun zelfstandigheid; ook als zij formeel als BS'ers optraden, voelden zij zich toch KP'ers.

XCWij denken daarbij speciaal aan diegenen die behoord hadden tot wat van Bijnen 'de kerngroepen' had genoemd: de leden van de eigenlijke Knokploegen; leden van de 'aangetrokken groepen' kwamen in de regel in de BS-eenheden terecht die zich op het deelnemen aan de gevechtshandelingen gingen voorbereiden. Vóór september '44 waren er ruim zeshonderd KP'ers geweest (van wie naar onze schatting ca. honderdvijf

I De zender van zijn marconist Reisiger is omstreeks Kerstmis '44 uitgepeild in Zeist, Reisiger is tenslotte in het concentratiekamp Neuengamme terechtgekomen; hij kwam daar of tijdens de evacuatie van het kamp om het leven.

664 [PDF]
DE KNOKPLOEGEN NA VAN BIJNENS DOOD

tig door hun KP-werk om het leven zijn gekomen), van september af tot aan de bevrijding kwamen er bij de 'kerngroepen' ca. zestienhonderd KP'ers bij. Van de in totaal ca. tweeduizendvijftig KP'ers die er in de hongerwinter waren, zijn ca. driehonderdzestig om het leven gekomen.

XCHet bijeenhouden van die KP'ers werd door de Top van de LKP ook om politieke redenen wenselijk geacht. Wij deden reeds uitkomen dat die Top zich in de herfst van '44 zorgen maakte over de vermeende grote communistische invloed in de RVV. Die bezorgdheid bleef bestaan. 'In december 1944 of in januari 1945, toen wij met moeite de Topleiding in stand konden houden en de ES niet vlotte in de zin als wij zouden willen, kwam er bij mij', vertelde Scheepstra, lid van de Top van de LKP, aan de Enquêtecommissie,

XC'een bericht binnen dat door de communisten wapens in Amsterdam werden geconcentreerd. Wij kenden toen al de berichten uit Griekenland. Ik schrok daarvan. In overleg met 'Peter-Noord'! heb ik toen met enkele personen besproken hoe de zaak er voor stond. In de BS waren wij niet tegen de situatie opgewassen. Eén ding was erg verontrustend. De C[ ommandant] B[innenlandse] S[trijdkrachten] benoemde Freek, Wagenaar, tot bewapeningsofficier. Dit betekende dat deze over de wapens zou beschikken. Het goede vertrouwen dat de CBS in Freek had, had ik niet, hoewel ik dikwijls met hem om één rafel zat en ook als verzetsman met hem kon samenwerken. Ik heb o.a. hierover met prof. Oranje, met Schermerhorn en Bruins Slot gesproken Daaruit vloeide voort dat wij hen gevraagd hebben, voor ons als adviseurs op te treden. Ook prof. Pornpe" was hiertoe bereid ... Alles hing samen met de berichten die binnenkwamen van mensen die hier en daar eens rondneusden of voor de wapendroppings naar bepaalde plaatsen gingen en die dan zagen dat de wapens niet helemaal op de plaats van bestemming kwamen, zoals dat bijvoorbeeld in Haarlem is gebeurd, waar de wapens in plaats van bij de gewestelijke commandant, in handen van de RVV kwamen, die daar communistisch was georiënteerd. In Amsterdam heeft de RVV praktisch geen actieve sabotagedaden gepleegd tijdens de BSperiode ... Ik heb Gerben Wagenaar weleens daarop gewezen. Hij probeerde de feiten steeds te omzeilen. Wij hadden het gevoel dat de RVV ons onze wapens, springstoffen en mensen liet verliezen, teneinde straks zelf sterk genoeg te kunnen zijn."

XCHet is niet mogelijk achteraf de juistheid te verifiëren van de indrukken die iemand als Scheepstra opdeed - een feit is in elk geval dat deJ.

1 Hordijk. 2 Mr. W. P. Pompe, de Utrechtse hoogleraar in het strafrecht. a Ge tuige L. Scheepstra, dl. VII c, p. 2I3.

665 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

KP'ers niet onaanzienlijke verliezen leden en dat zij hun wapens en springstoffen terdege gebruikten.

XCIn verscheidene delen van het land waren het de Knokploegen die de droppings in ontvangst namen en voor het vervoer en de opslag van de wapens en sabotagemiddelen zorgden. In de grote steden moest dan nog een verdere distributie plaatsvinden. In Amsterdam, het vermeende centrum van de communistische activiteit, waar de KP een aangehaakte groep had van ruim honderd politiemannen, werden die locale transporten meestal niet door RVV'ers uitgevoerd maar door KP'ers die daarbij gebruik maakten van bakkerskarren welke door één van die KP-politiemannen in uniform werden begeleid.' In Rotterdam vond een deel van de wapentransporten naar alsook in de stad door KP' ers plaats. Zij kwamen, aldus Het Grote Gebod,

XC'de stad meestal binnen in tankwagens voor melkvervoer. De tanks werden volgestouwd met materiaal, rond de deksels werd wat melk gemorst en prachtig gecamoufleerd kwamen de zendingen binnen. Toen de SD er eindelijk lucht van kreeg, was er allang weer wat anders op verzonnen. Kleinere transporten gingen per bakkerswagen met het opschrift 'Plundert niet' en begeleid door een pseudopolitieagent"

XCeen KP'er dus in politie-uniform, niet een echte politieman als in Amsterdam.

XCVan de andere acties die na het wegvallen van van Bijnen door de Knokploegen zijn uitgevoerd, kunnen wij het volgende overzicht geven - het is stellig niet volledig, ten eerste omdat er altijd meer gebeurt dan vastgelegd wordt, ten tweede omdat de acties van de Knokploegen en die van de BS regionaal nogal door elkaar zijn gelopen.

XCIn het vorige hoofdstuk vermeldden wij al dat aan de belangrijkste taken welke de Knokploegen vóór september '44 hadden uitgevoerd: het plegen van overvallen op distributiediensten en op transporten van distributiebescheiden, nadien nog maar af en toe aandacht moest worden

I In de hoofdstad hadden van begin '45 af alle bakkerskarren politie-begelei ding. 2 dl. II, p. 433.

666 [PDF]
DE KNOKPLOEGEN NA VAN BIJNENS DOOD

besteed. De overvallen op bevolkingsregisters welke van belang waren geweest om de bevolkingsadministratie (grondslag van de arbeidsinzet) te verstoren en blanco persoonsbewijzen te bemachtigen, werden in delen des lands moeilijker dan tevoren - in de provincie Noord-Holland bijvoorbeeld werden eind '44 talrijke bevolkingsregisters geconcentreerd in het politiebureau te Alkmaar. Overvallen op dergelijke registers bleven vooral voorkomen in de Stellungbau-Prouineen waar de registers werden gebruikt om de lijsten der spitters op te stellen. Als bijzonderheid kunnen wij slechts vermelden dat een van de Twentse Knokploegen eind maart '45 alle persoonskaarten van het Hengelose bevolkingsregister naar de katholieke begraafplaats overbracht, 'de doodgraver', aldus het verslag over de bezettingsjaren van de gemeente Hengelo, 'verzorgde een keurige begrafenis. Er stonden zelfs bloemetj es op het graf.' I Daarnaast pleegden de Knokploegen talrijke overvallen voor andere doeleinden. Wij maakten al melding van de 'geldkraken' in Rotterdam en Almelo. Boeren die voorraden hadden achtergehouden, en zwarthandelaren werden menigmaalovervallen in het kader van de voorziening der illegaliteit met extra-levensmiddelen." In Friesland bemachtigden de Knokploegen, aldus Het Grote Gebod,'van maart '44 tot maart '45' (maar dat zal wel voor het overgrote deel in de hongerwinter zijn geschied) 725 kilo boter, bijna 16 ton kaas en bijna 7 ton vet.

XC'Ook Duitse opslagplaatsen van granen, aardappelen en vleesvoorraden werden geplunderd. Soms werden zwarthandelaren van hun opgestapelde voorraden beroofd. Maar vrijbuiters, die boerderijen overvielen, Duitsers in burger die boeren plunderden of zogenaamde wilde, buiten organisatorisch verband optredende knokploegen die zich allemaal als KP'ers voordeden, hebben dit soort overvallen van de officiële LKP een kwade roep bezorgd."

XCIn het westen des lands gingen de Knokploegen er begin '45 toe over, de wilde knokploegen systematisch te bestrijden; Hordij k schreef medio januari aan Borghouts dat de KP een wilde ploeg van veertig man op het spoor was, onder wie zich negen ondergedoken SD'ers en een aantal communisten zouden bevinden - van die veertig man had men al enkelen 'onschadelijk gemaakt'.'

1 Gemeente Hengelo (0): 'Verslag bezettingsjaren' p. 6. 2 Een Amsterdamse Knokploeg maakte in februari '45 bij een overval op een sigarettenfabriek bijna een half miljoen sigaretten buit. 'Antoon Coolen in dl. II, p. 297. 4 Van Ojen: p. 789.

667 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XCOvervallen op gevangenissen en op politiebureaus waar illegale werkers vastzaten, werden na de geslaagde overval op het Rotterdamse hoofdbureau van politie door de Knokploegen uitgevoerd in Leeuwarden, Assen en Meppel, alle drie in de maand december, en in maart in Sneek. In Meppel en Sneek, waar zeven, resp. twintig gevangenen werden bevrijd, werden die overvallen gericht op de plaatselijke politiebureaus, in Leeuwarden en Assen op veel moeilijker te kraken gebouwen: de Huizen van Bewaring.

XCDe overval te Leeuwarden' was bij uitstek moeilijk doordat recht tegenover het Huis van Bewaring een Duits bureau was gevestigd van waaruit bij onraad SD en Ordnungspolizei onmiddellijk gealarmeerd konden worden - zo enigszins mogelijk moest dus bij de overval geen schot worden gelost. De voorbereiding van de actie, die door de Friese KP-leider Piet Oberman zou worden geleid, nam een maand in beslag. Hulp van het Huis van Bewaring uit speelde daarbij een vitale rol." De directeur zat in het concentratiekamp Amersfoort opgesloten, de adjunctdirecteur was 'fout', maar Oberman liet contact opnemen met vier bewakers die 'goed' waren en iets durfden - hij wist nadien van dag tot dag, welke bewakers dienst hadden en in welke cellen bepaalde gevangenen opgesloten waren. Van alle deuren werden valse sleutels gemaakt - de buitendeur evenwel kon alleen van binnen af worden geopend en dat geschiedde bij het binnenbrengen van gevangenen alleen dan wanneer de begeleidende politiemannen een insluitingsbevel konden tonen en wanneer hun komst tevoren telefonisch was aangekondigd uit het hoofdbureau van politie, welke aankondiging van de gevangenis uit dan nog telefonisch was geverifieerd. In een samenkomst met vertegenwoordigers van de LO, het Ne, het NSF en het illegale blad Koerier werd een lijst opgesteld van negen-en-dertig gevangenen die men uit het Huis van Bewaring wilde bevrijden en van nog twee die in de aangrenzende Bijzondere Strafgevangenis opgesloten zaten. Een officier van de Leeuwarder politie hielp Oberman aan een insluitingsbevel dat hij liet kopiëren, en twee medewerkers van de telefoondienst namen de taak op zich, in de centrale zodanig met de aansluitingen te manipuleren dat op het

1 Wij vatten de gegevens samen uit het kort na de bevrijding verschenen boekje van de Friese KP: 8 1944. 2 Dat was ook zo geweest bij de KP overval op het Rotterdamse hoofdbureau van politie. Wij vermelden in dit verband dat de LO in Rotterdam van januari '45 af in staat was, in haar interne mededelingen de volledige personalia op te nemen van de gevangenen die in dat hoofdbureau binnengebracht dan wel er uit ontslagen of op transport gesteld werden.

668 [PDF]
DE KP-OVERVAL TE LEEUWARDEN

goede moment het telefooncontact met het Huis van Bewaring zou plaatsvinden van een daarbij gelegen bakkerij uit waar de KP'ers zouden bijeenkomen, en dat het 'controle' -telefoontje van het Huis van Bewaring uit naar de bakkerij zou worden doorgegeven.'

XCToen het in de vooravond van 8 december donker was geworden, stelden acht gewapende en gemaskerde KP'ers zich in twee groepjes (één groepje bezat een mitrailleur) bij het Huis van Bewaring verdekt op teneinde eventueel toesnellende Duitsers op een afstand te houden. Vijf KP'ers, van wie drie als z.g. arrestanten fungeerden (een van die drie was Oberman), kwamen het Huis van Bewaring binnen, lieten, toen zij de wacht hadden overmeesterd, twaalf andere KP'ers toe, schakelden twee SD'ers uit die, terwijl de overval gaande was, onverwachts met enkele echte arrestanten verschenen (zij werden binnengelaten alsof er niets aan de hand was) en brachten tenslotte vijftig gevangenen, onder wie elf vrouwen, in de hal achter de toegangsdeur bijeen, onder die vijftig de twee die men door middel van een fictieve telefonische opdracht uit de Bijzondere Strafgevangenis had laten overbrengen."

XCAlle bevrijde gevangenen (toen zij de gevangenis verlieten, stond Oberman er aan de deur, 'alsof hij bezig is, de gasten van een bruiloft uit te laren')" werden naar voorbereide onderduikadressen overgebracht (ook hun familieleden doken onder) - zij kregen daar valse papieren van de LO en, voorzover nodig, ook kleding en schoeisel.

XCAl in de avond van 8 december begon de bezetter in Leeuwarden huiszoekingen te doen (die leverden niets op) en de volgende dag werd een razzia gehouden waardoor hij een paar duizend spitters kon wegvoeren. Scherpere represailles nam hij niet - de SD had daar op aangedrongen maar de Onskommandant had er zich met kracht tegen verzet; die Orts kommandant had op de ochtend van 9 december een brief ontvangen van de gewestelijk commandant van de BS, de reserve-kapitein der artillerie A. Meijer, waarin deze hem had gewaarschuwd dat ook hij als oorlogs

1 [n Groningen had men in oktober twee gevangenen vrijgekregen uit het Huis van Bewaring door middel van een fictieve, z.g. uit de van de gegeven telefonische opdracht; die opdracht was van het Huis van Bewaring uit telefonisch geverifieerd - medewerkers van de telefoondienst hadden er toen voor gezorgd dat het verificatie-verzoek naar een telefoonpost van de illegaliteit was afgeleid. 2 Vol gens de opgave in 8 1944 waren er onder de vijf-en-twintig KP'ers die àf het Huis van Bewaring binnendrongen àf er vlakbij gewapend op wacht lagen, negentien Friezen. Van die vijf-en-twintig waren elf gehuwd en acht hunner hadden deel uitgemaakt van de politie, de marechaussee of de militaire politie. 3 A.v., p. 8r.

669 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

misdadiger zou worden beschouwd als het tot bloedige represailles zou komen.'

XCDe overval op het Huis van Bewaring te Assen" bood andere moeilijkheden dan die men in Leeuwarden had moeten overwinnen - men had in elk gevalook een andere opzet moeten volgen aangezien aangenomen diende te worden dat men de list van het doen insluiten van gefl11geerde gevangenen niet tweemaal kon toepassen. De leider van de Knokploeg Noord-Drente, Kees Veldman, had evenwel van meet af aan zijn hoop gevestigd op directe actie. Tussen zeven en acht uur 's morgens bevonden zich in de Asser gevangenis geen Duitsers of Landwachters maar slechts drie of vier Nederlandse bewakers en die werden omstreeks half acht afgelost. Veldmans plan was om, zodra de toegangsdeur voor de eerste nieuwaankomende bewaker werd geopend, bij verrassing vanuit een bij de ingang gelegen bosje toe te springen en de gevangenis binnen te stormen. De portier die men daar zou aantreffen, zou de sleutel voor de tweede deur bij zich hebben, niet die van de daarachter gelegen derde deur: een deur van brede ijzeren tralies, uit twee helften bestaande die in het midden van de gang bij elkaar kwamen en daar gesloten werden - Veldman had echter van een hulpbewaker vernomen dat die dubbele deur, als men er met een beitel aan ging wrikken, vermoedelijk uit het slot zou springen.

XCVeldman had de overvaloorspronkelijk willen uitvoeren met hulp van illegale werkers uit Assen maar die opzet liet hij varen toen op 6 of 7 december ten huize van een familie Bulthuis een bespreking met enkelen hunner had plaatsgevonden, waaraan ook de BBO-agent R. C. Michels' had deelgenomen die uit vrees dat in Assen zware represailles zouden worden genomen, de overval had verboden; Michels had gezegd dat hijdoor het BBO gerecruteerd; hij was in de nacht van 9 op 10 oktober gedropt samen met de BBO-agent W. van der Veer die als wapeninstructeur

I De overval was uitgevoerd met goedkeuring van kapitein Meijer; deze had zijner zijds nog voorbereid dat als de Duitsers na de overvalonmiddellijk tot een groot scheeps ingrijpen zouden overgaan, de electriciteitsvoorziening van Leeuwarden zou uitvallen. 2 Wij beschrijven die overval aan de hand van de gegevens in S. Schoon: (1970), pag. 157 e.v. 3 Michels was in het bevrijde zuiden

670 [PDF]
DE KP-OVERVAL TE ASSEN

de bevoegdheid had tot het opleggen van zulk een verbod en dat Veldman en de twee KP'ers die bij hem waren, uit Assen moesten 'opdonderen'. Toen Michels was verdwenen, moedigden vader en moeder Bulthuis de jongens aan ('zij hebben', schrijft Schoon, 'het gevoel dat het moet, dat het Gods wil is dat ze de jongens in de gevangenis niet mogen laten sterven' 1) Veldman besloot door te zetten maar nam aan dat hij in Assen geen hulp meer zou vinden zodat de eventueel bevrijde gevangenen buiten Assen zouden moeten worden ondergebracht. Hij beschikte over een grote, bij een kaashandelaar in beslag genomen vrachtauto en een kleine welke in de eerste helft van september was meegenomen door twee deserterende Nederlandse NSKK'ers die tenslotte met die auto, een motor, een hoeveelheid goede banden en wat wapens bij Veldmans Knokploeg waren terechtgekomen.

XCDe KP'ers die de overval zouden uitvoeren, ontmoetten elkaar in de avond van 10 december bij de familie Bulthuis. 'Een ernstige complicatie is', schrijft Schoon,

XC'dat eergisteren de gevangenis in Leeuwarden is overvallen ... Zullen de Duitsers en zal de SD nu op het laatste moment nog de bewaking verbeteren? Zullen ze nog net voor de overval hun stommiteit ontdekken en het 'open gat' tussen 7 en 8 uur opvullen?

XC... Vader Bulthuis spreekt over het geestelijk welzijn ... Dat we weten moeten dat morgen misschien de dag is dat wij het aardse moeten verwisselen voor de eeuwigheid. Hij leest het verhaal van Gideon, de kleine schare die nog te groot was en bij de beek, bij het water drinken, nog kleiner werd. De illegaliteit van Assen is afgevallen, de kleine schare staat morgen alleen voor de taak."

XCNadat de overvallers 's morgens om zes uur in de keuken van de familie Bulthuis na Bijbellezing samen hadden gebeden (de KP'ers te Leeuwarden hadden voor hun overval hetzelfde gedaan), werd de actie perfect uitgevoerd; zij slaagde. Negen-en-twintig gevangenen werden bevrijd en in de twee vrachtauto's meegenomen, de meesten naar plaatsen in Drente, de overigen naar plaatsen in Friesland. Evenals in Leeuwarden bleven in Assen scherpe Duitse represailles achterwege.

XC1 S. Schoon: De Knokploeg Noord-Drente, p. r62. 2 A.v., p.

671 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

Ook aan de sabotage en aan het voorkómen van Duitse vernielingen (dat laatste vergde sabotage van de Duitse voorbereidingen) bleven de Knokploegen aandacht besteden. In Rotterdam behielden de Maastunnel en de schepen welke de Duitsers voor de volledige afsluiting van de Nieuwe Waterweg konden gebruiken, hun bijzondere belangstelling.

XCDe ontstekingsinstallatie van de in de Maastunnel aangebrachte explosieven was al in september onklaar gemaakt, maar het was natuurlijk mogelijk dat dat feit door de Wehrmacht zou worden ontdekt. Het was moeilijk, goed te observeren wat bij de tunnel gebeurde, want de gebieden rond de uiteinden van de tunnel waren Sperrgebiet geworden en er waren daar Duitse stellingen aangelegd. In de laatste dagen van de bezetting werd nog een aantal gewapende KP'ers bij het noordelijk uiteinde geconcentreerd in het Noorse kerkje teneinde, mocht dat nodig zijn (het bleek niet nodig), een uiterste poging te doen om het opblazen van de tunnel te voorkomen.

XCSchepen werden door de Rotterdamse Knokploegen veelvuldig tot zinken gebracht: een rijnaak met duikbootmotoren, acht lichters voor troepenvervoer en ook enkele grotere schepen. Voor de volledige versperring van de Nieuwe Waterweg wilde de Kriegsmarine het 7000 ton metende zeeschip 'Westerdam' gebruiken dat onder strenge bewaking in de Merwedehaven lag. Al in november hadden twee dik met vet ingesmeerde KP'ers getracht, met in een kist geborgen explosieve ladingen (de Z.g. limpets, die magnetisch waren) naar de 'Westerdam' te zwemmen - 'de sterke stroom en de doordringende koude waren', aldus Het Grote Gebod,

XC'niet te overwinnen. De kist maakte water en een der jongens kreeg kramp. Zij moesten terug.

XCIn december werd het opnieuw geprobeerd, ditmaal in twee kano's.' Storm, stroom en drijfijs deden de kano's ondergaan en de jongens, die zwemvesten hadden aangedaan, mochten van geluk spreken toen zij eindelijk totaal verkleumd weer aan land konden kruipen .

XC. . . Driemaal moest scheepsrecht zijn. Die ellendige schuit moest er aan! Met veel moeite werd er weer een kano opgescharreld. De rubberboten van de Engelsen bleken nl. onbruikbaar. En zo ging het er in de nacht van 16 januari 1945 weer op aU Op het programma stonden de 'Westerdam' en de 'Borneo', op welk schip al eerder een aanslag gepleegd was, maar dat nu voorgoed naar de bodem moest. Rustig staken twee KP'ers de rivier over en plaatsten vier limpets

XCI Die waren door de RAF speciaal gedropt. 2

672 [PDF]
DE KP EN DE CONTRA-SABOTAGE

op de 'Westerdam', terwijl zij boven zich de Duitsers hoorden lopen en zelfs over de verschansing zagen hangen. Aangezien hun kano nogal veel water maakte, bleek het niet mogelijk ook nog de 'Borneo' met een bezoek te vereren. Zij moesten terug. Bij hun aankomst op het contactadres vernamen zij echter dat in de Dokhaven de grote bok 'Titan' en een lichter voor het grijpen lagen. Zij deden daarom de voor de 'Borneo' niet gebruikte limpets aan drie makkers over die er toen nog even mee op stap gingen. Acht uur later dreunden de explosies"

XCen de Krieysmarine was o.m. de 'Westerdam' kwijt.

XCVolgens Het Grote Gebod werden voorts in het westen des lands 'op tal van plaatsen ... springladingen of ontstekingssystemen verwijderd'. In andere gevallen 'trachtte men door inspuitingen de vuurkoorden onbruikbaar te maken. Elders werd de gekleurde benzine uit de brandflessen vervangen door theesurrogaat.'2

XCNauwkeurige cijfers inzake de verrichte 'positieve' sabotage zijn slechts bewaard gebleven voor Amsterdam en omgeving en zij betreffen slechts de maand maart.' In die ene maand dan werden er door de Knokploegen twintig auto's en vrachtauto's, twee vaartuigen en twee draglines vernield, werd een voor de Wehrmacht werkende garage in Amstelveen in brand gestoken en werden de spoorlijnen in en om Amsterdam zesmaalonklaar gemaakt.

XCVoorts bereidden de Knokploegen zich met ernst voor op mogelijke gevechten met de Wehrmacht als de Geallieerden tot het westen zouden doordringen. Die voorbereidingen vonden plaats in BS-verband maar in dat verband behielden de Knokploegen veelal hun eigen identiteit en streefden zij er naar, de beschikking te houden over hun eigen vervoermiddelen. In Rotterdam (gegevens over andere steden en streken ontbreken) waren dat er niet weinige: de op last van van Bijnen opgerichte Auto- en Motordienst van de KP beschikte er tenslotte over ca. zestig auto's en motoren, daaronder twee aan de binnenzijde gepantserde bestelwagens en twee brandweerwagens 'die', aldus een plaatselijk relaas, 'met veel moeite en zorgen tot solide gepantserde vrachtwagens waren omgevormd welke op een komend uur U onschatbare diensten konden bewijzen." Benzine bezaten de Rotterdamse Knokploegen meer dan voldoende: alles gekaapt bij de Wehrmacht.

1 Rogier van Aerde in dl. II, p. 476-77. 2 A.v., p. 480. 3 Aange haald in e. F. Overhoff: 'Oorlogsherinneringen', p. 199-200. 4 T. de W. en e.V.: (1946), p. 86.

673 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

XCAl vóór september '44 waren de Knokploegen in verscheidene gevallen, misschien enkele tientallen, overgegaan tot het liquideren van verraders, waaraan, zo schreven wij in deel 7, 'zwaar getild (werd), niet alleen door diegenen die er opdracht toe gaven, maar vooralook door hen die het 'vonnis' moesten uitvoeren. Het 'Gij zult niet doden' zat er bij de gelovige jongens die men in de Knokploegen aantrof, diep in - nu moesten zij toch een medemens van het leven beroven. Zij deden het en waren er vaak diep door geschokt.'

XCOf een bepaalde liquidatie noodzakelijk was, werd in de Knokploegen steeds zorgvuldig nagegaan - de Friese Knokploegen hadden eind '43 de beslissingen overgelaten aan drie geschoolde juristen. Zulk een 'veemgericht', evenwel niet uit juristen bestaande, was ook in Limburg gevormd. In Rotterdam hadden de Knokploegen in de hongerwinter een commissie van vijf personen die op grond van de haar voorgelegde rapporten de beslissingen nam - wij nemen aan dat er ook elders hier en daar dergelijke commissies zijn geweest.

XCOnze cijfers over de door de Knokploegen in de hongerwinter uitgevoerde liquidaties zijn onvolledig - wij hebben slechts gegevens over Groningen, Friesland, Amsterdam en Rotterdam.

XCIn Groningen werden toen door KP'ers vijf liquidaties uitgevoerd, in Friesland tien, in Amsterdam acht-en-twintig, in Rotterdam omstreeks tachtig. Voor de Amsterdamse Knokploegen was daarbij van belang dat zij nauw samenwerkten met tien rechercheurs die, normaal in dienst gebleven, tegelijk een effectief functionerend 'recherchebureau van de KP' vormden. De eerste contacten daarvoor waren gelegd door de Amsterdamse LO-leider H. A. Douqué. Een van de leidende figuren van dit recherchebureau stond in verbinding met de Nederlandse secretaresse van een van de belangrijkste stafleden van Lages, SS-Hauptsturmjührer Blumenthal - zij gaf waarschuwingen door inzake dreigende arrestaties ('minstens tweehonderdvijftig personen, waaronder veel 'kogelgevallen' , hebben', aldus een naoorlogs verslag, 'hieraan hun behoud te danken"), verder dekkingspapieren met de stempels van de SD en van Lages welke gebruikt werden bij de wapentransporten, dan kopieën van stukken van de OD welke door de SD in beslag waren genomen (daarin 'kon de KP

I Verslag z.d. (LO/LKP, EN-r).

674 [PDF]
LIQUIDATIES DOOR DE KP

de ware OD-politiek zwart op wit lezen'), en tenslotte verslagen van SD-vergaderingen en namen van V-Männer I de Amsterdamse Knokploegen hadden dus bij hun liquidaties vaste grond onder de voeten. Een in de stukken van de BS-Rotterdam 2 bewaard gebleven (onvolledige) lijst bevat bijzonderheden over I32 gevallen waarin opdracht tot liquidatie was gegeven; in 70 gevallen betrof dat verraders, in 34 'oplichting, wangedrag, roof', in 8 lidmaatschap van de NSB of de Landwacht, in 2 'werk voor de Wehrmacht' en in I8 gevallen is het motief tot de liquidatie niet of onduidelijk vermeld. Van die I32 opdrachten werden 8 ingetrokken, konden 73 niet worden uitgevoerd en leidden 5 I tot het beoogde doel. Die 5I liquidaties werden verricht door zestien KP'ers van wie meestal twee, maar in twee gevallen acht, de executies uitvoerden. 'In verschillende gevallen is', schrijft van Ojen, 'geestelijke bijstand verleend; in enkele door een daarvoor ontboden arts de dood geconstateerd. Sommige liquidaties zijn uitgevoerd in de vorm van een aanslag wanneer tot aanhouding niet kon worden overgegaan. Het is voorgekomen dat een executie niet met kiesheid is volvoerd en onder dreigende omstandigheden hebben zich zelfs lugubere voorvallen afgespeeld."

XCTot diegenen die in Rotterdam door de KP werden geliquideerd, behoorde de KP-leider van Rotterdam-zuid die, na door de SD zwaar te zijn mishandeld, V' Mann was geworden. Wij vermelden in dit verband dat de koerierster van de BBO-agent de Goede zich in groot gevaar begaf. Zij was in december samen met de Goede's marconist A. van Duyn gearresteerd doordat een van de vier zendapparaten waarvan van Duyn toen gebruik maakte, was uitgepeild. De SD'er Haubrock die dit geval te behandelen kreeg, heeft later op schrift gesteld" dat van Duyn en de koerierster hem hielpen de drie overige zendapparaten te vinden, zulks op voorwaarde dat de personen bij wie ze waren ondergebracht, ongemoeid zouden worden gelaten", en dat zij door hem met succes werdenwie hij al wist dat hij marconist was van het binnenlandse zendernet van Thijssens Radiodienst. Die marconist was, toen Haubrock verscheen, niet thuis maar

1 Toen tegen die secretaresse eindelijk argwaan bij de Duitsers rees, wist de KP haar 'betrouwbaarheid' aan te tonen door er zorg voor te dragen dat zij door Radio Oranje (nI. in een van de programma's van kapitein P. Brijnen van Houten) een gevaarlijk helpster van de werd genoemd. 2 RvO, call. 192 a. 3 Van Ojen: p. 5I4-I5. 4 H. K. O. Haubrock: (I946), p. 65-73 (Doc 1-647, a-3). 5 Haubrock hield zich aan die voorwaarde maar hij had niets willen toezeggen met betrekking tot een van de drie personen van

675 [PDF]
KOOT, THIJSSEN EN VAN BIJNEN

bewerkt in die zin dat zij zich moeite zouden geven, de Goede te bewegen zijn werk te staken, aangezien, zo betoogde Haubrock, alle gedropte wapens uiteindelijk toch bij de 'communistische' RVV zouden belanden. De Goede reageerde, aldus Haubrock, niet op een aan een contactadres afgegeven briefje van van Duyn - diens koerierster, aan wie was meegedeeld dat een aantal Todeskandidaten zou worden doodgeschoten als zij weigerde, verklaarde zich toen bereid, in Rotterdam naar de Goede te gaan zoeken, daarmee het risico aanvaardend dat zij door de KP zou worden geliquideerd als deze haar als een Duitse boodschapster zou zien. In werkelijkheid werd zij onmiddellijk aan een onderduikadres geholpen - de KP deed Haubrock weten dat men haar van het leven had beroofd.

Slot

XC

XCWanneer, menen wij, uit dit hoofdstuk één ding duidelijk is geworden, dan toch wel tot hoe grote, volledig onvoorziene moeilijkheden het regeringsbesluit van 3 september tot oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten heeft geleid - óók, hoe moeilijk het voor de op diezelfde datum benoemde Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, prins Bernhard, was om, van bezet gebied gescheiden, zijn bevelhebberschap effectief te maken, d.w.z. beslissingen te nemen en bevelen te geven die op grondige kennis van zaken berustten en derhalve in bezet gebied konden worden aanvaard. Is desondanks van het feit dat nu juist de prins bevelhebber was, een positief effect uitgegaan? Is, algemener nog, het regeringsbesluit om de Binnenlandse Strijdkrachten op te richten waarin de OD, de RVV en de LKP dienden op te gaan, achteraf gezien, verstandig geweest?

XCThijssen en van Bijnen hebben de oprichting van de BS in hoge mate betreurd - het is beiden, illegale werkers par excellence van wie uitermate belangrijke verzetsimpulsen waren uitgegaan, haast bovenmenselijk

enkele uren later, toen hij kwam opdagen, met zijn koerierster gearresteerd. Die koerierster was aanwezig geweest toen van Duyn en zijn koerierster werden gearres teerd - die laatste twee hadden aangenomen dat de zendpost van de Radiodienst en de daar ondergebrachte zender van van Duyn onmiddellijk zouden zijn verplaatst.

XCVan Duyn was de BBO-marconist van wie wij in het vorige hoofdstuk vermeldden dat hij medio april van Haubrock de kans kreeg, naar het bevrijde Zuiden

676 [PDF]
EEN VERSTANDIG REGERINGSBESLUIT?

moeilijk gevallen, hun onderschikking onder het Delta-Centrum en onder kolonel Koot te aanvaarden - zij hebben dat gedaan met een grote verbittering; bij Thijssen bereikte deze haar climax toen hij, al had hij op de vraag van kolonel Koot of hij diens gezag erkende, met 'ja' geantwoord, op I november door Koot van het commando over de door hèm opgerichte, door hèm geïnspireerde brigades werd ontheven, en bij van Bijnen droeg de verbittering er toe bij dat hij persoonlijk een overval ging voorbereiden van een type dat hij als Landelijk Sabotage-Commandant steeds, en terecht, aan de Knokploegen, aan zijn 'jongens', had overgelaten. Er steekt in dat alles een grote menselijke tragiek die in Thijssens geval, dunkt ons, ook te maken heeft gehad met zijn zelfoverschatting en eigenzinnigheid - eigenschappen die hem, naast andere, in een eerdere periode gemaakt hadden tot een inspirerende verzetsleider maar hem in oktober '44 verleidden tot een onbillijke aanval op de Knokploegen welke in belangrijke mate tot zijn uitschakeling bijdroeg.

XCHet verdwijnen van Thijssen en van Bijnen heeft aan de activiteit van de groepen van de RVV en van de Knokploegen schade berokkend. Beiden hebben het regeringsbesluit tot oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten onverstandig geacht. Is dat besluit, achteraf gezien, inderdaad onverstandig geweest?

XCAan de beantwoording van die vraag zijn wij nog niet toe; zij komt pas aan de orde wanneer wij eerst een beeld hebben gegeven van de vorming en de verrichtingen van de BS.

677 [PDF]

Hoofdstuk 8: De Binnenlandse Strijdkrachten

XC

XCHet Geallieerde hoofdkwartier, ShaeJ, was eind augustus '44 vlot accoord gegaan met het denkbeeld, de semi-militaire verzetsgroepen in Nederland, analoog aan wat in Frankrijk was geschied, te bundelen tot de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten en deze te plaatsen onder bevel van prins Bernhard. Op 3 I augustus had Eisenhowers chef-staf, Brigadier General Bedell Smith, het denkbeeld goedgekeurd in een brief welke hij na overleg met de Geallieerde opperbevelhebber had geschreven. Men lette op die datum: de Geallieerde strijdkrachten hadden de Seine overschreden en rukten snel op in de richting van België. De Intelligence officieren van Shaef waren er van overtuigd dat het de Duitsers aan tij d zou ontbreken om zich in West-Europa effectief te hergroeperen en zij verwachtten dus niet anders dan dat ook Nederland spoedig zou worden bevrijd. Men was juist, na de debacle van het Englandspiel, opnieuw begonnen daar wapens en sabotagemateriaal te droppen - wenselijk leek het, de groepen welke die steun zouden ontvangen, te bundelen. In de persoon van de prins zou de Nederlandse regering dan greep krijgen op die groepen - of deze dan in staat zouden zijn, de Geallieerde operaties op Nederlands grondgebied te vergemakkelijken, zou afhangen van de vraag of er nog tijd was om hun voldoende wapens en sabotagemateriaal te doen toekomen. Eind augustus en in een groot deel van de maand september dacht men daarbij in weken maar na Montgomery's mislukte poging om in één sprong de barrière van de grote rivieren te overschrijden, ging men beseffen dat het nog geruime tijd, vermoedelijk wel verscheidene maanden, zou duren voordat men benoorden die grote rivieren zou kunnen doordringen.

XCIn het perspectief van Shaef waren de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (wij zullen ze in dit hoofdstuk weer aanduiden als: de BS) één van de Special Forces welke naast de traditionele strijdkrachten (leger, vloot en luchtmacht) aan de oorlog met Duitsland deelnamen. Als zodanig ressorteerden de BS onder een aparte afdeling van Eisenhowers hoofdkwartier: Special Forces Headquarters. Die afdeling strekte haar zorgen ook tot andere formaties uit, n1. o.m. tot de z.g. jedburgh-teams I en de

XCI Zij waren allen opgeleid in het Schotse

678 [PDF]
'SPECIAL FORCES'

Special Air Service (SAS)-detachementen. De jedburgh-teams bestonden uit drie officieren of onderofficieren die een zender meekregen en zelfstandig of in contact met 'inheemse' verzetsgroepen de Wehrmacht zoveel mogelijk schade moesten berokkenen. Dat laatste was ook de taak van de tot de SAS-brigade behorende detachementen, die elk enkele tientallen militairen telden en jeeps bij zich hadden. Dergelijke SAS-detachementen zouden in Nederland, t.w. in Drente, pas in een laat stadium worden ingezet - vóórdien waren er wèl al andere SAS-militairen actief, voorlopers als het ware, van wie wij één reeds vele malen noemden: de Belg Captain Kirschen (' Captain King') die vlak voor de inzet van de grote Geallieerde luchtlandingen op de Veluwe was gedropt en daar was opgevangen door de RVV.'

XCGaan wij nu dieper op de BS in, dan is het wenselijk dat wij eerst een overzicht geven van de feitelijke steun welke zij van de daarbij betrokken Nederlandse en Geallieerde instanties hebben ontvangen.

Steun van buiten

XC

XCSteun van buiten betekende voor de BS in de eerste plaats steun uit Engeland - daar stegen de vliegtuigen van de Britse Royal Air Force op die wapens, sabotagemiddelen en geheime agenten in bezet gebied dropten. De voorbereidingen voor dat alles werden in Londen getroffen door het Bureau Bijzondere Opdrachten (het BBO) van het Nederlandse departement van oorlog en de Dutch Section van de Britse Special Operations Executive (SOE). Het BBO werd formeel geleid door generaal-majoor J. W. van Oorschot, in feite door een uit bezet gebied ontsnapte Haagseeigenlijk alleen door de marconisten die niet buiten hun onderduikadres behoefden

, De bedoeling was dat de militairen van en SAS-teams, in tegenstelling tot de 'gewone' geheime agenten, steeds in uniform zouden opereren opdat zij, als zij in Duitse handen zouden vallen, zich op hun militaire status zouden kunnen beroepen en als krijgsgevangenen zouden gelden. Inderdaad, iemand als Kirschen kon, als hij op zijn onderduikadres werkzaam was (eerst bij Scherpenzeel, toen bij Lunteren, tenslotte in Maarn), in uniform zijn maar dat was hem, wanneer hij dat adres verliet, uiteraard onmogelijk. Het voorschrift om steeds in uniform te zijn had in dun bevolkte streken van Frankrijk zin gehad (in veel gevallen waren er overigens militairen van de en SAS-detachementen na hun arrestatie door de Duitsers dood geschoten) maar kon in het dichtbevolkte Nederland slechts zelden worden opgevolgd,

679 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

inspecteur van politie, majoor F. J. Klijzing, en de Dutch Section van SOB stond sinds begin '44 onder leiding van Lieutenant-Colonel R 1. Dobson. Klijzing en Dobson werkten harmonisch samen en coördineerden hun arbeid bovendien goed met alles wat op de spionagesector werd verricht door het Bureau Inlichtingen en de Dutch Section van MI-6, de Britse Intelligence.

XCHet BBO dat eind maart '44 zijn eerste geheime agenten naar bezet gebied had gezonden, had aanvankelijk (wij beschreven dat allemaal in deel 9, nl. in de paragraaf 'Bureau Bijzondere Opdrachten' van hoofdstuk I I) zijn operaties zien mislukken - het kreeg in bezet gebied pas iets van vaste grond onder de voeten toen zijn geheime agenten L. G. Mulholland en L. A. de Goede, begin juli geparachuteerd samen met de marconist A. van Duyn, in contact waren gekomen met Thijssen en van Bijnen. Uit dat contact was begin september de succesvolle spoorwegsabotage voortgevloeid. Op de dag van de grote Geallieerde luchtlandingen, 17 september, was de situatie deze dat het BBO van 3 I maart af in totaal acht-entwintig geheime agenten (de marconisten meegeteld) naar bezet gebied had laten overbrengen; van hen waren zes met hun vliegtuigen neergestort en omgekomen en vier door de SD gearresteerd - achttien waren, naar men moet aannemen, nog in actie.' Tot die achttien behoorden Mulholland, de Goede en van Duyn, dan G. Postma en zijn marconist G. H. Reisiger die na hun dropping op 7 augustus met de LKP waren gaan samenwerken en tenslotte Tobias ('Hans') Biallosterski en zijn marconist J. A. de Vos, gedropt op 8 september, die het verbindingsteam waren gaan vormen van de Top-Driehoek. Doordat het BBO na de bevrijding zijn archief hogelijk heeft verwaaarloosd en van SOB-Dutch ook al vrijwel geen stukken bewaard zijn gebleven, weten wij van de overige elf geheime agenten niet, in welk verband zij hun taak zijn gaan verrichten, en van zes van die elf is ons zelfs onbekend, met welke opdracht zij naar bezet gebied zijn vertrokken. Bekend is wèl dat van die achttien in totaal zes zijn omgekomen, onder wie Postma, Reisiger en Biallosterski.

XCVóór 17 september was dan voorts, gelijk zojuist opgemerkt, één SAS team in bezet gebied actief: het team van Kirschen, en er bevond zich tenslotte één jedburgh-team: dat van majoor Brinkgreve, gedropt op 8 september. Kirschen heeft steun verleend aan de illegaliteit op de Veluwe en in de provincie Utrecht en heeft voorts belangrijke spionageberichtenJ.

I Onder die achttien bevond zich één vrouw: mej. A. F. M. Hamilton, die, toen zij begin augustus samen met haar broer, F. L. Hamilton, werd gedropt, haar been brak; zij werd onder een valse naam in een ziekenhuis opgenomen en kon daar herstellen.

680 [PDF]
DE BBO-AGENTEN

doorgegeven - hij is in maart '45 via de Biesbos-route naar het bevrijde Zuiden gegaan. Brinkgreve heeft in Overijssel eerst samengewerkt met de RVV, vervolgens met de LKP, heeft er tal van droppings geregeld en is er, gelijk reeds in het vorige hoofdstuk vermeld, begin maart gesneuveld in een gevecht met SD'ers. Hoeveel agenten heeft het BBO na de I7de september nog naar bezet gebied gezonden? Volgens de beschikbare, helaas onvolledige gegevens zes-en-dertig: vier-en-dertig Nederlanders 1, één Belg en één Engelsman. Van die zes-en-dertig zijn, voorzover wij weten, negen-en-twintig tot aan de bevrijding actief geweest, de meesten als sabotage- en wapeninstructeur", is één bij zijn landing verongelukt, zijn twee door de SD gearresteerd en doodgeschoten, is één vrij spoedig naar het bevrij de Zuiden getrokken en is ons van drie totaal niets bekend.

XCWat dejedburgh-teams betreft: samen met de Geallieerde luchtlandingen en als onderdeel daarvan zijn op I7 september vier teams ingezet bij welke zich zes Nederlanders bevonden. Door het verloop van de strijd is het die teams niet mogelijk geweest, buiten de gevechtszones in bezet gebied te gaan opereren, maar van die zes Nederlanders zijn er twee: de kapiteins M. J. K.nottenbelt en A. D. Bestebreurtje, begin april '45 opnieuw gedropt, nu als geheime agenten van het BBO.

XCAan het SAS-team van Kirschen werd eind september nog een tweede team toegevoegd, ook al geleid door een Belgische Captain: Emile Debèfve. Hij werd met vier andere militairen: drie Belgen en een Nederlandse Commando, Rudy Blatt, gedropt in Drente, kwam daar spoedig in contact met de gewestelijke commandanten van de BS in de drie noordelijke provincies en wist een aantal wapendroppings te regelen. Zijn groep raakte later in '44 aan het zwerven en kwam toen in het noorden van Overijssel terecht waar zij hulp ontving van de brigadeTwente van de RVV. Na een vuurgevecht met de SD wist zij in maart '45 de grote rivieren te overschrijden.

XC'ging het ons ... om de bewapening van de Binnenlandse Strijdkrachten; in de tweede plaats om de sabotage; in de derde plaats om de Z.g. black propaganda: om te proberen, door lectuur de geest onder de Duitse soldaten te verpesten; in de vierde plaats om ... de illegale pers te voorzien van enig materiaal, en in de vijfde plaats om te trachten verbinding te krijgen met Nederlandse groepen in Duitsland , met groepen werkers die waren weggevoerd."

XCVan die vijfde doelstelling is, voorzover .wij weten, niet veel terechtgekomen; ten aanzien van de vierde beschikken wij niet over bijzonderheden; ten behoeve van de derde zijn door verschillende geheime agenten allerlei gedrukte stukken meegenomen welke zogenaamd van Duitse oorsprong waren en waarvan, naar wij aannemen, hier of daar exemplaren door militairen van de Wehrmacht zijn opgepikt, maar veel effect heeft, schijnt het, deze vorm van black propaganda niet gehad; veruit het belangrijkste waren de eerste twee taken: de bewapening van de BS en de sabotage. Hiervoor werden grote hoeveelheden wapens en sabotagemiddelen gedropt.

XCTen aanzien van die hoeveelheden zijn geen cijfers bekend inzake de sabotagemiddelen, wèl inzake de wapens. In totaal zijn volgens Klijzing ca. 35000 vuurwapens afgeworpen: stenguns, karabijnen, pistolen, brenguns (lichte machinegeweren), Bazookas en Piats (Amerikaanse, resp. Britse antitank-wapens die redelijk effectiefwaren) en een paar miljoen patronen. Een groot deel daarvan, misschien wel meer dan de helft, is afgeworpen in de maanden september, oktober en november '44. Daarna kwam er een pauze (deze kan te maken hebben gehad met het feit dat in België de eis van de regering aan de oud-illegale werkers om de wapens in te leveren in de loop van november tot grote politieke spanningen had geleid) - het droppen van wapens werd toen na enkele maanden hervat tot het totaal van ca. 35 000 was' bereikt. Van dat totaal zijn naar schatting 10000 wapens in handen van de Duitsers gevallen, d.w.z. ontdekt in wapenopslagplaatsen (meestal als gevolg van verraad) en in beslag genomen. Al die cijfers zijn evenwel nogalonzeker. Volgens van Ojen hebben de BS in werkelijkheid 'ongeveer 15000 wapens ontvangen', althans zoveel wapens zijn 'later ook geregistreerd. Er blijft dan nog', zo vervolgtJ.

, Getuige F. Klijzing, dl. IV c, p. 1544·

682 [PDF]
AANTALLEN WAPENS

hij, 'een groot gedeelte over waarvan niet met zekerheid kan worden gezegd wat hiermede is gebeurd." Wij merken hierbij op dat de BS bepaald veel meer dan 15000 wapens in handen hebben gekregen; met zekerheid weten wij namelijk dat voor de Amsterdamse BS eind december '44 bijna 2 400 (om precies te zijn: 2 354) vuurwapens aanwezig waren en dat in april '45 de Friese BS ca. 3000 vuurwapens bezaten en de BS in Noord-Holland Noord ca. 1700 dat zijn cijfers tot een totaal van ruim 7000 welke alleen maar slaan op 3 van de 13 gewesten die bij de BS benoorden de grote rivieren werden onderscheiden. Het kan wel zijn dat van alle door het BBO gedropte en niet door de SD ontdekte wapens na de bevrijding slechts 15000 zijn 'geregistreerd', maar wij betwijfelen of in de verwarde na-oorlogstijd een betrouwbare administratie van de inlevering is aangelegd. Intussen lijkt het ook ons aannemelijk dat er wapens zijn achtergehouden; aan een schatting omtrent het aantal wagen wij ons niet.

XCVan de soorten vuurwapens welke wij noemden, zijn dehet meest gedropt. Eind december bestonden bijvoorbeeld devoor Amsterdam aanwezige vuurwapens uit35 geweren,karabijnen.ca ;enDe geweren, karabijnen,enwaren effectieve wapens, maar de effectiviteit van de in Engeland in enorme hoeveelheden geproduceerde(de productiekosten waren per stuk niet veel meer dan fwas beperkt. Het was een eenvoudig wapen dat bijzonder gemakkelijk in elkaar gezet en uit elkaar genomen kon worden. De KP'ers, aldusvonden het

2354 I 970 I 14 30 15) 'maar een armzalig stuk ijzer. Toch was het op korte afstand een dodelijk wapen, zij het van geringe precisie. Men kon er enkele schoten mee afgeven of automa tisch vuur. Enkele schoten boden de mogelijkheid tot ... munitiebeperking. Met voldoende oefening kon men ook zo een grote vuursnelheid bereiken. Met automatisch vuur kon men de houder van 28 patronen van 9 mm in één keer leegspuiten. Men kon er ook (wat beter was, maar oefening vereiste) korte vuurstoten mee geven ... Er werden vier gevulde magazijnen bij geleverd, maar

XCI Van Ojen: De BS, p.

683 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

aangezien men er ook Duitse ... munitie voor gebruiken kon, waren er altijd mogelijkheden tot aanvulling.' I

XCDe uit Engeland gedropte sabotagemiddelen waren van een grote verscheidenheid. Er waren z.g. bandenbommen: kleine bommen die men in een straatweg kon ingraven en die, als er een auto overheen reed, de banden vernielden. Er was wrijvingspasta waarmee men de lagers van machines en de assen van spoorwegmaterieel grondig kon vernielen. Er waren brandbommen van diverse grootte en soort en kleine en grote explosieve ladingen - bij die brandbommen en explosieve ladingen gebruikte men vuurkoorden, slagpijpjes en tijdontstekers, die op verschillende tijden (van een half uur tot vier-en-twintig uur) konden worden ingesteld. Zeeschepen en binnenschepen kon men tot zinken brengen met de Z.g. limpets: een lading met een speciaal, ook onder water werkend tijdapparaat (de insteltijd varieerde van ruim vier uur tot ruim vijf dagen), beide geplaatst in een metalen doos die van sterke magneten was voorzien; een limpet kon met behulp van een stang meer dan een meter onder de waterlijn aan een scheepswand als het ware worden vastgekleefd. Met de explosieve ladingen die uit een uit plastic bestaande, kneedbare explosiestof bestonden, werden ook middelen geleverd om er diverse z.g. boobytraps (valstrikken) mee te vervaardigen: trekschakelaars die gingen werken als men tegen een draad liep of reed, drukschakelaars die bijvoorbeeld onder een drempel konden worden geplaatst, ontspanningsschakelaars die gingen functioneren als het voorwerp dat er op rustte, werd verwijderd. Bij al dat materiaal bevonden zich steeds ook handleidingen, evenwel, zo schrijft 'Rogier van Aerde' (A. J. H. F. van Rijen) in Het Grote Gebod,

XC'men kon de aanwijzingen bestuderen, wat 'droge' oefeningen houden, maar het overige moest geleerd worden door werken met een bekwaam saboteur of, wat meer voorkwam, door zelf te gaan werken ... en dan door ervaring wijs te worden. Men kon nu eenmaal niet met het boekje erbij eens in de huiskamer gaan experimenteren en op papier was het toch altijd weer wat anders dan in de werkelijkheid."

XCTen aanzien van de hoeveelheden gedropte sabotagemiddelen zijn, gelijk al opgemerkt, geen cijfers beschikbaar; wèl is bekend dat er minder sabotagemiddelen zijn geleverd dan men in bezet gebied graag had willen

XCI Hel Grote Gebod, dl. II, p. 452. 2 A.v., p.

684 [PDF]
SOORTEN WAPENS EN SABOTAGEMIDDELEN

hebben. Voor de wapens geldt trouwens hetzelfde. Daarbij merken wij op (wij komen er in dit hoofdstuk nog op terug) dat het droppen veel moeilijker was dan veelal in bezet gebied werd beseft: er zijn door de RAF ongeveer 600 vluchten gemaakt om de BS te bevoorraden maar daarvan zijn niet meer dan ruim 200 geslaagd; bijna 400 vluchten mislukten, meestal als gevolg van de weersomstandigheden, 'omdat hier boven Nederland', zo zette Klijzing aan de Enquêtecommissie uiteen, 'blijkbaar altijd een soort waas hangt, waardoor de betrekkelijk zwakke lichten' (de lichtsignalen die het z.g. receptiecomité moest geven) 'niet konden worden waargenomen, zodat de vliegtuigen onverrichterzake konden terugkeren.'! Het BBO, SOE-Dutch en de RAF deden dus wel hun best maar de strijdmiddelen waarover de BS de beschikking kregen, bleven nogal beperkt: ruim 200 geslaagde vluchten betekent dat in totaal in acht maanden tijd (van eind augustus '44 tot eind april '45) misschien IOOO à I 500 ton is gedropt. Daarbij bevonden zich dus nogal simpele wapens voor 35000 BS'ers. Ter vergelijking: in Frankrijk ontvingen de verzetsgroepen van midden mei tot midden september '44, in vier maanden, wapens voor 250000 man. Kolonel Koot was er zich terdege van bewust dat hij op militair gebied aan de BS geen hoge eisen kon stellen.

Kaats moeilijkheden

XC

XC. Zoals wij in het vorige hoofdstuk vermeldden, bevond kolonel Koots hoofdkwartier zich aanvankelijk in een bedrijfsruimte aan de Nes te Amsterdam. Het bleef daar niet lang. Er zijn in de hoofdstad vijf verhuizingen geweest (telkens gevolg van het feit dat een illegale werker was gearresteerd die van het adres van het hoofdkwartier op de hoogte was) - verhuizingen die veel spanning en veelongemak veroorzaakten. Het hoofdkwartier is tot december '44 gevestigd geweest in de woning van de directeur van de Kweekschool voor de Zeevaart aan de Prins Hendrikkade, nadien in een woonhuis aan de Keizersgracht, vervolgens in het bedrijfspand van een groothandel in electrische en radio-artikelen aan diezelfde gracht, daarna in de woning van Caljé in de Euterpestraat en tenslotte in een andere woning, eveneens in Amsterdam-Zuid. De staf werd geleidelijk opgebouwd. Onder de directe leiding van Koot, zijn

XC1 Getuige F. J. Klijzing, Enq., dl. IV c, p. 307.

685 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

chef-staf de Boer en zijn sous-chef-staf Wittert van Hoogland fungeerden tenslotte het bureau van de commandant, het bureau operaties en het bureau organisatie; daarnaast waren er aparte bureaus voor de militaire inlichtingendienst en voor het ontvangen en doorgeven van berichten en aparte secties voor de geneeskundige dienst, voor de bewapening (de sectie van Gerben Wagenaar), voor genie-aangelegenheden (de sectie van majoor Kok), voor financiële zaken (de verbinding met het NSF was van essentiële betekenis), voor de telefoondienst (de sectie van Carels en Rutgers van der Loeff) en voor juridische zaken (aanvankelijk de sectie van Caljé, later die van de Leidse hoogleraar in het strafrecht rnr. J. M. van Bemmelen). Vier van die secties: geneeskundige dienst, genieaangelegenheden, telefoondienst en juridische zaken vielen samen met de desbetreffende secties van het OD-hoofdkwartier - op die vier gebieden nam Koot eenvoudig over wat Six had voorbereid. Naast dat alles kon Koot de hulp inroepen van een recherche-apparaat dat enerzijds samenwerkte met de chef van de recherche van de Amsterdamse politie, commissaris H. Voordewind, anderzijds met het recherche-apparaat van de LKP (wij noemden dat al in hoofdstuk 6) en met een speciale sectie van de LO in Amsterdam welke zich moeite gaf, de namen en adressen te noteren van alle 'foute' elementen die na de bevrijding moesten worden gearresteerd.

XCMet Londen stond Koot in verbinding via de geheime agent Biallosterski die evenwel in februari '45 in Noord-Holland in een gevecht met de Landwacht zwaar gewond werd en kort nadien stierf in de Cellenbarakken te Scheveningen.' Daarnaast kon hij voor zijn verbinding met het

1 Biallosterski was, gelijk eerder vermeld, begin september '44 gedropt om in Noord Holland de wapendroppings ten behoeve van de RVV te regelen en was toen, zonder dat hij dat had kunnen voorzien, als het ware op een hoger niveau komen te werken, nl. als verbindingsagent eerst van de Top-Driehoek en daarna van kolonel Koot en het Delta-Centrum - een niveau evenwel waarop hij bij uitstek werd geconfronteerd met de tegenstellingen in de illegaliteit. Die stelden hem bitter teleur. Niet minder stelde het hem teleur dat hij in zijn illegale werk personen ontmoette die, niet wetend dat hij van Joodse afkomst was, zich in zijn aanwezigheid antisemietisch uitlieten. 'Hij was', aldus 'een man van grote talenten en een uitzonderlijke moed.' 'Ik ben bij het dodenregiment', placht hij te zeggen. 'Dat overleeft niemand." dl. II, p. 42I) Begin februari '45 moest hij naar de streek tussen Alkmaar en Hoorn reizen om daar in te grijpen in een akelige ruzie tussen de commandant van de afwerpterreinen in Noord-Holland en de door deze ontslagen commandant van een bepaald afwerp terrein. Van die gelegenheid maakte hij gebruik voor een bespreking met enkele artsen die hij wilde aantrekken om bij eventuele ongelukken tijdens de droppings bij de

686 [PDF]
KOLONEL KOOTS GEBREKKIGE VERBINDINGEN

BI in Eindhoven (en via dat bureau met het hoofdkwartier van prins Bernhard) gebruik maken van de binnenlandse zenders van de OD, van welke evenwel de meeste, gelijk eerder vermeld, in januari-februari werden uitgepeild en opgerold. Een tijdlang stelde dat zendernet hem ook in staat, zijn gewestelijke commandanten te bereiken. Met hen was evenwelook contact mogelijk via de clandestiene telefoonverbindingen van de CID en van de OD. Voor schriftelijke contacten met die gewestelijke commandanten en met anderen, o.m. met Thijssen en van Bijnen in Rotterdam, maakte Koot vooral gebruik van de vaste koeriersdiensten van RR. Met dat al: volledig bevredigend werkten al die verbindingen niet; men was er nooit zeker van dat bepaalde mededelingen of bepaalde stukken tijdig de personen zouden bereiken voor wie ze bestemd waren - ze verdwenen in een soort schemer en men moest maar afwachten wat nadien gebeurde, speciaalook of gegeven bevelen inderdaad werden opgevolgd. Doeltreffende controle daarop was niet mogelijk, elk ingrijpen steeds bijzonder moeilijk; dat laatste ook daarom omdat Koot uit veiligheidsoverwegingen persoonlijk contact met de gewestelijke commandanten van de BS uit de weg moest gaan. Die regel doorbrak hij slechts één keer: in maart '45, toen hij, z.g. als hoofdambtenaar van de Centrale Crisis-Controle-Dienst, per auto een rondreis maakte door de noordelijke en oostelijke provincies teneinde enkele gewestelijke commandanten-Strijdend Gedeelte van de BS te spreken en zelf een indruk te krijgen van hetgeen de BS in die delen des lands waard waren. Het

XChand te zijn. Hij reed naar Amsterdam terug in een auto waarin zich ook drie artsen bevonden en een fabrikant die ten behoeve van de wapentransporten schuiten met dubbele bodems ter beschikking had gesteld. Het gezelschap werd door Landwachters aangehouden en overgebracht naar Obdam, nadat ontdekt was dat Biallosterski vliegerlaarzen droeg en dat zich onder de motorkap papieren bevonden met de namen van illegale werkers uit Obdam. Aldaar werden Biallosterski en de vier anderen het gemeentehuis binnengevoerd waar twee Landwachters hen bleven bewaken. Biallosterski, aldus Het Grote Gebod,'offerde zich op om de anderen een kans te geven.' (a.v.) Hij fluisterde dat hij de twee Landwachters zou bespringen en deed zulks. Er ontstond een gevecht waarbij hij zelf een kogel in de longen kreeg - de andere vier maakten gebruik van de verwarring en ontkwamen. Volgens de SD'er Haubrock werd Biallosterski toen naar de Duitse afdeling van het Wilhelmina-gasthuis te Amsterdam overgebracht waar de kogeloperatief werd verwijderd. De SD liet hem nadien in een extra zwaar bewaakt transport naar de Cellenbarakken te Scheveningen overbrengen; hij is daar op 25 of 26 februari overleden, volgens Het Grote Gebod door 'verwaarlozing van zijn verwondingen.' (a.v.)

XCNa Biallosterski's arrestatie werd zijn werk niet door een andere BBO-agent voortgezet maar door een van zijn naaste medewerkers in bezet gebied, de kinderarts

687 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

was een riskante tocht (Koot wist dat de SD een signalement van hem bezat en herkenning was, doordat hij duidelijk van gemengd Nederlands-Chinese afkomst was, niet moeilijk) en hij leverde niets op: van Amsterdam uit was de zaak zo goed mogelijk voorbereid maar in de betrekkelijk korte tijd die beschikbaar was, kon Koot in vrijwel geen der BS-gewesten tot de commandant-Strijdend Gedeelte doordringen.

XCDat feit onderstreept dat de bestaande verbindingen, zij mochten dan over het algemeen goed functioneren, toch niet voldoende waren om op korte termijn ontmoetingen te arrangeren. Geen wonder! De Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten en al zijn gewestelijke commandanten waren opgejaagde illegale werkers die veelvuldig hun werken soms ook hun onderduikadres moesten wijzigen en voortdurend nieuwe'sluizen' moesten bedenken en aanbrengen teneinde te voorkomen dat de SD door arrestaties in lagere regionen tot hen zou kunnen doordringen.

XCKoot zag voor de BS taken tijdens de bezetting, tijdens de bevrijding en na de bevrijding. Tijdens de bezetting moesten de BS sabotage bedrijven, daarbij vooral het Duitse vervoersysteem ontwrichten en in het algemeen de bezetter zoveel mogelijk afbreuk doen, tijdens de bevrijding dienden zij steun te bieden aan de Geallieerde strijdkrachten en na de bevrijding moesten zij het Militair Gezag terzijde staan bij de handhaving van orde en rust.

XCDe richtlijnen die Koot voor al deze taken liet uitgaan, werden gekenmerkt door voorzichtigheid. Hij trachtte, om te beginnen, de omvang van de BS te beperken. Hij wist dat de drie oorspronkelijke componenten: de OD, de RVV en de LKP" van begin september af

I Nadat in Londen op 3 september de oprichting van de uit vrijwilligers bestaande Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten was bekendgemaakt, bepaalde een Konink lijk Besluit twee dagen later o.m.: 'Alle vrijwilligers, aangewezen door de, door Onze minister van oorlog erkende verzetsorganisaties, worden beschouwd als militairen in de zin der wet en te behoren tot de Koninklijke Landmacht.' 'Erkend' werden vervolgens, maar pas op 18 november '44 en in een brief van minister van Lidth aan prins Bernhard, drie 'verzetsorganisaties': de OD, de RVV en de LKP. De Enquête commissie constateerde dat deze erkenning 'op nogal informele wijze is geschied.' dJ. VII a, p. 322).

688 [PDF]
KOLONEL KOOTS ALGEMEEN BELEID

allerlei vrijwilligers hadden aangetrokken, besefte dat niet bij al die vrijwilligers louter nobele motieven een rol hadden gespeeld, maakte zich zorgen over kwalijke geruchten welke omtrent de BS de ronde gingen doen en verbood vrij spoedig, n1. al op II oktober, elke vorm van aanwerving en uitbreiding, vooralom het altijd dreigend gevaar van penetratie door verraders te voorkomen. Ruim twee weken later, 27 oktober, verbood hij het bedrijven van sabotage, tenzij daartoe superieuren opdracht hadden gegeven. In diezelfde tijd overwoog hij, een algemene staking van alle autoherstelplaatsen en garages te gelasten - een denkbeeld dat hij liet vallen toen de regering de uitvoering had ontraden, 'hoofdzakelijk', aldus het desbetreffende regeringstelegram, 'daar personeel niet tot overheidsbedrijven behoort en bij gedeeltelijke opvolging stakingsparooi geen machtsmiddelen ter beschikking.' I Hij was een volstrekt tegenstander van alle 'wilde' inbeslagnemingen - voorzover inbeslagnemingen van BS' ers uitgingen, gelastte hij met een bevel d.d. 6 november" dat deze 'tot het uiterste beperkt' moesten worden en dat groepen die iets extra's nodig hadden, zich steeds eerst tot het Instituut Noodhulp van de LO moesten wenden, maar:

XC'Voorzover de bestaande organisaties van KP, OD en RVV op dit gebied reeds werkzaam zijn, kunnen zij voorshands hun regelende werkzaamheden voortzetten, doch de verstrekking van de bedoelde goederen aan hun plaatselijke groepen mag uitsluitend plaats vinden in overleg met en met toestemming van de er bij betrokken plaatselijke commandant.'

XCOok over de liquidaties van 'foute' elementen ging hij zich steeds meer zorgen maken. In een bevel dd. 24 februari '45 3 schreef hij voor, 'dat alles moet worden gedaan om te voorkomen dat bij het publiek de mening post vat dat het thans actieve deel der verzetsbeweging, behalve een apparaat ter eigen bevoordeling' (dat sloeg op de extra rantsoenen), 'een soort van georganiseerde moordenaarsbende zou zijn' - er waren, schreef hij, 'meer dan eens' liquidaties op losse gronden verricht; hij bepaalde dat men er, ter beperking van represailles, steeds naar moest streven, 'dat het lijk wordt weggewerkt of onidentificeerbaar gemaakt.'4 In datzelfde bevel verbood hij het overhoop schieten van Duitse krijgs

XCI Telegram, 25 nov. 1944, van BI aan H. Koot (Enq., punten g en h, gestenc. bijl. 164). 2 Doe II-344 B, a-I. 3 GAC, 1 A. 4 Het is dit bevel geweest waarmee de Apeldoornse BS-ploeg die op 6 maart de z.g. aanslag op Rauter pleegde, geen rekening heeft gehouden; mogelijk is intussen dat het bevel van 24 februari de betrokken ploeg

689 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

gevangenen, 'omdat men met hen geen weg weet' - enkele gevallen van dien aard hadden zich voorgedaan.

XCMet dit alles deed kolonel Koot zijn best, algemene verwildering te voorkomen, en streefde hij er naar, de bezetter zo weinig mogelijk aanleiding te geven tot het nemen van wraak. Hij wist dat op daden van spoorwegsabotage steeds represailles volgden: dat dan vaak huizen in brand werden gestoken en in de regelook Todeskandidaten werden gefusilleerd. Hij ried aan de sabotage, zo enigszins mogelijk, aldus in te kleden dat de Duitsers in het onzekere zouden blijven of het gebeurde wellicht te wijten was aan een actie van Geallieerde parachutisten of aan een ongeval of aan nalatigheid aan Duitse kant. Maar die sabotage moest doorgaan. Zijn standpunt was dat, hoe betreurenswaardig het ook was dat uitnemende illegale werkers als Todeskandidaten werden doodgeschoten, toch de overtuiging dat men reëel afbreuk deed aan de Wehrmacht, moest prevaleren. Trouwens, wie alle represailles wilde voorkomen, diende volledig passief te blijven en die passiviteit kon niet alleen niet voorgeschreven worden, maar zij zou ook in strijd zijn met wat door hem, door alle illegale werkers en door grote delen van de publieke opinie als een nationaal belang werd gezien: dat de bevolking van bezet Nederland een eigen bijdrage zou leveren tot het verdrijven van de gehate bezetter.

XCDie bijdrage zou, kolonel Koot besefte het, in de fase waarin de Geallieerde bevrijders benoorden de grote rivieren zouden doordringen, slechts bescheiden kunnen zijn.

XC'De geringe sterkte van de BS' (dat sloot de bewapening in - alle zware wapens ontbraken), 'de geringe geoefendheid en de slechte voeding maakten', verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'dat de BS ten hoogste in compagniesverband' (een eenheid van een tweehonderd man)

XC'zouden kunnen optreden en niet in groter verband. Deze omstandigheden hebben de BS eigenlijk gestempeld tot hulptroepen voor guerrillahandelingen in stede van troepen voor grote gevechten. Dat is van het begin af ook mijn opzet geweest. Ik heb mij altijd verzet tegen die commandanten die probeerden er grote eenheden van te vormen. Ik heb altijd gezegd: ik speel liever de rol van een zwerm giftige malariamuskieten dan van een solitaire olifant.'!

XCDat was reëel gezien. Hoe de BS zich op die 'guerrillahandelingen' zijn gaan voorbereiden, zullen wij in dit hoofdstuk nog uiteenzetten.

XC! Getuige H. Koot, Enq., dl. V c, p.

690 [PDF]
KOLONEL KOOTS ALGEMEEN BELEID

Inderdaad was een grondgedachte daarbij dat men elk treffen met numeriek sterke, zwaargewapende Duitse eenheden uit de weg moest gaan. Men hield rekening met de mogelijkheid dat de Wehrmacht in de laatste fase van de strijd tot grootscheepse vernielingen zou willen overgaan die ook de naoorlogse heropbouw belangrijk zouden vertragen (vernielingen bijvoorbeeld van electrische centrales en van grote bruggen), maar men nam daarbij aan dat die vernielingen, welke immers op tal van plaatsen zouden moeten worden uitgevoerd, aan kleine groepen Duitse militairen zouden worden toevertrouwd - die groepen zouden wellicht door BS' ers uitgeschakeld kunnen worden.

XCTenslotte dan de taken van de BS na de bevrijding.

XCOok daarmee werd door kolonel Koot rekening gehouden. Een groot deel van de BS'ers zou niet deelnemen aan de militaire strijd in welke vorm ook; hij wilde ze, gelijk vermeld, eerst 'de Verzetstroepen' noemen maar zij gingen later volgens bevel van prins Bernhard 'de Bewakingstroepen' heten. Die Bewakingstroepen werden georganiseerd om het Militair Gezag terzijde te staan als een soort bijzondere politiemacht. Wat dan precies de taak van die BS'ers zou zijn, was moeilijk in bijzonderheden te voorzien - meer helderheid kreeg men pas toen men eind februari of begin maart in Amsterdam een bevelontving van prins Bernhard d.d. 17 februari waarin hij kolonel Koot opdroeg, arrestatieploegen te vormen die, zodra het Militair Gezag ter plaatse zou zijn, de opdrachten van die organisatie moesten gaan uitvoeren. Op dit bevel volgde nog de door de prins vastgestelde 'Algemene Iristructie voor de Binnenlandse Strijdkrachten', waarin nauwkeurig was aangegeven hoe de arrestatieploegen de door hen in te rekenen 'foute' elementen moesten behandelen. I Hoe diende nu al het voorbereidende werk dat voor de uitvoering van die verschillende taken nodig was, te worden georganiseerd? Koot had daar, toen hij op 20 september tot zijn eigen verrassing in Den Haag werd opgehaald en daags daarna in Amsterdam als Commandant van de BS ging fungeren, geen denkbeeld van, behoudens dan dat, uiteraard, een regionale indeling nodig was. Bij de RVV was van een duidelijke regionale indeling geen sprake en deze organisatie had bovendien slechts 'brigades' in sommige delen des lands, niet in andere; de Knokploegen waren door van Bijnen voor de sabotage onder provinciale leiders geplaatst boven wie zich vier gewestelijke commandanten bevonden; de

XCI Wij schreven over dit stuk in ons vorige deel, nl. in de paragraaf 'De arrestatieregeling voor het nog te bevrijden gebied' van hoofdstuk I2.

691 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

OD daarentegen was niet volgens de elf provincies ingedeeld maar in negentien gewesten - in die gewesten fungeerden commandanten, allen met een eigen staf. Six wees daar op en Koot nam vervolgens de Ofr-indeling over - een feit dat belangrijke eonsequenties kon hebben, immers: er zou uit kunnen voortvloeien dat gezagsdragers van de OD min of meer automatisch gezagsdragers werden van de BS.Six beschouwde dat als de natuurlijkste zaak van de wereld. Los nog van de taken die de gewestelijke commandanten van de BS na de bevrijding zouden moeten verrichten (taken waaromtrent zij van het OD-hoofdkwartier een uitvoerige voorlichting hadden ontvangen), waren zij, meende hij, in beginsel bij uitstek geschikt om de militaire operaties te leiden welke men bij de nadering der Geallieerde legers zou kunnen uitvoeren: hij had immers voor de functie van gewestelijk OD-commandant officieren uitgekozen van zo hoog mogelijke rang, ervaren militairen dus.

XCMaar zo eenvoudig ging het niet: de weerstand in RVV- en KPkringen tegen de OD was zo groot dat de benoeming van de gewestelijke BS-commandanten tot tal van moeilijkheden leidde (wat Amsterdam betrof, beschreven wij die al) - wij komen er in de volgende paragraaf op terug.

XCIntussen vormde de benoeming van die gewestelijke commandanten bij lange na niet het enige probleem waarmee Koot te worstelen had. Van Thijssen en van van Bijnen ondervond hij aanvankelijk slechts tegenwerking; Thijssen moest hij afzetten en van Bijnen nam pas in november zijn plaats in het Delta-Centrum in. Dan waren er de moeilijkheden met prins Bernhard. Nauwelijks had deze Koot in zijn functie bevestigd of hij greep in de gang van zaken in door te bepalen dat boven de gewestelijke BS-commandanten geen Rayon-Commandanten mochten worden benoemd en Koots besluit om Thijssen zijn commandobevoegdheid te ontnemen, werd door de prins ongedaan gemaakt verdere daaruit voortvloeiende moeilijkheden werden slechts door Thijssens arrestatie (door de SD) voorkomen. Vooral in de maanden oktober en november heeft Koot zich herhaaldelijk afgevraagd of de uitoefening van zijn functie wel voldoende zin had. Hij had in die tijd het gevoel dat hij volslagen in de lucht hing, ja hij betwijfelde of wat hij van Amsterdam uit trachtte te organiseren, van enig belang was voor de Geallieerde oorlogvoering.

XCPas eind november ging hij daar, en nu definitief, anders over denken.

XCHij had er enige tijd tevoren via Biallosterski op aangedrongen dat de Aussenstelle van de SD te Amsterdam door de RAF zou worden aange

692 [PDF]
KOLONEL KOOTS MOEILIJKE POSITIE

het feit dat er enkele scholen in de nabijheid lagen, na vier uur 's middags of op een zondag zou worden uitgevoerd - inderdaad, het kwam tot die aanval (wij komen er nog op terug) en deze vond op een zondag plaats, nl. op 26 november. Dit bombardement was voor Koot, zo schreef ons in '70 een van zijn toenmalige secretaresses, 'de bevestiging dat Londen niet meer doof was voor zijn suggesties en hem als commandant werkelijk inschakelde ... Het effect op het zelfvertrouwen en de moed om onder de moeilijkste omstandigheden door te zetten ... , is haast niet onder woorden te brengen.'!

XCHij hield vol. Van veel belang was daarbij dat er binnen zijn staf harmonie heerste, en dat hij zich zeker wist van de steun van het College van Vertrouwensmannen en van de Contact-Commissie der Illegaliteit met welke hij, zoals bleek, o.m. bij het tegengaan van de Liese-Aktion nauw samenwerkte.' Wel stond die commissie (hij had er eind februari een lange bespreking mee) kritisch tegenover doen en laten van de BS, maar tegen die kritiek, welke hij in sommige opzichten deelde, was hij wel bestand. Met dat al bleef hij beseffen dat hij op de BS, waarvoor hij formeel de volle verantwoordelijkheid droeg, maar ten halve greep had. Het pijnlijkst bleek dat uit het feit dat hij tot het einde toe geen overzicht had van wat in de verschillende gewesten aan gedropte wapens aanwezig was. Ja, keer op keer gafhij wel bevel dat de gewestelijke commandanten hem een nauwkeurige opgave zouden sturen, maar 'in feite', aldus na de bevrijding zijn chef-staf de Boer, 'werden van enkele gewesten deze gegevens nimmer ontvangen."

XCAlgemener, en weer zijn chef-staf:

XC'Het niet of onvoldoende opvolgen door verschillende ondercommandanten van de gegeven bevelen was wel een der ergste euvels die door de gehele periode tot aan de bevrijding bleven bestaan. Daarbij kwam de onzekerheid omtrent het

XC1 Brief, 7 nov. 1970, van M. R. Tuininga-Boissevain. 2 Vóór de capitulatie-onderhandelingen deed de enige botsing tussen Koot en de illegaliteit zich voor in het begin van '45 toen Koot zijn contact met de illegale pers bleek te hebben overgedragen aan jhr. R. Groeninx van Zoelen die hij kende uit '41 toen zij hadden samengewerkt in het kader van de Nederlandse Unie. Contact met Groeninx, 'van wie', zo vertelde Jan Meijer aan de Enquêtecommissie, 'uit het verleden bepaalde edelfascistische en antisemietische uitingen bekend wareri'(Enq., dl. VII c, p. 289), werd o.m. door Het Parool en Vrij Nederland geweigerd - Koot liet hem toen vallen. Op verzoek van de Contact-Commissie der Illegaliteit richtte Koot voorts begin april een instructie tot de gewestelijke commandanten waarin hen verboden werd, zich tijdens en na de bevrijding met persaangelegenheden bezig te houden. 3 M. de Boer, 'Verslag. BS' p. 17.

693 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

functioneren van de verbindingen alsmede het moeilijke contact met de ondercommandanten, speciaal in de meer verwijderde gebieden. Van een geregelde commandovoering over de BS kon hierdoor alleen sprake zijn in de provincies Noorden Zuid-Holland en Utrecht, vooral dank zij de in deze gebieden aanwezige eigen telefoonverbindingen.' J

XCOok in die drie provincies was het overigens moeilijk gebleken, iets van homogeniteit in de BS te brengen. De verschillen en tegenstellingen tussen de OD, de LKP en de RVV speelden daarbij een rol maar ook het streven naar regionale autonomie, de overtuiging dat men ter plekke de situatie beter overzag dan in het Amsterdamse hoofdkwartier en hier en daar persoonlijke eerzucht - diezelfde factoren hadden het om te beginnen al moeilijk gemaakt, aanvaardbare gewestelijke commandanten te benoemen.

De geu!estelUke commandanten

XC

XCNiet alleen de benoeming van gewestelijke commandanten der BS (Strijdend Gedeelte) maar ook die van districts- en plaatselijke cornmandanten en, voorzover die plaatsen in kwartieren waren ingedeeld, die van kwartier-commandanten, heeft tot reeksen ccnfiicten geleid." Het zou in ons algemene werk te ver gaan om al die conflicten gedetailleerd te beschrijven. Dat is ons trouwens ook niet mogelijk: de meeste stukken ontbreken. Die conflicten hebben zich namelijk afgespeeld in de Delta's waar vertegenwoordigers van de OD, de LKP en de RVV het eens moesten worden over de te benoemen commandanten en slechts van de besprekingen in één Delta (die van het gewest Amsterdam) zijn ons de notulen bekend. De voorgeschreven gang van zaken was deze dat in elke plaats van enige betekenis, in elk district en in elk gewest een Delta moest worden gevormd: was zij het er over eens dat een bepaalde illegale werker BS-commandant diende te worden, dan moest dat besluit door de hoger geplaatste commandant, gehoord de hogere Delta, worden goedgekeurd gewestelijke commandanten moesten dus in hun functie worden bevestigd door kolonel Koot na overleg met het Delta-Centrum.

J A.v.,p. 17- IS.. 2 Die conBicten hebben zich niet voorgedaan bij de benoemingen der gewestelijke commandanten-Bewakingstroepen; die functie, waarvoor de LKP en de RVV geen belangstelling hadden, werd aan de gewestelijke OD-commandanten toevertrouwd die in verscheidene gevallen gewestelijk commandant-Strijdend Gedeelte werden. Met 'gewestelijk commandant' bedoelen wij in deze paragraaftelkens 'gewestelijk commandant-Strijdend Gedeelte'.

694 [PDF]
OVERZICHT VAN DERTIEN GEWESTEN

XCDie Delta-vorming werd niet over de gehele linie doorgevoerd. Zij was al moeilijk doordat niet in alle delen van het land groepen van de RVV en Knokploegen aanwezig waren. Waar RVV'ers ontbraken, kon in het geheel geen Delta-vorming volgens voorschrift plaatsvinden - ontbraken de KP'ers, dan namen veelal LO-leiders in de plaatselijke en districtsDelta's de voor de LKP gereserveerde plaats in. Er zijn, schrijft van Ojen, 'door bun invloed vrij veel LO-Ieden in de formaties van de ES terechtgekomen, zonder dat zij een formele erkenning door de KP konden overleggen en zelfs kregen velen hunner toegang tot de BS door bemiddeling van de OD. Het is inderdaad voorgekomen dat bemoeienissen van LO-instanties voor de totstandkoming van plaatselijke BS-formaties en voor haar verdere ontwikkeling van beslissende betekenis zijn geweest, waartoe zij in enkele gevallen, teneinde formeel de zaken te kunnen regelen, tot oprichting van een KP overgingen of de naam van KP gingen voeren ... De LO mag in zekere zin als een 'depot' voor de BS worden aangemerkt."

XCGelijk eerder vermeld, sloot de territoriale hoofdindeling van de BS aan bij die van de OD. Moeten wij dus over negentien gewesten gaan schrijven? Neen, Koot en het Delta-Centrum hebben door de moeilijke verbindingen met het zuiden des lands (de lezer herinnere zich, welk een probleem het voor de groep-'Albrecht' vormde, regelmatig uit Rotterdam Geertruidenberg te bereiken) in de vijf daar gelegen OD-gewesten geen BS-commandanten kunnen benoemen; trouwens: een groot deel van Zuid-Limburg en de z.g. 'Corridor' Eindhoven-Nijmegen waren al bevrijd toen de Commandant der Binnenlandse Strijdkrachten en het Delta-Centrum begonnen te functioneren. Er resten dus veertien gewesten - één minder nog, dertien dus, want het OD-gewest Arnhem en omstreken, Gewest 7, was door de evacuaties vrijwel ontvolkt zodat daar geen BS-formaties konden worden opgericht.

XCGewest na gewest zullen wij nu weergeven, in hoofdzaak van Ojens gegevens volgend, wat ons van de benoeming der gewestelijke commandanten (hier en daar ook van lagere commandanten) bekend is; daarbij gaan wij niet verder dan eind maart toen het door het ingrijpen van prins Bernhard tot een reorganisatie-poging kwam welke wij later in dit hoofdstuk zullen behandelen.

XCIn deze provincie bevonden zich vrijwel geen RVV' ers en die er waren, werden niet in enig samenwerkingsverband opgenomen. Voor de Knokploegen hadden de twee provinciale leiders Krijn van der Helm en Pieter Wybenga in mei of juni' 44 de afspraak gemaakt met de reserve-kapitein der artillerie A. Meijer, dat de Friese Knokploegen, als de bevrijding naderde, onder de OD zouden komen te ressorteren; Meijer had er grondig over nagedacht wat men, als de Geallieerde legers in aantocht waren, tegen de Wehrmacht zou kunnen ondernemen, had vrijwilligers aangeworven en OD'ers tot districtscommandanten benoemd. 'Ronduit gaf hij toe', aldus later Wybenga, 'de bezwaren van de KP tegen bepaalde officieren te begrijpen en zelfs tot op zekere hoogte te delen. Maar mochten zij tekort schieten, 'dan schop ik ze er uit." I Dat was een man naar het hart van van der Helm en Wybenga! In juli evenwel leidde de affaire-Esmé van Eeghen- er toe dat van der Helm naar het westen des lands ging (hij werd er op zijn onderduikadres in Amersfoort in een gevecht met SD'ers dodelijk getroffen) en dat Wybenga zich uit het KP-werk terugtrok - Piet Oberman, een houthandelaar uit Dokkum, was door van der Helm en Wybenga met de leiding van de Friese Knokploegen belast. Over de met Meijer gemaakte afspraak had Oberman bij die gelegenheid niets te horen gekregen. Deze viel het overigens moeilijk, als nieuwe provinciale leider door de Knokploegen te worden aanvaard; daar kwam nog bij dat hij in augustus in een vuurgevecht met Landwachters een schot hagel in de rug kreeg - toen Dolle Dinsdag kwam (5 september), was hij nog uitgeschakeld.

XCOp die dag begaf Wybenga zich naar Leeuwarden teneinde er op verzoek van de illegale werkers van het hoofdkwartier van de KP weer de leiding van de Friese Knokploegen op zich te nemen. Hij bezocht die dag Meijer, bevestigde de met deze gemaakte afspraak en gaf nu aan de Knokploegen door dat zij voortaan onder Meijer en de door deze aangetrokken officieren zouden opereren. De Knokploegen in het oosten van Friesland bleken bereid zich te schikken, maar Oberman was woedend en in het zuidwesten, in Sneek en omgeving, waar de KP-leider Haitze Wiersma meer Knokploegen had gevormd dan er in het oosten bestonden, wekte de met Meijer getroffen overeenkomst grote verontwaardiging.

XCI P. Wybenga: Bezettinçstijd in Friesland, dl Ill, p. 20. 2 Wij beschreven deze in ons deel 7, nl. in de paragraaf 'Zelfbescherming' van hoofdstuk

696 [PDF]
FRIESLAND DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

Het conflict werd tenslotte in zoverre bijgelegd dat een soort Intelli gence-stafvoor Meijer werd gevormd, 'Trio' geheten, waarin drie personen zitting kregen: Wybenga, Wiersma en een reserve-kapitein der artillerie, Ph. W. Pander; deze laatste had in augustus in Friesland een groot aantalofficieren en manschappen opgezocht die in de meidagen van '40 onder hem hadden gediend en had velen hunner bereid gevonden, onder zijn leiding opnieuw te gaan strijden. Een van Panders officieren, de ondergedoken Amsterdammer drs. Charles Montagne, werd de man die op de onderduikadressen van 'Trio' de Intelligence gegevens sorteerde en opborg. Met die gegevens nu zocht Meijer omstreeks loktober de SAS-agent Debèfve op die toen pas was gedropt, en deze ried hem aan, onmiddellijk een deskundige militair en een illegale werker die Friesland door en door kende, door de linies naar de Geallieerden te laten gaan en hun de gegevens mee te geven. Die missie werd aan Wybenga en Montagne toevertrouwd. Zij vertrokken op 7 oktober en begaven zich eerst naar Amsterdam om er contact op te nemen met, schreef Wybenga later, 'de landelijke leiding van de OD." De persoon met wie Montagne en hij spraken", bleek zeer verbolgen te zijn: Meijer, zei hij, was eigengereid opgetreden, had zonder toestemming van het OD-hoofdkwartier afspraken gemaakt met de Friese Knokploegen, besloten was, hem, die 'maar een kapitein' was", te vervangen door een generaal. 'Het werd', aldus Wybenga, 'een laaiende ruzie', waarbij Wybenga zijn gesprekspartner tenslotte toebeet: 'Als jullie die generaal naar Friesland sturen, geef hem dan een leger mee, want anders ligt hij ten zuiden van W olvega al met gebroken benen in de onderwal van een sloot!" Hulp om naar het Zuiden te crossen, kregen Wybenga en Montagne in Amsterdam niet, maar zij konden in de Betuwe met hulp van KP'ers uit Tiel de Waaloversteken. Het BI in Eindhoven nam de spionage-gegevens in ontvangst en enkele dagen later, d.w.z. ca. 20 oktober, vertelden Wybenga en Montagne aan prins Bernhard in diens hoofdkwartier bij Brussel van de samenwerking welke in Friesland tussen de Knokploegen en de OD tot stand was

I Geale de Vries (ps. van P. Wybenga): p. Ir. 2 Wybenga, die na de bevrij ding Six enkele keren ontmoette, schreef ons in mei '81 dat hij niet door deze te woord is gestaan. 3 Wij tekenen hierbij aan dat de commandanten van enkele OD-gewesten geen hogere rang hadden dan die van kapitein; de woorden 'maar een kapitein' laten zich daarmee niet rijmen. 4 Geale de Vries: p. Ir.

697 [PDF]

gekomen. 'Dat is uniek', zei de prins. 'Dus er is toch één provincie waar ze het hebben gedaan zoals het moet.' Toen Wybenga vervolgens zei dat 'Amsterdam' Meijer, die 'maar een kapitein' was, wilde vervangen, ontstak de prins in woede. 'Wat moet ik daar', riep hij uit, 'met een gouden kraag, als ik er al een kerel heb? !" Prompt liet hij kolonel Koot een telegram sturen, inhoudend dat hij Meijer definitief benoemde tot BS-commandant van Friesland.

XCNa dat telegram duurde het nog ruim een maand voordat Koot zijnerzijds Meijers benoeming bevestigde. Op 12 december werden vervolgens in Friesland de OD en de KP volledig in de BS opgenomen en Meijer verving de oorspronkelijk aangestelde districtscommandanten van de BS, die uit de OD afkomstig waren, op één na door KP'ers.

XCIn Groningen (Gewest 2) liep alles mis. Wellicht had het NSF-Top-lid Iman van den Bosch, de oud-marine-officier die er als eerste BS-commandant ging fungeren, de zaken in het goede spoor kunnen brengen maar nadat hij in oktober door zijn arrestatie was uitgeschakeld, kwam het tot een reeks conflicten die bij de bevrijding nog niet waren bijgelegd. RVV-groepen waren er aanvankelijk in Groningen niet - later gingen enkele communisten zich RVV'ers noemen; zij werden, voorzover ons bekend, in geen enkel samenwerkingsverband opgenomen. 'De KPleiders', schrijft Wybenga,

'waren het onderling oneens, behalve inzake de weigering om met de OD samen te werken. Er was zelfs voortdurend ruzie met de landelijke toppen van KP en SS ... Het is triest en voor een geschiedschrijver onverklaarbaar, de afgang en sterilisatie van het gewapend verzet in Groningen te lezen. Sterilisatie, want hierdoor kreeg deze provincie ook geen wapens. Eenmaal is voor Groningen een zending afgeworpen bij Bakkeveen, maar het meeste daarvan ging kort daarna verloren door allerlei wederwaardigheden, waaronder alweer verraad."

XCMet instemming van het Delta-Centrum had kolonel Koot in november, toen men het in Groningen niet eens kon worden, een nieuwe gewestelijke commandant aangewezen: Maarten van Til, de gewestelijke

XC1 A.V., p. 12. 2 P. Wybenga: Bezettingstijd in Friesland,

698 [PDF]
GRONINGEN DRENTE OVERIJSSEL

commandant van de OD, maar aan deze werd, aldus Het Grote Gebod,'alleen alomdat hij vanuit het westen was benoemd, bij de uitvoering van zijn opdrachten zo goed als geen medewerking verleend." Toen tenslotte de Friese BS bereid waren, aan de BS in Groningen wapens af te staan mits alle contacten terzake via de gewestelijke commandant zouden lopen, werd dat aanbod geweigerd, 'enkele harde koppen ... stelden ... zich op het standpunt: liever geen wapens dan bij de gratie van een in Amsterdam tronende ... BS-Ieiding. Doorgekomen bevelen, indien niet strokend met eigen inzichten, werden zonder meer terzijde gelegd. De ... op 17 januari '45 totstandgekomen fusie van KP en OD bracht geen enkele verbetering in de toestand."'Op de dag der bevrijding was', aldus van Ojen, 'de samensmelting tot BS nog niet voltooid." Daartoe had bijgedragen dat in de BS-top tal van arrestaties waren verricht en dat van Til, deswege diep ondergedoken, maar een beperkte activiteit had kunnen ontplooien.

XCBeter ging het in Drente (Gewest 3). RVV-groepen waren er niet en de Knokploegen stonden hier minder vijandig tegenover de OD dan elders, hetgeen samenhing met het feit dat talrijke OD'ers in LO-verband bij de steun aan onderduikers betrokken waren geweest. Zo kon de gewestelijke commandant van de OD, de reserve-kapitein der infanterie H. Ketelaar, met volle medewerking van de Knokploegen tot gewestelijk commandant van de BS worden benoemd. Hij nam vijf KP'ers in zijn staf op en haalde ook in andere opzichten KP'ers naar voren: vooral zij waren het die met de wapeninstructie werden belast.

XCIn Overijssel (Gewest 4) was de harmonie tussen de RVV-groepen en de Knokploegen verre te zoeken. Wij herinneren er aan dat de Twentse Knokploegen hetJedburgh-team van majoor Brinkgreve er toe wisten te

I dl. !, P.434. 2 A.v. 'Van Ojen: p. 208.

699 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

bewegen, kapitein Lanckers brigade-Twente van de RVV in de steek te laten. Wat Brinkgreve nadien aan wapens en sabotagemiddelen liet droppen, ging louter naar de Knokploegen toe. Lancker was hierover, zo schreef hij begin oktober aan Brinkgreve, 'buitengewoon verontwaardigd." Buiten Lancker om werden vervolgens de Knokploegen en de OD, daarin gesteund door Brinkgreve, het er over eens dat de gewestelijk commandant van de OD, de kolonel der infanterie b.d. van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, G. D. E. J. Hotz, BS-commandant in Overijssel diende te worden. Lancker werd uitgenodigd aan een bespreking deel te nemen waarop het formele besluit daartoe moest vallen. Persoonlijk had hij, hoe gegriefd ook, naar die bespreking toe willen gaan maar zijn naaste medewerkers wisten hem er toe te bewegen om, aldus een hunner, 'de vernederende uitnodiging' niet te aanvaarden"; veiligheidsoverwegingen (Lancker werd zwaar gezocht) speelden daarbij ook een rol. Hij beperkte zich er toe, Brinkgreve te doen weten dat hij zich bij voorbaat bij elk te nemen besluit neerlegde. De kolonel, wiens aanwijzing tot BS-commandant door Koot en het Delta-Centrum werd bevestigd, benoemde Lancker vervolgens tot BS-commandant in het district Salland.

XCDaarna ontstonden weer nieuwe moeilijkheden doordat Lancker van mening was dat Deventer en de IJsselstreek tot Salland behoorden, hetgeen door de anderen betwist werd. Gevolg van dit alles was dat de RVV-groepen zich slechts hoogst onwillig in het BS-verband lieten invoegen, 'de gewestelijke commandant kon', aldus van OJ en, pas na Lanckers sneuvelen (IJ februari '45) 'de zaken in het goede spoor brengen."

XCIn de Achterhoek (Gewest 5) waren, schijnt het, de tegenstellingen tussen de OD, de RVV en de LKP minder scherp dan elders - men werd het er althans spoedig over eens dat ook hier de gewestelijk commandant van de OD, de reserve-luitenant-kolonel der cavalerie W. A. van den Wall Bake, gewestelijk commandant van de BS zou worden. Gelijk eerder weergegeven, was van Bijnen die met deze commandant eind november7

I Brief, 5 okt. r944, van A. F. Lancker aan H. Brinkgreve (RVV, r g). 2 A. Kamphuis: 'Hoe wij met 'Evert' in aanraking kwamen en in hem onze aanvoerder zagen' (z.j.), p.2(DocI-roro,a-2). 3 VanOjen:DeBS,p.209.

700 [PDF]
ACHTERHOEK VELUWE

een gesprek ging voeren, van oordeel dat hij vervangen moest worden, maar die opinie werd door het Delta-Centrum niet gedeeld en van den Wall Bake bleef in functie; de verdere vorming van de BS verliep, zo schreef de commandant kort na de bevrijding, 'zonder stoornis."

XCDe Veluwe (Gewest 6) was het enige gewest waar een RVV'er tot BS-commandant werd benoemd: als zodanig werd namelijk Berend Dijkman, commandant van de brigade-Veluwe van de RVV, door Koot en het Delta-Centrum aanvaard. Met grote aarzeling! Koot en Six betwijfelden of Dijkman, gewezen wachtmeester van de marechaussee, voldoende militaire kennis bezat; er werd dan ook, toen men tot de goedkeuring van Dijkmans benoeming besloot, tevens vastgesteld dat hij uit OD-kringen een ervaren officier als chef-staf zou krijgen.

XCDie chef-staf was nog niet gevonden toen Dijkman, zoals in hoofdstuk I vermeld, midden november werd gearresteerd. Tot zijn opvolger werd ir. P. C. Kruijff benoemd, reserve-eerste luitenant der artillerie, die in de periode van 'Market-Garden' in Arnhem het Intelligence-werk ten behoeve van de Geallieerden had geleid, nadien veel bemoeienis had gehad met het in veiligheid brengen van de Airbarnes die zich aan krijgsgevangenschap wilden onttrekken en zich als KP'er was gaan beschouwen. Hij kreeg opdracht van Six om de OD die op de Veluwe volledig gedesorganiseerd was geraakt (o.m. door het feit dat de gewestelijke ODcommandant, overste Barendsen. op 2 oktober te Apeldoorn was gefusilleerd en door arrestaties welke gebaseerd waren op de gegevens die de SD bij Dijkman had gevonden), opnieuw op te bouwen. Kruijff deed dat, 'waarbij hij evenwel niet schroomde', schrijft van Ojen, 'sommige functionarissen die van oudsher aan de opbouw van de OD hadden gewerkt, terzijde te stellen."In ~D-kringen wekte dat hier en daar verbittering ('Op de Veluwe is het nooit terechtgekomen', zei Six aan de Enquêtecommissie") maar met de resterende RVV -groepen en met de Knokploegen had de KP'er Kruijff geen moeilijkheden: zij gingen volledig in de BS op.

I W. A. van den Wall Bake: 'Enkele gegevens voor de geschiedschrijving van de OD, speciaal wat betreft gewest V' (maart 1946), p. 1-2. (Min.v.Def., Centr. Archiefdepot. 126/76). 2 VanOjen:DeBS,p.209. 3 GetuigeP.].Six,Enq.,dl.lVc,p.s67.

701 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

XCLaat ons de zaak niet te simpel voorstellen: het mocht dan waar zijn dat men het op de Veluwe aan de top goeddeels eens was geworden, op lager niveau was grote verdeeldheid blijven bestaan. De LO'er A. van de Kamp heeft daarvan, wat Kampen betreft, een duidelijk beeld gegeven. Hier werd, aldus van de Kamp, de ES 'voor negentig procent uit september-artisten gerecruteerd' die 'zich tot vlak voor de bevrijding maar liever bepalen wilden tot organisatie voor dat schone uur en verder zich ondergronds onledig gingen houden met het spelen van ordertje, tegenordertje en order op tegenordertje, gelijk in de dagen van vanouds.' De KP in Kampen kreeg daar in november genoeg van, vroeg en verkreeg verlof tot actief optreden,

XC'en toen de KP daarop alvast begon met de spoorwegstakingbrekers ter plaatse het onderduiken te gebieden, was de zaak aan 't rollen. Eerst intern (terwille van de eenheid wilde ik de kool en de geit sparen, wat heel hoge woorden en vinnige twistgesprekken uitlokte!), daarna extern, wijl bijkans het ganse BS-apparaat, met totaal geen gevoel voor het principiële verzetsstandpunt door de KP's altijd ingenomen, over mogelijke represailles en executies ging jammeren, ja zelfs bij monde van een ondercommandant de betrokken rangeerders aanried, rustig aan 't werk te blijven.' 1

XCDe 'onverkwikkelijke verwijdering' die er aldus kwam tussen de KP enerzijds en de ES (de RVV-groep inbegrepen) anderzijds", bestond bijna twee maanden later, middenjanuari, nog steeds. Er werd toen op initiatief van de samenstellers van het plaatselijk illegale blad Strijdend Nederland een bijeenkomst belegd van vertegenwoordigers van de KP, de OD, de RVV, de LO, het NSF en Strijdend Nederlandwaarop in aanwezigheid van de Kamper ES-commandant werd besloten, een Contact-Commissie op te richten. In de vergaderingen dier commissie bleef de onenigheid zich manifesteren. Zo werd op IQ februari vier uur lang gediscussieerd

XC'maar niet tot overeenstemming gekomen. Geschilpunten bleven:

XCa. de onuitroeibare neiging der BS-leiders om de zaak grootscheeps en militair-hiërarchisch op te bouwen, wat volgens ons (KP, LO, VV 3) onmogelijk is. Operaties met compagnieën en dergelijke zijn hier in Nederland niet uitvoerbaar.

XC... b. Afbakening van bevoegdheden en taak der BS ten opzichte der andere verzetsgroepen."

XCI A. van Boven (ps.van A. van de Kamp) inJanJansen in bezetgebied, p. 389-90. 2 A.v., P.405. 3 Van de Kamp duidt in zijn boek het blad Strijdend Nederland aan als: Vrij Vaderland. 'A. van Boven:JanJansen in bezet gebied, P.414-15. 7

702 [PDF]
UTRECHT EN BETUWE

XCPunt b werd een week later in beginsel geregeld, over punt a bleven de meningen uiteenlopen.

XCIn Utrecht en de Betuwe (Gewest 8) kwam in de tweede helft van september eerst een tweehoofdige leiding tot stand: de combinatie ODRVV benoemde de gewestelijk commandant van de OD, de reservekapitein der artillerie mr. J. H. des Tombe, tot gewestelijk commandant van de BS maar naast deze bleef Been zelfstandig commandant van de Knokploegen. Been, aldus Het Grote Gebod,

XC'beweerde dat de OD-RVV slechts een papieren organisatie was, een kwalificatie die deze groepering natuurlijk niet beaamde. Er werden pogingen tot bemiddeling aangewend maar een overeenstemming werd niet bereikt. De moeilijkheden bestonden echter niet alleen uit een te lage waardering van elkaars capaciteiten, maar ook in de praktijk werden de tegenstellingen doorgetrokken. Toen namelijk voor de stad Utrecht een commandant benoemd moest worden, droegen beide partijen een candidaat voor, maar de een kon de candidaat van de ander niet accepteren.' 1

XCEind oktober gaf kolonel Koot, gelijk eerder vermeld, bevel de BS te verdelen in Strijdend Gedeelte en Verzetstroepen - de Utrechtse Delta kon het er over eens worden dat Been de eerste en des Tombe de tweede formatie zou commanderen, 'de wrijvingen tussen deze twee bleven echter bestaan.' 'Na moeizame besprekingen' werd vervolgens ir. A. F. U. Krikke, 'die aan de ene zijde door zijn OD-afkomst en aan de andere door zijn KP-mentaliteit voldoende vertrouwen genoot", voorgesteld als de nieuwe gewestelijke BS-commandant. Kolonel Koot en het DeltaCentrum keurden het voorstel goed - enkele weken later werd ir. Krikke mèt zijn staf en de leidende BS-functionarissen van de stad Utrecht (en mèt de BBO-agent Postma) tijdens een bijeenkomst in het gebouw van de Utrechtse Kamer van Koophandel gearresteerd.

XCZulks betekende dat de leiding van de BS in Utrecht en de Betuwe alsook in de stad Utrecht geheel nieuw moest worden opgebouwd. 'Het tijdvak dat volgde was er', aldus een ingewijde, 'een van onrust en verwarring, waarbij intriges en kuiperijen hoogtij vierden, en dat in de

XC1 Hel Grote Gebod, dl. I, p. 516. 2

703 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

geschiedenis van het illegale werk in Utrecht altijd bekend of beter: berucht, zal staan onder de naam 'Stadhouderloze tijdperk'.' 1 Tot nieuwe gewestelijke commandant werd begin januari een KP'er benoemd, S. P. P. de Man - de onenigheid in de stad Utrecht duurde nog enige tijd langer en leidde er tenslotte toe dat alle z.g. kwartiercommandanten een rekest tot prins Bernhard richtten waarin zij hem vroegen, goed te vinden dat zij zelf een districtscommandant hadden gekozen. Antwoord kregen zij niet. De zaak eindigde aldus dat de gekozen commandant zich terugtrok en de door de gewestelijke commandant benoemde commandant morrend werd aanvaard. De rapporten die inzake al deze conflicten in het OD-archief belandden, vertoonden, aldus een der Utrechtse OD'ers van het eerste uur, W. A. H. C. Boellaard,

XC'bij elkaar een droevig beeld, hoe eerzucht, gekwetste waardigheid, zucht tot dwarsdrijven en het niet ondergeschikt willen maken van de eigen persoon aan het grote doel, herhaaldelijk de organisatie in gevaar brachten."

XCIn het Gooi (Gewest 9) verliep de benoeming van een gewestelijk BS-commandant bijzonder vlot. De gewestelijk commandant van de OD, de reserve-kapitein der artillerie b.d. H. F. Dudok van Heel, behoefde het slechts met één persoon eens te worden: de KP-leider in het Gooi, 'die', aldus van Ojen, 'tevens optrad als leidervan de RVV." De KP-leider liet zich in de staf van de gewestelijke commandant van de OD opnemen - het was die commandant die zich met zijn staf als het ware een nieuw etiket opplakte: BS in plaats van OD. 'Deze coördinatie die men', schrijft van Ojen, 'als voorbeeldig mag aanmerken, stempelde het Gooi tot een OD-gewest bij uitstek."

XCWel, helemaal voorbeeldig was de coördinatie toch niet, want het kostte de gewestelijk commandant veel moeite, de KP'ers in de BS te laten opgaan: zij waren over zij n algemene beleid allerminst te spreken.

XCOp de activiteiten van de BS in Amsterdam komen wij, o.m. aan de hand van de notulen van de Delta-vergaderingen nog terug - hier willen wij opmerken dat de Amsterdamse Knokploegen slechts puur formeel onder Overhoffs bevel stonden; in werkelijkheid werden zij door de Amsterdamse KP-leider zelfstandig gecommandeerd. Bevelen, uiteindelijk ook van prins Bernhard, om de naam 'KP' te laten vervallen, legden zij naast zich neer. Met de Amsterdamse Knokploegen was men overigens elders in het LO-LKP-complex niet bijzonder ingenomen; hun leider, een tuinderszoon uit het Westland, had op anderen de indruk gemaakt, nietsteeds even verantwoordelijk te handelen, en hem nam vooral de Amsterdamse LO-Ieiding kwalijk dat hij een aanbod om ca. tweeduizend zorgvuldig door de LO uitgekozen mannen via de KP in de BS te laten opnemen, had afgeslagen, 'de KP', aldus K. Norel in Het Grote Gebod,'wilde zelf haar mensen kiezen. Veel minder bekend in Amsterdam dan de LO begon zij lukraak te werven en hierbij zijn vergissingen begaan die soms ernstige gevolgen hadden."

XC1 C. F. Overhoff: 'Oorlogsherinneringen', p. 87. 2 A.v., p. 88. 'K. Norel in Het Grote Gebod, dl. r,

705 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

In Noord-Holland benoorden het IJ (Gewest II) zag het er eerst naar uit alsof de gewestelijk commandant van de OD, de luitenant-kolonel der infanterie van het Knil b.d. J. G. M. Wastenecker, in een minimum van tijd de eenwording van het gewapend verzet had weten te bewerkstelligen. Omstreeks Dolle Dinsdag sprak hij met twee provinciale leiders van de LO, nam deze in zijn staf op en vervolgens kregen districts- en plaatselijke leiders van de LO vlot een plaats in de staven van de districtsen plaatselijke commandanten van de OD. De LO trad bij dat alles min of meer namens de Knokploegen op die in Noord-Hollands Noorderkwartier zware verliezen hadden geleden. Een regeling als met de LO getroffen, wist Wastenecker ook te maken met enkele RVV-groepen. 'Er was dus', zo constateerde een naoorlogs overzicht van Gewest II, 'een volkomen eenheid in de OD bereikt."

XCDaargelaten of zij zo 'volkomen' was - die eenheid brak aan stukken toen in Noord-Holland de eerste droppings plaatsvonden: droppings ten behoeve van de RVV. De wapens werden namelijk niet aan overste Wastenecker ter beschikking gesteld, maar de RVV behield ze zelf en oefende daarmee een machtige zuigkracht uit op de OD. Daar kwam nog bij dat de wijze waarop in Noord-Hollands Noorderkwartier de eenwording althans op papier tot stand was gekomen, in strijd was met de van Amsterdam uit voorgeschreven regels: de LO had er niets mee te maken en de KP moest er bij betrokken worden. Dat laatste had heel wat voeten in de aarde, gegeven de weerstanden in KP-kringen tegen de OD. Overste Wastenecker evenwel, een strijdbaar man, wist die weerstanden goeddeels te overwinnen, o.m. doordat hij de leider van de Waterlandse Knokploeg in zijn staf opnam en het.sabotagewerk aan de Knokploegen en de groepen van de RVVoverliet; in de als mobielonderdeel bedoelde Gewestelijke Stormtroepen, ca. tweehonderd man, nam hij bovendien grotendeels KP'ers op.

XCDat overste Wastenecker in zijn gewest een ruime mate van cohesie wist te bereiken (de bevelen en aanwijzingen van kolonel Koot waren daar, schrijft van Ojen, 'zeer goed tot hun recht gekomen"), blijkt ook uit het feit dat gewest II het enige BS-gewest is geweest dat (in '47) een relaas in boekvorm heeft gepubliceerd; het getuigde al blijkens zijn titel: De mannen van overste Wastenecker, van veel waardering voor de commandant.

I (BS) Gewest I I: 'Enige rapporten over het ontstaan en de werkzaamheden der Binnenlandse Strijdkrachten in Gewest I I' (I945 ?), p. 8. 2 Van Ojen: p. 212.

706 [PDF]
NOORD EN ZUID-HOLLAND

XCIn Noord-Holland Zuid (Gewest 12) duurde het, evenals elders, enkele maanden voordat in de desbetreffende Delta overeenstemming was bereikt, wie als gewestelijk commandant van de BS zou optreden: pas eind november gingen de KP en de RVV er accoord mee dat dit mr. Sikkel zou zijn, de gewestelijk commandant van de OD. Tegen hem rezen bezwaren: zo werd hem, aldus een uit begin maart daterend bericht, verweten dat hij 'zich blind staart op de burgerlijke verhoudingen na het uur U, doch stelselmatig weigert, momenteel behoorlijke militaire voorbereidingen te treffen. Zo is de zeer slechte wapenvoorziening te wijten aan zijn weigering, afwerpterreinen aan te wijzen' (wij nemen aan dat Sikkel van mening was dat de BBO-droppings met minder risico in de streek tussen Alkmaar en Hoorn konden geschieden dan bijvoorbeeld in de Haarlemmermeerpolder die men slechts via een beperkt aantal bruggen kon verlaten). 'Hij is als gewestelijk commandant dan ook reeds afgezet, doch wordt nog (onderhands) aangehouden èn omdat er nog geen geschikte plaatsvervanger gevonden is, èn omdat hij als zwager van min. Gerbrandy met zware papieren werkt."

XCSikkels afzetting kreeg eind maart een definitief karakter; desondanks bleven de Knokploegen in Noord-Holland Zuid van een echt samengaan in de BS afkerig en behielden ook de RVV-groepen goeddeels hun feitelijke zelfstandigheid.

XCWeerstanden tegen de BS van de kant van de Knokploegen en van de groepen van de RVV bleven tot het einde toe ook in Zuid-Holland N oord (Gewestbestaan. Er waren hier slechts enkele districten, zoals Leiden, 'die', aldus van Ojen, 'een behoorlijk beeld vertoonden.' Groot was de verdeeldheid met name in Den Haag dat na de bevrijding weer het regeringscentrum zou worden. De OD had er zich op voorbereid, daar het gezag te handhaven. Dan kwam er omstreeks Dolle Dinsdag het in hoofdstuk 5 genoemde 'Korps admiraal Doorman' naar voren hetwelk

13)

XCI Bericht, 8 maart 1945, van de commandant Keurtroep Heemstede (een KP-groep) aan de Plaatselijke BS-commandant (RvO, Call. 189 A, 2

707 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

zich evenwel na enkele dagen in het niets oploste. Meer last kreeg men er met een tweede, ook al van een fraai klinkende naam voorziene formatie: het z.g. Oranje-Nassau-regiment. Dat werd op Koninginnedag 1944 (3 I augustus) opgericht in de kelder van het Koninklijk Huisarchief door de reserve-eerste luitenant der grenadiers N. M. Japikse, die een van de adjudanten was geweest van de generaals Reynders en Winkelman. Japikse meende dat de OD noch de politie bij de bevrijding de orde in Den Haag zou kunnen handhaven - zijn Oranje-Nassau-regiment moest dat doen, hoofdzakelijk met oud-leden van de Haagse Burgerwacht. Hij trok twee kolonels als bevelhebbers aan en trachtte te bereiken dat het regiment bij de bevrijding politiebevoegdheden zou krijgen. Dat werd door de politieautoriteiten die na de bevrijding de leiding van de Haagse politie zouden krijgen, alsook door mr. S. J. R. de Monchy die dan weer burgemeester zou worden, geweigerd - zij meenden dat het Oranje-Nassau-regiment in de OD of de BS diende op te gaan. De Monchy liet begin november het College van Vertrouwensmannen de volgende waarschuwing aan de regering seinen:

XC'Optreden Japie en zijn groep Den Haag beslist gevaarlijk. Tracht volgens bericht burgemeester Den Haag onder revolverbedreiging voor eigen beweging geld af te persen. Verzoeke hem kategorisch te bevelen onderschikking aan Commandant Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten."

XCDit bevel werd gegeven en het Oranje-Nassau-regiment werd vervolgens ontbonden. Inmiddels was evenwel door de twee kolonels een jeugdige, psychisch gestoorde kantoorbediende in de rang van majoor tot bataljonscommandant van het regiment benoemd; deze ging, ook na de ontbinding van het regiment, met een eigen stoottroep links en rechts op roof uit en schoot in totaal elf personen dood, een aantal hunner louter uit persoonlijke rancune.

XCEen gewestelijk commandant van de BS werd in Zuid-Holland Noord pas eind november benoemd: de kolonel van het Knil b.d. W.G.A. van Nieuwenhuizen, voordien gewestelijk commandant van de OD. Hij werd midden december in Den Haag gearresteerd toen hij zich naar een adres begaf waar een bespreking over de wapendroppings zou plaatsvinden en pleegde 's avonds zelfmoord in zijn cel teneinde niet het gevaar te lopen, in zijn verhoren belangrijke gegevens te moeten prijsgeven.

XCDe opvolger van van Nieuwenhuizen (een generaal, 'die', aldus Het

XC, Telegram.ia nov. I944, van Vm aan de regering, Enq., dl. V b, p. 518.

708 [PDF]
ZUID-HOLLAND

Grote Gebod,'niets deed dan eens op zijn hoofdkwartier koffie komen drinken en er over praten hoe de troepen voor hem paraderen zouden als de koningin terug was") werd door de Haagse KP'ers ongeschikt geacht voor zijn taak. Klachten hielpen niet - hoe de man weg te krijgen? Dat bleek niet moeilijk te zijn: twee KP'ers deden een SD-uniform aan en belden bij zijn onderduikadres aan - van Nieuwenhuizens opvolger zag hen en vluchtte onmiddellijk naar Amsterdam.

XCDerde commandant werd de reserve-kapitein der artillerie J. E. van Hemert - hij werd op 3 maart '45 gedood bij het bombardement van het Bezuidenhoutkwartier. Vierde commandant werd toen de reserve-Iuitenant-kolonel der infanterie, drs. L. Leopold, die van beroep onderdirecteur was van een Amersfoortse hbs. Toen de Monchy begin maart uit Rotterdam weer eens een bezoek bracht aan Den Haag, trof hij daar, schrijft hij, 'een geheel nieuwe toestand' aan waarbij hem 'de rustige leiding' van de BS opviel> - anderen waren van mening dat ook Leopold in het Haagse milieu weinig had kunnen bereiken.

XCIn Zuid-Holland Zuid tenslotte (Gewestwerd niet de gewestelijk commandant van de OD maar de districtscommandant te Rotterdam, A. van der Hoeven, gewestelijk commandant van de BS, eveneens pas eind november. Hij was niet in staat de steun van de Knokploegen en de RVV-groepen te verwerven. 'Ondanks alle bevelen tot samensmelting en eenheid en ondanks een oppervlakkige toenadering bleven', schrijft van Ojen, 'de groepen van KP en RVVenerzijds en die van de OD anderzijds gescheiden." Die moeilijkheden deden zich vooral in Rotterdam en Dordrecht voor. In een latere periode werd de taakuitoefening van van der Hoeven beperkt: hij hield slechts het Strijdend Gedeelte van de BS onder zich en de Bewakingstroepen werden onder de vroegere gewestelijke commandant van de OD geplaatst, de reserve-kapitein der artillerie J. Roodenburg. Zuid-Holland Zuid had toen geen gewestelijk BS-commandant meer.

14)

XCIn het perspectief van de Londense autoriteiten die er mee te maken hadden, had de oprichting van de BS de bedoeling om van de bestaande formaties van de RVV, de LKP en de OD één geheel te maken dat, onder regionale en plaatselijke commandanten geplaatst, zijn aanwijzingen zou ontvangen van de Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, prins Bernhard, zulks met inschakeling van het in Amsterdam gevestigde Delta-Centrum (dat eerst 'Top-Driehoek' heette). De formaties van de BS zouden dus als het ware rechtstreeks ter beschikking staan van de prins die zijnerzijds wat de op te dragen acties betrof, zich zou richten naar de aanwijzingen van het Special Farces Headquarters - die acties dienden immers te passen bij de algemene Geallieerde strategie. De prins en zijn adviseurs wilden datgene wat de BS zouden gaan ondernemen, zoveel mogelijk in de hand houden - vandaar dat de prins aanvankelijk louter met het Delta-Centrum te maken wilde hebben en de vorming van Delta's op lager niveau verbood.

XCIn bezet gebied evenwel kozen degenen die in Amsterdam in de eerste helft van september vorm gingen geven aan de BS (voor de OD behoorden daartoe Six en Caljé, voor de LKP Rombout, voor de RVV van der Gaag en Wagenaar) een andere opzet, waarop vo oral oak de steeds eendracht bepleitende Walraven van Hall had aangedrongen: zij kenden de bestaande tegenstellingen in de illegaliteit veel beter dan in Londen het geval was en zij beseften dat regionale en plaatselijke commandanten van de BS alleen konden worden aangewezen wanneer er regionaal en plaatselijk overleg aan zou voorafgaan (anders gezegd: ook op lager niveau moesten Delta's worden gevormd). Zij zagen het bovendien als wenselijk dat de BS een echt hoofdkwartier kregen niet buiten, maar juist in bezet gebied. De vorming van dat hoofdkwartier begon al nog voordat er een Commandant was. Kolonel Koot werd als zodanig aanvaard, zij het niet zonder aarzeling van de zijde van de vertegenwoordigers van de RVV en de LKP. Meer dan een hoofdkwartier en een Commandant had men toen niet en zo bestonden de BS als eenheidsformatie aanvankelijk louter aan de top.

XCHoe moeilijk het was, die eenheid op lager niveau te verwezenlijken is, menen wij, duidelijk gebleken uit wat zich in de gewesten ging afspelen. De hoop dat op korte termijn allerwege slagvaardige formaties zouden ontstaan, geleid door algemeen aanvaarde gewestelijke commandanten die de bevelen van kolonel Koot stipt zouden opvolgen, ging niet in vervulling. Boellaard constateerde later dat de BS-vorming in de 7

710 [PDF]
TERUGBLIK OP DE GEWESTEN DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

provincie Utrecht 'een droevig beeld' bood van 'eerzucht, gekwetste waardigheid, zucht tot dwarsdrijven en het niet ondergeschikt willen maken van de eigen persoon aan het grote doel' - dergelijke, in het persoonlijk vlak liggende factoren hebben waarlijk niet alleen in Utrecht een rol gespeeld. Dat konden zij, menen wij, evenwel slechts doen doordat ook sterke onpersoonlijke factoren de effectieve eenwording in de weg stonden. Om te beginnen: de BS werden niet van de grond af nieuw gevormd maar waren een combinatie van bestaande illegale organisaties waaraan diegenen die in de BS hun plaats moesten innemen en, dat doende, als het ware hun illegale identiteit moesten verloochenen, lange tijd met hart en ziel hun beste krachten hadden gegeven. Waren van Amsterdam uit effectieve bevelvoering en (daarmee samenhangend) effectieve controle mogelijk geweest, dan had de eenwording met kracht bevorderd kunnen worden, maar die controle kon in de omstandigheden van de hongerwinter niet uitgeoefend worden en dat leidde er toe dat van bevelvoering door kolonel Koots hoofdkwartier eigenlijk alleen sprake was (en ook daar niet over de gehele linie) in de gewesten Utrecht, het Gooi, Amsterdam, Noord-Hollands Noorderen Noord-Hollands Zuiderkwartier. Men dient daarbij in het oog te houden dat het illegale werk van de aanvang af zijn wortels heeft gehad in kleine groepen waar men zich onderling verbonden voelde: in de feitelijke activiteit waren de stad, de streek, de provincie, veelal belangrijker geweest dan de 'abstractie' Nederland. Onvermijdelijk was het dat ook in de BS (men ziet dat het duidelijkst in Friesland) sterke regionale invloeden werkzaam zouden blijven. Die invloeden had men kunnen tegengaan wanneer er sprake was geweest van een centrale ontvangst en een centrale uitgifte van de hulpmiddelen waar alles om draaide: de wapens en het sabotagemateriaal. Noch het een noch het ander was mogelijk. Kolonel Koots eerste bevel (21 september) dat hij in kennis moest worden gesteld van al het radioverkeer met Londen en dat elke groep die wapens en sabotagemiddelen ontving, daarvan opgave moest doen aan zijn hoofdkwartier (bevel, dat uiteraard de bedoeling had, het hoofdkwartier in staat te stellen over die wapens en sabotagemiddelen te beschikken), bleef een dode letter en van zijn bevel van 28 oktober dat de gedropte wapens door zes (alsnog te benoemen) Rayon-Commandanten moesten worden verdeeld, kwam ook al niet veel terecht, o.m. doordat er geen Rayon-Commandanten werden benoemd. Van de vier wèl benoemde Rayon-Verbindingsofficieren kreeg tenslotte slechts één (Duyff in Noord-Holland) enige greep op de situatie. Zo kon het gebeuren dat bij het hoofdkwartier van de BS na zeven maanden werkzaamheid met betrekking tot sommige 7

711 [PDF]

gewesten niet eens bekend was hoeveel wapens er aanwezig waren.

XCHet effect van de door ons aangestipte persoonlijke en onpersoonlijke factoren hebben wij in deze paragraaf in hoofdzaak weergegeven ten aanzien van de benoeming van de gewestelijke commandanten. De variaties welke zich daarbij hebben voorgedaan, willen wij niet herhalen. Zij zijn groot geweest - men hoeft daartoe slechts Groningen met Friesland te vergelijken. De moeilijkheden waartoe het kwam stonden evenwel vaak onder een gemeenschappelijke noemer: het feit dat in de meeste gewesten tot de OD behorende officieren gewestelijk commandant werden.' Was dat noodzakelijk? Dat hing af van wat men als de functie, als de mogelijke activiteit van de BS zag.

XCVoordat wij de gestelde vraag beantwoorden, is het nodig dat wij eerst op die activiteit dieper ingaan en dan moeten wij natuurlijk beginnen met de droppings welke er aan ten grondslag lagen. Wel te verstaan: het in ontvangst nemen, het vervoer en het opbergen van de wapens en sabotagemiddelen en de scholing in het gebruik daarvan waren óók vormen van BS-activiteit en een groot deel van die activiteit heeft dus een voorbereidend karakter gedragen; zij was er niet minder gevaarlijk om: wie er bij werd betrapt en in handen viel van de SD of de Landwacht, kon er vrijwel zeker van zijn dat zijn naam op de lijst van de Todeskan didaten werd geplaatst.

De droppings

XC

XCEen droppingveld was voor de Royal Air Force slechts aanvaardbaar indien het aan een aantal voorwaarden voldeed: het moest op minstens Ia km afstand liggen van grote bevolkingscentra, op minstens IS km van Duits afweergeschut, op minstens 10 km van Duitse zoeklichten en op minstens 3 km van de dichtstbijzijnde Duitse wachtpost. Bovendien mocht het niet7

I In KP-kringen waren sommigen van mening dat Wagenaar zich te weinig had verzet tegen de benoeming van OD-commandanten door het Delta-Centrum. 'Het gebeurde weI', verklaarde Scheepstra aan de Enquêtecommissie, 'dat Wagenaar aan de kant van Six stond, terwijl hij als saboteur aan onze kant behoorde te staan. Dat riep bij ons het gevoelop: hij doet dat om een commandant te krijgen, onder wie onze mensen niet willen staan, zodat er straks misschien een moment kan komen, waarop hij in troebel water kan vissen. Op dit punt wist men nooit waar men aan toe was.' (getuige 1. Scheepstra, dl. VII c, p. 216).

712 [PDF]
'VAAK GING ER IETS MIS'

te dicht bij een meer of een geïnundeerd gebied liggen en was het van groot belang dat er een aanvliegroute was waarvan bepaalde punten in de nacht, als er enig maanlicht was, een zekere mate van oriëntatie mogelijk maakten. Het droppingveld moest tenslotte ongeveer 500 meter lang en 300 à 400 meter breed zijn en mocht niet teveel door sloten worden doorsneden.

XCHet was niet eenvoudig om in Nederland terreinen te vinden welke aan al die voorwaarden voldeden en het gebeurde herhaaldelijk dat terreinen waarvan in bezet gebied werd gedacht dat zulks het geval was, toch door de RAF werden afgekeurd. De enkele tientallen velden die goedgekeurd werden (zij bevonden zich benoorden de grote rivieren in de hongerwinter in alle provincies, behalve in Groningen) kregen een Engelse naam en een daarbij behorende slagzin; er waren reeksen namen; namen van meisjes, Griekse goden, vruchten, vissen, automerken en sterke dranken (het droppingveld 'Vermouth' had als slagzin 'Geef ons nog een glaasje'). Tussen het verzoek om een dropping en de uitvoering daarvan had de RAF twee etmalen nodig. Had de RAF vastgesteld dat in een bepaalde nacht op een bepaald veld een dropping zou worden uitgevoerd, dan werd de bij dat veld behorende slagzin de middag tevoren uitgezonden in een van de programma's van de Belgian Section van de BBC en die slagzin werd, als de weersomstandigheden gunstig waren gebleven, herhaald, hetzij in de avonduitzending van Radio Oranje, hetzij in het daarop aansluitend programma van de Belgian Section.

XCDe droppingploeg, welke uit een commandant en minstens twintig man diende te bestaan, moest in de richting van de wind drie lantaarns plaatsen: rood-wit-rood, op onderlinge afstanden van 100 meter. Dan was er een afgesproken herkenningsteken voor de piloot: een letter die in morse werd uitgezonden met een witte lamp die zich bij de benedenwindse rode lamp bevond - de droppingploeg moest op een flinke afstand (minstens ISO meter) van de middelste witte lamp gaan staan teneinde niet door de afgeworpen containers en pakketten te worden getroffen.

XCDat waren de regels, maar vaak ging er iets mis. Gelijk al vermeld, waren er van de ca. 600 droppingvluchten bijna 400 waarbij het RAF toestel het droppingveld niet wist te vinden, veelal doordat de lichten niet duidelijk zichtbaar waren (hetgeen levendige irritatie wekte bij de RAF)'; dat betekende dat de droppingploegen er gemiddeld twee op de drie keer vergeefs op uittrokken, ja nog wel vaker, want het gebeurde

XC, Er waren maar weinig droppingploegen die de beschikking hadden over een Eureka-toestel. 7 1

713 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

ook wel dat vluchten na de bevestiging dat zij zouden plaatsvinden, toch kwamen te vervallen. Er was één droppingveld in Noord-Holland waar de droppingploeg in totaal elf maal heen ging en slechts éénmaal een dropping in ontvangst kon nemen. Voorts waren menigmaal de bemanningen van de RAF-toestellen slordig bij het afwerpen. 'Wanneer alles goed ging', aldus Het Grote Gebod,

XC'kwamen de containers keurig in de uitgestippelde lijn. Het gebeurde echter wel eens dat een piloot om de een of andere onbegrijpelijke reden dwars op de aangegeven lijn vloog en uitwierp. In zo'n geval kwamen slechts enkele containers op het afwerpveld terecht en de rest moest in de omliggende landerijen gezocht worden. Wanneer men bedenkt dat de bakbeesten dikwijls een goede 300 kilo wogen, over moeilijk terrein, sloten etc. gedragen moesten worden, en dat beslist voor het aanbreken van de dag alles in orde moest zijn, dan begrijpt men dat zo'n piloot daar de droppingploeg geen plezier mee deed en dat er in het donker menig hartig woordje vie]."

XCEen dropping (ze werd steeds telkens door één toestel uitgevoerd) bestond uit een hoeveelheid containers en pakketten. De metalen containers waren wit geschilderd en de pakketten hadden een stevige witte verpakking. Er stonden cijfers op geschilderd, bijvoorbeeld 18 + 3, hetgeen betekende dat 18 containers en 3 pakketten waren afgeworpen. In de containers, die bij een doorsnee van ca. een halve meter ruim 2 meter lang waren, zaten de wapens en de munitie, in de pakketten de sabotagemiddelen met tal van andere goederen: sigaretten, blikken vlees, margarine, chocola, fietsbanden, sokken, wanten, nylonkousen. Menigmaal bevonden zich in de pakketten ook mandjes met postduiven, speciaal duivenvoer, berichtkokertjes en schrijfmateriaal zodat men de volgende ochtend aan de RAF kon berichten dat de dropping goed was verlopen.

XCDe bedoeling was dat de containers en pakketten, welke alle aan de onderkant van rubber stootkussens waren voorzien, zouden dalen aan parachutes, maar het gebeurde nogal eens dat de parachutes niet werkten, in welk geval de containers met een geweldige klap neersmakten; soms sloegen twee containers in de lucht tegen elkaar waarbij zij ook wel konden openspringen zodat (de lezer herinnere zich de beschrijving van de dropping bij Putten in de nacht van 30 september op loktober, opgenomen in ons vorig hoofdstuk) de inhoud her en der neerkwam. Er deden zich bij de droppings nogal eens persoonlijke ongevallen voor.

XCVeel groter dan het risico van zulk een ongeval werd het algemene

XCI

714 [PDF]
'PRACHTIGE NACHTEN'

gevaar geacht dat de droppingploeg meende te lopen.' Al haar activiteit vond plaats in de Z.g. spertijd. De leden moesten tijdig gewaarschuwd worden en begaven zich dan vóór acht uur 's avonds naar een afgesproken boerderij die dicht bij het droppingveld lag of naar een ander afgesproken punt waar men in staat zou zijn, de inhoud van de containers en van de pakketten te sorteren. Soms bleven de droppingploegen tussen verschillende droppings bijeen (de brigade-Twente van de RVV had, aldus ds. van Nie" 'een prachtig hor, laag, 'maar het ligt heerlijk op het stro, keurig afgedekt door de zijde van een parachute. Trouwens de wanden en de zoldering zijn bekleed met parachutes ... Keurige electrische lampjes, gevoed door een accu, glimmen aan de zoldering'3), meestal werden zij voor elke dropping apart opgeroepen. Was de aangekondigde dropping bevestigd, dan ging men op pad. Gelijk gezegd: vaak vergeefs. En toch, 'het warerr', schreef A. J. H. F. van Rijen enkele jaren na de bevrijding in Het Grote Gebod,

XC'prachtige nachten en menigeen denkt er met liefde aan terug. Ja, het kan hem overkomen, als hij 's avonds het geronk hoort van een vliegtuigmotor, dat hem het verlangen bekruipt weg te zijn uit zijn veilige kamer en nog eens te staan in de donkere nacht onder de ontzagwekkende grootheid van de hemel en te luisteren naar de geluiden en de spanning te voelen van het wachten op de komst van die grote zwarte vogel, op het gekletter van de containers en het fladderend geluid der parachutes. En ook als vele dromen uit die nachten niet zijn bewaarheid, dan nog zal hij zeggen: 'Ik had ze voor niets willen missen." 4

XCWerden de droppings's nachts ontvangen, het transport van de wapens, de munitie en de sabotagemiddelen moest overdag geschieden en wasJ.in de bossen tussen Diever en Appelscha. 4 Rogier van Aerde (ps. van A. J. H. F. van

1 Wij schrijven: te lopen, omdat (maar dat wist men in die tijd natuurlijk niet) de Duitsers, 'merkwaardig genoeg' (aldus een naoorlogs gedenkboek) 'nooit een overval op een droppingterrein gepleegd hebben Dat is alleen maar te verklaren uit het feit dat zij bang waren voor de gevolgen. Zij kenden het terrein niet en liepen alle kans, in de sloten terecht te komen en plotseling vanuit het duister beschoten te worden. Zij voelden zich klaarblijkelijk gedurende de nacht teveel in het nadeel.' (z.j.), p. 114-15). 2 A. van Nie: p. 252. 3 De Knokploeg-Noord-Drente had zulk een hol, de 'Prins Bernhard Kazerne',

715 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

daardoor extra riskant. Dat transport vond plaats met boerenwagens, maar ook wel met vrachtauto's (o.m. van de Nederlandse Arbeidsdienst, van de PTT en van de Enka-fabrieken) en, gelijk al vermeld, met melkauto's.' Toen evenwel midden oktober een voor een wapentransport bestemde auto niet ver van Ursem (d.w.z. tussen Alkmaar en Hoorn) door Landwachters was aangehouden, hetgeen tot een vuurgevecht leidde", werd besloten, de in Noord-Holland gedropte wapens, munitie en sabotagemiddelen eerst met motorvletjes en boerenwagens naar de Wieringermeerpolder te brengen; vandaar werden zij met binnenschepen overgebracht naar Amsterdam en diverse andere plaatsen in Noord-Holland. Uit de Wieringermeerpolder vonden veertig van die transporten plaats. Naar Rotterdam waren er overeenkomstige transporten uit diverse gebieden in Zuid-Holland.

XCHet spreekt vanzelf dat wapens, munitie en sabotagemiddelen tijdens het transport zo goed mogelijk werden gecamoufleerd, bijvoorbeeld doordat men er groente-afval of mest over spreidde, en dat de transporten gedekt waren door de nodige nagemaakte officiële papieren; dat alles nam niet weg dat men bij controle grote spanningen te doorstaan kreeg. Bij elke controle van een autotransport zat de chauffeur, aldus weer van Rijen in Het Grote Gebod,

XC'gereed om de rem te laten schieten en er vandoor te gaan. Als hij geen beste wagen had, zat hij tevens in angst dat de motor zou afslaan en hem op het kritieke ogenblik in de steek zou laten. De jongen naast hem hield zijn pistool gereed. Zij zaten met onverschillige gezichten en maakten soms zelfs een luchtige opmerking, terwijl zij wisten dat in de laadbak achter hen hun verborgen makkers de rechterpal van hun sten al hadden ingedrukt om een vuurstoot te geven, zodra

1 Voor een wapentransport over de Ijssel werd eens gebruik gemaakt van een lijkwagen; de doodkist was verzegeld en er bevond zich een officieel stuk bij dat deze niet mocht worden geopend daar de overledene buiktyphus had gehad. 2 Dat vuurgevecht kostte het leven aan twee Landwachters, aan ES-kant was er één gesneu velde en waren er twee gewonden. Eén der gewonden werd door de Landwachters meegenomen en vervolgens werd de boerderij waarheen de auto onderweg was geweest en waaruit alle wapens in grote haast waren weggewerkt naar een nabijgelegen boerderij, overvallen door een detachement van de en de De vader van de jonge boer werd, toen hij trachtte te vluchten, dodelijk getroffen, de jonge boer en één ES'er werden doodgeschoten. Daarna werd de boerderij in brand gestoken. Drie onderduikers vluchtten toen uit een schuur - alle drie werden dodelijk getroffen. De gewonde ES'er die in handen van de Landwacht was gevallen, werd een maand later in Alkmaar als gefusilleerd.

716 [PDF]
WAPENTRANSPORTEN

het nodig was. En als zij later rapport uitbrachten: 'Niets bijzonders gebeurd, éénmaal controle van papieren gehad', dan klonk de waarheid wel erg nuchter."

XCWapens, munitie en sabotagemiddelen werden op alle mogelijke plaatsen verborgen. Veelal in pakhuizen, soms in een politiebureau of een distributiekantoor, in Friesland, aldus Ypma, 'in schuren, op stoffige gewelven van kerkgebouwen en op vlieringen van consistoriekamers'"; ze werden er ook wel ingemetseld in particuliere woningen of verborgen in grafkelders. In de stad Groningen werd een deel van de weinige wapens welke de ES er kreeg, door een illegale werker ingemetseld in een fletsenschuur - toen de betrokkene uit Groningen moest vluchten, kon men er geen betrouwbaar contact vinden om de wapens te voorschijn te halen zodat deze in het geheel niet konden worden gebruikt. In NoordHolland werden veel wapens in pakhuizen, scholen en kerkgebouwen verstopt, in Rotterdam bewaarde men ze een tijdlang in een bewaakte tjalk. Ook delen van ziekenhuizen deden wel dienst als wapenopslagplaats - men vond altijd wel een ruimte die zich voor die opslag leende. Intussen betekende dat steeds dat zij die die ruimte in eigendom ofbeheer hadden, groot risico liepen: werd het verborgene ontdekt, dan kostte hun dat veelal het leven. 'Waren de wapens eenmaal binnen, dan', schrijft Wybenga, 'verdween de transportploeg; de achterblijvenden leefden van die dag af op een vulkaan."

XCHoeveel wapens in totaal door de bezetter zijn ontdekt, is niet precies bekend (evenmin weten wij aan hoeveel illegale werkers en helpers der illegaliteit die ontdekkingen het leven hebben gekost) - gelijk al weergegeven, schatte Rauter dat van de ca. 35 000 gedropte wapens ca. IQ 000 werden opgespoord (daaronder ook de hele voorraad van de Rotterdamse tjalk waarin zich o.m. 750 stenguns bevonden). Volgens Wybenga viel in Drente ca. twee-derde van de gedropte wapens in handen van de bezetter, in Friesland daarentegen minder dan een-vijfde. 'Men kan zich soms niet aan de indruk onttrekken', schrijft Ypma met betrekking tot Friesland,

XC, Het Grote Gebod, dl. II, p. 440. 2 Y. N. Ypma: Friesland annis Domini 1940-1945, p. 287. 'P. Wybenga: Bezettinçstijd in Friesland, dl. III, p.

717 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

'dat de SD beter op de hoogte is geweest dan hij door zijn optreden heeft laten merken ... Een SD-handlanger zou na de oorlog hebben verklaard: 'Als er weer eens wat actie moest komen, dan deden wij maar weer eens zó', waarbij hij een gebaar maakte alsof hij een greep deed in een kaartenbak die naast zijn stoel op de vloer stond."

XCVan '40 af is gebrek aan zwijgzaamheid een van de grootste gevaren geweest die de illegaliteit in bezet Nederland bedreigde - dat gebrek aan zwijgzaamheid heeft ook in de hongerwinter een fatale rol gespeeld. Geen wapentransport en geen inrichting van een geheime bergplaats was mogelijk zonder dat vrij velen er weet van hadden of iets vermoedden - onder hen allen hoefde maar één persoon te zijn wiens mededelingen tot de vijand doordrongen en het kwaad was geschied. Daarnaast gebeurde het wel dat gearresteerde illegale werkers net zo lang werden gemarteld totdat zij de hun bekende gegevens over de wapenopslag aan de SD pnJsgaven.

De BS in actie

XC

XCZijn onze gegevens over het in ontvangst nemen en verbergen van wapens, munitie en sabotagemateriaal onvolledig, die over de andere vormen van activiteit van de BS zijn het evenzeer: niet alle gewestelijke commandanten hebben na de bevrijding een uitvoerig rapport opgesteld of laten opstellen en in die rapporten komt bovendien datgene wat in de districten en plaatselijk is verricht, onvolledig tot zijn recht. Kon men dan bovendien tijdens de opmars van de Geallieerden spreken van een duidelijk optreden van BS-onderdelen als zodanig, in de daaraan voorafgaande maanden werden andere vormen van activiteit veelal eerder bedreven door de Knokploegen en RVV-groepen die wel formeel tot de BS behoorden maar zich nauwelijks als onderdelen daarvan beschouwden; ook die factor droeg er toe bij dat de gewestelijke commandanten lang niet altijd wisten wat op lager niveau was verricht. Daar komt dan nog bij dat er maar weinig uit de tijd zelf daterende stukken bewaard zijn gebleven waaruit blijkt wat in BS-verband aan activiteit is ontplooid. Het duidelijkst is nog het algemene beeld van het gewest-Amsterdam

, Y. N. Ypma: p. 294-95.

718 [PDF]
DE BS-PLANNEN IN AMSTERDAM

dat uit de notulen van de Delta-Amsterdam oprijst, en een nuttige aanvulling vindt men in het in '45 gepubliceerde Logboek van een BSsectie uit Leiden 1 dat Logboek laat namelijk precies zien wat het betrokken kleine BS-onderdeel deed. Wij beginnen met Amsterdam en herinneren er dan aan dat, toen men het in de Delta niet eens kon worden over de benoeming van een gewestelijk commandant, kolonel Koot begin oktober besliste dat die functie zou worden toevertrouwd aan Overhoff. Blijkens de notulen (het is evenwel niet zeker dat deze volledig zijn) kwam de Delta in oktober dertien maal in vergadering bijeen (in september was dat veertien maal geschied), in november acht maal, in december driemaal, in januari zesmaal, in februari vijfmaal en in maart zevenmaal (eind maart werden het Delta-Centrum en alle andere Delta's opgeheven - daarop komen wij nog terug). Men krijgt er de duidelijke indruk uit dat, al bleven er ook tegenstellingen bestaan, de homogeniteit toenam en daartoe heeft het beleid van Overhoff die zich met terughoudendheid opstelde ('Knecht'), stellig bijgedragen. Het gepleegde overleg droeg een reëel karakter; het strekte zich uit tot de acties welke men telkens onmiddellijk wilde ondernemen (dat sloot de liquidaties in) maar vooralook tot de militaire bijdrage van de BS wanneer eenmaal in Amsterdam zou worden gevochten.

XCIn november en december besteedde de Delta veel aandacht aan de maatregelen welke men zou nemen indien de Wehrmacht in Amsterdam een grote razzia zou houden zoals zij in Rotterdam en Den Haag had gedaan (op 17 november werd besloten, buiten de bebouwde kom de afvoer langs de wegen tegen te gaan door aanvallen op de Wehrmacht te ondernemen, 'waardoor', aldus de notulen, 'in ieder geval chaos ontstaat en voor velen een kans om te ontsnappen'), eind december en begin januari hield de Delta zich o.m. bezig met het verstoren van de Liese Akiion (wij beschreven dat in bijzonderheden in hoofdstuk 2), nadien werd steeds nauwkeuriger besproken wat men zou trachten te ondernemen wanneer de Geallieerden Amsterdam zouden naderen. Voor het ingrijpen van de BS werd de hoofdstad verdeeld in vijf districten: Centrum, Noord, Zuid, Oost en West. In het Centrum werd het vooral van belang geacht, drie gebouwen (met de naam van een vóór de bezetting bekend sigarettenmerk werden zij aangeduid als de 'Three7 1

I (BS, Gewest Zuid-Holland Noord) (1945)·

719 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

Castles') tegen vernieling te beschermen: het Koninklijk Paleis op de Dam, het aan de achterzijde daarvan liggend Hoofdposten telegraafkantoor en het belendende z.g. Geldkantoor (een gebouw, waarin zich het bureau bevond van de ontvanger der directe belastingen en dat verder bij de PTT in gebruik was) - van dat Geldkantoor uit werden alle internationale telefoonverbindingen onderhouden. De poging tot het behoud van die drie gebouwen werd aan de RVV toevertrouwd die er een aparte commandant voor zou benoemen maar Overhoff zei al op 10 oktober dat hij wenste dat deze commandant rechtstreeks onder zijn bevel zou komen te staan, niet dus onder dat van de districtscornmandantCentrum.

XCDe Delta-Amsterdam had een nauwkeurig overzicht van de spreiding van de Duitse eenheden tWehrmacht en Ordnungspolizei) over Amsterdam. Aan directe aanvallen op die eenheden werd niet gedacht. Er werd een z.g. Bruggenlinie-Oost voorbereid welke de bedoeling had, te verhinderen dat er Duitse eenheden uit het oostelijk stadsdeel naar het centrum zouden oprukken, en een Bruggenlinie- West welke eenheden moest trachten tegen te houden die uit het kustgebied de stad zouden trachten te bereiken. In Zuid zou men het gebied op en bij het Museumplein waar de Wehrmacht een van bunkers voorziene stelling had aangelegd (binnen die stelling lag het bureau van de Ortskommandant) trachten te isoleren: dat was de voornaamste taak van het BS-district Zuid. Voorts werd het van belang geacht, de volgende gebouwen en installaties te beschermen: in Centrum, afgezien nog van de 'Three Castles', het Centraal Station en de telefooncentrale, in Oost de electriciteitscentrale, twee gasfabrieken, de sluizen van het Merwedekanaal en het pompstation van de Vechtwaterleiding, in West de telefooncentrale, een gasfabriek en het pompstation van de duinwaterleiding. Voor de pogingen tot het beschermen van al die objecten (men zou aanvallen moeten ondernemen op vernielingsploegen van de Wehrmachti werd het grootste deel van de Amsterdamse BS'ers gereserveerd; er bleven dan o.m. twee mobiele brigades over (een van de RVV, een van de KP) die rechtstreeks onder Overhoffs bevel zouden staan. Het operatieplan was gebaseerd op goedwerkende verbindingen - die waren er inderdaad, dank zij het clandestiene telefoonnet van Carels en Rutgers van der Loeff.

XCAfgaande op inlichtingen van de SD was de Ortskommandant van mening dat zich tenslotte in Amsterdam ca. tienduizend goedbewapende BS'ers bevonden. Er waren in werkelijkheid minder manschappen: ca. vijfduizend, en voor die vijfduizend waren midden februari '45 (latere gegevens ontbreken) slechts ruim 2300 wapens (waaronder I 880 stenguns) 7

720 [PDF]
DE BS-PLANNEN IN AMSTERDAM

beschikbaar.' Al die vijfduizend BS'ers (tot hen behoorden vier- tot vijfhonderd politiemannen) ontvingen instructie in het gebruik van de stengun en de andere wapens welke gedropt waren. Een en ander vergde uitgebreide organisatorische voorzieningen - die voorzieningen waren trouwens ook nodig op medisch gebied en op dat van de algemene intendance: men zou niet kunnen vechten op een lege maag, en kwam het tot een gewapend treffen tussen BS'ers en Duitsers, dan zouden die BS'ers, teneinde onder het oorlogsrecht beschermd te zijn, zo mogelijk een uniform en in elk geval duidelijke onderscheidingstekens moeten dragen. Velen waren in de hongerwinter in Amsterdam dagelijks in touw om al die voorbereidingen te treffen - het verzetswerk van de meeste BS'ers beperkte zich toen evenwel tot het volgen van instructie. Overhoff vermeldt" dat er eind december 'volgens opgave der betrokken commandanteri' in OD-verband I925 'nog niet dagelijks werkenden' waren, in KP-verband I I74, in RVV-verband I 409 en dat er daarnaast de volgende aantallen 'actiefwerkenden' waren: OD I75, KP I86, RVV I60. Dat gaf voor het Strijdend Gedeelte van de BS (gegevens over de Bewakingstroepen ontbreken) een totaal van 5029 en onder die ruim vijfduizend waren dus ruim vijfhonderd 'actief werkenden'. Dat de 'nog niet dagelijks werkenden' betrokken waren bij illegale activiteit, is duidelijk, maar wij menen dat wij slechts die ruim vijfhonderd, een tiende dus, als illegale werkers mogen beschouwen. Slechts voor het gewest-Amsterdam kennen wij dat verhoudingscijfer - het lijkt ons aannemelijk dat de verhouding tussen 'actief werkenden' en 'nog niet dagelijks werkenden' bij het Strijdend Gedeelte in de andere BS-gewesten min of meer dezelfde is geweest.

XCOver het gehalte van de Amsterdamse BS'ers had Overhoff al in november '44 zijn twijfels; hij riep toen een Bureau Interne Zuivering in het leven. Twee maanden later, in januari, maakte de Delta-Amsterdam zich zorgen over, aldus de notulen, 'de algemene verwildering onder de mensen .... Thans verwatert de discipline ... Het vertrouwen van de mensen moet terugkomen.') 'Uit inkomende berichten van mijn ondercommandanten, uit brieven en klachten kan', zo rapporteerde Overhoff begin maart aan kolonel Koot,

XC'niet anders worden geconcludeerd dan dat het moreellijdt en van enthousiasmec.F.

I 'Globale stand bewapening, [BS]-Amsterdam, halffebruari 1945' (Doc 1-746 A, a-9). 2 Overhoff: 'Oorlogsherinneringen', p. 89-90. 3 Delta-Amsterdam: Notulen, 18 jan. 1945.

721 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

niet veel sprake meer is, een kern van actief werkenden daargelaten. De precaire voedingstoestand kan niet nalaten zijn invloed te doen gelden op het physiek ... Over de gehele lijn moet rekening worden gehouden met een ... toenemende graad van uitputting. Bij een grote meerderheid gaat daarmee gepaard een zekere nervositeit, voortkomend uit de gevaren van arbeidsinzet, razzia's en wat dies meer zij, gepaard aan de werkelijke zorgen voor persoon en gezin Arrestaties hebben het hunne gedaan om tot een zekere ontwrichting te leiden Arrestaties en verraad hebben geleid tot verlies van wapenen. Geen pakhuis en geen opslagplaats is voor inbraak veilig ... Sabotagemiddelen zijn practisch uitgeput en nieuwe, door mij bij u aangevraagd, zijn niet ontvangen .

XC. . . Al met al een beeld dat niet rooskleurig is ... , maar dat ik u wel moet schilderen om te verhinderen dat een indruk bestaat betreffende de waarde van het S(trijdend] G(edeelte] die uitgaat boven de feiten.'!

XCTwijfel ten aanzien van de discipline bestond niet alleen bij de Amsterdamse BS-Ieiding: de Man, de gewestelijke BS-commandant in Utrecht, richtte in februari een vermaning tot 'de leden der Stormtroepen' (elders Strijdend Gedeelte geheten) waarin hij o.m. schreef: 'Het aantal rapporten over plaats gehad hebbende uitspattingen neemt helaas onrustbarend in aantal toe ... Sommige onzer mannen (verspreiden) bij de uitoefening van hun taak een dranklucht". Feike de Boer, de directeur van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, die door het College van Vertrouwensmannen was aangewezen om na de bevrijding burgemeester in de hoofdstad te worden, zei eind maart of begin april tegen kolonel Koot en diens chef-staf: 'Ik heb liever één compagnie Canadezen in de stad dan dat hele leger van Knecht."

XCWij komen nu tot het Logboek van de BS-sectie uit Leiden.

XCDe BS had daar een compagnie Bewakingstroepen, ca. vierhonderd man, en een compagnie Stoottroepen ('Strijdend Gedeelte') van ca. hon7

! C. F. Overhoff: 'Betekenis der NBS in dit gewest' (8 maart 1945), in zijn 'Oorlogs herinneringen', p. 203-05. Rondschrijven, febr. 1945, van S.P.P. de Man aan 'de leden der Stormgroepen in het gewest Utrecht' (Doe 11-419 K, a-3). l De Boer: 'Verslag ... BS', p. 18.

722 [PDF]
WAT ÉÉN LEIDSE BS-SECTIE DEED

derdvijftig man. Voor die honderdvijftig waren, afgezien van bij de Duitsers gestolen wapens (900 handgranaten en 800 antitankwapens), 80 stenguns en enkele pistolen, geweren en brenguns beschikbaar.

XCDe Duitse wapens waren begin december in de avondschemering uit het in de groenteveiling gevestigde, onbeheerd gelaten wapendepot van een vertrokken Duitse eenheid weggehaald door de derde sectie van de Compagnie Stoottroepen, zulks met hulp van de uit studenten bestaande eerste sectie. Die derde sectie bestond uit ca. veertig mannen en jongens en zes vrouwen en meisjes, die zich allen beschouwden als te behoren tot de Knokploegen. De groep was in september '44 gevormd; ze had toen diverse voorraden kunnen bemachtigen uit het (na het uitbreken van de Spoorwegstaking verlaten) station, een hoeveelheid levensmiddelen uit een kamp van de Arbeidsdienst en ruim I 000 1. gasolie uit een schip. Later in '44 kreeg zij gedropte Engelse wapens, waarbij zich 20 stenguns bevonden. Na de stunt met de Duitse wapens haalde de groep, eveneens in december, twee ton graan weg bij een boer en een onbekende hoeveelheid graan uit een pakhuis; een deel van dat graan werd gebruikt voor een Kerstdiner waarbij het menu bestond uit erwtensoep, brood met uit tarwe gemaakte 'pindakaas' en pap ('Willy zingt met pianobegeleiding het Nonnenkoor, gebed voor de vrede, uit 'Casanova' '). Na Nieuwjaar vonden meer van die voedselovervallen plaats: enkele malen bij boeren en voorts (die buit werd aan behoeftigen en aan de ziekenhuizen ter beschikking gesteld dan wel voor de inzet der BS in reserve gehouden) bij een luxe-restaurant in Warmond, een suikerraffinaderij en een jamfabriek.

XCWat de activiteit tegen de bezetter betreft: in december werd een met kabels en paraffine geladen schip tot ontploffing gebracht, in februari een spoorbrug opgeblazen (leden van de groep bevonden zich eerder in die maand ter opblazing onder een tweede brug juist op het moment dat deze door Geallieerde vliegtuigen werd bestookt), in maart een auto beschoten waarin twee gevangen genomen BS'ers werden weggevoerd (de beschieting mislukte maar de twee BS'ers werden vrijgekocht met tarwe en jenever). Naast dat alles verzamelde de groep voortdurend gegevens over het transport van de Duitse V-wapens en bereidde zij voor het uur U een aanval voor op een van de belangrijkste bruggen welke toegang gaven tot Leiden. De voor die aanval nodige wapentraining vond eerst in een aardewerkfabriek plaats, daarna op een eiland in de Kagerplas en op de zolder van het gemeentelijk gymnasium; de wapens werden verborgen gehouden in de Sterrewacht van de universiteit.

XC

723 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

een aggressief'Algemeen Rapport I' zond aan de Leidse BS-commandant' waarin hij schreef dat zijn sectie 'het vertrouwen in de leiding van de staf' had verloren en waarin hij de BS een in het algemeen te passieve houding verweet. 'Indien wij ons niet vergissen', zo heette het in dit rapport,

XC'schijnt ... de leiding van de BS de mening toegedaan, dat deze organisatie een gemoderniseerde OD is, dat men zich dus ook hier weer voor heeft te bereiden op het ogenblik der machtsovername, met dit verschil dat op een vroeger tijdstip zal worden opgetreden dan de OD van zins was .... Wij voelen niets voor legertje spelen; wij voelen wèl voor verzet en nog eens verzet, zolang, om een greep uit de talloze mogelijkheden hiertoe te doen, nog iedere nacht de V-2 wordt uitgeladen en door de stad getransporteerd

XCNeen, wij zullen ons met de huidige BS-politiek nooit verenigen ... De BS ademen in zoverre een karakter dat gekenmerkt wordt door een vooroorlogse geest van baatzucht, als persoonlijk risico zwaarder blijkt te wegen dan algemeen belang en daarmee de organisatie belangrijker dan het verzet; het lichaam is verworden tot een goed geregelde dienst voor tabaksdistributie.'

XCVoor 'de vorm waarin het stuk was gekleed', bood de sectiecommandant zijn excuses aan; 'overigens', zo deed hij zijn groepscommandanten weten, 'blijkt de staf zijn houding reeds radicaal te hebben herzien, getuige de opdracht tot het laten springen van spoorbruggen'2 - onmiddellijk hierop volgde de geslaagde actie welke wij zojuist vermeldden.

XCWat de door de BS gepleegde sabotage betreft (voorzover deze door Knokploegen of RVV-groepen werd verricht, gaven wij in het vorige hoofdstuk al weer wat wij dienaangaande weten), dient men onderscheid te maken tussen de actieve en de preventieve sabotage.

XCDe actieve sabotage" richtte zich vooral op de spoorwegen (de spoorgewestelijke arbeidsbureaus en hun bijkantoren en uit tal van gemeentesecretarieën

I p. 55-64. 2 Bericht, 21 februari, van de sectiecommandant aan (o.m.) zijn groepscommandanten, a.v., p. 65. 3 Men kan daarbij ook denken aan alles wat in Noord-Hollands Noorderkwartier werd ondernomen om de tegen te gaan: er werden overvallen gepleegd op de

724 [PDF]
ACTIEVE SABOTAGE

bruggen inbegrepen) en op de binnenvaart voorzover deze diende om geroofde goederen weg te voeren. Bij de spoorwegsabotage werd in Noord-Holland geconstateerd dat deze over het algemeen niet bijster effectief was. De treinen welke Bahnbevollmächtigter Selzer liet rijden, hadden herstelmateriaal bij zich zodat geringe schade, aldus een rapport uit het BS-gewest Noord-Hollands Noorderkwartier, 'binnen enkele uren' hersteld werd - was er grotere schade aangericht, dan 'duurde het opruimen en repareren door een speciale reparatietrein met Poolse spoorwegarbeiders en grote lastoestellen nooit langer dan 48 uur. Bij twee gevallen van spoorbrugaanslagen waren de reparatietijden resp. 72 en 120 uur.'!

XCBehalve de rails en de spoorbruggen moesten vaak ook opslagplaatsen van de spoorwegen het ontgelden. Voorts werden voorraden benzine en olie, als men die niet in handen kon krijgen, in brand gestoken. In de Zaanstreek, in Drente en vermoedelijk ook elders werden sluizen onbruikbaar gemaakt, steeds om de afvoer van geroofde goederen te bemoeilijken. De BS in Noord-Hollands Noorderkwartier beijverden zich speciaalom het Duitse wegvervoer te stremmen. 'De methoden die we hier gebruikten, waren ', aldus een rapport,

XC'nagenoeg elke dag verschillend. Overdag gebruikten we bijv. bij schieten uit hinderlagen auto's, terwijl we 's nachts te voet of met de flets gingen. Wanneer er een brandbom overdag op een Wehrmacht-zuio werd geplaatst, was dit het werk voor één kern (drie man). De Commandant legde in het algemeen de bom en de andere twee zorgden voor dekking. Voor het ophangen van een schokhandgranaat hetgeen alleen's nachts gebeurde, gingen twee kernen en een Groepscommandant mede, veelalook de Algemeen Commandant. Deze granaat werd dan tussen twee stokken, die aan weerszijden van de weg stonden, door middel van een dunne draad in het midden van de weg gehangen. Zodra er een Wehrmacht-auto aankwam, reed deze in de meeste gevallen met de radiateur tegen de granaat aan, welke dan ontplofte en de auto verwoestte. Overdag werden glasscherven neergegooid, terwijl's nachts met kraaienpoten gewerkt werd.

XCLadingen werden alleen's nachts gebruikt. Voor landmijnen werden stenen uit het wegdek gebroken, de mijn geplaatst en het wegdek weer hersteld, zodat de ondermijning onzichtbaar was. Een tweede methode was het trekken van een stel landmijnen over de weg, door middel van een touw. Voorwaarde hierbij was echter dat er zich tussen weg en trekker een sloot bevond. Zodoende kon men op dezelfde weg tweemaal in een nacht de sabotage door middel van

XCI (BS) Gewest I I: 'Enige rapporten over het ontstaan en de werkzaamheden der Binnenlandse Strijdkrachten in Gewest I I', p.

725 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

landmijnen toepassen. Indien de trekker eerst een auto voorbij liet gaan, zodat deze verderop over het ondermijnde wegdek zou rijden, kon hij bij de tweede wagen die passeerde, zijn methode toepassen en vlak voor de auto de mijnen over de weg trekken.

XCEen andere methode was die der autogalgen. Hiertoe werd een handbom ... omgekeerd opgehangen, zodat hij iets boven het midden van de weg hing. Men kon nu gerust de veiligheidspen verwijderen, daar in deze toestand de schokbuis niet kon werken. Bandenbommen werden diagonaalsgewijs op de weg gelegd. Met landmijnen werd het meeste resultaat bereikt. Deze vernielden auto's en karren volkomen . . . De uitwerking van onze actie's was over het algemeen bevredigend. Wanneer we 's nachts op verschillende plaatsen en met verschillende groepen werkten, bijv. met schokhandgranaten, dan stonden er de volgende dag in de meeste gevallen één of twee Wehrmacht-euus's vernield langs de weg. Overdag zijn door ons heel wat Wehrmacht-euio's door een brandbom getroffen en geheel of gedeeltelijk verbrand. Wanneer we's nachts met kraaienpoten hadden gewerkt, stonden er in 't algemeen zes tot tien wagens lekke banden te repareren.' I

XCEind januari werden in Amsterdam door BS'ers enkele transformatorhuisj es opgeblazen waardoor o.m. een scheepswerf en het Stûtzpunkt van de Hafenkommandant zonder stroom kwamen te zitten - als reactie bepaalde Rauter dat alle transformatorhuisjes van enig belang voortaan door drie burgers moesten worden bewaakt' und zwar sa', noteerde de inlichtingenofficier van de Admiral in den Niederlanden, dass sie bei Anschlagen ... mit in die Lujt fiiegen mussen,'?

XCDe Duitse militaire rapporten, voorzover bewaard gebleven, geven niet de indruk dat de Wehrmacht van de door de BS gepleegde sabotage ernstige hinder ondervond. De Admiral in den Niederlanden merkte in zijn overzicht over de maand november '44 op: 'Die Sabotagefelle (in der Hauptsache an Bahnanlagen, in zwei ader drei Fallen auch Kahneni hielten sich in erträglichen Grenxen.'?'Sabotage', aldus een overeenkomstig overzicht over januari '45, 'wurde in der Hauptsache au] die [ür Hafenbetrieb wichtigen Objekte und gegen Abtransporte van Materialien ... verübt. Anschläge gegen Wehrmachtseinrichtunçen und gegen Soldaten nur vereinzelt."

XCAan Nederlandse kant waren de Contact-Commissie der Illegaliteit en prins Bernhard van oordeel dat, al hadden dan vooral sommige Knokploegen een belangrijke sabotage-activiteit ontplooid (in het bij

I A.v., p. 24-25. 2 c: 28 jan. I945 (CD!, r.60I8). ) 1944, p. I549) (a.v., r.6049-58). 4 A.v.: 1945, p. 170 (a.v., r.602I).

726 [PDF]
ACTIEVE SABOTAGE

zonder valt te denken aan het tot zinken brengen van de schepen waarmee de Kriegsmarine de Nieuwe Waterweg volledig wilde afsluiten), de BS als geheel op sabotagegebied niet aan de verwachtingen hadden beantwoord I dat oordeel bracht de prins er toe (wij zullen hier straks meer over schrijven), Borghouts, de vroegere gewestelijke sabotage-commandant van de LKP in het zuiden des lands, naar bezet gebied te sturen o.m. om er de sabotage te intensiveren. Borghouts schreef na de bevrijding een rapport waarin hij eerst weergaf hoe de situatie bij zijn aankomst, eind maart, bleek te zijn. Hij kreeg toen slechts te maken met de BS-gewesten in de hongerprovincies. De toestand was daar, aldus zijn rapport,

XC'ongeveer als volgt.

XCGewest Utrecht en de Be/uwe.' Sterkte der sabotagetroepen 275 man van goede ervaring en onder leiding van een uitstekende commandant.'

XCCeu/est het Gooi. Sterkte 95 man. Algemene toestand ongunstig, daar in dit gewest door allerlei wilde en ongeregelde troepen 'inbeslagnemingen' worden gedaan, waarbij veelal een groot deel van het in beslag genomene ten eigen bate werd aangewend

XCGewest Amsterdam. Sterkte 120 ervaren manschappen. Materiaalpositie niet onbevredigend .. ,

XCGewest Noord-Hollands Noorderkwartier. Sterkte 148 man. Ervaren S[abotage]troepen onder goede leiding. Samenwerking met Gewestelijk Commandant Strijdend Gedeelte' en materiaalpositie zeer goed,

XCGewest Noord-Hollands Zuiderkurartier. In dit gewest liet, , . de toestand nog zeer veel te wensen, Materiaal was vrijwel niet aanwezig, mede ten gevolge van het feit dat door het gewestelijk commando nooit een aan de eisen voldoend afwerpterrein was opgegeven. Van een geregelde sabotagetroep was geen sprake.

XCGewest Zuid-Holland Noord. In het oostelijk deel van dit gewest werd uitstekend werk verricht door de districts-sabotage-commandant; deze was echter geheel

XC1 De Contact-Commissie nam met name aanstoot aan het feit dat de BS bij de massale executies na de Z.g. aanslag op Rauter geen enkele activiteit hadden ontplooid. De Commissie richtte toen op 13 maart een brief tot kolonel Koot (tekst: Enq., dl. VII a, p. 361) waarin zij als haar opinie uitsprak dat zich in de BS 'een zekere verstarring' voordeed, 'Met nadruk vraagt de CC zich af, waarmee het Sjtrijdend] G[edeelte] zich thans wel bezighoudt; in stede van het bestrijden van razzia's en van het afvoeren van mannen (soms zijn in de steden colonnes slechts doortwee soldaten bewaakt), het stuiten van gevangenentransporten, directe gevechtsacties tegen vuurpelotons, het aanhouden en inbeslagnemen van auto's en vrachtwagens langs de buitenwegen, wordt door het SG schijnbaar alleen tegen sommige boeren opgetreden, al worden er ongetwijfeld ook goede en moedige sabotagedaden verricht.' 2 Borghouts vermeldt slechts de nummers der gewesten; wij vervangen deze door de geografische namen. ' Dit was de KP'er S, P. P. de Man. 4

727 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

aan zijn lot overgelaten en had geen verbinding met hetgewestelijk commando In het resterende deel van het gewest was van enige organisatie van het sabotagewerk nauwelijks sprake.

XCGewest Zuid-Holland Zuid. In het district Rotterdam was voldoende materiaal aanwezig. De andere districten hadden een ernstig materiaaltekort. De verbindingen binnen het gewest waren zeer moeilijk, vooral wat betreft de Zuidhollandse eilanden Verzuimd (was) een gewestelijk sabotage-commandant te benoemen. De sterkte der S-troepen bedroeg ca. 120 man."

XCWat Amsterdam betreft herinneren wij er aan dat eind december onder de BS'ers ruim vijfhonderd 'actief werkenden' waren - Borghouts repte van honderdtwintig ervaren saboteurs. Van de actieve BS'ers kreeg dus maar een deel taken op het gebied van wat wij de actieve sabotage hebben genoemd.

XCPreventieve sabotage, d.w.z. het verwijderen van Duitse explosieven, was meestal nog moeilijker dan die actieve sabotage. Explosieven had deimmers slechts aangebracht aan belangrijke objecten en die werden in de regel dag en nacht bewaakt. In Amsterdam werden (wij vermeldden dat feit al in hoofdstuk 6) die explosieven wel vervangen door onschuldige blokjes die precies hetzelfde uiterlijk hadden (die blokjes waren door de Persoonsbewijzencentrale vervaardigd). In Delfzijl slaagde men er in, in flessen benzine die voor brandstichtingen in reserve werden gehouden, de benzine door surrogaat-thee te vervangen. Elders lukte het, leidingen welke naar explosieven liepen, onklaar te maken. Bij de meeste grote bruggen in het westen des lands bleek dat onmogelijk: daar had degebouwd waarin zich enkele militairen bevonden die, als het bevel tot vernietiging was gegeven, een wagentje met vliegtuigbommen de brug op zouden rijden welke vervolgens met een tijdlont of een vuurkoord tot ontploffing zouden worden gebracht - de BS zouden die vernieling slechts kunnen voorkomen door op het laatste moment de bunkertjes aan te vallen. Hiervoor waren op diverse punten voorbereidingen getroffen.

XCIn Noord-Hollands Noorderkwartier werd bij de preventieve sabotage

XC1 J. J. F. Borghours: 'Rapport betr. de werkzaamheden der Sabotagetroepen en van het Sabotagebureau' (17 mei I945), p. I-2 (LOjLKP, 6

728 [PDF]
PREVENTIEVE SABOTAGE

speciale aandacht besteed aan de Hembrug (de spoorbrug over het Noordzeekanaal in de lijn Amsterdam-Zaandam) en aan de sluizen te Ijmuiden.

XCWat de Hembrug betreft: eind september '44 slaagden tot de BS behorende RVV'ers er in, 's nachts naar de pijler te zwemmen waarin zich de explosieven bevonden en deze in het water te gooien. Hun ontbreken werd evenwelontdekt en er werden nieuwe springladingen aangebracht. Op advies van een ondergedoken arts die de geneeskundige sectie van de BS in Noord-Hollands Noorderkwartier leidde, werd toen het slagsnoer onklaar gemaakt met een zoutwater-injectie; het was een koerierster van de sabotagetroepen in Noord-Hollands Noorderkwartier die deze daad van preventieve sabotage verrichtte.

XCWat de sluizen te Ijmuiden aangaat: hier werden op het laatste moment de explosieven verwijderd door vier Duitse militairen die door RVV'ers uit Velsen of Haarlem voor medewerking waren gewonnen.

XCOok met liquidaties hielden de BS zich bezig. Hieromtrent is niet veel vastgelegd; wij kunnen aan de gegevens die wij al met betrekking tot de Knokploegen en de RVV-groepen vermeldden', slechts weinige toevoegen. Die hebben alle betrekking op Noord-Hollands Noorderkwartier.

XCDaar waren midden oktober de ca. zeshonderd Amsterdamse en Haarlemse arbeiders die er zich tegen hoge lonen en bijzondere premies voor leenden, een groot deel van de huizen in de gemeente Velsen af te breken, met een pamflet gewaarschuwd, hun werk te staken. Toen vervolgens arbeiders uit de Zaanstreek bereid bleken, de machines uit een van de papierfabrieken van van Gelder te demonteren, grepen de BS in: drie arbeiders werden doodgeschoten. 'Thans', zo noteerde de 'foute' commissaris van de provincie Noord-Holland in maart, 'ligt het werk stil, omdat practisch geen arbeiders meer voor dit werk te vinden zijn." De Zaanse BS zonden voorts dreigbrieven aan hun bekende leiders van roofploegen; toen dat niet hielp, werden vier van die leiders geliquideerd.J.7 2

J In één geval namen ook OD'ers aan de liquidaties in de hongerwinter deel, nl. begin januari in Amsterdam toen, zoals in hoofdstuk 2 vermeld, OD'ers, [{P'ers en RVV'ers in Amsterdam aanslagen pleegden op tien 'foute' personeelsleden van het GAB die zich bij de hadden laten inschakelen; vijfvan die tien werden doodgeschoten. 2 A. Backer: 'Notitie', 21 maart 1945 (Doc 1-49, d-I).

729 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

'Het heeft een gunstig effect', schrijven J. J. 't Hoen en J. C. Witte in hun geschiedenis van het Zaans verzet, 'het aantal inbraken neemt af"

XCBegin april tenslotte werd in Koog aan de Zaan de adjudant van de BS-commandant in het district Zaanstreek doodgeschoten door vijf BS'ers. Die adjudant werd er op losse gronden van verdacht, een collaborateur te zijn geweest en verraad te hebben gepleegd; hij had zich in werkelijkheid van '40 af als een verdienstelijk illegaal werker ontpopt, vóór september '44 tenslotte in het kader van de OD. 'Geklets en gestook' (gestook tegen OD'ers) 'waardoor een bepaalde stemming kon ontstaan', leidde tot wat Buys, een van de naaste medewerkers van Walraven van Hall, 'een zwarte bladzijde in onze Zaanse illegaliteit' noemde.' De vijf daders werden door andere BS'ers gearresteerd en nog vóór de bevrijding berecht door een illegale rechtbank die evenwel geen vonnis meer kon wijzen; na de bevrijding werden twee van de vijf (de twee hoogsten in rang) door de krijgsraad te Alkmaar tot gevangenisstraf veroordeeld.

XCEerder in deze paragraaf schetsten wij wat de BS in Amsterdam voornemens waren te doen als bij de nadering der Geallieerden de strijd met de Wehrmacht en de Ordnungspolizei kon worden aangebonden. In de hoofdstad hadden daartoe de ca. vijfduizend BS'ers die tot het Strijdend Gedeelte behoorden, wapeninstructie ontvangen. Diezelfde instructie werd ook elders gegeven, soms door geheime agenten van het BBO. Een van dezen leidde er op een boerderij bij Medemblik een soort school voor; 'voorzover de veiligheid het toeliet, werden hier', aldus van Ojen," 'volgens rooster cursussen van een week gehouden' - eind oktober zou de agent volgens zijn eigen verklaring al 'duizend à vijftienhonderd gewapende en geoefende manschappen" hebben afgeleverd.s In het bezette gebied als geheel geschiedde verder de wapeninstructie (er moest bij gevuurd kunnen worden) 'op alle mogelijke plaatsen', schrijft van Rijen in Het Grote Gebod: 'onder de gereformeerde kerk in Amersfoort,J. J.J.J.

1 't Hoen en C. Witte: p. 102. 2 Buys in: p. 14. 'Van Ojen: p. 480. 4 A.v. 5 Dat lijkt ons een te hoog cijfer, gegeven het feit dat de wapendroppings in Noord-Holland toen pas zes weken aan de gang waren - er zouden dan per week op één boerderij tussen de honderdvijftig en tweehonderdvijftig cursisten zijn geweest.

730 [PDF]
WAPENINSTRUCTIE

in een bioscoopzaal te Pernis, in gymnastieklokalen of een patronaatsgebouw, in een circustent, in kloosters, kelders, schuren, enzovoort."

XCDie instructie werd vooral gegeven in het hanteren van het meest gedropte wapen: de stengun.

XCOverigens (en dit punt lijkt ons van bijzonder belang): voor de inzet van het totaal van de BS waren er geen stenguns en ook geen andere wapens genoeg.

XCIn Amsterdam waren, gelijk vermeld, voor de ca. vijfduizend BS'ers van het Strijdend Gedeelte midden februari '45 ruim 2300 vuurwapens aanwezig." Noord-Hollands Noorderkwartier had eind april 1909 vuurwapens (waaronder 1575 stenguns) voor ruim een-en-veertighonderd BS'ers. In Rotterdam waren van de ca. achtduizend BS'ers (het cijfer sluit vermoedelijk de Bewakingstroepen in) ca. vijf-en-twintighonderd bewapend. In Drente 'kon', aldus na de bevrijding de gewestelijke BScommandant,' 'wat aan bewapening aanwezig was, die naam nauwelijks dragen. Verschillende commandanten dreigden met ontslagname indien deze zaak niet naar behoren werd opgelost." In Friesland waren vuurwapens gedropt voor ca. drieduizend man - minder dan een vijfde werd door de bezetter ontdekt, men hield voldoende over om er de ca. vijf-en-twintighonderd BS'ers die in Gevechtsgroepen waren ingedeeld (de Bewakingstroepen telden in Friesland ca.vijf-en-vijftighonderd man) mee te bewapenen.

XCMeer cijfers zijn ons niet bekend - die welke wij weergaven, slaan slechts op drie van de zeventien BS-gewesten en op het district Rotterdam. In die drie gewesten en dat ene district beschikte men tezamen over ca. 8200 wapens; dat cijfer lijkt ons verenigbaar met de schatting dat in bezet gebied benoorden de grote rivieren in totaal 30000 à 35 000 wapens zijn gedropt van welke een derde in Duitse handen zou zijn gevallen. Hoe dat zij: het was, Friesland uitgezonderd, een nogal povere bewapening; ook Koots chef-staf de Boer schrijft over 'een groot gebrek aan wapens . . . , gezien de plannen die ten behoeve van de komende bevrijdingsstrijd werden gemaakt."

dl. II, p. 45 J. 2 Daar kunnen vóór eind april nog wel wapens bij zijn gekomen maar anderzijds zijn van midden februari tot eind april vermoedelijk ook nog wapenopslagplaatsen door de bezetter ontdekt. 3 H. Ketelaar: 'Verslag OD-gewest 3' (1947) , p. 10 (Min.v.def.: Centro Archief-Depot, 126/76). 4 De com mandant gaf aanwijzingen hoe men met overvallen op Duitsers en Landwachters wapens kon bemachtigen; enkele van die overvallen kostten aan BS'ers het le ven. 5 De Boer: 'Verslag BS', p. 19.

731 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

XCDie plannen geven wij weer voor Amsterdam. Aanvallen op de Wehr macht met eenheden van enige betekenis werden daar uitgesloten geacht. Terecht ook: men had er veel te weinig brenguns voor en alle zware wapens ontbraken. Men kon niet méér voorbereiden dan het bemoeilijken van de bewegingen van de Duitsers en het beschermen van belangrijke objecten. Dat was ook de algemene strekking van de bevelen welke kolonel Koot deed uitgaan. Wat als uitvloeisel daarvan in de meer dan honderd districten welke de BS benoorden de grote rivieren telden, is voorbereid, is in bijzonderheden niet bekend - wel willen wij hier nog onderstrepen dat op medisch gebied allerwege voorbereidingen waren getroffen: er waren geheime noodziekenhuizen en medische posten ingericht waarvoor talloze artsen, verplegers, verpleegsters en EHBO'ers zich gereed hielden; de geestelijke verzorging was geregeld met de kerkgenootschappen; tenslotte waren veelal voedselvoorraden gevormd (met eindeloze moeite!) teneinde het Strijdend Gedeelte van de BS enkele dagen te kunnen voeden.

XCHoe zou dat Strijdend Gedeelte 'gemobiliseerd' worden?

XCDe enige instructie welke ons terzake bekend is, gold voor een van de zes kwartieren van het BS-district Utrecht (de stad dus); zij werd begin april '45 opgesteld door de pas benoemde kwartiercommandant, die zich 'Sanderse' noemde.' Hij deed zijn groepscommandanten weten dat hij, als hij 'alarm A' had ontvangen, hun een koerierster zou zenden die zou zeggen: 'Ik kom van Sanderse en breng u de groeten van Albert'. Alarm A betekende dat de groepscommandanten en hun mannen (die zouden allen door de groepscommandanten worden gewaarschuwd) thuis moesten blijven. Bij alarm B, weer te geven met de boodschap: 'Ik kom van Sanderse en breng u de groeten van Bernard', zouden de groepscommandanten en hun mannen zich zo onopvallend mogelijk naar concentratieadressen moeten begeven. 'De leden van uw groep', aldus de instructie, 'moeten er op rekenen dat zij dan voorlopig niet meer thuis komen, dus eet- en toiletgerei en proviand meenemen. Het verdient aanbeveling dat iedere man van uw groep tevoren een deken op het eoncentratie-adres afgeeft.' Naar het eoncentratie-adres gaande, moesten de groepscommandanten de armbanden (elke BS'er zou een armband krijgen) en de rangonderscheidingstekens voor zichzelf en hun manschappen meene73

1 Tekst in L. op ten Noort: 'Beknopte illegale geschiedenis van de OD (RVV en NBS) in Utrecht', p. 80-82.

732 [PDF]
EEN'MOBILISATIE'-REGELING

men.' Alarm C zou bij de concentratie-adressen kenbaar worden gemaakt met de zin: 'Ik kom van Sanderse en breng u de groeten van Comelis'. 'Dit is het moment waarop, behoudens wanneer u een bepaald tijdstip door de koerierster wordt opgegeven, de posten worden betrokken. Nu reikt u de armbanden uit ... U kunt uw onderscheidingstekens opdoen.'

XCIn de iristructie van begin april stond voor elke groepscommandant wat het voor zijn groep aangewezen eoncentratie-adres was. 'Dit adres moet u thans reeds aan alle leden meedelen. Leg hun bij die mededeling echter nogmaals strikte zUJijgzaamheid op ... Het is bekend dat er gevaarlijke provocateurs in de stad zijn. Praten kan betekenen: de kogel! Dus: 11 11' zUJl)gen .. zUJl)gen ..

XCDeze instructie was duidelijk en wij veronderstellen dat elders overeenkomstige iristructies zijn uitgegaan. Daar zou dus uit voortvloeien dat zich voor het uur U bijvoorbeeld in Friesland vijf-en-twintighonderd BS'ers van het Strijdend Gedeelte naar eoncentratie-adressen zouden begeven, in Noord-Hollands Noorderkwartier ruim een-en-veertighonderd, in Amsterdam ca. vijfduizend. Op die eoncentratie-adressen zouden zij wapens vinden - te weinig, behalve in Friesland.

XCDe BS'ers die tot de Bewakingstroepen behoorden, zouden vóór het uur U niet gemobiliseerd worden: zij zouden zich pas behoeven te verzamelen na de bevrijding. Ook voor hen waren concentratiepunten aangegeven waar zij armbanden en onderscheidingstekens zouden ontvangen. Wapens waren voor hen niet beschikbaar, maar aangenomen werd dat de BS'ers van het Strijdend Gedeelte na de bevrijding althans een deel van hun wapens zouden kunnen afstaan en dat de Geallieerden in elk geval spoedig voor aanvullende wapens zouden zorgen. De arrestatieploegen moesten dan immers op pad gaan en die moesten gewapend zIJn.

XCIn Den Haag werd aan de Bewakingstroepen ook de taak gegeven, na de bevrijding op te treden tegen 'Moffenmeiden'. De commandant van

1 Bij openlijk optreden zou kolonel Koot op de rechterrevers vier horizontale oranje bandjes van 2 cm. breed dragen, een gewestelijk commandant drie, een districtscom mandant twee, een stadscommandant één. Kwartiercommandanten droegen bandjes die I cm. breed waren, lagere commandanten droegen lichtblauwe bandjes.

733 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

de Haagse Bewakingstroepen gaf al eind februari '45 instructie dat de lcwartiercommandanten tijdig

XC'een kleine, doch prima ploeg (zouden) installeren, belast met het millimeteren dezer meiden. Dit dient niet alleen als straf te geschieden, maar bovenal als waarschuwing voor anderen. Men vergete n1. niet het grote gevaar voor de volksgezondheid dat van deze 'dames' uitgaat.

XCHet behoeft geen betoog dat de, inmiddels door het bedrijf er beter op geworden 'dames' (bontjassen, fiats, juwelen) vooral niet vergeten mogen worden. Ook zouden zij, na de operatie, voor zeer vuile corvéediensten gebruikt kunnen worden.

XCDat er geen vergissingen mogen voorkomen, spreekt vanzelf. Een lijst, nu aangelegd, heeft meer waarde dan aanbrengen na uur U.

XCZeer zeker zal een en ander toegejuicht worden door de goede Haagse burgerij."

XCOf de aanbevolen lijsten toen in Den Haag zijn opgesteld, weten wij niet. Eén zulk een lijst is bewaard gebleven: de naam- en adreslijst van de 'Moffenmeiden' in Woerden, opgesteld door de plaatselijke BS.2 De lijst telt vijftig namen. Wij merken hierbij op dat Nederland als geheel omstreeks duizend maal meer inwoners had dan de gemeente Woerden maar dat wij er niet van overtuigd zijn dat alle gegevens waarop de Woerdense lijst berustte, juist zijn geweest en dat wij het bovendien voor aannemelijk houden dat de lijst 'vergissingen' bevatte in die zin dat vrouwen en meisjes bij wie sprake was geweest van echte affectie, op één hoop waren geveegd met anderen die zich inderdaad met de ene Duitser na de andere hadden afgegeven.

Prins Bernhard grijpt in

XC

XCWij vermeldden reeds dat prins Bernhard begin '45 van mening was dat de BS op sabotagegebied niet aan de verwachtingen hadden voldaan. Die mening was deel van een veel algemener onbehagen dat bij de prins en enkele van zijn naaste medewerkers was gaan leven: er was, aldus hun opinie, te veel bureaueratie in de BS, er ging te weinig actie van uit, de

XC, Bevel, 26 febr. 1945, van de commandant OD/BS, Den Haag, aan de kwartiercommandanten (Doc II-420 B, a-r), 2 Doc Il-yoo F, 1-12.

Indextermen: Stoottroepen (BS), Woerden
734 [PDF]
'TEVEEL BUREAUCRATIE'

geest was niet strijdvaardig genoeg. In het bevrijde Zuiden hadden de prins en de officieren van zijn hoofdkwartier het meeste contact met de commandanten van de Stoottroepen die allen uit de Knokploegen afkomstig waren - de prins voelde zich het meest verbonden met de KP'ers die benoorden de grote rivieren actief waren. Met de OD had hij niet veel op - een verhaal als waarmee Wybenga in oktober bij hem kwam: dat Meijer, de actieve gewestelijke commandant van de BS in Friesland, door het OD-hoofdkwartier zou zijn afgewezen omdat hij 'maar een kapitein' was, kan bij hem slechts de bestaande weerstanden tegen de OD hebben versterkt. Daar kwam bij dat hij met de benoeming van kolonel Koot tot commandant van de BS voor een voldongen feit was geplaatst - wij herinneren er aan dat hij enkele malen op belangrijke punten in Koots beleid ingreep, met name in november toen hij eerst zonder overleg met Koot bepaalde dat Thijssen en van Bijnen persoonlijk zitting moesten nemen in het Delta-Centrum en dat dit college voortaan de beslissingen moest nemen, en vervolgens Koot de bevoegdheid ontzegde, Thijssen van zijn commando te ontheffen. Er zijn onder de illegale werkers die naar het Zuiden crossten, stellig verscheidenen geweest uit wier verhalen de prins en zijn adviseurs de indruk kregen dat de BS-Ieiding een papieren warwinkel was waar traag werd gereageerd. Trouwens, begin oktober had de aan Thijssen toegevoegde geheime agent Ausems geseind dat in Amsterdam 'komplete burelen (waren) ingericht met fraaie titels, huistelefoon, secretaresses, enz. . .. Men geeft bevelen en contra-bevelen, maar niemand is actief strijdend.'

XCMidden november stelde kapitein K. de Graaf, de vertegenwoordiger van het BBO in het hoofdkwartier van de prins, aan de prins voor, kolonel Koot te vervangen. Deze werd in een als 'zeer geheim' aangeduide brief d.d. 14 november' door de Graaf 'een figuur' genoemd, 'welke, blijkens zijn waarschijnlijk passief-getinte houding gedurende de bezetting ... , slechts matig geschikt of geheelongeschikt' was voor 'de leiding van militaire operaties op een groter schaal, ... terwijl zijn militaire background als basis voor deze operaties, naar mijn bescheiden mening, slechts als een zeer middelmatige moet worden beschouwd' - de Graaf gaf de prins in overweging, in plaats van Koot een van 'de op moderne wijze geschoolde en getrainde jongere officieren met ervaring in militaire en sabotage-activiteit in bezet gebied' tot Commandant van de BS te benoemen. Later in november plaatste Borghouts, de vroegere gewestelijke sabotage-commandant yan de LKP in het zuiden, die inmiddels com

XC1 Exemplaar in Doe 1-746 A, a-z,

735 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

mandant van de Stoottroepen en vertegenwoordiger van de LKP in het hoofdkwartier van de prins was geworden, kanttekeningen op twee stukken die van kolonel Koots hoofdkwartier waren uitgegaan, op 15 november door van Bijnen waren ontvangen en door deze (via de Biesbos) aan Borghouts waren toegezonden; het ene was een bericht waarin Koot van Bijnen, de LO, de OD en de RVV gewaarschuwd had tegen een inwoner van Zandvoort die voor de SD werkte ('dat staat positief vast'), 'verzoeke alle illegale organisaties in te lichten'. Borghouts schreef er onder: 'Schiet die vent dood, Delta C[ommandant], dat is beter dan deze pest-briefjes!' - met die van ongeduld en geïrriteerdheid getuigende aantekening er op stuurde hij het briefje naar Rombout in Amsterdam, daaraan toevoegend:

XC'Groter nonsens kan men toch niet bedenken dan zulke sabotage-pamfletten door Ned. te sturen.

XCHele volksstammen die het nooit leren!!!

XCIndien je er belang bij hebt, noteer dan de naam van deze vrijer.

XCIk heb verzocht aan KP-Amsterdam p.o. de rouwkaart van die kerel te sturen of ze worden ontslagen."

XCHet tweede stuk was een verzoek van kolonel Koot, gericht aan van Bijnen en de RVV, om hem opgave te doen, hoeveel gedropte wapens er op 2 november bij hun organisaties aanwezig waren geweest en hoeveel er sindsdien waren ontvangen, 'zo mogelijk moet bij deze latere opgaaf worden vermeld, voor welke organisatie de wapens zijn bestemd. Indien', zo eindigde Koots verzoek, 'de containers nog niet zijn uitgepakt, zal met opgaaf van het aantal containers moeten worden volstaan.' Hieronder schreef Borghouts:

XC'De laatste zin doet de deur dicht!

XCMen moet werkelijk KP'er zijn om te weten wat een container is.

XCEen cursus praktijk lijkt me voor de Amsterdamse heren niet ongeschikt.

XCWellicht sparen we dan een schrijfmachine uit!"

XCIn december crosste de Rotterdamse KP'er Piet de Beer (hij was het die enkele weken eerder aan van Bijnen bericht had gebracht dat deze tot opvolger van Koot zou worden benoemd) voor de tweede maal naar het Zuiden. Nu van Bijnen was gesneuveld, bracht hij op eigen initiatief het denkbeeld naar voren (Koot en de KP-leiding wisten van zijn stap

XCI LOjLKP,4 A. 2 A.V.

736 [PDF]
BORGHOUTS VERTREKT

niets af), dat Borghouts naar bezet gebied zou komen om een nieuwe impuls te geven aan het gehele BS-werk. Het voor en tegen werd geruime tijd overwogen - Hoogeweegen en Caljé die in het hoofdkwartier van de prins de RVV resp. de OD vertegenwoordigden, werden buiten het overleg gehouden. Er vond tenslotte in januari een bespreking plaats in Brussel waaraan officieren van het Special Farces Headquarters deelnamen. Die officieren waren tegenstander van Borghouts' vertrek: deze wist veel van de algemene en militaire verhoudingen in het bevrijde Zuiden af en weigerde als katholiek de toezegging te doen dat hij in geval van arrestatie zelfmoord zou plegen. Tenslotte hakte de prins de knoop door, mede gehoord een positief advies van van der Gaag die in die tijd het bevrijde Zuiden passeerde: Borghouts zou gaan - dat betekende óók dat de voorwaarden die deze had gesteld, door de prins waren ingewilligd. Zij waren dat de BS duidelijk in een Strijdenden een niet-Strijdend Gedeelte zouden worden gesplitst, dat Borghouts het gehele Strijdende Gedeelte onder zich zou krijgen, dat hij Koots algemene plaatsvervanger zou worden, dat hij voor de sabotage geheel alleen aanwijzingen zou kunnen geven, en dat hij over al deze zaken rechtstreeks, d.w.z. buiten Koot om, telegrafisch contact zou mogen onderhouden met prins Bernhard. Die voorwaarden werden tenslotte in schriftelijke stukken neergelegd: bevelen van de prins, welke Borghouts meenam - bevelen die de prins de overtuiging schonken dat de BS benoorden de grote rivieren nu eindelijk met kracht zouden gaan optreden.'

XCOp 15 januari vertrok Borghouts naar Engeland van waaruit hij bij Rotterdam zou worden gedropt; hij moest dus eerst oefenen in het parachutespringen. Dat kostte tijd. Meer tijd nog ging verloren doordat

1 De prins gebruikte in die tijd krasse taal wanneer hem een stuk van de SS onder ogen kwam dat hem niet beviel. Zo kreeg hij medio februari een concept-instructie te zien welke de gewestelijke SS-commandant in Utrecht eind januari had toegezon den aan zijn collega's op de Veluwe en in Noord-Hollands Zuiderkwartier, Zuid Holland Noord en Zuid-Holland Zuid - de aan Utrecht grenzende gewesten dus (behalve het Gooi). In dit concept had de Utrechtse SS-commandant (de KP'er de Man) nauw contact voorgesteld, 'hetgeen', aldus het concept voor een telegram dat de prins aan kolonel Koot wilde zenden 'totaal in strijd met onze en uw orders. De rest' (de Man had een voorstel gedaan ten aanzien van de in te voeren rangen en de daarbij behorende onderscheidingstekens) 'is meer dan krankzinnig amateurisme en Sen uiterst ontstemd en verzoeke vervanging door reële man .. , Ik wens nooit meer van dergelijke kinderlijke nonsens te horen op straffe van onmiddellijk ontslag. Dit bewijst overigens dat de papieren oorlog iedere normale veiligheidsgrens volko men veronachtzaamt en werkt bovendien uitermate demoraliserend en deprimerend op verstandige mensen die dit lezen of met levensgevaar moeten overbrengen.' Op

737 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

hij zijn komst niet wilde regelen via 'Amsterdam' (daar had men hem onmiddellijk kunnen helpen) maar via de Rotterdamse Knokploegen en deze hadden eind december door de arrestatie van de Goede's marconist, van Duyn, hun zendverbinding verloren. Pas in de nacht van I7 op 18 maart, rijkelijk laat dus (achteraf gezien: bepaald te laat) werd Borghouts in de buurt van Boskoop gedropt. Hij sprak eerst met enkele KP-leiders, in Amsterdam o.m. met Scheepstra en Hordijk die van de Beers stap onkundig waren gebleven. Zij kregen de bevelen van de prins te lezen, 'wij waren als kinderen zo blij', zei Scheepstra later aan de Enq uêtecornmissie.'

XCNu, bij kolonel Koot en diens staf ging een heel ander gevoel overheersen. De stukken die Borghouts op 21 maart meebracht in de eerste vergadering van de kolonel met het Delta-Centrum welke hij bijwoonde, waren naar de inhoud voor Koot al moeilijk te verwerken (van Ojen schrijft terecht dat de komst van Borghouts voor Koot 'een slag in het gezicht' was") maar daar kwam nog bij dat Borghouts in de bespreking (waarbij, behalve Koot en hij, Wagenaar, Hordijk, Six en Koots chef-staf de Boer aanwezig waren) hoog van de toren blies. Hordijk zweeg, Wagenaar toonde zich verwonderd maar nam niet duidelijk stelling, Six en de Boer waren diep verontwaardigd, Koot was diep gekwetst. Six drong er op aan, telegrafisch bij de prins te informeren of deze de volmachten wenste te handhaven welke Borghouts bij zich bleek te hebben. Op dat telegram werd een bevestigend antwoord ontvangen. Koot die er enkele dagen over had gedacht, zijn functie ter beschikking te stellen, overwon zijn gevoelens en besloot de nieuwe situatie te aanvaarden en er het beste van te maken.

XCDie nieuwe situatie betekende óók dat, nu er op krachtiger en sneller ingrijpen werd aangedrongen en Borghouts, wat het Strijdend Gedeelte betrof, volledige bevelsbevoegdheid bezat, er voor het Delta-Centrum en voor de overige Delta's geen plaats meer was: zij werden opgeheven.

XCdeze tekst volgde nog de in het vorig hoofdstuk gememoreerde passage waarin de prins zich 'uitermate verontrust' noemde 'omtrent berichten bewapening CPN.'

XCDie laatste passage werd door de naaste medewerker van de prins, overste van Houten, geschrapt - de rest ging in rustiger bewoordingen uit.

XCKolonel Koot legde het telegram van de prins naast zich neer: het was geenszins onredelijk dat BS-commandanten in aangrenzende gewesten op veilige wijze onderling contact zouden onderhouden en in de BS waren eenvoudige rangaanduidingen (bijv. districtscommandant, groepscommandant enz.) met de daarbij behorende onderscheidingstekens onmisbaar. Het verzoek van de prins, de Man te vervangen, werd niet ingewilligd. I Getuige L. Scheepstra, Enq., dl. VII c, p. 2I6. 2 Van Ojen:

738 [PDF]
BORGHOUTS IN AMSTERDAM

De prins bepaalde ook nog dat er naast Borghouts, Commandant Strijdend Gedeelte, een Commandant Bewakingstroepen diende te komen; in die tweede functie werd Six benoemd door prins Bernhard. Ook Six moest daarbij veel innerlijke weerstand overwinnen: in zijn nieuwe functie zou hij immers met het gewapend optreden tegen de bezetter niets meer te maken hebben.

XCEen week na aankomst in Amsterdam gaf Borghouts aan een koerier een voor de prins bestemde brief mee' waarin hij berichtte, 'dat de toestand niet in alle opzichten zo zwart was als we ons wel eens hebben voorgesteld', wel had hij geconstateerd 'dat van de zo gewenste eenheid in de BS niet veel te bespeuren was' maar hij had reeds bereikt dat de Top van de LKP alle Knokploegen en de Raad van Verzet alle RVVgroepen volledig te zijner beschikking had gesteld en dat het Algemeen Hoofdkwartier van de OD was opgeheven, 'de Delta is ter ziele en heeft een waardige begrafenis gehad, waarbij door diverse persoonlijkheden aan het graf werd gesproken. De overledene was een braaf mens.'

XC'Punt twee', aldus Borghouts, 'was de uitvoering van de sabotage en betere regeling van het Strijdend Gedeelte.'

XCWij beginnen met dat laatste.

XCDe BS waren al van eind '44 af gesplitst in een Strijdend Gedeelte en Bewakingstroepen ; in de meeste gewesten ressorteerden beide formaties onder één commandant. Borghouts nu bepaalde dat er in elk gewest tu/ee commandanten moesten komen. In het oosten en noorden des lands waar het Canadese offensief in aantocht was werd die reorganisatie niet doorgevoerd, in Friesland werd door kapitein Meijer die er niets van begreep dat men in zulk een laat stadium ingrijpend ging reorganiseren, zelfs geweigerd, de splitsing in Strijdend Gedeelte en Bewakingstroepen aan te brengen. In het westen bleek Borghouts zich in een wespennest te hebben gestoken. Koot vond het redelijk dat de gewestelijke commandanten die in functie waren, zelf zouden kiezen of zij commandant Strijdend Gedeelte dan wel commandant Bewakingstroepen zouden worden - allen kozen die eerste functie, maar Borghouts zei dat hij Dudok van Heel (het Gooi), Sikkel (Noord-Hollands Zuiderkwartier) en Leopold (Zuid-Holland Noord) niet wenste te aanvaarden; daarentegen vond hij goed dat Wastenecker in Noord-Hollands Noorderkwartier zowel het Strijdend Gedeelte als de Bewakingstroepen bleef commanderen, 'daarmee blijk gevende', aldus later de Boer, 'dat zijn actie gericht was tegen bepaalde functionarissen die hem weliswaar persoonlijk en in

XC1 Tekst in a.v.i p.a r-r-rç.

739 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

hun werk onbekend waren (hij had hen ten hoogste één keer gesproken), doch die blijkbaar niet gelust werden door zijn adviseurs achter de schermen' (de KP-leiders). 'Verwarring en herrie in deze gewesten was het gevolg." In het Gooi weigerde de gehele staf van Dudok van Heel het aan deze door Borghouts aangezegde ontslag te aanvaarden - kolonel Koot hief dat ontslag op. In Noord-Hollands Zuiderkwartier ontstond zoveel tumult toen Borghouts Sikkel verving door de districtscornmandant te Haarlem dat kolonel Koot de benoeming van de opvolger ongedaan maakte waarna dat gewest zonder commandant Strijdend Gedeelte bleef. In Zuid-Holland Noord werd Leopold door Hordijk vervangen, 'deze kon daar echter', aldus de Boèr 2, 'ook niet veel beginnen en zeker niet in de korte tijd die nog restte."

XCBracht de algemene reorganisatie van de BS dus slechts verwarring teweeg, ten aanzien van de sabotage wist Borghouts een positief effect te bereiken. Hij richtte een apart Sabotagebureau op dat onder leiding kwam te staan van Duyff (tevoren Rayon- Verbindingsofficier in Noord-Holland), gaf rechtstreeks aanwijzingen aan de Sabotagetroepen in de drie westelijke provincies en droeg er zorg voor dat er meer sabotagemiddelen werden gedropt; daarnaast richtte het Sabotagebureau enkele 'fabriekjes' op waar die middelen werden vervaardigd. Blijkens het overzicht dat Borghouts kort na de bevrijding opstelde (daarin ontbreken alle gegevens voor Hordijks gewest) werden in de periode tot en met 27 april '45 (op die datum werd in verband met de besprekingen over de voedseldroppings de sabotage gestaakt) ruim 400 auto's die bij de bezetter in gebruik waren, vernield of door bandenbommen buiten gebruik gesteld; ca. 10000 liters benzine en olie gingen in vlammen op of werden buitgemaakt; enkele tientallen malen vond spoorwegsabotage plaats; negen schepen werden tot zinken gebracht; de telefoon- en telexlijnen waarvan de bezetter gebruik maakte, werden herhaaldelijk doorgesneden en in Amsterdam werden bijna dertig kleine onbemande bunkers opgeblazen. Tenslotte werd ook de preventieve sabotage geïntensiveerd: op tal van74

1 De Boer: 'Verslag BS', p. 39. 2 A.v., p. 40. 3 'De zaken in Den Haag', zo verklaarde Hordijk later, 'stonden er slap voor, terwijl men de indruk kreeg dat het geheel zwevende was. De gehele staf van de Bewakingstroepen had SD-eontaeten van de meest uiteenlopende soort Ik heb op I april I945 opgekregen als totaal aantal toen in Den Haag aanwezige wapens: IlO geen sabotagemateriaal en geen handgranaten De meest wilde groepen deden de ronde en pleegden overvallen op zwarthandelaren De verzetsgeest in Den Haag was volkomen rot te noemen.' (BNV: p.v. inz. R. Zwolsman, getuige P. W. Hordijk (2I jan. 1946), p. 1-2 (Doe. 1-1969, d-zj).

740 [PDF]
BORGHOUTS INTENSIVEERT DE SABOTAGE

plaatsen werden springladingen verwijderd, o.m. bij vier in het Gooi gelegen kleinere bruggen; de ontstekingsinrichting van de springlading in de grote verkeersbrug over het Merwedekanaal bij Amsterdam werd in samenwerking met de Duitse wacht onklaar gemaakt.

XCWat heeft nu het Strijdend Gedeelte der BS, hetwelk Borghouts trachtte te activeren, in de periode van de Geallieerde opmars kunnen verrichten?

XCWij merken daarbij allereerst op dat als gevolg van de Duitse capitulatie, 5 mei, het Strijdend Gedeelte in de drie westelijke provincies niet tot de actie behoefde over te gaan waarop het zich had voorbereid en dat het tot die actie (wij zullen in een later hoofdstuk nog enkele bijzonderheden geven) alleen is gekomen in die gewesten waar Borghouts' ingrijpen geen enkel effect had: in de Achterhoek, Overijssel, Drente, Groningen en Friesland, waar de Geallieerden in snel tempo noordwaarts oprukten, en op de Veluwe die tijdens die noordelijke opmars werd bevrijd; daarna hielden de Geallieerde strijdkrachten halt voor de door de Wehrmacht versterkte Grebbelinie.

XCIn de Achterhoek stelden de BS enkele telefoonverbindingen ter beschikking van de Geallieerden; bij Doetinchem konden zij vernielingen voorkomen en zij namen voorts op tal van plaatsen achtergebleven Duitsers gevangen; tenslotte werden ook nog enkele honderden BS'ers samengebracht in een haastig gevormd bataljon dat, voordat de Veluwe was bevrijd, een strooklangs de oostelijke IJsseloever bezet hield en later naar Apeldoorn werd verplaatst waar de manschappen in kleine groepjes bij de Canadese artillerie werden ingedeeld.

XCOok in Overijssel wisten de BS'ers op allerlei wijzen het oprukken der bevrijders te vergemakkelijken maar tot gevechtshandelingen van enige betekenis met de Wehrmacht kwam het hier evenmin als in de Achterhoek.

XCIn Drente verleenden de BS belangrijke bijstand aan de ca. zevenhonderd Franse parachutisten van de Special Air Service-brigade die in de nacht van 7 op 8 april op verscheidene plaatsen in deze provincie waren gedropt, en vervolgens aan de binnenrukkende Canadezen.

XCIn de provincie Groningen vocht in de gelijknamige stad een groep van de BS, bestaande uit enkele honderden Kf''ers, zij aan zij met de Canadezen. 74

741 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

XCFriesland was de enige provincie waar het tot een omvangrijk ingrijpen van het Strijdend Gedeelte van de BS (d.w.z. van de Gevechtsgroepen) kwam. In de nacht van 9 op 10 april werd door het vellen van bomen en het afdraaien en vastzetten van bruggen het gehele Duitse verkeer bemoeilijkt. Op 13 april werden de Gevechtsgroepen gemobiliseerd. Onder bevel van kapitein Meijer leidde Oberman, de Friese KP-leider, de verdere operaties - Meijer op zijn beurt stond via clandestiene telefoonverbindingen in regelmatig contact met de Canadese bevrijders, zodat hij met zijn aanwijzingen aan Oberman rekening kon houden met de Canadese vorderingen. 'Met uitzondering van de streek Harlingen-Makkum, waar de Duitsers artillerie-opstellingen bezaten ter verdediging van de Afsluitdijk, hadden de BS', schrijft van Ojen, 'de rest van Friesland gemiddeld zes uur vóór de komst van de eerste Canadezen in handen." Hoezeer de Wehrmacht ook gedemoraliseerd was, kwam het toch op verscheidene plaatsen tot vuurgevechten; meer dan dertig BS'ers sneuvelden.

XCOp de Veluwe tenslotte wist de BS-commandant van het district Apeldoorn het Duitse Sprengkommando tot overgave te dwingen waarna hij ook nog door een tijdige waarschuwing een Geallieerde beschieting van de stad kon voorkomen. Benoorden Apeldoorn verleenden de BS steun aan de Canadezen bij het overschrijden van het Apeldoorns Kanaal.

XCWij vermelden in dit verband dat de afdeling-BS van het hoofdkwartier van prins Bernhard in de tweede helft van april naar Apeldoorn werd verplaatst; dat deel van zijn hoofdkwartier bracht de prins onder in het (overigens goeddeels door de Canadezen bezette) Paleis Het Loa, zelf vestigde hij zich met zijn naaste medewerkers in de villa bij Beekbergen waar Seyss-Inquart en Wimmer in de hongerwinter hadden gewoond - hij trof er de open luxe auto aan die ter beschikking van de Reichskom missar had gestaan; die nam hij zelf in gebruik, het nummerbord RK-l liet hij zitten.

Verzet en illegaliteit in de hongerwinter

XC

XCToen wij in deel 7 ons relaas over de gebeurtenissen in bezet Nederland van mei '40 tot in de zomer van '44 hadden voltooid, namen wij in dat deel een apart, aan het illegale werk gewijd hoofdstuk op (hoofdstuk 8:

XCI Van Ojen: De BS, p. 330. 74

742 [PDF]
VERZET IN DE HONGERWINTER

'De illegalen') waarin wij o.m. de begrippen 'verzet' en 'illegaliteit' onderscheidden en trachtten te becijferen, hoeveel in een vast verband actieve illegale werkers bezet Nederland tot in de zomer van '44 heeft gekend. Wij lieten de periode september '44-mei '45 toen buiten beschouwing. Op die periode willen wij nu, wat het geboden verzet en het bedreven illegale werk betreft, dieper ingaan en uiteraard komen dan ook de BS ter sprake. Wat wij te betogen hebben, is te weinig om er een apart hoofdstuk van te maken - beter lijkt het ons om, nu wij met wat wij over de BS schreven het in de twee voorafgaande hoofdstukken gegeven beeld van het illegale werk in de hongerwinter nagenoeg geheel hebben afgerond (alleen de illegale CPN, de Contact-Commissie der Illegaliteit en het College van Vertrouwensmannen zullen nog aan de orde komen) thans op de genoemde aspecten in te gaan. Onze aparte terugblik op de BS zal daarbij aansluiten.

XCIn deel 7 onderscheidden wij vier doelstellingen welke de bezetter nastreefde: (r) hij wilde Nederland gelijkschakelen, (2) hij wilde het economisch potentieel, de arbeidskracht inbegrepen, exploiteren, (3) hij wilde Joden en Zigeuners deporteren en (4) hij wilde verhinderen dat hij bij het nastreven van die doelstellingen werd gedwarsboomd en dat van Nederland uit directe hulp werd verleend aan Duitslands vijanden, bijvoorbeeld door spionage, 'pilotenhulp', sabotage of semi-militaire actie. 'Elk die zich tegen deze doelstellingen keerde, bood', schreven wij, 'verzet'.

XCWat de hongerwinter betreft, mogen wij nu het volgende constateren:

XC(ad r) Seyss-Inquarts enige nieuwe gelijkschakelingspoging: die van het Nederlandse Rode Kruis, werd een slag in de lucht;

XC(ad 2) aan de bezetter werd de beschikking over de Nederlandse Spoorwegen en over talrijke binnenschepen ontnomen en er werd landelijk een breed verzet geboden tegen zijn streven om Nederlandse jongens en rnannen te dwingen, in bezet gebied voor hem te spitten of in Duitsland voor hem te werken (een verzet dat in het oosten en noorden pas werd opgegeven toen de bezetter met fusilleringen ging dreigen) - met al dat kreeg de bezetter toch weer meer dan honderdvijftigduizend nieuwe arbeidskrachten in handen en kon hij op grote schaal machines en voorraden roven;

XC(ad 3) de hulp aan ondergedoken Joden, hier en daar wellicht ook de hulp aan Zigeuners, werd voortgezet;

XC(ad 4) de directe hulp aan de Geallieerden werd uitgebreid: de spionage werkte perfect, de 'pilotenhulp' ging door (o.m. stelde men enkele honderden Airbornes in staat om te ontsnappen), de sabotage bereikte in

743 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

september '44 in de vorm van de door de LKP bedreven spoorwegsabotage een hoogtepunt en werd, in sommige opzichten bepaald effectief, voortgezet in ES-verband (wij denken met name aan het tot zinken brengen van schepen die de Kriegsmarine als blokkadeschepen wilde gebruiken) en de semi-militaire actie werd door de ES, voorzover er wapens waren, in alle provincies voorbereid en in Gelderland, Overijssel en de drie noordelijke provincies uitgevoerd, veruit het effectiefst in Friesland.

XCIn deel 7 schreven wij dat niet allen die getuigden van een verzetshouding, bijvoorbeeld door regelmatig naar verboden radio-uitzendingen te luisteren (het aantal van die luisteraars nam in de hongerwinter belangrijk af door het wegvallen van de electriciteitsvoorziening) of regelmatig illegale bladen te lezen (het aantal van die lezers nam belangrijk toe: lezers van illegale opiniebladen en van illegale nieuwsbladen) als illegale werkers mochten worden aangeduid. 'Al het illegale werk viel op de sector van het geheime verzet maar het vond op die sector bovendien als regel plaats in een vast organisatorisch verband waarin men actief opgenomen was.' Vanwege het ontbreken van dat verband hebben wij in deel 7 de individuele saboteurs, die zonder twijfel illegaaloptraden (die zijn er stellig ook in de hongerwinter geweest: hier en daar werd immers nog werk voor de Wehrmacht uitgevoerd dat gelegenheid bood voor allerlei vormen van tegenwerking), niet meegerekend bij de eigenlijke illegale werkers. De lezer gelieve die beperking in het oog te houden.

XCWij maakten er nog drie: tot die eigenlijke illegale werkers rekenden wij ook niet de onderduikers (zij boden wèl verzet en waren ook strafbaar maar mochten door ons, als zij in hun onderduik passief bleven, niet als illegale werkers aangeduid worden), niet de huisvesters van onderduikers (ook zij boden verzet en ook zij waren strafbaar, 'zij hadden, zou men kunnen zeggen, aanraking met illegale groepen maar maakten er geen deel van uit') en niet de overige helpers van de illegaliteit, 'wier toewijding en inzet', zo merkten wij op, 'voorwaarde waren voor de activiteit der illegale werkers.' Het aantalonderduikers bedroeg aan het einde der bezetting naar schatting ca. driehonderdvijftigduizend. In hoeveel gezinnen waren zij opgenomen? Honderdduizend? Tweehonderdduizend? Wij weten het niet. Wel dient men zich scherp voor ogen te stellen dat de illegale groepen die de hulp aan de onderduikers organiseerden (de kleinere en de LO die alleen al ca. dertienduizend illegale werkers omvatte), zonder de bereidheid van al die personen om onderduikers op te nemen, machteloos zouden zijn geweest. Een even vitale rol speelden de overige helpers der illegaliteit; men denke bijvoorbeeld aan de boeren,

744 [PDF]
GROEI VAN HET AANTAL ILLEGALE WERKERS

de eigenaren van fabrieken en pakhuizen en de beheerders van kerken en scholen, die willens en wetens ruimte ter beschikking stelden om er de wapens van de BS te verbergen - mag men hen niet beschouwen als 'actief opgenomen in een vast organisatorisch verband'? Een feit is dat zij immense risico's liepen. Uit elke begripsbepaling kunnen, gegeven haar onvermijdelijke begrenzingen, onbillijkheden voortvloeien. Dat zijn wij ons bewust. Wat wij in elk geval met nadruk willen onderstrepen is dat in de bij uitstek moeilijke omstandigheden van de hongerwinter het actieve, regelmatige illegale werk onmogelijk zou zijn geweest als niet elke illegale organisatie in de samenleving de steun zou hebben gevonden die het haar mogelijk maakte, haar bedrijvigheid voort te zetten.

XCDe aangegeven beperkingen in het oog houdend, schatten wij in deel 7 ('met grote aarzeling' en 'bij gebrek aan beter') dat er tot begin september '44 omstreeks vijf-en-twintigduizend illegale werkers zijn geweest, althans dat dat cijfer 'een vermoedelijke orde van grootte' aangaf. Vast staat dat het aantal illegale werkers in de hongerwinter is toegenomen. Onze schattingen in deel 7 waren: op de sector van de illegale pers met tienduizend, op die van de spionage met duizend en daarbij telden wij in deel 7 nog op: drieduizend illegale werkers voor het 'Natura'-apparaat en 'wellicht vijfhonderd' voor RR (de algemene koeriers- en verbindingsdienst der illegaliteit) - over de BS, waarvan ten tijde van de bevrijding benoorden de grote rivieren ca. zestigduizend personen deel uitmaakten, schreven wij in deel ç slechts, dat 'niet vaststaat en evenmin geschat kan worden hoeveel van de zestigduizend aangeslotenen inderdaad illegaal actief werden.'

XCDeze laatste schattingen uit deel 7 behoeven, behalve wat de illegale pers betreft, correctie. Aangezien, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in de hongerwinter de Groep- 'Albrecht' achthonderd illegale werkers ging omvatten en de Geheime Dienst Nederland twaalfhonderd, lijkt ons de veronderstelling dat alle spionagegroepen tezamen er duizend werkers bij kregen, te laag: wellicht is tweeduizend meer in overeenstemming geweest met de werkelijkheid. Het 'Natura'<apparaat zouden wij willen reduceren tot vijfhonderd - pas bij het schrijven van dit deel werd ons duidelijk dat het in hoofdzaak identiek is geweest met het Instituut Noodhulp van de LO. Voorts: RR telde niet 'wellicht vijfhonderd' illegale werkers maar, zoals weergegeven, duizend tot vijftienhonderd. Tenslotte: de BS.

XCWij durven nu verder gaan dan toen wij deel 7 schreven. Wat het gewest Amsterdam betreft, weten wij nauwkeurig dat eind december het

745 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

ruim vijf-en-vijftighonderd man tellend Strijdend Gedeelte uit ruim vijfduizend 'nog niet dagelijks werkenden' en ruim vijfhonderd 'actief werkenden' bestond - de eersten waren, doordat zij wapeninstructie ontvangen hadden of nog zouden ontvangen, bij illegaal werk betrokken maar wij zouden toch slechts die laatsten 'illegale werkers' willen noemen. De algemene indruk die uit de gegevens betreffende het gewestAmsterdam oprijst, is die van een gemiddeld gewest: in Friesland en Noord-Hollands Noorderkwartier bijvoorbeeld gingen de zaken beter, in Groningen, Noord-Hollands Zuiderkwartier en Zuid-Hollands N oorderkwartier gingen zij slechter. Wij wagen het er op, het Amsterdamse verhoudingscijfer op het gehele bezette gebied te betrekken en komen dan tot de schatting dat voordat de Geallieerde troepen in aantocht waren, landelijk ca. vijf-en-vijftighonderd personen in BS-verband 'actiefwerkenden' zijn geweest (dit sluit de OD'ers, KP'ers en RVV'ers in). Wellicht hebben daarnaast in Gelderland, Overijssel en de drie noordelijke provincies bij elkaar vijfduizend BS'ers (in Friesland alleen: vijfen-twintighonderd) directe steun verleend aan de Geallieerde operaties; onder hen bevonden zich velen die ook in ander verband dan dat van het Strijdend Gedeelte van de BS illegaal actief waren geweest, bijvoorbeeld in de OD, de LKP en de RVV of op de sectoren van de illegale pers en de hulp aan onderduikers - hoe velen, weten wij niet. Misschien bestond de helft van die vijfduizend uit 'nieuwelingen'.

XCUit dit alles resulteert (onder alle voorbehoud!) dat het aantal illegale werkers, als door ons gedefinieerd, tijdens de gehele bezetting van de orde van grootte van vijf-en-veertigduizend is geweest. Een kleine minderheid, stellig, maar een minderheid die (men denke slechts aan het volledig falen van Seyss-Inquarts gelijkschakelingspolitiek, aan de drie grote stakingen en aan de driehonderdvijftigduizend onderduikers) was ingebed in een veel breder volksverzet.

XCAangezien nu na de bevrijding slechts de BS'ers als formatie in het openbaar verschenen (benoorden de grote rivieren ter sterkte van ca. zestigduizend man) ontstond een optisch onjuist beeld: 'Onwillekeurig', aldus het Witboek van de GAC, 'vereenzelvigde men deze aan de weg timmerende lieden met 'de ondergrondse' of'de illegaliteit.' 'I'De werkelijkheid was anders geweest: landelijk had misschien één op de zes BS'ers de vijand reëel afbreuk gedaan of (wij denken aan het westen des lands) kunnen doen en al die actieve BS'ers tezamen hadden slechts een vierde à een vijfde gevormd van alle illegale werkers. Daar kwam dan

XC1

746 [PDF]
AANTAL ILLEGALE WERKERS IN DE BS

nog bij dat men in BS-verband niet langer actief had kunnen zijn dan hooguit een maand of acht, terwijl er onder de overige illegale werkers (dat sluit de OD'ers, KP'ers en RVV'ers in) velen waren die, toen de BS werden opgericht, al twee, drie of vier jaar van zenuwslopende illegale activiteit achter de rug hadden.

XCHet leek ons nuttig, de voorafgaande opmerkingen te maken voordat wij op de betekenis van de BS dieper ingaan.

Terugblik op de ES

XC

XCMet de bevrijding was de taak van de BS niet ten einde: nadien pas traden de Bewakingstroepen in actie o.m. bij het arresteren en in eerste instantie bewaken van 'foute' elementen. Wij hebben dus over de BS ook in deel 12 (Epiloog) nog veel te schrijven en daarop willen wij hier niet vooruitlopen. Die beperking lijkt ons niet alleen gewenst omdat dat latere optreden van de BS benoorden de grote rivieren (hun optreden in het bevrijde Zuiden beschreven wij in de hoofdstukken 8, I I en I2 van ons vorige deel) geplaatst moet worden in een geheel andere samenhang. In dit deel ging het om de Binnenlandse Strijdkrachten in een bezet gebied waar de maatschappij in ruime mate was ontredderd, waar elke valide man gevaar liep bij een razzia te worden opgepikt, waar een felle SD terreur heerste en waar in het westen bittere honger werd geleden. Het zijn die moeilijke omstandigheden in de hongerwinter die bij een nader bezien van de opzet en de verrichtingen van de BS niet uit het oog verloren mogen worden. De uitwerking van die opzet, het voorbereiden van die verrichtingen en ook een groot deel van die verrichtingen zelf moesten plaats vinden in het geheim. Uit al die omstandigheden vloeide voort dat bij elke handeling een frictie moest worden overwonnen welke in een normaal werkend militair apparaat (het betrof hier strijdkrachten) ontbreekt.

XCDe tweede reden waarom het ons verantwoord voorkomt, een duidelijke splitsing aan te brengen tussen de BS vóór en na de bevrijding is dat bij de oprichting van de BS niet aan de naoorlogsmaar juist aan de oorlogstaak werd gedacht. Koningin Wilhelmina .,,-;enste blijkens haar 'blocnoot' die prins Bernhard op 28 augustus '44 aan de minister van oorlog, van Lidth, overhandigde; dat de prins het bevel zou gaan voeren 'over de scharen van het verzet in Nederland. Ik stel mij voor dat dit in ruimere kring voldoening zal geven en tevens alle min of meer op

747 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

zichzelf staande eenheden in één verband samenbrengen.' 'Inderdaad', zo noteerde van Lidth die avond in zijn dagboek,

XC'het is aantrekkelijk voor het prestige van het Kon. Huis indien de prins zich aan het hoofd zou stellen van de verzetsgroepen. Bovendien zou dit het voordeel hebben dat [de] OD, die van deze verzetsgroepen deel zou uitmaken, dan ook niet meer eigenmachtig zou optreden. En tenslotte zou een 'actie tot bevrijding, uitgaande van eigen organisaties', evenals in Frankrijk, een uitstekende indruk rnaken.'

XCAan deze motieven voegde de koningin in haar levensberinneringen, Eenzaam maar niet alleen, nog een ander motief toe: 'Onze jongens zouden nu niet meer door de Duitsers als francs-tireurs mogen worden neergeschoten. Nu was de vijand verplicht ze als krijgsgevangenen te behandelen indien zij in zijn handen vielen."

XCWij beginnen met dat laatste: de positie van de BS onder bet oorlogsrecht.

XCWat de koningin als een Duitse verplichting zag, had slechts geldigheid in die gevallen waarin leden van de BS openlijk hun wapens droegen en in duidelijke formaties en met eigen onderscheidingstekens (op zijn minst armbanden) optraden: dat alles was hun slechts mogelijk bij actie ter directe ondersteuning van de Geallieerde bevrijders. In het westen des lands (wij komen er in het laatste hoofdstuk van dit deel op terug) hebben de Duitsers zich ten tijde van de bevrijding in enkele gevallen van die verplichting niets aangetrokken. Voordien was er uit het oogpunt van het oorlogsrecht geen verschil tussen BS'ers en andere illegale werkers die tegen de bezetter ageerden. Dat werd door generaal Christiansen al op 4 september '44 duidelijk gemaakt in een mededeling welke hij in de Deutsche Zeitunç in den Niederlanden liet opnemen, en eind december verscheen in hetzelfde blad een mededeling van het Oberkommando der Wehrmacht waarin er op werd gewezen dat aan de BS in bezet gebied geen optreden volgens de regels van het oorlogsrecht mogelijk was en dat de Geallieerden van hun kant in het door hen bezette deel van Duitsland gewapend verzet óók streng hadden verboden en onder zware straffen gesteld. Gevangen genomen BS'ers zijn dan ook door de bezettende macht in de hongerwinter op precies dezelfde wijze behandeld als andere illegale werkers.

XCIs het het prestige van het Koninklijk Huis ten goede gekomen dat

XC, Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen (1959),

748 [PDF]
TERUGBLIK

prins Bernhard als Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten ook de BS in bezet Nederland onder zich had, zijn door zijn benoeming 'alle min of meer op zichzelf staande eenheden in één verband' samengebracht en heeft de 'actie tot bevrijding, uitgaande van eigen organisaties', bij de bondgenoten 'een uitstekende indruk' gemaakt?

XCWat de prins betreft: hij heeft zich met grote inzet aan zijn taak gegeven en het feit dat hij bevelhebber was, is bij de publieke opinie inderdaad zijn naam en dus het prestige van het Koninklijk Huis ten goede gekomen; wij menen overigens dat van een reëel bevelhebberschap zijnerzijds over de BS in bezet gebied slechts in beperkte mate sprake is geweest - door de moeilijkheid van de verbindingen moest hij de leiding van de BS goeddeels aan kolonel Koot en diens hoofdkwartier over laten. Intussen zou het volstrekt onjuist zijn, van een schijnfunctie te spreken. Koot kon zijn gezag pas werkelijk gaan uitoefenen, nadat hij door de prins in zijn functie was bevestigd. Het lijkt ons waarschijnlijk dat het nog veel meer moeite zou hebben gekost om iets van eendracht te bewerkstelligen tussen de OD, de RVV en de LKP dan in feite het geval is geweest, als niet juist de prins op die eendracht had aangedrongen. Van een belangrijk ingrijpen zijnerzijds was voorts sprake toen hij in november '44 de BS verdeelde in een Strijdend Gedeelte en Bewakingstroepen en binnen het Strijdend Gedeelte een duidelijke taakverdeling aangaf (wij komen er nog op terug); voorts, toen hij in januari '45 besloot Borghouts naar bezet gebied te sturen. Wat diens missie betreft: misschien zou er over de gehele linie van een duidelijk positief resultaat sprake zijn geweest als Borghouts eind januari of begin februari was gedropt - toen hij eind maart in Amsterdam verscheen, was het hem slechts mogelijk de sabotage te intensiveren maar ten aanzien van de leiding van het Strijdend Gedeelte heeft hij, menen wij, alleen maar een pijnlijke verwarring geschapen.

XCHet 'in één verband samenbrengen van alle min of meer op zichzelf staande eenheden' is bij de BS gelukt, als men bij dat 'één verband' aan niet méér denkt dan aan een federatief samengaan: van werkelijke homogeniteit tussen OD'ers, KP'ers en RVV'ers is maar weinig sprake geweest. Dat dat federatief verband tot stand kwam, is met dat al toch in zoverre van belang geweest dat de concurrentiestrijd tussen de OD, de LKP en de RVV binnen zekere perken bleef, dat het Special Forces Headquarters met minder aarzeling dan anders het geval zou zijn geweest, tot het droppen van wapens en sabotagemiddelen liet overgaan en dat zich bij en na de bevrijding niet drie gewapende formaties in bevrijd gebied bevonden doch slechts één: de BS, hulporgaan van het Militair

749 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

Gezag. Daar staat tegenover dat het tot stand brengen van dat federatieve verband veel tijd en energie heeft gevraagd - bovendien hebben de OD, de LKP en de RVV binnen dat verband hun onderlinge strijd voortgezet. Niet ten onrechte hadden de leiders van de LKP en RVV in de herfst van '44 het gevoel dat in de BS-Ieiding de OD de sterkste positie was gaan innemen en dat de concepties van de OD er in hadden getriomfeerd - men mag Borghouts' missie (zij kwam er op neer dat de positie van kolonel Koot zou worden uitgehold) als een poging zien om een andere richting in te slaan en het verdient de aandacht dat de prins slechts definitief tot die missie besloot nadat het denkbeeld was goedgekeurd door van der Gaag namens de Raad van Verzet en dat Borghouts' komst in Amsterdam door de LKP-Ieiding met enthousiasme (Scheepstra: 'Wij waren als kinderen zo blij') werd begroet.

XCMet de constatering dat dit alles van weinig loyaliteit jegens kolonel Koot getuigde, is men er niet - de vraag is waarom de Ll<P-Ieiding en van der Gaag reageerden zoals zij deden.

XCHet antwoord is dat zowel de LKP-Ieiding als de Raad van Verzet de gehele oprichting van de BS een weinig gelukkig denkbeeld vonden. Hoe de LKP-Ieiding er over dacht, vindt men duidelijk uitgedrukt in de 'Mededelingen [aan] Topleden' die op 3 december '44 door het Centraal Bureau van de LO werden rondgezonden, d.W.z. enkele weken na de benoeming van de vier BS-RayonVerbindingsofficieren. 'De straffe militaire organisatie der OD', aldus die 'Mededelingen',

XC'schept haar kansen tegenover KP en RVV, die tot een geleidelijke onderschikking der laatsten moeten leiden. En wat erger is: tenslotte hangen deze organisaties er bij en vullen in de leiding slechts de gaatjes die de OD openhield De BS krijgen in hoofdzaak OD-Ieiding. Besprekingen, berichten en bevelen verlopen achter het voorhangsel der OD-organisatie, waar het andere organisaties verboden is een voet te zetten. Ook de Verbindingsofficieren zullen aan deze toestand niet veel kunnen doen. De OD wikkelt alles af via haar A[lgemeen] H[oofd] K[wartier]. Wij betreuren deze toestand, omdat ze onrust schept en geen recht doet wedervaren aan KP, RVV en LO."

XCDrie maanden later, begin maart, werden de BS door het Centraal Bureau van de LO het 'koekoeksei in het nest der illegaliteit' genoemd. Voorts heette het in zijn 'Mededelingen':

XC'Iemand zei ons: 'NBS en NSB verschillen alleen in volgorde van letters.

XCI CB-LO: 'Mededelingen Toplederi', 3 dec. 1944, p. 2 (LO/LKP, JA). 75

750 [PDF]
TERUGBLIK

Misschien zal er in de praktijk ook niet veel verschil zijn. Nu krijg je een draai om je oren als je een NSB'er niet aankijkt zoals hij wil; na de bevrijding is van de doorsnee-NBS'er iets dergelijks te verwachten.' Werk mee om dit te voorkomen!'

XCIn het vorige hoofdstuk haalden wij al aan, hoe in Het Grote Gebod enkele jaren na de bevrijding over de BS werd geoordeeld: zij waren 'een rem op het verzet' geweest; 'een voor de hand liggende combinatie der drie organisaties en een verdeling der taken van sabotage voor LKP en RVV en bewakingsdiensten voor de OD' zou de voorkeur hebben verdiend, 'de hele idee van samensmelting van zo verschillend geaarde elementen' moest 'een betreurenswaardige domheid' worden genoemd. 'De Delta' (bedoeld wordt: het Delta-Centrum) 'had', aldus een tweede kritische passage uit Het Grote Gebod,

XC'belangstelling voor alles, behalve de sabotage.' De grote klit der NBS drukte als een dood gewicht op alle activiteit ... Een enigszins behoorlijk en uitgewerkt operatieplan was er slechts in enkele gewesten en de activiteit daar werd gevoerd door enkele, altijd dezelfde, groepen. Daarentegen waren er vele andere gewesten waar niets geschiedde. De commandanten daar hadden niet het minste begrip van het verzet en het interesseerde hen ook niet."

XCIn min of meer gelijke geest sprak Jan Meijer, de vertegenwoordiger van de linker-sectie in de Contact-Commissie der Illegaliteit, toen hij in '50 door de Enquêtecommissie werd verhoord: 'De verzetsactiviteit van de oorspronkelijke KP en Raad van Verzet-groepen heeft', verklaarde hij,

XC'sterk geleden onder de Driehoeksformatie. De mensen die in een hiërarchie kwamen met commandanten, oppercommandanten en ondercommandanten, elk met eigen verantwoordelijkheid, bleven op het laatst maar doodstil zitten om die zee van papieren en instructies te lezen die zij toegestuurd kregen. In maart 1945 was het zelfs zo dat grote colonnes mensen, verzameld in razzia's, door de straten der steden werden geleid, in sommige gevallen slechts onder bewaking van een paar Duitsers, zonder dat deze mensen ontzet werden, hetgeen voordien zonder enige twijfel zou zijn gebeurd. Dit heeft zelfs tot een kritisch ingrijpen van de Contact-Commissie geleid. Het verzet was toen in een bureaucratische sfeer terechtgekomen."J.75

, A.v.,5 maart 1945 (a.v.) 2 Wij herinneren er aan dat de LKP in het Delta-Centrum vertegenwoordigd is geweest zolang dit bestond. ' dl. J, p. 405. 4 Getuige Meijer, dl. VII c, p. 388.

751 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

XCZoals Jan Meijer over de BS dacht, werd over het algemeen gedacht door de voormannen van de 'oude' illegale organisaties. Hun kritische opmerkingen werden samengevat in het in ' 50 verschenen officiële Wit boek van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit. 'De overschatting van militaire, papieren apparatuur zoals veelvuldig in militaire organisaties reeds vóór de vorming der Binnenlandse Strijdkrachten aangetroffen' (dit sloeg op de OD), 'nam', zo leest men daar,

XC'in de Binnenlandse Strijdkrachten nog in belangrijke mate toe. Dit wil niet zeggen dat niet plaatselijk door individuele BS-leden uitermate verdienstelijk verzetswerk werd verricht, maar landelijk werkte het apparaat stroef en moeilijk en ging veel nuttiger te besteden energie verloren aan het opstellen van 'orders', aanwijzing en ontslag van commandanten en wat dies meer zij. Intussen mag hier wel worden gezegd dat de Commandant Binnenlandse Strijdkrachten steeds op alle mogelijke wijzen heeft getracht om de Binnenlandse Strijdkrachten tot een effectief verzetsapparaat te maken ... (maar) vele der BS-commandanten waren figuren uit de vooroorlogse militaire wereld, dikwijls laat in de rijen van het verzet getreden ... Hun kracht zochten vele BS-Ieiders niet in de effectiviteit der acties maar in het 'aantal mannen onder onze bevelen' (uiteraard weer op papier)."

XCMen ziet: op de gehele conceptie van de BS alsook op hun wijze van opereren is zowel voor als na de bevrijding scherpe kritiek geuit. De Enquêtecommissie heeft er zich niet over uitgesproken. Onze mening is dat in die kritiek, voorzover er de BS een overmaat aan passiviteit en een te bureaucratisch karakter in werd verweten, veel waarheid moet hebben gestoken: die kritiek is geuit door leidende figuren van grote illegale organisaties die het doen en laten van de BS van nabij volgden of had den gevolgd. Het gaat ons evenwel te ver om, zoals in Het Grote Gebod is geschied, de oprichting van de BS 'een betreurenswaardige domheid' te noemen. Zeker, die oprichting heeft nadelen gehad maar zouden uit een ongewijzigde voortzetting van de OD, de RVV en de LKP niet andere, minstens zo grote nadelen zijn voortgevloeid? Is het verder wel juist om, zoals in Het Grote Gebod is geschied, louter van 'sabotage' en 'bewakingsdiensten' te spreken? Waar blijft dan de militaire inzet bij de nadering der Geallieerden? En als men die militaire inzet als de belangrijkste, ja als de eigenlijke taak van de BS zag, was dan niet eenwording wenselijk?

XCVoor de oprichting van de BS (3 september '44) geldt wat voor het75

p. II3-14.

752 [PDF]
TERUGBLIK

afkondigen van de Spoorwegstaking (17 september '44) heeft gegolden: zij vond plaats in de niet ongewettigde verwachting dat heel Nederland spoedig zou worden bevrijd. Toen die bevrijding uitbleef, bleken aan de Spoorwegstaking nadelen vast te zitten - voor de BS heeft hetzelfde gegolden: doordat Nederland benoorden de grote rivieren bezet bleef, moesten zij daar een andere taak ter hand nemen dan waarvoor zij eigenlijk waren opgericht.

XCIn zijn (in ons vorig hoofdstuk weergegeven) telegram van 1 november '44 aan kolonel Koot, Six, Thijssen en van Bijnen heeft prins Bernhard, in aansluiting op denkbeelden die van Bijnen had ontvouwd, getracht, de effectiviteit van de BS te bevorderen door tot taakverdeling over te gaan. Hij bepaalde toen het volgende:

XC'Voorbereiding en uitvoering van specifiek sabotageen guerrillawerk in kleiner verband dient na gemeenschappelijk overleg in principe in handen te worden gesteld van KP en RVV, eventueel aangevuld met voor dit doel geschikte vrijwilligers uit de OD.

XCVoorbereiding en uitvoering van ... eventueel nader aan te geven gewapend optreden in groter verband en ter ondersteuning van Geallieerde legeroperaties dient na gemeenschappelijk overleg in principe in handen te worden gesteld van gewapend gedeelte BS onder leiding van beste krachten OD met militaire ervaring, ongeacht rang of leeftijd.'

XCDit bevel van de prins is, gelijk eerder vermeld, later in november door kolonel Koot doorgegeven aan de gewestelijke commandanten; hij deed dat met instemming van het Delta-Centrum. Het is, menen wij, een verstandig bevel geweest in zoverre dat de Knokploegen en de RVV-groepen, zij het binnen het raam van de BS, een zelfstandige taak kregen en bij de uitvoering daarvan onder eigen leiders konden opereren - anderzijds viel te voorzien dat de KP'ers en RVV'ers die zich aan het 'specifiek sabotage- en guerrillawerk in kleiner verband' moesten geven (tot het guerrillawerk dat, zeker na de represailles welke in Putten waren genomen, nauwelijks verantwoord was, is het nergens gekomen) er in de eerste plaats voor in aanmerking kwamen, aan het 'gewapend optreden in groter verband' deel te nemen en bij dat laatste zouden zij de bevelen van nieuwe commandanten (de commandanten-Strijdend Gedeelte) moeten opvolgen. Men zou kunnen zeggen dat door het bevel van de prins de identiteit van de Knokploegen en de RVV-groepen werd onderstreept; zulks heeft de aanvaarding van de gewestelijke commandanten-Strijdend Gedeelte bemoeilijkt - men is, al waren ook van de aanvang af zowel de LKP als de RVV in het Delta-Centrum vertegen

753 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

woordigd, de tegenwerking van de kant van de Knokploegen en de RVV-groepen nimmer ten volle te boven gekomen.

XCEerder wezen wij er op dat vooral het feit dat in zoveel gewesten tot de OD behorende officieren tot gewestelijk BS-commandant werden benoemd, grote weerstanden heeft gewekt in kringen van de LKP en RVV. Waren die benoemingen juist? Dat hangt er van af, schreven wij, wat men als taak voor de BS zag. Welnu, de eigenlijke taak was het verlenen van steun aan de Geallieerde opmars: een bij uitstek militaire taak. Voor het geven van leiding bij de uitvoering daarvan was scholing wenselijk; óók een mengsel van voortvarendheid en bedachtzaamheid: voortvarendheid om, met aanvaarding van risico's, de vijand afbreuk te doen - bedachtzaamheid om de zwakgewapende BS'ers niet te stimuleren tot acties waarbij de aan de vijand te berokkenen schade in een wanverhouding zou staan tot de verliezen die men zelf zou lijden. Douw van der Krap, die aanwezig was geweest bij de grote opstand in Warschau, van nabij de strijd van de Airhornes in en bij Oosterbeek had aanschouwd en vervolgens was gaan deelnemen aan het illegale werk op de Veluwe (bij 'Pegasus /' ontsnapte hij naar het bevrijde Zuiden), schreef later: 'Datgene wat de OD aan daadkracht te kort kwam, trof ik aan bij de LKP' (hij bedoelde vermoedelijk de RVV, althans mede de RVV!)

XC'in misschien te grote mate. Het waren voor het grootste gedeelte jonge, roekeloze kerels die, gewapend met een stengun, tot alles in staat waren. Het enige bezwaar van deze jongens was, dat zij nimmer de uitwerking van mitrailleurvuur of artillerievuur aan den lijve hadden meegemaakt. Voor hen was de stengun een wapen, waarmee zij alles dachten te doen'2

XCeen geschoold officier wist beter. Dat men voor de functie van gewestelijk BS-commandant in de eerste plaats naar officieren heeft gezocht, lijkt ons in beginsel juist: scholing en bedachtzaamheid waren dan in elk geval gewaarborgd. Maar de voortvarendheid? Daaraan heeft (wij herinneren aan de beoordelingen in Het Grote Gebod en in het Witboek van de GAC)

XC1 'Piet van de Veluwe', t.w. Dijkman, de commandant van de brigade-Veluwe van de RVV, duidde hij n1.aan als commandant van de LKP. 2 Aangehaald in van Ojen: De BS, p. 78.

754 [PDF]
TERUGBLIK

kennelijk in talrijke gewesten wel iets ontbroken. Daarbij merken wij evenwel op dat de bij uitstek actieve ES in Noord-Hollands Noorderkwartier geleid werden door de uit de OD voortgekomen luitenantkolonel Wastenecker en dat de ES in Friesland (de enige provincie waarin zij aan de opmars der Geallieerden daadwerkelijke steun van betekenis hebben kunnen geven) werden gecommandeerd door de eveneens uit de OD voortgekomen kapitein Meijer. Wastenecker en Meijer evenwel hadden er slag van, KP'ers en RVV'ers op verantwoordelijke posten in te schakelen en hun dadendrang te stimuleren: Wastenecker nam een van de Knokploegleiders in zijn eigen staf op en Meijer verving in al zijn districten op één na de OD'ers die er commandant waren, door KP'ers en liet, toen de Canadezen naderden, de directe leiding der ES-operaties aan Oberman, de provinciale KP-leider, over.

XCHeeft 'de actie tot bevrijding, uitgaande van eigen organisaties', 'een uitstekende indruk' gemaakt?

XCVoor Friesland mag men dat beamen, in Groningen, Drente, Overijssel en Gelderland bleef de bijdrage van de ES, hoewel gewaardeerd, er te beperkt voor en in Utrecht en Noorden Zuid-Holland werden, zou men kunnen zeggen, de ES niet op de proef gesteld. Wat wij weten van de daar opgestelde plannen en getroffen voorbereidingen (wij herinneren aan wat wij ten aanzien van Amsterdam konden weergeven), toont aan dat men er onder het overwinnen van grote materiële moeilijkheden naar een inzet had toegewerkt die, wellicht vooral door het voorkomen van vernielingen (Six had dat van meet af aan als een taak gezien die de ES bij uitstek ter hand konden nemen), baten zou hebben opgeleverd. Heel veel meer was niet mogelijk: de ES waren er niet talrijk genoeg voor en vooral: hun bewapening was te zwak. Dat laatste zou zij ook zijn geweest als meer RAF-vluchten geslaagd en meer wapens gedropt waren - metenkon men het niet opnemen tegen de zware mitrailleurs, mortieren en kanonnen van de tot het einde toe goed gedisciplineerde

XCOndanks de onvoorziene bezwaren die aan de verwezenlijking van de opzet bleken vast te zitten, is men er in bezet gebied, ontberingen, razzia's en SD-terreur ten spijt, in geslaagd, een bescheiden militaire macht te formeren. Evenals bij de Spoorwegstaking het geval is geweest,

755 [PDF]
DE BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

stak daar ook een moreel element in: het was voor diegenen die in Amsterdam met zo grote snelheid op de oproep van de koningin reageerden en voor allen die zij tot medewerking bereid vonden, onaanvaardbaar dat Nederland de Geallieerde bevrijding passief over zich heen zou laten komen. De sterke wens om ook zelf de bezetter te dwarsbomen en hem afbreuk te doen, had van mei' 40 af aan alle verzet, aan alle illegale werk, ten grondslag gelegen - het was bij de BS niet anders: Nederlanders wilden met de vijand vechten. Zeker, er zullen bij deze en gene ook wel andere motieven een rol hebben gespeeld - voor de formatie als geheel geldt dat het die mentaliteit is geweest die haar haar waarde heeft verleend en wij zijn van mening dat die waarde niet is verminderd door het feit dat voor de BS in het westen des lands geen gevecht met de vijand mogelijk bleek; dat is immers voortgevloeid uit het oorlogsverloop dat, van de Commandant tot de eenvoudige BS'er, door niemand kon worden • voorzien. Over dat oorlogsverloop hebben wij in de aanhef van de tweede helft van dit deel meer te berichten.

756 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van illustraties

XC

XC46 Gedeeltelijk gesloopt bruggetje in Rotterdam 47 Amsterdam - op zoek naar kolen 48 Amsterdam - losbreken van houtblokjes tussen de tramrails 49 Amsterdam - op zoek naar kolengruis 50 Den Haag - losbreken van plaveisel 51 Den Haag - gesloopt huis 52-55 Den Haag - sloop van een huis 56 Noodkacheltje 57 Den Haag - storten van vuilnis in een gracht 58-59 Amsterdam - vuilnishopen 60-61 Uitgeputte mensen 62-63 Kinderen in de hongerwinter 64-65 Lijders aan oedeem 66-67 Overledenen aan de hongerziekte 68 Lijken in de Zuiderkerk te Amsterdam 69-71 Zwarte handel 72-75 Hongertrekkers 76 Oranje-bulletin 77 Trouw-bulletin 78 Parool-bulletin 79 Stencillen van een nieuwsbulletin 80-84 Clandestiene telefoonverbindingen 85 Kolonel Henri Koot 86 Transport van containers door een droppingsploeg 87 Stenguns 88 Brengun 89 Explosiestof met tijdpotlood 90 Wapeninstructie aan de BS 91 Gekraakt bevolkingsregister in een koeienstal 92 Door de BS vernielde spoorbrug 93 Door de BS in brand gestoken Duitse auto 94 Door de BS opgeblazen transformatorhuisje BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES na pag. 184 184 18 4 18 4 18 4 18 4 18 4 18 4 19 2 19 2 216 216 216 216 216 224 25 6 480 4 80 480 4 80 5 12 7 12 7 12 712 712 712 712 7 12 712 7 12 712

XCAmsterdam tijdens de hongeru/inter (1946): 10, 38,79

XC

758 [PDF]

Appendix

XC

BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES

XC

XC4: Fotobureau C. Kramer, Schietbaanlaan 89a, Rotterdam

XC10,35,70: Ad Windig, J. VerhuIststraat 199, Amsterdam

XC13: Fototechnisch bureau F. H. van Dijk, Mathenesserlaan 351, Rotterdam

XC19 t.e.m. 24: De Booys Fotohandel, Jansplaats 35, Arnhem (foto's: P. J. de Booys)

XC25: J. L. Lamme-Groenendijk, Vredenburchweg 829, Rijswijk (foto's: H. H. Lamme)

XC26: J. S. Douma, Rembrandtkade 177, Deventer

XC29: H. F. Grimeyer, Montignylaan 34, Rotterdam

XC30 en 31: H. Smit, Rustenburgerstraat 63, Haarlem

XC32: Dr. ir. G. W. Koppejan, Breitnerlaan 94, Den Haag

XC36,43, 93: Charles Breyer, van Kinsbergenlaan 39, Hilversum

XC38, 61: Tess Taconis, 51 Walker Avenue, Toronto, Ontario, Canada, M4V, 163 (foto's: Krijn Taconis)

XC39,42,45, 50 t.e.m. 55, 57,73: S. Huizinga-Jelgersma, Sjaerdawei 5, Oppenhuizen (Fr.) (foto's: Menno Huizinga)

XC47: Joost Elffers, Binnenkant 30, Amsterdam (foto: Emmy Andriesse)

XC48: Aart Klein, Amsteldijk 7, Amsterdam

XC60, 65, 84: M. C. Meyboom, Steenderbultweg 4, Ernst, gemeente Epe

XC63,68,69,75,79: L. Oorthuys-Krienen, Prinsengracht 925, Amsterdam (foto's: Cas Oorthuys)

XC72: J. Th. Kwant, J. van Marlelaan 27, Dedemsvaart

XC80 t.e.m. 83: C. A. Voges, Uddelstraat 64, Den Haag

XC88: Hans Sibbelee, Prinses Marijkelaan II, Maartensdijk

XC89: F. D. Kahlenberg [adres onbekend]

XC91: Foto Woudt, Stationsstraat 19, Koog aan de Zaan

759 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van kaarten

XC

XCII De crossingroutes door de Biesbos Pegasus I en Pegasus pag. 537 548 De kaarten zijn getekend door P. Compaan Lijst van tabellen pag.

XCII Gemiddelde weekrantsoenen der 'normale verbruikers' in de hongerprovincies, 1 oktcber-zj december 1944 Gemiddelde weekrantsoenen der 'normale verbruikers' in de hongerprovincies,novemberfebruari

26 1944-17 1945 189

760 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten

XC

XCAOK

XCa.v. BBO BDC

XCBG BI BNV de Boer: 'Verslag ... BS'

XCBRvC CB

XCCC CNO

XCDGBR

XCDoc Departement voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk als voren Bureau Bijzondere Opdrachten Collectie fotokopieën van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig uit het Berlin Document Center (SS-archieven) Bijzonder Gerechtshof Bureau Inlichtingen Bureau Nationale Veiligheid Lt.kol. M. de Boer: 'Verslag betreffende de leiding der Binnenlandse Strijdkrachten en van de daaraan voorafgegane coördinatie van het gewapend verzet in bezet Nederland (tijdperkjuni 1944~mei 1945)' (31 aug. 1949), Doc Il-yoo A, b-1 Bijzondere Raad van Cassatie Centraal Bureau (van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) Contact-Commissie der Illegaliteit Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Collectie diverse stukken van Nederlandse overheidsinstellingen Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rech tspleging Collectie Documentatie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie

761 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

DVK

XCEnq.

XCFiWi GAC GK GSC

XCIKB KTB LKP LO

XCLSC

XCNC van Ojen: De BS

XCPOD PRARvO RVV VGA Vm Departement van Volksvoorlichting en Kunsten Staten-Generaal, Tweede Kamer, Enquête-, commissie 'Regeringsbeleid 1940-1945'; Verslagen, bijlagen en verhoren, dl. I-VIII (I949-[956) Generalkommissariat Jür Finane und Wirtschaft Grote Advies-Commissie der Illegaliteit Generalkommissar Gewestelijk Sabotage-Commandant (der Landelijke Knokploegen) Interkerkelijk Bureau Kriegstagebuch Landelijke Knokploegen Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers Landelijk Sabotage-Commandant (van de Landelijke Knokploegen) Nationaal Comité van Verzet (Ministerie van defensie, Staf van de bevelhebber der landstrijdkrachten, Sectie krijgsgeschiedenis en ceremonieel) De strijd op Ne derlands grondgebied tijdens Wereldoorlog II, Hoofddeel IV, deel z, G. J. van OJ en Jr.: De Binnenlandse Strijdkrachten (1972) Politieke Opsporingsdienst Politieke Recherche-Afdeling proces- verbaal Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Raad van Verzet Vrije Groepen Amsterdam

p.V.

762 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Vollgraff: 'Overzicht telegrammen'

XCWitboek CAe

XCz.d. z.J. Mr. D. D. Vollgraff: 'Overzicht van telegrammen, afkomstig uit het archief van Bureau Inlichtingen (BI) en van de Ordedienst (OD)', Enq., punten gen h gestenc. bijlage 94 'Mr. H. W. Sandberg: Crote Advies-Commissie der Illegaliteit. Witboek over de geschiedenis uan het georganiseerde verzet voor en na de bevrijding (1950) zonder datum

763 [PDF]