Er heerste in Londen op de dag, volgend op die waarin het grote nieuws uit Liineburg was gekomen, een feestelijke stemming, vooral in de kringen van Nederlanders. 's Morgens om half twaalf kwam Gerbrandy'
s derde kabinet in een bijzondere vergadering bijeen: behalve de ministers (met uitzondering slechts van van Kleffens die in Amerika en Beel die in het bevrijde Zuiden vertoefde) waren ook de vice-president van de Raad van State, jhr. mr, F. Beelaerts van Blokland, de bevelhebber van de zeestrijdkrachten, luitenant-admiraal Furstner, de secretaris-generaal van Justitie, mr. van Angeren, en Gerbrandy's secretaris Nuboer aanweZlg.
Gerbrandy opende de vergadering met, aldus de notulen, 'een woord van welkom, in het bijzonder aan de vice-president van de Raad van State, met wie hij de laatste vijf jaren lief en leed gedeeld heeft' (en met wie hij zich in het bijzonder zo vaak had ingespannen om de confileten met de koningin niet te hoog te laten oplopen)
'en aan mr. van Angeren die hem al die jaren met raad en daad heeft bijgestaan ... Hij heeft deze vergadering thans bijeengeroepen, omdat wij voelen dat onze taak thans ten einde loopt, maar tegelijk dat wij voor de grote moeilijkheden zullen komen te staan welke de overgangsperiode ongetwijfeld zal meebrengen ... Woorden om onze vreugde uit te drukken dat onze families uit de klauwen van de vijand en uit de kaken van de dood ontrukt zijn, ontbreken hem.'
Van Angeren antwoordde. Hij wenste, 'nu als buitenstaander, in de eerste plaats het kabinet en in het bijzonder de president met de bevrijding van Nederland geluk te wensen. De president heeft indertijd' (in de hachelijke zomer van '40) 'zijn tanden vastgebeten en volgehouden dat wij deze oorlog zouden winnen. 'Wij vechten door'
, was zijn leuze. Deze lof meent spreker hem hier te moeten brengen.'
Er volgden 'tekenen van bijval'
.
Zakelijk was van belang dat de overige ministers Gerbrandy machtigden 'om, indien hem dit wenselijk voorkomt, het ontslag van het kabinet reeds thans in Nederland aan Hare Majesteit de Koningin aan te bieden" en dat goedgevonden werd dat Gerbrandyen Beel zich ten spoedigste naar Amsterdam en Den Haag zouden begeven.
Na afloop van deze kabinetszitting sprak Gerbrandyam één uur in de
'Ge zijt vrij'
, zei hij o.rn. 'Uw bevrijding is met bloed en zweet en angst en honger gekocht'
, en die woorden: 'Ge zijt vrij'
, kwamen nadien nog zes keer in zijn toespraak voor. 's Avonds zond Radio Oranje een speciaal programma van een half uur uit, dat ook al begon met de woorden 'Nederland is vrij'
, maar waarin tevens werd meegedeeld dat de Duitsers in tal van steden in het westen het vuur hadden geopend op demonstranten.
Inderdaad, zaterdag 5 mei werd in dat westen een onzekere, nerveuze dag waarop de feestelijke toon der Londense radio-uitzendingen door velen onder de luisteraars niet werd begrepen. 'Radio Oranje en BBC', zo noteerde te Zaandam een van de leden van de staf van de BS in Noord-Holland Noord, 'spreken voortdurend over capitulatie. Het volk begrijpt er niets van."
Welgeteld zes Geallieerde militairen kwamen die dag in het westen opdagen. In de ochtend passeerde een delegatie van het Britse Rode Kruis, bestaande uit vier officieren van gezondheid die lid waren geweest van een commissie welke zich speciaal met de medische hulp aan het B-2 gebied had beziggehouden, de Duitse linies bij Rhenen en reed, begeleid door een Duitse stafauto, eerst naar Bilthoven voor overleg met de hoofdinspecteur voor de volksgezondheid dr. Banning en vervolgens naar Utrecht - overal waar zich die geüniformeerde medici vertoonden, werden zij uitbundig toegejuicht. Voorts daalden laat in de middag twee kleine Auster-toestellen van een tot de Nederlandse luchtstrijdkrachten behorend verbindings-squadron dat in april onder Galloway's Netherland District was komen te ressorteren, in Amsterdam neer op opgespoten land dicht bij het Olympisch Stadion. Enthousiaste Amsterdammers renden naar de toestellen; die stegen (zij hadden slechts een proefvlucht gemaakt) de volgende dag weer op.
Zo stonden, zou men kunnen zeggen, de bevolking en de Binnenlandse Strijdkrachten zaterdag alléén tegenover de Duitsers.
Grote menigten begaven zich op straat, velen met oranje-strikjes op. Het werd spoedig druk op de punten waar men meende de intocht van
1 (BS Noord-Holland Noord) De mannen van overste Wasteneeeer.
'De gezamenlijke verzetsbeweging in Nederland'
onder stond.' Er werd uitdrukking in gegeven aan vreugde om de herwonnen vrijheid, aangedrongen op eensgezindheid' en herinnerd aan de plicht, ook Nederlands-Indië te bevrijden. De tekst was in september '44 opgesteld en toen was de proclamatie ook gedrukt. 'De ondergrondse beweging in Nederland'
, zo las men aan het slot,
'heeft opgehouden te bestaan. Wij nemen thans afscheid van u en danken u voor alle hulp ons geboden. Wij treden in het licht en schikken ons met vreugde in de herstelde rechtsorde. De wederopbouw neemt een aanvang.
Moge ons ganse volk eensgezind zijn in de arbeid voor een beter en schoner Nederland.
Wij hebben jaren verloren, wij kunnen een eeuw winnen! Nederland is herrezen!
Een hooggestemd slot; de aanhef van de proclamatie klopte evenwel niet met de situatie: 'De Geallieerde legers rukken voorwaarts op alle wegen; zij staan in Amsterdam, de hoofdstad des lands' - nu, daar waren die Geallieerde legers niet te bekennen. Niettemin heerste in de hoofdstad in verscheidene stadsdelen vooral des ochtends een feestelijke stemming. Er werd druk gevlagd, hier en daar trokken ook muziekkorpsen door de straten, in menige winkeletalage stonden de portretten van de koningin, van prinses Juliana en van prins Bernhard.
In verscheidene steden en dorpen begaven diegenen die tevoren van het College van Vertrouwensmannen of van de nieuwe commissarissen der koningin bericht hadden ontvangen dat zij als burgemeester waren aangewezen, zich naar het stadhuis of raadhuis om er samen met de nieuw optredende wethouders het eerste overleg te plegen. Dat geschiedde bijvoorbeeld in Zaandam en Gouda. In Zaandam werd des ochtends om half elf de vlag van het raadhuis gehesen, de in zijn ambt herstelde burgemeester, mr. dr. J. in 't Veld, hield een luid toegejuichte toespraak, een kinderkoor zong het Wilhelmus en drie gewapende Duitsers stondenJ. J.J.
In Gouda heerste in de vroege ochtenduren grote onzekerheid. De in zijn ambt herstelde burgemeester, mr. dr. K. F. O. james, vernam dat de BS'ers, op wier steun hij had gerekend, op nadere bevelen zaten te wachten - dat begon hem te vervelen en om negen uur deed hij de BS telefonisch weten dat hij naar het stadhuis zou gaan. Met armbanden om kwamen toen gewapende BS'ers op straat - james vond goed dat zij als eersten het stadhuis zouden betreden. Kort na half tien liep ook hij er heen. 'Het was'
, legde hij later vast,
'zwart van de mensen op de Markt. Onder gejuich beklom ik het bordes, werd daar met bloemen begroet en moest de met oranje getooide menigte toespreken. De emotie kneep me de keel dicht, zodat ik niet veel kon uitbrengen, maar dat scheen niet te deren."
Later in de ochtend vond bij de Markt een bespreking plaats tussen de Ortskommandant en de plaatselijke BS-commandant. 'De Onskomman dant', aldus james, 'stelde toen de macht in handen van de commandantBS. Daarmee was de bevrijding van Gouda kompleet."
Er waren maar weinig gemeenten waar het tot zulk een vlotte gezagsoverdracht kwam. Ze was in strijd met de binnen het Duitse apparaat geldende bevelen, die wij eerder vermeldden. In Gouda waren de Binnenlandse Strijdkrachten in strijd met Koots tweede bevel (wij vermoeden dat het hen niet had bereikt) op straat verschenen, maar in talrijke andere gemeenten, o.m. in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, lieten zij dat na - gevolg was dat de nieuwe burgemeesters en de nieuwe wethouders er thuis bleven. Dat overal waar de BS'ers zich niet in het openbaar vertoonden of zich na korte tijd weer terugtrokken, een neerslachtige stemming kwam te heersen, spreekt vanzelf: was men nu wèl of was men niet bevrijd?
In Rotterdam werd het, aldus]. C. Francken jr. in zijn Rotterdam bevrijd, 'een trieste zaterdag, na de eerste vreugde van de vrijdagavond', 'een onoverzichtelijke, verwarde situatie': op de linker Maasoever werd het de vorige avond ingezette feest des ochtends voortgezet (daar werden zelfs Duitse militairen door BS'ers ontwapend) en op de rechter oever bleef het 'een dooie boel'
('mensen die de bruggen overkomen, staan er
, K F. o. James: 'Aantekeningen'
(1968-70) p. 41 (Doe 1-809 A, a-r). 2 A.v., p. 43.' - men '
stoof er uiteen op het bericht dat de Duitsers de capitulatieberichten tegenspraken', trouwens: op de linker Maasoever werden des middags alle vlaggen weer ingehaald. 'overal een katterige stemming."
's Avonds sprak de koningin voor '
Herrijzend Nederland'.
Bij na een jaar tevoren had zij in Engeland de eerste ontwerpen gemaakt voor haar bevrijdingstoespraak" - dat was haar moeilijk gevallen, want (aldus de eerste zin): 'Onze taal kent geen woorden voor hetgeen in ons aller hart omgaat in deze ure der bevrijding van geheel Nederland.'
Zo begon zij. Zij vervolgde:
'Eindelijk zijn wij weer baas op eigen erf en aan eigen haard. Verslagen is de vijand van oost naar west en van noord naar zuid. Verdwenen het vuurpeloton, de gevangenis en het martelkamp. Voorbij is de nameloze druk van de vervolger, welke vijf jaar lang u heeft gekweld; voorbij is de verschrikking van de hongersnood.'
Er volgde een passage die de weerspiegeling was van de visie op de bezetting die zich bij de koningin had gevormd en van haar wensen voor de toekomst:
'Vervuld met diepe eerbied en bewondering breng ik u allen hulde voor uw verzet dat gij al die lange en bange jaren hebt volbracht, een verzet dat u samensmeedde tot een eendrachtig volk dat zich zijn roeping bewust is. Ons allen wacht een grote taak waarmee wij ... terstond een aanvang kunnen maken.'
Nog enige zinnen in die geest volgden, aansporingen om 'niet achter [te] blijven op de weg waarop zij die wij in zo hoge ere houden' (de gevallenen van het verzet) 'ons voorgingen'
, en toen volgde een slot, gericht tot de 'rijksgenoten in oost en west'
- met die in het oosten, 'die nog zo bitter onder de zware druk van de vijand moeten lijden'
, voeldeJ.'meer dan ooit in de geest verenigd ... Moge ook voor hen, mede door onze krachtsinspanning, spoedig het uur der bevrijding aanbreken.'
Waren er veel luisteraars in het pas-bevrijde westen? Vermoedelijk niet. Maar wie, in de loop van de dag naar 'Herrijzend Nederland'
luisterend, vernomen had dat 's avonds de koningin zou spreken, had, zo veronderstellen wij, anderen gewaarschuwd. In Oegstgeest (het kan ook elders zijn gebeurd) werden de paar toestellen die zich in panden bevonden waar men nog iets van stroom had, zo neergezet dat de uitzending buiten kon worden gevolgd, 'hele scharen mensen'
, aldus een inwoonster, 'staan er onder paraplu'
s in ademloze stilte naar te luisteren.' 1
Die gehele zaterdag was voor de meeste BS'ers een dag van diepe teleurstelling geworden.
Zoals wij eerder vermeldden, had Koots hoofdkwartier op vrijdagavond vóór tien uur aan de gewestelijke cernmandanten van de BS bericht dat de capitulatie officieel was bevestigd, dat ze zaterdagmorgen om acht uur van kracht zou worden, dat 'rustig en voorzichtig optreden'
wenselijk was en dat er nog 'nadere instructies'
zouden worden gegeven. Men ziet: de alarmfases werden niet genoemd - wij nemen aan dat Koots hoofdkwartier er van uitging dat het door de radio verspreide bericht dat de wapenstilstand zaterdagochtend om acht uur zou ingaan, er toe zou leiden dat alle BS'ers van het Strijdend Gedeelte zich, voorzover zij dat niet al hadden gedaan, die ochtend in de vroegte naar de eonsignatieadressen zouden begeven. In de nacht evenwel van vrijdag op zaterdag volgde het door ons al weergegeven nadere bevel: 'Capitulatie der Duitse Weermacht geldt niet voor West-Nederland. Alle acties onmiddellijk staken. Geen lid der BS mag met armband op straat' - dat betekende impliciet dat de BS'
ers van het Strijdend Gedeelte (schrijven wij verder over 'BS'
ers', dan zullen wij, tenzij anders aangegeven, steeds die van het Strijdend Gedeelte bedoelen-) zich wel op hun eonsignatie-adressen
'met armband'
, en afortiori niet met hun wapens, de straat op mochten gaan.
In de zeven gewesten van de BS in het westen des lands (Utrecht, het Gooi, Amsterdam, Noord-Holland Noord en Zuid en Zuid-Holland Noord en Zuid) moesten deze bevelen door de gewestelijke commandanten worden doorgegeven aan de districtscommandanten, door dezen aan de plaatselijke, door de plaatselijke aan de kwartier- en door die laatsten aan de groepscommandanten. In welke mate dat alles is geschied, weten wij niet - onze indruk is dat Koots bevelen in de grote steden goed zijn doorgekomen en dat dit elders veelal niet het geval is geweest.
Wat in een deel van Amsterdam geschiedde, is beeldend weergegeven in een dagboek dat bijgehouden is door een bijna vijftigjarige sectiecommandant van de BS, een handelsvertegenwoordiger, die in het z.g. Betondorp in de Watergraafsmeer woonde, de stadswijk die aan Diemen grenst l De man was vrijdagavond om kwart over negen door zijn groepscommandant gewaarschuwd dat hij de leden van zijn sectie, twaalf man, moest meedelen dat zij zich klaar moesten maken voor vertrek naar het consignatie-adres: de kassen van een kwekerij in de Watergraafsmeer. Hij ging toen per flets bij allen rond. 's Nachts om half één werd hij thuis opnieuw gewaarschuwd, 'het groot alarm is gegeven.' De dertig BS'
ers uit het Betondorp kwamen toen op een adres in het dorp samen en trokken in het nachtelijk duister naar de kwekerij, die hun al goed bekend was, want daar hadden zij de stengun en de brengun (een lichte mitrailleur) leren bedienen. Wapens, ca. 200 stenguns, waren onder de vloer van een keetje bij de kwekerij verborgen.
In de kassen kwamen in de loop van de nacht 'zeker vierhonderd à vijfhonderd'
BS'ers bijeen (er waren dus slechts stenguns voor de helft),
adressen begaf. Bewakingstaken waren er evenwel voorlopig niet uit te voeren en aangezien de Bewakingstroepen ongewapend waren, dienden zij daar waar tot het arresteren van 'foute'
elementen was besloten, het uitvoeren daarvan aan de BS'ers van het Strijdend Gedeelte over te laten. De districtscommandant van het Strijdend Gedeelte in Amsterdam-west schreef kort na de bevrijding aan de gewestelijke commandant Overhoff: 'Het oproepen van de BT naast het SG heeft totaal geen zin gehad De taak waarvoor de BT bestemd was: bewakingsdiensten en arrestaties, heeft ze niet kunnen vervullen. De manschappen waren grotendeels ongeoefende burgers, de officieren veelallieden die zich verre gehouden hebben van illegaal werk
. Het SG kon volledig de bewakingsdiensten verrichten en was uitsluitend belast met het arresteren; het gebruik van BTers gaf de eerste dagen' (d.w.z. van maandag 7 of dinsdag 8 mei af) 'al ernstige redenen tot klachten'
(aangehaald in C. F. Overhoff: 'Oorlogsherinneringen'
, dl. J, p. 239). t Dagboekfragmenten 1940-1945,
'alle verzetsgroepen uit Oost zijn aanwezig'
, 'niemand weet wat we gaan doen en wat ons te wachten staat. Maar één ding staat vast. Wij"zijn bereid.' 's Morgens kregen de malmen honger - er was niets dan wat biskwie. Instructies kwamen pas om half tien (zij vloeiden voort uit het bevel dat Kaats hoofdkwartier omstreeks middernacht had doorgegeven aan de BS-commandant van Amsterdam): 'Het is nog niet de tijd om te vlaggen ... Ons wordt verzocht om in kleine groepen weer naar huis te gaan en te wachten op nieuwe instructies ... Ik kan met mijn groep verdwijnen. Wij zijn allen erg teleurgesteld.'
Koot ging in de loop van de ochtend beseffen dat hij met zijn nader bevel: 'Alle acties onmiddellijk staken. Geen lid der BS mag met armband op straat', eigenlijk te ver was gegaan. Er waren plaatsen waar zich in het geheel geen Wehrmacht bevond, andere waar, naar hem gerapporteerd werd, een Duitse commandant overwoog, zich op eigen houtje over te geven - kon dáár dan niet aan de BS iets meer armslag worden gegeven? Hij liet op zaterdagochtend van kwart voor twaalf af een bevel doorgeven dat als volgt luidde':
'Onder handhaving van mijn order dat de SS voorshands nog niet in het openbaar mogen verschijnen, deel ik u mede dat van deze regel mag worden afgeweken in die plaatsen, waar de Duitse cornrnandanten vrijwillig wensen te capituleren en van een ordehandhaving door de Duitsers geen sprake is. In deze plaatsen mag de SS in actie komen ter bewaking van Duitse krijgsgevangenen, van Duitse wapens en voorraden en ter handhaving van orde en rust. Dit dus uitsluitend ter voorziening in een noodtoestand. Hoofdzaak is dat iedere gewapende actie tegen de Duitse troepen, w.o. SS en SD, wordt vermeden. In deze plaatsen kan ook worden overgegaan tot arrestaties voorzover dit nodig is ter voorkoming van ongeregeldheden.'
In hoeverre dit bevel de lagere commandanten nog op zaterdag heeft bereikt, weten wij niet. Het hield in zoverre risico's in, dat de beslissing of men met de BS in het openbaar zou verschijnen, nu in feite was komen te liggen bij de plaatselijke commandanten. Dezen bleven overal waar de Wehrmacht sterk was en de Ordnungspolizei ('de Grüne') met kracht ingreep, uitgesproken terughoudend. Zo bijvoorbeeld in Rotterdam. "s Middags', aldus een relaas van twee Rotterdamse BS'ers,
'luisterden we naar Radio Oranje en hoorden wat gebazelover de capitulatie van de Duitse legers. Wat capitulatie, wàt bevrijd?! De Griine was op straat, fouil
1 Tekst in van Ojen: De BS, p.
Niet onwaarschijnlijk was deze beslissing vreselijk verstandig en nameloos menslievend bedoeld daar het zonder deze bekendmaking wellicht (althans naar de mening van degenen die verantwoordelijk waren voor deze lafhartige verklaring) tot een misschien nodeloos bloedbad had kunnen komen. Helaas beschikten wij niet over een dergelijk vooruitziend doorzicht en voelden wij ons slechts verraden, overbodig, belachelijk en in de hoek gedrukt ... De stemming was hopeloos, ellendig en opstandig."
Elders traden de BS wèl in het openbaar op, des ochtends al. Gouda was niet de enige plaats waar dit geschiedde. In Berkel en Rodenrijs (bij Rotterdam) had dat optreden ernstige gevolgen: een groep BS'ers raakte er in gevecht met Duitsers - drie BS'
ers en vermoedelijk zes Duitsers sneuvelden. In de stad Utrecht gingen verschillende BS-groepen, al of niet met de armbanden om, gewapend de straat op - één groep werd door de Ordnungspolizei ontwapend en gevankelijk weggevoerd, een tweede, grote groep van ca. honderd man die in een school in het westen van de stad geconsigneerd zat, werd door Landwachters ontdekt en vervolgens ook al door de Ordnungspolizei gevankelijk weggevoerd. In Maarssen kwam het tot een schietpartij tussen BS'ers en Duitsers. In Vinkeveen gingen de BS'ers zaterdagochtend tegenover de Duitsers in stelling liggen, ca. dertig BS'ers werden gearresteerd en naar Utrecht overgebracht. In Abcoude eiste de plaatselijke BS-commandant dat de Duitsers hun wapens aan de BS zouden afgeven; dat werd geweigerd - de commandant en de in zijn ambt herstelde burgemeester werden beiden gearresteerd. In de Haarlemmermeer bezette een groep gewapende BS'ers het gemaal Leeghwater - de groep trok zich terug toen gewapende Duitsers naderden. In Leidschendam werd 's morgens het raadhuis door BS'
ers bezet - zij moesten het weer ontruimen. In Leiden werd de
, T. de W. en C. v.: Guerrilla in Rotterdam, p.'foute'
burgemeester uit zijn woning en brachten hem weer naar het stadhuis toe, dat toen door de pas opnieuw geïnstalleerde burgemeester was verlaten; deze laatste dook onder. Ook in Oegstgeest installeerde de BS 's middags de nieuwe burgemeester, maar toen de plaatselijke BScommandant, door twee ondercommandanten vergezeld, vervolgens de NSB'er die burgemeester was geweest, ging meedelen dat hij niet meer op het gemeentehuis diende te verschijnen, werd het drietal door twee Duitse militairen gearresteerd en gevankelijk naar Leiden gebracht. 'De installaties van de burgemeesters hebben'
, aldus een rapport over Rijnland d.d. 6 mei, 'geen ernstige gevolgen gehad, maar zijn een typisch beeld van de grote voorbarigheid van de BS. Het prestige van deze organisatie heeft een geduchte knauw gekregen bij de burgerij.' I Leed het prestige van de BS overal schade waar BS'
ers in strijd met Koots bevelen in het openbaar optraden en zich moesten terugtrekken (voorzover ons bekend, was dat laatste alleen in Gouda niet het geval), het leed óók schade waar BS'ers zich conform die bevelen gedroegen. Veel mensen wisten (of vermoedden, althans vertrouwden) dat van de herfst van '44 af een ondergronds leger was gevormd; zij hadden verwacht dat dat leger zich zaterdagochtend zou manifesteren - men merkte er niets van. Zo was in heel Amsterdam geen BS'er te zien. In Oost waren de BS'ers, zoals eerder bleek, huiswaarts gezonden - in andere stadsdelen bleven zij geconsigneerd. Bij een gebouw in het centrum dat door BS'ers bezet was gebleven, kwam het 's avonds tot een hevige schietpartij; acht Duitsers sneuvelden, omstreeks veertig werden gewond; van de BS'ers sneuvelden twee, werden twee zwaar gewond (en door de Duitsers met een kogel in het hoofd afgemaakt) en acht licht gewond; bovendien werden zestien mannelijke omwonenden als gevangenen naar de Marinierskazerne meegenomen - hun leven werd gered doordat de Komman dant van die kazerne weigerde, hen aan de SS'ers uit te leveren die zich in het Koloniaal Instituut"
bevonden.
I Rapport, 6 mei 1945, van de vertegenwoordiger van de Rolls Royce-groep te Leiden (Vm, VI, 97). 2 Thans: Koninklijk Instituut
Bosch van Rosenthal begon met er op te wijzen, 'dat'
(aldus het lange verslag van deze bijeenkomst'), 'zoals reeds gisteravond gesteld is, het vreugdebetoon van de bevolking niet is te remmen, te meer niet waar de berichten bevestigd zijn' (d.w.z. dat in de radio-uitzendingen uit Londen en Eindhoven die ochtend opnieuw was meegedeeld dat de Duitsers ook in Nederland hadden gecapituleerd). Er werd over gesproken hoe men de ordehandhaving van de Duitsers kon overnemen - de conclusie was dat ordehandhaving door de Nederlandse politie, die zoveel weerstanden had gewekt, tot moeilijkheden kon leiden en dat het in elk geval verstandig was, zich opnieuw van het standpunt der Duitsers te vergewissen. Valken, die als waarnemend hoofdcommissaris in Den Haag zou optreden, verscheen in de vergadering en uitte zich pessimistisch, want Munt, de Haagse SD-chef, had tegen hem gezegd: 'Ik heb geen bevoegdheid om u dit te zeggen maar ik doe het om bloedvergieten te voorkomen. Ik adviseer u, de bevolking aan te raden zich rustig te
1'Wij zien'
, zei hij, 'thans geen mogelijkheid, door gewelddadig optreden een greep naar de macht te doen' (de Binnenlandse Strijdkrachten waren er veel te zwak voor), 'maar wellicht zal ons later in de historie van ons land een verwijt worden gemaakt dat wij dat niet hebben gedaan.'
Stokman zei toen, 'dat het blijkbaar in Italië wèl gebeurd is'
(hij doelde op de grote volksopstanden in de Noorditaliaanse steden welke aan de capitulatie van de Heeresgruppe C waren voorafgegaan), 'maar wanneer de deskundigen zeggen dat het niet kan'
(Hordijk had dat duidelijk gemaakt), 'moeten wij, gezien ook onze grote verantwoordelijkheid in dezen, ons daarbij neerleggen.'
Daarop zei Valken dat, als de BS de strijd met de Duitsers aandurfden, de politie met de BS zou meestrijden.
Moest men het er dus toch op wagen?
Drees greep in, zeggend 'dat een vergelijking met Italië niet opgaat, omdat daar de patriotten in opstand kwamen ... terwijl de strijd aan het front nog voortduurde.' Hij wees er op dat de leiding van de Haagse BS-Strijdend Gedeelte op '
praktisch tweehonderdvijftig à driehonderd man als volkomen bekwaam en toegerust kan vertrouwen' (Hordijk had er op gewezen dat de Binnenlandse Strijdkrachten in Den Haag aanzienlijk zwakker waren dan in Amsterdam en Rotterdam). 'Misschien in totaal het dubbele, maar dat is volkomen onvoldoende om te overwegen onder de huidige omstandigheden een strijd te beginnen, met als gevolg een bloedbad vlak voor de duidelijk voor ogen liggende bevrijding.'
Dat betoog werd algemeen aanvaard, ook door Bosch, maar door deze laatste toch niet zonder spijt.
Er werd vervolgens over gediscussieerd of de Vertrouwensmannen onmiddellijk Gerbrandy dienden te waarschuwen (antwoord: ja ') en of zij tot de bevolking een oproep moesten richten om zich van demonstratief optreden te onthouden. Die tweede vraag leidde tot een lange discussie die onderbroken werd door gemeenschappelijk luisteren naar Gerbrandy's radiotoespraak. Nu, die bracht 'niets nieuws ... , integendeel, de toestand is hierdoor nog veel kritieker geworden.'
Bosch zei in de voortgezette discussie,Haag, noemde 'de toestand van uur tot uur gevaarlijker'
en drong er bij de ministerpresident op aan dat de 'uitvoering [der] capitulatie' zou worden'dat ons enig machtsmiddel is dat wij gaan optreden. Wij beginnen met orders te geven. Wij zorgen dat de verkeerde politie weggaat, dat de heer de Monchy op zijn plaats komt te zitten, dat de heer Valken de zaak in handen neemt, kortom: wij beginnen te regeren. Als Schwebel daar niet mee accoord gaat, moet hij ons maar gevangen nemen. Dat is een kras woord, maar wij doen dit openlijk.'
Niemand viel Bosch bij. Trouwens, op dat moment kwam Borghouts binnen die verslag kon doen van zijn lang nachtelijk gesprek met de chef-staf van Blaskowitz, Reichelt: de capitulatie werd door Blaskowitz niet erkend, hij had 'o.m. de voorwaarde gesteld dat zijn troepen niet als krijgsgevangenen naar Rusland (zouden) worden gebracht.' Na verdere discussie opperde de Monchy, die van het eind van de ochtend af aan het beraad had deelgenomen, het denkbeeld dat hij Den Haag zou ingaan om links en rechts aan de mensen te zeggen wat de feitelijke toestand was, met verzoek dat aan anderen door te geven. Dat leek een ieder een goed idee.
'Eenmaal op straat'
, aldus de Monchy,
'bleek het mij weinig vruchtbaar om het bericht individueel te verspreiden. Ik heb toen vlak bij het Paleis in het Noordeinde met luider stem wat mensen om me heen verzameld, meegedeeld dat de Duitsers de capitulatie nog niet erkenden, dat de vlag van de toren [van de Grote Kerk] het enige officiële teken onzer vrijheid zou zijn, en heb mijn hoorders aangespoord om zich te verspreiden, aan de Duitsers geen voorwendsel te geven tot geweld en zich ook te houden aan het verbod om na acht uur op straat te zijn.
Het was voor het publiek, dat tot dusver vast aan het radiobericht had geloofd, kennelijk een openbaring.
Een dergelijke toespraak heb ik toen op een aantal andere drukke plaatsen herhaald ... Een malse regen die om een uur of zes inzette, hielp krachtig mee"
de mensen gingen naar huis.
In de javastraat was na het vertrek van de Monchy het beraad voortgezet. Stokman constateerde er, 'dat er hier in feite sprake moet zijn van een insubordinatie van Blaskowitz ten opzichte van zijn opperbevelhebber'
(inderdaad). 'Montgomery heeft nadrukkelijk verklaard dat de Duitse troepen volledig hebben gecapituleerd.'
Daarop zei Borghouts (teruggekeerd van een bespreking met Kolitz die hem o.m. had meegedeeld dat
1 S.J.R de Monchy: 'Verslag van mijn bemoeiingen vóór de bevrijding van Den Haag'
, p.'heer en meester van het stadhuis'
waren), 'dat Montgomery dat wel kan verklaren, maar men moet niet vergeten dat de Duitsers hier een bijzonder sterke positie hebben.'
Borghouts kon intussen nu ook meedelen (hij had dat telefonisch vernomen uit het hoofdkwartier van de BS te Amsterdam') dat in de loop van de dag in Wageningen een bespreking zou plaatsvinden tussen Blaskowitz en Foulkes - de Vertrouwensmannen besloten het resultaat van die bespreking af te wachten.
Laat in de middag gingen zij uiteen, teleurgesteld over de gang van zaken.
Op allerlei punten diende Foulkes, de bevelhebber van het lsi Canadian Corps, nadere regelingen te treffen met Blaskowitz, zulks al als gevolg van het feit dat het Duitse Vijf-en-twintigste Leger in westelijk Nederland afgesneden was van de overige eenheden van de Wehrmacht die vrijdag in het begin van de avond in Lüneburg hadden gecapituleerd. Daar kwamen nog twee factoren bij: het capitulatie-document dat Montgomery aan van Friedeburg had voorgelegd, was bijzonder kort en als bevel lang niet genoeg uitgewerkt, en, belangrijkste factor: Foulkes vernam zaterdagochtend vroeg dat Blaskowitz de vorige avond het standpunt had ingenomen dat de capitulatie van Lüneburg niet voor hèm gold. Foulkes wist die ochtend óók dat het Oberkommando der Wehrmacht aan Blaskowitz duidelijk had gemaakt dat zijn leger wel degelijk in die capitulatie was inbegrepen, maar zou Blaskowitz zich bij het van het OKW ontvangen bevel neerleggen?
Foulkes liet er geen gras over groeien: Blaskowitz werd zaterdagochtend radiografisch opgeroepen, zich onmiddellijk te Wageningen in hotel 'De Wereld'
te komen melden. Blaskowitz bleef in Hilversum en zond Reichelt naar Wageningen. Diens komst deed Foulkes in woede ontsteken: hij wenste de opperbevelhebber van het Vijf-en-twintigste Leger voor zich te zien en niet diens chef-staf! Heeft Reichelt bij die gelegenheid gevraagd of Foulkes nu kon waarborgen dat de manschappen die onder Blaskowitz dienden, niet aan de Russen zouden worden uitgeleverd? Het is mogelijk; in elk geval staakte Blaskowitz zijn verzet. 's Middags verscheen hij, o.m. door Reichelt vergezeld, in hotel 'De
Het capitulatie-document werd aan Blaskowitz voorgelezen. Aard en inhoud van het stuk gaven wij al in de aanhef van dit hoofdstuk weer - Foulkes had eenvoudig enkele exemplaren meegenomen van het stapeltje documenten dat zijn hoofdkwartier enkele maanden eerder had ontvangen. Aan de standaard-tekst was evenwel toegevoegd dat Blaskowitz in verbinding mocht treden met Flensburg en dat hij zoveel mogelijk hulp diende te geven aan de B-2-hulpverlening, conform de afspraken die op maandag in Achterveld en daags tevoren, vrijdag, in Wageningen waren gemaakt. In het Engels zei prins Bernhard tegen Blaskowitz (hij had dat daags tevoren ook al tegen Schwebel gezegd) dat de Nederlandse Waffen-SS'ers door de Wehrmacht moesten worden ontwapend - Blaskowitz zei dat hem dat niet mogelijk was. De prins bracht ook de positie van de Binnenlandse Strijdkrachten ter sprake en deelde mee dat die het consigne hadden gekregen, het niet tot gevechten met de Wehr macht te laten komen. Blaskowitz zei dat dat zijn instemming had; hij erkende de BS als geregelde strijdmacht, maar waarschuwde dat het hem, als het tot gevechten kwam, moeilijk zou vallen, de Wehrmacht in toom te houden.
Wat het hem voorgelegde capitulatie-document betreft: dat werd die zaterdagmiddag door Blaskowitz niet ondertekend. Hij zei dat hij zijn handtekening pas wilde plaatsen wanneer hij de zekerheid had dat hij de vele verplichtingen welke hij op zich zou nemen, ook zou kunnen uitvoeren en dat hij, om zich daarvan te vergewissen, vier-en-twintig uur tijd nodig had. Foulkes gaf hem die vier-en-twintig uur - duidelijk is, menen wij, dat de Canadese bevelhebber van Blaskowitz' betrouwbaarheid overtuigd was en zijn verzoek om vier-en-twintig uur uitstel redelijk vond. Foulkes zei in dat verband nog dat zijn divisies niet op zondag maar pas op maandag naar het westen zouden oprukken.
Om ongeveer half vijf terugrijdend passeerde Blaskowitz, aan wie was opgelegd dat hij de volgende middag opnieuw in Wageningen diende te verschijnen, Leersum. Hij verhinderde er dat een dertigtal burgers die na een gevecht tussen de BS en de Duitsers waren gearresteerd, voor een vuurpeloton werden geplaatst.'
Via de CID-lijn kon prins Bernhard zaterdagavond aan Koot meedelen wat zich in Wageningen had afgespeeld; óók dat de Canadezen hadden toegezegd, de BS beter te zullen bewapenen. Koot liet vervolgens, onder verwijzing naar wat de prins hem had gezegd, aan de gewestelijke commandanten van de BS een bevel doorgeven I waarin hij hen om te beginnen inlichtte dat de Geallieerde troepen maandag naar het westen zouden oprukken; vervolgens gaf hij de voornaamste verplichtingen weer die aan Blaskowitz waren opgelegd. 'Het is noodzakelijk'
, zo ging het bevel verder,
'dat de Binnenlandse Strijdkrachten het nakomen van vorenstaande regeling zoveel mogelijk controleren en eventueel Duitse commandanten opmerkzaam maken op grote tekortkomingen. Belangrijke afwijkingen en tekortkomingen eventueel aan mij rapporteren.
Voor een goed verloop van vorenbedoelde werkzaamheden is het noodzakelijk dat incidenten tussen de Binnenlandse Strijdkrachten en de vijand worden vermeden. Als algemene regel geldt dat de Binnenlandse Strijdkrachten als gewapende formaties eerst in het openbaar verschijnen indien de Geallieerde troepen aanwezig zijn .
... De Duitse Weermachtsbevelhebber heeft de Binnenlandse Strijdkrachten als geregelde strijdmacht erkend .
... Voor aanvullende bewapening der Binnenlandse Strijdkrachten zullen de Geallieerde troepen op uitgebreide schaal wapenen ter beschikking stellen. In het bijzonder ook met het oog op de goede reputatie, die de Binnenlandse Strijdkrachten zich bij de Geallieerden hebben verworven, is het noodzakelijk dat het gedrag en de daden der Binnenlandse Strijdkrachten in de komende dagen door een goede discipline worden gekenmerkt.'
Zaterdagavond om half twaalf was dit bevelopgesteld - het werd via de nog steeds clandestiene telefoonlijnen doorgegeven.I Tekst in van Ojen: De BS, p.