Er werd dan boven bezet gebied in de eerste plaats geopereerd door de jagers, jachtbommenwerpers en raketten afvurende toestellen van de Second Tactical Air Force welke gebruik maakte van vliegvelden in NoordBrabant en de Belgische Kempen. Hun algemene opdracht was, het Duitse vervoer te ontregelen. Telkens wanneer de weersomstandigheden
Antwerpen
Apennijnen
Belgische Kempen
Bergse Maas
Geertruidenberg
Hollands Diep
Krijgsverrichtingen, aan het Oostelijk front/Balkan
Limburg
Montgomery, B. L.
Rijn
Rijnland
Schouwen
V-wapens (V I, V 2)
Wesel
Zeeland
toelieten, stegen Geallieerde toestellen op om in bezet gebied stations, treinen en vaartuigen te bestoken en om elk vehikel aan te vallen dat zich langs de wegen voortbewoog. Door deze aanvallen kwamen vele honderden, misschien wel enkele duizenden Nederlanders om het leven of raakten zwaar gewond (landelijke cijfers zijn niet bekend) en werden, vooral in de omgeving van stations, veel huizen vernield 1 hoeveel schade aan de Wehrmacht werd berokkend, weten wij niet; wèl, dat het Duitse vervoer met toenemende moeilijkheden te kampen kreeg. Overdag konden de Duitsers tenslotte nauwelijks meer treinen laten lopen en het wegvervoer was dan veelal een hachelijke aangelegenheid. Langs alle grote wegen moesten Nederlandse burgers op gezette afstanden diepe kuilen graven ('mangaten'
) waarin motorrijders of inzittenden van auto's haastig konden wegkruipen zodra Geallieerde toestellen naderden. Dat naderen werd niet steeds tijdig genoeg opgemerkt, ook al reed bij auto's een uitkijk op het spatbord mee - het was overigens lang niet op elke dag of op elk gedeelte van de dag nodig om op een Geallieerde aanval beducht te zijn. Was er wèl sprake van Geallieerde luchtactiviteit, dan waren de langs de kust en bij de grote rivieren opgestelde waarnemingsposten van de Luftwaffe (vele daarvan waren met radar-apparaten uitgerust) in staat, het achterland te waarschuwen. Die waarschuwingen werden o.m. aan de Ortskommandanten doorgegeven en midden november gelastte Wehrmachtbejehlshaber Christiansen dat dezen er bij elk alarm voor moesten zorgen dat er, zolang het alarm duurde, op de doorgaande wegen rode vlaggen hingen aan bomen ofhekken. Met het aanbrengen en weer verwijderen van die vlaggen werden, schijnt het, in hoofdzaak Duitsers en Landwachters belast - het kan zijn dat plaatselijk ook de Nederlandse politie en Nederlandse burgers werden ingeschakeld. Van inschakeling van burgers was in elk geval sprake in de provincies Noord-Holland en Utrecht; voor die provincies werd namelijk eind oktober of begin november door Christiansen bepaald dat bij de uitvalswegen van alle gemeenten en op alle doorgaande verkeerswegen op afstanden van I kilometer burgers moesten worden opgesteld die, als zij ergens in het luchtruim toestellen zagen (zij konden er daarbij van uitgaan dat dat vrijwel steeds Geallieerde toestellen zouden zijn), met een witte vlag moesten gaan zwaaien. Eind november ging de 'foute'
commissaris van de provincie Noord-Holland op inspectietocht - hij constateerde toen, aldus een aanmaning die hij tot alle burgemeesters richtte, dat Christi