In deel 8 van ons werk hebben wij getracht, de lezer een beeld te geven van hetgeen in de jaren van de Duitse bezetting met de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden is geschied. Wij schreven er in over krijgsgevangenen, gijzelaars, gevangenen die in Duitsland in tuchthuizen dan wel in concentratiekampen waren opgesloten, en tenslotte over gedeporteerden: vele tienduizenden Joden en enkele honderden Zigeuners.
Op de gijzelaars behoeven wij in dit hoofdstuk niet terug te komen - de laatste groepen van diegenen wier lot wij in deel 8 behandelden (de z.g. Indische gijzelaars en de Z.g.anti-verzet-gijzelaars), werden, op enkele uitzonderingen na, begin september '44 vrijgelaten. De krijgsgevangenen en de gevangenen in de Duitse tuchthuizen zu11enin dit deel aan de orde komen in het hoofdstuk dat aan de ineenstorting van Duitsland wordt gewijd, en wat de gedeporteerden betreft, schrijven wij nu slechts over diegenen die in de herfst van' 44 nog in leven waren in de kampen waarin zij als gevangenen van de SS waren ingeschreven: dat was slechts een klein deel van allen die gedeporteerd waren.
Van juli '42 tot begin september '
44 waren in totaal meer dan drieen-negentigduizend Joden naar het oosten verdwenen: ruim vier-endertigduizend naar het vernietigingskamp Sobibor waar zij bijna a11en onmidde11ijk door vergassing om het leven waren gebracht, en ca.negenen-vijftigduizend naar het complex Auschwitz-Birkenau, dat tegelijk vernietigingskamp en concentratiekamp was. Ook waren naar AuschwitzBirkenau in mei '44 tweehonderdvijf-en-veertig in Nederland opgepakte Zigeuners gedeporteerd. Van die Zigeuners (slechts ruim vijftig hunner bleven in leven) zijn, naar men moet aannemen, velen in de gaskamers van Birkenau vermoord toen daar het Zigeun.erlager begin augustus '44 werd opgeruimd, zoals dat heette. Wat de Joden betreft: van hen waren zeven-en-dertigduizend, zonder ingeschreven te zijn, onmiddellijk na aankomst in Auschwitz-Bitkenau vermoord - ca. achttienduizendvijfhonderd waren er wèl als gevangenen ingeschreven en ca. drieduizendvijfhonderd anderen hadden in eerste instantie Auschwitz-Brrkenau niet bereikt: dit waren mannen en jongens die men in de laatste maanden'Koselgroep'
niet veel meer dan vier- tot vijfhonderd nog in leven. Hoeveel uit Nederland afkomstige Joden toen elders in het complex in leven waren, is niet precies bekend; veruit de meesten van de ca. achttienduizendvijfhonderd ingeschreven gevangenen waren te gronde gegaan - misschien hadden zich omstreeks tweeduizend kunnen handhaven. In de herfst van '44 was het complex Auschwitz-Birkenau (het vernietigingskamp Sobibor was in de herfst van '43 na een opstand waaraan ook enkele Joden uit Nederland hadden deelgenomen, afgebroken) niet het enige deportatie-oord waarin zich groepen Joden uit Nederland bevonden: bijna vijfduizend waren overgebracht naar het Z.g. Altersghetto Theresienstadt in Bohemen (maar van die bijna vijfduizend werden in september en oktober '44 circa drieduizend naar Auschwitz-Birkenau doorgezonden) en ruim drieduizendvijfbonderd naar het kamp BergenBelsen (tussen Hannover en Hamburg) dat bedoeld was om er uit tal van landen de Joden in op te nemen die in aanmerking kwamen voor uitwisseling met in Geallieerde landen geïnterneerde Rijksduitsers - Bergen-Belsen was een Aastauschlager.
Behalve Joodse waren ook niet-Joodse Nederlanders in concentratiekampen in Duitsland terechtgekomen - voor de namen van die kampen verwijzen wij naar kaart VII. In die kampen bevonden zich medio augustus' 44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim tweehonderd vrouwelijke Nederlandse, bijna allenniet-Joodse, gevangenen: Schutzhèfilinge ('politieke gevangenen'
, die krachtens een Schutzhaftbefeh! van de SS waren opgesloten) - de vrouwen in het Frauenkonzentrations lager Ravensbrück, de mannen in diverse andere kampen. Er waren evenwel vóór midden augustus '44 méér Nederlandse '
politieke gevangenen' naar de concentratiekampen in Duitsland gestuurd - onze in deel 8 opgenomen schatting was dat daar voordien omstreeks achthonderdvijftig Nederlandse politieke gevangenen waren bezweken, velen in de jaren '41 en '
42 toen het gehele beleid van de SS in de concentratiekampen in het teken stond van de al weergegeven formule: 'Vernichtung durcn Arbeit',
Het ligt niet op onze weg, hier uitgebreid
VII. De concentratiekampen van de SS tijdens de Tweede Wereldoorlog
deel 8 hebben geschreven over het lot van diegenen die van begin '41 tot in september '
44 in de concentratiekampen in Duitsland waren terechtgekomen - anderzijds lijkt het ons ook niet juist om bij de lezer vandeel het gedifferentieerde beeld bekend te veronderstellen dat wij in deel 8 hebben neergelegd. Enkele elementen uit dat beeld willen wij dus herhalen, zulks vooralom de lezer duidelijk voor ogen te stellen dat wat wij over het lot van de concentratiekamp-gevangenen in de periode september '44-begin mei '
45 te berichten hebben, strijd en lijden schetst van mensen van wie velen al enkele jaren het hoofd hadden moeten bieden aan de verschrikkingen van het bestaan in de concentratiekampen. Wij zullen overigens in dit hoofdstuk de periode september '44-begin mei '
45 niet in haar geheel behandelen. In april en in de eerste dagen van mei zijn namelijk de gevangenen uit een groot aantal kampen in Noord-, Midden- en Zuid-Duitsland op zinloze evacuatiemarsen gezonden maar
In de eerste fase van de geschiedenis van de concentratiekampen in de tweede wereldoorlog, d.w.z. tot eind '42-begin '
43, was de 'Vernichtung durch Arbeit' geen frase geweest maar barre werkelijkheid. Enkele door ons in deel 8 gegeven cijfers toonden dat aan. In het concentratiekamp Dachau stierf (d.w.z. bezweek, werd doodgeslagen, doodgeschoten of op andere wijze vermoord) in het jaar '42 meer dan de helft van de gevangenen, in Mauthausen meer dan drie-vijfde, in Auschwitz-Birkenau drie-vijfde alleen al in drie maanden: juli, augustus en september '42. Van de ca. tweehonderdduizend ingeschreven gevangenen die zich in totaal in de tweede helft van '42 in de concentratiekampen van de SS bevonden, stierf in de zeven maanden van juni t.e.m. december op zijn minst een derde, misschien wel twee-vijfde - het was niet alleen een immense slachting maar ook een gigantische verspilling van arbeidskracht.
In september '42 nu wist Speer, de Reiehsminister für Bewaffnung und Munition, te bereiken dat Duitse ondernemingen het recht zouden krijgen, in de concentratiekampen werkplaatsen in te richten, eind oktober werd aan de gevangenen, behalve aan de Joden en de Russen, het recht verleend, voedselpakketten te ontvangen en in december schreefHimmIer aan de concentratiekamp-commandanten voor dat zij de gevangenen beter voedsel moesten geven en hen minder moesten afbeulen. In verscheidene kampen duurde het maanden voor men er iets merkte van de relatieve verbetering van het regime 1, maar deze tekende zich in de loopdan een vierde van alle ingeschreven gevangenen; in oktober 'f3 was het sterftepercentage gedaald'officiële'
concentratiekampen ressorteerden) of ten bate van talloze particuliere Duitse ondernemingen; men schat dat uiteindelijk in de concentratiekampen van alle gevangenen (vijfhonderdvier-en-twintigduizend in augustus '44, zevenhonderdvijftigduizend in januari '45) vijftigduizend werkzaam zijn geweest voor SS-ondernemingen, vierhonderdvijftigduizend voor particuliere.
Zo werden, om een enkel voorbeeld te geven, in het bij Auschwitz gelegen plaatsje Monowitz in opdracht van het IC Farhen-concern ook door gevangenen uit Auschwitz-Birkenau grote fabrieken gebouwd voor de productie van kunstrubber en synthetische benzine alsmede een electrische centrale en werd in '44 meer dan een derde van de vliegtuigproductie van de Messerschmitt-fabrieken vervaardigd door gevangenen uit de concentratiekampen Flossenbürg en Mauthausen. Van belang was ook dat in '43, toen Hitler had besloten, de productie van V-wapens prioriteit te geven, Himmler de toezegging had gedaan dat talrijke onderdelen vervaardigd zouden worden door concentratiekamp-gevangenen en dat dezen ook voor de assemblage van de nieuwe wapens zouden zorgen - al die arbeid zou, met het oog op het Geallieerde luchtoffensief, plaatsvinden in onderaardse tunnels; nieuwe tunnels werden toen uitgehakt door tienduizenden gevangenen van Mauthausen en een bestaand tunnelcomplex werd uitgebreid in de Harz; hier ontstond een nieuw concentratiekamp-complex: Mittelbau, door de gevangenen 'Dora' genoemd (wij zullen verder die tweede naam gebruiken), waarheen in totaal ca. zestigduizend gevangenen zijn overgebracht.
Uit de uitbreiding van het aantal gevangenen, maar vooralook uit het feit dat zij in honderden, buiten de concentratiekampen gelegen bedrijven moesten zwoegen, was voortgevloeid dat meer en meer gevangenen uit de 'hoofdkampen'
waren ondergebracht in soms ver daarvan verwijderde z.g. Aussenkommandos. Eind '42 waren er in totaal 56 van die Aussenkommandos geweest - vóór eind '44 kwamen er 718 bij en in de
Wie bepaalden of men in een 'goed'
dan wel in een 'slecht'
Kommando werd opgenomen? Niet SS'ers maar gevangenen.
Eerst iets over de SS'ers.
Bij elk kamp bevond zich een staf van SS'ers (de 'kamp-SS'
) en bevonden zich bewakingseenheden (de 'bewakings-SS'
); die bewakers hadden oorspronkelijk allen behoord tot de SS- Totenkopf-Standarten, die sinds '40 evenwel geheel in de Waffen-SS waren opgegaan. De Wach sturmbanne die sindsdien de bewaking hadden overgenomen (sinds april '41 waren zij formeel een onderdeel van de Waffen-SS, evenals de 'kamp-SS'
trouwens), hadden sinds '40-'
41 een veel gemengder karakter aangenomen; men trofin deze eenheden, behalve Waffen-SS'ers die niet meer tot frontdienst in staat waren, ook oudere leden aan van de Allge meine SS2, van de SA en van de Ordnungspolizei, dan oudstrijders uit de Eerste Wereldoorlog en afgekeurde militairen van de Wehrmacht en verder nog Volksduitsers", Litauers en Oekraïners, in Nederland (en in enkele kampen buiten Nederland) ook Nederlanders. In totaal waren er eind '44 ca. vijf-en-dertigduizend bewakings-SS'ers. Het aantal kamp SS'ers was veel kleiner: eind '44 niet veel meer dan vijfduizend. Dat alles betekende dat er toen gemiddeld zeven bewakings-SS'ers en één kamp SS'er waren op elke honderdvijftig gevangenen.
Het was vrijwelonmogelijk uit een concentratiekamp te ontsnappen: buiten de kampen zouden de gevangenen onmiddellijk opvallen door hun gestreepte kleding en door het feit dat zij kaalgeschoren waren, bovendien waren althans de grote kampen omgeven met onder electrische spanning staand prikkeldraad, met hoge omheiningen en met wachttorens. Bewakings-SS 'ers bemanden de in die torens geplaatste machinegeweren, vormden overdag een cordon om het kamp en begeleidden alle gevangenen die hetzij buiten een hoofdkamp, hetzij buiten een Aussenkommando werden tewerkgesteld. Alle bewakings-SS' ers waren goedgewapend en zij hadden vaak afgerichte honden bij zich. Moest een groep gevangenen buiten een kamp werken, dan was er in de regeléén bewakings-SS' er op elke tien gevangenen. \
I Het totale aantal Aussenkommandos was toen geringer geworden doordat enkele karnpen, waaronder Auschwitz-Birkenau, waren ontruimd. Auschwitz-Birkenau alleen al had 43 Aussenkommandos gekend. Dachau heeft er de meeste gehad: 135. 2 D.w.z. van de politieke organisatie van de SS. 'Leden van _Duitse minderheden in landen als Polen, Hongarije, Roemenië
Voor de kamp-SS was de bewakings-SS het belangrijkste hulpmiddel. Die kamp-SS ontving zijn algemene instructies van het al genoemde SS Winschafis und Veru/altungshauptamt wat het lot van de gevangenen betreft stond zij via haar z.g. Politische Abteilung in verbinding met landelijke of regionale instanties van de Sicherheitspolizei und SD en met het in Berlijn gevestigde Reichssicherheitshauptamt. In laatste instantie was in elk kamp de kamp-SS heer en meester - wij schrijven 'in laatste instantie'
, want om het zich gemakkelijk te maken (wij herinneren er aan dat er gemiddeld op elke honderdvijftig gevangenen slechts één kamp-SS'er was) had de kamp-SS een groot deel van het directe gezag waaraan de gevangenen werden onderworpen, aan sommigen van die gevangenen gedelegeerd.
Elk kamp had een gevangenen-hiërarchie met een Lagerältester aan het hoofd. Werkploegen, Kommandos. stonden er onder Kapo's. Elke slaapbarak had een eigen Block-Áltester, elk deel van een slaapbarak (Stube) had een Stube-Altester, Kapo's hadden de leiding van de kamppolitie en de kampbrandweer, van de keukenploeg. in de barak waar de kampkleding werd uitgereikt, in de kampgevangenis (de Bunker), in de ziekenafdeling (het Revier), in de kantoren waar de binnenkomende gevangenen over de verschillende barakken werden verdeeld en bij de verschillende Kommandos ingedeeld, enzovoort. Die gevangenen vormden een bonte mengeling en niet alleen naar nationaliteiten (daarvan telde Dachau er ten tijde van de bevrijding 32). Alle door de Sicherheitspolizei und SD vervolgde groepen waren onder de gevangenen vertegenwoordigd: politieke tegenstanders, Getuigen van Jehova, homosexuelen, asocialen, Joden, en Russische en andere dwangarbeiders; daarnaast waren de kampen al vóór de tweede wereldoorlog gebruikt om er diverse categoriëen Duitse misdadigers, vooralook z.g. Berufsuerbrecher, in op te sluiten - die misdadigers waren het aan wie, soms samen met asocialen, de kamp-SS aanvankelijk het vormen van de kamphiërarchie had opgedragen. Dat betekende dat wie uit de quarantaine-afdeling welke elk kamp kende, in het eigenlijke kamp werd opgenomen, o.m. voor het werk dat hij daar te verrichten kreeg, afhankelijk was van beslissingen, genomen door beroepsmisdadigers en asocialen en ook verder onderworpen bleef aan de nukken en grillen (en vaak ook wreedheden) van deze Kapo's en hun helpers.
Men mag niet generaliseren: er zijn er onder die beroepsmisdadigers en asocialen geweest die zich als goede kameraden hebben ontpopt, maar dat waren uitzonderingen. Regel was dat de overige concentratiekampgevangenen bitter te lijden hadden onder het regime van een kleine
Zo was de groep der gevangenen die in de concentratiekampen tegenover de SS stond, niet homogeen maar verdeeld: verdeeld naar nationaliteir', naar kategorie, ten dele ook naar levensbeschouwing en politieke overtuiging, maar vooralnaar 'klasse'
- wij schreven in deel 8 over de 'aristocratie'
van de Kapo's, de 'middenstand'
van hun helpers en van diegenen die zij in 'goede'
Kommandos hadden laten opnemen, en het 'proletariaat'
van de overige gevangenen, en wij gaven een schatting weer volgens welke er op elke tien 'aristocraten '
en honderd 'middenstanders'
duizend 'proletariërs'
waren. Tegenstellingen waren dat van een scherpte die de maatschappij buiten de kampen niet kende - tegenstellingen namelijk die beslissend waren niet voor welstand of armoede maar voor leven of dood.Hollanders, Belgen, Fransen en Russen kunnen geen dierist nemen.' (Ed. de Nève (ps. van Jean Lengler): Glorieuzen
Men kon in de concentratiekampen op den duur slechts in leven blijven als de dagelijkse portie voedsel niet te gering was om de vormen van uitputting te doorstaan waaraan men werd blootgesteld. Er moest elf uur per dag worden gewerkt - een zware opgave wanneer men dat werk in een ordelijke fabriekshal te verrichten had, dubbel zwaar wanneer men, schamel gekleed en slecht geschoeid, werken moest in de openlucht of in een steenkolenmijn of in een tunnel voor V-wapens. Dan waren er de appèls: het zich tweemaal per dag opstellen om geteld te worden, hetgeen uren kon duren. De rantsoenen die de tot de burgerij behorende Z.g.normale verbruikers ('Normalverbraucher') in Duitsland kregen, zouden onvoldoende zijn geweest om de krachten op peil te 'houden eigenlijk had men voor de concentratiekamp-gevangenen die rantsoenen moeten verhogen met de gebruikelijke toeslagen voor zware of zelfs zeer zware arbeid. De voor de concentratiekamp-gevangenen vastgestelde officiële rantsoenen waren evenwel een kwart lager dan die welke voor Normaluerbraucher golden. De hoeveelheden levensmiddelen die volgens de officiële regels dagelijks bij de concentratiekampen werden aangevoerd, waren dus al te klein. Uit die hoeveelheden werd bovendien op grote schaal gestolen: door de kamp-SS en door de bewakings-SS - van wat dan overbleef, eigenden de Kapo's en hun helpers zich alles toe wat zij begeerden. Men schat dat aan de 'gewone'
gevangenen in doorsnee een derde werd onthouden van het toch al veel te karige voedsel waarop zij recht hadden. In Mauthausen kregen zij in de tweede fase (die van het minder harde regime) dagelijks voedsel met een verbrandingswaarde van I400 calorieën - het dubbele zou in de omstandigheden van het kamp niet eens voldoende zijn geweest. Met dat al had, afgezien nog van de mogelijkheid om pakketten te ontvangen, de tweede fase op voedingsgebied een verbetering gebracht, vergeleken met de eerste; zo hadden in de strenge winter van '4I op '
42 de gevangenen in Dachau dagelijks voedsel gekregen met een verbrandingswaarde van slechts IOOO calorieën.
Uit de nederlagen nu die de Wehrmacht leed, vloeide in de winter '44-'
45 voort dat gebieden die veel voedsel hadden voortgebracht, voor Duitsland verloren gingen: er was dus in het land als geheel minder voedsel te verdelen. Het transport van al dat voedsel was door de overbelasting van de Reichsbahn al van een vroeg stadium in de oorlog af met zoveel moeilijkheden gepaard gegaan dat de Normalverbraucher in de grote steden menigmaal op hun bonnen niet de rantsoenen hadden kunnen krijgen waarop zij recht hadden (vrij hoge rantsoenen, ongeveer
Ware aan de zijde van de SS de wil aanwezig geweest om het lot van de concentratiekamp-gevangenen niet zwaarder te maken dan het toch al was (die wilontbrak), dan zou uit de geschetste omstandigheden al zijn voortgevloeid dat de gevangenen in de derde fase minder voedsel zouden hebben gekregen dan in de tweede. In feite werd de situatie door de volte in de kampen nog veel kritieker. Het totaal aantal gevangenen, vijfhonderdvier-en-twintigduizend in augustus '44, beliep in januari '45, gelijk reeds vermeld, zevenhonderdvijftigduizend - bovendien werd dat groter aantal gevangenen samengeperst in een kleiner aantal kampen. Het Majdanek-complex (het Konzentrationslager Lublin) (zie kaart VII op pag. 828) was in juli '44 ontruimd, het concentratiekamp Vught werd ontruimd begin september, zo ook het concentratiekamp NatzweiIer in de Elzas (kamp waarin de meeste z.g. Nacht-und-Nebel-gevangenen waren opgesloten, onder hen ca. vierhonderd Nederlandse
Deze ontruimingen betekenden dat vele tienduizenden gevangenen de resterende, toch al sinds jaar en dag overvolle concentratiekampen in Midden- en West-Duitsland werden binnengevoerd, ondergebracht in de quarantaine-afdelingen (in barakken, als die er waren, anders in tenten, en als ook die ontbraken, in de openlucht) en vervolgens, voorzover niet bezweken, in de eigenlijke kampen of in de Aussenkommandos opgenomen. In elk kamp waren meer monden te voeden en voor elk kamp was, gelijk gezegd, minder voedsel beschikbaar. De calorische waarde der rantsoenen daalde van maand tot maand. In Dachau, waar de voedselsituatie van begin '44 af al belangrijk was verslechterd, werd die waarde gehalveerd: van ruim 1000 calorieën in september '44 tot ca. 530 in april '45; een medische onderzoeker" kwam kort na de oorlog op grond van getuigenverklaringen tot de conclusie dat in de winter '44-'
45 de gevangenen in Ravensbrück gemiddeld per dag voedsel hadden gekregen met een verbrandingswaarde van 800--900 calorieën; in Bergen-Belsen was dat 500--600 calorieën geweest, in Mauthausen 500. Wel te verstaan: dit waren gemiddelden voor een periode van vele maanden - de daling welke zich van maand tot maand voordeed, komt er niet in tot uiting. In verscheidene kampen was in de laatste oorlogsweken vrijwel niets meer te eten.
Onvermijdelijk was het dat de hongerziekte welke wij in hoofdstuk 3 ('Hongerwinter'
) beschreven, in de concentratiekampen ook in de derde fase talloze slachtoffers eiste. Daarnaast werden de meeste kampen geteisterd door epidemieën; vooral de vlektyphus breidde zich uit. In de meeste hoofdkampen en Aussenkommandos beperkte men zich er toe, de vlektyphuspatiënten in aparte barakken te concentreren waar men hen veelal aan hun lot overliet. 'Het typhus-quarantaine-Block van Vaihingen was'
, aldus Floris Bakels die, uit Natzweiier geëvacueerd, in dat Aussen kommando van Dachau was terechtgekomen,
'één oneindige nachtmerrie: je moest telkens bedenken dat het intussen geenin zijn in '52 verschenen proefschrift: Het Duitse concentratiekamp. Een medische en psychologische studie
De vlektyphus bereikte Dachau in december en besmette er onder meer Block 30 een barak die door de SS was volgepropt met verzwakte gevangenen die niet meer tot werken in staat waren; zij kregen nog minder te eten dan de overige gevangenen en hun (dunne) dekens waren hun afgenomen. Een SS'er die de in de barak hangende stank niet kon verdragen, had er de ramen uit laten verwijderen - veel gevangenen leden al aan longontsteking voordat zij ook nog aan vlektyphus gingen lijden. Vlektyphuspatiënten werden ook in andere barakken van Dachau geïsoleerd, soms evenwel, teneinde gedesinfecteerd te worden, in de winterse kou naakt naar de doucheruimten gedreven waarna men hen, in hun barakken teruggekeerd, enkele dagen liet wachten op hun kledij die gedesinfecteerd werd: naakt lagen zij dan samengepropt op overvolle britsen. Kapelaan Rothkrans, al sinds maart '42 in Dachau opgesloten, noemde Block 21 (dit was mèt Block 25 een barak waarin louter vlektyphuspatiënten lagen) 'een hel in de hel. Zelfs de blokoudste, kameroudste, blokschrijver, karnerschrijver, allen hadden typhus. Niet alleen de slaapzalen, ook de waslokalen lagen vol met stervende mensen. Naast hen enkele doden in een hoek, als weggeworpen vuil. Overal uitgemergelde mensen, hun buik gezwollen, hun hemd reeds zwart, helemaalonder de zweren, vol wonden aan hun benen, op hun ruggen grote, open gaten van flegmonen, de een mist een arm, de ander een been.
De enkele dokters en verplegers die er tenminste nu in I944-'45 waren (vroeger waren er geen), wisten haast niet waar ze beginnen moesten. Zij stonden als het ware machteloos tegen de steeds om zich heen grijpende vlektyphus, dysenterie, tbc en al de andere ziekten. Velen waren bang, zelf besmet te worden'2
I F. B. Bakels: Nacht-und-Nebel. Mijn verhaal uit Duitsegevangenissen en concentratiekam pen (1977), p. 243. 2 J. Rothkrans: Dachau, hel en hemel (1957), p.' de vlektyphusbarakken was binnengegaan"
, bezweek in februari aan de ziekte die hij vergeefs had trachten te bestrijden);'
'De SS'
ers waagden het niet meer, op deze bloks te komen. Er moesten vrijwilligers komen om enige redding en orde te brengen in deze haast redeloze chaos van lijden en sterven. Er werd een beroep gedaan op de priesters en velen hebben zich gemeld, zelfs ten koste van hun leven"
één van die helpers was kapelaan Rothkrans zelf die er in de vlektyphusbarakken 'maandenlang van'
s morgens 7 uur tot's avonds 9 uur duizenden (had) geholpen, getroost, gebiecht, het H. Oliesel toegediend, de H. Communie uitgereikt, ja zelfs velen gedoopt" - hij werd tenslotte zelf ziek, 'meer dan zes weken, waarvan zeventien dagen buiten kennis, ... met vlektyphus in de ergste graad, gepaard met diarrhee."
Zo was het in Dachau, zo was het óók (het zal uit het vervolg nog blijken) in andere karnpen. Luizen (de meeste kampen raakten van luizen vergeven) brachten de besmetting over en, zoals al uit het over Dachau vermelde bleek: de SS deed niets om de epidemieën effectief tegen te gaan. Duizenden door honger verzwakte, mannelijke gevangenen liet men sterven in geïsoleerde barakken - uit sommige karnperi evenwel, o.m. uit Sachsenhausen en Dora, werden de zieken overgebracht naar het Z.g. Häfilingslagervan Bergen-Belsen. Dat was een tentenkamp, waarin in maart '44 de eerste duizend zieken uit Dora waren ondergebracht (er zijn ui! deze groep zeven-en-vijftig overlevenden) - men kan dat Hi.ifilings
J. in. Dachau, p. 204) 'J. Rothkrans: Dachau, hel en hemel, p. 178. 5 A.v. 6 A.v., p.
Het oorlogsverloop had niet alleen doordat het tot grootscheepse evacuaties en het samenproppen van gevangenen in een kleiner aantal kampen leidde, een ongunstig effect op het bestaan dier gevangenen, maar het bracht ook bombardementen op de in de kampen en hun Aussenkomman dos gevestigde bedrijven met zich die aan veel gevangenen het leven kostten. In deel 8 vermeldden wij al dat het IG-Farben-complex bij Monowitz van april '44 af enkele malen door zware hommenwerpers van de American Fifteenth Air Force, d.w.z. van Zuid-Italië uit, werd aangevallen; hetzelfde geschiedde van juli '44 af met een tweede IG-Farben complex dat gebouwd werd bij Blechhammer (zie kaart VIII op pag. 855) - in het daar gevestigde, grote judenlager, dat tot het Auschwitz-complex behoorde, waren de meesten van de overlevenden uit de Kosel-groep opgesloten.
Eind augustus '44 werden bij het concentratiekamp Buchenwald de grote fabriekshallen gebombardeerd waarin allerlei conventioneel oorlogstuig maar ook onderdelen van V-wapens werden gefabriceerd; tevens werden toen de werkgarages en de woningen van de SS-officieren aangevallen. Onder de gevangenen vielen bijna vierhonderd doden en ca. zeshonderd zwaargewonden - men moet wel aannemen dat ook van die zwaargewonden nog velen zijn bezweken.
Midden maart '45 werden de fabrieken en opslagplaatsen van het bij het kamp Sachsenhausen gelegen stadje Oranienburg gebombardeerd. Bij die gelegenheid werden de buizen van de drinkwatertoevoer en die van de riolering van het kamp Sachsenhausen vernield, 'inderhaast geslagen pompen leverden'
, aldus een Nederlandse politieke gevangene, 'uitsluitend water voor de steeds schaarser wordende maaltijden. Van wassen kwam niets meer terecht en voor de toiletten kwamen allerprimitiefste latrines."
Begin april werden de werkplaatsen van Sachsenhausen en van
1 K. Toornstra: Van onderwijzer lol burgemeester
Nog groter verliezen leden de gevangenen van het Dora-complex in de Harz. Daar werd, eveneens begin april, een kazerne in Nordhausen gebombardeerd die als (primitief en onbeschrijfelijk smerig) noodziekenhuis fungeerde. Van de negentienhonderd gevangenen die ten tijde van dat bombardement in de kazerne lagen, kwamen er vijftienhonderd om het leven.
Er zijn, zo veronderstellen wij (nadere gegevens ontbreken), veel méér bombardementen geweest waarbij concentratiekamp-gevangenen gedood werden ofzwaargewond raakten; men moet in het oog houden dat de honderden Aussenkommandos veelal gelegen waren in industriewijken welke in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog herhaaldelijk door de Geallieerde luchtmachten werden bestookt.
Op al die bombardementen werd door de gevangenen met gemengde gevoelens gereageerd: met een wilde vreugde dat Duitsland er van langs kreeg, en met angst dat men als slachtoffer het einde van de oorlog, de dag der bevrijding, niet zou beleven. Naar die dag werd uitgezien met een verlangen, zo ondragelijk sterk dat veel gevangenen het maar liever diep in hun geest verborgen. Het spreekt intussen vanzelf dat het telkenmale naar boven kwam wanneer de mare doordrong van grote gebeurtenissen die de belofte van een snel naderend einde van de oorlog leken in te houden. Toen de gevangenen in de loop van juni '44 vernamen dat de Geallieerden in Normandië waren geland, waren velen er van overtuigd dat Duitsland de strijd nog maar luttele weken zou kunnen volhouden, hoogstens tot in augustus. In september vernam men dat na Frankrijk nu ook België was bevrijd - zou dan nu Duitslands ineenstorting komen? Neen, de vijand kon zich handhaven. Erger nog: midden december bleek hij de kracht te hebben tot een gevaarlijk offensief in het westen, het Ardennen-offensief.
23 december. Alles bedorven door het bericht dat de Moffen in Luik zouden staan, ja zelfs de Belgisch-Franse grens zouden hebben overschreden. Wat betekent dit? Hebben ze nieuwe wapens? Zouden we Zuid-Nederland weer moeten ontruimen? Hoe lang gaat dit alles weer duren? Niemand durft de gedachte aan, dat dit nogjaren kan duren. We kronkelen ons in de onmogelijkste bochten om een voor onsgunstige uitleg aan de zaak te geven. Mijn God, dit gaat vee! lei/ens leasten.'
Inderdaad, dat was, schijnt het, het effect van de eerste berichten over het Ardennen-offensief. Een Franse politieke gevangene, die in die tijd in het Revier van Mauthausen was opgenomen, schreef later: 'Le coup fut meurttier. j'ai vu, chez des centaines d'hommes, se briser le dernier ressort de vie; ils s'abandonnèrent'? waarom zou dat verschijnsel zich alleen in Mauthausen hebben voorgedaan? Wij nemen intussen aan dat die eerste pessimistische reactie ('de oorlog grijnst: nog één jaar, nog twee jaar!'
] spoedig is gecorrigeerd. Dan bleef toch nog bij veel gevangenen een veel diepere angst bestaan: dat zij, slachtoffers van een barbaars bewind, getuigen van een ontelbaar aantal misdaden (en wat de gevangenen van het Auschwitz-complex betrof: ooggetuigen van een uitroeiingsmachinerie die in de gehele wereldgeschiedenis nog door geen machthebber was ontworpen en in werking gesteld), door de SS niet in leven zouden worden gelaten maar dat zij vlak voor het einde van de oorlog en masse zouden worden geliquideerd: neergemaaid wellicht met machinegeweren of opgesloten in barakken welke in brand gestoken zouden worden.
Eén ding werd in die laatste oorlogswinter duidelijk (en paste ook in het schrikbeeld van een laatste algemene liquidatie): de SS liet haar gevangenen niet los. Naderden bevrijders, dan werden kampen ontruimd: gevangenen in treinen geladen of te voet voortgedreven en wie op zulk een evacuatiemars uitgeput aan de kant van de weg neerzeeg, werd met een nekschot afgemaakt. Het hieruit sprekende streven, te waarborgen dat geen enkele gevangene, man of vrouw, de bevrijders zou kunnen begroeten, deed het ergste vrezen voor de massale slachtingen
, F. B. Bakels : Nacht-und-Nebel, p. 229-30. 2 Michel de Bouard: 'Mauthauserr'
, Revue d'Histoire de la Deuxième Guerre Mondiale, 15-16 (juli-sept. 1954), p.