Het is duidelijk dat de meeste Nederlandse politieke gevangenen en uit Nederland gedeporteerden in wat wij de 'derde fase'
uit de geschiedenis
Daar kwamen nog drie, tot de 'derde fase'
behorende verschrikkingen bij: de evacuatietransporten (waarover wij in hoofdstuk 15 meer te schrijven hebben), de overvolte in de hoofdkampen, met name in de quarantaine-afdelingen (men denke aan wat wij schreven over het z.g. Kleine Lager van Buchenwald), en de epidemieën. Vrijwel geen kamp was er dat niet barakken kende waarin vele honderden, nagenoeg aan hun lot overgelaten gevangenen, in de meest ellendige omstandigheden lagen te sterven. Hele kampgedeelten waren er bovendien die, zoals wij schreven, afvalbakken waren geworden van dodelijk verzwakte gevangenen die generlei arbeid meer konden verrichten en voor welker verzorging de SS zich, zelfs als er, zoals bij Bergen-Belsen het geval was, voorraden voedsel en medicamenten in de nabijheid waren, geen enkele moeite getroostte.
Wij hebben getracht van dit alles een zo sober mogelijk overzicht te geven, nagenoeg uitsluitend op grond van naoorlogse relazen van gevangenen en gedeporteerden zelf en van naoorlogse onderzoekingen. Wij zouden dat begrip 'naoorlogse'
willen onderstrepen: vrijwel alles namelijk wat wij in dit hoofdstuk van het lot van de gevangenen en gedeporteerden hebben weergegeven, was in de tijd zelf onbekend - alleen in Zwitserland kregen eind januari, toen daar honderdzes-endertig vrijgelatenen uit Bergen-Belsen arriveerden, sommigen er een eerste, schokkende indruk van hoe onvoorstelbaar er in de kampen werd geleden. Wij herinneren aan de reactie van Gans: 'Tientallen rapporten'
, schreef hij, 'heb ik gelezen over de behandeling en toestand der Joden in de Duitse concentratiekampen. Nu weet ik dat rapporten geen indruk van de situatie geven. Ons voorstellingsvermogen schiet volkomen te kort.'
Er is, menen wij, geen reden om het falen van de Nederlandse regering en haar organen dat wij in de paragraaf'Weinig hulp voor Nederlanders'
schetsten, te vergoelijken: in tegenstelling tot gevangenen van andere nationaliteit hebben de Nederlandse maar heel weinig pakketten ontvangen en de gedeporteerden nagenoeg geen, en voor de voorbereiding van een onmiddellijke hulpverlening ter plaatse en van een snelle repatriëring is een verkeerde opzet gekozen en daaraan is bovendien onvoldoende aandacht besteed. Wanneer men nu ziet, hoeveel moeite de regering en haar organen zich gaven voor de hulpverlening aan de bevolking in de hongerprovincies (wij zullen de voorbereiding daarvan in hoofdstuk 13 beschrijven), dan is het contrast frappant. Maar er was (niet dat zulks voldoende excuus is geweest!) verschil: omtrent de noodtoestanden in de hongerprovincies was de regering ingelicht, tijdig en uitgebreid, en omtrent de veel ernstiger noodtoestanden in de concentratiekampen had zij over het algemeen geen informatie; daarenboven schoot ook háár voorstellingsvermogen volkomen te kort. Daarbij dient men te bedenken dat uit de gehele Europese geschiedenis geen verschrikkingen bekend waren, te vergelijken met die waartoe het in de concentratie- en vernietigingskampen van het Derde Rijk was gekomen.
Rest ons nog, er op te wijzen dat de opperste nood waarin de overlevenden onder de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden verkeerden, ook de Nederlandse illegale groepen onvoldoende voor ogen stond. Wij zullen in het volgende hoofdstuk een beeld geven van de met de bevrijding in verband staande problemen waarmee die groepen, voorzover vertegenwoordigd in de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, zich in de hongerwinter hebben beziggehouden - beziggehouden in en via de namens die commissie optredende Contact-Commissie. Onder die problemen treft men dat van de hulpverlening aan de in Duitsland te bevrijden gevangenen, tot wie talloze makkers uit de illegale strijd behoorden, niet aan. Ja, één briefje is bewaard gebleven dat op die hulpverlening betrekking heeft: een briefje, vermoedelijk in maart '45 in Utrecht door zekere '
ten Have' (wij weten niet wie dat is geweest) ter hand gesteld aan mej. mr. M.Tellegen, lid van het Nationaal Comité
'Voordat u naar Amsterdam gaat, wilde ik u nog het volgende voorstel doen:
Is het niet mogelijk dat, nu het zich laat aanzien dat de vrijwording van ons land niet zo lang meer op zich zal laten wachten, begonnen wordt met de samenstelling van een 'colonne'
die onmiddellijk naar Duitsland vertrekt om voor onze gevangenen aldaar te zorgen? Dit lijkt me iets dat in de eerste plaats de illegaliteit aangaat.'
Mej. Tellegen besprak dit denkbeeld in Amsterdam met Neher (illegale naam: Terborg), voorman van het Nationaal Comité en lid van het College van Vertrouwensmannen. Daarna tekende zij op het briefje aan: 'Terborg: zaak al bekeken v. andere zijde' (daarmee zal wel Londen zijn bedoeld). 'Illegaliteit zo overbelast. Geen nieuwe taak.'
Inderdaad, 'overbelast'
wàs de illegaliteit: met haar pogingen om het moreel van het volk te schragen, de vijand afbreuk te doen, de Geallieerden te helpen, maar niet minder, althans aan de top, met de veelomvattende problematiek van de naoorlogstijd. Die problematiek beschrijvend, verlaten wij (om een in deel8 gebruikte term te herhalen) de 'anti-wereld'
der concentratiekampen - wij keren nu terug naar bezet gebied dat, alle nood ten spijt, toch tot de relatief'normale wereld'
was blijven behoren.