De Nederlandse Handelmaatschappij liet een stroom van waren, in de eerste plaats koffie en suiker, naar het moederland vervoeren die daar geveild en door handelaren verder verkocht werden.' Van de winsten die de handelaren hebben gemaakt, is ons geen schatting bekend - bekend zijn wèl de bedragen die jaarlijks als saldo van de veilingen, het 'batig slot'
, zoals het heette, in de Nederlandse schatkist belandden: tot I870 in totaal f 725 mln. Dat 'batig slot'
liep geleidelijk op van een vijfde tot bijna een derde van de staatsinkomsten, De Nederlandse staat heeft van dit geld niets naar Indië doen terugvloeien (integendeel: de rijksuitgaven daar werden, schrijft de historicus B. H. M. Vlekke, 'beknibbeld en teruggebracht tot het allernoodzakelijkste, zonder enige eonsideratie voor dringende problemen van onderwijs of zelfs voor politieke noden"). De Nederlandse staat heeft alles ten eigen bate aangewend: een deel van de staatsschuld werd afgelost, allerlei accijnzen werden verlaagd, de Twentse textielfabrieken gesubsidieerd, de staatsspoorwegen en nieuwe verdedigingswerken aangelegd en de havens van Rotterdam en Amsterdam verbeterd; tenslotte werden ook de schadeloosstellingen aan de Westindische slaveneigenaren uit het 'batig slot'
geput."