Aan wegverbetering was veel gedaan op Java, op delen van Sumatra, Celebes en Bali en op de tineilanden Banka en Billiton; op Borneo waren slechtsdaar nieuwe wegen aangelegd waar vestigingen van grote ondernemingen waren ontstaan, bijvoorbeeld bij de aardolie-complexen van Tarakan en Balikpapan. Een deel van al die wegen was onverhard: ze werden wel door auto's en autobussen gebruikt maar tropische regenbuien konden dat hoogst bezwaarlijk maken, vooral op bergtrajecten. Van de verharde wegen was een deel geasfalteerd. In '38 was er op Java 9000 km geasfalteerde en 14000 km verharde weg, in de Buitengewesten 4000 km geasfalteerde en 27000 km verharde weg. Nagenoeg al die wegen waren pas na 1870 aangelegd. Er werd in 1940 gebruik van gemaakt door ca. 85 000 motorvoertuigen van welke de helft op Java reed, de helft in de Buitengewesten.