Wij dienen de beweging in de eerste plaats te zien als een tot het oprichten en instandhouden van scholen en van de daarbij behorende kweekscholen. Daar was geld voor nodig; dat geld werd in eerste instantie opgebracht door inheemse handelaren, eigenaren van werkplaatsen en andere meer ontwikkelden die tot de Mohammadijah waren toegetreden." In totaal waren in '40 niet minder dan 1500 scholen opgericht: 800 godsdienstscholen die op een moderne grondslag stonden, 400 'gewone'
scholen voor onderwijs op inheemse, 300 voor onderwijs op Westerse grondslag; van die laatste werden er 140 door het gouvernement gesubsidieerd. Daarnaast richtte de Mohammadijah bibliotheken op alsmede enkele simpele ziekenhuizen, weeshuizen en tehuizen voor blinden, voor ouden van dagen, en voor vrouwen en meisjes.' De beweging verwierp het door traditionele Islamieten gepredikte denkbeeld dat vrouwen buiten het gezin geen taak hadden: zij had niet alleen een grote eigen jeugdorganisatie maar ook een vrouwenorganisatie; deze laatste telde eind '39 meer dan 500 afdelingen.