Zij vloeide in hoofdzaak voort uit het feit dat het gouvernement al sinds verscheidene jaren Thamrin zag als een nationalist die er zozeer van overtuigd was dat Nederland geen wezenlijke concessies zou doen aan de nationalistische beweging dat hij hoop was gaan koesteren op een Japans ingrijpen. Die hoop leefde, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, bij menige Indonesiër - wij haalden toen Sjahrir aan die in augustus '37 had geschreven dat men '
in geheel Indonesië tot in de verst gelegen kampongs vast overtuigd is van de macht der Japanners, en dat de Hollanders daartegen niets, maar dan ook niets hebben in te brengen.' Dat was, zo merkten wij op, te generaliserend gesteld maar veel spreekt er voor dat in elk geval Thamrin van die macht der Japanners overtuigd was - het was dan ook geen toeval dat zijn Parindra, in tegenstelling tot de Gerindo, contacten met Japan geenszins uit de weg ging. Wij herinneren er aan dat, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, Soetomo, toen voorzitter van de Parindra, in '36 Japan bezocht en in een reeks pro-Japanse artikelen verslag deed van zijn ervaringen; voorts, dat een lid van de Parindra, Raden mr. Soedjono, in Tokio docent in het Maleis werd aan de School voor Vreemde Talen; verder, dat van de twee redacteuren van het in Semarang met Japans geld opgerichte dagblad Sinar Selatan één lid van de Parindra was; en tenslotte dat er aanwijzingen waren dat Thamrin en Wirjopranota (een tweede prominente vertegenwoordiger van de Parindra in de Volksraad) betrokken waren geweest bij een mislukte Japanse poging om ook in Batavia een pro-Japans inheems dagblad te doen verschijnen. Wij voegen hieraan toe dat, naar in '39 aan de PID bekend werd, Thamrin in regelmatig contact stond met de hoofdredacteur van het in Batavia verschijnende Japanse dagblad, de Tohindo Nippo.