Telegrafisch bracht van Starkenborgh Jonkmans uitlating ter kennis van Welter, haar 'ongelukkig'
noemend. 'De heer Jonkman'
, tekende de minister op het telegram aan, 'houdt praktisch geen enkele rede zonder de een of andere gaffe! Moeten wij hem hier iets van zeggen?' Degenen die hij raadpleegde, vonden van wèl en van Starkenborgh werd vervolgens gemachtigd, Jonkman mee te delen dat de minister zijn herhaaldelijk in het openbaar gedane 'ongelukkige uitlatingen, gezien zijn positie, (betreurde ).' 3