Toen Japan op 8 december 1941 de slagschepen van de Amerikaanse Pacific-vloot in Pearl Harbor uitschakelde en ter verovering van de Britse basis Singapore een troepenmacht ontscheepte in het zuiden van Thailand en het noorden van Brits-Malakka, was het niet zijn bedoeling om de twee grote mogendheden waaraan het de oorlog verklaarde: de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, volledig te verslaan. De Japanse leiders die het besluit hadden genomen om aan de Tweede Wereldoorlog te gaan deelnemen, beseften dat zij dáár de krachten niet voor hadden. Hun was het er om te doen, het gehele gebied van wat in Japan 'de Zuidelijke Oceaan'
, de Nanjo, heette, in te voegen in het Japanse keizerrijk opdat het een groot deel zou leveren van de grondstoffen, in de eerste plaats aardolie uit Nederlands-Indië, welke de 'Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer'
tot een gebied zouden maken dat in zijn eigen economische behoeften zou kunnen voorzien. Japan was dus uit op een compromisvrede; had het de Verenigde Staten en Groot-Brittannië er eenmaal toe gebracht zich bij zijn veroveringen neer te leggen, dan zou, zo werd vertrouwd, ook de mogelijkheid geschapen zijn, het Chinees-Nationalistisch bewind van generaal Tsjiang Kai-sjek uit te schakelen.