Op politiek gebied zat Japan in zekere zin vast aan de leuzen die het verkondigd had toen het de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Nederland aanviel: die oorlog was voorgesteld als een strijd die de volkeren in de Nanjo moest bevrijden van het blanke gezag - een strijd dus die tegen die blanken, niet tegen de inheemsen gericht was. Een uitvloeisel daarvan was dat de meeste inheemse militairen die krijgsgevangen waren gemaakt, spoedig werden vrijgelaten. Japan kreeg in totaal ruim driebonderdtachtigduizend krijgsgevangenen in handen en van hen kregen van de inheemsen, ca. tweehonderdveertigduizend in totaal, de meesten de gelegenheid om huiswaarts te keren - ruim honderdveertigduizend Amerikanen en Europeanen (in Nederlands-Indië behoorden daar ook de militairen van gemengde afkomst, de Indische Nederlanders,
Birma
Borneo, Brits (Noord-)
Contactraad (later
Filippijnen
'Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer'
Indo-China, Frans
Krijgsgevangenen (Verre Oosten). Geallieer- de
Malakka/Singapore
Mandsjoerije/Mandsjoekwo
Pearl Harbor
Raad voor de Economische ontwikkeling van de Nanjo
Todjo, Hideki
toe) werden vastgehouden. Van politieke concessies aan de inheemsen was aanvankelijk geen sprake. Integendeel: het hoofdkwartier van het japanse Vijf-en-twintigste Leger stelde in april '42 opnieuw op schrift dat de twee door dat leger bestuurde gebieden: Sumatra en Malakka, uiteindelijk bij japan zouden worden ingelijfd - die gebieden, waarvan Sumatra vooral door zijn aardolie en Malakka door zijn rubber voor japan van belang was, werden aangeduid als 'de kernzone in de plannen van het keizerrijk voor het Nanjo--gebied.' 1 Vier maanden later, in augustus '42, werden in een eveneens van het hoofdkwartier van het japanse Vijf-en-twintigste Leger uitgaand stuk" 'de doelstellingen van de centrale autoriteiten'
(d.w.z. van de autoriteiten in japan) als volgt weergegeven: