In het beleid dat de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog in Azië hebben gevoerd, vallen drie dingen op: ten eerste, hoe weinig oprechte steun zij in de meeste door hen bezette gebieden hebben ontvangen bij hun streven, een 'Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer'
te vormen, ten tweede, hoe hol dat beleid was, voorzover het er op was gericht onafhankelijke staten te doen ontstaan, en ten derde, in hoeveel gebieden het gekomen is tot daadwerkelijk verzet tegen de Japanners, al of niet in samenwerking met de Geallieerden en in elk geval steeds als een vorm van steunverlening aan dezen.
Wat het eerste betreft: er is geen gebied geweest waar de inheemse bevolking, ook als delen er van de Japanners bij hun komst als bevrijders hadden begroet, niet na betrekkelijk korte tijd gevoelens van afkeer jegens hen ging koesteren. Het optreden van de Japanners was overal even arrogant en van de hogere beschaving die zij beweerden te bezitten, merkte men niets. Integendeel: hun militairen gingen zich menigmaal aan gruwelijke wreedheden te buiten en voor lichte vergrijpen waren als straf lichamelijke tuchtigingen schering en inslag - aan dergelijke tuchtigingen was de Japanner van j ongsaf gewend maar zij pasten niet in het cultuurpatroon dat men in de Nanjo aantrof. Daar kwam bij dat, als gevolg van de oorlog en de Japanse vorderingen van levensmiddelen, het voorzieningspeil van de inheemse bevolkingen overal daalde. Geen 'Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer'
, maar een Groot-Oost-Aziatische Armoedesfeer werd door de Japanners geschapen. Behalve misschien in Frans-Indo-China ontpopten zij zich overal als hardere meesters dan de Europeanen en Amerikanen waren geweest die zij verdreven hadden. Vooralook de op grote schaal ingevoerde gedwongen arbeid wekte sterke
Het Japanse beleid om in het door hen beheerste gebied onafhankelijke staten te doen ontstaan, mag men hol noemen omdat het verlenen van werkelijke onafhankelijkheid nimmer in japans bedoeling heeft gelegen: het was een beleid dat in Japan, in de betrokken landen en in de wereld van Japans tegenstanders een propagandistisch effect beoogde maar bij de Japanners-zelfhet gevoel van eigen superioriteit niet wegnam en dat die 'onafhankelijkheid'
dan ook steeds wilde combineren met voortzetting van een dominerende Japanse invloed. Noch in Birma, noch op de Philippijnen, noch in Nanking-China is van een werkelijke onafhankelijkheid sprake geweest - zeker, het bewind van Ba Maw in Birma, dat van Laurel op de Philippijnen en dat van Wang in China zijn zich te buiten gegaan aan pro-japanse uitlatingen (in Nederlands-Indië geldt voor Soekarno en anderen hetzelfde) en hebben het zelfs tot oorlogsverklaringen aan Groot-Brittannië en de Verenigde Staten laten komen, maar dat heeft er niet toe geleid dat zij meer feitelijke steun gegeven hebben aan de Japanse oorlogvoering. Die oorlogsverklaringen waren een gebaar, even hol als het Japanse 'onafhankelijkheids'
-beleid, in welk kader zij afgedwongen werden. Japan heeft met dat beleid zijn positie tijdens de oorlog niet weten te versterken en ook de Japanse verwachting, neergelegd in het door ons aangehaalde, uit juli' 44 daterende stuk met betrekking tot de mogelijke '
onafhankelijkheid' van Oost-Indië: 'dat Japan er een vaste basis zou verwerven waarvan het in de toekomst gebruik zou kunnen maken in zijn strategie-op-Iange-terrnijn voor het zich weder oprichten van het Japanse keizerrijk'
, is niet verwezenlijkt; los nog van het feit dat er van dat 'zich weder oprichten'
in de oude, imperialistische vorm geen sprake is geweest, hebben de jaren van de Japanse bezetting in China (alsook in Korea) en in de landen van de Nanjo bij velen een diepe wrokjegens Japan gewekt, niet wezenlijk verschillend van die welke in de bezette landen van Europa gewekt is door NaziDuitsland.
Over Nederlands-Indië hebben wij nog iets toe te voegen en wel dat er in de Nanjo geen gebied is geweest waar de verwezenlijking van de politieke aspiraties van de inheemse politieke elite die zich althans uiterlijk aan Japans zijde schaarde, zo onzeker is geweest. Had Japan zich kunnen handhaven en zouden als gevolg daarvan aan de top van het keizerrijk de machtsposities van de Japanse leger- en van de Japanse marinestaf zijn versterkt, dan zou Indië, naar men moet aannemen, een's hulpbronnen - zij zijn het geweest die de Contactraad te Tokio op 3 I mei '
43 tot het (geheim gehouden) besluit brachten dat Indië, aan welks bevolkingbij die gelegenheid slechts 'deelneming aan het bestuur'
werd toegezegd, bij Japan zou worden ingelijfd. De verzwakking van Japans militaire positie noopte nadien Japans heersers, toch de weg te volgen die tot Indië's '
onafhankelijkheid' zou leiden - een '
onafhankelijkheid' evenwel die geenszins aan de wensen der Indonesische nationalisten tegemoet kwam: het laatste besluit dat, op 17 juli '45, terzake door de Opperste Oorlogsraad in Tokio genomen werd, hield in dat geen eenheidsstaat Indonesië zou worden opgericht maar een federatieve staat, 'Oost-Indië'
; de datum van oprichting van die staat werd geheel in het midden gelaten en de militaire autoriteiten in de Nanjo aan wie de realisering van het genomen besluit werd opgedragen, waren op de dag waarop Japan capituleerde, niet verder gekomen dan dat de Commissie tot onderzoek van 'de onafhankelijkheid van Oost-Indië'
in een tot voorbereiding daarvan was omgezet, dat die nieuwe commissie op 18 augustus geïnaugureerd zou worden en dat vastgesteld was dat Java, onder strikt Japans toezicht, vermoedelijk op 7 september '45 als eerste gebiedsdeel '
onafhankelijk' zou worden; ook Java zou dan aan GrootBrittannië en de Verenigde Staten de oorlog moeten verklaren. Tot dat absurde gebeuren is het niet meer gekomen.
Het is wellicht vooral de opvallende terughoudendheid in het Japanse beleid met betrekking tot Indië geweest die Soekarno gestimuleerd heeft tot, zoals nog blijken zal, excessief pro-Japanse en anti-Geallieerde uitlatingen - geen nationalistische voorman in de landen van de Nanjo heeft zozeer zijn best gedaan om bij de Japanners de indruk te wekken dat hij voor hen een betrouwbare bondgenoot zou zijn. Hij wedde daarmee op het verkeerde paard. Indonesië's toekomst verbond hij aan die van een grote mogendheid die de oorlog zou verliezen een mogendheid bovendien die juist niet het Indonesië wilde doen ontstaan dat hèm als ideaal voor de geest stond.
Nu het derde punt waarbij wij nog wilden stilstaan: dat het in zoveel
Nederlands-Indië ontbreekt in deze opsomming. Was er dan geen daadwerkelijk verzet? Ja. In ons vorige deel wezen wij er al op dat kleine detachementen van het Knil op Java (daar samen met Britse en Austra'43-'
44 in enkele districten een soort volksopstand, vooral uit weerzin tegen de Japanse rijstvorderingen. en begin '45 een kortstondige anti-Japanse rebellie van een eenheid van een van de door de Japanners opgerichte hulpkorpsen en tenslotte midden '
45 twee kleine plaatselijke opstanden in Atjeh. Pogingen om van Ceylon uit geheime verbindingen met Sumatra op te bouwen zijn tot in de zomer van '45 mislukt. Pogingen om van Australië uit dergelijke verbindingen met Java, het belangrijkste eiland in de archipel, op te bouwen zijn tot het einde toe mislukt - wèl is de Nederlandse geheime dienst van Australië uit er in '44-'
45 in geslaagd, in het oosten van de archipel enkele operaties te ondernemen waardoor tenslotte een klein net van Coastu/atchers ontstond.
Wij vragen speciale aandacht voor onze nu volgende conclusie; zij luidt: het totale beeld dat Nederlands-Indië biedt, verschilt wezenlijk van dat van alle andere landen in de Nanjo en zulks vooralomdat het van de inheemse wereld uit (de inheemsen vormden 98 % van de bevolking) niet tot daadwerkelijk verzet van betekenis tegen de Japanners is gekomen en omdat de Nederlandse geheime diensten van Ceylon en Australië uit er de gehele oorlog door niet in zijn geslaagd, vaste verbindingen op te bouwen met de grote eilanden.
De talrijke mislukte operaties van die geheime diensten zullen wij in ons volgende deel beschrijven - dit deel wijden wij verder aan wat in dat van de Geallieerde wereld zo opvallend geïsoleerde Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting is geschied.