Het departement van marine achtte .het nodig, voor de door de marine bestuurde gebieden ook nog eigen richtlijnen uit te geven. Zij werden neergelegd in een stuk d.d. 14 maart '421 waarin o.m. opgemerkt werd dat inheemse hoofden en ambtenaren 'die een oprecht verlangen tonen om met Japan samen te werken'
, zoveel mogelijk ingeschakeld moesten worden, Nederlanders 'en andere buitenlanders'
evenwel slechts 'in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer hun werkzaamheid een groot voordeel is om de inheemse bevolking te besturen'; dat er zo weinig mogelijk contact moest zijn tussen Japanse burgers en de plaatselijke bevolking; dat 'voorlopig'
niet ingegrepen moest worden in inheemse gebruiken; dat 'nationalistische bewegingen niet aangemoedigd'
moesten worden (het adjectief 'voortijdig'
werd, zoals wij al opmerkten, weggelaten); dat 'met uitzondering van diegenen die oprecht met ons samenwerken'
, deportatie 'en andere gepaste maatregelen'
moesten worden toegepast op burgers van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Nederland 'en andere vijandelijke landen'
; dat de normale rechtspraak moest worden voortgezet, met dien verstande dat een Japanse militaire rechtbank jurisdictie zou hebben over ingezetenen die de bepalingen van verordeningen of andere regelingen van de marinebevelhebbers zouden overtreden; dat de bestaande politie moest worden ingeschakeld voor het bewaren van rust en orde; dat de bestaande gebruiken en godsdiensten, speciaal de Islam, geëerbiedigd dienden te worden; dat bij het onderwijs vooral aandacht moest worden besteed aan het technische onderwijs en dat de kennis van de Japanse taal en van de Japanse cultuur moest worden verbreid; dat de leiding van de aardolieen van de steenkoolproductie aan de marine moest worden toevertrouwd
Aardolie (produktie, insrallaries)
Borneo
Indonesisch narionalisrne
Onderwijs (Nederlands-Indië)
Steenkool
en dat belangrijke buitenlandse ondernemingen, met uitzondering van die welke het eigendom waren van burgers van Duitsland, Italië en hun bondgenoten 1, onder beheer gesteld dienden te worden; dat de plaatselijke Japanse garnizoenen prioriteit moesten hebben bij de verdeling van de visvangst; dat Japanse handelaren geleidelijk toegelaten moesten worden; dat de handel en de prijzen onder controle gesteld dienden te worden en de lonen zo laag mogelijk gehouden; en, tenslotte, dat 'vijandelijke onroerende goederen'
onder beheer genomen dienden te worden en hun eigenaren gecompenseerd, 'teneinde hen te helpen, hun minimum-kosten van levensonderhoud te bestrijden'.