Dat laatste zinde noch de Kenpeitai, noch het Japanse militaire bestuur. De Kenpeitai ging in de residenties Cheribon en Tjilatjap tot de opheffing van de AAA-afdelingen over en toen aan het militaire bestuur van Java bleek dat noch het Vijf-en-twintigste Leger op Sumatra noch het marinebestuur op Borneo en in de Grote Oost ook maar een moment van zins was, de AAA-actie over te nemen, begon men in Batavia te beseffen dat de AAA-beweging niet het geëigende middel was om de volksmassa's op Java in een verband bijeen te brengen waar Japan invloed op zou kunnen uitoefenen. Buiten de steden, in de dessa's, had men van die AAA-beweging trouwens niet zoveel gemerkt en in de steden was bij velen van de politiek bewuste Indonesiërs een zekere weerzin tegen de beweging ontstaan omdat zij, al deed zij zich als een algemene beweging voor, onder Japans toezicht door voormannen van de Parirtdra werd
'AAA-actie'
Cheribon
Djokjakarra
Kenpeitai (op Borneo en in de Grote Oost
Partai Indonesia Raya (Parindra)
Propaganda, Japanse
Tjilarjap
geleid. Daar kwam nog bij dat de mate waarin de beweging met haar drie leuzen Japan verheerlijkte, in schril contrast stond met de afkeer van de Japanse dwangmaatregelen die bezig was te ontstaan. De Japanner Mijosji, lid van de staf van kapitein-ter-zee Maeda, schreef later dat de AAA-beweging de bedoeling had gehad, 'aan het volk op Java een organisatie te schenken die het mogelijk zou maken, hen tot medewerking te brengen en bij te dragen tot een van boven af geleide unificatie' 1, maar al in de tweede helft van '42 werd duidelijk dat die beweging niet recht van de grond kwam. Zij werd, nadat voorzitter Samsoeddin op vermoeden van malversaties was gearresteerd, op 13 oktober ontbonden.