Wat het aan het werk zetten vanjongens en mannen betreft: in '44 en '
45, aldus Reid, 'the Japanese imposed a scale of forced labour on the Achinese before which the hated herendiensten of the
'Kompenie'
paled into insignifi cance' ': alle jongens en mannen van zestien tot vijf-en-veertig jaar moesten, opgeroepen door de inheemse bestuurders, elke maand twee weken zwoegen. Wie wegbleef, kreeg twintig jaar gevangenisstraf. De inheemse bestuurders zaten, aldus Panglima Polem, 'tussen hamer en aambeeld. Toonden zij medelijden met hun mensen, dan werden zij door de Japanners gestraft en als zij de Japanse bevelen uitvoerden, werd de bevolking onderdrukt. Hun werk was van haat omgeven.'
2