Heeft men dus wat de cijfers voor de Europese militairen betreft, vaste grond onder de voeten, zodra men zich verder waagt, komt men in een moeras van onzekerheid terecht: nauwkeurige gegevens voor de inheemsen onder de militairen van de Koninklijke Marine en van het Knil ontbreken. Dit was, wat de varende eenheden van de marine betreft, maar een kleine groep, maar voor het Knil gold dat niet: het telde in de Japanse invasiemaanden in totaal ca. 65 000 militairen (van wie ca. 800 sneuvelden) en onder dezen bevonden zich ca. 23200 inheemsen van verschillende landaard. In '37 hadden tot het Knil bijna 13 000 Javanen, bijna 2 000 Soendanezen, ruim 5 000 Menadonezen, ca. 4 000 Ambonnezen en
Afvoer- en Vernielingskorpsen (Knil)Koninklijke Marine (m.b.t. Ned.-Indiƫ)MenadonezenReservekorps (Knil)SoendanezenZwitser, H. L.KRIJGS GEV AN GENENruim 1000 Timorezen behoord, bij elkaar ca. 25 000 inheemsen. Dat totaalcijfer is in de Japanse invasiemaanden dus iets lager geweest en wij weten niet hoe toen de verdeling naar de verschillende landaarden was. Er zijn overigens zeker niet ruim 23 000 inheemse militairen in Japanse handen gevallen: zowel in de Buitengewesten als op Java zijn na de landingen van de Japanners vele inheemsen gedeserteerd - hoevelen krijgsgevangen werden gemaakt, is niet bekend. Van die krijgsgevangenen zijn de Javanen en Soendanezen spoedig vrijgelaten, maar de Japanners hebben aanvankelijk de meeste Menadonezen, Ambonnezen en Timorezen vastgehouden. Hierbij merken wij nog op dat de Japanners vrij spoedig een scheiding hebben aangebracht tussen de Europeanen (Nederlanders en Indische Nederlanders) en de inheemsen onder de krijgsgevangenen en in Bandoeng bovendien tussen de Nederlanders en Indische Nederlanders onder hen. Wij laten nu verder in deze inleiding de inheemsen terzijde -later in dit hoofdstuk komen wij op hen terug.