De vijftienhonderd Nederlanders en Indische Nederlanders bereikten op 25 mei een kustgedeelte bij Tavoi dat een natuurlijke haven was, en werden er drie dagen later gedebarkeerd, waarna zij onder stokslagen vier uur lang voortgedreven werden naar, zo noteerde in zijn dagboek een Nederlandse veldprediker, ds. C. Mak, 'een soort veekraal vol drek van dysenteriepatiƫnten'
.' Twee dagen later moesten zij naar Tavoi marcheren: een afstand van 33 kilometer. 'Bedekte lucht, 's middags stortbuien; ellendig, maar volgehouden met gebed. Zieken geslagen, uitvallers mishandeld ... Doodmoe ... Geen eten ... Voor allen zware avond, doornat ... Geruchten!'?
Op I juni vond het vertrek van de eerste groep plaats die het vliegveld bij Tavoi moest gaan aanleggen. Er werkten daar ook Australiƫrs; van dezen waren acht er vandoor gegaan maar zij waren door Birmanen tegen een geldelijke beloning aan de japanners uitgeleverd en door dezen doodgeschoten. 'Overal ziekte, slapte', noteerde ds. Mak op 9 juni.' '
Rijst te weinig, geen suiker, geen zout.' De hongerziekte deed haar intrede 26 juni: