Daar kwam dan nog bij dat al die arbeid moest worden verricht onder ongunstige klimatologische omstandigheden. In Birma en Thailand waait van april tot september de zuidwest-moesson die, komend uit de Indische Oceaan, tropische regens met zich brengt: soms regent het drie etmalen achter elkaar en er kan in een maand twee meter regen vallen I; de rivieren worden dan wilde stromen, de bodem wordt overal een diepe modderpoel en er hangt een atmosfeer als in een broeikas. Van november tot maart evenwel waait de wind uit de berglanden van Centraal-Aziƫ; dan staat er overdag een blakerende zon en kan het 's nachts koud zijn (6 graden boven nul is dan normaal). In de twee kenteringen is er weinig wind, maar dan is de warmte bij uitstek drukkend.