'midden in de wildernis, op de verjaardag van koningin Wilhelmina, als slot van een enigszins nationaal gekleurd cabaretprogramma. Het publiek was in zo'n uitgelaten stemming gekomen, dat men, toen het lied uit was, opeens het streng verboden Wilhelmus begon te zingen. Hans van Heusden, mijn begeleider, Jan van Bennekom, een jongen met een goeie zangstem, en ik stonden aan de grond genageld van het kleine, wankele toneeltje ... Van Heusden wist na afloop nog net te ontkomen, maar van Bennekom en ik liepen recht in de armen van de Japanse Number One van het kamp die een soort zenuwtoeval nabij was van woede. Ik had nog net tijd om 'Herfst in Europa'
uit mijn grote liedjesboek te scheuren ... maar toen moesten we onverwijld mee naar het Japanse kantoor, waar nu juist die ene sergeant van het Nippon-leger zat die het hele geval hoegenaamd niet belangrijk vond.' 1