Nog voordat het leger voor de interneringskampen verantwoordelijk werd, waren de kampen op Oost-Java al opgeheven en zaten de vrouwen en kinderen allen in kampen op Midden- en West-Java, de mannen allen op West-Java op de hoogvlakte van Bandoeng. Het leger ging in '44 en '
45 tot nieuwe verplaatsingen over. Het aantal vrouwenkampen werd beperkt (de gehandhaafde kampen werden dus voller), alle mannen boven de zestig en alle jongens van elf jaar en ouder werden (West-Java) naar de mannenkampen of (Midden-Java) naar aparte kampen overgebracht in Semarang en Ambarawa (zie voor alle plaatsen op Java die wij noemen, kaart XVI op de pag.'s 640-641). Naar Semarang en Ambarawa werden evenwelook chronische patiënten en ernstig zieken uit de karnpen op de hoogvlakte van Bandoeng getransporteerd - andere patiënten en zieken in mei '45 naar ziekenkampen bij Bandoeng en Batavia. Zit er een lijn in al deze verplaatsingen? Vermoedelijk deze dat de Japanners alle mannen van wie ze geen gevaar duchtten, concentreerden bij Java's noordkust waar ook de vrouwenkampen gelegen waren, de grootste in Batavia en Semarang, en dat zij de mannen die door hen als potentiële helpers van de Geallieerden gezien werden, in het binnenland vasthielden. De prominenten onder die mannen (de bestuursambtenaren met de rang van assistent-resident of hoger) hadden zij van meet af aan als een aparte groep behandeld: zij waren in '42 mèt anderen opgesloten in de Struiswijk-gevangenis te Batavia en midden '
43 in de Soekamiskingevangenis bij Bandoeng en zij werden in '44 in het door de krijgsgevangenen verlaten Knil-kampement Baros (Tjimahi) opgesloten. Wij komen op die groep der prominenten nog terug.