Dit alles betekende dat Helfrich weinig te doen kreeg. 'In feite'
, zo constateert de marinehistoricus K. W. L. Bezemer, 'was de BSO in Colombo niet veel meer dan een papieren admiraal ... Zelfs bleef hij als regelonkundig van voorgenomen operaties, hetgeen hem bijzonder dwars zat."
Waarom werd Helfrich meestal buiten de operationele plannen gehouden? Was dat louter en alleen een zaak van normale geheimhouding? Neen. Een belangrijke bijkomende reden was dat in hoge Britse en, in versterkte mate, in hoge Amerikaanse marinekringen de opvatting be
Celebes (Sulawesi)
Ceylon (thans Sri Lanka)
Helfrich. C. E. L.
Mook, H. J. van
stond dat hij de zeestrijdkrachten van Abda-Command nodeloos zware verliezen had doen lijden. Aan die verliezen bleef trouwens ook hij zwaar tillen. De 'ruwe zeebonk'
, waarvoor hij door velen werd gehouden, was in werkelijkheid een gevoelige man, die bij tijd en wijle gekweld werd door de vraag of zijn beslissingen wel verantwoord waren geweest, alsook door de scheiding van zijn vrouwen kinderen die hij op Java had moeten achterlaten. Zelfs de overtuiging dat hij in's lands belang had gehandeld, kon hem dan niet helpen. Was hem een nuttige taak toebedeeld, dan had hij zijn gedeprimeerdheid wellicht kunnen overwinnen, maar het werk dat hij te doen kreeg, kon hij niet als zinvol zien. 'Ik mag alleen maar '
administreren", klaagde hij in '43 in een brief aan de Nederlandse marine-attaché in Washington.'