Onder die uit Indië ontkomen Nederlanders waren er twee die in Indië op Intelligence-gebied actief waren geweest of met bepaalde aspecten daarvan te maken hadden gehad: Lovink, die de Japanse spionage bestreden had en in dat kader nauw met de Britse alsook met de Amerikaanse en de Franse Intelligence had samengewerkt, en Warners die ir. Jansen opdracht had gegeven, bruikbare zenders te construeren. Ook bevond zich in Australië kapitein-luitenant-ter-zee G. B. Salrn, die in februari '4 I door Helfrich als verbindingsofficier naar Melbourne was gezonden en die daar veel contact had gehad met de Intelligence-afdelingen van de Australische hoofdkwartieren. Warners nu was er vrijwel onmiddellijk
Combined Chieft Of Stoff
Egerton Mort, G .• 11c
Geheime diensten (in Australië en op Ceylon), 11c
Geheime diensten (in Engeland), 11c
Helfrich. C. E. L.
Interallled Services Department (lSD). 11c
Jansen, J.
Lovink, A. H. J.
Mook, H. J. van
Salm, G. B.
South- West Pacific Area (SWPA), 11c
na zijn aankomst voor gaan zorgen dat de daar gevestigde NederlandsIndische autoriteiten de beschikking zouden krijgen over een eigen sterke zender; deze was in de eerste plaats nodig om codetelegrammen te wisselen met de zender die Helfrich op Ceylon had kunnen installeren (een van de daar aankomende schepen had een zendinstallatie van de Koninklijke Marine uit Indië meegenomen) - voor verkeer met Helfrich moest aanvankelijk gebruik worden gemaakt van zenders van de Australische strijdkrachten en dat was evident ongewenst. Toen nu vaststond dat Warners naar Londen zou vertrekken, werd de opdracht om voor een zender bij Melbourne te zorgen aan een verbindingsspecialist van de Koninklijke Marine gegeven, luitenant-ter-zee eerste klasse J. J. Quéré - onder diens verantwoordelijkheid kwam die zender door de bemoeienissen van ir. Jansen tot stand; hij werd in juli '42 in gebruik genomen.