Wèl van belang leek wat in januari '44 bericht werd door vier uit de Oostelijke Molukken afkomstige Indonesiërs", door zeven krijgsgevangenen (van onbekende nationaliteit) en door één Javaan en één Madoerees die door een Geallieerd oorlogsschip van een Japans vissersvaartuig waren gehaald. Van der Plas seinde begin februari uit Australië aan van Maak dat de Japanners 'in oosthelft Archipel''barbaars' optraden en dat de gevolgen daarvan niet waren uitgebleven: 'bevolking ... ziet reikhalzend uit naar bevrijding' (die laatste bijzonderheid werd door van Maak
AdmiraltyEgerton Mort, G .• 11cGuerrilla-activiteiten (Ned.-Indië)Internering, in Nederlands-Indië, van ChinezenKesilirKrijgsgevangenen (Verre Oosten). Geallieer- deMolukkenNetherlands-Indies Government Information Service (Nigis)M EDE D E Lr N GEN V A N B E V R IJ DENonmiddellijk aan de koningin doorgegeven). Over Java berichtte van der Plas dat de Japanners daar een 'uiterst straf bewind' voerden, dat de 'economische toestand veel ernstiger is dan vermoed' ('kleding is vrijwel niet te krijgen ... de armoede is ontstellend'), dat 'beïnvloeding jeugd' door de Japanners 'op den duur waarschijnlijk' was en dat er sprake was van 'waardering voor het feit dat de Japanners systematisch Indonesiërs opleiden tot verantwoordelijke ambten ... en voor het ontbreken van rassenwaan."