Inmiddels was in overleg met Pelt besloten, van Bovene uit Australië te verwijderen: hij zou als persattaché verbonden worden aan de pasgeopende ambassade te Tsjoengking. Nog voor hij via Ceylon daarheen was vertrokken, drong tot de Nefis door dat hij met een onderofficier van een Nederlandse onderzeeboot over de geheime landingsoperaties had gesproken en zich door de Haas had laten vertellen van diens ervaringen op Java voor zijn ontsnapping. Het gevolg was dat toen van Bovene en zijn vrouw in november '43 in Perth arriveerden met de trein uit Melbourne (een passagierstrein die eenmaal per week reed), zij op hun hotelkamer gefouilleerd werden door een officier van de Nefis die vergezeld werd door twee functionarissen van de Australische Security Ser vice, dat ook hun kamer werd doorzocht en dat tenslotte hun bagage die in Fremantle al aan boord was van het schip dat hen naar Ceylon zou brengen, grondig werd bekeken. De Nefis-officier beweerde dat hij wilde controleren of van Bovene militaire geheimen het land uit wilde smokkelen - waarschijnlijker is dat hij opdracht had, te onderzoeken of van Bovene aantekeningen meenam waarin hij zijn kritische observaties over handel en wandel van de Commissie had neergelegd. Er werd niets bezwarends gevonden, maar van Bovene en zijn vrouw waren door het onderzoek zo diep geschokt dat zij de boot naar Ceylon zonder hen lieten vertrekken en zelf per trein naar Melbourne terugkeerden. Van Bovene wilde maar één ding: nagaan waarom hij als potentiële verrader behandeld was en protest aantekenen tegen de ondervonden behandeling. Hij had geen succes: nu verweet van der Plas hem dat zijn contact met de marine-onderofficier en met de Haas een ongeoorloofd karakter had gedragen.