De twintig Indonesiërs die, vergezeld door een Indonesische arts, Raden Ma'rnoen ar-Rasjid Koesoemadilaga, naar Brits-Indië werden overgebracht om daar door SOB te worden opgeleid (de oorspronkelijke bedoeling was dat zij zich op Sumatra zouden vestigen om te bevorderen dat vandaaruit grote hoeveelheden rubber elandestien naar Ceylon zouden worden getransporteerd), vielen tegen. Geen hunner sprak Engels en er waren analfabeten onder die men slechts met moeite iets kon bijbrengen. Van vijf van de twintig kwam na enkele maanden vast te staan dat zij volledig onbruikbaar waren - samen met drie Maleiers werden zij, mèt alle kennis van de SOB-opleiding en mèt slechte herinneringen 19
Ambon
Hardacre, Pitt, 11c
Mekka
Mook, H. J. van
Pitt Hardacre, 11c
DE EERSTE GROEP ASPIRANT-AGENTEN UIT MEKKAdaaraan, naar Mekka teruggestuurd (welk effect dat had, komt later in dit hoofdstuk aan de orde). Er bleven toen in Brits-Indië vijftien voor Sumatra gerecruteerden achter: vier afkomstig van dat eiland, twee van Banka, vier van Java, twee van Borneo, twee van Timor, één van Bali. Of van die vijftien ook maar één voor het werk van de geheime diensten is gebruikt, weten wij niet - over de drie-en-twintig (Maleiers èn Indonesiërs) die na het vertrek van de acht overgebleven waren, schreef Hardacre in juli '43 aan van Mook dat veertien al een cursus volgden in propaganda en dat vijf als marconist werden opgeleid. Van Deinse was minder enthousiast: hij berichtte in oktober '43 aan van Maak, dat de resultaten die bij de opleiding van de vijftien resterende Indonesiërs waren bereikt, slechts' moderately satisfactory' waren ('a limited number of them have been doing quite wel! but even with those we found that their mental capacity is very limited'1) en aan de Enquêtecommissie zei hij: 'Het hele gezelschap, hetwelk uit Mekka is gekomen, heeft tot een grote teleurstelling geleid en wij waren tenslotte blij dat wij ze kwijt waren."
Wat met de betrokkenen is geschied, weten wij niet.