Wij vermeldden in hoofdstukdat begin maartuit Engeland op Ceylon de voorhoede aankwam van het voor de strijd op Java bedoelde deel van de Irene-brigade: negentien officieren, onder wie vijf van het Knil, vijf-en-zestig onderofficieren en korporaals, zeventig soldaten. Van die honderdvier-en-vijftig militairen werden er veertien naar Cairns in Australië gezonden, ca. zestig gingen naar Engeland scheep en ca. tachtig bleven in hetDie tachtig werden naar een SOE-kamp gebracht, waar echter bleek dat slechts omstreeks veertig voelden voor een opleiding alsZij die zich daar niet geschikt voor achtten, werden bij de gronddienst van hetvan de Marineluchtvaartdienst op Ceylon ingedeeld - de anderen gingen het Z.g.Korps Insulinde21Blieck, P. A. deCairins, 11cFurstner,J. Th.Helfrich. C. E. L.Mollinger, F.DE GEHEIME DIENSTENvormen dat onder commando kwam te staan van majoor Mollinger; deze had op de in het Indian War Theatre aanwezige hogere officieren van SOE een uitstekende indruk gemaakt. Onder de ca. veertig man die hij op Ceylon onder zijn bevelen kreeg (daar werd de elders begonnen opleiding voortgezet), waren evenwel maar weinigen die Indonesisch kenden of ooit op Sumatra waren geweest. Het Korps Insulinde als zodanig was dus wèl geschikt voor een Commando-aanval, maar die zou pas zin hebben als inleiding tot grotere operaties waartoe in het Indian War Theatre niet de krachten aanwezig waren. Van Mook achtte het dan ook zinloos, 'special operation groups' te vormen voor een inzet op Sumatra; 'het wil mij voorkomen', schreef hij eind juli '42 aan Furstner, de Algemeen Bevelhebber, 'dat de eventueel te behalen successen niet zullen opwegen tegen de inzet' - hem leek het beter, alle bruikbare krachten naar Australië te zenden.' Furstner verwierp dat advies en het Korps Insulinde werd, tot van Mooks ergernis, op I augustus '42 opgericht. Er waren toen bij dat korps slechts twee officieren die althans Atjeh goed kenden: kapitein H. C. G. Pel en luitenant W. J. Scheepens, die beiden in Atjeh hadden gediend.