Niet honderdvijf-en-twintig, laat staan vijfhonderd recruten kregen Abdoelkadir en Pitt Hardacre in Mekka en Djeddah bijeen, doch slechts zeven-en-twintig (tot wie vier van de vijf Indonesiërs behoorden die wegens ongeschiktheid voor het geheime werk uit Brits-Indië waren teruggestuurd). Van die zeven-en-twintig waren vier bereid naar Ceylon te gaan om bij de operaties ter verkrijging van clandestiene rubber te worden ingeschakeld (die operaties werden spoedig gestaakt), de drieen-twintig overigen zeiden dat zij uitsluitend naar Australië wilden vertrekken - daarbij was van belang geweest dat zij uit de brieven van de eerste groep bedevaartgangers vernomen hadden dat dezen in Australië veel propaganda hadden kunnen maken voor de Islam. Of die drieen-twintig daar dan als geheime agenten konden worden opgeleid, was de vraag: Abdoelkadir had geen enkele candidaat kunnen vinden die geschikt was voor het intelligence-werk dat van Ceylon uit werd ondernomen - maar misschien behoorden tot deze groep (de vier die naar Ceylon hadden willen gaan, werden er bij nader inzien aan toegevoegd) personen die Captain Kendall als zogenaamde handelaren naar Java kon sturen, zoals hij al met twee uit de eerste groep bedevaartgangers had gedaan. Hoe dit zij, de zeven-en-twintig recruten (twee Javanen, zeventien Sumatranen, twee man uit Borneo, één uit Celebes, één Ambonnees