Eerder vermeldden wij dat de eerste, onduidelijke radioberichten waarin van een Republiek Indonesië sprake was, van Mook niet in hoge mate verontrustten - wel gaf Soekarnos (door de Japanners toegelaten) radiotoespraak van 23 augustus hem de indruk dat op Java verzet zou worden geboden, maar hij verwachtte niet anders dan dat daar spoedig een einde aan zou worden gemaakt. De uitgewerkte tekst deed van der Plas een memorandum opstellen waarin deze schreef over 'buitengewoon gevaarlijke propaganda die stellig diepe indruk [zou] maken op het volk en vooral op de jeugd"; maar van Mook tekende op de tekst slechts aan': 'De laatste wanhoopskreten van een zich verloren wetende Soekarno'
." Met dat al: er moesten tegen Soekarno en zijn naaste volgelingen maatregelen genomen worden. Van Mook stelde een proclamatie op, uit te geven zodra hij in Batavia was teruggekeerd, waarin o.a. verklaard werd dat niemand de consignes van de leiders van de Republiek mocht opvol
1 Getuige N. S. Blom, a.v., p. 1485. 'Getuige van der Plas, a.v., p. 1378. 3 A.v. 4 Hoe de Nefis in de tweede helft van augustus de Republiek Indonesië beoordeelde, weten wij niet, wèl dat op 10 september een rapport werd opgesteld, waarin gezegd werd: 'Na de terugkeer van het Nederlandse gezag in Nederlands-Indië zal de Soekamo-Republiek spoedig verdwenen zijn.'
(exemplaar van het rapport in ARA, Alg. Seer., Eerste zending, II, 17)
'collaboratie'
in de zin van 'feitelijke samenwerking'
) zouden worden gevolgd. 'Daarbij zou'
, seinde hij op 25 augustus aan Logemann',
'naar mijn mening verschil gemaakt moeten worden tussen
I. hen, die de belangen der bevolking met gevaar voor zichzelf tegenover de japanners hebben verdedigd. Zij zullen beloond worden;
2. hen, die in de eerste -plaats de belangen der bevolking op het oog hadden bij hun samenwerking met de japanners. Zij hoeven niet bevreesd te zijn, ook al stonden zij een andere politiek voor dan wij;
3. hen, die's vijands zijde uit vrije wil kozen, en door wie aan de oorlog actief werd deelgenomen en dit deelnemen positief bevorderd werd. Zij moeten eveneens gestraft worden, maar hierbij zalonderscheid tussen voormannen en meelopers gemaakt moeten worden en de mogelijkheid van intirnidatie in aanmerking genomen moeten worden;
4. hen, die tegen goederen of personen misdrijven begingen en hun straf uit dien hoofde moeten ondergaan'
welnu:
'Hatta en Soekarno, waarvan laatstgenoemde in zijn jongste redevoering de bevolking gesmeekt heeft achter hem te staan, en duidelijk angst verraadt, zijn in voldoende mate gecompromitteerd met de japanners om hen in de derde categorie te kunnen onderbrengen. Bij ten aanzien van hen te treffen maatregelen, zullen wij hierdoor geen notitie hoeven te nemen van hun 'Regering van de Republiek Indonesia'. Als zou blijken dat de zaak beter en ernstiger georganiseerd is, dan zal, evenwel zonder aanvulling of verandering van de proclamatie, gehandeld dienen te worden in overeenstemming met de waargenomen stand van zaken.'
Eén dag later, 26 augustus, gaf van Maak in aansluiting op wat hij op de zoste al had voorgesteld, aanzienlijk nauwkeuriger aan? welke voorwaarden aan de japanners moesten worden gesteld om de Republiek in de kiem te smoren'; hij nam hier nu ook in op dat de japanners alleen maar de verschijning van dagbladen en andere periodieken zouden mogen toelaten die hun door Geallieerde commandanten zouden worden
J Tekst van zijn telegram: Ned=tndones. betrekk. 1945-195°, dJ. 1. p. 55-56. 2 Tekst van van Mooks telegram: Enq., dJ. vm a, p. 650-5 l. 3 Van Mook somde twintig punten op waarvan één was dat alle krijgsgevangenen, gelnterneerden en politieke gevangenen moesten worden vrijgelaten en voldoende accornodatie, voedsel, kleding
Het spreekt vanzelf dat men in Camp Columbia met grote aandacht de uitzendingen van Radio Bandoeng bleef volgen. In de programma's die de Nigis via Radio Melbourne uitzond, werd scherp stelling genomen tegen alles wat met de Republiek te maken had - er werd in aangekondigd dat diegenen die handen spandiensten verleenden aan die Japanse creatie, vervolgd zouden worden. Hatta was het die daarop inging. Hij hield op 29 augustus een radiotoespraak, waarin hij een beeld gaf van de totstandkoming van de Republiek.' Hij erkende dat deze was voortgekomen uit het werk van de door de Japanners opgerichte voorbereidingscommissie, maar die commissie was door Soekarno uitgebreid en had een ander karakter aangenomen; ook zei hij dat 'de Japanse regering'
de Republiek niet kon erkennen, evenwel: 'werkelijke onafhankelijkheid is niet een zaak van erkenning.'
Met vreugde constateerde hij dat de onafhankelijkheidsproclamatie al de aandacht van de buitenwereld had getrokken. Welnu, zo vervolgde hij, 'de Nederlandse radiozender uit Australië heeft op onze proclamatie geantwoord met pogingen om het Indonesische volk ertoe te bewegen, zich niet achter Soekarno en Hatta te scharen, omdat onze proclamatie niets anders zou zijn dan een Japanse truc' - Hatta noemde dat '
stompzinnig'.
Het was dus duidelijk dat diegenen die de Republiek hadden opgericht, twaalf dagen nadien nog toegang hadden tot de zendinstallaties op Java. Evenwel: Harta's toespraak was het laatste dat in Australië werd opgevangen. Op de joste bleek dat alle zenders die buiten Indië konden worden ontvangen, uit de lucht waren - alleen Radio Makassar zond nog vier dagen uit: louter muziek, geen mededelingen of toespraken.
Hoe moest men dit alles interpreteren? Dat was volkomen onduide