In welke psychische nood velen waren komen te verkeren, onttrok zich aanvankelijk aan de aandacht van de brede massa maar zij werd er (alweer: door het medium van de televisie) dramatisch in de eigen huiskamer mee geconfronteerd, toen de minister van justitie, de KVP'er mr. A. A. M. van Agt, begin '72 onder verwijzing naar de beginselen van het Nederlandse strafrecht voorstelde, de enige drie Duitse oorlogsmisdadigers die in de gevangenis te Breda hun levenslange straf uitzaten: Aus der Pünten, de dagelijkse leider van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung te Amsterdam, Fischer, plaatsvervangend hoofd van het Referat IV B 4 in de staf van de Befehlshaber dey Sicherheitspolizei und des SD in Den Haag' en Kotälla, een van de kampbeulen van het coneentratiekamp Amersfoort, naar Duitsland uit te wijzen." De Tweede Kamer organiseerde een hoorzitting waarin enkele tientallen vertegenwoordigers van organisaties van oud-illegale werkers (c.q. politieke gevangenen) of van Joodse gedeporteerden alsmede vertegenwoordigers van instanties die veel met deze groepen te maken hadden, uiteenzetten wat de vrijlating van de 'Drie van Breda'
aan nieuwe psychische nood zou wekken - van Agts voorstel werd verworpen en de 'Drie van Breda'
bleven in gevangenscha p.