Bij die uitspraken nu van de Afdeling Effectenregistratie en de Afdeling Rechtspraak ging het veelalom de vraag, hoe het begrip 'regelmatig beursverkeer'
moest worden geïnterpreteerd. De desbetreffende bepaling in F 272 werd door de beroofden als grof onrecht beschouwd. Notabene: de Kamers van de Afdeling Rechtspraak deden van meet af aan talloze uitspraken waarin aan personen die in het bezit waren van panden of kunstvoorwerpen uit Joods bezit, gelast werd, die panden of kunstvoorwerpen om niet aan de oorspronkelijke eigenaren terug te geven omdat die personen zich er niet van vergewist hadden of zij wellicht waarden kochten die aan Joden hadden toebehoord, maar ging het om effecten, dan schreef F 272 voor dat de kopers, als zij die effecten in 'regelmatig beursverkeer'
hadden gekocht, als te goeder trouw moesten worden
Effecten
Joden
Raad voor het Rechtsherstel
Vermogens
F 15 Straffen op plunderingen
beschouwd, zodat de vordering van de beroofde (of van zijn erfgenamen) diende te worden afgewezen.